Noordweg
Bestemmingsplan - Middelburg
Onherroepelijk op 19-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Noordweg van de gemeente Middelburg.
1.2 het bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GMLbestand NL.IMRO.0687.BPNOW-VG99 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te specificeren in:
- a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is, of waarvoor de gronden feitelijk en in overwegende mate voor voerteelt voor het veehouderijbedrijf worden gebruikt;
- 5. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en/of melkproductie;
- 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten.
1.8 ander bouwwerk
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.9 archeologisch deskundige
de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) of een daaraan gelijkgesteld KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) gecertificeerd onderzoeksbureau.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarden
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.14 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.15 beschermd stads- en dorpsgezicht
Een stads – of dorpsgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen en zoals is aangegeven op de kaart.
1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.17 bestaande bouwwerken
Op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande bouwwerken/gebouwen, alsmede bouwwerken/gebouwen die worden of mogen worden gebouwd krachtens een bouwvergunning waarvoor de aanvrager voor dat tijdstip is ingediend, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.23 boerderijproducten
Al dan niet bewerkte agrarische producten waaronder begrepen exotische fruit- en groentesoorten danwel, overige producten afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven.
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 brandweerkazerne
een gebouw dat wordt gebruikt voor het stationeren van brandweervoertuigen, bemanningen, apparatuur en voorraden voor het bestrijden van branden, ongevallen en rampen.
1.32 brutovloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.33 caravanstalling
een bedrijfsmatige stallingsruimte voor caravans en dergelijke.
1.34 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.35 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.36 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.37 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening.
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.40 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.
1.41 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.
1.42 erfafscheiding
bouwwerk geen gebouw zijnde dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.
1.43 erfgrens
de grens van het erf.
1.44 garage
een niet bedrijfsmatige stallingsruimte voor motorvoertuigen, caravans en dergelijke al dan niet deel uitmakend van een complex van dergelijke stallingen (garageboxen).
1.45 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.47 geluidswerende voorziening
Een geluidsscherm of geluidwal die naast een weg of spoorlijn wordt geplaatst om de geluidhinder te beperken voor mensen die erachter wonen of verblijven.
1.48 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.49 horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
- b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
- c. het verstrekken van nachtverblijf.
1.50 kampeerterrein
Terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.51 kampeermiddelen
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan, dan wel
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning nodig is,
- c. één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.52 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.53 kas
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.54 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.55 maatvoeringsaanduiding
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.
1.56 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.57 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.58 opslag
Het bedrijfsmatig opslaan van goederen, gegevens etc.
1.59 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.60 peil
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang); in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.61 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.62 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.63 seizoensarbeiders
arbeiders die tijdelijk werk verrichten bij een agrarisch bedrijf dat maar in één seizoen, vaak het oogstseizoen, voorhanden is.
1.64 Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
De Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" die van deze regels deel uitmaakt.
1.65 Staat van Horeca-activititeiten
De Staat van Horeca- activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.66 tuin
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een gebouw en daar aansluitende of het omgevende, over het algemeen ingericht met bloemen, planten, bomen en andere gewassen.
1.67 verkoopvloeroppervlak
de oppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.68 volumineuze goederen
Goederen die vanwege hun aard en omvang een grote oppervlakte nodig hebben voor uitstallingen en uit dien hoofde niet binnen de in de gemeente in het kader van haar ruimtelijke ordening aangewezen c.q. aan te wijzen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden, zoals:
- auto’s en motoren;
- keukens;
- badkamers en sanitair;
- boten, campers en caravans;
- landbouwwerktuigen;
- meubelen;
- wit – en bruingoed;
- alsmede bouwmarkten en tuincentra;
- en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen.
1.69 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.70 voorgevelrooilijn
de lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
1.71 wonen
de huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.
1.72 woning
een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.73 wonen twee of meer aaneen
een woning die deel uitmaakt van een blok van twee of meer woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.74 wonen vrijstaand
een woning die met inbegrip van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen los staat van de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.
