De Flat
Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle
Vastgesteld op 26-05-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Flat van de gemeente Kapelle;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0678.kapbiezHZ010-VAST met de bijbehorende regels;
1.3 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.4 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 achterste perceelsgrens:
de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan;
1.6 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de cultuurgrond;
1.17 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.18 deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige;
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.20 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
1.22 logies:
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende personen het hoofdverblijf ter plaatse of elders hebben;
1.23 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.24 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.25 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.
1.26 perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.27 voorgevel-/achtergevellijn:
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de wegafgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden;
1.28 voorste perceelsgrens:
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan;
1.29 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;
1.30 zijdelingse perceelsgrens:
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de bouwhoogte van een ander bouwwerk:
Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
2.6 de afstanden:
Afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bermen en bermsloten;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeerplaatsen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. wegen bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
- f. bij de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in een woning;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor een huisartsenpraktijk;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. toetsing aan welstand.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- b. het is niet toegestaan de verdiepingen te gebruiken als huisartsenpraktijk;
- c. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 50 m² en ten hoogste 30% van het vloeroppervlak.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van het Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan De Flat'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Cederhof heeft een toekomstvisie opgesteld waarin het vastgoed is beoordeeld. Uit deze visie blijkt welk vastgoed gerenoveerd moet worden en welke locaties niet langer geschikt zijn en in aanmerking komen voor herinvulling en vervangende nieuwbouw. De Flat, Bruëlisstraat 63-105, is een van de locaties die in aanmerking komt voor sloop en vervangende nieuwbouw. Het appartementengebouw bestaat uit 22 appartementen die niet voldoen aan de toekomstverwachtingen van de stichting. De nieuwbouw bestaat uit 30 seniorenappartementen en een huisartsenpraktijk. Daarnaast wordt een verbinding gemaakt met het naastgelegen Cederhof.
Het nieuwe (appartementen)gebouw past niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan Kapelle-Biezelinge (2010). De gemeente Kapelle staat positief tegenover deze ontwikkeling en wil planologisch medewerking verlenen. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk gemaakt.
1.2 Huidige Situatie En Omgeving
De Bruëlisstraat ligt in het zuidoosten van de kern Kapelle, in de "zorgzone" van de kern. Rondom het plangebied zijn diverse appartementengebouwen voor ouderen aanwezig. Een deel van deze gebouwen is in eigendom bij Cederhof. Ten zuidwesten van het plangebied ligt het complex Cederhof. Ten westen het Bruëlishof. aan de overzijde van de straat bevinden zich appartementen en aan de noordzijde grondgebonden woningen. Aan de oostzijde bevinden zich woningen aan de Parklaan en aan de zuidzijde een parkachtige zone. In figuur 1.1. is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1. Globale ligging plangebied
1.3 Beoogde Ontwikkeling
Bouwplan
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 30 appartementen en een apotheekhoudende huisartsenpraktijk. De huidige appartementen en de omliggende garageboxen worden gesloopt. Het nieuwe gebouw bestaat uit 6 bouwlagen. De maximale bouwhoogte van het gebouw is 20 meter. Hiermee is het gebouw iets hoger dan het huidige complex. Op de begane grond wordt een apotheekhoudende huisartsenpraktijk gerealiseerd, ook de bergingen voor de appartementen krijgen een plaats op de begane grond.
Het nieuwe gebouw komt meer in één lijn te staan met de appartementen van het naastgelegen Cederhof. Door de wijziging van de oriëntatie zal de bezonning iets wijzigen. Het effect daarvan op de omgeving is echter heel klein. In bijlage 5 zijn de figuren van de uitgevoerde bezonningsstudie opgenomen.
Tevens zal er op de begane grond aan de westzijde een koppeling worden gemaakt tussen het nieuwe gebouw en het Cederhof. Deze koppeling zal worden uitgevoerd in één bouwlaag. Het gebouw wordt voorzien van een luifel aan de zijde van de Bruëlisstraat. Zie hiervoor figuren 1.2. en 1.3.
