Districtskantoor Walcheren Mortiere Middelburg
Bestemmingsplan - Gemeente Middelburg
Vastgesteld op 24-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het bestemmingsplan Districtskantoor Walcheren Mortiere Middelburg met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPMORPOLKAN-VG01 van de gemeente Middelburg.
1.2 het bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.10 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.13 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.15 bruto vloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.16 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid 1.14, niet zijnde een gebouw.
1.17 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.18 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde van de constructie in één of beide dakvlak(ken) zijn geplaatst.
1.19 dakterras
Een buitenruimte (terras) op een plat dak.
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.21 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.22 huishouden
de bewoning van een woning door één persoon, of door meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, waarbij per woning ten hoogste twee kamers mogen worden verhuurd voor bewoning aan in totaal twee personen.
1.23 kantoor
Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, medisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.24 kap
constructie van een of meer hellende dakvlakken.
1.25 maatvoeringsaanduiding
alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.
1.26 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.27 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.29 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.30 plat dak
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, en dat ten behoeve van het afvoeren van hemelwater een maximaal afschot van 4% mag hebben.
1.31 woning
een complex van ruimten, dat uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goot(- of boeibord)hoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan/ en liftopbouwen daar niet onder begrepen.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Kantoor
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve voor het toestaan van een hogere bouwhoogte ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsbevoegdheid'
- a. de maximale hoogte bedraagt 22 m;
- b. indien het straatbeeld daardoor ruimtelijke niet wordt aangetast;
- c. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
- d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.4 ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsbevoegdheid' voor het vergroten van het brutovloeroppervlak, met inachtneming van de volgende regels:
- d. aangetoond dient te worden dat het gewenste bruto vloeroppervlak past volgens de systematiek van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
- a. voorzien wordt in voldoende parkeren;
- b. de afwijking past binnen de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten van de omgeving;
- c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
- c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
- a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
7.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Werking wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Districtskantoor Walcheren Mortiere Middelburg'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Bestemmingsplan
De politie Zeeland-West-Brabant is voornemens op het braakliggende perceel aan de Althoornweg/ Tromboneweg in de Mortiere in Middelburg een nieuw districtskantoor te realiseren. De gronden zijn in het bestemmingsplan Mortiere (2014) bestemd voor Bedrijf. De ontwikkeling van een kantoor past niet binnen de bestemming. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Geldend Bestemmingsplan
In figuur 1.1 is een uitsnede van de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Mortiere (2014) weergegeven. Het volgende geldt ter plaatse van de gronden:
- bestemming Bedrijf;
- functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1'.
Het maximum bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt 50% van het bouwperceel en de maximum bouwhoogte bedraagt overwegend 12 meter en voor een gedeelte van het zuidwestelijk deel van het bouwvlak 21 meter.
Figuur 1.1 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Mortiere (bron: https://www.ruimtelijkeplannen.nl/viewer/viewer).
1.3 Leeswijzer
De opbouw van de ruimtelijke motivering is als volgt:
- hoofdstuk 2 gaat in op de huidige, de beoogde situatie van het plangebied en de juridische regeling;
- hoofdstuk 3 bevat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het beleidskader;
- in hoofdstuk 4 worden de milieu en planologische aspecten getoetst;
- ten slotte wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie Plangebied En Directe Omgeving
Het plangebied wordt aan de zuidwestzijde en noordoostzijde begrensd door respectievelijk de Althoornweg en de Tromboneweg. De Althoornweg is de ontsluitingsweg van de bedrijfsgronden van de Mortiere. Aan de Zuidoostzijde grenst het plangebied aan de entree van het Zeeuws Evenementen Podiun (hierna: ZEP) en Mini Mundi. Aan de zuidwestzijde grenst het plangebied aan een brede groenstrook met sloot waar ten zuiden de entree van Middelburg /Schroeweg) ligt en de Mortiererotonde. De gronden liggen aan een van de belangrijkste uitvalswegen van Midelburg.
Figuur 2.1 Globale ligging plangebied en omgeving (bron: https://kaarten.zeeland.nl/map/atlasvanzeeland, bewerkt Rho adviseurs)
Het plangebied ligt in het zuidwestelijk deel van het woon- en werkgebied de Mortiere het gebied is aangewezen voor bedrijven. Het naastgelegen ZEP is gericht op voorzieningen op het gebied van dagrecreatie, toerisme, kunst, cultuur en sport. De gronden liggen op dit moment braak.
Figuur 2.2 Streetview, boven: zicht vanaf de Schroeweg, midden: zicht hoek Mortiereboulevard/ Tromboneweg, onder: zicht hoek Tromboneweg/Podium (bron: www.maps.google.nl
2.2 Beoogde Ontwikkeling
2.2.1 Toelichting beoogde ontwikkeling
Politie Zeeland-West-Brabant is voornemens op de gronden aan de Althoornweg in Middelburg een nieuw districtskantoor te realiseren voor Walcheren.
Het kantoor biedt naast het basisteam van Walcheren straks ook plaats aan de Zeeuwse districtsleiding, de recherche, vreemdelingen- en zedenpolitie en forensische opsporingsdienst. In totaal komen er circa 400 werknemers te werken. De nieuwbouw vervangt de drie huidige panden (Achter de Houttuinen 10, Buitenruststraat 237 en de Segeerssingel 8).
De reden dat voor nieuwbouw en deze locatie is gekozen is:
- door het herschikken van diensten heeft de politie minder ruimte nodig. Daarnaast gaat de politie steeds meer centraler werken. Het renoveren van de huidige panden is niet toekomstig bestendig aangezien in de toekomst vanuit deze panden niet voldoende centraal kan worden gewerkt;
- de locatie is uitstekend ontsloten voor Walcheren en voor andere delen van de provincie;
- er is voldoende ruimte voor parkeren;
- de locatie ligt dichtbij de A58 en de route naar de Westerscheldetunnel. Het is van groot belang dat de medewerkers van district Walcheren indien nodig, bijvoorbeeld in het geval van een grootschalige calamiteit, bijstand kunnen verlenen in andere districten. Via de Westerscheldetunnel en de A58 zijn andere districten snel bereikbaar.
- een gebouw van deze omvang stedenbouwkundig gezien uitstekend past bij de entree van Middelburg en de omliggende functies.
In figuur 2.3 is een indicatieve inrichtingstekening opgenomen. Er is gekozen voor een gescheiden toegang voor personeel, politie en bezoekers. Het personeel zal gebruikmaken van een nieuwe ontsluiting op de Tromboneweg. Daarnaast wordt een korte verbindingsweg aangelegd tussen de Althoornweg ter hoogte van het kantoor en het aanliggende parkeerterrein(ter plaatse van de bestaande bushalte aan de Althoornweg). Deze weg is bedoeld voor bezoekers van het politiekantoor. Voor een uitgebreidere toelichting over de ontsluiting wordt verwezen naar paragraaf 4.2 Verkeer enparkeren.
Het gebouw is georiënteerd op de Schroeweg/ Mortiereboulevard nabij de rotonde. Door deze situering ontstaat er een representatieve afronding aan de entree van Middelburg.
Het gebouw varieert in het aantal bouwlagen. De maximale bouwhoogte bedraagt circa 21,5 meter. Dit is beperkt meer dan de toegestane 21 meter volgens het bestemmingsplan Mortiere. Stedenbouwkundig gezien past deze massa uitstekend als entree van Middelburg.
Aan de zuidoostzijde wordt het gebouw 'ingepakt' met groen. De eerste bouwlaag wordt gedeeltelijk voorzien van een vegetatiedak met eventueel nog PV-panelen. Op de derde bouwlaag wordt een dakterreas gerealiseerd. In het gebouw komen naast een balie en reguliere kantoorruimtes ook een hondenkennel, ophoudkamers en een laboratorium (circa 350 m2).
Het bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) bedraagt circa 8.000 m2, exclusief dakterras. Hiervan is circa 1.700 m2 voor de baliefunctie. Het dakterras heeft een oppervlakte van circa 350 m2.