1.75 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 brutovloeroppervlakte
de brutovloeroppervlakte volgens NEN 5077.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goot(- of boeibord) hoogte van een bouwwerk
tussen het peil en de snijlijn tussen de bovenkant van het dakbeschot en de buitenkant van de gevel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen - voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan/ en liftopbouwen daar niet onder begrepen.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 verschillende goothoogte van een bouwwerk
indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.6. over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
- b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/ druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden-landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden-Landschapswaarden (AW-L) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. bedrijfswoningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens voor een hoveniersbedrijf;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens voor een caravanstalling;
- e. de bescherming en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van behoud van de kenmerkende openheid en beplantingspatroon;
- f. deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, buiten gebouwen, is niet toegestaan;
- b. op een minicamping zijn niet meer dan 15 standplaatsen toegestaan;
- c. het huisvesten van seizoensarbeiders is niet toegestaan;
- d. de opslag van dierlijke mest, anders dan in een mestopslagruimte, in hoeveelheden groter dan 600 m³, is niet toegestaan;
- e. de opslag van dierlijke mest ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
- f. het gebruik van mestbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
- g. het gebruik van waterbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
- h. het gebruik van kuilvoerplaten en sleufsilo's ten behoeve van de opslag van producten die niet afkomstig zijn van, of worden gebruikt op, het eigen agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;
- i. paardenbakken, anders dan ten behoeve van een manege, zijn niet toegestaan;
- j. bij een paardenbak is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten niet toegestaan;
- k. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken is niet toegestaan;
- l. containervelden zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
- m. detailhandel, anders dan het verkopen van boerderij- en streekproducten met een oppervlak van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan;
- n. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep met een oppervlak meer dan 50 m² per agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan;
- o. het aanbieden van meer dan 5 slaapplaatsen ten behoeve van logies met ontbijt per agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan;
- p. het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan;
- q. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen) is niet toegestaan;
- r. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in kassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling;
- s. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten': is geen bedrijfwoning toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) te beplanten met bedrijfsmatig geëxploiteerde fruitbomen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het in werking treden van het plan niet reeds met fruitbomen waren beplant.
- b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
- 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
- c. Het beplanten als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat:
- 1. geen schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid zullen optreden.
- 2. de in lid 3.1 onder b genoemde waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de milieudeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies. Tevens winnen zij advies in van de natuur- en landschapsdeskundige omtrent het bepaalde in lid 3.6 onder c. 2.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf (B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. bedrijfswoningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- b. in afwijking op het gestelde onder a. is op onbebouwde gronden opslag van caravans en boten niet toegestaan;
- c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi- inrichtingen zijn niet toegestaan;
- e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak dat meer bedraagt dan 50% van het brutovloeroppervlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
- f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten': is geen bedrijfwoning toegestaan;
- h. detailhandel in volumineuze goederen en / of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- i. per bedrijf is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.5 Wijzigingbevoegdheid
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel (DH) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. bedrijfswoningen;
- c. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. een ander gebruik dan wonen is op de tweede bouwlaag en hoger niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- c. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- d. per bouwperceel is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. bermen;
- c. bruggen;
- d. geluidswerende voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. voet- en fietspaden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor auto-ontsluitingen of inritten ten behoeve van direct aanliggende percelen;
- j. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. per bestemmingsvlak is toegestaan ten hoogste 10% te gebruiken voor parkeervoorzieningen.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken;
- b. jeugd- en kinderopvang;
- c. onderwijs;
- d. maatschappelijke dienstverlening;
- e. religie;
- f. verenigingsleven;
- g. voorzieningen inzake zorg en welzijn;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne;
- i. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. binnen deze bestemming zijn geen buurt- of clubhuizen en daarmee vergelijkbare voorzieningen toegestaan.