Gebruik
De appartementen zijn beoogd voor een 1 of 2 persoons huishouden. De appartementen zijn met name bedoeld voor senioren of mensen met een beperking. Het gebouw is afgestemd op mensen met een zorgindicatie. De zorgzwaarte kan variëren, doelstelling is om mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Dus ook mensen die op termijn bedlegerig zouden worden kunnen hier blijven wonen, de appartementen zijn daar geschikt voor. Met dit concept wordt aangesloten op het beleid van de rijksoverheid in het kader van het scheiden van wonen en zorg.
Op de begane grond bevindt zich de apotheekhoudende huisartsenpraktijk. Het gaat om de verplaatsing van de bestaande apotheekhoudende huisartsenpraktijk uit de aangrenzende woonbuurt. Er zullen twee huisartsen dienst doen in de praktijk. In totaal worden 7 behandelkamers gerealiseerd.
Figuur 1.2. Plattegrond nieuwbouw en contour bestaande flat (bron: Archikon)
Figuur 1.3. Concept impressie nieuwbouw De Flat (bron: Archikon)
1.4 Planologische Afweging
Met de beoogde ontwikkeling wordt het huidige flatgebouw vervangen. Het nieuwe flatgebouw voegt zich wat vorm en functie betreft zodoende ook goed in de omgeving. In de directe omgeving bevinden zich daarnaast diverse gebouwen met een grotere massa zoals het voorliggende bouwplan. Daarnaast past het gebouw qua functie in deze omgeving. De zorgcomponent is zowel aanwezig in de nieuwe Flat als ook in de omliggende complexen.
1.5 Afweging Beleid En Sectorale Aspecten
Het project past binnen de geldende beleidskaders en de verschillende sectorale aspecten vormen geen belemmering. In bijlage 1 en bijlage 2 zijn de toetsen aan het beleid en de sectorale aspecten opgenomen.
Hoofdstuk 2 Toelichting Op De Juridische Regeling
2.1 Inleiding
2.1.1 Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken voor het bestemmingsplan. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
2.1.2 Digitaal
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan "doorverwezen".
2.1.3 Analoog
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand.
Bestemmingen
Op de ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden. De "bestemmingen" corresponderen met afzonderlijke artikelen in (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi
De beoogde goot- en bouwhoogte is in de regels opgenomen. De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in bouwaanduidingen, bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen.
2.1.4 Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
2.2 Gehanteerde Bestemmingen
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken.
2.2.1 Inleidende regels
In de inleidende regels zijn de begrippen en wijze van meten zijn opgenomen. De begrippen en de wijze van meten zijn overgenomen uit Kapelle-Biezelinge. Hieruit zijn alleen de voor dit plan relevante onderdelen overgenomen.
2.2.2 Bestemmingsregels
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn regels opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
- Verkeer;
- Wonen.
Verkeer
De ruimte rond het gebouw heeft de bestemming verkeer gekregen. De gronden kunnen worden gebruikt voor de realisatie van parkeerplaatsen en groen.
Wonen
Ook de bestemming 'Wonen' is afgestemd op het geldende bestemmingsplan. Het woongebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. De aanduiding 'gestapeld' geeft aan dat er alleen gestapelde bouw is toegestaan.
De bouwhoogte is 20 meter. Hiermee is de bouwhoogte iets hoger dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw (18 meter).
Met de functie aanduiding 'maatschappelijk' (m) is de apotheekhoudende huisartsenpraktijk mogelijk gemaakt. Aan deze aanduiding is de regel gekoppeld dat een huisartsenpraktijk uitsluitend op de begane grond is toegestaan.
De maximale oppervlakte aan bijgebouwen is gerelateerd aan de oppervlakte van het perceel. Het perceel heeft een oppervlakte van ruim 1.000 m2. Op een dergelijk groot perceel mag een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2 aan bijgebouwen worden gebouwd. Dit is exclusief de mogelijkheid tot afwijken van de bouwregels en wat er vergunningsvrij gebouwd kan worden.
