KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Regelingen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke En Functionele Aspecten Plangebied
2.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur En Opbouw
2.2 Cultuurhistorie
2.3 Water
2.4 Milieu
2.5 Ecologie
2.6 Archeologie
2.7 Conclusie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving
Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling
5.1 Uitgangspunten En Opzet Bestemmingsregeling
5.2 Gehanteerde Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.3 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Memo Parkeeronderzoek
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 4 Verkeer-uitbreiding

Mortiere, herziening Paukenweg 3

Bestemmingsplan - gemeente Middelburg

Vastgesteld op 16-04-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Mortiere, herziening Paukenweg 3 van de gemeente Middelburg.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GMLbestand

NL.IMRO.0687.BPMORPAU-VW01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 verbeelding

de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Mortiere.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 ander bouwwerk

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvak.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps – of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, fysiopraktijk, belwinkels, internetcafé, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen met uitzondering van een seksinrichting.

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.24 erfafscheiding

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt en duurzaam is verbonden met de grond.

1.26 groen

Het totaal aan parken, plantsoenen, bermen, boomvakken en overige beplanting.

1.27 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.28 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

1.29 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en mogelijk de verhuur van zaalaccommodaties.

1.30 maatvoeringsaanduiding

alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.

1.31 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.34 peil

  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het water: NAP.

1.35 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.36 Staat van Horeca-activiteiten

De Staat van Horeca- activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.37 vliegende winkels

ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, dit doen vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, zoals hotel, sportkantine / -ruimte, wijkcentra en of het ZEP, voor zover:

  • dit plaatsvindt gedurende de duur van een manifestatie, beurs, expositie en/of evenement;
  • sprake is van een breed aanbod van aan de manifestatie, de beurs, expositie en/of het evenement gerelateerde producten en diensten;
  • meerdere aanbieders van aan de manifestatie, de beurs, expositie en/of het evenement gerelateerde producten en diensten aanwezig zijn.

1.38 wellness

een bedrijf waar men ter ontspanning in één of meerdere ruimte relaxt, vaak in combinatie met zwembad, sauna, zonnebank, turks stoombad en schoonheidsbehandelingen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, airco-units, liftopbouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 Dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Verschillende goothoogten van een bouwwerk

indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.2 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

2.9 Vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca tot maximaal categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. groen;
  3. c. verkeer;
  4. d. water;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'wellness': tevens een wellness- en fitnessvoorziening ten dienste van de doeleinden als genoemd onder a;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens sportvelden ten dienste van de doeleinden als genoemd onder a, met dien verstande dat minimaal 5 meter afstand aangehouden dient te worden tot de zijdelingse perceelsgrens;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hoge bomenrij': tevens een hoge bomenrij;
  9. i. bij deze functies behorende erven, tuinen, toegangs- en achterpaden.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat:

  1. a. in een hotel tevens vliegende winkels toegestaan zijn, tot ten hoogste 12 dagen per jaar;
  2. b. permanente bewoning niet toegestaan is;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn in totaal maximaal 286 parkeerplaatsen toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Bestaande maten

  • De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

5.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  • voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

5.3 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze in stand wordt gehouden;
  2. b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het bij deze regels behorende Parkeeronderzoek Van der Valk Hotel Middelburg d.d. 13 maart 2018 bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
    1. 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    2. 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

7.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Mortiere, herziening Paukenweg 3'.

Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan

1.1 Aanleiding En Doel

Hotel Van der Valk Middelburg aan de Paukenweg 3 te Middelburg is voornemens om een uitbreiding van het hotel te realiseren. Het betreft de uitbreiding van het hotel met een bijgebouw met 40 hotelkamers, fitness-, welness- en verblijfsruimten en de realisatie van 2 tennisvelden en 155 parkeerplaatsen.

De uitbreiding vindt plaats aan de noordoostzijde van het huidige hotelgebouw. Hiervoor wordt ook een perceel aan de overzijde van de Paukenweg toegevoegd. Dit zijn nu nog uitgeefbare gronden voor bedrijven.