Aan de zijde van de Tromboneweg is een parkeerterrein beoogd. Naast de aanleg van circa 287 parkeerplaatsen zal hier ook een fietsenstalling worden gerealiseerd en een stalling ten behoeve van vuilopslag en het stallen van dienstfietsen en -motoren.
Om te kunnen voorzien in de eigen energieopwekking worden PV-panelen geplaatst op het dak van het kantoor en wordt ten behoeve hiervan aan de zijde van de Mortiereboulevard een gebouw voor nutsvoorzieningen en een noodstroom aggregaat gerealiseerd.
Figuur 2.3 Indicatieve inrichtingstekening (bron: EGM architecten)
2.2.2 Toelichting architectonisch ontwerp (bron: EGM architecten)
Begin 2020 heeft architectenbureau EGM de EU-tender gewonnen voor het ontwerpen van het nieuwe Districtskantoor. Figuur 2.4 geeft een impressie van het beoogde ontwerp.
Figuur 2.4 Impressie ontwerp (bron: EGM architecten)
Kloek en helder basisvolume met verbindende binnenwereld
Een heldere opbouw en transparante structuur karakteriseren het kloeke politiegebouw. De basis is eenvoudig: een compact vierkanten volume van vier verdiepingen dat op de hoek van de publieksentree wordt opgetild naar vijf en aan de andere zijde, bij de dienstentree, omlaag duikt naar drie verdiepingen. Uit deze eenvoudige vorm wordt een bijpassend vierkanten atrium gesneden dat zorgt voor licht en lucht, en ook verbinding faciliteert tussen de afdelingen. De looplijnen zijn kort en een gevoel van eenheid ontstaat doordat diverse afdelingen altijd in het zicht zijn. Een informele route loopt via de tribunetrap op de begane grond en trappen en loopbruggen op de verdiepingen naar het restaurant. Deze ingrepen versterken dit gevoel nog verder en stimuleren bovendien dat iedereen in beweging blijft binnen het gezonde gebouw.
Zeeuwse roots
De strakke aaneenschakeling van weilanden en akkers in het Zeeuwse landschap, vergezichten over land en water, de lange lijnen, ploegvoren in een akker en nauwkeurig vormgegeven aardappelruggen vormden de inspiratie voor de gevel. De groen-bruine tinten van het geanodiseerd aluminium nemen bij de veranderende luchten steeds andere kleurschakering aan. Het ritme van open- en gesloten gevelelementen is een golfbeweging die reageert op het achterliggende interieur, van rumoer naar rust, van openbaar naar privé en van onbeveiligd naar beveiligd. Van dichtbij is er in de gevel nog een extra verwijzing naar Zeeland te ontdekken; de perforaties zijn in de vorm van het Zeeuwse knopje, het bekende, traditionele Zeeuwse sieraad.
Op 13 februari 2000 is het ontwerp beoordeeld door het Walchers Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit. Het team heeft positief geadviseerd op het ontwerp.
2.3 Planologische Afweging
De essentie van de ontwikkeling is het mogelijk maken van een politiekantoor op deze locatie. Het gebouw past zoals beschreven in paragraaf 2.2 qua vorm en massa uitstekend bij de entree van Middelburg.
De ontwikkeling past binnen het beleid zoals getoetst in hoofdstuk 3. Daarnaast past de ontwikkeling binnen het beleidskader. Daarnaast is de ontwikkeling getoetst aan milieuregelgeving in hoofdstuk 4. De milieuaspecten vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
2.4 Toelichting Op De Juridische Regeling In Het Bestemmingsplan
2.4.1 Opzet van de bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
- de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
- op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
- op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
- de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'K' voor 'Kantoren'. Verder geldt het volgende:
- hoofdgebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht;
- maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum bouwhoogte worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak;
- ten slotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen, zoals een plangrens of een gebied met wijzigingsbevoegdheid worden aangegeven.
De gehanteerde bestemming
Het toekomstig perceel is bestemd voor Kantoor. Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
- Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen bevat in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden de regels van de bestemming die op de verbeelding voorkomt nader omschrevenHoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Besluit ruimtelijke ordening een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
2.4.2 Toelichting op de gehanteerde bestemming Kantoor
Status: de onderstaande tekst is niet bindend. Alleen aan de regels zoals genoemd in Hoofdstuk 2Bestemmingsregelskunnen rechten worden ontleend. |
Bestemming
Voor de ontwikkeling is de algemene bestemming Kantoor opgenomen. Hierdoor is het mogelijk ook andere kantoren dan alleen een politiekantoor te vestigen in het gebouw.
Maatvoering
Binnen het bouwvlak is de maximum bouwhoogte voor alle gebouwen (of dit nu een hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk is) vastgelegd op 18 of 22 meter.
Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen is doormiddel van de aanduiding 'bijgebouwen' de locatie aangegeven waar deze bouwwerken zijn toegestaan. De maximale toegestane oppervlakte voor deze bouwwerken gezamenlijk bedraagt 750 m2.
Door middel van een omgevingsvergunning voor afwijken kan onder voorwaarden afgeweken worden van de toegestane bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone-afwijkingsbevoegdheid'. De maximale toegestane bouwhoogte bedraagt 22 meter.
Specifieke gebruiksregels
(Bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan. Daarnaast is geregeld dat het maximale bruto vloeroppervlak maximaal 8.000 m2 bedraagt, exclusief dakterras. Het politiekantoor heeft naast een balie en reguliere kantoorruimtes ook specifieke functies zoals een hondenkennel, ophoudkamers en een laboratorium. Deze zijn dan ook toegestaan.
Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die regelt dat de gebouwen alleen in gebruik mogen worden genomen als er voldoende parkeerplaatsen zijn op eigen terrein.
Door middel van een omgevingsvergunning voor afwijken is het toegestaan om onder voorwaarden het bruto vloeroppervlak te vergroten. Een van de voorwaarden is dat op dat moment aangetoond word dat de vergroting past binnen de systematiek van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
2.4.3 Toelichting op de algemene regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 4)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels (Artikel 5)
Dit artikel bevat één lid, namelijk "Overschrijding bouwgrenzen" (lid 5.1): Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 6)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 7)
In dit artikel (lid 7.1) is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van Artikel 7 lid 7.1. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.
Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.
Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.
Overige regels (Artikel 8)
Dit artikel bevat 1 lid namelijk 8.1 Werking wettelijke regeling
Lid 8.1 is opgenomen omdat in een aantal gevallen in de regels van bestemmingsplannen wordt verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
2.4.4 Toelichting op de overgangs- en slotbepalingen
In artikel 9 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 9.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 9.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Toetsingskader
De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijke beleid van het rijk. In de SVIR is geen specifiek ruimtelijk beleid voor de omgeving van het plangebied geformuleerd. Wel zijn in de SVIR dertien onderwerpen aangegeven die het rijk als 'nationaal belang' beschermingswaardig acht.
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.
Toetsing en conclusie
Er is geen specifiek ruimtelijk beleid geformuleerd voor de omgeving van het plangebied.
3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat voor stedelijke ontwikkelingen een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (artikel 3.1.6. van het Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer het om een functiewijziging gaat, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat toch gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.
Toetsing
De keuze voor de locatie van het districtskantoor is op basis van de volgende overwegingen gemaakt:
- a. de wens om verschillende afdelingen van de politie gezamenlijk te huisvesten en om daarmee de samenwerking tussen deze afdelingen te verbeteren
- b. de noodzaak om verouderde huisvesting te vervangen door nieuwe gebouwen die tegemoet komen aan eisen op het vlak van arbeidsomstandigheden, duurzaamheid en veiligheid
- c. bereikbaarheid.
Het district Walcheren van de politie beschikt op Walcheren over een locatie in Domburg, in Vlissingen en 3 locaties in Middelburg. Aan Achter de Houttuinen bevindt zich het voor publiek toegankelijke politiebureau, daarnaast zijn er kantoren aan de Segeersingel en aan de Buitenruststraat. Zowel uit oogpunt van gebouwbeheer als vanuit het oogpunt van samenwerking tussen afdelingen is het gebruik van 3 locaties in Middelburg ongewenst.