Voor bijgebouwen geldt een maximale goot- en nokhoogte van respectievelijk 3,5 en 7 meter, waarmee deze ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw.
Naast het wonen wordt voorzien in aan-huis-gebonden beroepen. Bij afwijking en onder voorwaarden zijn logies en ontbijt, mantelzorg en kleinschalige bedrijfsfuncties mogelijk.
2.2.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld in geval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.
Algemene afwijkingsregels
Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen van bouwen en / of gebruik ten opzichte van de planregels kan het bevoegd gezag met dit artikel afwijken van de bouwregels. Dit is opgenomen in de algemene afwijkingsregels.
2.2.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen en gebruik in strijd met het plan geregeld.
Slotregel
Dit bestemmingsplan wordt als genoemd in dit artikel aangehaald.
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Economische Uitvoerbaarheid
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie |
Wet ruimtelijke ordening Grondexploitatiewet (Grex-wet | Aantonen financiële uitvoerbaarheid Verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit vast in een exploitatieplan. Een exploitatieplan is niet nodig indien anderszins in het kostenverhaal wordt voorzien overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). | De financiële uitvoerbaarheid van het project is afdoende gewaarborgd. De financiële gemeentelijke kosten worden meegenomen bij de uitgifte van de woonwijk. In dit geval is sprake van een bouwplan zoals genoemd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten. |
3.2 Inspraak En Overleg Cf Artikel 3.1.1. Bro
Kader | Beoordelingsaspect | Afweging en conclusie |
artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening | De opsteller van het bestemmingsplan is volgens artikel 3.1.1 Bro verplicht overleg te voeren met besturen van betrokken gemeente, waterschappen en betrokken diensten van provincie en Rijk. | De voorgenomen ontwikkeling heeft informeel vooroverleg plaats gevonden met de provincie Zeeland en het waterschap Scheldestromen. Het Waterschap heeft het Wateradvies gegeven in het kader van dit vooroverleg. De provincie Zeeland heeft aangegeven dat er geen vooroverleg noodzakelijk is. Het plan wordt als ontwerp ter inzage gelegd, waarop zienswijzen kunnen worden ingediend. |
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Toetsing Aan Beleidskader
overheid | beoordelingsaspect | afweging |
Rijk | Nationale belangen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) | In het plangebied worden geen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR geraakt. |
Provincie Zeeland | Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 (2012) | In het Omgevingsplan is ingezet op een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt, zowel in steden, dorpen en op het platteland. Ook is ingezet op voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik staan voorop. In onderhavig plan is sprake van een inbreidingslocatie. Daarmee wordt voldaan aan het beginsel 'zorgvuldig ruimtegebruik'. Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. |
Verordening ruimte provincie Zeeland (2012) | Ladder voor duurzame verstedelijking Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder): - er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; - indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; - indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden onderbouwd hoe met de genoemde voorwaarden rekening is gehouden. Toetsing Het beleid van de gemeente is gericht om zoveel mogelijk in te spelen op woonwensen die leven. In dat kader is de keuze gemaakt om op verschillende aantrekkelijke locaties een aanbod te creëren, zodat er keuze mogelijkheden zijn. Het project De Flat betreft de vervanging en beperkte uitbreiding van het aanbod zorgappartementen. Met de beoogde ontwikkeling worden per saldo 8 zorgappartementen meer mogelijk gemaakt. De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. De woningen maken geen onderdeel uit van de woningmarktafspraken. Wel bestaat er een duidelijke behoeftevraag naar de zorgappartementen (seniorenwoningen in de huursector). Op dit moment geldt er voor het project zelfs een wachtlijst. Daarnaast verloopt de invulling van Zuidhoek fase 1 en 2 (wel op de lijst met woningmarktafspraken) trager, waardoor een aantal woningen pas na 2019 (planperiode planning) wordt gerealiseerd. Daarmee ontstaat in de planperiode ruimte voor de extra woningen van De Flat. Hiermee sluit de beoogde ontwikkeling aan op het geldend beleid. | |
