Kapelle Biezelinge 4e herziening
Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle
Vastgesteld op 25-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kapelle Biezelinge 4e herziening van de gemeente Kapelle;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0678.kapbiezHZ004-VAST met de bijbehorende regels;
1.3 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.4 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 achterste perceelsgrens:
de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan;
1.6 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de cultuurgrond;
1.17 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.18 deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige;
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.20 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
1.22 logies:
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende personen het hoofdverblijf ter plaatse of elders hebben;
1.23 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.24 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.25 peil:
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- f. de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
- g. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen;
1.26 perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.27 voorgevel-/achtergevellijn:
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de wegafgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden;
1.28 voorste perceelsgrens:
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan;
1.29 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;
1.30 zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de bouwhoogte van een ander bouwwerk:
Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
2.6 de afstanden:
Afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in een woning;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het beeldkwaliteitsplan;
- c. toetsing aan welstand;
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- b. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 50 m² en ten hoogste 30% van het vloeroppervlak.
4.6 Afwijken van het gebruik
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de vorm van een terrein met archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk Hoofdstuk 1 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kapelle Biezelinge 4e herziening'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Kapelle heeft de wens om dit deel van de wijk Zuidhoek af te ronden en woonrijp te maken. In eerste instantie is gedacht aan een invulling met 4 rijwoningen, waarvoor ook een ontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht. Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan is de invulling van de locatie heroverwogen. Nu zijn twee vrijstaande woningen op de gronden geprojecteerd. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied
Voor de realisering van deze woningen is de geldende bestemmingsregeling, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Kapelle - Biezelinge (2010) juridisch-planologisch niet toereikend. In het bestemmingsplan heeft het perceel een woonbestemming waarbinnen alleen twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan. Tevens is de grootte van het bouwvlak niet toereikend voor de bouw van de twee vrijstaande woningen.
Het bestemmingsplan Kapelle-Biezelinge bevat een wijzigingsbevoegdheid om de geldende functie- en bouwaanduidingen binnen het bestemmingsplan te wijzigen in een bestemming zonder functie- of bouwaanduiding of met een andere functie- of bouwaanduiding. Echter hiermee kan niet het bouwvlak worden vergroot. Hierdoor is ervoor gekozen om een afzonderlijke planologische procedure voor het voorliggende initiatief te doorlopen.
1.2 Leeswijzer
Een toelichting moet bestaan uit/inzicht geven in:
Wettelijke vereisten | Waar in dit document? |
Een beschrijving van het initiatief/project | Paragraaf 2.2 |
Een conclusie, waarin aan de hand van de belangenafweging en de afstemming van het project op zijn omgeving wordt aangegeven dat het project voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening, met voor zover relevant vermelding van de maatregelen (voorschriften of beperkingen). | Paragraaf 3.4.1 |
De conclusies van het onderzoek naar omgevingsaspecten | Hoofdstuk 4 |
De financiële uitvoerbaarheid, inclusief het kostenverhaal. | Hoofdstuk 5 |
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied omvat bouwrijpe en voor woningbouwgeschikte grond te midden van een woongebied in ontwikkeling. Ter plaatse zijn woningen toegestaan met maximaal twee bouwlagen en een kap.
In de omgeving is een diversiteit aan woningtypen toegestaan en/of al aanwezig. De woningen tegenover en naast (aan de zuidzijde) het plangebied zijn vrijstaande woningtypes bestaande uit één bouwlaag met kap.
2.2 Toekomstige Situatie
Het woningbouwinitiatief omvat de realisering van twee vrijstaande woningen. De goot- en bouwhoogte wordt afgestemd op de woningen in de omgeving. De goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk maximaal 4,5 en 9,5 meter.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Inleiding
De voorliggende ontwikkeling past in het beleid van de Gemeente Kapelle, de provincie Zeeland en het Rijk. in de volgende paragrafen is weergegeven welke bevindingen en overwegingen ten grondslag liggen aan deze conclusie.
