KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Geldende (Bestemmings)regelingen
Hoofdstuk 2 Planopzet
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu En Overige Aspecten
4.1 Archeologie
4.2 Bodem
4.3 Flora En Fauna
4.4 Waterparagraaf
4.5 Akoestiek, Spoor- En Wegverkeer
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Distributie Planologisch Onderzoek
4.8 Verkeer En Parkeren
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Systematiek
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Ruimtelijke Functionele Motivering
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Kapelle-Biezelinge 5e herziening (Weststraat 2)

Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle

Vastgesteld op 02-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kapelle-Biezelinge 5e herziening (Weststraat 2)

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005--VAST met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen

1.7 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.8 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.11 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.12 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.

1.13 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.14 detailhandel in volumieuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.15 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.16 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.18 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.19 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.20 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.21 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'spoorweg': 'bovenkant spoorstaaf'.
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
  4. d. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.

1.22 perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.23 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 1) die van deze regels deel uitmaakt.

1.24 verkoopvloeroppervlak

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.25 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De breedt, lengte of diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.

2.7 De bouwhoogte van een ander bouwwerk

Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.

2.8 De afstanden

Afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.9 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.10 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingen

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening;
  2. b. horecavestigingen behorende tot ten hoogste categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en ten hoogste 3 horecavestigingen die behoren tot categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. kantoren;
  4. d. lokale maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn;
  5. e. praktijkruimten;
  6. f. wonen in een woning;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren': uitsluitend parkeren;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen in een woning op de begane grond;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. een ander gebruik dan wonen is uitsluitend toegestaan op de begane grond, met dien verstande dat een kantoor en kantine ten behoeve van de niet-woonfunctie eveneens zijn toegestaan op de verdieping;
  2. b. wonen is op de begane grond niet toegestaan, tenzij anders is aangegeven;
  3. c. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  4. d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan, tenzij is aangegeven met een aanduiding;
  5. e. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
  6. f. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 50 m² en ten hoogste 30% van het vloeroppervlak;
  7. g. de vloeroppervlakte van een kantoor mag per perceel ten hoogste 200 m² bedragen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bermen en bermsloten;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeerplaatsen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. wegen bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
  6. f. bij de bestemming behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de vorm van een terrein met archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  1. a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werk-zaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de be-trokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Overschrijdingen bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

7.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds van regels kan worden afgeweken - afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en/of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

9.2 Verkeer

Het bevoegd gezag kan bestemmingen wijzigen in de bestemming Verkeer met inachtneming van het volgende:

  1. a. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  2. b. wijziging wordt toegepast nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie;

indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 10.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

Indien in de bestemmingsplanregels naar deze regel is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing, uitwerking of wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kapelle-Biezelinge 5e herziening (Weststraat 2)'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 02 september 2014.
De voorzitter, De griffier,
………. ………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

EMTÉ is voornemens de supermarkt aan de Weststraat 2 te Kapelle uit te breiden ten behoeve van een efficiëntere inrichting van de winkel en een inrichting die beter aansluit bij de supermarktformule Emté. De supermarkt wordt aan twee zijden van het bestaande pand uitgebreid. Van de totale uitbreiding van circa 214 m² bvo wordt circa 100 m² bvo aan de noordzijde gerealiseerd en het pand wordt aan de zuidwestzijde, door middel van het 'opvullen' van de hoek, met circa 114 m² bvo uitgebreid.

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan Kapelle-Biezelinge de bestemming 'Centrum', 'Verkeer' en 'Groen'. Het bestaande pand van de supermarkt is bestemd als 'Centrum'. De uitbreiding vindt hoofdzakelijk plaats binnen de bestemming 'Verkeer' en voor een klein deel in 'Groen'. De uitbreiding van de supermarkt is niet toegestaan binnen de bestemming 'Verkeer' en 'Groen'.

Om het plan toch mogelijk te maken wordt door middel van onderhavige partiële herziening van het bestemmingsplan de bestemming gewijzigd zodat de supermarkt gerealiseerd kan worden.

Daarnaast is de parkeerplaats ten noorden van de supermarkt abusievelijk bestemd als 'Groen' in plaats van als 'Verkeer'. Deze omissie wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld.

1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied betreft de EMTÉ-vestiging, gelegen aan Weststraat 2 te Kapelle. Kadastraal bekend: gemeente Kapelle, sectie U, nr. 839. De EMTÉ-supermarkt ligt aan de westzijde (achterzijde) van het gemeentehuis en wordt begrensd door parkeerplaatsen (zuid- en oostzijde), park (noordzijde), parkeerplaatsen met aan de overzijde woningen (westzijde) en woningen (zuidwestzijde). Figuur 1.1 geeft de ligging en begrenzing weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0001.jpg"

1.3 Geldende (Bestemmings)regelingen

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Kapelle-Biezelinge'. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Centrum', 'Verkeer' en 'Groen'. Het bestaande pand van de supermarkt is bestemd als 'Centrum'. De uitbreiding vindt hoofdzakelijk plaats binnen de bestemming 'Verkeer' en voor een klein deel in 'Groen'.