De huidige locaties aan Achter de Houttuinen, Segeersingel en Buitenruststraat zijn verouderd. Deze locaties kunnen niet meer zodanig worden verbouwd of gerenoveerd dat ze voldoen aan de eisen die de politie stelt aan de benodigde oppervlakte, veiligheid, energiezuinigheid, arbeidsomstandigheden en de bijbehorende parkaarbehoeften.
De locatie aan de Althoornweg ligt dichtbij de A58 en de route naar de Westerscheldetunnel. Het is van groot belang dat de medewerkers van district Walcheren indien nodig, bijvoorbeeld in het geval van een grootschalige calamiteit, bijstand kunnen verlenen in andere districten. Via de Westerscheldetunnel en de A58 zijn andere districten snel bereikbaar.
Op Walcheren is geen pand beschikbaar dat aan bovengestelde eisen voldoet of dat zodanig verbouwd kan worden dat het aan deze eisen kan voldoen.
Voor de beantwoording van de vraag of het plan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande plan, voorziet in een functiewijziging en welk planologisch beslag op de ruimte het plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande plan.
Op het perceel is bebouwing in de beoogde omvang (oppervlakte) conform het vigerende bestemmingsplan toegestaan. De ontwikkeling is gelegen in bestaand stedelijk gebied. Geconcludeerd kan dan ook worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Voor het pand aan Achter de Houttuinen (circa 520 m2 bvo) zal een nieuwe functie worden gezocht. Gezien de ligging in de binnenstad wordt gedacht aan een horeca of woonfunctie. De Segeerssingel is inmiddels ingebruik als kantoor. Voor de Buitenrusstraat wordt gezien de locatie eveneens gedacht aan een woonfunctie.
Conclusie
De ontwikkeling ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de ladder van duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
Toetsingskader
Algemeen
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet te geven voor de lange termijn strategische doelen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Grootschalige bedrijventerrein
De gronden zijn aangewezen voor grootschalig bedrijventerrein.
Toetsing
De gronden zijn aangewezen voor grootschalig bedrijventerrein. Het realiseren van een kantoor valt hier niet onder. De gemeente Middelburg is echter van mening dat een gebouw van deze omvang stedenbouwkundig gezien uitstekend past bij de entree van Middelburg en de omliggende functies.
Het ingebruiknemen van de bedrijfsgronden zorgt niet voor een tekort aan bedrijfsgronden. In het Bedrijventerreinenprogramma Walcheren is vastgesteld dat er op Walcheren een ruim aanbod aan zogenaamd modern bedrijventerrein is. In Middelburg valt bedrijventerrein Mortiere in deze categorie. Het gaat om een terrein met een relatief lage milieucategorie en hoge welstandseisen. In het Bedrijventerreinenprogramma Walcheren is de afspraak gemaakt dat een deel van het bedrijventerrein Mortiere een andere bestemming zal krijgen waardoor de voorraad modern terrein op Walcheren afneemt. Door de verkoop van deze kavel aan de politie en door het wijzigen van de bestemming van 'bedrijven' naar 'kantoor' wordt uitvoering gegeven aan deze afspraak.
Conclusie
De ontwikkeling sluit, gezien het voorgaande, aan bij het provinciale beleid.
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018
Toetsingskader
De volgende regels uit de verordening zijn van toepassing.
Artikel 2.5 Kantoren
Nieuwe grootschalige kantoren zijn naast Goes, Terneuzen en Vlissingen ook toegestaan direct of aansluitend aan de binnenstad van Middelburg. Of als dit ruimtelijk niet mogelijk is aan de toegangswegen. Indien toepassing wordt gegeven aan dit laatste dient aannemelijk te worden gemaakt dat de vestigingsruimte, mede gelet op de specifieke vestigingseisen, in het centrum ontbreekt. Dit laatste moet wel gemotiveerd worden. Onder een grootschalig zelstandig kantoor verstaat de verordening kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.000 m2 bvo.
Bij voorliggende ontwikkeling is sprake van een een grootschalig zelfstandig kantoor van meer dan 1.000 m2. Het realiseren van een kantoor van deze omvang en bijbehorende parkeerbehoefte past niet in de binnenstad van Middelburg. Het gebouw komt te liggen aan de toegangsweg van Middelburg en voldoet hiermee aan het beleid.
Toetsing
Gezien de goede bereikbaarheid die nodig is voor de politie is gekozen voor voorliggende locatie aan de uitvalsweg van Middelburg. Het is niet wenselijk om een grootschalig kantoor van deze omvang met bijbehorende verkeersbeweging en noodzakelijke bereikbaarheid te realiseren in de binnenstad.
Conclusie
De ontwikkeling voldoet aan de relavante regels uit de Provinciale Omgevingsverordening 2018.
3.3 Gemeentelijke Beleid
3.3.1 Kwaliteitsatlas Middelburg
Toetsingskader
De Kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze Kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Voor een groot aantal deelaspecten (waaronder wonen) is vervolgens aangegeven welke veranderingen nodig zijn om in 2030 tot de gewenste situatie te komen. Eind 2008 is een herijking van de 2e en 3e fase van de kwaliteitsatlas gepresenteerd. Op 18 januari 2010 is een herziening van de Kwaliteitsatlas vastgesteld.
De gemeente Middelburg stimuleert een goede werkomgeving. Hierbij zijn bepaalde gebieden in Middelburg aangewezen als kantoorlocatie.
Toetsing en conclusie
Het plangebied wordt niet genoemd als kantorenlocatie in de kwaliteitsatlas maar het ligt wel binnen het stedelijk gebied van Middelburg. De locaties zoals aangewezen in de kwaliteitsatlas zijn niet groot genoeg om een kantoor van deze omvang te realiseren.
Het initatief sluit wel aan op het beleid om stedelijke ontwikkeling binnen bestaand bebouwd gebied mogelijk te maken.
3.3.2 Ruimtelijke kwaliteit en welstandsbeleid
Toetsingskader
Wie in Middelburg wil bouwen of verbouwen krijgt te maken met de nota Ruimtelijke Kwaliteit 2016. Daarin is bepaald dat voor een bouwplan anders dan een enkele woning of in omvang vergelijkbaar bouwwerk een beeldkwaliteitsplan moet worden opgesteld. Een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld voordat de bouwplannen worden uitgewerkt. Het legt de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteitsuitgangspunten vast voor een nieuwe ontwikkeling en gaat vaak ook in op de randvoorwaarden voor de inrichting van de openbare ruimte. De nieuwe ontwikkelingen voor een gebied waarvoor een beeldkwaliteitsplan geldt, worden getoetst aan dit beeldkwaliteitsplan, en niet meer aan de nota Ruimtelijke Kwaliteit. Het doel van de richtlijnen bij nieuwbouw is dat het bouwplan als geheel een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de bestaande (openbare stedelijke of landschappelijke) ruimte in het bijzonder.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling is getoetst aan het Stedenbouwkundig plan Mortiere, april 2012, Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving. Aan de uitgangspunten wordt voldaan.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het project getoetst aan alle relevante sectorale aspecten. Deze toetsing geldt als basis voor de planologische afweging.
4.2 Verkeer En Parkeren
Bereikbaarheid
Auto
Het politiebureau wordt gebouwd aan de Althoornweg ter hoogte van de 'Mortiererotonde'. Achter dit gebouw wordt het parkeerterrein ten behoeve van het politiebureau aangelegd. Er is gekozen voor een gescheiden toegang voor personeel en bezoekers.
Tussen de Althoornweg ter hoogte van het politiebureau en het aanliggende parkeerterrein wordt een korte verbindingsweg aangelegd. Deze weg zal, gezien vanaf de 'Mortiererotonde', voor de bestaande bushalte aan de Althoornweg gerealiseerd worden. Deze verbindingsweg is alleen bestemd voor bezoekers, bevoorrading en de nooduitrukken van de politie. Deze toe- en uitrit wordt gecombineerd met een uit- en invoegstrook voor de bushalte. De bus moet momenteel nog op de rijbaan stoppen. De uitrit is ook de calamiteitenuitgang van de politie in geval de andere uitgang geblokkerd wordt. De in- en uitrit rit voor personeel wordt ontsloten op de Tromboneweg.