3.2 Rijksbeleid
Met de planontwikkeling zijn geen nationale belangen gemoeid, zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
3.3 Provinciaal- En Regionaal Beleid
Het provinciaal beleid (zoals vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en in de Verordening ruimte provincie Zeeland) zet in op een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt, zowel in steden, dorpen en op het platteland. Bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik staan voorop. De beoogde ontwikkeling is hiermee in overeenstemming. Daarnaast sluit de beoogde woningbouw aan op de provinciaal vereiste afstemming op de regionale, (inter)gemeentelijke vraag en realisatie binnen het bestaand bebouwd gebied. De beoogde woningbouw betreft in wezen alleen het realiseren van een aangepast (op de actuele marktvraag afgestemd) woningtype op al van een woonbestemming voorziene bouwrijpe gronden. Tevens sluit de ontwikkeling aan op de regionale woningmarktafspraken, waarin de inspanning is opgenomen meer voor de doelgroep senioren en meer voor huur te bouwen.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Zuidhoek is in het gemeentelijk beleid, zoals vastgelegd in de Structuurvisie 2012-2030 (2013) en het bestemmingsplan Kapelle - Biezelinge (2010) aangemerkt als woongebied en als zodanig al in ontwikkeling. Voorliggende gronden hebben reeds een woonbestemming, hebben een rechtstreekse woningbouwtitel en zijn bouwrijp. Deze gronden krijgen alleen wat betreft woningtype een andere invulling. Van een wezenlijke functiewijziging is geen sprake, veeleer van een zorgvuldig (op actuele marktbehoefte afgestemde) invulling waarbij tevens sprake is van zorgvuldig ruimte gebruik (intensiever grondgebruik). De gemeente streeft naar een op de actuele woningbehoefte afgestemd aanbod en zet in op levensloopbestendig bouwen. De beoogde woningbouw c.q. aanpassing van het woningtype is hiermee in overeenstemming.
3.4.1 Afwijkingen ten opzichte van vigerend bestemmingsplan
Het voorgenomen bouwplan past niet in het vigerende bestemmingsplan Kapelle - Biezenlinge. Ter plaatse van het plangebied is in het vigerende plan binnen het bouwvlak de bouwaanduiding 'twee-aaneen' opgenomen, wat regelt dat hier alleen twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan. Het voornemen is om ter plaatse twee vrijstaande woningen te realiseren.
Het bestemmingsplan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid (artikel 17 lid 8), waarbij burgemeester en wethouders de functie- en bouwaanduidingen binnen de bestemming kunnen wijzigen in een bestemming zonder functie- of bouwaanduiding of met een andere functie- of bouwaanduiding. Hiervoor zijn regels opgesteld. Hoewel geen direct gebruik gemaakt wordt van deze wijzingsbevoegdheid, is het voorliggende initiatief toch getoetst aan de wijzigingsregels.
De te realiseren woningen passen ook niet binnen het geprojecteerde bouwvlak. De noordoostelijke grens van het bouwvlak wordt overschreden door de nieuwe woningen. De algemene ontheffingsregels maken overschrijdingen van bouwgrenzen mogelijk met een maximum van 3 meter.
De afwijking valt niet onder de categorieën gevallen die worden genoemd in Bijlage II, Hoofdstuk
IV, artikel 4 van het Besluit omgevingsrecht, waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend. Om
deze reden dient een herziening van het bestemmingsplan plaats te vinden.
Toetsing
- a. De wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan, gelet op de aanwezige functie en woningtypen in de omgeving, tegen verandering van functie- of bouwaanduiding.
De ruimtelijke uitstraling sluit aan op de verschijningsvorm van de woningen aan de Torteltuin en De Stampertjes. Aan de Jip en Janneke is het beeld gelijk aan dat van de bestaande vrijstaande woningen. Deze plaatselijke verandering van twee-aaneen naar vrijstaand is acceptabel. Nog steeds is sprake van voldoende ritme en geleding en begeleiding van de gehele Jip en Janneke.
- b. Wijziging is toegepast indien geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.
Indertijd is het plangebied onderzocht op de aspecten archeologie, bodem, water, ecologie, geluid en luchtkwaliteit. Geconcludeerd is dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn. Het gebied is geschikt gemaakt voor bewoning (bouw- en woonrijp). Nu wordt een andere verkavelingsvorm voorgestaan, binnen het vastliggende stedenbouwkundige patroon van wegen en gerealiseerde bebouwing. Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn voor het opnemen van een andere bouwaanduiding. Dit wordt bevestigd door de in hoofdstuk 4 uitgevoerde toetsing.
- c. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
De voorgenomen wijziging van de bouwaanduiding leidt niet tot de aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen. De woonfunctie blijft behouden en het woningaantal neemt niet toe ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan.
- d. In het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
De resultaten van de toetsing onder a, b en c leiden niet tot ruimtelijke bezwaren. Evenmin worden belangen van derden geschaad, de percelen blijven aangewend voor het wonen.
- e. Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 30 (Algemene procedureregels).
Het bestemmingsplan doorloopt de nu voorgeschreven wettelijke procedure.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk omvat de resultaten van de uitgevoerde toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan het relevante planologische beleidskader en aan omgevingsaspecten (inclusief sectorale wet- en regelgeving). De omgevingsaspecten water en archeologie staan uitgebreider beschreven in de bijlagen.
4.2 Water
Aan de hand van de watertoetstabel van het Waterschap Scheldestromen (en de daarin opgenomen watertoetscriteria) is nagegaan of de beoogde wijziging van het woningtype c.q. de realisering van de twee vrijstaande woningen strijdig is met water(schaps)doelstellingen en/of noodzaakt tot aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen. Zie hiervoor onderstaande tabel.
Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling op deze locatie inpasbaar is en er geen maatregelen getroffen hoeven te worden.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking | |||
Waterveiligheid Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | Het plangebiedis niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een primaire- of regionalewaterkering. De ontwikkeling heeft daarmee geen negatieve invloed op de waterveiligheid. | |||
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Het plan biedt voldoende ruimte voor hetvasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee vrijstaande woningen .Ten opzichte van de huidige planologische situatie zal het verhard oppervlak niet toenemen. Met de voorheen voorziene aaneengesloten woningen is reeds rekening gehouden in de waterparagraaf die opgesteld is voor het nu geldende bestemmingsplan. Van watercompenserende maatregelen is dan ook geen sprake. | |||
Grondwaterkwantiteit en verdroging Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden. | De nieuw te realiseren woningen onttrekken geen grondwater. Daarmee heeft de ontwikkeling geen invloed op de kwantiteit van het grondwater. | |||
Hemel- en afvalwater (incl. water op straat / overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het hemelwater zal afgekoppeld worden naar het oppervlaktewater. Het huishoudelijke afvalwater wordt aangesloten op de bestaande afvalwaterriolering. | |||
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico water gerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | Het project heeft geen negatieve invloed op de volksgezondheid. | |||
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zetting gevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Bodemdaling is niet aan de orde. Conform het geoloket blijkt de locatie weinig zettinggevoelig te zijn. | |||
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud/realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. | Tijdens zowel de bouw- als tijdens de gebruiksfase zal er geen gebruik van uitlogende materialen gemaakt worden. Op deze wijze heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit. | |||
Grondwaterkwaliteit Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden | Tijdens zowel de bouw- als tijdens de gebruiksfase zal er geen gebruik van uitlogende materialen gemaakt worden. Op deze wijze heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de grondwaterkwaliteit. | |||
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | In de nabije omgeving is er geen sprake van (natte) natuur. De ontwikkeling heeft dan ook geen invloed op de natuur. | |||
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | In of aangrenzend aan het plangebied zijn geen waterlopen. | |||
Andere belangen waterbeheerder(s) | ||||
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | de ontwikkeling vormt geen belemmering voor waterschapsobjecten. Deze zijn in de nabije omgeving van de ontwikkeling niet aanwezig. | |||