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bermen en bermsloten, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, speelvoorzieningen, wegen en bij de bestemming behorende voorzieningen. Aan bebouwing zijn ter plaatse uitsluitend toegestaan: bushokjes, nutsgebouwen, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bos, extensief recreatief medegebruik, nutsvoorzieningen, plantsoen, speelvoorzieningen, wandel- en fietspaden en water. Ter plaatse is aan bebouwing uitsluitend toegestaan: nutsgebouwen en ontmoetingsplaatsen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De uitbreiding is derhalve zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht strijdig met het geldende bestemmingsplan.

Bovendien heeft het plangebied op kaartbeeld 7 van het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Hiermee wordt in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden (zie paragraaf archeologie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0002.jpg"

De gronden ten noord-westen van de supermarkt, welke in gebruik zijn als parkeerplaats onder andere ten behoeve van bezoekers van de supermarkt, hebben in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Omdat binnen deze bestemming geen parkeervoorzieningen zjin toegestaan, zijn deze eveneens strijdig met de bestemming.

Hoofdstuk 2 Planopzet

2.1 Huidige Situatie

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit de bestaande EMTÉ-supermarkt met een totale omvang van circa 1.470 m² waarvan circa 900 m² winkelvloeroppervlak. Overige ruimten betreffen kantine, kantoor en magazijn. De supermarkt betreft een vrijwel rechthoekig gebouw, voornamelijk bestaande uit éénlaag, met een opbouw (tweede bouwlaag van circa 8,1 meter hoog) aan de zijde van het gemeentehuis en een uitsparing aan de westzijde waar in de huidige situatie het laden en lossen plaatsvindt.

Naast de supermarkt bestaat het plangebied uit een parkeerplaats en een strook van het bestaande park aan de noordzijde van de supermarkt. De parkeerplaats wordt gecombineerd met het parkeren ten behoeve van het gemeentehuis. In de directe omgeving van de supermarkt zijn in totaal 115 parkeerplaatsen aanwezig (waarvan 27 pp aan de noordwestzijde, 41 pp op het plein aan de zuidzijde en 16 in de vorm van langsparkeerplaatsen langs de Weststraat (zuidzijde). Aan de oostzijde zijn eveneens parkeerplaatsen aanwezig (31 pp). Deze plaatsen zijn echter ook in gebruik ten behoeve van het gemeentehuis.

Aan de zuidwestzijde is de laad- en loslocatie gelegen in de open hoek van het winkelpand.

Figuur 2.1 geeft een impressie weer van de supermarkt vanaf de Weststraat en de daarvoor gelegen parkeerplaats en winkelruimten met bovenwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0003.jpg"

2.2 Toekomstige Situatie

In Kapelle zijn meerdere supermarkten gelegen, waaronder de centrumsupermarkten EMTÉ en C1000. Deze hebben beide een omvang van circa 900 m² winkelvloeroppervlak (wvo). De EMTÉ wil de supermarkt aan de Weststraat 2 uitbreiden ten behoeve van een meer efficiënte inrichting van de winkel. De nieuwe inrichting van de winkel zal beter recht doen aan de formule voor inrichting van de supermarkten zoals EMTÉ die voorstaat. Tot het najaar van 2010 was een Golf-formule gevestigd in het pand van de huidige EMTÉ. Middels de ombouw van Golf naar EMTÉ is de supermarkt gemoderniseerd. Dit is echter niet gepaard gegaan met een uitbreiding van het winkeloppervlak. EMTÉ kan haar assortiment in de winkel met een omvang van 900 m² wvo niet presenteren zoals gebruikelijk is voor deze formule. Er is momenteel te weinig ruimte om de EMTÉ-formule volledig tot haar recht te laten komen. De supermarkt mist bijvoorbeeld een versplein door het ruimtegebrek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0004.jpg"
Figuur 2.2 Plattegrond huidige situatie

EMTÉ heeft nu plannen ontwikkeld waarbij de winkel met ca. 214 m² bvo wordt uitgebreid. In werkelijkheid beslaat de uitbreiding aan de noordzijde circa 100 m² bruto vloeroppervlak (bvo), 88 m² netto vloeroppervlak (nvo) en 80 m² wvo. Aan de zuidwestzijde beslaat de uitbreiding 114 bvo en 100 m² nvo. Het magazijn van de huidige winkel is nu te klein en kan gelijktijdig met de winkeluitbreiding worden vergroot (zie figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0005.jpg"
Figuur 2.3 Plattegrond toekomstige situatie, voorlopige indeling

Parkeren
Uit de parkeerberekening in paragraaf 4.8 blijkt dat er ten behoeve van de uitbreiding 6 parkeerplaatsen extra aangelegd moeten worden. Het plan voorziet in de aanleg van 7 nieuwe parkeerplaatsen, er wordt dus 1 parkeerplaats meer aangelegd dan nodig is.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal Beleid

Omgevingsplan 2012-2018
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen. Dit Omgevingsplan is onder andere gebaseerd op het overleg dat in 2010 en 2011 met inwoners, bedrijven, medeoverheden en maatschappelijke organisaties heeft plaatsgevonden. Van 29 maart 2012 tot en met 9 mei 2012 heeft het plan ter inzage gelegen. Ruim tachtig personen, bedrijven en organisaties hebben met hun zienswijze bijgedragen aan het plan. Ook bij de uitvoering van het Omgevingsplan is een goede samenwerking onmisbaar.