Aanvullend zullen toegangsmaatregelen genomen moeten worden, zoals bijvoorbeeld een slagboom, zodat onbevoegden geen gebruik kunnen maken van deze weg. (In geval van calamiteiten, bijvoorbeeld brand in het politiebureau, moet deze éénrichtingsweg gebruikt kunnen worden om het parkeerterrein te kunnen verlaten, door tegen het in éénrichtingsverkeer in naar de Althoornweg te kunnen rijden).
Verkeer over de 'Mortiererotonde'
De Schroeweg is een belangrijke invalsroute van Middelburg. Deze weg verbindt het centrum en Middelburg-Zuid met de A58. Tevens ontsluit de Schroeweg het bedrijventerrein Mortiere-Zuid, ZEP en PDV-terrein Mortiere via de 'Mortiererotonde'. De route via deze rotonde is de enige ontsluiting van deze bedrijventerreinen. In verband met de mogelijke vestiging van Decathlon en de uitbreiding van het Van der Valk-hotel zijn in 2014 op basis van het verkeersmodel Walcheren berekeningen uitgevoerd naar de afwikkelkwaliteit van het verkeer op de 'Mortiererotonde'. De afwikkelkwaliteit wordt bepaald aan de hand van de verhouding tussen verkeersintensiteit (I) en capaciteit (C) Gezien het feit dat deze ontwikkelingen relatief weinig spitsuur gerelateerd verkeer genereert, leverde dit geen problemen op voor de afwikkelingkwaliteit van het verkeer op deze rotonde, maar is wel geconcludeerd dat de grenzen van de afwikkelcapaciteit van de rotonde waren bereikt.
In 2017 werd de ontwikkeling van het politiebureau op de bovengenoemde kavel actueel. Gelet op de bovenstaande constateringen ten aanzien van de capaciteit van de rotonde is een nieuw verkeerskundig onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de verkeersafwikkeling op de 'Mortiererotonde' op basis van actuele verkeerstellingen uit 2018 is de afwikkelkwaliteit van de rotonde in de huidige situatie opnieuw berekend. Daarnaast is een prognose berekend van de afwikkelkwaliteit op deze rotonde en toegangswegen na de vestiging van de politie en eerder genoemde ontwikkelingen.
Onderzoek
Begin 2018 hebben verkeerstellingen op de 'Mortiererotonde' plaatsgevonden. Berekeningen naar bezettingsgraad van de rotonde zijn uitgevoerd. Dit betroffen berekeningen voor de verhouding tussen de huidige verkeersintensiteit op basis van de tellingen uit januari 2018 en de afwikkelingscapaciteit van de rotonde. (De zogenaamde I/C-verhouding). Uit deze berekeningen blijkt dat op een normale werkdag in de ochtendspits de verkeersintensiteit in 2018 de grenzen van de capaciteit van de rotonde heeft bereikt en in de avondspits zelfs worden overschreden. Op een normale zaterdagmiddag tussen 14.00 uur en 15.00 uur kan de verkeersintensiteit nog net worden verwerkt. Maar bij verkoopacties van bijvoorbeeld Mediamarkt of Tankstation Berkman ontstaat de situatie dat het autoverkeer op de 'Mortiererotonde' vaststaat.
De initiatiefnemer was in de voorbereidende fase al op de hoogte van de huidige verkeerscapaciteit op de rotonde. Dit geeft voor hen echter geen aanleiding om hier niet het districtskantoor te realiseren.
Een doorrekening naar 2025 op basis van enkel autonome groei van het verkeer van 1,5% (dus zonder realisatie van nieuwe ontwikkelingen) laat zien dat de grenzen van de capaciteit ook buiten de spitsuren en zaterdagmiddag worden overschreden. Ontwikkelingen op de nog vrije kavels op het bedrijventerrein Zuid-Oost, ZEP en Mortiereboulevard, zullen leiden tot een toename van verkeersintensiteit en daarmee de rotonde verder belasten. Een goede bereikbaarheid van het bedrijventerrein Zuid-Oost, ZEP en Mortiereboulevard kan niet meer gegarandeerd worden. Maar ook de doorstroming van het verkeer naar de woonwijken en de binnenstad zal hinder ondervinden van het 'vastlopen' van de rotonde.
Politiebureau
Het politiebureau in Mortiere-Zuid genereert met name spitsverkeer. Zoals hiervoor is aangegeven overschrijdt de 'Mortiererotonde' in de huidige situatie al haar capaciteitsgrenzen tijdens de spitsmomenten. Een toevoeging van het politiebureau zal een extra verkeersbelasting in de spitsuren betekenen op deze rotonde. Verkeerskundig gezien is dit geen gewenste situatie.
Om de realisatie van het politiebureau in Mortiere-Zuid volgens het bestemmingsplan mogelijk te maken, wordt geadviseerd om de capaciteit van de ontsluiting van de bedrijventerreinen Zuid-Oost, ZEP en Mortiereboulevard ter hoogte van de bestaande 'Mortiererotonde' te vergroten.
Uit de voorgaande tekst is duidelijk geworden dat de ontsluiting van de drie bedrijventerreinen (inclusief de realisatie van het politiebureau) en de bereikbaarheid van de binnenstad zal moeten worden verbeterd, door het vergroten van de capaciteit van de bestaande 'Mortiererotonde', zodanig dat de verkeersafwikkeling op dit punt voor de komende jaren gewaarborgd blijft. Uitbreiding van de capaciteit van de bestaande 'Mortierrotonde' is hoe dan ook nodig om ook binnen het bestemmingsplan tot een verdedigbare verkeersafwikkeling te komen. Op drukke tijden (al dan niet met speciale acties van één van de bedrijven) wordt vertraging geaccepteerd door de meeste weggebruikers. Dat is niet het geval als de vertraging zich structureel voordoet en ook de hulpdiensten daar last van hebben c.q. krijgen.
Oplossingsrichtingen
Gedacht kan worden aan een tweetal oplossingsrichtingen:
- 1. het aanleggen van een grotere rotonde;
- 2. het realiseren van een met verkeerslichten geregeld kruispunt.
Om een advies te kunnen geven over welke oplossing voor dit probleem ingesteld kan worden, moet eerst een aanvullend onderzoek naar de prognose van toekomstige doorstroming van de 'Mortiererotonde' en omgeving gehouden worden. Hiernaast heeft de Gemeente Middelburg met vele wegbeheerders/grondeigenaren (4 stuks) te maken, die ieder deelgenoot moeten worden van het probleem en de daarbij behorende oplossing. (Kortom een integrale studie met de bijbehorende partners is uitgangspunt om dit probleem te kunnen aanpakken).
De verkeersoplossing dient gerealiseerd te worden in een beperkt gebied met zware en complexe verkeersstromen, dat rechtstreeks in verbinding staat met de ontsluiting van drie bedrijventerreinen en de bereikbaarheid/ontsluiting van de binnenstad. De huidige rotonde betreft een civiel technisch kunstwerk. Aanpassingen van dit kunstwerk en overige verkeersinfrastructuur zullen ingrijpend en kostbaar zijn. Op basis van een globale inschatting wordt verwacht dat de kosten voor een oplossing ongeveer € 10 miljoen zullen bedragen. Een dergelijke investering genereert dan kapitaallasten van ongeveer € 600.000 per jaar. Tevens zal er ook een onderzoek opgestart moeten worden naar de kosten van beide oplossingen en de mogelijke financiering hiervan.
De gemeente is inmiddels in overleg met de betrokken wegbeheerders om gezamenlijk te onderzoeken wat de beste oplossing is. De gemeente streeft naar een uitvoering van de aapassingen in 2022.
Langzaamverkeer
De Althoornweg is gesloten voor het fietsverkeer. De fietser kan gebruikmaken van het vrijliggend in tweerichtingenbereden fietspad dat parallel aan de Mortiereboulevard loopt en onder de 'Mortiererotonde' doorloopt. Via het vrijliggend in twee richtingen bereden fietspad op de Tromboneweg en via de aan te leggen Tubaweg is het politiebureau bereikbaar voor woon- werk fietsverkeer. Voor bezoekers van het politiebureau die op de fiets komen wordt een aparte vrijliggende fietsvoorziening van de Tromboneweg gerealiseerd.