De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. In het onderhavige bestemmingsplan wordt een nieuw juridisch-planologisch kader opgesteld voor de betrokken gronden, waardoor het gewenste nieuwe gebruik en de gewenste bouwmogelijkheden ontstaan.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat de door het hotel beoogde uitbreidingslocatie in het zuidelijk deel van het bedrijventerrein Mortiere in Middelburg. Op figuur 1.1 is globaal de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORPAU-VW01_0001.jpg"
Figuur 1.1 Globale ligging Van der Valk hotel en locatie voor de uitbreiding

Aan de westzijde van het plangebied ligt de woonwijk Mortiere, ten zuidwesten de golfbaan en ten zuiden de afrit van de A58. Oostelijk van het plangebied is het Zeeuws Evenementen Podium (ZEP) gerealiseerd. Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Paukenweg, zijn nog uitgeefbare kavels voor nieuwe bedrijven beschikbaar.

1.3 Vigerende Regelingen

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Mortiere (vastgesteld 2014-07-07). De gronden hebben daarin de bestemming 'Horeca' met een functieaanduiding parkeerterrein en de bestemming 'Bedrijventerrein'. De ontwikkeling van de hotelkamers en de wellnessvoorzieningen is mogelijk binnen de bestemming Horeca. Het bouwvlak is echter te klein om deze voorzieningen te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORPAU-VW01_0002.png"
Figuur 1.2 Vigerend bestemmingsplan De Mortiere

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied;
  • hoofdstuk 3 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het beleidskader;
  • in hoofdstuk 4 is het voorgenomen project beschreven;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 6 is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke En Functionele Aspecten Plangebied

2.1 Ruimtelijke En Functionele Structuur En Opbouw

Het plangebied ligt in het zuiden van Middelburg in het gebied Mortiere. Het gebied Mortiere is een polder aan de zuidrand van Middelburg die ontwikkeld wordt tot woon- en werkgebied. De hoofdopzet van het plan is sterk gerelateerd aan de ligging: de terreinen voor bedrijven en detailhandel (PDV) zijn goed zichtbaar en ontsloten vanaf de hoofdinvalsweg van Middelburg (Schroeweg). De Schroeweg en Mannezeesche Watergang vormen samen een sterke logistieke en representatieve structuur. Het woongebied is in verband met de (snel)wegenstructuur op zichzelf betrokken en omsloten door een brede groene overgangszone waarin de golfbaan ligt.

Het hotel grenst aan de woonwijk, golfbaan, de afrit van de A58, het bedrijventerrein en het Zeeuws Evenementen Podium (ZEP). In de huidige situatie staat het hotel op de zuidelijke kop van de rechthoekige verkavelingsstructuur van het bedrijventerrein en ZEP. De hoogte is 17 meter en bestaat uit vier bouwlagen. De oriëntatie is op de A58 gericht en op de noordzijde, de Paukenweg. Direct aansluitend aan het hotelgebouw ligt de parkeerplaats. De bevoorradingsroute loopt via de Paukenweg (in noordelijke richting).

2.2 Cultuurhistorie

In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen (Rijks)monumenten of andere bouwhistorisch waarden. Het plangebied bevindt zich in een recent aangelegd ontwikkelingsgebied, waardoor de cultuurhistorische waarden laag zijn.

2.3 Water

Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. De waterparagraaf wordt voorgelegd aan de waterbeheerder in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.

Water in de Mortiere, van masterplan naar bestemmingsplan (Tauw, 1999)
In het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan Mortiere is het watersysteem opnieuw bezien. Hierbij is geconstateerd dat het systeem voldoet aan de normen die het waterschap hieraan stelt.

Toekomstig watersysteem
Nagegaan is aan de hand van de watertoetscriteria of de beoogde uitbreiding strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

thema beoogde functiewijziging
veiligheid (waterkering) Niet van toepassing.
wateroverlast Er is geen extra waterberging nodig, in het watersysteem van Mortiere is voldoende waterberging beschikbaar voor de beoogde uitbreiding.
riolering Het hotel zal voor de afvoer van DWA aansluiten op de gemeentelijke
vuilwaterriolering.
watervoorziening Niet van toepassing.
volksgezondheid Niet van toepassing.
bodemdaling Bodemdaling zal niet optreden. Er vindt ten behoeve van de vestiging
van het bedrijf geen aanpassing van polderpeilen plaats.
grondwateroverlast Niet van toepassing.
oppervlaktewaterkwaliteit De oppervlaktewaterkwaliteit wordt door de functiewijziging niet nadelig beïnvloed. Regenwater afkomstig van terreinverhardingen en interne wegen wordt daarbij conform de uitgangspunten via de filtratievoorziening in de bermen geleid.
grondwaterkwaliteit Niet van toepassing.
verdroging/natte natuur Het perceel grenst niet aan nat natuurgebied. Maatregelen zijn niet nodig. De uitbreiding leidt niet tot veranderingen in de nabijheid van waterlopen.

Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde functiewijziging niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

2.4 Milieu

2.4.1 Bedrijvigheid

Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten1. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden.

Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Het onderhavige plan bestaat uit het toevoegen van hotelkamers, wellnessvoorzieningen en twee tennisbanen. De richtafstanden voor deze functies bedragen respectievelijk 10, 30 en 50 meter ten opzichte van een 'rustige woonwijk'. Aan deze afstandsmaat wordt voldaan. Dit is tevens geborgd met een bepaling in de regels dat de sportvelden op minimaal 5 meter van de zijdelingse perceelsgrens gelegen dienen te zijn. In het kader van het bestemmingsplan Mortiere is al rekening gehouden met de richtafstanden ten opzichte van de naastgelegen woningen. De uitbreiding van het hotel komt niet dichter op deze woningen.

Na vaststelling van het bestemmmingsplan moet het hotel inclusief de nieuwe voorzieningen voldoen aan de (milieu)normen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit.

Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

  1. 1. Bedrijven en Milieuzondering, Uitgave VNG, Den Haag, 2009

2.4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

De 40 nieuwe hotelkamers generen 79 motorvoertuigen per etmaal (zie hoofdstuk 4 onder verkeer en parkeren). De ontsluiting voor bezoekers vindt plaats aan de zijde van het ZEP en de ontsluiting van de leveranciers vindt plaats via de bestaande route (Paukenweg in noordelijke richting). Het betreft een geringe toename waardoor er geen akoestische effecten in het kader van de indirecte hinder verwacht worden. Om dit uit te sluiten is er een akkoestisch onderzoek uitgevoerd. Er is gekeken naar de akoestische consequenties van de verkeersaantrekkende werking voor de bestaande woningen aan de noordoostzijde van de Paukenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORPAU-VW01_0003.png"
Figuur 1.1: situatie

Uit figuur 1.1 blijkt dat de bestaande woningen zijn gelegen op een afstand van meer dan 40 meter tot de as van de Paukenweg. De akoestische consequenties zijn bepaald voor de Paukenweg omdat aan dit wegvak woningen zijn gelegen en hier de grootste toename is te verwachten.

In het akoestisch onderzoek, dat als bijlage bij de toelichting is opgenomen, is de ligging van de 48 dB vrije veldcontour bepaald. In tabel 4.1 is een overzicht opgenomen van de resultaten.

Tabel 4.1: Overzicht berekeningsresultaten verkeersaantrekkende werking Paukenweg.

Waarneemhoogte Afstand tot 48 dB geluidcontour
Paukenweg huidig Paukenweg toekomstig
Noordwest / Zuidoost Noordwest (4) Zuidoost (5)
1,5m + mv < 3 m < 14 m < 8 m
4,5m + mv < 3 m < 15 m < 8 m

Conclusie
Paukenweg
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat in zowel de huidige als de toekomstige situatie de woningen buiten de 48 dB geluidcontour zijn gelegen. Indien de resultaten worden getoetst aan de normstelling van de Wet geluidhinder dan blijkt dat wat betreft de Paukenweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. In het kader van de Wet geluidhinder worden geen restricties gesteld. Er is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Tromboneweg
Voor de Tromboneweg kan aan de hand van de toename van de verkeersintensiteit worden afgeleid dat de toename minder dan 2 dB zal blijven. Indien de resultaten worden getoetst aan de normstelling van de Wet geluidhinder dan blijkt dat er geen sprake is van een reconstructie van een weg. In het kader van de Wet geluidhinder worden geen restricties gesteld. Er is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

2.4.3 Bodem

Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek
Voor de omgeving van het plangebied is in 2009 een verkennend bodemonderzoek2 uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat in de bovengrond plaatselijk slechts licht verhoogde gehalten barium, minerale olie en/of PAK aangetroffen zijn. Tevens is op één meetlocatie een sterk verhoogd gehalte arseen in het grondwater aangetroffen. Gezien de geologische geschiedenis van het gebied en het feit dat in de grond geen verhoogde gehalten aan arseen zijn aangetoond, wordt het gehalte als natuurlijke achtergrondconcentratie gezien. In de overige boven- en ondergrond zijn geen van de onderzochte parameters boven de achtergrondwaarde aangetoond. Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde ontwikkeling. Aanvullend onderzoek was niet nodig.

Conclusie
Op basis van het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde functie. De Wet bodemkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

  1. 2. Verkennend bodemonderzoek Tromboneweg te Middelburg, Verhoeve Milieu, 14 december 2009, projectnummer 359117.