Gemeente Kapelle | Woonvisie (2008) | De Woonvisie gaat uit van vergrijzing en individualisering toenemend aantal huishoudens (dat leidt tot een daling van de gemiddelde woningbezetting). Hierdoor zijn in de toekomst extra zorgwoningen of levensloopbestendige woningen nodig. |
Bijlage 2 Toetsing Aan Sectorale Aspecten
aspect/kader | beoordelingsaspect | afweging |
Bodemkwaliteit | ||
Besluit Bodemkwaliteit | Bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor de beoogde functie. Functie mag geen bedreiging vormen voor de bodemkwaliteit | Om inzicht in de bodemkwaliteit ter plaatse te geven is een verkennend bodemonderzoek verricht. Dit bodemonderzoek is opgenomen in bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat in de bovengrond licht verhoogde gehalten cadmium, koper en PAK worden waargenomen en in de ondergrond een licht verhoogt gehalte aan PAK. In het grondwater wordt een lichte verhoging Molybdeen waargenomen. De waargenomen verontreinigingen zijn echter dermate gering dat deze geen aanleiding geven voor een nader onderzoek. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. |
Archeologie | ||
Archeologiebeleid gemeente Kapelle | Is er sprake van een verwachtingswaarde op de gronden? | Door Artefact is archeologisch bureauonderzoek met controleboringen uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied zich bevindt aan de rand van een inversierug van een Duinkerke II geul/kreek. De bovenkant van deze inversierug is enigszins verstoord doordat het plangebied in het verleden in gebruik is geweest als boomgaard. Uit historisch kaartmateriaal is gebleken dat binnen het plangebied geen bebouwing heeft gestaan anders dan de nu af te breken bebouwing. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De resultaten van het archeologisch bureau- en booronderzoek maken duidelijk dat de archeologische verwachting voor alle perioden voor de Vroege Middeleeuwen kan komen te vervallen omdat de Duinkerke II geul de hieraan te relateren lagen heeft opgeruimd. Voor de periode vanaf de Vroege Middeleeuwen kan de verwachting worden bijgesteld naar laag. Hierdoor kan de omgevingsvergunning voor bouwen worden verleend zonder aanvullend onderzoek te laten uitvoeren. |
Cultuurhistorie | Zijn er cultuurhistorische waarden? | In het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Ook in de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. |
Kabels en leidingen | Zijn er planologisch relevante leidingen en hoogspanningslijnen in de directe omgeving aanwezig? | In of rondom het plangebied bevinden zich voor zover bekend geen planologisch relevante leidingen. Uit de reeds verrichte KLIC-melding blijkt dat in de directe omgeving van de ontwikkeling wel een lagedruk aardgasleiding en een elektraleiding (middenspanning) zijn gelegen. Deze leidingen zijn niet planologisch relevant. Bij de bouwwerkzaamheden dient hier echter wel rekening mee gehouden te worden. |
Ecologie | ||
Natuurbescherm- ingswet 1998 | Is er sprake van significant negatieve effecten? | Het plangebied ligt in binnenstedelijk gebied. Er is geen sprake van beschermde natuurwaarden in of rondom het plangebied. Voorts liggen er in de directe omgeving geen gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er zijn dan ook geen significant negatieve effecten op natuurwaarden te verwachten. |
is er sprake van negatieve effect op stikstofgevoelige habitats? | Het plangebied ligt in het binnenstedelijk gebied en hiermee niet in de directe omgeving van stikstofgevoelige habitats. Daarnaast zullen er door het nieuwe bestemmingsplan De Flat geen extra verkeersbewegingen optreden langs stikstofgevoelige habitats. | |