Openbaar vervoer en voetgangers
Zeeland kent een matig openbaar vervoernet (bussen). Op dit moment is een bushalte gelegen aan de Althoornweg waar lijn 50 van Connexxion halteert. Deze buslijn behoort tot het kernnet van het openbaar vervoer en verbindt Middelburg (NS-station) met Zeeuws Vlaanderen v.v. Op werkdagen rijdt deze bus een halfuurdienst van 7:00 uur tot 22:30 uur en op zaterdagen een uurdienst van 8:30 uur t/m 21:30 uur. Vanaf de bushalte aan de Althoornweg kan een trottoir gestraat worden naar het politiebureau. Overigens loopt er vanaf het ZEP-terrein al een trottoir via de Tromboneweg naar deze bushalte
Parkeren
Er zijn geen parkeernormeringen voor politiebureaus bekend. Ook het kennisplatform CROW publicatie 381, 'Toekomstbestendig parkeren, Van parkeercijfers naar parkeernormen' geeft hier geen cijfers voor.
Het totale politiebureau heeft een bvo van ongeveer 8.000 m2, exclusief dakterras. Het bureau is opgesplitst in een gedeelte dat voor publiek toegankelijk is (baliefunctie), namelijk 1.700 m2 bvo en een gedeelte zonder deze functie, namelijk 6.300 m2 bvo. Het politiebureau valt onder de functie kantoor. Gezien het voorgaande is voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen voor het politiebureau uitgegaan van de CROW parkeerkencijfers die horen bij een kantoor met baliefunctie en die behoren bij een kantoor zonder deze functie. Volgens de CROW-systematiek wordt Middelburg gekenmerkt als 'Sterk Stedelijk' en de locatie van het nieuwe politiebureau komt te liggen in het gebied 'Rest Bebouwde Kom'.
De CROW-systematiek geeft voor functies parkeerkencijfers met een bepaalde bandbreedte. Er is een minimum - en een maximum parkeerkencijfer. Normaliter hanteert de Gemeente Middelburg het gemiddelde parkeerkencijfer. Dit wordt als parkeernorm meegegeven aan de nieuwe ontwikkeling. Het politiebureau zal een regionale functie gaan vervullen voor de regio Walcheren. Sommige bovenregionale politieonderdelen zullen ook gehuisvest worden in dit politiebureau.
In de huidige situatie is de bereikbaarheid van het nieuwe politiebureau met het openbaar vervoer beperkt (lijn 50). Vanuit Walcheren, Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen is het een behoorlijke opgave om het politiebureau met het openbaar vervoer te bereiken. Dit komt onder andere door dat er diverse overstappen gemaakt moeten worden en vanwege de lange reistijd. Voor het gebruik van het openbaar vervoer ligt het politiebureau niet centraal.
Eind 2024 zal de Provincie Zeeland opnieuw het openbaar busvervoer gaan aanbesteden. Inmiddels is bekend dat het openbaar vervoer in landelijke gebieden aan het verschralen is. Mogelijk dat hierdoor in Zeeland minder bussen zullen gaan rijden. Wat dit betekent voor de buslijn 50 is nu nog niet aan te geven. Daarnaast ligt het nieuwe politiebureau in de periferie van Middelburg. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat dit bureau sterk afhankelijk is van de autobereikbaarheid. Vooral op momenten dat er geen openbaar vervoer aanwezig is. (Dit is tijdens de latere avonduren, 's nachts en op zondagen). Om voornoemde redenen worden voor de vaststelling van de benodigde parkeerplaatsen voor het politiebureau de maximale parkeerkencijfers gehanteerd. In de volgende is de parkeerbehoefte inzichtelijk gemaakt.
functie | eenheid | aantal parkeerplaatsen per eenheid | aantal eenheden | aantal benodigde parkeerplaatsen | |
kantoor met baliefunctie | 100 m² bvo | 2,5 | 1.700 m² | 42,5 | |
kantoor zonder baliefunctie | 100 m²bvo | 1,9 | 6.300 m² | 120 | |
dienstvoertuigen* | - | 1 | 120 | 120 | |
Totaal | 283 (afgerond) |
*Het parkeren van personeel en dienstvoertuigen wordt fysiek gescheiden van het parkeren voor bezoekers.
In totaal worden er 287 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de behoefte.
Conclusie
Verkeer
De 'Mortiererotonde' bereikt in de huidige situatie al al haar capaciteitsgrenzen tijdens de spitsmomenten. Een toevoeging van het politiebureau zal een extra verkeersbelasting in de spitsuren betekenen op deze rotonde. Verkeerskundig gezien is dit geen gewenste situatie.
De capaciteit van de rotonde zal vergroot moeten worden om op termijn de bedrijventerreinen Zuid-Oost, ZEP en Mortiereboulevard goed te kunnen bereiken. De gemeente Middelburg is op dit moment met meerdere belanghebbenden aan het onderzoeken welke oplossing het meest passend is voor de toekomst. De gemeente streeft naar uitvoering van de aanpassingen in 2022.
Langzaamverkeer en openbaar vervoer
Ontsluiting van het langzaamverkeer is goed. De bereikbaarheid van de locatie met het openbaar vervoer is beperkt. Gezien de bedrijfsvoering is dit ook minder van belang.
Parkeren
Op de locatie worden wordt voorzien in de behoefte.
4.3 Geluid
Toetsingskader
Wegverkeerslawaai
Indien bij een ruimtelijke procedure nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wet geluidhinder (Wgh) akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau.
Industrielawaai
Indien in een bestemmingsplan (of ruimtelijke procedure) een nieuwe geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de zone van een geluidsbron.
Provinciaal beleid
De provincie heeft aanvullend beleid ten aanzien van geluid. Dit betekent dat bijvoorbeeld recreatieve ontwikkelingen ook een geluidsgevoelig object zijn.
Toetsing
Op basis van de Wgh en het provinciaal beleid is een kantoor geen geluidsgevoelige functie. Akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geluid staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
4.4.1 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermd met de Erfgoedwet. Het Rijk pleit voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie, dus (onder meer) monumenten en archeologie gezamenlijk, in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De verwachting daarbij is dat overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijke ontwerpers er toe aangezet worden om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen (www.cultureelerfgoed.nl).
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1. lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.
Toetsing en conclusie
Uit provinciaal kaartmateriaal en andere gegevens blijkt dat het gebied niet cultuurhistorisch waardevol is. In en direct rond het plangebied zijn geen beschermde en niet formeel beschermde objecten en structuren aanwezig.
Figuur 4.1 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Geoweb Zeeland (bron: https://intgwbp.zeeland.nl/geoloket/?Viewer=Cultuurhistorie, bewerkt Rho adviseurs
4.4.2 Archeologie
Toetsingskader
In Europees verband is het zogenoemde “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd.
De Walcherse gemeenten hebben een eigen archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2006, die in 2008 is geëvalueerd en in 2016 is geactualiseerd in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2016-2022. Deze laatste nota bevat het vigerende archeologiebeleid binnen de gemeente Middelburg, waardoor het provinciale archeologiebeleid op de tweede plaats komt. Belangrijk onderdeel van het archeologiebeleid vormen de Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De vrijstellingsregeling behorende bij het Walchers archeologiebeleid gaat uit van deze laatste kaart aangevuld met recent onderzoek.
Toetsing
In het geldende bestemmingsplan Mortiere (2014) is voor de locatie geen archeologische dubbelbestemming opgenomen. Voor het het oorspronkelijke bestemmingsplan Mortiere (2003) is archeologisch onderzoek voor de gronden uitgevoerd en zijn er ter plaatse van de gronden van voorliggende ontwikkeling geen archeologische waarden gevonden. Er hoeft voor voorliggende ontwikkeling dan ook geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorisch en archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.5 Water
Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de watertoetstabel die door het Waterschap Scheldestromen wordt gehanteerd en die is opgenomen in bijlage 2.