2.4.4 Leidingen en telecommunicatie

Het aspect leidingen en telecommunicatieverbindingen vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevant aan te merken solitaire leidingen en geen leidingstroken, hoogspanningsverbindingen en optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig waarmee bestemmingsplanmatig rekening moet worden gehouden.

2.4.5 Externe veiligheid

Normstelling en beleid
Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

In onderstaande tabel is een opsomming gegeven met de relevante wetgeving- en beleidsdocumenten, die daarna worden behandeld.

Tabel 3.5.5. Wettelijk kader en beleidsdocumenten

aard van de risicobron relevante wetgeving en/of beleidskader
risicovolle bedrijven Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
transport gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
Basisnet Weg
Basisnet Water
transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)¹
Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb)
Circulaire K1, K2- en K3-stoffen (1991)
divers Beleidsvisie EV provincie Zeeland (2005)
Beleidsvisie EV gemeente Middelburg (2006)
Nota van toelichting bij de gemeentelijke beleidsvisie EV (2011)

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

  • Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom risicobronnen.
  • Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep personen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij is rekening gehouden met de beleving van een ongeval. Dat wil zeggen de omvang van maatschappelijke ontwrichting die dat tot gevolg kan hebben. Om die reden is de oriëntatiewaarde voor het GR niet evenredig aan de kans op een groep slachtoffers. Hoe groter de groep slachtoffers, hoe kleiner de kans op die groep mag zijn. In figuur 3.3 is de oriëntatiewaarde voor het GR grafisch weergegeven in een curve waarin het aantal personen op de x-as is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden op de y-as. Volgens de definitie van het GR wordt het GR pas beschouwd vanaf een groepsgrootte van tenminste 10 slachtoffers.

Bij een groepsrisicoberekening wordt onder andere het mogelijk aantal slachtoffers en de normwaarde ten opzichte van de oriëntatiewaarde bepaald. Het GR is niet genormeerd. Hiervoor geldt enkel een oriëntatiewaarde (streefwaarde).

Analyse
Buiten het plangebied zijn meerdere risicobronnen aanwezig. De volgende zijn relevant voor dit bestemmingsplan:

  • de Rijksweg N57;
  • de Rijksweg A58;
  • het bedrijf Eastman Chemical Middelburg BV;
  • het bedrijf Kloosterboer Vlissingen VOF;
  • de kerncentrale EPZ.

Voor het bestemmingsplan de Mortiere zijn de volgende rapporten opgesteld:

  • Groepsrisicoberekening LPG-tankstation Ravensteijn aan de Schroeweg te Middelburg, Cauberg-Huygen, referentie 20110996-07, 10 februari 2012.
  • Rapportage externe veiligheid ten behoeve van het bestemmingsplan Mortiere te Middelburg, Cauberg-Huygen, referentie 20110996-06, 13 maart 2012.

In deze rapporten is de uitbreiding van het hotel reeds meegenomen. Uit de rapporten volgt dat het hotel en de uitbreiding zich niet bevinden binnen een plaatsgebonden risicocontour 10-6 en dat de hoogte van het groepsrisico aanvaardbaar is. Voor een uitgebreide analyse van de externe veiligheid wordt verwezen naar het vigerende bestemmingsplan De Mortiere.

2.4.6 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (Wlk) vormt geen belemmering voor voorliggend plan. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Voor de in dit plan voorziene ontwikkelingen kan op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen worden geconcludeerd, dat ter plaatse de concentraties stikstofdioxide en fijn stof onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognose voor 2020 voorspelt geen overschrijding.

Van een significante toename van het verkeer als gevolg van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit plan zijn beperkt en kleinschalig en op basis van het NIBM-tool kan geconcludeerd worden dat het project in niet betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORPAU-VW01_0004.png"

Conclusie
Vanuit luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de uitbreiding van het hotel.

2.5 Ecologie

Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het streekplan is uitgewerkt.

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Momenteel zijn echter nog geen algemeen toepasbare gedragscodes voorhanden.

Resultaten gebiedsbescherming
In de ruime omgeving van Middelburg liggen de Natura 2000-gebieden Westerschelde & Saeftinghe, Veerse Meer, Manteling van Walcheren, Oosterschelde, Voordelta en Vlakte van Raan. Negatieve effecten (o.a. geluid, lichthinder, verstoring) als gevolg van de uitbreiding van het hotel kunnen vanwege de kleinschaligheid en ligging op voorhand worden uitgesloten. Er is een stikstofdepositieberkening uitgevoerd (zie bijlage 2) waaruit volgt dat er geen natuurgebieden zijn met rekenresultaten die hoger dan de drempelwaarde zijn. Vanuit de gebiedsbescherming worden er geen beperkingen opgelegd aan het ruimtelijk plan.