Het Omgevingsplan is het provinciaal beleidsplan voor ruimte, milieu, water en natuur en heeft een wettelijke basis in de Wet ruimtelijke ordening (art. 2.2), Wet Milieubeheer (art. 4.9) en Waterwet (art. 4.4). Daarnaast ondersteunt het plan economische, sociale en mobiliteitsdoelen, maar het beleid en de financiering voor die onderwerpen worden ook uitgewerkt in de aparte beleidsplannen- en agenda's. In het Omgevingsplan wordt daarom op onderdelen verwezen naar de Economische Agenda, de nota Leefbaarheid en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (PVVP).

Voorzieningenstructuur
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de lokale voorzieningen. Op bovengemeentelijk niveau draagt een adequaat voorzieningenpatroon bij aan de leefbaarheid en aan de aantrekkelijkheid van een regio. De Provincie vraagt daarom gemeenten in regioverband een masterplanvoorziening op te stellen. Hierin worden de demografische ontwikkelingen en de te verwachten vraag in beeld gebracht en kunnen gemeenten -in overleg met maatschappelijke organisaties en burgers- gezamenlijk beleid voor de lange termijn ontwikkelen. Via het leefbaarheidsbeleid wordt het huidig voorzieningenbestand geïnventariseerd en het antwoord gegeven op de vraag hoe een kwalitatief en toekomstbestendig voorzieningenniveau er uit ziet.

Conclusie
Het onderhavige plan, de uitbreiding van een supermarkt, betreft een lokale voorziening. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de lokale voorzieningen. Door het onderhavige plan wordt de bestaande supermarkt weer concurerrend en kan het beter aan de wensen van de klant voldoen. Het onderhavige plan wordt derhalve conform het provinciaal beleid gerealiseerd.

Provinciale ruimtelijke verordening Zeeland (PrvZ)
Voor de beoogde uitbreiding van de supermarkt is de Provinciale ruimtelijke verordening Zeeland niet relevant.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 2012-2030
De Structuurvisie bevat de gemeentelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Met als hoofddoel behoud en verdere ontwikkeling van een aantrekkelijke gemeente Kapelle.

Kapelle is een bloeiende gemeente en dit wil het gemeentebestuur zo houden. Kapelle is aantrekkelijk om te wonen, te werken en te recreëren. De opgaven en kansen liggen daarom vooral in het onderhouden en versterken van bestaande kwaliteiten. Daarnaast verdienen de ruimtelijke kwaliteit, het functioneren van de bedrijventerreinen en de voorzieningen en de kansen in de recreatie nadrukkelijk de aandacht om deze toekomstgericht te maken en te houden.

De gemeentelijke ambities zijn daarom gericht op:

  • behoud en versterking van de (in de visie benoemde) kernkwaliteiten;
  • ruimte voor kwaliteit (het juiste initiatief op de juiste plaats).

Voorzieningen
De omvang van de supermarkten in Kapelle bedraagt ruim 900 m² wvo. Deze omvang ligt onder het landelijk gemiddelde van 1.200 m² wvo per winkel. De huidige omvang per winkel is op zich voldoende voor het economisch duurzaam functioneren, maar in de toekomst kan daarvoor uitbreiding nodig zijn.

Conclusie
De omvang van de supermarkten kan in Kapelle nog uitbreiden. Het onderhavige plan voorziet in een deel van deze uitbreiding. Het plan is derhalve conform het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu En Overige Aspecten

4.1 Archeologie

De gemeente Kapelle heeft - na vaststelling van het vigerende bestemmingsplan - archeologiebeleid vastgesteld. Het plangebied ligt volgens de Maatregelenkaart van dit beleid in gebiedscategorie 3 (gewaardeerde stads-/dorpskern). De archeologische bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan zijn niet in overeenstemming met het actuele archeologiebeleid. Omdat het archeologiebeleid later is vastgesteld, wordt dit aangehouden.

Volgens het beleid geldt dat bij ingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 40 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Indien bij de bodemingrepen archeologische resten worden aangetroffen, geldt op basis van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht.

Archeologische onderzoek
Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, dit is als bijlage bij de toelichting toegevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied grofweg in twee delen kan worden opgedeeld.