7.4 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de in lid 7.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een buurt- of clubhuis, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de aard en omvang van het buurt- of clubhuis wordt afgestemd op de in de omgeving woonachtige doelgroep; gelet daarop wordt ook de noodzakelijk, doelmatigheid en wenselijkheid van de vestiging van een buurt- of clubhuis ter plaatse aangetoond;
- b. planwijziging wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij met name aandacht moet worden besteed aan de openingstijden en de mogelijkheden voor ontsluiting; flankerend wordt zo nodig ander instrumentarium toegepast ter voorkoming van onevenredige overlast;
- c. de afstand van gebouwen tot woonpercelen in de omgeving van een buurt- of clubhuis, bedraagt ten minste 30 m.
Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplanting;
- b. bermen;
- c. bruggen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. parkeerplaatsen;
- h. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. wegen bestaand uit ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garages en bergplaatsen;
- c. bijbehorende erven, tuinen en ontsluitingspaden.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. op de gronden met de bestemming wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aan-huis-gebonden logies met ontbijt, voor zover:
- 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
- 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
- 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief bijgebouwen ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten of aan-huis-gebonden logies met ontbijt in gebruik zal zijn;
- 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt.
Artikel 11 Waarde - Archeologie - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden (WR-A-1) zijn - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
- a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
- 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil kan worden geplaatst;
- 5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 6. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden (WR-A-2) zijn - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
- a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
- 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil kan worden geplaatst;
- 5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 6. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden (WR-A-3) - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische verwachtingswaarden.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
- a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
- 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil kan worden geplaatst;
- 5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Beschermd Stadsgezicht aangewezen gronden zijn - bij wijze van dubbelbestemming - mede bestemd voor beschermd stadsgezicht en daarmee voor het behoud en / of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, (historische-) stedenbouwkundige en (historisch-) architectonische waarden in verband met de ligging binnen het beschermd stadsgezicht Noordweg (in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet).
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen binnen de grenzen van het 'beschermd stadsgezicht' gelden voor hoofdgebouwen die als monument of beeldbepalend pand zijn aangeduid in het Overzicht cultuurhistorisch waardevolle gebouwen in bijlage 2 gelden de volgende regels:
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Bestaande maten
- a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
16.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
- c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 Percentages
Een aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste wordt bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
- a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- 1. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
19.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsregels
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Noordweg'.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Nieuwe Economische Dragers
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"
Bijlage 3 Overzicht Cultuurhistorisch Waardevolle Gebouwen
Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan
1.1 Actualisering Bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan Noordweg is een nadere uitwerking van de ingezette actualiseringsopgave van de gemeente Middelburg, met als doelstellingen:
- reductie van het aantal bestemmingsplannen (in totaal waren er voor de gestarte actualiseringsopgave circa 60 bestemmingsplannen van toepassing);
- samenhang en afstemming in opzet en inhoud van bestemmingsplannen;
- rechtszekerheid en klantgerichtheid, dat wil zeggen voor de burger duidelijk, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde bestemmingsplannen (onder andere via een meer globale en flexibele bestemmingsregeling);
- in de praktijk (voor de gemeentelijke diensten) toepasbare en hanteerbare bestemmingsplannen.
Daarnaast wordt de actualiseringsopgave gebruikt om de bestemmingsregelingen af te stemmen op actueel beleid en wet- en regelgeving. Voor diverse gebieden in de gemeente Middelburg is deze actualiseringsopgave reeds geëffectueerd.
1.2 Planopgave: Consoliderend Bestemmingsplan
De opgave van het bestemmingsplan 'Noordweg' omvat:
- het juridisch vertalen van de aanwijzing Beschermd stadsgezicht Noordweg voor het bebouwd gebied en voor het ongebouwd gebied in het bestemmingsplan Buitengebied (aanwijzing 5 december 2007);
- het vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en bestaande functies in een actuele bestemmingsregeling.
Het gaat om een overwegend consoliderend bestemmingsplan. Ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen waarover planologische zekerheid bestaat (bijvoorbeeld doordat hiervoor een vrijstellingsprocedure is doorlopen) zijn in dit bestemmingsplan meegenomen. Bij een dergelijk consoliderend bestemmingsplan vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Wel zullen aanwezige waarden binnen het plangebied moeten worden vermeld en benoemd, maar er behoeven geen ontwikkelingen te worden getoetst op mogelijke gevolgen voor deze waarden.