Resultaten soortenbescherming
Het toekomstig gebruik van het plangebied zal niet leiden tot verstoring van beschermde natuurwaarden in de omgeving. In de huidige situatie wordt het gebied grotendeels intensief gebruik. Het noordelijk gelegen braakliggende terrein ligt tussen het bedrijventerrein en het huidige hotelcomplex en is daardoor geen geschikt gebied voor beschermde natuurwaarden. Er worden geen gebouwen gesloopt. De aanwezigheid van beschermde soorten is niet te verwachten. Door de realisatie van de uitbreiding van het hotel gaat derhalve geen leefgebied van flora en fauna verloren.

2.6 Archeologie

In 2000 en 2002 is er in het kader van het overall-bestemmingsplan Mortiere uitgebreid archeologisch onderzoek uitgevoerd. Binnen het plangebied van de gehele wijk Mortiere zijn verschillende vindplaatsen gekarteerd en nader onderzocht. Ook zijn verschillende vindplaatsen niet voor verder onderzoek geselecteerd. In het plangebied van onderhavig bestemmingsplan Herziening Paukenweg 3 bevonden zich twee gekarteerde vindplaatsen. Deze zijn niet voor verder onderzoek geselecteerd. Het gevolg is dat op het plangebied geen dubbelbestemming archeologie meer ligt.

2.7 Conclusie

Vanuit de milieu- en waardenaspecten zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (vastgesteld op 13 maart 2012) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke druk af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de regio Zuidwestelijke Delta (gehele provincie Zeeland) zijn de volgende opgaven van nationaal belang:

  • versterking van de primaire waterkeringen;
  • deelprogramma's Veiligheid, Zoetwater en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
  • EHS inclusief Natura 2000-gebieden;
  • buisleidingennetwerk ruimtelijk mogelijk maken;
  • hoofdenergienetwerk (380 KV) over de grens;
  • voorkeursgebieden grootschalige windenergie in Zeeland en op en rond de Zuid-Hollandse eilanden;
  • bereikbaarheid voor de binnenvaart en internationale transportnetwerk;
  • faciliteren van de ontwikkeling van 'de logistieke delta'.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de Structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de “ladder duurzame verstedelijking”). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

3.1.4 Doorwerking plangebied

De onderhavige projectlocatie bevindt zich niet in de nationale hoofdstructuur en omvat geen ontwikkelingen van landsbelang. Het beleid betreffende het uitbreiden van een hotel en wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden.

De ontwikkeling vindt plaats in stedelijk gebied en betreft de uitbreiding van het hotel met 2.000 m2 en de aanleg van twee tennisbanen. De ontwikkeling is echter geen stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking, omdat het een uitbreiding van een bestaand bedrijf betreft. Binnen het plangebied mocht reeds een vergelijkbare bebouwing opgericht worden (binnen de bedrijfsbestemming), echter niet op de locatie waar de uitbreiding thans plaatsvindt, aangrenzend aan het bestaande hotel. Feitelijk neemt de bebouwingsintensiteit dus niet toe, deze wordt slechts op een andere locatie gesitueerd (aan de overzijde van de weg). Op de locatie met de bestemming Bedrijventerrein worden thans de sportvelden en het parkeerterrein gesitueerd. Deze worden dan ook niet bebouwd. Effectief is er dan ook geen sprake van een toename van bebouwing binnen het plangebied. Een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk. Desalniettemin wordt hier toch aan getoetst.

De uitbreiding van het hotel is nodig om meer te kunnen richten op de luxe- en gezondheidsmarkt. De wellness-faciliteiten zijn belangrijk voor de dagen dat het slecht weer is in het toeristisch seizoen en kunnen voor een hotel een seizoensverlenging betekenen. Daarmee wil men ook inspelen op de groeiende vraag naar arrangementen op het vlak van persoonlijke verzorging en gezondheid zonder een directe koppeling met een overnachting. Tevens bieden deze faciliteiten een duidelijke meerwaarde doordat zij voorzien in een gevoel van luxe voor de zakelijke klanten. Deze trend van hotel plus wellness is zichtbaar binnen het gehele landelijk opererende concern. Het zwembad is niet openbaar toegankelijk en alleen voor overnachtende hotelgasten beschikbaar.