Het noordelijke deel (zone groen, figuur 4.1) loopt langs de huidige gevel van de bestaande bebouwing en het westelijke deel. Het noordelijke deel is op basis van de boringen diepgaand verstoord. Voor het westelijke gedeelte (zone rood, figuur 4.1) geldt dat er aanwijzingen zijn aangetroffen voor een potentieel interessant archeologisch niveau. Er is niet inzichtelijk geworden wat het verstoringsniveau ter plaatse van de ontwikkeling is. Middels extrapolatie kan wel worden gesuggereerd dat ook hier een archeologisch potentieel aanwezig is. Om deze reden wordt de hoge verwachting gehandhaafd.

Gezien het bovenstaande kan niet worden uitgesloten dat ook in de noordelijke zone nog vindplaatsen in situ en in context aanwezig zijn. Daarom wordt er vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een archeologische begeleiding voor het hele plangebied.

Tot slot wordt aangegeven dat door de aard van het onderzoek, steekproefsgewijs, niet worden uitgesloten dat er (diepere) archeologische resten aan- of afwezig zullen zijn. Als gevolg hiervan is bij het aantreffen van archeologische resten het, conform de monumentenwet van 1988, artikel 53, verplicht dat deze resten bij het Rijk worden gemeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0006.jpg"
Figuur 4.1 Overzicht zones met vervolgstappen

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel zal de uitvoering van voorgenomen bodemingreep in beide deelgebieden onder archeologische begeleiding moeten plaats vinden. Bij de toetsing aan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kan het uitgevoerde archeologisch onderzoek worden gebruikt.

4.2 Bodem

Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te beoordelen of de grond geschikt is voor de beoogde functie. Er mogen namelijk geen nieuwe gevoelige functies op een zodanig verontreinigd terrein worden gerealiseerd, dat schade is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. In 1999 is in opdracht van Prisma Vastgoed BV ten behoeve van het verlenen van een bouwvergunning op het gehele terrein rond de winkel (ook ter plaatse van de voorgenomen uitbreidingen) een verkennend bodemonderzoek1 uitgevoerd. Er zijn geringe gehalten aan bodemverontreiniging aangetroffen. Het perceel werd geschikt geacht voor het toekomstig gebruik en was destijds geen belemmering voor afgeven bouwvergunning. Het onderzoek is opgenomen als bijlage.

In de tussentijd hebben in de omgeving geen vervuilende activiteiten plaatsgevonden. Het is derhalve niet waarschijnlijk dat door gebruik van de locatie in de tussentijd er meer bodemverontreiniging is opgetreden die de bouw zou kunnen belemmeren. Daarnaast is vrijwel het gehele terrein thans reeds verhard. Er is derhalve besloten dat, ondanks het verouderde onderzoek, het niet zinvol is nogmaals bodemonderzoek uit te laten voeren, maar uit te gaan van het reeds uitgevoerde bodemonderzoek waaruit bleek dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van de supermarkt.

  1. 1. Verkennend bodemonderzoek aan de Weststraat te Kapelle. Milon milieu. Projectnr. 99347. 2 oktober 1999.

4.3 Flora En Fauna

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. De realisatie van de ruimtelijke ontwikkeling mag namelijk geen schade aanbrengen aan het leefgebied van beschermde flora en fauna. In het onderhavige plan wordt een supermarkt in het centrum van Kapelle aan twee zijden beperkt uitgebreid. Het plangebied ter plaatse van deze uitbreidingen bestaat uit parkeerplaats, een looppad en een smalle strook gras. Het plangebied is derhalve niet geschikt als leefgebied voor beschermde soorten en het is niet waarschijnlijk dat door het onderhavige plan leefgebied van beschermde dieren verloren gaat. Bovendien is het plangebied niet gelegen in of in de directe nabijheid van een Natura 2000 gebied. De beperkte uitbreiding van de supermarkt heeft derhalve geen invloed op beschermde gebieden. Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.4 Waterparagraaf

Voor ruimtelijke plannen is de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.

Oppervlakte water
De kern Kapelle ligt in het afwateringsgebied van het gemaal Postweg. Er is in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. In het park aansluitend aan het plangebied is wel een brede sloot aanwezig. Er zijn ter plaatse geen problemen ten aanzien van wateroverlast bekend.

Hemelwater en vuilwater afvoer
In het onderhavige plan wordt de bestaande supermarkt met 214 m² bvo uitgebreid. Deze uitbreiding vindt plaats op locaties die reeds (nagenoeg) geheel zijn verhard. De uitbreiding aan de zuidwestzijde wordt op de bestaande parkeerplaats gerealiseerd. De uitbreiding aan de noordzijde wordt gedeeltelijk op de bestaande parkeerplaats gerealiseerd en gedeeltelijk op een bestaand pad dat om de supermarkt is gelegen. Dit pad wordt verlegd. Slechts maximaal een strook van 1 meter wordt buiten het verharde oppervlak gerealiseerd. Het verharde oppervlak neemt derhalve nagenoeg niet toe.