Flora- en faunawet | Is er sprake van aantasting, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen? | De huidige bebouwing op de ontwikkelingslocatie wordt gesloopt. Omdat op voorhand de aanwezigheid van vleermuizen, en vogels met een vaste broed- en verblijfplaats niet kan worden uitgesloten is veldonderzoek noodzakelijk. Door Bureau Woets insecten is veldonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vogels en vleermuizen. Het plangebied is op twee avonden bezocht. Op beide avonden zijn geen waarnemingen gedaan van vogels en vleermuizen die uit het gebouw komen. Wel zijn er vleermuizen waargenomen in de bossages achter de flat. In bijlage 6 is het onderzoek opgenomen. |
Water | ||
Waterveiligheid: Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte | De ontwikkeling is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een primaire of regionale waterkering. De ontwikkeling vormt daarom geen belemmering voor de waterveiligheid. | |
Watertoets | Wateroverlast: Voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/afvoeren van water. Per m2 verharding 75 mm berging | Ten gevolge van de ontwikkeling zal er naar verwachting geen sprake zijn van een significante toename van de verharding. Het huidige appartementencomplex zal worden gesloopt, en worden vervangen door een nieuw complex. Het nieuwe complex voorziet weliswaar in meer appartementen en een huisartsenpraktijk, maar voorziet niet in significant meer verhard oppervlak. Het waterschap adviseert eventuele waterberging toe te passen in het nabijgelegen park. Het plangebied is niet gelegen binnen een infiltratiezone of een kwetsbaar gebied. Er is geen sprake van grondwateroverlast. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging : Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden. | De ontwikkeling voorziet niet in het oppompen van grondwater, of extra infiltratie van hemelwater ten opzichte van de huidige situatie. Ten opzichte van de huidige situatie zal er geen (negatief) effect optreden. De bodem ter plaatse is overigens zettinggevoelig en bevat weinig eigenschappen voor infiltratie. | |
Natte natuur : Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | De ontwikkeling is gelegen in stedelijk gebied. In de nabije omgeving is geen sprake van natte natuur. De ontwikkeling zorgt dan ook niet voor (negatieve) effecten op de natte natuur. | |
Riolering: Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter)ruimte daarvoor. | Het nieuwe appartementencomplex wordt aangesloten op de bestaande aanwezige gemeentelijke gescheiden riolering. De riolering binnen het plangebied dient aangelegd te worden op het bestaande gescheiden stelsel. | |
Volksgezondheid: Voorkomen van verdrinkingsgevaar; Geen gebruik uitlogende materialen. | De ontwikkeling heeft geen negatief effect op de volksgezondheid. Er wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen. | |
Bodemdaling: Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Er is geen aanpassing van het waterpeil of drainage nodig. | |
Oppervlaktewaterkwaliteit: Behoud/Realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit voor mens en natuur. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. | Het bestemmingsplan stelt geen activiteiten voor die negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit hebben. | |
Onderhoud waterlopen: Onderhoudsmogelijkheden waterlopen niet belemmeren. | De ontwikkeling heeft geen effect op het onderhoud van waterlopen. | |
Wateradvies | Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg met het waterschap Scheldestromen afgestemd. | |
Milieuzonering | ||