Daarnaast worden in dit bestemmingsplan een nieuwe woning op het perceel Noordweg 367 en de ontwikkeling van een brandweerkazerne aan de President Rooseveltlaan mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkelingen zijn de noodzakelijke onderzoeken uitgevoerd en opgenomen in dit bestemmingsplan.
Overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen verplichting heeft de watertoets plaatsgevonden. In relatie tot de bestemmingsregeling zijn voor zover relevant enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld ten aanzien van in en nabij het plangebied aanwezige functies.
1.3 Ligging Plangebied
Het plangebied heeft betrekking op een deel van het beschermd stadsgezicht Noordweg en omvat een groot gedeelte van het tussen Middelburg en Sint Laurens gelegen bebouwingslint en enkele achterliggende gebieden aan de Noordweg.
In het noorden wordt het plangebied globaal begrensd door de Leliendaalseweg (N57) en de Noordweg. Zowel aan de west- als oostzijde wordt het plangebied begrensd door overwegend agrarisch gebied. Aan de zuidoostzijde (tot aan de Nieuwhovenseweg) grenst het gebied aan de wijk Klarenbeek. Aan de zuidzijde vormt het beschermd stadsgezicht Middelburg de grens. In figuur 1.1 is globaal de ligging van het plangebied weergegeven.
Voorliggend bestemmingsplan vervangt de voor het aangegeven plangebied geldende bestemmingsregeling, zoals vastgelegd in de bestemmingsplannen Noordweg en gedeeltelijk van Klarenbeek IIA, Klarenbeek III, Sprencklaan, Buitengebied en St. Laurens. Actualisering is gewenst omdat de geldende bestemmingsregeling grotendeels sterk verouderd is: zo is het beschermd stadsgezicht daarin niet geregeld en sluit het onvoldoende aan op de huidige situatie en op de actuele beleidsinzichten, wet- en regelgeving en maatschappelijke behoeften en eisen.
Figuur 1.1. Globale ligging plangebied
1.4 Opzet Plantoelichting
De toelichting is afgestemd op het overwegend consoliderend karakter van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling in verhouding daarmee uitvoerig is.
De toelichting is als volgt opgebouwd.
- In hoofdstuk 2 wordt een korte kenschets van het plangebied gegeven met aansluitend de vermelding van enkele relevante uitgangspunten en randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling.
- Hoofdstuk 3 bevat de waterparagraaf en enkele relevante milieuaspecten voor de bestemmingsregeling.
- Hoofdstuk 4 gaat in op de bestemmingsregeling. Eerst wordt een toelichting gegeven op de opzet van de verbeelding en planregels. Vervolgens wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de bijbehorende regels.
- In hoofdstuk 5 wordt beschreven op welke wijze de gemeente de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan nastreeft.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.1 een beknopte kenschets van het plangebied gegeven. In paragraaf 2.2. worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten en –randvoorwaarden vermeld die voor het bestemmingsplan zijn gehanteerd.
2.1 Kenschets Plangebied
De Noordweg is één van de oudste wegen naar de binnenstad van Middelburg. Langs de Noordweg is de loop der jaren een bebouwingslint gegroeid. In het zuidelijk deel van de Noordweg is een gesloten bebouwing ontstaan. Noordelijk van de Pr. Rooseveltlaan bepalen diepe en grotendeels onbebouwde tuinen de overgang naar het landelijk gebied. Ten noorden van Brigdamme is meer openheid in de bebouwingstructuur: hier zijn onder andere doorkijken naar de directe relaties met het agrarisch gebied en ruimere (meer open) bebouwingsopzet en kavels aanwezig. Brigdamme is een bebouwingsconcentratie die van oorsprong dateert uit de middeleeuwen (destijds genaamd “Heerlijkheid Brigdamme”). De woningen langs de Noordweg bestaan voornamelijk uit een laag en kap of anderhalve laag en kap. Dit beeld is dusdanig kenmerkend dat de goot- en bouwhoogtes overeenkomstig hieraan worden vastgelegd.
Van oorsprong markeren boerderijen achter de lintbebouwing de overgang tussen het lint en het open agrarische gebied. De agrarische percelen bestaan voornamelijk uit bouw- en grasland, gescheiden door waterlopen. Uit onderzoek is gebleken dat de meeste eigenaren van boerderijen aan de Noordweg tevens delen van achterliggende landerijen in bezit hadden. Op diverse plaatsen dringen agrarische percelen vanuit het buitengebied in het plangebied door.
Met name in het middendeel van de Noordweg is sprake van gemengde functies tussen woonbebouwing zijn diverse maatschappelijke functies (kerk, wijkgebouw, kinderdagverblijf), alsook enige bedrijvigheid en detailhandel aanwezig. Voor het overige is de Noordweg vooral een woonstraat.
2.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden
Consolideren inclusief verandering/ ontwikkeling
Consolidatie van de huidige ruimtelijk-functionele situatie in het plangebied houdt enerzijds in het vastleggen van bijvoorbeeld voorkomende woningtypologieën, functies en waarden (voor zover relevant) en betekent anderzijds continuering van de reeds toegestane en / of aanvaardbare planologische mogelijkheden voor verandering en ontwikkeling van aanwezige gebruiksvormen (waaronder uitbreiding). Deze (uitbreidings)mogelijkheden blijven beperkt door potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten, strijdigheden en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
Voorts vindt daarbij voor de planologisch regeling zoveel mogelijk afstemming plaats op recente andere bestemmingsplannen van de gemeente.
Behouden functiemenging
Het algemene gemeentelijk beleid gericht op behoud van functiemenging in de woonomgeving (ten behoeve van waarborging en bevordering van de leefbaarheid en binnen randvoorwaarden voor milieu- en woonkwaliteit) wordt voortgezet. De aanwezigheid van de niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Hiervoor is een flexibele bestemmingsregeling van belang voor maatschappelijke en commerciële voorzieningen, aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten vanuit een woning. Het toelatingsbeleid en de bestemmingsregeling is afgestemd op het tegengaan van milieuhinder om zo de milieu- en woonkwaliteit te waarborgen. In paragraaf 3.2 wordt nader ingegaan op het reguleren van bestaande en toelaten van eventueel nieuwe (bedrijfs)activiteiten.
In relatie tot zorgvuldig ruimtegebruik is het echter goed denkbaar dat eventueel vrijkomende bedrijfslocaties worden benut voor woningen of voor niet-hinderlijke andere functies. Dit wordt per situatie beoordeeld en zo mogelijk wordt hieraan onder voorwaarden medewerking verleend via een afzonderlijke planologische procedure. Hiermee kan na beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten het gebruik van het perceel voor wonen (door de voormalige ondernemer of diens rechtmatige opvolger) worden gecontinueerd of mogelijk worden gemaakt. Overigens mag het gebruik maken van deze regeling niet leiden tot een toename van het aantal woningen binnen het plangebied.
Woningbouw Noordweg 367
Autobedrijf Schmitz is gevestigd aan Noordweg 355. Het bedrijf had Noordweg 367 in gebruik als opslagplaats voor auto's. De eigenaar van het autobedrijf wenst niet langer gebruik te maken van het perceel en de schuur voor opslag. De initiatiefnemer wil op het perceel een vrijstaande woning bouwen. Dit sluit aan op het hiervoor beschreven beleid dat de gemeente hanteert omtrent bedrijfsbestemmingen.
De bouwmassa van de vrijstaande woning zal ongeveer even groot zijn als de bouwmassa van de op dit moment aanwezige schuur. De vrijstaande woning zal worden gebouwd in de rooilijn van de woningen ten noorden van de te bouwen woning. Met de goot- en bouwhoogte wordt tevens aangesloten op de woningen die ten noorden liggen. Dit betekent een goothoogte van 5 meter en een bouwhoogte van 9 meter. De woning zal een diepe voortuin krijgen, overeenkomstig het historisch beeld van dit deel van de Noordweg.