In het onderhavige plan wordt geen waterberging gerealiseerd. Hemelwater wordt net als in de huidige situatie op het bestaande gemengde rioleringstelsel van de woonkern van Kapelle afgekoppeld. Het rioleringstelsel heeft voldoende capaciteit om de zeer beperkte toename van het afgekoppelde oppervlak te verwerken.

Er is een gescheiden rioolstelsel aanwezig, dus vuil- en hemelwater wordt apart verwerkt. De gemeente heeft aangegeven dat het gescheiden rioolstelsel moet worden aangesloten.

4.5 Akoestiek, Spoor- En Wegverkeer

In de Wet geluidhinder is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt;
  • door de kern loopt een spoorlijn, deze ligt op een afstand van ruim 500 meter van het plangebied en om die reden niet relevant.

In het onderhavige plan worden geen gevoelige objecten in de zin van de wet geluidhinder gerealiseerd. Het aspect 'akoestiek, spoor- en wegverkeer' vormt derhalve geen belemmering.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.

Richtafstandenlijsten
Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven in de VNG-publicatie. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor.

Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid. De aan te houden richtafstanden welke gelden voor een 'rustige woonwijk' mogen in een gemengd gebied - in de meeste gevallen - met 1 stap worden verkleind.

Het plangebied bevindt zich in het centrum van Kapelle. In het centrum zijn verschillende functies gelegen zoals winkels, wonen en dienstverlening. Het gebied kan derhalve worden aangemerkt als gemengd gebied.

Doorwerking in het plangebied
In het onderhavige plan wordt een bestaande supermarkt beperkt uitgebreid. Bij een supermarkt behoort een richtafstand van 10 meter ten behoeve van geluid (sbi-2008 code: 471). Door de ligging in 'gemengd gebied' kan deze richtafstand worden verkleind tot 0 meter. De milieuzonering ligt derhalve niet over de in de omgeving liggende gevoelige objecten (woningen). De supermarkt zelf is geen gevoelig object in de zin van geluid. In de zin van geur en gevaar is een supermarkt wel een gevoelig object. In de omgeving zijn echter geen agrarische bedrijven gelegen en het aspect gevaar wordt in paragraaf 'externe veiligheid' behandeld.

Uit de toets bij bedrijven en milieuzonering is gebleken dat de voorliggende ontwikkeling past binnen een gemengd gebied. Er kan dan ook worden aangenomen dat het akoestisch klimaat bij de bestaande geluidsgevoelige bestemming(en) voldoende is. Zeker aangezien deze geluidsgevoelige bestemmingen op een afstand van circa 10 meter (of meer) liggen. De ontwikkeling (inclusief uitbreiding van de supermarkt) kan plaats vinden zonder vergaande voorschriften in het milieuspoor (vergunning of maatwerk in het Activiteitenbesluit). Dit geldt ook ten aanzien van geluid van technische installaties of winkelwagentjes.

De haalbaarheid van de ontwikkeling op het aspect bedrijven en milieuzonering is hiermee aangetoond. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning en/of een aanvraag in het kader van het Activiteitenbesluit kan (indien nodig) een toets of onderzoek worden uitgevoerd, dat specifiek is gericht op akoestische inrichtingen.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt derhalve geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

4.7 Distributie Planologisch Onderzoek

In het onderhavige plan wordt de bestemming 'Centrum' uitgebreid. Deze bestemming wordt aangewend voor de uitbreiding van een supermarkt. Binnen de bestemming zijn alle centrum voorzieningen toegestaan. Ondanks deze uitgebreide mogelijkheden binnen de bestemming richt onderhavig DPO zich uitsluitend op de uitbreiding van de supermarkt. Door de uitbreiding van de supermarkt mag de aanwezige winkelstructuur in Kapelle en omgeving namelijk niet worden ontwricht. In deze paragraaf is uitsluitend de conclusie van het distributie planologisch onderzoek opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage opgenomen.

Conclusie2
Navolgend worden de verschillende punten ter onderbouwing van de beoogde uitbreiding kort opgesomd:

  1. 1. De EMTÉ heeft een belangrijke bovenlokale functie en daarmee draagvlak voor de uitbreiding.
  2. 2. De huidige omvang van de EMTÉ supermarkt is ondergemiddeld naar de huidige maatstaven van moderne supermarkten met een dergelijk verzorgingsgebied (circa 1.000 - 1.250 m² wvo).
  3. 3. De uitbreiding geeft de EMTÉ ruimte om in te spelen op de behoefte van de consument (bredere gangen, logische looproute, ruimer assortiment en een betere productpresentatie).
  4. 4. De uitbreiding ten behoeve van een meer efficiëntere inrichting van de winkel doet beter recht aan de formule zoals EMTÉ die voorstaat (ontbreken versplein en opstelling gangpaden). De winkel wordt daardoor ook beter herkenbaar voor de consument.
  5. 5. Het is gewenst dat EMTÉ supermarkt samen met C1000 dé trekfunctie blijft vervullen voor het centrum van Kapelle. Behoud van deze trekkersrol is belangrijk om de positie van het centrum te kunnen waarborgen. De beoogde uitbreiding zal de aantrekkingskracht van de supermarkt en het centrum verbeteren. Dit heeft ook positieve effecten voor nabijgelegen winkels.
  6. 6. De parkeerdruk neemt naar verwachting niet substantieel toe waardoor afgeweken kan worden van de parkeernorm.
  1. 2. Ruimtelijk-functionele onderbouwing uitbreiding EMTÉ supermarkt Weststad te Kapelle 211x07000. BRO adviseurs