Scheepvaart en/of wegbeheer Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige | Dit aspect is niet van toepassing. In de omgeving van het projectgebied zijn geen vaarwegen en wegen aanwezig die in beheer en onderhoud zijn bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. |
4.3 Bodem
Bodemkwaliteit | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie |
Besluit Bodemkwaliteit Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) | Bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor beoogde functie. Functie mag geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit. | Bij functiewijzigingen dient te worden onderzocht of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt te maken is voor de beoogde nieuwe functie. Aangezien het plangebied al een een woonbestemming heeft en de gronden al bouwrijp zijn, is geen sprake van een functiewijziging. Bodemonderzoek is dan ook niet nodig. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen dient met een actueel bodemonderzoek de staat van de bodem aangetoond te worden. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. |
4.4 Archeologie En Overige Cultuurhistorie
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie | |
Rijk en provincie Wet op de archeologische monumentenzorg (opgenomen in de Monumentenwet 1988) Provinciale richtlijn Archeologische MonumentenKaart (AMK) Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) beleidsnota 'Archeologie naar deltahoogte' 'Provinciale Onderzoeks-Agenda Zeeland' (POAZ) Gemeente kapelle. Beleidsnota archeologie Gemeente Kapelle (2011) | Voldoen aan het voor de ontwikkeling geldende archeologie beleid Overleg voeren met Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) Voldoen aan de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet 1988 | In vervolg op het rijks- en provinciaal beleid heeft de gemeenteraad van Kapelle op 20 december 2011 de ‘beleidsnota archeologie gemeente Kapelle’ vastgesteld. Op grond van het vastgestelde beleid is er geen archeologisch onderzoek nodig voor bodemverstorende activiteiten: - als die niet dieper zijn dan 40 centimeter; - als het te verstoren oppervlak niet groter is dan 50 m2, dit geldt voor terreinen waarvan bekend is dat deze een archeologische waarde hebben en voor de oude dorpskernen; - als het te verstoren oppervlak niet groter is dan 250 m2, dit geldt bij een hoge verwachtingswaarde; - als het te verstoren oppervlak niet groter is dan 500 m2, dit geldt bij een gematigde verwachtingswaarde; - als het te verstoren oppervlak niet groter is dan 2.500 m2, dit geldt bij een lage verwachtingswaarde. Het plangebied ligt volgens de Maatregelenkaart in gebiedscategorie 4 (gematigde verwachtingswaarde). De ontwikkeling voorziet in de realisering van circa 346 m2 aan bebouwing (woningen inclusief bergingen) c.q. verstoring van de bodem. In het verleden is voor het gebied archeologisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat er geen archeologische waarden verwacht worden in het plangebied en dat nader onderzoek niet nodig is. | |
Modernisering Monumentenzorg (MoMo) verankerd in: Bro, Besluit omgevingsrecht (Bor), Monumentenwet | cultuurhistorisch karakter op gebiedsniveau behouden en versterken | In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen monumenten en overige cultuurhistorische waarden aanwezig. |
4.5 Ecologie / Natuur
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie | ||
Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998: Natura 2000 Ecologische Hoofdstructuur (EHS) | Onderzoeken of de ontwikkeling significant negatieve effecten kan hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten plangebied). Aantasting van de kwaliteiten van de EHS is in principe niet toegestaan. | De projectlocatie is een bouwrijpe woningperceel en ligt in een stedelijke omgeving in een in ontwikkeling zijnd woongebied. Er is geen sprake van beschermde natuurwaarden in of rondom de projectlocatie. Voorts zijn er in de directe omgeving geen gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) , die alsgevolg van de voorgenomen wijziging van het woningtype hinder kunnen ondervinden. Er zijn dan ook geen significant negatieve effecten op natuurwaarden. | ||
Soortbescherming Flora- en faunawet | Voorkomen van aantasten, verontrusten en/of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. | Het is niet aannemelijk dat het terrein een habitat voor beschermde soorten vormt. Voor de uitvoering van het plan worden geen gebouwen gesloopt, bomen gekapt of sloten gedempt. Conclusie Uit oogpunt van gebiedsbescherming en soortbescherming zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. |
4.6 Verkeer En Parkeren
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie | |
Jurisprudentie: goede ruimtelijke ordening | - Goede verkeersafwikkeling - Voldoende parkeergelegenheid | De voorgenomen wijziging van het woningtype heeft geen invloed op de verkeersafwikkeling en parkeerbehoefte. Het woongebied is en blijft goed bereikbaar, bestaande wegenstructuren blijven gehandhaafd. Binnen het woongebied is ruim voldoende ruimte aanwezig om parkeren op te lossen. |
4.7 Geluidhinder - Wegverkeerslawaai
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie | |
Wet milieubeheer Wet geluidhinder Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25) Jurisprudentie: goede ruimtelijke ordening | Voldoen aan wettelijke geluidseisen (akoestisch onderzoek en geluidwerende maatregelen) indien er sprake is van een geluid producerende en/of geluid gevoelige functie. | Binnen het plangebied worden geen nieuwe wegen of wegreconstructies mogelijk gemaakt. Ook is er geen sprake van nieuwe geluidsgevoelige functies buiten de functie wonen zoals deze nu geldt. Akoestisch onderzoek op grond van de Wet geluidhinder kan derhalve achterwege blijven. |
4.8 Externe Veiligheid
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie |
Besluit(en) externe veiligheid: - inrichtingen - buisleidingen - transportroutes | Waarborgen veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Voldoen aan veiligheidsnormen indien sprake van risicovolle functies/activiteiten: - vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen; - bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid waaronder Bevi-inrichtingen) | In de nabije omgeving van de ontwikkeling zijn geen risicorelevante inrichtingen aanwezig. Ten noorden op circa 350 meter worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoortraject Bergen op Zoom – Goes. Gezien de ruime afstand tot het spoor en de aard van de ontwikkeling kan gesteld worden dat de ontwikkeling geen invloed heeft op het groepsisico. Vanaf een afstand van 200 meter worden er geen ruimtelijke beperkingen gesteld aan een ontwikkeling in het kader van Externe Veilgheid. In de huidige situatie is er reeds sprake van woningen, en is al sprake van een goede ontsluiting. Gelet op al het bovenstaande wordt een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk geacht. |
4.9 Luchtkwaliteit
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie |
Wet ruimtelijke ordening: goede ruimtelijke ordening Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen AmvB ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) | Voldoen aan de geldende grenswaarden luchtkwaliteitseisen In het Besluit NIBM) en de Regeling NIBM zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. | De beoogde ontwikkeling betreft in wezen alleen een wijziging van het reeds toegestane woningtype en een kleine uitbreiding van het bouwvlak. Gesteld kan dan ook worden dat het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Uitgaande van de achtergrondconcentraties conform de NSL monitoringstool, wordt gesteld dat de luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de normen van de Wm. |
4.10 Kabels En Leidingen
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie |
Jurisprudentie : goede ruimtelijke ordening | Waarborgen van belangen van in en/of in de directe omgeving aanwezige planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen. Voor planologisch niet-relevante kabels en leidingen: ten minste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden moet de uitvoerder contact opnemen met het KLIC, waarbij wordt gemeld waar en wanneer wordt gegraven. | Dit aspect levert geen geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen gelegen waarmee rekening moet worden gehouden. In verband met de mogelijke aanwezigheid van planologisch niet-relevante kabels en leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) wordt voorafgaand aan de graafwerkzaamheden bij het KLIC gemeld waar en wanneer wordt gegraven. |
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie |
Wet ruimtelijke ordening Grondexploitatiewet (Grex-wet | Aantonen financiële uitvoerbaarheid Verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit vast in een exploitatieplan. Een exploitatieplan is niet nodig indien anderszins in het kostenverhaal wordt voorzien overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). | De financiële uitvoerbaarheid van het project is afdoende gewaarborgd. De grond wordt door de gemeente verkocht voor particuliere woningbouw. De toekomstig grondeigenaar dient het bouwplan daadwerkelijk te realiseren. Hiermee is de financiele uitvoerbaarheid voldoende gewaarborgd. |
5.2 Inspraak En Overleg Cf Artikel 3.1.1. Bro
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie |
artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening | De opsteller van het bestemmingsplan is volgens artikel 3.1.1 Bro verplicht overleg te voeren met besturen van betrokken gemeente, waterschappen en betrokken diensten van provincie en Rijk. | De afwijking van het vigerende plan die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt heeft een geringe ruimtelijke impact en is zeer locatiegebonden. Informeel vooroverleg zal plaats vinden met de provincie Zeeland en het waterschap Scheldestromen. Het plan is als ontwerp ter inzage gelegd, waarop zienswijzen zijn ingediend. Mede naar aanleiding van deze zienswijzen is het plan gewijzigd vastgesteld. |
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.1.1 Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken voor het bestemmingsplan. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
6.1.2 Digitaal
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan "doorverwezen".