De gemeente gaat er vanuit dat waterberging niet nodig is. Aangezien op de huidige gronden al bebouwing is toegestaan. Ten behoeve van het bestemmingsplan Mortiere (2014) is in overleg met het Waterschap Scheldestromen geconcludeerd dat voor dit gedeelte van de Mortiere er een sluitend watersysteem is
De Watertoetstabel is ter beoordeling toegezonden aan het Waterschap Scheldestromen. Eventuele opmerkingen worden verwerkt in de tabel.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.6 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- de bescherming van overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van de kern Middelburg en is buiten Natura 2000-gebieden gelegen en maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Zeeland.
Natura2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied ligt op 5 kilometer van het Natura 2000-gebied Westerschelde. Ter plaatse is dit niet stikstofgevoelig. Andere Natura 2000-gebieden liggen op een grotere afstand van het plangebied, stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden op circa 10 kilometer. De directe omgeving van het plangebied kent een zeer sterk stedelijk gebruik. Gezien het karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten.
Figuur 4.2 Locatie beoogde ontwikkeling (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron:
https://calculator.aerius.nl/calculator/)
Stikstof
Ten behoeve van de ontwikkeling is de stikstofdepositie uitgerekend voor de aanleg- en gebruiksfase. De berekeningen en toelichtende memo met hierin de uitgangspunten toegelicht zijn opgenomen in bijlage 1.
Aanlegfase
Er is van uitgegaan dat het verkeer opgaat in het heersend verkeersbeeld op de N254/A58. Dit is het geval op het moment dat het aan- en afrijdende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag nog niet, dan wel niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt.
Uit de Aeriusberekening blijkt dat de stikstofdepositie 0,01 mol/ha/j op Natura 2000- gebied is. (Westerschelde & Saeftinghe) In dit gebied is de achtergrondwaarde (1346 mol/ha/j.) lager dan de
KDW (kritische depositie waarde) (1429 mol/ha/j.). Hierdoor is er geen risico dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie. Er is dan ook geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Gebruiksfase
Voor de gebruiksfase is er eveneens vanuit gegaan dat het verkeer opgaat in het heersende verkeersbeeld op de N254/A58. Uit een berekening met Aerius Calculator blijkt dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000- gebieden.
Natuurnetwerk Zeeland
Het Natuurnetwerk Zeeland is niet in de omgeving van het plangebied aanwezig. Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op enkele kilometers afstand. Het heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 4.3 Ligging locatie (rood) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (bron: https://www.zeeland.nl/kaarten-en-cijfers/kaarten/natuur-en-landschap-kaart, bewerkt Rho adviseurs)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis, verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.waarneming.nl) en een veldbezoek dat heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020 door ecoloog ir. J.J. van den Berg. (temperatuur 10 graden Celsius, geen neerslag, onbewolkt, windkracht 4).
Inventarisatie
Vogels
Het gebied is relatief groot van omvang en wordt omgeven door wegen en waterlopen. Het is geschikt als biotoop voor akker en ruigte vogels, zoals graspieper en putter. Door het ontbreken van bomen zijn er geen mogelijkheden voor vogels met een vaste nestplaats.
Het gebied vormt geen onderdeel van een van een migratieroute naar slaapplaatsen, of in de trektijd.
Amfibieën
Rondom het perceel is aan een kant een watergang aanwezig. Algemene soorten als bruine kikker en gewone pad maken mogelijk gebruik van het projectgebied. Voor deze soorten geldt een vrijstelling in provincie Zeeland. Het gebied is in de huidige situatie niet geschikt voor de rugstreeppad, er zijn tevens geen waarnemingen van de soort.
Grondgebonden zoogdieren
In en in de omgeving van het plangebied zijn naar alle waarschijnlijkheid de bosmuis, gewone woelmuis en mol aanwezig. Voor kleine marterachtigen (wezel, hermelijn) is het plangebied hooguit een marginaal foerageergebied en biedt het geen nestgelegenheid.
Vleermuizen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn waarnemingen bekend van de gewone dwergvleermuis. Er zijn, naast de watergang en een rij met (jonge) Italiaanse populieren (net buiten het plangebied) geen aaneengesloten lijnvormige landschapselementen aanwezig waarop de vleermuizen zich kunnen oriënteren. Het plangebied kan wel een onderdeel zijn van een foerageergebied van vleermuizen. Door de monotone vegetatie zal het aantal insecten echter gering zijn en is het plangebied geen essentieel foerageergebied.
Het gebied heeft ook geen functie als migratieroute van slaapplaatsen naar fourageergebieden.
Overige soorten
Op basis van verspreidingsgegevens en/of het ontbreken aan geschikte biotopen in of in de omgeving van het plangebied, kunnen overige beschermde soorten waaronder vissen, reptielen en ongewervelden worden uitgesloten.
Effecten op beschermde soorten
Het bouwrijp maken en de bouw van het kantoor leiden mogelijk tot het aantasten van beschermde natuurwaarden. In dit geval betreft het broedvogels, overig beschermde soorten zijn niet waargenomen.
- 1. Bij aanvang en tijdens werkzaamheden dient er rekening te worden gehouden met broedende vogels. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of wanneer er geen broedgeval aanwezig is. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
- 2. Er is geen ontheffing nodig voor de benoemde soorten van de lijst nationaal beschermde soorten omdat in provincie Zeeland hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild aanwezige planten en dieren en hun leefomgeving.
Met inachtneming van bovenstaande vinden er geen negatieve effecten plaats en wordt overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen.
Conclusie
De beoogde werkzaamheden leiden niet tot negatieve effecten op beschermde soorten, mits deze buiten het broedseizoen plaatsvinden. De verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden niet overtreden, er is geen ontheffing noodzakelijk.
4.7 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing en conclusie
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Om de bodemkwaliteit aan te tonen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3.
Doel van het onderzoek is inzicht te verkrijgen in de huidige kwaliteit van de bovengrond met betrekking tot de standaardparameters uit de NEN 5740 en in de aanwezigheid van PFAS in de grond tot circa 1 m-mv.
Opgemerkt wordt dat:
- Op basis van de uit dit bodemonderzoek verkregen gegevens geen uitspraak kan worden gedaan over de daadwerkelijke aan- of afwezigheid van asbest. Hiervoor dient indien nodig een afzonderlijk onderzoek te worden uitgevoerd.
- Op basis van de uit dit bodemonderzoek verkregen gegevens kan in principe geen uitspraak gedaan worden over de toepassingsmogelijkheden van eventueel van de locatie af te voeren grond.
Geconcludeerd is dat:
- plaatselijk de bovengrond de gehalten PAK verhoogd is ten opzichte van de generieke achtergrondwaarde.
- Qua PFAS de grond voldoet aan de bodemkwaliteitskladde 'landbouw/natuur'.
Op basis hiervan is geconcludeerd dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie.
4.8 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.2 weergegeven.
Tabel 2.4. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5)2) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m |
1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Toetsing
De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling bedraagt maximaal 709 mvt/etmaal. De maximale bijdragen als gevolg van deze verkeersgeneratie zijn berekend met behulp van de NIBM-tool (tabel 4.1). De maximale bijdrage voor NO2 bedraagt 0,46 µg/m³. Voor PM10 bedraagt de maximale bijdrage 0,09 µg/m³. Uit de berekening blijkt dat de beoogde ontwikkeling 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarde.
Tabel 4.1 NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Sloeweg Noord ten zuidwesten van het plangebied. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedragen volgens prognoses voor 2020; 17,2 µg/m3 voor NO2, 17,5 µg/m3 voor PM10 en 10,1 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,1 dagen. Aangezien direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Volgens de prognose voor 2030 is de verwachting dat de concentratie luchtverontreinigende stoffen afneemt. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling kunnen zodoende worden uitgesloten.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
4.9 Milieuhinder Omliggende Functies
Toetsingskader
VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
- ter plaatse van de milieugevoelige functie een goed leefklimaat kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en de bedrijfsvoering te kunnen maken, is voor dit plan gebruikgemaakt van de systematiek uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar de mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De standaard richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In de VNG-publicatie is tevens de mogelijkheid opgenomen te werken met een Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Bedrijven die genoemd zijn in deze Staat kunnen in een functiemengingsgebied direct naast gevoelige functies aanwezig zijn, zonder dat er richtafstanden in acht genomen moeten worden.