4.8 Verkeer En Parkeren

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen een gewijzigde verkeers- en parkeersituatie tot gevolg hebben. De toegenomen verkeersgeneratie mag echter niet leiden tot significant negatieve gevolgen voor de omliggende wegen. Het omliggende wegennetwerk moet het extra verkeer zonder problemen kunnen verwerken. Bovendien mag de omgeving geen onevenredige overlast ervaren door een toegenomen verkeers- en parkeerdruk.

Parkeren
Bestaande situatie parkeerplaatsen
In de directe nabijheid van de supermarkt zijn 115 openbare parkeerplaatsen aanwezig, verdeeld over de volgende locaties:

  • 27 op de parkeerplaatsen ten noordwesten van de supermarkt;
  • 41 op het parkeerplein direct aan de voorzijde (zuidzijde) van de supermarkt;
  • 16 langsparkeerplaatsen langs de Weststraat;
  • 31 parkeerplaatsen aan de oostzijde tussen de supermarkt en het gemeentehuis.

Toekomstige situatie supermarkt
De supermarkt wordt in totaal met 214 m² bvo uitgebreid. Deze uitbreiding is echter niet volledig toe te schrijven aan regulier winkelvloer oppervlak. De uitbreiding in de zuidwesthoek bedraagt 114 m² bvo (100 nvo) en wordt volledig aangewend ten behoeve van magazijn. De uitbreiding aan de noordzijde wordt aangewend ten behoeve van winkelvloer oppervlak en een koelcel. Het oppervlak van de uitbreiding van de winkelvloer bedraagt circa 80 m² wvo (100 m² bvo).

De uitbreiding van het winkelvloeroppervlak wordt hoofdzakelijk aangewend ten behoeve van 'herstructurering' van de winkelvloer zodat de inrichting van de winkel kan worden aangepast aan de winkelformule van EMTÉ supermarkten. De nieuwe winkel krijgt bijvoorbeeld een versplein dat met name een luxere uitstraling heeft dan de huidige winkel. Er is geen/nauwelijks sprake van uitbreiding van de supermarkt ten behoeve van het aanbieden van een ruimer assortiment. De winkeluitbreiding voorziet derhalve met name in meer comfort voor de consument met als doel meer omzet per klant te genereren. Er wordt geen klantengroei verwacht zoals deze normaal gepaard gaat met de nieuwvestiging van een supermarkt (per vierkante meter).

De ombouw van Golf naar EMTÉ zal in het verleden wel hebben geleid tot klantengroei. De externe presentatie van de winkel is destijds sterk verbeterd. De voorgenomen winkeluitbreiding aan de achterkant is voor consumenten straks niet direct zichtbaar en zal dan naar verwachting ook niet leiden tot meer klanten.

Gezien het bovenstaande is het legitiem dat in dit geval uitgegaan wordt van de minimale kencijfers vanuit de CROW.

Kencijfers parkeren
De kencijfers parkeren worden ontleend aan de CROW publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Conform deze kencijfers dient ten behoeve van een 'fullservice supermarkt' (laag en middellaag prijsniveau) in het centrumgebied van een 'weinig stedelijke omgeving' minimaal 2,6 parkeerplaatsen per 100 m² supermarkt te worden gerealiseerd. Ten behoeve van het onderhavige plan dienen derhalve afgerond 6 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd (uitbreiding vloeroppervlak met 2,14 x 2,6 = 5,56).

Toekomstige parkeerplaatsen
Ten behoeve van de uitbreiding zullen er 6 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. De initiatienemer is voornemens om 7 parkeerplaatsen aan te leggen. In de volgende figuur zijn deze 7 parkeerplaatsen omkaderd. Ter plaatse van het binnenterrein worden 3 parkeerplaatsen toegevoegd. Om de 2 parkeerplaatsen die naast elkaar (in het noordoosten) worden gerealiseerd moet een boom worden gekapt. Een vergelijkbare boom wordt teruggeplaatst, vlak naast de 2 parkeerplaatsen. Tussen deze 2 parkeerplaatsen en het gebouw van de supermarkt blijft ruimte voor een pad om via de oostzijde de parkeerplaatsen te kunne blijven bereiken. Ter plaatse van de toegangsweg naar het genoemde binnenterrein worden 4 parkeerplaatsen aangelegd. De toegangsweg blijft goed toegankelijk, zowel voor een vrachtwagen als voor het autoverkeer. Hiermee komt het totaal op 7 extra parkeerplaatsen waarmee wordt voldaan aan de parkeernormen en –behoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0007.jpg"
Figuur 4.2 Locatie nieuw aan te leggen parkeerplaatsen (nieuwe parkeerplaatsen rood omcirkeld)