Woningbouw tussen Noordweg en Willem Arondeusstraat
Tussen de Noordweg en de Willem Arondeusstraat worden drie woningen gerealiseerd. De woningen worden vrijstaand gerealiseerd in een bouwlaag met de mogelijkheid tot een steile kap. In bijlage 10 zijn de sectorale onderzoeken voor de realisatie van deze woningen opgenomen.
Brandweerkazerne President Rooseveltlaan
Aan de zuidzijde van de President Rooseveltlaan is een nieuwe brandweerkazerne voorzien. Op dit moment heeft de brandweer een tijdelijk pand aan de President Rooseveltlaan in gebruik. De brandweerkazerne heeft als dekkingsgebied Middelburg Noord. Een extra brandweerkazerne is noodzakelijk, omdat is gebleken dat de aanrijdtijden in Middelburg Noord niet gehaald werden.
Op dit moment is er nog geen concreet bouwplan voor de brandweerkazerne. Wel is bekend dat de oppervlakte tussen de 400 m² en 500 m² zal liggen. De bouwhoogte zal ten hoogste 7 meter bedragen.
Studie aanrijtijden
Bij de afweging voor een nieuwe locatie voor een brandweerkazerne spelen naast stedenbouwkundige afwegingen, ook afwegingen ten aanzien van de norm opkomsttijd. In 2006 is door middel van een locatiestudie aangetoond dat dit de beste locatie is voor de vestiging van de extra brandweerkazerne. Met name de kritische aanrijdtijden en goede bereikbaarheid van de brandweer hebben ertoe geleid dat de brandweerkazerne op deze locatie gewenst is. Enkele belangrijke en doorslaggevende overwegingen voor de gemeente zijn de volgende:
- de centrale ligging in het verzorgingsgebied;
- de beperkte opkomsttijden van de vrijwilligers;
- snelle en veilige uitrukmogelijkheden;
- een betere algehele dekking van Middelburg.
Daarnaast biedt de locatie voldoende ruimte voor de vestiging van de brandweerkazerne.
Bij de zoektocht naar een locatie voor de nieuwe kazerne is aangegeven dat de Sandberglaan de grens van het zoekgebied is. De vrijwilligers voor de post Middelburg-Noord wonen grotendeels ten oosten van de Sandberglaan. Zij zijn specifiek geworven met de gedachte dat de Sandberglaan de grens van het zoekgebied was. Als de vrijwilligers bij een oproep eerst de Sandberglaan moeten passeren om de brandweerkazerne te bereiken, zal de norm opkomsttijd niet gehaald kunnen worden.
Stedenbouwkundige afweging
Ook vanuit een ruimtelijk perspectief past de ontwikkeling van de brandweerkazerne op deze plaats. Deze locatie ligt aan de “binnenzijde” de (stadszijde) van de rondweg (in dit geval de President Rooseveltlaan). Het open gebied aan de stadszijde van de Rooseveltlaan valt uiteen in twee delen: het deel dat ruimtelijk een relatie heeft met de Seislaan en de Sprencklaan, en het gedeelte dat grenst aan het complex van Hof ter Veste.
Het gebied achter de Seislaan en Sprencklaan zal naar verwachting in de nabije toekomst worden bebouwd, het deel achter Hof ter Veste zal naar verwachting onbebouwd blijven. De brandweerkazerne wordt gebouwd op de grens van het (in de toekomst) bebouwde en onbebouwde gebied.
Het gebied valt in het 'bestaand bebouwd gebied' zoals aangegeven in het Omgevingsplan. In het provinciaal beleid is als taakstelling gesteld dat ontwikkelingen met name moeten plaatsvinden binnen het bestaand bebouwd gebied. De ontwikkeling van deze locatie past daarmee binnen het provinciaal beleid. In de Herijking van de Kwaliteitsatlas die op 18 januari 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld, is deze locatie weliswaar aangegeven als agrarisch gebied, maar de locatie maakt geen onderdeel uit van waardevol groengebied of van een groenboulevard.