Activiteitenbesluit
In het Activiteitenbesluit staan milieuregels, vooral voor bedrijven. Alle bedrijven in Nederland vallen onder het Activiteitenbesluit, behalve als ze geen inrichting zijn. Afhankelijk van het type bedrijf gelden er verschillende milieuregels.
Toetsing
Gemengd gebied
In de beoogde situatie wordt een kantoor opgericht. Het plangebied ligt midden in het bedrijventerrein 'de Mortiere' aan de zuidkant van Middelburg. In de directe omgeving van het plangebied zijn bedrijfs-, Horeca-, detailhandel en gemengde bestemmingen te vinden. De dichtstbijzijnde woonbestemming bevindt zich ten noordoosten van het plangebied op circa 330 meter afstand. De omgeving kan zodoende worden getypeerd als 'gemengd gebied'.
Kantoor
Het op te richten bedrijf behoort tot milieucategorie 1 met als maatgevende bedrijfsactiviteit 'Bedrijfsorganisaties (kantoren)'. De bijbehorende richtafstand is 10 meter voor een rustige woonwijk of 0 meter bij gemengd gebied. Voor een politiekantoor geldt een grootste richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen vanwege het milieuaspect geluid. Aan de afstand 50 meter wordt in de toekomstige situatie voldaan.
Er bevinden zich binnen deze afstand geen milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde woningen liggen op circa 250 meter.
Overige functies
Voor het op te richten bedrijf worden een laboratorium en een hondenkennel ogelijk gemaakt. De richtafstand bepalende activiteit is de hondenkennel. Voor een hondenfokkerij geldt een richtafstand van 50 meter. Er bevinden zich binnen deze afstand geen milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functie ligt op circa 250 meter.
Conclusie
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen woon- en leefklimaten gehinderd. Ook wordt het beoogde bedrijf niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Het aspect bedrijf- en milieuzonering vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.10 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Beleidsvisie Externe Veiligheid
De gemeente beoordeelt risicosituaties aan de hand van de volgende veiligheidscriteria: plaatsgebonden risico (PR), groepsrisico (GR), zelfredzaamheid, beheersbaarheid en het resteffect.
De algemene motivatieplicht van het groepsrisico, zoals die in het BEVI wordt vereist, beperkt de gemeente tot relevante gevallen; indien het GR de oriënterende waarde (bijna) overschrijdt of wanneer sprake is van een aanzienlijke toename (>10%) van het aantal slachtoffers. Voor die gevallen vereist de gemeente een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.
Motieven voor de acceptatie van (een verslechtering van) een risicosituatie kunnen zijn:
- inbreidingslocaties of vervangende nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied.
- Een voor de specifieke locatie belangrijke ontwikkeling.
- Een situatie waarbij anders de externe veiligheidsproblematiek elders (sterk) zou toenemen.
Toetsing
Toetsing
De beoogde ontwikkeling betreft geen risicobron en zal dan ook geen negatief effect hebben op omliggende (beperkt) kwetsbare objecten. De beoogde ontwikkeling betreft, in het kader van de Bevi, een kwetsbaar object. Overeenkomstig de professionele risicokaart, waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn in de omgeving van het plangebied enkele relevante risicovolle inrichtingen gelegen. Daarnaast worden in de nabijheid van het plangebied gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg.
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van verschillende risicovolle inrichtingen. Op een afstand van circa 4,2 kilometer ligt Verbrugge Zeeland Terminals B.V. met een invloedsgebied van 7,2 kilometer op basis van een toxisch scenario. Op een afstand van circa 5,4 kilometer is Kloosterboer Vlissingen B.V. gevestigd met een invloedsgebied van 6,5 kilometer op basis van een toxisch scenario. Ten zuiden van het plangebied, op een afstand van circa 5,1 kilometer is Van Citters Beheer gevestigd, waar fosfor wordt opgeslagen. Hiervoor geldt een invloedsgebied van 6,94 kilometer op basis van een toxisch scenario. Conform de Beleidsvisie Externe Veiligheid §2.6 geldt voor deze risicovolle inrichtingen de plicht voor een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Het betreft namelijk een enkel kwetsbaar object in een al zeer volle omgeving (invloedsgebied beslaat verscheidene dorpskernen), waardoor het effect op het groepsrisico, als gevolg van de toevoeging van het beoogde kantoorgebouw, marginaal is. Wel ligt het plangebied in het invloedsgebied van de genoemde risicovolle inrichtingen. In de beperkte verantwoording zal worden ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid voor de planlocatie.
Op een afstand van circa 205 meter ten noordwesten van het plangebied bevindt zich Total Ravenstein, waar LPG wordt opgeslagen. Hiervoor geldt een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied. Een verantwoording van het groepsrisico is niet benodigd.
Op een afstand van circa 520 meter ten zuiden van het plangebied ligt wegtraject N44 - afrit 39 (Middelburg) over de A58. Dit wegtraject heeft geen PR 10-6 contour of plasbrandaandachtsgebied. Het invloedsgebied reikt tot een afstand van 355 meter. Het plangebied is buiten het invloedsgebied gelegen en heeft zodoende geen invloed op het groepsrisico. Wel is het plangebied binnen het effectgebied (1.500 meter) van een toxisch scenario gelegen. In het geval van een toxisch scenario dient, zoals ook opgenomen in de beperkte verantwoording, de mechanische ventilatie centraal afsluitbaar te zijn.
Beperkte verantwoording
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van uitvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Tromboneweg en de Mortiereboulevard op de Schroeweg. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Middelburg. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zal circa 8.000 m2 kantoor gerealiseerd worden. Er is geen sprake van aanwezige kinderen en ouderen vanwege de bedrijfs- en beroepsonderwijsfunctie. Het betreft een grotendeels zelfredzame doelgroep. Voor eventuele gebruikers van de ophoudkamers zullen gepaste veiligheidsmaatregelen worden getroffen. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het centraal uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de risicovolle inrichtingen Verbrugge Zeeland Terminals B.V., Kloosterboer Vlissingen B.V. en Van Clitters Beheer. Uit de beperkte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en de bereikbaarheid voor het plangebied als voldoende kunnen worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
4.11 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologische relevantie
Voor hoogspanningsverbindingen en hoofdtransportleidingen geldt dat deze in een (bestemmings)plan moeten worden geregeld. Deze hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden de volgende kabels en leidingen door de gemeente Middelburg aangemerkt:
- elektriciteit met een hoogspanning van meer dan 50 kV;
- brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
- brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger;
- buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.
Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.
Grondroeringsregeling
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke ‘mechanische grondroering’ bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen. Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig in het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Toetsing
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante hoogspanningsverbindingen en leidingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.12 Duurzaamheid, Energie En Klimaatadaptatie
Toetsingskader
Klimaatbestendige Middelburgse Samenleving 2018-2050
De gemeente stelt zich tot doel dat Middelburg bewoonbaar blijft en dat de Middelburgers gezond en goed kunnen wonen, leven en werken ondanks de klimaatverandering. De visie gaat in hoe in de gemeente Middelburg gebouwen, tuinen, openbare ruimte en wellicht ook de mensen zodanig kan veranderen dat de gevolgen van klimaatsverandering beheersbaar blijven. Voor de ontwikkeling zijn onderstaande maatregelen relevant:
- meer groen en minder verharding'
- 'water sturen';
- donkere verharding vervangen door wit of beplanting;
- meer water in de bodem.
Middelburgse Milieuvisie 2019-2025
In de MVM is het duurzaamheidsbeleid opgenomen.