Verkeersgeneratie
Conformde CROW publicatie 317 (uitgaande van de kencijfers minimale verkeersgeneratie behorend bij een fullservice supermarkt (laag tot middellaag prijsniveau) in het centrum van een weinig stedelijke omgeving) genereert de supermarkt 53 motorvoertuigbewegingen per weekdag per 100 m². De onderhavige uitbreiding van 214 m2 genereert derhalve 113,4 motorvoertuigen per weekdag (2,14x53). De supermarkt wordt via de Weststraat en Elstarstraat ontsloten naar Goessestraatweg en (via Kerkplein) naar Ooststraat. Deze wegen betreffen de ontsluitingswegen van Kapelle naar de omgeving. Bovendien wordt een deel via andere wegen in de directe nabijheid (Elstarstraat, Dreef, Van der Biltlaan, etc.) ontsloten naar de rest van de woonkern van Kapelle. De toch al beperkte toename aan motorvoertuigbewegingen wordt derhalve verdeeld over meerdere wegen. Deze beperkte extra voertuigbewegingen hebben geen invloed op de verkeersafwikkelende werking van het omliggende wegennetwerk. Verkeerskundige maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

4.9 Luchtkwaliteit

Hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden dat luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.

'Niet in betekenende mate'
De nieuwe regels maken onderscheid in projecten die wel en 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Als een project NIBM aan de luchtkwaliteit bijdraagt, hoeft geen uitgebreid luchtonderzoek meer uitgevoerd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0008.jpg"

Conclusie
Het onderhavige plan genereert 113 mvt per weekdag (incl. 1 % bevoorrading). De bovenstaande tabel bevat de uitkomst van de 'NIBM-tool' en geeft aan dat “de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie en vaststelling van het onderhavige plan.

4.10 Externe Veiligheid

Het beleid ten aanzien van externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's als gevolg van activiteiten (bedrijfsmatige activiteiten, opslag en transport) met gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een van de peilers van het externe veiligheidsbeleid. Op basis van dit besluit dient in ruimtelijke besluitvorming rekening gehouden te worden met mogelijke risico's. De externe veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door te stellen dat een (fictief) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het PR is de kans per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd op een plaats aanwezig is, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een transportroute.

De plaatsgebonden risicocontour is een contour waarbij alle punten met een gelijk risico met elkaar verbonden worden. Deze punten worden bepaald door de kans van optreden van diverse ongevalscenario's. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is 10-6 per jaar en geldt voor nieuwe situaties. Hierbinnen mogen geen kwetsbare objecten worden toegevoegd en ook nieuwe beperkt kwetsbare objecten, zijn in beginsel niet toegestaan.


Groepsrisico (GR)
Het GR geeft de kans per jaar aan dat in één keer een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang die zich in de omgeving van een risicovolle activiteit bevindt, dodelijk door een ongeval met gevaarlijke stoffen worden getroffen. Bij het aangeven van representatieve hoeveelheden personen wordt gewerkt vanuit zowel kwetsbare als beperkt kwetsbare objecten. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de hoeveelheid aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval kleiner zijn. Bij het bepalen van het groepsrisico wordt het plan afgezet tegen de oriëntatiewaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.kapbiezHZ005-VAST_0009.jpg"

In de omgeving van het plangebied zijn twee risicovolle bronnen gelegen. Het betreffen:

  • Doeland van Maris aan Dijkwelsestraat 36 waarin verkoop en opslag van vuurwerk plaatsvindt (op een afstand van circa 284 meter tot het pand van EMTÉ);
  • Innoseeds BV aan Dijkwelsestraat 70 (op een afstand van 204 meter tot de terreingrens).

Doeland: voor de vuurwerkopslag geldt een veiligheidsafstand van 8 meter. Het plangebied ligt op een grotere afstand. De inrichting is daarmee niet relevant voor het plangebied.

Innoseeds: Uit de risicokaart blijkt dat de propaanopslag beoordeeld moet worden als een propaantank. De tank heeft een volume van 8m3 en valt daarmee onder het Activiteitenbesluit. Uit het activiteitenbesluit volgt een veiligheidsafstand van maximaal 25 meter. Het plangebied ligt op een grotere afstand. De inrichting is daarmee niet relevant voor het plangebied.