Bedrijfs- milieuzonering VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009 | Is er sprake voor hinder of belemmeringen van functies in de omgeving van de ontwikkeling? | De ontwikkeling voorziet in de realisatie van appartementen en een huisartsenpraktijk. De ontwikkeling is gelegen in een woonwijk in Kapelle. Rondom de ontwikkellocatie zijn alleen woonfuncties gelegen. De appartementen worden gerealiseerd ter vervanging van de in de huidige situatie reeds aanwezige appartementen. Gezien het feit dat er alleen maar woonfuncties rondom het plangebied zijn gelegen is er ter plaatse van de appartementen sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. De huisartsenpraktijk wordt onder andere gerealiseerd ten behoeve van de aanwezige appartementencomplexen. Een huisartsenpraktijk beschikt conform de VNG-brochure over een richtafstand van 10 meter ten opzichte van woningen. Aangezien in het gebouw functiemenging wordt toegepast hoeft geen richtafstand aan te worden gehouden. Gezien het feit dat de huisartsenpraktijk een ondersteunende functie is voor de appartementen en de ontwikkeling gewenst is in deze omgeving kan gesteld worden dat de huisartsenpraktijk aanvaardbaar is op korte afstand van de woningen. |
Parkeren | Is er voldoende parkeergelegenheid (aanbod) in de omgeving? | De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is bepaald op basis van de parkeerkencijfers van het CROW, zoals opgenomen in de publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Op basis van een ligging binnen een weinig stedelijke omgeving (bron: CBS) in het restgebied van de bebouwde kom geldt voor de te realiseren zorgwoningen een parkeerkencijfer van 1,2 parkeerplaatsen per appartement. Hierbij geldt dat binnen de norm 0,9 parkeerplaatsen zijn opgenomen ten behoeve van de bewoners zelf en 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers. In de huisartsenpraktijk zullen zich twee huisartsen vestigen. In totaal worden zes behandelkamers ingericht. De CROW norm voor huisarts is gerelateerd aan het aantal aanwezige behandelkamers in plaats van het aantal aanwezige artsen of (m²). In de praktijk zijn er vaak minder dan 6 behandelkamers in gebruik. Hierdoor sluit deze norm niet aan op het aantal voor dit project noodzakelijke parkeerplaatsen. Daarom is er uitgegaan van het parkeerkencijfer voor een gezondheidscentrum (lagere norm). Hierbij bedraagt het parkeerkencijfer 2,45 parkeerplaats per behandelkamer (bezoekers en medewerkers). Daarnaast wordt in het pand een apotheek gevestigd. Hiervoor geldt nog een afzonderlijk parkeerkencijfer van 3,35 per apotheek. Op basis van deze kencijfers bedraagt de totale parkeerbehoefte van de gehele ontwikkeling 55 parkeerplaatsen. Omdat echter sprake is van een menging van functies zal sprake zijn van dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Zodoende kan rekening gehouden worden met de aanwezigheidspercentages per functie ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Indien het dubbelgebruik in de parkeerbalans wordt meegenomen bedraagt de maximale parkeerbehoefte 34 parkeerplaatsen. Deze vindt plaats ten tijde van de werkdagavond (zie bijlage 8). Door de gemeente Kapelle zijn met de initiatiefnemer afspraken gemaakt over het aantal te realiseren parkeerplaatsen ten behoeve van de apotheekhoudende huisartsenpraktijk. Afgesproken is dat hiervoor 12 parkeerplaatsen worden gerealiseerd (inclusief twee spoedplaatsen). Dit zijn minder parkeerplaatsen dan volgens de berekening benodigd zijn. Dit is mogelijk omdat in de praktijk niet alle behandelkamers in gebruik zullen zijn en omdat een groot deel van de bezoekers van de apotheek tevens een bezoek zal brengen aan de huisarts. In de praktijk is een grotere overlap aanwezig tussen de parkeerbehoefte van de huisarts en de apotheek, dan in de berekening op basis van kencijfers is meegenomen . In combinatie met het parkeren ten behoeve van de te realiseren woningen, bedraagt het aantal parkeerplaatsen dat gerealiseerd zal worden zodoende 27. Indien in de praktijk uiteindelijk toch een hogere parkeerdruk blijkt is er ruimte aanwezig om alsnog extra parkeerplaatsen te realiseren. Zodoende vormt het aspect parkeren geen belemmering voor de ontwikkeling. |
Externe veiligheid | ||
Bevi-inrichtingen Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor, buisleiding en en water. | Ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van risicobronnen? | Ten oosten van het plangebied op circa 350 meter afstand is het sportcentrum Groenewoud gelegen. Dit betreft een risicovolle inrichting omdat er sprake is van de opslag van chloorbleekloog. De inrichting beschikt niet over een plaatsgebonden risicocontour (PR10-6) of een invloedsgebied voor het groepsrisico dat reikt tot het plangebied. Daarmee vormt de inrichting geen belemmering voor de ontwikkeling. Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor. Gezien de afstand tot de spoorlijn in relatie tot het invloedsgebied voor het toxisch scenario is door de veiligheidsregio geconcludeerd dat een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Deze verantwoording is hierna opgenomen. Verantwoording GR Effectscenario Het maatgevend effectscenario voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoortraject betreft het toxisch scenario. Overige scenario's beschikken niet over een invloedsgebied die reiken tot het plangebied. Het scenario 'toxische wolk' treedt op wanneer een tank lek raakt door bijvoorbeeld een aanrijding. Toxische vloeistoffen kunnen verdampen waardoor een gaswolk ontstaat die over de omgeving uitwaait. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Voor het bestemmingsplan, geldt dat moet worden nagegaan of maatregelen mogelijk zijn om de risico's en effecten te beperken. tevens moeten de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid worden beschouwd. Maatregelen ter beperking van risico's Als gevolg van de vaststelling van het Basisnet Spoor is voor de relevante spoorvakken een vervoersplafond vastgesteld. Daarmee is ruimte gecreëerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over dit traject. Dit betekent dat er geen mogelijkheden zijn om bronmaatregelen te treffen. Er zijn daarom geen mogelijkheden om de risico's te beperken. Omdat het GR minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt, is daar op grond van het beleid ook geen aanleiding toe, het GR is ruimschoots beneden de toetsingswaarde gelegen. Maatregelen ter beperking van effecten Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. Voor het meest geloofwaardige scenario geldt dat deze maatregelen erop gericht moeten zijn om de gebouwen geschikt te maken om gedurende een langere tijd te verblijven (safe haven principe). Ook moeten de gebouwen en de directe omgeving geschikt zijn om het gebied te kunnen ontvluchten waarbij de aanwezige personen tijdig moeten kunnen worden geïnstrueerd. De volgende maatregelen worden door de Veiligheidsregio geadviseerd. Maatregelen met betrekking tot de omgeving: - voorkomen van obstakels in vluchtroute (doodlopende straat, hekwerk, sloot en dergelijke); - vluchtroute loodrecht op meest voorkomende windrichting. Maatregelen op gebouwniveau: - preventief lekwerende middelen gebouw (deur/raamstrips); - centrale afsluitbaarheid ventilatiesystemen; - verminderen aantal (te openen) ramen aan de zijde risicobron; - geautomatiseerde afsluiting van ramen en deuren. Maatregelen met betrekking tot handelingsperspectief: - repressief lekwerende middelen (plastic, tape, natte handdoeken); - centraal omroepsysteem niet zijnde woongebouwen; - ontruimingsalarminstallatie. De uitvoering van bovengenoemde, aanvullende, bouwkundige maatregelen kan niet zeker worden gesteld in het bestemmingsplan. Deze maatregelen komen aan de orde ten tijde van de omgevingsvergunning en moeten in overleg tussen gemeente en initiatiefnemer worden verwerkt in de vergunningaanvraag. Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten Aan de Veiligheidsregio zal advies worden gevraagd met betrekking tot de beheersbaarheid van calamiteiten. Dit advies wordt verwerkt in deze toetsing. Beschouwing van zelfredzaamheid In het plangebied is mogelijk sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid. Er dient derhalve specifiek aandacht worden besteed aan risicocommunicatie. Het gaat daarbij om voorlichting over het opstellen van een ontruimingsplan, adviseren over de oprichting van een BHV -organisatie en wellicht het gebruiken van SMS-alerts. Conclusie Het restrisico is acceptabel. De in deze verantwoording genoemde bouwkundige maatregelen zijn niet geborgd, en worden dan ook niet meegewogen in de afweging voor het restrisico. Ondanks dat kan gesteld worden dat er toch sprake van een aanvaardbaar restrisico. De bouwkundige maatregelen hebben een positief effect op het restrisico, en indien deze met behulp van een anterieure overeenkomst kunnen worden geborgd, dan is dit een pré. Conclusie Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan. |
Wegverkeerslawaai | ||
Wet geluidhinder | Worden geluidsgevoelige objecten in de geluidszone van een weg voorgesteld? | De bebouwde kom van Kapelle-Biezelinge is aangewezen als 30-km/uur zone. Dergelijke wegen hebben op grond van de Wgh geen geluidszone. De ontwikkeling ligt niet binnen de geluidszone van wettelijk gezoneerde wegen. Echter dient op basis van jurisprudentie ook ten aanzien van wegen met een snelheid lager dan 50 km/uur aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat. Daarom is, ten aanzien van de te realiseren appartementen, een indicatieve geluidsberekening uitgevoerd op basis van de Standaard Rekenmethode 1 uit het Reken- en Meetvoorschrift van de Wet geluidhinder (Wgh). De berekening is uitgevoerd voor de Bruëlisstraat. Deze grenst direct aan het plangebied. Hierbij is de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aangehouden als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde van 63 dB als maximaal aanvaardbare waarde. Hierbij mag, conform artikel 110g uit de Wgh een correctie toegepast worden van 5 dB indien de maximum snelheid lager is dan 70 km/uur. Voor de berekeningen is de verkeersintensiteit op de Bruëlisstraat van belang. Op basis van telgegevens uit 2010 blijkt een gemiddelde weekdagintensiteit van 625 mvt/etmaal. Op basis van een autonome groei van 1% per jaar is deze intensiteit opgehoogd naar het prognosejaar 2025. Vervolgens is daar de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling bij opgeteld. Deze bedraagt op kencijfers van het CROW circa 360 mvt/etmaal. Voor het planjaar 2025 geldt zodoende een intensiteit van circa 1.085 mvt/etmaal. De appartementen bevinden zich op de eerste tot en met de zesde verdieping van het complex. Zodoende is gerekend op de waarneemhoogten 4,5 m, 7,5 m, 10,5 m, 13,5 m en 16,5 m. De berekende geluidbelasting bedraagt maximaal 45 dB (zie bijlage 4). Hiermee wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. |
Spoorweglawaai | ||
Wet geluidhinder | Worden geluidsgevoelige objecten in de geluidszone van een spoorweg voorgesteld? | Op circa 350 meter afstand ten zuiden van het plangebied ligt een spoorlijn. Deze spoorlijn is opgenomen op de Regeling geluidplafondkaart Milieubeheer (RGM), waardoor de bronnen onder hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer (Wm) vallen. Voor de spoorlijn geldt ter hoogte van de ontwikkeling een geluidproductieplafond van maximaal 57,5 dB . Dit betekent dat de wettelijke geluidszone 200 meter bedraagt. Zodoende ligt de ontwikkeling buiten de wettelijke geluidszone van de spoorlijn. Akoestisch onderzoek naar spoorweglawaai kan daarom achterwege blijven. |
Industrielawaai | ||
Wet geluidhinder | Worden geluidsgevoelige objecten in de geluidszone voor industrielawaai voorgesteld? | Het dichtstbijzijnde gezoneerde industrieterrein is bedrijventerrein Smokkelhoek. Het plangebied ligt buiten de geluidszone van bedrijventerrein Smokkelhoek. |
Luchtkwaliteit | ||
Wet milieubeheer | Wordt voldaan aan de genoemde grenswaarden in de Wet milieubeheer? | Volgens de NSL-monitoringstool geldt in de directe omgeving van het plangebied een maximale fijn stof concentratie (PM10) van 27,3 ug/m3 en een maximale concentratie stikstofdioxide (NO2) van 20,5. Het maximale aantal overschrijdingsdagen voor het 24-uursgemiddelde stikstofdioxide bedraagt 9 dagen.Deze waarden liggen ruim onder de normen. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden. Kleine woningbouwlocaties (tot 3.000 woningen) vallen onder het besluit 'Niet in betekende mate bijdragen' (NIBM). Het toevoegen van 8 appartementen en een huisartsenpraktijk zal niet tot een overschrijding van de normen leiden. |