Het belangrijkste doel is om te komen tot een gezonde, duurzame samenleving en leefomgeving en een duurzame ontwikkeling van de gemeente. Daarbij voorzien in de behoeften van de huidige generaties, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties te beperken om gezond en goed te kunnen leven. De MVM heeft betrekking op alle milieu thema's met als doel voor 2025 en 2050. De belangrijkste ambities en doelstellingen die voor de ontwikkeling relevant zijn en uitgangspunt moeten zijn worden hierna genoemd, waarbij is uitgegaan van het doel voor 2025.
- Klimaat en energie: energieverbruik beperken.
- Duurzaam gebouwde omgeving: realiseren van energieneutraal en duurzaam bouwen bij nieuwbouw.
- Emissie van geluid en stoffen: huidige geluid- en luchtkwaliteit van Middelburg verbeteren.
- Duurzame mobiliteit: het op een verantwoorde, veilige en duurzame manier verplaatsen van mensen en goederen
- Externe veiligheid: voorkomen van onaanvaardbare risico’s voor de bevolking door vervoersbewegingen en bronnen/bedrijven die tijdelijke, dan wel permanente schade aan de leefomgeving toebrengen.
- Van afval naar grondstof.
- Klimaatadaptatie en duurzaam watersysteem.
BENG-eisen
Ten behoeve van de energieopwekking is vanuit de overheid de eis gesteld dat bij de bouw van nieuwe overheidsgebouwen voldaan moet worden aan de eis van bijna energieneutrale gebouwen (BENG-eisen). In de praktijk betekent dit dat de energieprestatie van nieuwe gebouwen wordt vastgesteld aan de hand van de volgende drie BENG-eisen:
- de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar;
- het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar;
- het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten.
Toetsing en conclusie
De belangrijkste randvoorwaarden voor een ultiem duurzaam districtskantoor zijn: integraliteit, functionaliteit, energiegebruik, bedrijfszekerheid, flexibiliteit c.q. aanpasbaarheid, uitbreidbaarheid, het onderhoud, het beheer en de monitoring, de levensduurkosten (LCC), circulariteit en welzijn. Een ideaal, goed functionerend gebouw biedt aan zijn gebruikers een comfortabele werkplek, waar zij zich 'op hun gemak voelen' en daardoor hun werk beter kunnen doen met een minimaal mogelijk energiegebruik. Dit vraagt een integraal ontwerp van gebouw, techniek en gebruik.
Energieverbruik beperken en duurzaam gebouwde omgeving
In het Voorlopig Ontwerp zijn in de stukken van de installatieadviseur en de bouwfysicus de randvoorwaarden vastgelegd om te komen tot een duurzaam en comfortabel gebouw, waar mensen gezond kunnen verblijven en waar het energiegebruik zo beperkt mogelijk is en veelal duurzaam opgewekt wordt. Aan de hand van verschillende oplossingen zijn een aantal scenario's doorgerekend op het gebied van energiezuinigheid en comfort. Zo is onder andere bekeken welke waardes aan de gebouwschil moeten worden toegekend, hoeveel energie er nodig is en hoe dit vervolgens zo duurzaam mogelijk kan worden opgewekt. Verder is de optie in kaart gebracht, wat het zou betekenen als we het gebouw 0 op de meter zouden willen realiseren.
Er is onderzocht op welke manier kan worden omgegaan met het energieverbruik. Er zijn twee varianten bekeken. Zoals aangegeven in figuur 4.4.
Tabel 4.4. Varianten energiezuinigheid
De PV-panelen zijn noodzakelijk om aan de eisen te kunnen voldoen. In de twee varianten is gekeken naar hoeveel dakoppervlak er beschikbaar is, overige energiebronnen zouden dan in de vorm van windmolens uitgevoerd kunnen worden om aan het totaal te kunnen voldoen. Naar aanleiding van het amendement zoals toegelicht in paragraaf 5.1 zal gekozen worden voor PV-panelen.
Duurzame mobiliteit
Voor de bedrijfsvoering is een goede auto-ontsluiting essentieel. Op deze locatie is hier sprake van. Hierdoor worden onnodige verkeersbewegingen zoveel mogelijk voorkomen en kan uitvoering worden gegeven aan verkeersveiligheid.
Externe veiligheid
Zoals in paragraaf 4.10 toegelicht ligt de ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de risicovolle inrichtingen Verbrugge Zeeland Terminals B.V., Kloosterboer Vlissingen B.V. en Van Clitters Beheer. Uit de beperkte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en de bereikbaarheid voor het plangebied als voldoende kunnen worden beschouwd.
Van afval naar grondstof
Met de realisatie van het gebouw wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het beperken van afvalstoffen. Daarnaast zis in de gebruiksfase het uitgangspunt zoveel mogelijk het voorkomen van afvalstoffen en zal afval worden gescheiden.
Klimaatadaptatie
Een gedeelte van het dak wordt voorzien van een vegetatiedak. Dit zorgt ervoor dat water langer wordt vastgehouden. Daarnaast zal hemelwater van daken, het parkeerterreinen weg via oppervlakkige afstroming. Het terrein zal daar waar mogelijk voorzien worden van beplanting. Extra waterberging is vooralsnog niet nodig, aangezien op de huidige gronden al bebouwing is toegestaan.
4.13 Mer-beoordelingsbesluit
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Op 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de bouw van een kantoor. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een m.e.r-beoordelingsnotitie opgesteld op basis waarvan het bevoegd gezag heeft besloten dat geen milieueffectrapportage voor de voorgenomen planontwikkeling noodzakelijk is.
Op 2 juni 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat er geen milieueffect rapport hoeft te worden opgesteld.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De resultaten van het Bro overleg worden verwerkt in deze paragraaf.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 25 juni 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen tegen het ontwerpbestemmingsplan. Wel hebben de Provincie Zeeland en de Veiligheidsregio Zeeland ambtelijk informeel gereageerd op het ontwerp bestemmingsplan.
Provincie Zeeland
Aanbeveling
De Provincie Zeeland geeft aan dat de verkeersafwikkeling op de Mortiere-rotonde met de komst van het districtskantoor leidt tot een ongewenste situatie die al penibel is. De negatieve effecten van de verkeersafwikkeling kunnen mogelijk leiden tot een terugslag van filevormend verkeer op de provincielae N254 en de afrit van de A58. Op dit moment ontbreekt de borging. Verzoek is om het aspect verkeersafwikkeling in de toelichting verder aan te scherpen en te verduidelijken, zodat knelpunten kunnen worden weggenomen. Daarnaast wordt een integrale vervolgstudie geadviseerd, waarbijk alle wegbeheerders worden betrokken.
Reactie gemeente
De toelichting is aangescherpt op dit punt.
Veiligheidsregio
Aanbeveling
De veiligheidsregio geeft aanbevelingen op het gebied van:
- het BHV-/ ontruimingsplan;
- risicobewustzijn;
- beoordeling en advies bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen.
Reactie gemeente
De gemeente zal de adviezen communiceren met de initiatiefnemers en daar waar van toepassing opnemen in de omgevingsvergunning voor bouwen.
Vastgesteld bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is op 17 september 2020 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Tijdens de raadsvergadering is er een amendementen ingediend en aangenomen om geen windturbines mogelijk te maken naast of bij het politiekantoor. Dit amendement maakt onderdeel uit van het vaststellingsbesluit zoals is opgenomen in bijlage 4 .
De reactie van de Provincie Zeeland en de Veiligheidsregio Zeeland worden als aanbeveling meegenomen. De toelichting is daar waar nodig hierop aangepast. Aangezien er geen sprake is van een fundamentele wijziging is er voor deze aspecten geen sprake van een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.
Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
5.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor deels een ontwikkeling van de gemeente en deels een particuliere ontwikkeling. Initiatiefnemer heeft aangegeven dat er budget beschikbaar is voor de realisatie van het kantoor.
Kostenverhaal
Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Het kostenverhaal is verzekerd. De grond is door de gemeente aan de initiatiefnemer. Gemeentelijke kosten komen ten laste van de vastgestelde grondexploitatie.
Bijlage 1 Stikstofberekening
Bijlage 2 Aanmeldformulier Watertoetsproces
Bijlage 2 Aanmeldformulier watertoetsproces
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek