Bestemmingsplan Mortiere Fase 13
Bestemmingsplan - Gemeente Middelburg
Vastgesteld op 17-12-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het bestemmingsplan 'Mortiere fase 13' van de gemeente Middelburg.
1.2 het bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0687.BPMORF13-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 verbeelding
de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Mortiere fase 13.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.7 ander bouwwerk
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bed & breakfast
een nevenactiviteit in bestaande woon- en slaapvertrekken in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.
1.10 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.
1.11 bedrijf aan huis
een bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebben op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.
1.12 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.13 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.14 bedrijven met showroom
bedrijven met een showroom voor detailhandel in keukens, sanitair, serres, kozijnen, dakkapellen, veranda's, zonweringen gecombineerd met het bedrijfsmatig plaatsen en/of installeren van deze goederen.
1.15 beroep aan huis
een beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitzondering van detailhandel en bedrijven die milieuplichtig zijn.
1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvak.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 bruingoed
geluids- en beeldelektronica, zoals televisies, dvd-spelers, radio's en dergelijke alsmede ondergeschikte verkoop van daarmee samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen en materialen.
1.30 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.31 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde van de constructie in één of beide dakvlak(ken) zijn geplaatst.
1.32 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps – of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.
1.34 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, fysiopraktijk, belwinkels, internetcafé, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen met uitzondering van een seksinrichting.
1.35 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.
1.36 erfafscheiding
bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.
1.37 erfgrens
de grens van het erf.
1.38 garage
een niet bedrijfsmatige stallingsruimte voor motorvoertuigen, caravans en dergelijke al dan niet deel uitmakend van een complex van dergelijke stallingen (garageboxen).
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt en duurzaam is verbonden met de grond.
1.40 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.41 geluidswerende voorziening
een geluidsscherm of geluidwal die naast een weg of spoorlijn wordt geplaatst om de geluidhinder te beperken voor mensen die erachter wonen of verblijven.
1.42 grens zone industrielawaai
de grens van de zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.43 groen
Het totaal aan parken, plantsoenen, bermen, boomvakken en overige beplanting.
1.44 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.45 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
1.46 maatvoeringsaanduiding
alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.
1.47 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.48 netto-bedrijfsvloeroppervlak
De vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf inclusief de etalageruimten, exclusief magazijnen en overige dienstruimten.
1.49 nok
hoogst gelegen snijlijn van twee dakvlakken bepalend voor de richting van de kap.
1.50 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.51 opslag
het bedrijfsmatig opslaan van goederen, gegevens etc.
1.52 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.53 parkeergarage
een gebouwde voorziening waar automobilisten over het algemeen tegen betaling (overdekt) kunnen parkeren voor kortere of langere tijd.
1.54 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het water: NAP.
1.55 stedenbouwkundige supervisor
een door burgemeester en wethouders aangewezen stedenbouwkundige adviseur.
1.56 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.57 voorgevel-/achtergevelrooilijn
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden.
1.58 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater.
1.59 wonen
de huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.
1.60 woning
een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.61 wonen aaneengebouwd
een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.62 wonen geschakeld
- a. vrijstaande woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden;
- b. woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.
1.63 wonen gestapeld
een woning deel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.64 wonen patio
Een woning waarbij de buitenruimte is ingesloten door de bouwmassa van de woning en/of de aangrenzende woning(en).
1.65 wonen twee aaneen
Een woning die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.66 wonen vrijstaand
een woning die met inbegrip van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen los staat van de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, airco-units, liftopbouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 verschillende goothoogte van een bouwwerk
indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.2 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
- b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. bermen;
- c. bruggen;
- d. water;
- e. voet- en fietspaden;
- f. speelvoorzieningen;
- g. kunstwerken/objecten;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van (licht)masten niet meer mag bedragen dan 9 m;
- 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 12 m;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;
- b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 15 m²;
- 2. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
- 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5 m.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. ontsluiting;
- c. parkeervoorzieningen, met uitzondering van parkeren op gronden behorende bij tussenwoningen;
- d. water;
- e. wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent'.
4.2 Bouwregels
Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent' is het bouwen van een accent toegestaan met een goot- respectievelijk bouwhoogte van maximaal 9 m en 12 m;
- 2. de oppervlakte van erkers mag niet meer bedragen dan 6 m² per erker, de diepte mag maximaal 1,5 m bedragen en de hoogte mag maximaal 4 m bedragen;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de rooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
- 2. indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accent' een accent wordt gebouwd, mag de bouwhoogte van erf- of terreinafscheiding, op de voorgevelrooilijn alsmede op de zijgevelrooilijn ter hoogte van het accent, niet meer bedragen dan 1 m;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, bestaande uit ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook;
- b. bruggen;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. parkeerplaatsen;
- e. bermen;
- f. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. beplanting;
- i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van (licht)masten niet meer mag bedragen dan 9 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;
- b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een gebouw niet meer mag bedragen dan 15 m²;
- 2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wateraanvoer en -afvoer;
- b. waterberging;
- c. oevers.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning;
- b. ten behoeve van de bestemming behorende tuinen, erven, parkeervoorzieningen, ontsluitingspaden en wegen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor vrije beroepen, voor zover:
- 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
- 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep of bedrijf aan huis;
- 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van een vrij beroep in gebruik zal zijn;
- 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
- 7. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw;
- b. op de gronden met de bestemming Wonen zijn een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan;
- c. voor het gestelde in artikel 7.2.1 sub h gelden voor de aanleg van parkeerplaatsen de volgende normen:
- 1. woningen duur minimaal 1,9 en maximaal 2,1 parkeerplaatsen per woning;
- 2. woningen middelduur minimaal 1,7 en maximaal 1,9 parkeerplaatsen per woning;
- 3. woningen goedkoop minimaal 1,4 en maximaal 1,7 parkeerplaatsen per woning;
- d. het aantal woningen binnen het plangebied Mortiere fase 13 bedraagt ten hoogste 56.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 geluidzone - industrie
Binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan, behoudens voor zover reeds hogere waarden zijn verleend op grond van de Wet geluidhinder.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 bestaande maten
- a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
10.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
- c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
- a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.
12.2 Wijzigingsbevoegdheid Tuin naar Wonen
Het bevoegd gezag kan bij een aanvraag voor een grondgebonden woning de bestemming 'Tuin' op de verbeelding wijzigen naar de bestemming 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:
- a. de regels van de bestemming 'Wonen', zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing worden op de gewijzigde bestemming 'Wonen';
- b. de wijziging beperkt blijft tot de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aan de te wijzigen bestemming 'Tuin' grenzende gronden met de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat de maximale hoogte van toegelaten bouwwerken, zoals aangegeven op de verbeelding, ter plaatse van de bestemming 'Wonen' en grenzend aan de te wijzigen bestemming 'Tuin', niet mag worden overschreden;
- c. de wijziging geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid;
- d. de wijziging de parkeerbalans van niet verstoord;
- e. de wijziging geen onevenredige afbreuk doet aan de architectonische en/of stedenbouwkundige kwaliteit van Mortiere;
- f. de wijziging geen onevenredige afbreuk doet aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. alvorens gebruik te maken van de bevoegdheid tot het wijzigen van de bestemming 'Tuin' naar de bestemming 'Wonen' als bedoeld in Artikel 7 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken supervisor van het stedenbouwkundig plan 'Mortiere'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid onder a. omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan, voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het bepaalde in dit lid onder 1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Mortiere fase 13'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Om de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk in Middelburg mogelijk te maken, heeft de gemeente Middelburg op 7 juli 2003 het bestemmingsplan Mortiere vastgesteld. Op 7 juli 2014 is ter actualisatie het bestemmingsplan 'Mortiere' vastgesteld (na gerechtelijke uitspraak over de vaststelling van het plan in juni 2013). Dit verving het bestemmingsplan Mortiere (2003) en alle vastgestelde uitwerkingsplannen.
In de huidige situatie is er voor de locatie de bestemming Wonen - Uit te werken opgenomen.
Inmiddels worden voor dit deel van de wijk Mortiere, fase 13, ook plannen gemaakt en dient er een plan met bouwmogelijkheden te worden opgesteld waarin de ontwikkeling van maximaal 56 woningen wordt mogelijk gemaakt.
Er wordt voor deze fase geen gebruik gemaakt van de uitwerkingsmogelijkheid in het vigerende bestemmingsplan Mortiere, omdat het maximaal toegestane aantal woningen binnen deze uitwerkingsmogelijkheid (1380) niet voldoende ruimte biedt voor de ontwikkeling van fase 13. Met de in recent opgestelde uitwerkingsplannen (fase 11 en 12) en het in procedure zijnde uitwerkingsplan (fase 6b) is dit aantal bijna bereikt. Daarom is ervoor gekozen de 56 woningen van fase 13 in een bestemmingsplan mogelijk te maken, maar wordt verder voor alle regels en mogelijkheden aangesloten op het vigerende bestemmingsplan Mortiere.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het plangebied aangeduid in de afbeelding in paragraaf 1.2.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen binnen de wijk Mortiere in de gemeente Middelburg. Het plangebied ligt in het noorden van het plan Mortiere. Op onderstaande afbeeldingen is de ligging weergegeven.
Afbeelding ligging plangebied met begrenzing (bron Cyclomedia)
1.3 Vigerende Regelingen
Het vigerende bestemmingsplan is getiteld 'Mortiere', en is vastgesteld op 25 juni 2013. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming Wonen - Uit te werken met een aanduiding 'gestapeld' en de aanduiding geluidzone - industrie.
In paragraaf 1.1 Aanleiding staat omschreven waarom voor dit plangebied een bestemmingsplan is opgesteld in plaats van een uitwerkingsplan.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan is opgesteld binnen de beleidskaders van het bestemmingsplan 'Mortiere'. Daarnaast is er voorzien in een korte beleidsverantwoording in Hoofdstuk 2 Beleidskader. Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse plangebied geeft een analyse van de huidige situatie. In Hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van het stedenbouwkundig ontwerp. Vervolgens vindt in Hoofdstuk 5 de toetsing aan de voor het plan relevante (milieu)aspecten plaats. Hoofdstuk 6 Juridische planopzet geeft een beschrijving van de juridische regeling zoals deze is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht en de uitkomsten van vooroverleg en inspraak.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- Afwentelen wordt voorkomen.
Specifiek beleid ten aanzien van het planvoornemen is niet opgenomen, daarom wordt de Nationale Omgevingsvisie niet nader toegelicht.
Omgevingsvisies hebben op zichzelf geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de omgevingsvisie die juridische borging vragen worden daarom geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn verschillende bepalingen opgenomen, o.a. ten aanzien van Rijksvaarwegen, hoofdwegen en - spoorwegen. Er zijn geen bepalingen die direct betrekking hebben op het plangebied.
De onderhavige ontwikkeling betreft de realisatie van 56 woningen binnen het bestemmingsplan Mortiere fase 13, in de gemeente Middelburg. Het plangebied heeft geen directe relatie met één van de thema's of bepalingen uit het Barro. Voor het plan zijn er ten aanzien van dit beleidsonderdeel geen knelpunten.
2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Stec heeft een rapport opgesteld om dit plan te onderbouwen aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dit rapport is als Bijlage 1 bijgevoegd. In deze Ladderonderbouwing wordt ingegaan op het feit dat het een nieuw stedelijke ontwikkeling is in bestaand stedelijk gebied en wordt de woningbehoefte onderbouwd, zowel kwantitatief als kwalitatief.
Uit de laddertoetsing blijkt dat:
- We taxeren dat het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied van de gemeente Middelburg ligt, vanwege de vigerende bestemming (‘wonen’) en omdat het plangebied volledig omsloten is door stedelijke functies (waaronder wonen en sport).
- In de primaire marktregio (gemeente Middelburg) is een vraag naar 2.020 woningen tussen 2023 en 2033. Het harde planaanbod kan voorzien in 1.330 woningen. Er resteert dan een behoefte aan 690 woningen. Hierin kunnen de 56 woningen in dit plan voorzien.
- In de secundaire marktregio (regio Walcheren) is een vraag naar 4.550 woningen tussen 2023 en 2033. Het harde planaanbod kan voorzien in 2.265 woningen. Er resteert dan een behoefte aan 2.285 woningen. Hierin kunnen de 56 woningen in dit plan voorzien.
- De appartementen in dit plan voorzien naast de kwantitatieve behoefte ook in een kwalitatieve vraag naar meer appartementen/nultredenwoningen in de primaire en secundaire marktregio.
- Op basis van bovenstaande taxeren we dat het plan Mortiere fase 13 voldoet aan de Ladder.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsplan Zeeland
Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten het omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan vormt op het gebied van de fysieke leefomgeving het provinciale beoordelingskader voor medeoverheden, organisaties en burgers binnen de kaders en spelregels die wettelijk zijn vastgesteld. Het is van provinciaal belang dat de Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de Provincie.
Woningbouw
Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie. Gezien de ruimtelijke doelen, de klimaat en demografische opgave, de uitgangssituatie van de woningvoorraad en de toekomstverwachtingen, is woningbouwbeleid essentieel.
De locatie Mortiere en daarmee ook het plangebied liggen binnen 'Bestaand bebouwd gebied'.
Toetsing
Met het voorliggende bestemmingsplan worden 56 woningen gerealiseerd. Door deze woningen te realiseren in de wijk Mortiere wordt nadere invulling gegeven aan het criterium zorgvuldig ruimtegebruik. Mortiere is de omvangrijkste woningbouwlocatie in Middelburg.
Afbeelding; ligging plangebied binnen bestaand stedelijk gebied, kaart provincie Zeeland
Met het voorliggende bestemmingsplan worden 56 woningen gerealiseerd. Door deze woningen te realiseren in de wijk
Mortiere wordt nadere invulling gegeven aan het criterium toekomstbestendige en bereikbare woon- en verblijfsomgeving door nieuwbouwwoningen te bouwen. Mortiere is de omvangrijkste woningbouwlocatie in Middelburg.
Naast het Omgevingsplan is ook de Provinciale Omgevingsverordening van kracht. De omgevingsverordening bevat provinciale regels over de fysieke leefomgeving die voor iedereen gelden. Er zijn geen die specifiek voor het plangebied gelden. De Provinciale Omgevingsverordening wordt verder niet toegelicht.
2.2.2 Zeeuwse omgevingsvisie
Op 12 november 2021 hebben Provinciale Staten van Zeeland de Zeeuwse Omgevingsvisie vastgesteld. De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategisch langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de volle breedte van de leefomgeving en alle andere onderwerpen die van belang zijn voor de toekomst van Zeeland. De provincie heeft dit vertaald naar vier ambities.
- 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland:
- 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied
- 3. Een duurzame en innovatieve economie
- 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland
Het planvoornemen draagt o.a. bij aan de eerste ambitie.
Uitstekende wonen, werken en leven in Zeeland.
In 2050 is er voor ieder een passende woning beschikbaar, in een omgeving waar je je veilig voelt en waarin gezond wordt geleefd. De woonomgeving draagt bij aan biodiversiteit en is ingericht op langere droogte en op overtollig regenwater. Mobiliteit is snel, slim, veilig, schoon en betaalbaar voor zowel reiziger als overheid. De digitale bereikbaarheid is snel en goed. Het onderwijs in de provincie is goed bereikbaar, betaalbaar en van hoogstaande kwaliteit. Zeeland beschikt verspreid door de provincie over een aantal onderscheidende kleinschalige top- en kwaliteitsvoorzieningen.
Met het planvoornemen worden 56 woningen mogelijk gemaakt, 42 appartementen en 14 grondgebonden woningen. Door deze woningen te realiseren wordt een bijgedrage geleverd aan passende woningen voor iedereen. zoals ook onderbouwd is in paragraaf 2.1.2. In Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten wordt ingegaan op o.a het aspect Water. Hiermee is het plan in lijn met de omgevingsvisie van de provincie Zeeland.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Herijking van de Kwaliteitsatlas
De kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
In de "Kwaliteitsatlas Middelburg 2030" (2010) wordt een beeld geschetst van een bevolkingsgroei van circa 46.000 tot 56.000 inwoners in 2030. De gemeente heeft zich aangesloten bij het provinciaal beleid om 50% van de woningbouwproductie te laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van Mortiere past hierbinnen.
Ondanks dat in de vastgestelde Herijking van de Kwaliteitsatlas in 2010 de ambitie is verlaten om te groeien naar 56.000 inwoners, blijft de bevolking van Middelburg de komende jaren wel groeien. Dit wordt aangetoond door de bevolkingsprognoses. Deze prognoses tonen ook aan dat de gemeente Middelburg geen 'krimpgemeente' is of zal worden. Verder neemt de gezinsverdunning toe en is de levensverwachting van de mensen hoger. Om dit op te vangen blijft extra nieuwbouw noodzakelijk, op zowel inbreidings- als uitbreidingslocaties.
Tevens wordt in de herijkte Kwaliteitsatlas gestreefd naar gemengde en stabiele wijken. Met het bestemmingsplan Mortiere fase 13 wordt het gemengde karakter van de wijk Mortiere versterkt. Een integrale benadering van het woonmilieu is één van de belangrijkste voorwaarden voor een kwalitatief goede stad, waardoor mensen graag in Middelburg willen (blijven) wonen.
2.3.2 Omgevingsvisie Middelburg 2050
De (ontwerp)omgevingsvisie is de opvolger van de Kwaliteitsatlas.De omgevingsvisie geeft een beeld hoe de gemeente Middelburg er in het jaar 2050 uit zou kunnen zien. Deze visie wordt door de gemeente gebruikt om de komende jaren richting te geven aan ontwikkelingen in de leefomgeving. In de visie worden 5 verschillende koersen geschetst waarop de gemeente zich gaat focussen.
- 1. Koester wat je hebt;
- 2. Werken aan evenwichtige groei;
- 3. Gezonde stad;
- 4. Compacte stad;
- 5. Circulaire en groene stad.
Het planvoornemen sluit aan op de verschillende koersen die geschetst worden in de omgevingsvisie. Door het toevoegen van woningen wordt er gewerkt aan een evenwichtige groei van de stad. Daarop aansluitend blijft het door een evenwichtige groei een gezonde stad waarin wonen, werken en voorzieningen in balans zijn. Ook sluit het planvoornemen aan op de omgevingsvisie voor het afronden van de nieuwe woonwijk Mortiere, waardoor het bijdraagt aan een compacte stad.
2.3.3 Woningbouwprogramma
Op 10 november 2022 is de nieuwe woonvisie voor de gemeente Middelburg vastgesteld.
In de woonvisie beschrijft de opgave voor de komende 10 jaar. Hierbij is breder gekeken dan alleen het ‘wonen’. Er wordt ook ingegaan op bijvoorbeeld de algehele woonkwaliteit in Middelburg, duurzaamheid en wonen in combinatie met zorgverlening. De gemeente zet in op de volgende aspecten:
- Toekomstbestendigheid van de bestaande voorraad;
- Beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen;
- Aantrekkelijke en inclusieve nieuwbouw;
- Wonen zorg en welzijn;
- Goed wonen voor iedereen.
Het planvoornemen sluit aan op verschillende aspecten die benoemd worden in de woonvisie. Het plan maakt onderdeel uit van de wijk Mortiere, wat een aantrekkelijke en inclusieve nieuwbouw wijk is, en in het plan wordt rekening gehouden met beschikbaarheid en betaalbaarheid van de woningen, door de toevoeging van appartementen, die een andere doelgroep een plek in de wijk Mortiere bieden.
Prognose behoefte nieuwe woningen
De Provinciale bevolkings- en huishoudensprognose 2022 geeft aan waar de behoefte is en hoe groot deze is. De regio Walcheren (waar de gemeente Middelburg onder valt) verwacht de komende 10 jaar een groei van 4676 huishouden.
Naast deze positieve huishoudensontwikkeling is tevens een positieve bevolkingsontwikkeling van de gemeente Middelburg te zien in de prognose. In de periode tot 2040 zal de bevolking met ongeveer 5.000 inwoners groeien.
De huishoudensontwikkeling, de bevolkingsontwikkeling en de natuurlijke aanwas zijn positief voor de gemeente Middelburg. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er een behoefte is aan nieuwe woningen in Middelburg.
SOK
De SOK is de samenwerkingsovereenkomst tussen projectontwikkelaars en de gemeente Middelburg waarin afspraken zijn vastgelegd over de ontwikkeling van Mortiere. In de SOK is afgesproken om het aantal woningen voor heel Mortiere te verhogen van 1380 naar 1443. Met deze verhoging is de ruimte geboden voor de extra woningen in fase 13. Onderdeel van deze afspraak in de SOK is dat voor een deel van de gronden onder de hoogspanningsleiding bij fase 3d en 5a de woonbestemmings komt te vervallen. Voor deze wijziging van de bestemming wordt een partiële herziening van het bestemmingsplan Mortiere opgesteld en deze doorloopt een separate procedure.
2.3.4 Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking
Zoals in paragraaf 2.1.2 is aangegeven is er door STEC een ladder onderzoek uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 1 bijgevoegd. In deze Ladderonderbouwing wordt ingegaan op het feit dat het een nieuw stedelijke ontwikkeling is in bestaand stedelijk gebied en wordt de woningbehoefte onderbouwd, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het onderzoek wordt gesteld dat het plan Mortiere fase 13 voldoet aan de Ladder.
2.3.5 Groenbeleidsplan 2016-2026
Het doel van het groenbeleidsplan is om een duurzame groenstructuur te behouden en te ontwikkelen en een kader te bieden voor de gewenste onderhoudskwaliteit van het openbaar groen. De uitgangspunten zijn vastgelegd in beleidsuitspraken over ruimtelijke opbouw, ecologie, spelen en veiligheid in het groen en beheer.
Voor belangrijke vraagstukken voor het groen geeft het groenbeleid richtlijnen. De gemeentelijke hoofdgroenstructuur en de ecologische structuur vormen het robuuste raamwerk voor het groen en dienen beschermd te worden. De waardevolle bomen verdienen bescherming.
Het groenbeleidsplan geeft richtlijnen voor de inrichting van nieuwe gebieden, zoals Mortiere, voor goed opgebouwde en duurzame groenvoorzieningen die efficiënt te beheren zijn.
Afbeelding groenstructuur
In het groenstructuurplan (zie afbeelding) wordt ingegaan op de groenstructuur Dauwendaele (inclusief Mortiere). Belangrijk onderdeel van de groenstructuur is het Ella Fitzgeraldpark centraal in de wijk Mortiere, dat een recreatieve functie vervult voor de wijk. Het nieuwe park met een oppervlakte van 7,3 hectare wordt niet nader besproken in het groenstructuurplan.
2.3.6 Mobiliteitsplan: Fietsvriendelijke gemeente
Gemeente Middelburg streeft ernaar een fietsvriendelijke stad te worden. Zo is in het Mobiliteitsplan opgenomen dat de fietser moet kunnen concurreren met de automobilist. Ook in de Kwaliteitsatlas krijgt de fietser voorrang. Dit kan o.a. door in nieuwe wijken 30km/u in te voeren, korte snelle verbindingen voor de fiets na te streven, extra doorsteekjes/ fietsverbindingen te maken en te zorgen voor voldoende fietsparkeermogelijkheden bij maatschappelijke voorzieningen.
2.3.7 Duurzaamheidsbeleid
De gemeenteraad heeft de Middelburgse Visie Milieu (MVM) 2019-2025 vastgesteld. In de MVM is het duurzaamheidsbeleid opgenomen. Het separaat vastgestelde klimaatbeleid 'Op weg naar een energieneutraal Middelburg in 2050' met bijhorende route kaart voor is hier in opgenomen.
De MVM heeft betrekking op alle milieu thema's. In dit kader zijn met name de thema´s klimaat en energie, duurzaam bouwen en wonen, groen in de woonomgeving en ruimtelijke ordening relevant.
De belangrijkste ambities en doelstellingen die voor een plan relevant zijn en uitgangspunt moeten zijn worden hierna genoemd.
- Het belangrijkste doel is om te komen tot een gezonde, duurzame samenleving en leefomgeving en een duurzame ontwikkeling van de gemeente. Daarbij voorzien in de behoeften van de huidige generaties, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties te beperken om gezond en goed te kunnen leven.
- De gemeente Middelburg heeft als doel volledig energieneutraal te zijn. De streefdatum om dit te realiseren is 2050 en indien de (financiële) omstandigheden gunstig zijn zo mogelijk eerder, met als doel de toename van het broeikaseffect tegen te gaan, de economische positie te handhaven en de beschikbaarheid van energie te waarborgen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan een duurzame (economisch) gezonde samenleving.
- Energieneutraal en duurzaam bouwen is het uitgangspunt bij nieuwbouw;
Er wordt aangehaakt op het duurzaamheidsbeleid van de gemeente:
- Geen engergiekosten: Nul op de meter woningen is uitgangspunt. Energieneutraal als NOM aantoonbaar niet haalbaar is.
- Extreme neerslag en droogte bestendig: Duurzaam, gezond, veerkrachtig watersysteem creëren
- Geen gebrek aan grondstoffen: Circulariteit en duurzaamheidsaspecten meenemen in alle fasen van een ontwikkeling.
- Bestand tegen klimaatverandering: Klimaatadaptatie betrekken bij de manier waarop de woningen worden gesitueerd/gebouwd.
- Gezond en duurzaam vervoer: Stimuleren van het gebruik van duurzaam vervoer.
- Gezonde groene leefomgeving: Stimuleren van biodiversiteit, groene en ecologische omstandigheden, stimuleren gebruik van inheemse soorten.
- Gevoel van identiteit: Lokale identiteit benutten en versterken.
- Gezonde luchtkwaliteit: Geen lokale uitstoot van fijn stof.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse Plangebied
3.1 Historische Beschrijving
De wijk Mortiere ligt op het voormalige eiland Walcheren. De opbouw van het gebied Walcheren is vooral bepaald door het van oudsher stijgen en dalen van de zeespiegel en de daarmee samenhangende overstromingen. In relatie daarmee heeft afwisselend veenvorming en zeeklei-afzetting plaatsgevonden. In de veen- en kleipakketten is door herhaaldelijke overstromingen een kreken- en geulenstelsel ontstaan. In de kreken is, als gevolg van de getijdenbeweging, zand afgezet. Door inklinking van het veen zijn de verzande kreken uiteindelijk hoger in het landschap komen te liggen (kreekruggen). Vanaf de 11e eeuw tot in de 19e eeuw heeft indijking van slikken en schorren plaatsgevonden.
De gemiddelde hoogteligging binnen de wijk Mortiere was voor de realisatie 0,5 m onder N.A.P. Het bodempatroon van Mortiere is cultuurhistorisch en landschappelijk te plaatsen onder de Oudlandgebieden. Het oude zeekleilandschap van het Oudland Mortiere vertaalt zich in een poelgebied omgeven door kreekruggen. Ter plaatse van de gedempte loop van de Oude Haven is het vlakke plaatgebied het kenmerkende bodempatroon. Deze is evenwijdig aan de N57 gelegen. Karakteristiek voor de zuidoostrand van Mortiere, ter plaatse van de Trekdijk, is de omslag van landschap en bodempatroon. Deze vormt de scheidslijn tussen de Oudlandse en Nieuwlandse gronden.
Voordat Mortiere werd gerealiseerd, werden de kreekruggen en kleiplaatgronden gekenmerkt door akkerbouw. In de laaggelegen gebieden waren de gronden veelal in gebruik bij rundveehouderijbedrijven.
3.2 Ruimtelijke Structuur En Opbouw
De opzet van het stedenbouwkundig plan voor het woongebied Mortiere is gebaseerd op een compositie van "zichtlijnen", "decors" en "coulissen". De grotere openbare ruimtes in het woongebied (het park, de plantsoenen en pleinen) worden ontworpen als formele ruimtes, zogenoemde "stedelijke kamers". Dit zijn omsloten ruimten met een zekere wandvorming (decors) en een interieur. De routes en zichtlijnen zijn voorzien van oriëntatiepunten door opvallende plaatsing en vormgeving van bebouwing. Aan het eind van een langgerekte stedelijke ruimte - een straat, een plein, een park of plantsoen - is het beeld verzorgd. Dit wordt gedaan door een evenwichtige, vaak symmetrische, opstelling van een woning of dubbele woning, en soms door een accent in het bouwvolume.
Aan het eind van een zichtlijn is er altijd een blikvanger. Dit wordt gevormd door hogere bebouwing of een hoger deel van de bebouwing, of opvallende bebouwing in een afwijkende vorm. In dit bestemmingsplan Mortiere fase 13 zijn meerdere accenten opgenomen. Het grootste accent in fase 13 bevindt zich op een belangrijke hoek voor Mortiere, de entree van de wijk.
In het bestemmingsplan Mortiere staat hier de mogelijkheid opgenomen voor een appartementengebouw (aanduiding 'gestapeld'). Deze plek is passend voor een appartementengebouw omdat het een belangrijke plek is binnen Mortiere, de entree van de wijk. Ook de ruimte rondom de locatie vanwege de golfbaan en de ruime profielen maakt een appartementengebouw hier passend.
Door de hoogte en de ligging bij de entree is het gebouw een accent voor de wijk als geheel. In aansluiting op de bestaande bebouwing is ervoor gekozen dat het hoogteaccent op enige afstand komt te staan van de Jazzroute.
Ook is er een kleiner accent voorzien in de zichtlijn van de Miles Davisstraat.
3.3 Ruimtelijke Kenmerken Deelgebied
Het deelgebied wordt uitgewerkt binnen de ruimtelijke kaders van het stedenbouwkundig plan van Mortiere. De stedenbouwkundige opzet sluit aan op de opzet van dit deel van de wijk, met een variatie van vrijstaande woningen, tweekappers, geschakelde woningen en een enkele korte rij in aansluiting op de ruime verkaveling van fase 5c en fase 11 en 12. Het appartementengebouw op de hoek Jazzroute-Mozartlaan vormt het entree-accent van de wijk. Dit wordt in paragraaf 4.2 verder beschreven.
Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving
De wijk Mortiere is functioneel behoorlijk homogeen. De meest voorkomende functie is wonen. Ook binnen het plangebied van Mortiere fase 13 worden alleen woningen mogelijk gemaakt. De toevoeging van appartementen zorgt wel voor een diversificatie van het woningbouwprogramma in de wijk. Ten behoeve van de inrichting zijn de bestemmingen groen, tuin, verkeer, water en wonen opgenomen.
4.1 Programma
In dit bestemmingsplan worden 56 woningen mogelijk gemaakt, 42 appartementen en 14 grondgebonden woningen. Dit is het maximaal aantal woningen dat binnen dit bestemmingsplan gebouwd kan worden.
De grondgebonden woningen bestaan uit vrijstaande woningen, tweekappers, geschakelde woningen en enkele rijwoningen. Met dit programma wordt aangesloten op het programma in de wijk met variatie aan verschillende woningtypen, zoals ook in de fases 5c, 11 en 12 zijn en worden gerealiseerd.
De woningen zijn maximaal 3 lagen met kap, hier en daar voorzien van een accent, waarbij een hogere goothoogte is toegestaan.
Op de hoek Jazzroute-Mozartlaan wordt een appartementengebouw mogelijk gemaakt. Dit is in programma een aanvulling op het homogene grondgebonden programma in Mortiere. In het appartementengebouw worden bijvoorbeeld woningen voor senioren en starters mogelijk gemaakt. Ook wordt hiermee voldaan aan de grote vraag naar nultrede woningen binnen Middelburg.
Het appartementengebouw is in de basis maximaal 13 meter hoog met een toren van maximaal 37,5 meter hoog.
In de verbeelding zijn bouwstroken en bouwvelden aangegeven, in plaats van de specifieke woningen. Door deze systematiek kan er afhankelijk van de marktomstandigheden bij de uitvoering van het plan nog geschoven worden met woningen of voor een ander woningtype worden gekozen (met behoud van voldoende parkeerplaatsen voor het geplande woningbouwprogramma, zie paragraaf 4.3.2) en het maximale aantal van 56 woningen.
4.2 Structuur
Het plangebied ligt aan de entree van de wijk Mortiere, de Mozartlaan, en de ontsluitingsroute Jazzroute. Deze straat is voor dit deel van de wijk een belangrijke ontsluitingsroute en maakt onderdeel uit van de hoofdontsluiting van Mortiere. De straat kenmerkt zich door een variatie aan woningtypen aan beide zijden met diepe voortuinen en verspringende rooilijnen. Verder wordt het plangebied ontsloten door de woonstraat Duke Ellingtonstraat.
Het plangebied is een smalle strook die aan de achterzijde grenst aan breed water en de golfbaan. Daarmee heeft het plangebied veel ruimte om zich heen.
Het appartementengebouw vormt het accent van de entree van de wijk, vanwege de ligging op de kruising Jazzroute-Mozartlaan. De Mozartlaan vormt één van de drie entrees van de wijk Mortiere en vanuit de N57 de meest directe.
In de zichtlijn vanuit de Miles Davisstraat is een woning als accent aangeduid.
De woningen oriënteren zich altijd op openbare ruimte. De woningen op hoeken hebben een tweezijdige oriëntatie.
4.3 Inrichting Openbare Ruimte
De openbare ruimte in deze fase is ingericht volgens de standaardprofielen, waarmee in Mortiere wordt gewerkt.
De Jazzroute is een continuering van het standaard profiel van de hoofdontsluiting en is ruim van opzet met een wadi aan één zijde en met ruimte voor groen met bomen aan de andere kant, met hiertussen enkele parkeerplaatsen. Ook de andere straten, Duke Ellingtonstraat en Mozartlaan zijn een continuering van bestaande profielen.
Binnen dit bestemmingsplan zijn ook nog delen als groen en water bestemd om de bijbehorende openbare ruimte juist te bestemmen in aansluiting op het bestemmingsplan Mortiere of naastgelegen uitwerkingsplannen. Deze delen van de openbare ruimte hebben in het huidige bestemmingsplan ook nog de bestemming Wonen - Uit te werken.
4.3.1 Verkeer
De Mozartlaan is één van de drie entrees voor Mortiere en vanaf de N57 de meest directe. Deze weg is dus heel belangrijk voor de bereikbaarheid van Mortiere. Ter plaatse van het plangebied heeft de weg een maximale snelheid van 30 km/uur, maar verderop wordt de maximale snelheid van de Mozartweg 50 km/uur.
Langs het plangebied loopt de Jazzroute, dit is onderdeel van de hoofdontsluitingsweg van Mortiere. Meer naar het zuidoosten ligt het plangebied aan de woonstraat Duke Ellingtonstraat, deze sluit aan op de Jazzroute.
Het fietsverkeer maakt gebruik ook gebruik van dezelfde ontsluitingswegen. Voor de voetgangers zijn er stoepen langs de wegen.
4.3.2 Parkeren
Voor de ontwikkeling van fase 13 moet een parkeerbalans opgesteld worden op basis van de parkeernormen die opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Mortiere'. Hier is uitgegaan van de parkeernormen uit de ASVV 2004, van het CROW. Hierin is de parkeervraag in het openbaar gebied vastgesteld voor de verschillende woningtypen. Het uitgangspunt hierbij is dat Middelburg een sterk stedelijk gebied is en dat Mortiere tot de rest van de bebouwde kom behoort.
In het bestemmingsplan 'Mortiere' zijn de volgende regels opgenomen met betrekking tot de parkeernormen:
- 1. woningen duur minimaal 1,9 en maximaal 2,1 parkeerplaatsen per woning;
- 2. woningen middelduur minimaal 1,7 en maximaal 1,9 parkeerplaatsen per woning;
- 3. woningen goedkoop minimaal 1,4 en maximaal 1,7 parkeerplaatsen per woning;
Deze normen uit het bestemmingsplan 'Mortiere' vormen het uitgangspunt voor de toekomstige parkeerbalans voor fase 13. De normen zijn in alle andere plannen gespecificeerd (geen bandbreedte) tot de volgende normen:
- goedkoop 1,7
- midden 1,7
- duur 2
Met een specificatie in de norm voor appartementen:
- middeldure appartementen 1,8
- sociale appartementen 1,55
Toegepaste parkeernormen en verrekening privéparkeerplaatsen
De parkeerplaatsen op eigen terrein tellen niet volledig mee, maar worden verrekend op basis van berekeningsaantallen van de verschillende parkeersituaties op eigen terrein. Omdat deze parkeerplaatsen niet uitwisselbaar zijn en mensen geneigd zijn niet altijd alle auto's op de oprit te stallen is het theoretisch aantal parkeerplaatsen op eigen terrein altijd hoger dan het praktisch (berekenings-) aantal. Deze verrekening tussen de norm en de parkeerplaatsen op eigen terrein bepaalt uiteindelijk de parkeervraag van een woning in het openbaar gebied.
parkeersituatie | theoretisch aantal | berekeningsaantal | |
a | enkele oprit zonder garage | 1 | 0,8 |
b | lange oprit zonder garage | 2 | 1 |
c | dubbele oprit zonder garage | 2 | 1,7 |
d | garage zonder oprit | 1 | 0,4 |
e | garagebox (niet bij woning) | 1 | 0,5 |
f | enkele oprit met garage | 2 | 1 |
g | lange oprit met garage | 3 | 1,3 |
h | dubbele oprit met garage | 3 | 1,8 |
De parkeerplaatsen in een parkeerkoffer bij het appartementengebouw zijn collectief en tellen volledig mee in de parkeerbalans.
Parkeerbalans
Voor fase 13 is nog geen parkeerbalans opgesteld. Op basis van het uiteindelijke plan zal deze opgesteld moeten worden met bovenstaande normen en berekeningsaantallen.
Hiervoor is in de regels in 7.2 Bouwregels opgenomen dat alvorens een omgevingsvergunning verleend kan worden, inzichtelijk moet worden gemaakt dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij de gestelde parkeernormen in acht moeten worden genomen.
Hierbij zal in overleg met de gemeente gekeken worden naar de mogelijkheden voor dubbelgebruik en de toepassing van deelmobiliteit.
4.3.3 Groen en Water
Naast de groene profielen in de wegen met wadi's, groenstroken en bomen is er één grotere groene plek opgenomen in dit deelgebied. Aan de Duke Ellingtonstraat op de rand van Mortiere ligt het groene Ovaal. Deze groenplek vormt een zichtplek richting de golfbaan en een speelplek voor dit deel van de wijk. Een klimaatadaptieve inrichting zorgt voor extra waterberging en een interessante speel- en ontmoetingsplek.
In het plangebied is ook nog het laatste stukje van de Mannezeese Watergang opgenomen met de bestemmingen Groen en Water. Dit water is een belangrijke zichtlijn en structuurlijn in de wijk Mortiere.
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Toetsing Aan Mer-wetgeving
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of uitwerkingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn.
Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:
- Onderdeel A bevat de omschrijving van diverse begrippen die in het Besluit m.e.r. genoemd worden.
- Onderdeel B is reeds vervallen.
- Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is.
- Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is.
Onderdeel C van het Besluit m.e.r. wijst de activiteiten en gevallen aan waarvoor een directe m.e.r.-plicht geldt. In dit onderdeel staan de activiteiten benoemd die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Onderdeel D van het Besluit m.e.r. bevat grotendeels dezelfde activiteiten als onderdeel C. Een belangrijk verschil zit in de gevallen (kolom 2) waarop de activiteit betrekking heeft. De drempelwaarden die in 'kolom 2' gevallen' aangegeven staan, zijn in onderdeel D lager dan in onderdeel C.
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en er geldt dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:
- een oppervlakte van 100 hectare of meer;
- een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen;
- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Het planvoornemen ligt ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks plan-m.e.r.-, project-m.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Omdat het planvoornemen wel een activiteit betreft zoals genoemd in lijst D is een vormvrije m.e.r. beoordeling nodig.
Vormvrije m.e.r. beoordeling
- 1. Kenmerken van het project
De omvang van het project betreft het realiseren van 56 woningen, deze activiteit zit ruim onder de drempelwaarden van 2000 woningen.
- 2. Plaats van het project
Het plangebied ligt in een in aanbouw zijnde woonwijk in stedelijk gebied in de gemeente Middelburg.
- 3. Samenhang met andere activiteiten
Het voorgenomen plan hangt niet samen met andere activiteiten.
- 4. Kenmerken potentiële effecten
Uit de beoordelingen van de aspecten, verkeer (paragraaf 4.3.1), geluid (paragraaf 5.2), luchtkwaliteit (paragraaf 5.3), Stikstof (paragraaf 5.4), bedrijf - milieuzonering (paragraaf 5.5), externe veiligheid (paragraaf 5.6), bodem (paragraaf 5.7), water (paragraaf 5.8), ecologie (paragraaf 5.9) en archeologie (paragraaf 5.10), en blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het planvoornemen.
De nieuwe ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Conclusie
Op basis van de voorgaande vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten, dat er geen negatieve milieugevolgen aan de orde zijn. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen.
5.2 Geluid
5.2.1 Wettelijk kader
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient, in verband met de relatie tussen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet geluidhinder (Wgh), inzicht te worden geboden in de relevante geluidsaspecten.
De Wgh stelt eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg van een nieuwe weg en de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis.
Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Hierin is de bevoegdheid voor het verlenen van een hogere waarde neergelegd bij Burgemeester en Wethouders. Dat betekent dat het 'hogere-waarde besluit' niet langer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten hoeft te worden voorgelegd. Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai stapt de wetgever nu over op de Europese dosismaat Lden (staat voor day- evening- night). In de wet wordt Lden aangegeven in decibel (dB).
Voor geluidgevoelige functies zoals woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer en 55 dB voor spoorwegverkeer. Bij de bouw van de woning dient de gevelisolatie van de betrokken woning zodanig te worden ontworpen, dat voor de binnenwaarde kan worden voldaan aan de eisen uit het bouwbesluit. Hierin staat geregeld dat de binnenwaarde maximaal 33 dB mag bedragen. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarden wordt voldaan kan door bevoegd gezag (Burgemeester en wethouders) een hogere grenswaarde worden vastgesteld, voor woningen. In het buiten stedelijk gebied (buiten bebouwde kom) geld een maximum te verlenen ontheffingswaarde Lden van 53 dB(A) (Wgh art. 83, lid 1).
De uiterste grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de N57 bedraagt 53 dB. Voor de overige (Schietbaan, Torenweg en de nieuwe toegangsweg Mortiere) bedraagt de uiterste grenswaarde 63 dB. De 30 km/uur-wegen hebben op basis van de Wgh geen geluidszone. De voorkeursgrenswaarde wordt als richtwaarde beschouwd en de uiterste grenswaarde geldt als maximaal aanvaardbare waarde.
5.2.2 Onderzoek wegverkeerslawaai
Door Buro DB is een akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd (d.d. 11 juli 2023). Dit onderzoek is als Bijlage 2 toegevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de bouwvlakken in de plankaart, omdat er nog geen uitgewerkt plan is om te berekenen. Hiermee zijn de maximale bouwmogelijkheden beoordeeld.
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat ter plaatse van de nieuwbouw van het plan de geluidsbelasting van de Mozartweg voldoet aan de wettelijke norm en de geluidsbelasting van de 30 km/uur-wegen voldoet aan de grenswaarde voor een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat.
De te verwachten geluidsbelasting van de rijksweg N57 overschrijdt de wettelijke norm bij zowel de appartementen als bij de grondgebonden woningen van het plan. De maximale geluidsbelasting is 53 dB. Daarmee wordt de maximale ontheffingswaarde niet overschreden.
Het treffen van geluidsbeperkende maatregelen voor het geluid vanaf de rijksweg N57 kan voor plan Mortiere Fase 13 worden beoordeeld als niet doelmatig. Het treffen van gebouwgebonden maatregelen wordt vanwege de onevenredige inbreuk op het woongenot van de nieuwe woningen afgeraden.
Aanbevolen wordt om voor de woningen en appartementen van het plan ontheffing van een hogere waarde te laten vaststellen. Het gaat om een waarde van 53 dB. Met ontheffing van een hogere waarde voor het geluid van de rijksweg N57 tot 53 dB voor alle grondgebonden woningen en appartementen van het plan, kan de nieuwbouw, vanuit het oogpunt van geluid, volgens plan worden gerealiseerd.
Conclusie
Voor de Mozartweg en omliggende 30 km/uur-wegen wordt voldaan aan de wettelijke norm geluidsbelasting en de grenswaarde voor een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat.
De geluidsbelasting van de N57 overschrijdt de wettelijke norm, maar blijft onder of gelijk aan de maximale geluidsbelasting van 53 dB. Aanbevolen wordt om voor de woningen en appartementen van het plan ontheffing van een hogere waarde te laten vaststellen zodat het plan vanuit het oogpunt van geluid, volgens plan worden gerealiseerd.
5.2.3 Onderzoek Industrielawaai
In opdracht van de gemeente Middelburg heeft de RUD Zeeland heeft het industrielawaai ten gevolgde van industrieterrein Arnestein berekent. De geluidsberekeningen zijn uitgevoerd ten behoeve van het vaststellen van hogere waarden ter plaatse van het bouwvlak in dit bestemmingsplan voor fase 13. Deze berekeningen vormen de basis voor de vast te stellen hogere waarden. De notitie is als Bijlage 3 bijgesloten.
Conclusie
In het onderzoek is gekeken naar de beschikbare geluidruimte. Op basis van het maatgevende zonepunt, bij dit project zonepunt 7, blijkt dat er nog circa 1,3 dB geluidruimte is. Om die reden is bij de berekende niveaus 1,3 dB opgeteld.
In onderstaande tabel zijn de resultaten weergegeven inclusief de beschikbare ruimte van 1,3 dB(A), waarbij is afgerond naar hele getallen. Deze waarden liggen lager dan de grenswaarde van 55 dB(A). Wel is het verlenen van hogere waarden noodzakelijk. Gezien het huidige Bouwbesluit moet de minimale geluidwering 20 dB bedragen.
5.2.4 Aanvullend akoestisch onderzoek
Naar aanleiding van de zienswijzen op het hogere waardenbesluit is er een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd door Buro DB. Dit onderzoek is toegevoegd aan Bijlage 4. Het aanvullend onderzoek richt zich op 3 onderdelen:
- 1. Het geluidsscherm langs de rijksweg N57.
- 2. Het vaststellen van de gecumuleerde geluidsbelasting.
- 3. Een nadere onderbouwing voor het niet treffen van (extra) geluidsbeperkende maatregelen.
Geluidsscherm rijksweg N57
Op basis van in 2017 uitgevoerd akoestisch onderzoek heeft de gemeente Middelburg, ter plaatse van Mortiere, langs de zuidwestzijde van de N57 een geluidsscherm aangebracht. Het betreffende geluidsscherm is niet opgenomen in het Geluidregister Weg en om die reden niet meegenomen in de berekeningen van het akoestisch onderzoek. Door het niet meenemen van het geluidsscherm zijn nieuwe geluidsberekeningen uitgevoerd waarbij rekening is gehouden met de aanwezigheid van het geluidsscherm van de gemeente Middelburg.
Uit de nieuwe berekeningen volgt dat het geluidsreducerende effect van het geluidsscherm ter plaatse van het plan 1 tot 3 dB is. De berekende maximale geluidsbelasting neemt af van 53 naar 52 dB. Verder volgt datt de bevindingen en dat de conclusie van het akoestisch onderzoek wegverkeer voor plan Mortiere 13 niet wezenlijk verandert. De te verwachten geluidsbelasting van de rijksweg N57 overschrijdt de wettelijke norm bij zowel de appartementen als bij de grondgebonden woningen van het plan. De maximale geluidsbelasting is 52 dB (in plaats van 53 dB). Daarmee wordt de maximale ontheffingswaarde niet overschreden.
Gecumuleerde geluidsbelasting
Na het uitvoeren van het akoestisch onderzoek wegverkeer voor plan Mortiere Fase 13 is in november 2023 door de RUD Zeeland tevens een advies over het industriegeluid opgesteld.In dit advies is voor het plan de te verwachten geluidsbelasting van het geluidgezoneerd industrieterrein ‘Arnestein’ inzichtelijk gemaakt.Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de lage appartementen en grondgebonden woningen maximaal 51 dB is. Ter plaatse van de hoge appartementen is de maximale geluidsbelasting van het industriegeluid 53 dB.
Omdat bij het plan sprake is van normoverschrijding, in dit geval bij zowel het geluid van het wegverkeer als bij het geluid van industrie, dient voor de beide geluidsbronsoorten ontheffing van een hogere waarde te worden vastgesteld. Daarnaast dient de gecumuleerde geluidsbelasting te worden bepaald.
Uit de berekening voor de gecumuleerde geluidsbelasting volgt dat voor plan Mortiere Fase 13 de maximale gecumuleerde geluidsbelasting 58 dB bedraagt. Op basis van de Methode Miedema kan de geluidsbelasting ter plaatse van het plangebied worden geclassificeerd als ‘redelijk’ tot ‘matig’.
Motivering niet treffen van maatregelen
De geluidsbelasting op de woningen en de daarbij horende achtertuinen van het wegverkeerslawaai van de N57, overschrijdt de voorkeursgewaarde van 48 dB. Op grond van artikel 110a lid 5 Wet geluidhinder geldt dat aangetoond moet worden dat maatregelen om de geluidsbelasting te verminderen, onvoldoende doeltreffend zijn of op overwegende bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. In verband hiermee is onderzocht welke maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen.
Maatregelen aan de bron
De volgende maatregelen aan de bron zijn overwogen:
- Gebruik van stillere voertuigen
Op deze maatregel kan door de gemeente geen invloed worden uitgeoefend. Dit is namelijk afhankelijk van wetgeving en technische ontwikkelingen van motorvoertuigen; - Het beperken van de verkeersomvang en de snelheid of het wijzigen van de samenstelling van het verkeer
Voor de N57 stuiten deze maatregelen op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. Deze weg behoort namelijk tot hoofdwegenstructuur van Rijkswaterstaat; - Het herasfalteren van de weg met geluidsarmer asfalt
De weg is voorzien van zeer open asfaltbeton. De huidige wegverharding is nog niet toe aan vervanging. Rijkswaterstaat heeft voor de rijrichting Rotterdam als voor de rijrichting A58 twee laags open asfaltbeton gepland omstreeks 2030. Ten opzichte van zeer open asfaltbeton geeft twee laags zeer open asfaltbeton een extra geluidsreductie, maar deze is niet voldoende om de geluidbelasting ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ende daarbij horende tuinen te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde.
Maatregelen in het overdrachtsgebied
De volgende maatregelen in het overdrachtsgebied zijn overwogen:
- Het vergroten van de afstand tussen de beoogde bebouwing en de weg
Deze maatregel is vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezwaarlijk. Dit betekent namelijk het verlies van woningbouwcapaciteit. Het bouwveld van het betreffende plangebied is smal en daarmee is er weinig schuifruimte binnen het veld. - Het aanbrengen van een geluidsscherm en/of een geluidswal
In het kader van het bestemmingsplan Mortiere is in 2018 langs de westzijde van de weg een geluidsscherm aangebracht Dit scherm heeft een hoogte van 1,50 m. Als gevolg hiervan treedt in de achtertuinen van de woningen een maximale geluidsbelasting van 48 dB op. Dit is een acceptabel woon- en leefklimaat. Maar omdat de geluidsbelasting vanaf de eerste bouwlaag hoger dan de voorkeursgrenswaarde (maar lager dan de uiterste grenswaarde) is, dient er een hogere waarde te worden vastgesteld. Het plaatsen van een scherm dat ook vanaf de eerste bouwlaag aan de voorkeursgrenswaarde voldoet, is destijds overwogen maar om stedenbouwkundige redenen is hiervoor niet gekozen. Vervanging van het huidige scherm door een hoger scherm is een ingrijpende maatregel en kostbare maatregel en kan daarom niet doelmatig worden geacht.
Maatregelen bij de ontvanger
Voor alle te realiseren bebouwing zal voldaan moeten worden aan de gestelde normen uit het Bouwbesluit ten aanzien van de gevelwering.
5.2.5 Conclusie
Voor zowel uit het oogpunt van wegverkeerslawaai als vanuit industrielawaai zijn hogere waarden voor de woningen te worden verleend. Door de verlening van deze hogere grenswaarden vormen de aspecten wegverkeerslawaai en industrielawaai geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Wettelijk kader
De milieukwaliteitseisen omtrent luchtkwaliteit zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde die voor een aantal verontreinigende stoffen in de wet is gesteld. Hierbij zijn twee sporen te onderscheiden: het creëren van bestemmingen die potentieel bijdragen aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit en het creëren van bestemmingen die gevoelig zijn voor (een slechte) luchtkwaliteit.
Als aannemelijk is dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om een bestemmingsplan vast te stellen. Deze voorwaarden zijn:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- het project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
- het project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Voor projecten waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. Dit is geregeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM). In de bij het NIBM behorende Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m².
5.3.2 Onderzoek
Nsl Monitoringstool
Uit de monitoringstool (2021) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Schroeweg, Schietbaan, N57 en A58, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 17,5 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 15,2 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 7,6 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6,0 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
NIMB-tool
Voor fase 13 is het totale aantal gegenereerde ritten bepaald aan de hand van CROW-kengetallen. De ontwikkeling bestaat uit 42 appartementen en 14 grondgebonden woningen. Voor de 42 appartementen is de verkeersgeneratie bepaald voor dure koopappartementen (worst case). Hierbij hoort het kengetal 7,2. Bij de appartementen bedraagt de verkeersgeneratie 42*7,2=302,4 per etmaal. Voor de grondgebonden woningen uitgegaan van een gemiddelde verkeersgeneratie per woning van 8,2. Dit resulteert in een verkeersgeneratie van 14*8,2= 114,8. Totaal bedraagt fase 13 een verkeersgeneratie van 417,2 voertuigen per etmaal. Voor de verdeling van het verkeer in de gebruiksfase is uitgegaan van 98,8% licht verkeer, 1% middelzwaar verkeer en 0,2% zwaar verkeer.
Met behulp van de NIBM-tool is op globale wijze beoordeeld of er hiermee sprake is van een al dan niet in betekenende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het resultaat van de berekening met de tool geeft aan dat het plan hiermee niet in betekenende mate bijdraagt.
Afbeelding berekening middels de NIBM-tool
De extra bijdrage door het aan de woningen verbonden verkeer draagt niet in betekenende mate bij en is derhalve minder dan 1,2 ug/m3 (de NIBM-grens). Bij de invulling van de NIMB-tool is uitgegaan van een worst case benadering. Hierdoor is het realisatie jaar op 2022 geplaatst. Hiermee wordt voldaan aan de ambities voor luchtkwaliteit uit het RBDS en de duurzaamheidsagenda.
5.3.3 Conclusie
De saneringstool bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in het plangebied in 2021 onder de grenswaarden liggen. Hierdoor is het plangebied geschikt is om te wonen.
Het project betreft de realisatie van maximaal 56 woningen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Volgens bijlage 3B van de Regeling draagt het plan hierdoor "niet in betekenende mate" bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Er hoeft derhalve geen aanvullend onderzoek naar de blootstelling aan luchtverontreiniging plaats te vinden. Het resultaat van de berekening met de NIBM-tool geeft aan dat het plan niet zorgt voor een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het aspect luchtkwaliteit staat een vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.4 Stikstof
5.4.1 Wettelijk kader
Binnen de Europese Unie zijn de belangrijkste leefgebieden van de meest bedreigde en waardevolle soorten en habitattypen aangewezen als Natura 2000-gebied. Deze Natura 2000-gebieden moeten samen een Europees ecologisch netwerk vormen om de achteruitgang van de biodiversiteit te keren. De juridische basis voor dit netwerk zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen, die in Nederland zijn vertaald in de Wet natuurbescherming (Wnb). Per gebied zijn voor de soorten en habitattypen instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Dit kunnen behouds- of uitbreidings-/verbeteringsdoelstellingen zijn. Het is verplicht om plannen en projecten te beoordelen op de gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Voor projecten geldt een vergunningsplicht als het project een significant gevolg kan hebben op een Nederlands Natura 2000-gebied (art. 2.7 lid 2, Wnb). Bij vaststelling van plannen moet het bevoegd gezag rekening houden met de gevolgen van het plan voor Natura 2000-gebieden (art. 2.7 lid 1, Wnb).
De stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied kan berekend worden met behulp van het verplicht te gebruiken rekenprogramma AERIUS Calculator 2023.0.1 (releasedatum 6 novembe 2023). Van elk te berekenen situatie wordt een model gemaakt met invoergegevens waarmee vervolgens de berekening wordt uitgevoerd.
5.4.2 Onderzoek
Stantec heeft een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 5 bijgevoegd.
Uit de AERIUS berekening blijkt dat de sloop-, bouw- en gebruiksfase, waarbij de fases zijn verdeeld in een drietal jaren, niet leiden tot stikstofdepositie ter plaatse van de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Op grond van de Wet Natuurbescherming geldt een vrijstelling van de vergunningplicht en is nader onderzoek niet noodzakelijk.
Voorwaarde is dat er AdBlue toegepast dient te worden tijdens alle voorgenomen activiteiten: de sloop van de weg en de bouw van zowel de woningen als de appartementen.
5.4.3 Conclusie
Het aspect stikstof staat een vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.5 Bedrijven En Milieuhinder
5.5.1 Wettelijk kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Milieuzonering betekent het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering
In de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) wordt een handreiking gegeven voor het verantwoord inpassen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De handreiking geeft informatie over een aantal ruimtelijk relevante milieuaspecten van een scala van bedrijfsactiviteiten. In deze handreiking worden bedrijven ingedeeld in verschillende categorieën, al naar gelang de mate van hinder en inpasbaarheid. Ook maakt de handreiking onderscheid in verschillende gebiedstypen zoals een rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied. Aan de hand van de categorie-indeling kan bepaald worden of, en eventueel onder welke voorwaarden, een bedrijf inpasbaar is in de omgeving.
5.5.2 Omgevingstype
De omgeving van het plangebied kan worden beschouwd als een rustige woonwijk, zoals bedoeld in de VNG-brochure omdat geen sprake is van een combinatie van milieuhinderlijke en milieugevoelige functies. Dit betekent dat de richtafstanden, zoals genoemd in de brochure niet gereduceerd kunnen worden.
5.5.3 Onderzoek
In de omgeving van het plangebied zijn bedrijven/inrichtingen aanwezig waarvan een mogelijke milieuhinder uitstrekt. Door middel van een toetsing aan de genoemde richtafstanden uit vigerende bestemmingsplan of uit de VNG-brochure ‘bedrijven en milieuzonering’ kan worden bepaald of een goed woon- en leefklimaat voor de woningen gegarandeerd kan worden. Voor de inrichtingen is het van belang dat deze niet worden gehinderd in de bedrijfsactiviteiten.
5.5.4 Categorie bedrijvigheid
In de omgeving van fase 13 liggen 5 bedrijven, te weten een uitvaartcentrum, een gevangenis, een school- en kerkgebouw, een tankstation (zonder LPG) en een golfbaan. Volgens bedrijven en milieuzonering wordt geadviseerd om tot woningen een afstand aan te houden van 30 m naar een tankstation zonder LPG, een school-/kerkgebouw of gevangenis (staat niet in de VNG, maar is vergelijkbaar met verpleeghuis) en 10 m tot uitvaartcentrum en de golfbaan. De richtafstanden van de bedrijven reiken niet tot aan het plangebied van fase 13.
5.5.5 Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
5.6 Externe Veiligheid
Binnen de gemeente Middelburg vindt een uitwerking plaats, door middel van een bestemmingsplanwijziging, van het bestemmingsplan Mortiere.
5.6.1 Wettelijk kader
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijk besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Onderstaand is de beoordeling van de volgende onderwerpen uitgewerkt:
- bedrijven of inrichtingen waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
- vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.
5.6.2 Onderzoek
Stantec heeft een onderzoek naar de externe veiligheid uitgevoerd. Dit rapport is al bijlage bijgelosten als Bijlage 6.
Overzicht risicobronnen
Uit de risicokaart blijkt dat in de wijde omgeving van het plan verschillende risicobronnen aanwezig zijn. De meest van belang zijnde risicobronnen zijn:
- 1. Rijksweg
- 2. Provinciale weg N57
- 3. Buisleiding met code Z-567-04
- 4. Synthomer Middelburg B.V.
- 5. Kloosterboer Vlissingen VOF
- 6. Verbrugge Zeeland Terminals
In onderstaand figuur is de ligging van deze risicobronnen genummerd zoals hierboven weergegeven ten opzichte van de globale ligging van het plan “Mortiere Fase 13” (paarse lijn). Tevens zijn de invloedsgebieden van de inrichtingen Kloosterboer Vlissingen BV en Verbrugge Zeeland Terminals aangewezen met een pijl.
Figuur: Overzicht relevante risicobronnen wijde omgeving bouwplan “Mortiere Fase 13” te Middelburg. Naast de nummering is de aanduiding van de risicobronnen extra inzichtelijk gemaakt: basisnetwegen in blauw/oranje lijnen; buisleidingen met gestippelde rode lijnen; invloedsgebieden van inrichtingen met blauwe contourlijnen; planlocatie met een paarse lijn (links van risicobron 3). Rode lijn geeft het deel van de N57 aan waar aangegeven is door de gemeente dat er vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt ondanks dat dit niet is opgenomen in het basisnet.
In de Regeling Basisnet wordt voor alle rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen een risicoplafond - dat wil zeggen hoeveel risico er maximaal mag zijn - vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in het gebied tot 200 meter vanaf de infrastructuur.
ad 1) en ad 2) Rijksweg A58 en de N57
Uit de risicokaart blijkt dat de A58 op 820 meter van het bouwplan is gelegen. De wegvakken Ze8 en Ze4 van de A58 zijn gelegen binnen 4 km van het plangebied, in het verlengde van wegvak Ze49 in zuid-westelijke richting. Van deze wegvakken zijn geen vervoersaantallen bekend. Aangenomen is dat de vervoersaantallen over deze wegvakken vergelijkbaar zijn met die van wegvak Ze49.
Uit de basisnetkaart lijkt dat alleen over het noordelijke gedeelte van de N57 vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (wegvak Ze12). Aangegeven is door de gemeente dat ook over het zuidelijke deel van de N57 dat aansluit op de A58 vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Hier zijn geen vervoersaantallen van bekend. Aangenomen is dat de vervoersaantallen vergelijkbaar zijn met het noordelijk deel van de N57. De N57 ligt op circa 217 meter afstand van het plangebied.
Het plan is niet gelegen binnen 200 meter van een snelweg waar vervoer van gevaarlijke stoffen over plaatsvindt, dus een onderzoek naar de hoogte en toename van het groepsrisico voor deze transportroute is niet benodigd. Het invloedsgebied van toxische vloeistoffen (stofgroep LT2) vanuit de A58 ligt wel over het plangebied net als het invloedsgebied van brandbare gassen (GF2) vanuit de N57, waardoor er op basis van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) inzicht dient te worden gegeven in de aspecten van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
ad 3) Buisleiding met code Z-567-04
Deze buisleiding bevindt zich 290 meter ten noordoosten van het plangebied. Volgens de risicokaart bevindt de planlocatie zich buiten de PR 10-6 contour. Het invloedsgebied van deze buisleiding is 95 meter, dus bevindt de planlocatie zich tevens buiten het invloedsgebied. Dit betekent dat de buisleiding geen belemmering oplevert op het gebied van externe veiligheid.
ad 4) Synthomer Middelburg B.V.