6.1.3 Analoog
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand.
Bestemmingen
Op de ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden. De "bestemmingen" corresponderen met afzonderlijke artikelen in (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi
De beoogde goot- en bouwhoogte is in de regels opgenomen. De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in bouwaanduidingen, bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen.
6.1.4 Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
6.2 Gehanteerde Bestemmingen
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken.
6.2.1 Inleidende regels
In de inleidende regels zijn de Begrippen en Wijze van meten opgenomen. De begrippen en de wijze van meten zijn overgenomen uit Kapelle-Biezelinge. Hieruit zijn alleen de voor dit plan relevante onderdelen overgenomen.
6.2.2 Bestemmingsregels
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn regels opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2008.
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
- Tuin
- Wonen;
- Waarde - Archeologie 4.
Tuin
De wijze van bestemmen is afgestemd op het geldende bestemmingsplan. Daarin heeft het voorste deel van het perceel (vanaf drie meter achter de voorste bouwgrens van de woning) de bestemming 'Tuin'. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
Wonen
Ook de bestemming 'Wonen' is afgestemd op het geldende bestemmingsplan. De woning moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. De aanduiding 'vrijstaand' geeft aan dat er alleen vrijstaande woningen zijn toegestaan.
De goothoogte is gelijk aan die van de vrijstaande woningen in de omgeving, namelijk 4,5 meter. De nokhoogte mag 5 meter hoger liggen, dus op 9,5 meter.
Naast het wonen wordt voorzien in aan-huis-gebonden beroepen. Bij afwijking en onder voorwaarden zijn logies en ontbijt, mantelzorg en kleinschalige bedrijfsfuncties mogelijk.
Waarde - Archeologie 4
Op basis van het geldend beleid zijn de archeologische waarden bestemd (zie ook in paragraaf 4.4).
6.2.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Antidubbeltelregel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.
Algemene afwijkingsregels
Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen van bouwen en / of gebruik ten opzichte van de planregels kan het bevoegd gezag met dit artikel afwijken van de bouwregels. Dit is opgenomen in Algemene afwijkingsregels.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In dit Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen en gebruik in strijd met het plan geregeld.
Slotregel
Dit bestemmingsplan wordt als genoemd in dit Slotregel aangehaald.
Hoofdstuk 7 Bij Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Het ontwerpbestemminsplan Kapelle Biezelinge 4e herziening heeft in het kader van de vaststellingprocedure zes weken ter inzage gelegen vanaf 12 december 2013.
Bij vaststelling van het plan is door de gemeente ervoor gekozen om niet rijenwoningen maar vrijstaande woningen mogelijk te maken op de gronden. Dit om de volgende redenen:
- De markt voor twee onder een kapwoningen is krap. Het mogelijk maken van vrijstaande is kansrijker om op korte termijn de percelen in te vullen. Dan kan dit deel van de wijk woonrijp worden gemaakt.
- Naar aanleiding van reacties uit de omgeving hebben gemeente en initiatiefnemer het plan voor 4 rijenwoningen heroverwogen. De initiatefnemer heeft besloten het plan in te trekken.
De toelichting, regels en de verbeelding zijn naar aanleiding van deze wijziging aangepast.