In december 2010 is in opdracht van de provincie Zeeland door Horwarth Consulting een rapport opgesteld over de behoefte aan het soort hotels in Zeeland. Deze wordt gekoppeld aan ontwikkelingen in de markt, zoals vergrijzing. Dit leidt tot een verwachte toenemende vraag naar luxere hotels met wellnessvoorziening. Een trend die ook duidt op deze toename is de verminderde vrije tijd. Derhalve wil men graag zoveel mogelijk werk en vrije tijd combineren, door de hotelfunctie te verbreden met ontspanningsmogelijkheden. Hotel van der Valk sluit met de uitbreidingsplannen aan op deze beide ontwikkelingen c.q. behoefte in de markt. Daarnaast is het plan gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en goed ontsloten. Derhalve wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsplan Zeeland

De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee;
  • Beleven van Land en Zee;
  • Bloeien op Land en in Zee.

Daarnaast vormt het plan op het gebied van de fysieke leefomgeving het provinciale beoordelingskader voor medeoverheden, organisaties en burgers binnen de kaders en spelregels die wettelijk zijn vastgesteld.

De doelstelling met betrekking tot verblijfsrecreatie is het bieden van een hoogwaardig recreatieproduct dat aansluit op de huidige en toekomstige marktontwikkelingen. De provincie wil de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland optimaal benutten.

Nieuwe hotels in het luxere segment kunnen ontwikkeld worden. Voor wat betreft de mogelijke locaties geldt daarbij de volgende prioriteitsvolgorde:

  • realisatie in samenhang met andere initiatieven in de op de recreatiekansenkaart weergegeven hotspots
  • realisatie in regionale ontwikkelingslocaties en/of het (overig) stedelijk gebied
  • realisatie in samenhang met landschapsversterking in een landgoedachtige setting

De uitbreiding van hotel Van der Valk past zeer goed binnen het provinciaal beleid, aangezien Middelburg in het omgevingsplan is aangewezen als recreatieve hotspot met specifiek kansen voor hotelontwikkeling. Bovendien ziet het omgevingsplan in zijn algemeenheid kansen voor hotelontwikkeling in het luxere segment.

3.2.2 Verordening ruimte

Met betrekking tot hotels is in artikel 2.5 Recreatie het volgende opgenomen:

  • bij een bestemmingsplan voor een nieuw verblijfsrecreatieterrein worden regels gesteld ter voorkoming van permanente bewoning
  • in de toelichting van het bestemmingsplan wordt aannemelijk gemaakt dat duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is gewaarborgd.

Doorwerking plangebied
De ontwikkeling van een wellnesscentrum en tennisbanen past goed binnen het provinciale beleid, omdat het gaat om een hotel in het luxe segment, die aanlsuitend aan de bebouwde kom wordt gerealiseerd. De locatie is in de nabijheid van de aantrekkelijke kern Middelburg en bij andere toeristische voorzieningen. Door de ontwikkeling is sprake van een kwaliteitsverbetering van het bestaande hotel.

In de regels is opgenomen dat het niet mogelijk is om permanent te wonen in het hotel.

Het terrein wordt heringericht met een binnentuin en een rij opgaande begroeiing aan de zijde van de woonwijk. Tevens worden twee tennisbanen gerealiseerd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie/Kwaliteitsatlas 2030

Het gemeentelijk beleid is opgenomen in de kwaliteitsatlas Middelburg die op 18 januari 2010 is vastgesteld. De kwaliteitsatlas Middelburg beschrijft dat Middelburg een groot toeristisch potentieel heeft. Middelburg is dan ook het toeristisch hart van Walcheren. Het gemeentelijk beleid is erop gericht dit potentieel in te vullen. Het doel is de zelfstandige aantrekkingskracht op de toerist en recreant te vergroten. De hotelsector krijgt de ruimte van de gemeente. Uitbreiding en verbetering van het bestaande hotelaanbod maakt Middelburg aantrekkelijker voor een korte stedentrip.

Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving

Hotel Van der Valk Middelburg wil aan het hotel 40 hotelkamers, fitness- en wellnessvoorzieningen en twee tennisbanen toevoegen om zich meer te kunnen richten op de luxe- en gezondheidsmarkt. Voor deze voorziening is circa 2.000 m² gepland. De wellness-faciliteiten zijn belangrijk voor de dagen dat het slecht weer is in het toeristisch seizoen en kunnen voor een hotel een seizoensverlenging betekenen.

Daarnaast geven deze faciliteiten ook een gevoel van luxe voor de zakelijke klanten. De exacte invulling van de wellnessvoorzieningen is nog niet bekend, maar in ieder geval zal sprake zijn van een zwembad, fitnessvoorzieningen, sauna, massage, zonnebank en dergelijke. Binnen het landelijk opererend concern worden bestaande hotels omgebouwd en nieuwe hotels ingericht naar het concept van hotel plus wellness.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPMORPAU-VW01_0005.png"
Figuur 4.1 Hotel Van der Valk Middelburg inclusief uitbreiding

Onderbouwing behoefte vanuit bedrijf en markt
In december 2010 is, in opdracht van de provincie Zeeland, door Horwarth Consulting een rapport opgesteld over de behoefte aan hotelkamers in Zeeland. In dit rapport wordt onder andere de marktpotentie beoordeeld.

In het rapport wordt ingegaan op het soort hotels die kansen hebben in Zeeland. Deze kansen worden gekoppeld aan ontwikkelingen in de markt. Zo wordt onder andere gewezen op de ontwikkeling van vergrijzing. In het onderzoek wordt hieraan gekoppeld dat er meer vraag zal komen naar luxere hotels met wellnessvoorziening.

Ook de ontwikkeling dat er steeds minder vrije tijd zal zijn wordt genoemd. Als gevolg wordt aangegeven dat er meer vraag zal zijn naar congreshotels. Dit soort hotels biedt een mix van werk en vrije tijd, omdat congressen gecombineerd kunnen worden met ontspanningsmogelijkheden.

Hotel van der Valk sluit met de uitbreidingsplannen aan op de ontwikkeling.

Situering en bouwplan
Bij de bouw van het huidige hotel is zo veel mogelijk rekening gehouden met de privacy van omwonenden. Omdat toen uitgegaan werd van een "blanco" situatie waarbij nog geen bebouwing was gerealiseerd, was dit ook mogelijk. Met deze uitbreiding moet uitgegaan worden van de bestaande situatie. De huidige bouw, met de lobby aan de zijde van het ZEP, zorgt ervoor dat uitbreiding slechts aan één zijde mogelijk is. Het bouwplan gaat uit van een hoogte die lager is dan het huidige gebouw, maximaal 14 meter. Bij de nieuwbouw zal een binnentuin gerealiseerd worden en er wordt een bomenscherm gerealiseerd als afscherming richting de wijk.

De twee tennisbanen worden op het braakliggende terrein aan de overzijde van de Paukenweg gerealiseerd. Hier worden tevens de nieuwe parkeerplaatsen en de parkeerplaatsen die door het toevoegen van de wellness verdwijnen gerealiseerd.

Aan de noordoostzijde van het perceel wordt een hoge bomenrij gerealiseerd ter afscherming van de woonbebouwing.

Verkeer en parkeren
De welness en tennisbanen worden alleen gebruikt door de hotelgasten en trekken geen verkeer aan. De 40 nieuwe hotelkamers genereren wel verkeer. In bijlage 4 bij deze toelichting is op basis van de CROW-normen bepaald hoeveel verkeer de 40 nieuwe hotelkamers generen. Op een gemiddelde weekdag is er een verkeersgeneratie van 79 motorvoertuigen/etmaal. De ontsluiting voor bezoekers vindt plaats aan de zijde van het ZEP en de ontsluiting van de leveranciers vindt plaats via de bestaande route (Paukenweg in noordelijke richting). De bestaande wegen hebben voldoende capaciteit voor 79 motorvoertuigen/etmaal.

Voor een hotel met in totaal 161 kamers, inclusief de uitbreiding met 40 kamers zijn maximaal 119 parkeerplaatsen benodigd (zie bijlage 4). Het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein. Een gedeelte van de bestaande parkeerplaatsen blijft behouden. Op het huidige terrein zijn in de toekomstige situatie 131 parkeerplaatsen aanwezig en aan de overzijde van de Paukenweg worden 155 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd. Het totaal aantal parkeerplaatsen voor het hotel is in de toekomstige situatie 286 parkeerplaatsen. Hiermee wordt ruim voldaan aan het benodigde aantal parkeerplaatsen.

Naar aanleiding van een tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2018 waarin de gemeenteraad op grond van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgedragen om een geconstateerd motiveringsgebrek ten aanzien van voormelde 286 parkeerplaatsen te herstellen, is een aanvullend parkeeronderzoek (zie bijlage 2 bij de regels) uitgevoerd. Hierna de weerslag en de conclusie van het parkeeronderzoek.

Voor het hotel wordt na uitbreiding voorzien in 286 parkeerplaatsen. Voor het berekenen van de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen voor een hotel met 161 kamers, inclusief de uitbreiding met 40 kamers, wordt gebruikt gemaakt van de rekenmodellen en kencijfers van het CROW. Bij de berekening is uitgegaan van een hotel, zalen en restaurant als drie zelfstandige functies met ieder hun eigen verkeeraantrekkende werking en daarmee eigen CROW kencijfer. Deze drie kencijfers dienen cumulatief te worden gebruikt. Uit het onderzoek blijkt dat met hantering van de CROW normen de parkeerbehoefte uitkomt op 275 parkeerplaatsen. Het hotel heeft 286 parkeerplaatsen geprojecteerd. De uitkomst van het onderzoek afgezet tegen het feitelijk aantal parkeerplaatsen laat zien dat van een overbemeten aantal parkeerplaatsen, zoals appellant stelde, geen sprake is.

Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling

5.1 Uitgangspunten En Opzet Bestemmingsregeling

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Planvorm
De Wet ruimtelijke ordening biedt de keuze uit drie planvormen:

  • het gedetailleerde bestemmingsplan;
  • het zogenaamde globale eindplan;
  • het globale uitwerkingsplan met een uitwerkingsplicht.

Het verschil tussen de plannen is dat de plannen onder a. en b. meteen een basis bieden voor het verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen en dat de plannen onder c. eerst moeten worden uitgewerkt voordat bouwvergunning verleend kan worden. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden toegepast, afhankelijk van het te voeren beleid en strategie (regiefunctie gemeente).

De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijk beleid en de regiefunctie van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierin een belangrijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer rechtszekerheid, terwijl globale eindplannen meer ontwikkelingsmogelijkheden bieden binnen één bestemming. Overigens is een mengvorm van bovenstaande plannen mogelijk.

Het voorliggende bestemmingsplan is gedetailleerd van karakter voor de gerealiseerde delen en uit te geven percelen voor bedrijven (tussen het woongebied en de Schroeweg). Voor de bewoners en ondernemers van Mortiere bestaat zo zekerheid over de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Opzet verbeelding
Algemeen
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de verbeelding te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de verbeelding wordt aangegeven en dat de verbeelding digitaal wordt opgebouwd.

Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.

Bestemmingen
Op de verbeelding wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan.

Aanduidingen
Binnen het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van maatvoeringsaanduidingen zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogten en bouwhoogte).

Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2012.

Opzet planregels
Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.

  • In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregel) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

5.2 Gehanteerde Bestemmingen

Artikel 3 Horeca
Het onderhavige bestemmingsplan omvat slechts 1 bestemming, namelijk Horeca. In de bestemming Horeca is algemeen horeca tot categorie 1c van de Staat van horeca-activiteiten toegestaan (zie bijlage bij de regels). Onder wellness wordt voor alle duidelijkheid ook de aanwezigheid van een zwembad verstaan De sport-, wellness- en parkeervoorzieningen en de hoge bomenrij zijn met aanduidingen op de verbeelding aangegeven, wat betekent dat zij uitsluitend op die plaatsen toegestaan zijn. Daarnaast zijn bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen toegestaan.

Middels een bouwvlak op de verbeelding wordt gestuurd op de situering van de bebouwing.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan. Vereniging Parelvis heeft met een brief van 20 november 2014 namens buurtbewoners kenbaar gemaakt zich te kunnen vinden in het onderhavige bouwplan

Overleg
Artikel 3.1.1. van het besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.

Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is verplicht kostenverhaal door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit is (artikel 6.2.3. t/m 6.2.5. Bro) rechtstreeks bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt. Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal verplicht bij het vervaardigen van het wijzigingsplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (door een overeenkomst te sluiten met alle betreffende grondeigenaren in het gebied waar bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt of door volledig gemeentelijk grondeigendom).

De uitbreiding van hotel van der Valk is gepland op gronden die in eigendom zijn van de gemeente. Verrekening van kosten zal plaatsvinden via de grondprijs, zodat opstellen van een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst niet noodzakelijk is.

6.3 Handhaving

Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.

Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.

Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.

Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 2 Memo Parkeeronderzoek

Bijlage 2 Memo Parkeeronderzoek

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 3 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 4 Verkeer-uitbreiding

Bijlage 4 Verkeer-uitbreiding