De risicovolle inrichting Synthomer Middelburg B.V. bevindt zich op ca 1,2 km ten noordoosten van het plangebied en is een Seveso-inrichting (voormalig BRZO). Het bedrijf richt zich op het produceren van geadvanceerde materialen, functionale producten en fibers die voorkomen in alledaagse producten. Volgens figuur 2 ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van deze inrichting. Derhalve levert deze inrichting geen belemmering op het gebied van externe veiligheid.
ad 5) en ad 6) Kloosterboer Vlissingen VOF en Verbrugge Zeeland Terminals
De risicovolle inrichtingen Kloosterboer Vlissingen Middelburg B.V. en Verbrugge Zeeland Terminals bevinden zich op respectievelijk ca 4,8 en 3,8 km ten zuidoosten van het plangebied. In de inrichting Kloosterboer Vlissingen VOF mogen containers met toxische stoffen worden overgeslagen. Daarnaast wordt er ammoniak opgeslagen in koelinstallaties. Verbrugge Zeeland Terminals is een logistieke inrichting waar goederen gelost, opgeslagen en geladen worden van en naar boten en vrachtwagens. De dominante risicovolle activiteit is handeling met en opslag van lood- en zinkconcentraten. Lood is een toxisch zwaar metaal. Voor beide inrichtingen is sprake van risicovolle activiteiten met toxische stoffen.
Uit de risicokaart blijkt voor beide inrichtingen dat de PR 10-6 contour zich vrijwel geheel binnen de inrichtingsgrens bevindt. Het invloedsgebied van deze risicovolle activiteiten bevinden zich wel binnen het plangebied. Geacht wordt dat, door de relatief grote afstanden tot het plangebied en de relatief beperkte wijzigingen in de populatiedichtheid door de ontwikkelingen op de Mortiere, deze activiteiten als niet relevant worden beschouwd met betrekking tot verantwoording van het groepsrisico. Op basis van het gemeentelijk beleid is er daarom geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico nodig. Op basis van artikel 12 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient wel inzicht te worden gegeven over de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid
In het onderzoek wat opgenomen is in Bijlage 6 is een motivering opgesteld dat ingaat op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
5.6.3 Conclusie
Op verscheidene afstanden van het bouwplan zijn meerdere transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig, de meeste relevante zijnde de Rijksweg A58 en de N57. Omdat het bouwplan niet binnen 200 meter van deze transportroutes is gelegen, is het inzichtelijk maken van de hoogte en toename van het groepsrisico niet benodigd.
Daarnaast vinden er risicovolle handelingen op verschillende inrichtingen plaats. Deze bevinden zich niet binnen de PR 10-6 contouren en er is ook geen belemmering op basis van provenciaal/gemeentelijk beleid. Het invloedsgebied van toxische stoffen over de Rijksweg A58 en de inrichtingen Kloosterboer Vlissingen VOF en Verbrugge Zeeland Terminals zijn wel over het plangebied gelegen. Op basis van artikel 7 van het Bevt en artikel 12 van het Bevi is daarvoor een motivering opgesteld die ingaat op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
5.7 Bodem
5.7.1 Wettelijk kader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek en eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. Als uit historisch onderzoek blijkt dat binnen de nieuwe bestemmingen sprake is geweest van een activiteit met een verhoogd risico op verontreiniging, dan is een volledig verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:
- er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
- het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan;
- er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren.
Wet bodembescherming
Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming (Wbb). In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.
5.7.2 Onderzoek
Door Stantec is een bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie en deze is als Bijlage 7 toegevoegd aan deze toelichting.
Uit het onderzoek blijkt:
- De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat bijna geheel uit klei. Plaatselijk bestaat de ondergrond uit veen en zand.
- De bodem van de onderzoekslocaties is verontreinigd met lichte bodemvreemde bijmenging met baksteen. Op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal zijn geen asbestverdachte bijmengingen of -materialen waargenomen.
- In de grondmonsters zijn licht verhoogde gehalten minerale olie en PAK aangetoond. In de PFAS-analyses zijn geen verhoogde PFAS gehalten aangetoond.
- Plaatselijk is de kleiige bovengrond (0-0,5 m-mv) 'Niet toepasbaar'. De overige kleiige bovengrond (0-0,5 m-mv) en de kleiige en venige ondergrond is indicatief in te delen in bodemkwaliteitsklasse 'Altijd toepasbaar'.
- Uit het PFAS onderzoek blijkt dat PFAS geen invloed heeft op indicatieve bodemkwaliteitsklasse indeling.
- Het grondwater bevindt zich gemiddeld rond de 2,1-2,2 m-mv en is hooguit licht verontreinigd met barium.
- Eventueel vrijkomende grond kan waarschijnlijk op of buiten de locatie worden hergebruikt.
- Er is geen vervolgonderzoek noodzakelijk en zijn er geen sanerende maatregelen van toepassing.
- Op basis van de CROW 400 geldt dat binnen het gehele projectgebied bij eventuele graafwerkzaamheden gewerkt kan worden volgens voorlopige veiligheidsklasse 'Basishygiene'.
Door Stantec worden de volgende aanbevelingen meegegeven:
- Het verdient altijd aanbeveling om tijdens grondwerkzaamheden alert te zijn op een eventuele onvoorziene verontreiniging van de bodem.
- Indien vrijkomende grond elders wordt hergebruikt kunnen partijkeuringen conform het Besluit bodemkwaliteit noodzakelijk zijn om de uiteindelijke hergebruiksmogelijkheden van de grond vast te stellen. Er is een BBK-melding nodig indien op locatie meer dan 50 m. grond wordt toegepast en de grondkwaliteit afwijkt van de vastgestelde achtergrondwaarde.
5.7.3 Conclusie
De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende interventiewaarde. De resultaten vormen volgens het onderzoeksbureau geen milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie voor de functie Wonen.
5.8 Water
In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand. In het uitwerkingsgebied wordt het waterbeheer gevoerd door Waterschap Scheldestromen.
5.8.1 Onderzoek
Stantec heeft voor het plangebied de waterparagraaf opgesteld. Dit rapport is als Bijlage 8 bijgevoegd.
Voor het plangebied is nog geen definitief ontwerp vastgesteld, maar het ontwerp qua woningbouw/inrichting, conform de (concept) verbeelding bij dit bestemmingsplan is leidend. Om wel een inschatting van de oppervlaktes van de grondgebonden woningen en het appartementencomplex in de toekomstige situatie te maken, zijn er percentages bepaald op basis van het aangeleverde (concept) verbeelding. De verdelingen van de percentages zijn weergegeven in de onderstaande tabellen 1 en 2 en op basis van deze percentages zijn oppervlaktes bepaald van het verharde deel van de grondgebonden woningen en het appartementencomplex. De verdeling van de oppervlaktes ten opzichte van de huidige en toekomstige situatie zijn weergegeven in tabel 3. Bij de berekening is uitgegaan van de regel dat er een bergingseis van 75 mm geld voor het totaal toekomstig verhard oppervlak.
Tabel 1: Oppervlakte percentages van de grondgebonden woningen in de toekomstige situatie
Tabel 2: Oppervlakte percentages van het appartementencomplex in de toekomstige situatie
Op basis van de bovenstaande berekeningen is het verhard oppervlak van de grondgebonden woningen 2.699 m2 en van het appartementencomplex 2.108 m2.
Tabel 3: Oppervlakteverdeling bestaande vs. toekomstige situatie
Op basis van deze gegevens is er sprake van een verhardingstoename van 3.453 m2, en een toekomstig verhard oppervlak van 5.343 m2. Het bestaande verhard oppervlak is afgenomen omdat de bestaande tijdelijke weg in het plangebied is komen te vervallen. De overige verharding bij de toekomstige situatie bestaat uit de bestaande Mozartweg.
Bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen is vaak sprake van een toename van het verhard oppervlak en daarmee een afname van het infiltratieoppervlak. Hierdoor zal hemelwater versneld worden afgevoerd naar de riolering of het oppervlaktewater. Dit is ongewenst en dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Uitgangspunt is dat het hemelwater zoveel mogelijk in het plangebied blijft. De wijze waarop kan per situatie verschillen en is gebiedsafhankelijk.
De gemeente Middelburg hanteert als beleid voor watercompensatie dat in het geval van nieuwe bebouwing het totale toekomstig verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden met waterberging op eigen terrein. Met een toekomstig verhard oppervlak van 5.343 m2 is er vanuit de gemeente Middelburg een verplichting tot het aanbrengen van een bergingsvoorziening volgens de norm 75 mm/m2. Voor het plangebied van fase 13 is de rekensom te maken: 5.343 m2 * 75 mm = 400,7 m3.Voor Mortiere is dit reeds gecompenseerd binnen het totale project/uitbreidingsplan Mortiere. Dit wordt niet meer op individueel (particulier) eigen terrein verwacht.
5.8.2 Conclusie
Het aspect water is geen belemmering voor het planvoornemen.
5.9 Ecologie
5.9.1 Wettelijk kader
Voor een beoordeling van de mogelijke effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op de beschermde natuurwaarden in het plangebied en op effecten die instandhoudings-doelstellingen voor aangewezen natuurgebieden nadelig kunnen beïnvloeden is de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten van belang.
Vanaf 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming ingegaan. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met 1 wet en minder regels wordt het makkelijker om de wet toe te passen.
Bescherming van dieren en planten
Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.
5.9.2 Onderzoek
Stantec heeft een quickscan Wet Natuurbescherming uitgevoerd en deze is als Bijlage 9 toegevoegd aan deze toelichting.
5.9.3 Conclusie
In het plangebied komen beschermde natuurwaarden voor, maar door het treffen van mitgerende maatregelen en het ecologische werkprotocol zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
In Europees verband is het zogenaamde "Verdrag van Malta" tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.
De provincie Zeeland en gemeente Middelburg streven naar een versterking van de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening. In de geest van het Verdrag van Malta is in 2007 een wijziging van de monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) van kracht geworden. Een belangrijk onderdeel van de WAMZ was dat de verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed bij de gemeenten komt te liggen. In de WAMZ werd geregeld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Volgens de wet kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij een bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een aanleg- en bouwvergunning een rapport dient over te leggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Een aantal onderdelen van de Monumentenwet 1988 gaat over naar de Omgevingswet. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven deze onderdelen van kracht binnen het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Voor archeologie gaat het onder meer om:
- het meewegen van het archeologische belang bij het opstellen van bestemmingsplannen;
- de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van archeologie;
- de mogelijkheid van de Minister van OCW om bij (dreigende) schade aan archeologische monumenten na een toevalsvondst voorschriften te stellen aan de uitvoering de werkzaamheden of die stil te leggen;
- de mogelijkheid van het bevoegd gezag of de Minister van OCW om toegang tot een terrein af te dwingen om archeologisch onderzoek te kunnen doen.
Vooruitlopend op de WAMZ hebben de Walcherse gemeenten in 2006 een eigen archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld die in 2016 is geactualiseerd in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2016-2022. Deze laatste nota schrijft het vigerende archeologiebeleid binnen de gemeente Middelburg voor. Bij dit beleid horen de Archeologische verwachtings- en waardenkaart Walcheren. De kaart betreft een inventarisatie van archeologische vindplaatsen, andere waarden en verwachtingsgebieden en is gemaakt op basis van het Rijks Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), waarin alle bekende archeologische waarden zijn opgenomen, en op basis van verschillende ter zake doende kaarten.
Op basis van de Archeologische verwachtings- en waardenkaart Walcheren is de Archeologische beleidsadvieskaart Walcheren opgesteld, om ervoor te zorgen dat het archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden. De vrijstellingsregeling behorende bij het Walchers archeologiebeleid gaat uit van deze laatste kaart.
5.10.1 Onderzoek
Naar aanleiding van het planvoornemen heeft de Walcherse Archeologische Dienst een beperkte bureaustudie uitgevoerd naar de te verwachten archeologische waarden in het gebied en al eerder uitgevoerde onderzoeken.
Bij het verkennende archeologische onderzoek is geen archeologische vindplaats aangetroffen. Het advies is dan ook dat in beide plangebieden verder geen archeologische vervolgonderzoeken noodzakelijk zijn. Dit geldt ook voor het cultuurhistorische aspect.
Cultuurhistorie
Het oorspronkelijke dijktalud langs de rand van de golfbaan is van cultuurhistorisch belang. Het markeert de dijk van het oorspronkelijke kanaal tussen de Westerschelde en het stadscentrum. In het gebied Mortiere zijn geen andere specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig die bescherming behoeven.
5.11 Bezonningsstudie
Er is voor het planvoornemen is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze is toegevoegd als Bijlage 10. Uit deze studie blijkt dat de hoogbouw alleen in het voor- en najaar in de ochtend voor schaduwwerking zorgt bij de rijwoningen aan de Poproute. Verder zijn verder negatieve effecten uitgesloten.
Conclusie
Het aspect bezonning is geen belemmering voor het planvoornemen.
5.12 Eindconclusie
Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Uit de voorgaande beschreven milieuaspecten (5.1 Toetsing aan mer-wetgeving, 5.2 Geluid, 5.3Luchtkwaliteit, 5.4 Stikstof, 5.5 Bedrijven en milieuhinder, 5.6 Externe veiligheid en 5.7 Bodem) kan worden geconcludeerd dat er geen verslechtering optreedt op het woon- en leefklimaat van de (omliggende) woningen en dat er ten aanzien van de omgevingsaspecten (5.8 Water, 5.9 Ecologie, 4.3.2 Parkeren, 5.10 Archeologie en cultuurhistorie en 5.11 Bezonningsstudie) er geen belemmeringen optreden.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
Bij het opstellen van de planregels is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van bestemmen zoals dat uitgevoerd is bij bestemmingsplan 'Mortiere'. De regels van het bestemmingsplan 'Mortiere' dienen als basis van de planregels in dit bestemmingsplan voor fase 13.
6.1.1 Uitgangspunten
De beleidsuitgangspunten uit de voorafgaande hoofdstukken vormen de onderlegger voor bestemmingen en begrenzingen op de verbeelding en voor de planregels. Deze uitgangspunten voor de bestemmingsregeling (verbeelding en regels) kunnen als volgt worden samengevat.
- a. Het uitgangspunt is op de eerste plaats de verkavelingsschets voor de fase 13. Hiervoor zijn de kaders in dit bestemmingsplan opgenomen.
- b. In het bestemmingsplan is gestreefd naar het toepassen van soepele / ruime bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de grenzen van de uit te werken bestemming uit het bestemmingsplan 'Mortiere';
- c. De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied noodzaakt een zorgvuldige afstemming van bouwmogelijkheden. Bij het leggen van bestemmingen, het bepalen van bouwgrenzen en opstellen van flexibiliteitbepalingen heeft steeds een zorgvuldige afweging plaatsgevonden van de aanwezige belangen en is rekening gehouden met hedendaagse eisen en gebruikerswensen. Binnen de marges van het beleid is gezocht naar versoepeling in de bestemmingsregeling als bedoeld onder a en b;
- d. De bestemmingsregeling dient in ieder geval de ontwikkelingen van de nu aanwezige verkavelingsschets mogelijk te maken;
- e. De regeling is zo uniform mogelijk ten einde een zo groot mogelijke rechtsgelijkheid te kunnen bieden. Dit neemt niet weg dat, gelet op de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied en hedendaagse eisen, specifieke (beperkende) bepalingen gewenst zullen zijn.
- f. Zoals vermeld onder a en d is voor de bestemmingsregeling in beginsel uitgegaan van de feitelijk geplande situatie. Als randvoorwaarde voor de nieuwe bestemmingsregeling is ook gehanteerd dat er flexibiliteit binnen het plan dient te zijn, om eventueel in te kunnen springen op een veranderende marktvraag.
6.1.2 Planvorm
De planvorm van bestemmingsplan Mortiere fase 13 is een gedetailleerd bestemmingsplan. Dit betekent dat op basis van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning kan worden verleend.
6.1.3 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)
Het voorliggende bestemmingsplan is, overeenkomstig het bestemmingsplan 'Mortiere' opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2012.
6.1.4 Opzet bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) in dit bestemmingsplan is het volgende van belang.
Voor het plan geldt dat wordt aangesloten bij de systematiek van bestemmen van het bestemmingsplan 'Mortiere'. De regels van het bestemmingsplan 'Mortiere' dienen als basis van de planregels in dit bestemmingsplan voor fase 13.
6.2 Gehanteerde Bestemmingen
Artikel 3 Groen
Het bestaande structurele groen is bestemd tot Groen. In de bestemmingsomschrijving is voorts bepaald dat de gronden mogen worden gebruikt voor speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Artikel 4 Tuin
Voortuinen en zijtuinen van hoekwoningen aan de openbare ruimte zijn bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming mag slechts zeer beperkt gebouwd worden.
Om accenten mogelijk te maken op belangrijke plekken in het stedenbouwkundig plan is op specifieke plaatsen de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - accent" opgenomen.
Binnen deze bestemming zijn ook parkeervoorzieningen toegestaan, met uitzondering in voortuinen van tussenwoningen. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van de bestemming Tuin in de bestemming Wonen om het mogelijk te maken de voorgevelrooilijn naar voren te plaatsen. Dit kan alleen na goedkeuring van de supervisor en als er geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de parkeerbalans, de architectonische en/of stedenbouwkundige kwaliteit van Mortiere en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Verkeer
De Mozartweg en het naastgelegen trottoir hebben deze bestemming toegekend gekregen. In aansluiting op de naastgelegen bestemmingsplannen.
Artikel 6 Water
De bestemming Water is toegepast ter plaatse van de Mannezeese Watergang, aansluitend op de naastgelegen bestemmingsplannen, zodat deze als zodanig behouden dient te blijven.
Artikel 7 Wonen
In de verbeelding zijn de bouwblokken aangegeven met een bouwvlak. De bouwhoogte is op de verbeelding gemaximeerd. Binnen deze bestemming zijn ook tuinen, erven, parkeervoorzieningen, ontsluitingspaden en wegen toegestaan, om de gewenste flexibiliteit te behouden.
Binnen de bestemming zijn de verschillende woningtypen mogelijk gemaakt en een specifieke aanduiding opgenomen voor het gestapelde deel van de bebouwing. Hiermee wordt de positie van appartementengebouw bepaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is geregeld in de vorm van de grondexploitatieregeling zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro): zie onder 7.1.1.
7.1.1 Exploitatieplanplicht en verplichting tot kostenverhaal
In deze wet is verplicht kostenverhaal door de gemeente geregeld. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag: via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer / ontwikkelaar, zoals bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Wanneer de gemeente zelf eigenaar is van de gronden, dan is het (separaat) verhalen van kosten op anderen niet nodig. De kosten worden dan gedekt door de verkoop van bouwrijpe grond. De in dat kader gesloten overeenkomsten gelden ook als anterieure overeenkomsten over grondexploitatie.
Nieuwe ontwikkelingen
De gemeente heeft samen met het consortium volledig grondeigendom in het plangebied. Met het consortium is een anterieure overeenkomst gesloten over het kostenverhaal voor de gemeente. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is dan ook gewaarborgd.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf donderdag 14 december 2023 tot en met woensdag 24 januari 2024 ter inzage gelegen. Gelijktijdig met de zienswijzeperiode is het wettelijk overleg conform artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met de overlegpartners uitgevoerd. Er zijn 10 zienswijze ontvangen. Tevens is 1 zienswijze/reactie ontvangen van een wettelijke overlegpartners. De zienswijzen zijn samengevat en van een passende beantwoording voorzien in de nota van beantwoording zienswijzen. De nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijziging is toegevoegd aan Bijlage 11.
7.2.1 Participatie
Aanvullend hebben voor dit bestemmingsplan twee participatieavond plaatsgevonden.
De eerste avond was een gesprek met de direct omwonenden van het appartementengebouw om het bestemmingsplan toe te lichten en te spreken over de verschillende modellenstudies. Tijdens deze avond is voornamelijk gesproken over:
- De afstand van de toren tot de bestaande woningen.
- De positie van de ontsluiting van de parkeerplaatsen behorende bij de ontwikkeling.
- De volumeopbouw van de toren en de mogelijkheid van een schuin dak.
De tweede avond was een brede informatieavond voor de hele wijk Mortiere, waarbij direct omwonenden met een brief zijn uitgenodigd. Er waren tijdens de avond ongeveer 50 participanten. Ook op deze avond is het bestemmingsplan toegelicht en zijn de verschillende modellenstudies gepresenteerd. Tijdens deze avond is voornamelijk gesproken over:
- De verschillende modellen en kon de voorkeur voor één van de modellen worden uitgesproken.
- De positie van de toren in de wijk Mortiere ten opzichte van de entree, de Mannezeese Watergang en de hoogbouw die gepland is op het eiland in het park.
- De inrichting van de openbare ruimte in andere delen van Mortiere.
- De voortgang van de bouw en ontwikkeling van andere delen van Mortiere.
In de uitwerking van het appartementengebouw, de openbare ruimte en de architectuur zal aandacht worden besteed aan de opmerkingen van de participanten over de volume opbouw, de ontsluiting en de inrichting van de openbare ruimte.
Bijlage 1 Ladderonderbouwing
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Bijlage 3 Advies Industrielawaai
Bijlage 3 Advies Industrielawaai
Bijlage 4 Aanvullend Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Aanvullend akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 5 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 6 Onderzoek externe veiligheid
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Waterparagraaf
Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 9 Quickscan Flora en Fauna
Bijlage 10 Bezonningsstudie
Bijlage 11 Beantwoording Zienswijzen En Reacties Overlegpartners
Bijlage 11 Beantwoording zienswijzen en reacties overlegpartners