Spoorlijn Sloe - Roosendaal: Op een afstand van circa 500 meter ligt de spoorlijn Sloe – Roosendaal. Over deze spoorlijn vindt het transport van gevaarlijke stoffen plaats. Voor deze spoorlijn geldt dat ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een plaatsgebonden risico 10-6. Het invloedsgebied van de vervoerde toxische stoffen ligt over het plangebied. Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied moet naar het groepsrisico gekeken worden. Uit de berekeningen van het groepsrisico voor het Basisnet spoor blijkt dat de hoogte van het groepsrisico onder 0,3 maal de oriëntatiewaarde ligt. Omdat de ontwikkeling op circa 500 meter van de spoorlijn ligt en relatief beperkt van omvang is, zal de ontwikkeling geen significante invloed op het groepsrisico hebben. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen hoeft de verantwoording van het groepsrisico niet ingevuld te worden.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en plankaart vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De plankaart heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.1 Systematiek

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.

Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

5.1.1 Inleidende regels

Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van bouwwerken te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

5.1.2 Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

Bestemmingsomschrijving
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de plankaart.

Afwijking van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de bouwregels door middel van een omgevingsvergunning. Deze bevoegdheid is niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning tot afwijken kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder de vergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkings- bevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).

Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de in de bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden.

Het plan kent twee bestemmingen en één dubbelbestemming. Deze worden hieronder kort toegelicht.

Centrum (Artikel 3)
De winkels en andere voorzieningen in het centrum van Kapelle zijn voorzien van de bestemming Centrum. Er is gekozen voor een globale bestemming zodat binnen de aangegeven gebieden ruimte is voor uitwisseling van functies. Hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak. Beperkingen zijn opgenomen inzake de aard van de toelaatbare horecavestigingen. Tevens is wonen op de begane grond niet toegestaan.

Verkeer (Artikel 4)
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de wegen, parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes en bermen, maar ook nagenoeg alle (kleinschalige) groenstroken. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn.


Waarde - Archeologie - 2 (dubbelbestemming, Artikel 5)
De bestemming Waarde - Archeologie - 2 betreft een zogenoemde dubbelbestemming. De dubbelbestemming is overeenkomstig de aanbeveling in SVBP2012 met een arcering op de plankaart weergegeven. De bestemming valt samen met de bestemming 'Centrum' en 'Verkeer'. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.

Voordat van een samenvallende bestemming bouwvergunning kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen van de uitkomst van archeologisch onderzoek afhankelijk gemaakt. Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Een aanlegvergunning wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen ontheffing of aanlegvergunning noodzakelijk. Bij het artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het gebied met archeologische waarden te wijzigen of te laten vervallen wanneer uit onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden zijn aangetroffen. Een andere mogelijkheid van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid is dat uit onderzoek blijkt dat bescherming en veiligstelling van archeologische waarden niet meer noodzakelijk is.

5.1.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
Deze regel is verplicht overgenomen uit het Bro (art. 3.2.4.) en is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat een algemene regeling ten aanzien van het overschrijden van het bouw- en bestemmingsvlak door ondergeschikte bouwdelen. Verder is wordt er een regeling getroffen voor ondergronds bouwen en is er een bepaling opgenomen over bestaande maten en afstanden voor de bestaande bebouwing indien deze afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan een omgevingsvergunning tot afwijken kan worden verleend. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarbij een wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

5.1.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
De overgangsregeling is overgenomen uit het Bro (art. 3.2.1 en 3.2.2). Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend.

Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de uitkomsten van inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Overleg is nodig om te komen tot goede bestemmingsplannen en om een goede afstemming tussen het beleid van de verschillende overheden te bewerkstelligen. De overheden zijn vrij in de vormgeving van dit overleg. Overheden kunnen hierover onderling afspraken maken. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het overleg. Doelstelling van de wetgever is om het overleg zo soepel en vlot mogelijk te laten verlopen. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om dit overleg te voeren.

Het overleg wordt gevoerd met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 Bro).

Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf donderdag 29 mei 2014 voor een periode van 6 weken ter visie gelegd. Belanghebbenden zijn hiermee in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Met de invoering van de Grondexploitatiewet als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening is het verhaal van kosten verplicht. De wetgever acht het wenselijk dat de gemeente en ontwikkelaar het onderling eens worden over het kostenverhaal (zoals bepaalt in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening). Voor vaststelling van het – daarvoor in aanmerking komende – planologische besluit dient vast te liggen op welke wijze het kostenverhaal wordt gedekt.

In artikel 6.2.1 Bro zijn ontwikkelingen opgenomen waarvoor de gemeente het kostenverhaal dient te verzekeren. Voorliggende ontwikkeling is een dergelijke ontwikkeling. Tussen de ontwikkelende partij en de gemeente wordt een anterieure overeenkomst afgesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd, zoals bedoeld in artikel 6.12.2 sub a Wet ruimtelijke ordening. Dit betekent dus dat de gemeente geen kosten heeft aan het plan en de planvorming.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Ruimtelijke Functionele Motivering

Bijlage 1 Ruimtelijke functionele motivering

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek