Buitengebied
Bestemmingsplan - Middelburg
Vastgesteld op 28-09-2009 - geheel onherroepelijk in werking
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Middelburg.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99. met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan- En Uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 Aan-huis-gebonden Beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 Afdekfolie
folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen.
1.8 Agrarisch Bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is, of waarvoor de gronden feitelijk en in overwegende mate voor voerteelt voor het veehouderijbedrijf worden gebruikt;
- 5. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden voor vlees- en / of melkproductie en/of voor gebruiksgerichte paardenhouderij;
- 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder inbegrepen, in gebouwen;
- 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
1.9 Agrarisch Loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.
1.10 Archeologisch Onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 Archeologische Waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 Bebouwing
een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.14 Bedrijfsmatige Exploitatie Van Verblijfsrecreatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.15 Bedrijfs- Of Dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.16 Bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.17 Bedrijfsvloeroppervlak Intensieve Veehouderij
de gezamenlijke oppervlakte van vaste vloeren in gebouwen, mestdoorlatende vloeren daaronder begrepen, die worden gebruikt voor de huisvesting van dieren, ten behoeve van intensieve veehouderij die bestaat uit de ruimten waar de dieren worden gehuisvest, waaronder worden begrepen de hok- of stalruimten, inclusief scheidingswanden en gangpaden.
1.18 Bestaande Afstands-, Hoogte-, Inhouds- En Oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.19 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.22 Bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.23 Boerderij- En Streekproducten
al dan niet bewerkte agrarische producten waaronder begrepen exotische fruit- en groentesoorten danwel, overige producten afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven, alsmede ambachtelijk vervaardigde producten uit de streek.
1.24 Boog- En Gaaskassen
al dan niet verplaatsbare constructies, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen.
1.25 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 Bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.29 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 Centrale Voorzieningen Voor Verblijfsrecreatie
onder centrale voorzieningen voor de verblijfsrecreatie wordt verstaan:
- 1. voorzieningen voor verhuur en exploitatie van de verblijfsrecreatie, zoals receptie-, verblijfs- en kantoor- en dienstruimten;
- 2. detailhandel, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen, en publieksgerichte dienstverlening, voor zover beide zijn gerelateerd aan de verblijfsrecreatieve functie;
- 3. recreatieve voorzieningen gerelateerd aan de verblijfsrecreatieve functie.
1.32 Consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.33 Containervelden
al dan niet verharde percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.
1.34 Cultuurhistorische Waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.
1.35 Dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.36 Dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.37 Deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
1.38 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 Detailhandel In Volumineuze Goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.40 Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.41 Extensieve Dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.42 Extensief Recreatief Medegebruik
recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen en bijbehorende recreatieve voorzieningen op een kleine, beperkte schaal.
1.43 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 Geluidsgevoelige Objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.45 Geluidshinderlijke Inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.46 Grens Gezoneerd Industrieterrein
de grens van het terrein waarvoor een zone industrielawaai geldt, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
1.47 Grens Zone Industrielawaai
de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.
1.48 Grootschalige Detailhandel
grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, alsmede tuincentra.
1.49 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.50 Horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.51 Hoveniersbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen alsmede op het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen dan wel de aanleg en het onderhoud van tuinen voor derden, met dien verstande dat afzonderlijke detailhandel niet is inbegrepen.
1.52 Kampeermiddelen
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan, dan wel;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning nodig is;
- c. één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.53 Kampeerterrein
terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.54 Kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.55 Kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.56 Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.57 Kleinschalige Dagrecreatieve Voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.58 Landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.59 Manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en / of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.60 Mantelzorg
alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.61 Mestbassins
werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.
1.62 Mestopslagruimten
bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestverzamelsilo's en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.
1.63 Monumentencommissie
de gemeentelijke monumentencommissie als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet.
1.64 Natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.65 Ned
nieuwe economische drager: een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mag worden ondernomen.
1.66 Nen
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.67 Neventak
een agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf die wat productieomvang betreft ondergeschikt is aan de (grondgebonden) agrarische hoofdtak.
1.68 Niet-agrarische Neventak
niet-agrarische activiteiten als ondergeschikt bestandsdeel van de totale productieomvang van een agrarisch bedrijf.
1.69 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.70 Ondergronds Bouwen
bouwen van gebouwen beneden het peil.
1.71 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.72 Overkappingconstructie Als Teeltondersteunende Voorziening
bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht.
1.73 Paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
1.74 Paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.75 Paardrijactiviteiten
het houden van paarden en / of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en / of pony's in pension te stallen en te weiden.
1.76 Paardrijschool
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt.
1.77 Peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- b. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'spoorweg': bovenkant spoorstaaf;
- c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.78 Permanente Standplaats Kampeermiddel
een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.79 Permanente Teeltondersteunende Voorzieningen
boog- en gaaskassen, overkappingsconstructies en stellingen als teeltondersteunende voorzieningen.
1.80 Permanente Verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.
1.81 Platte Afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
1.82 Pleziervaartuig
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport.
1.83 Praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.84 Recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.85 Reëel Agrarisch Bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
1.86 Restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.87 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.88 Staat Van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.89 Stacaravan
een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55 m², één bouwlaag en maximaal 3,50 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld.
1.90 Standplaats Voor Kampeermiddel
het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:
- a. permanente standplaats:
een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel en twee bijzettentjes van maximaal 6 m², dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
- b. niet-permanente standplaats:
een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, ten behoeve van recreatief nachtverblijf, nader te onderscheiden in:
- één kampeermiddel met maximaal twee bijzettentjes, van maximaal 6 m² of;
- maximaal drie tentjes van maximaal 6 m².
1.91 Teeltondersteunende Voorzieningen
boog- en gaaskassen, overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en / of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten.
1.92 Tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.93 Verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.94 Verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.95 Volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.96 Volwaardig Agrarisch Bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
1.97 Voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.98 Waterbassins
werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van water, zoals foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag.
1.99 Wateropslagruimten
bouwwerken, ten behoeve van de opslag van water, zoals wateropslagtanks en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag.
1.100 Weidegang
gedurende een substantieel gedeelte van het jaar, nagenoeg dagelijks buiten laten lopen van dieren, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten verzameld wordt en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.
1.101 Windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.102 Woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.103 Zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.104 Zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.105 Zorgboerderij
een agrarisch bedrijf dat mede gericht is op het bieden van zorg, therapeutische arbeid en / of resocialisatie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 Bouwhoogte Van Een Antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 Bouwhoogte Van Een Bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 Breedte, Lengte En Diepte Van Een Bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 Dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 Goothoogte Van Een Bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot /de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 Hoogte Van Een Windturbine
vanaf het peil tot aan de (rotor)as van de windturbine.
2.8 Hoogte Van Een Woonschip
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
2.9 Inhoud Van Een Bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met inbegrip van ondergrondse bouwwerken.
2.10 Oppervlakte Van Een Bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 Oppervlakte Van Een Woonschip
tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.
2.12 Vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
1.1 Aanleiding
De gemeente Middelburg werkt momenteel aan een actualisering van de bestaande bestemmingsplannen. Onderdeel daarvan is een algehele herziening van de vigerende bestemmingsplannen voor het buitengebied.
Voor het buitengebied van de gemeente Middelburg gelden drie verschillende en (deels) verouderde bestemmingsplannen die niet meer voldoen aan actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen. De "leeftijd" van de geldende bestemmingsplannen van het plangebied is aangegeven in de volgende tabel.
Overzicht bestemmingsplannen
Bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd |
Bestemmingsplan Buitengebied Middelburg | 22-11-1997 | 23-06-1998 |
Bestemmingsplan Buitengebied Arnemuiden | 30-03-1987 | 17-11-1987 |
Bestemmingsplan Kleverskerke | 27-06-1994 | 13-09-1994 |
Bij de wens om de bestemmingsplannen Buitengebied te actualiseren zijn de volgende aspecten van belang:
- beleidskader en juridische regeling van de drie bestemmingsplannen zijn onderling sterk verschillend;
- afstemming op het Omgevingsplan Zeeland is noodzakelijk;
- de plankaart, het gemeentelijk beleidskader en de juridische regeling van het bestemmingsplan Buitengebeid Arnemuiden zijn sterk verouderd.
Door het gemeentebestuur is besloten tot het actualiseren van de bestemmingsregelingen voor het buitengebied zodanig dat één samenhangend en op de actuele situatie en beleidsinzichten afgestemd bestemmingsplan ontstaat.
1.2 Aanpak En Bestemmingsmethodiek
Beleids- en ontwikkelingsgerichte aanpak
De maatschappelijke betekenis van het buitengebied is in de gemeente Middelburg – net als in de rest van Nederland – sterk aan het veranderen. Van een gebied dat alleen in gebruik was bij de landbouw is die betekenis verbreed tot een multifunctioneel gebied waar gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt.
Daar komt bij dat er met betrekking tot de functies tal van ontwikkelingen spelen, die leiden tot veranderingen in het buitengebied. Een duidelijk voorbeeld is de afname van het aantal landbouwbedrijven. Wonen, zorg, maar ook niet-agrarische bedrijvigheid krijgen tegelijkertijd steeds vaker een plaats in het buitengebied. Deze ontwikkelingen vragen om een daarop afgestemd beleid.
Een en ander verlangt een beleids- en ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Een bestemmingsplan dat naast adequate en flexibele regeling van de feitelijke situatie, ook gericht is op het oplossen van specifieke en actuele planologische problemen en vraagstukken in het plangebied en op het bieden van mogelijkheden om sturing te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied. Met andere woorden: geen bestemmingsplan dat uitsluitend de huidige situatie vastlegt (behoud en bescherming, tegengaan ongewenste ontwikkelingen, vastleggen van een "eindbeeld") maar een bestemmingsplan dat ook een beleids- en toetsingskader biedt voor sturing van gewenste ontwikkelingen en veel meer een (gewenst) ruimtelijk proces aangeeft. Van belang daarbij is dat aandacht wordt geschonken aan de vertaling van het beleid in een handhaafbare regeling.
Bestemmingsmethodiek
Voor het nieuw op te stellen plan is naar een planopzet gezocht waarbij de ontwikkelingsdimensie van het beleid tot uitdrukking komt. Hierbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de reikwijdte van het instrument bestemmingsplan ("wat kan en moet geregeld worden").
Deze aanpak leidt tot een bestemmingsmethodiek waarbij:
- het bestaande gebruik wordt vastgelegd: bestemming van de huidige gebruiksvormen en de mate waarin deze zich rechtstreeks kunnen ontwikkelen;
- de ontwikkelingsmogelijkheden worden aangegeven voor bestaande en nieuwe functies en onderscheiden deelgebieden: toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen en functieveranderingen.
Met deze bestemmingsmethodiek wordt getracht het onderscheid tussen huidige gebruiksvormen, nieuwe gebruiksvormen en beleidsintenties zo scherp mogelijk in de regeling te vertalen.
1.3 Opzet Plantoelichting / Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied is opgebouwd uit een beknopte analyse van het plangebied (wat zijn de kenmerken en kwaliteiten van het buitengebied?), gebiedsvisie (wat is het gemeentelijk beleid voor de verschillende deelgebieden?) en een vertaling van de visie in de bestemmingsregeling (hoe wordt de beleidsvisie vertaald in bestemmingen en planregels?).
De toelichting begint in hoofdstuk 2 met een beknopte analyse van het plangebied, waarin per functie een korte beschrijving wordt gegeven van de huidige situatie en de te verwachten ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 wordt het provinciaal beleid kort samengevat: het Omgevingsplan Zeeland 2006 – 2012. Aansluitend aan het provinciaal is het gemeentelijk beleid beschreven.
Op basis van het plangebied (hoofdstuk 2) en het beleidskader (hoofdstuk 3) wordt in hoofdstuk 4 het gemeentelijk beleid voor de verschillende deelgebieden van het plangebied beschreven in de gebiedsvisie. In hoofdstuk 5 wordt deze gebiedsgerichte beleidsvisie uitgewerkt voor de verschillende functies en thema's. In hoofdstuk 6 wordt het gemeentelijk beleid voor het plangebied getoetst op diverse wettelijke aspecten, zoals de Wet luchtkwaliteit, Wet geluidshinder en Flora en faunawet. In hoofdstuk 7 wordt de vertaalslag gemaakt naar de bestemmingsregeling. Daarbij wordt ingegaan op de in de toelichting gekozen planvorm, de toegepaste bestemmingsmethodiek en de planregels.
In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van (onderdelen) van het bestemmingsplan.
In hoofstuk 9 ten slotte worden de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen beschreven.