Bij de locatiekeuze voor de brandweerkazerne is rekening gehouden met de plannen op tussen locatie van deze nieuw brandweerkazerne en de Noordweg een aantal nieuwe woningen te realiseren. Het gaat daarbij om een kleinschalige ontwikkeling. De plannen voor de bouw van deze woningen zijn echter nog niet zover gevorderd, dat deze al in het nieuwe bestemmingsplan voor de Noordweg opgenomen konden worden. Hoewel de locatie van de brandweerkazerne nu vrij ver van de bebouwing af lijkt te liggen, komt deze bij realisatie van de nieuwe woningen aansluitend aan bebouwing te liggen.
Omdat er enige haast is met het vinden van een permanente oplossing voor de brandweerkazerne, is er voor gekozen om deze ontwikkeling alvast mee te nemen in dit nieuwe bestemmingsplan voor de Noordweg. De haast voor de nieuwe locatie komt voort uit het feit dat de tijdelijke huisvesting van de brandweerkazerne in de agrarische loods aan de Noordweg niet voldoet aan de Arbo-eisen die aan een brandweerkazerne gesteld worden.
Vanuit een verkeerskundig oogpunt is de gekozen locatie zodanig dat met de uitrit voldoende afstand wordt gehouden tot de kruising met de Noordweg hetgeen de veiligheid ten goede komt.
In de landschappelijke inpassing van de kazerne is in het bestemmingsplan voorzien, door een groensingel rondom het bouwvlak in te tekenen. Deze groensingel wordt groen ingericht, waardoor de kazerne aan het oog wordt onttrokken.
Landschap en natuur
In de bijlage van het bestemmingsplan is een onderzoek opgenomen naar de effecten van de bouw van de kazerne op landschap en natuur. Conclusie van dit onderzoek is dat geen nadelige effecten te verwachten zijn. De conclusies van overige sectorale onderzoeken zijn opgenomen in hoofdstuk 3.
Continueren/afstemmen beleid Nieuwe Economische Dragers (NED's)
Ter plaatse van voormalige agrarische bedrijven zijn beleidsmatig kleinschalige nevenactiviteiten (NED's) gewenst en planologisch mogelijk geacht. Dit kan gaan om een bestaande NED waarbij het agrarisch bedrijf is beëindigd of om een nieuwe NED bij een voormalig agrarisch bedrijf. In dit bestemmingsplan wordt hiermee aangesloten op het actuele beleid zoals dat is vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied (2009) en het Omgevingsplan 2006-2012.
In het Omgevingsplan is het beleid NED (Nieuw economische dragers) opgenomen. De gemeente wordt de afwegingsruimte geboden om functies als NED voor wat betreft aard en invloed toe te staan in voormalige agrarische bedrijven. Voor het toelaten van NED's gelden de volgende criteria:
- kleinschaligheid functies;
- milieunormen van de Wet milieubeheer;
- voorwaarden waterbeheerder aan afvalwaterlozingen;
- geen onevenredige schadelijke gevolgen voor natuur en landschap;
- geen belemmeringen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
- geen onevenredige toename van de automobiliteit.
Regelmatig worden bij de gemeente initiatieven ingediend betreffende NED-ontwikkelingen. In navolging van het bestemmingsplan Buitengebied is gekozen om ook in voorliggend plangebied hierop aan te sluiten door ter plaatse van voormalige agrarische bedrijven NED-ontwikkelingen toe te staan.
Het gemeentebestuur neemt het provinciale beleid met betrekking tot de NED's over. Dit beleid wordt in de bestemmingsregeling vertaald. Gelet op de oppervlakte agrarische bedrijfsgebouwen op sommige agrarische bedrijven kan het toelaten van NED-functies binnen de bestaande gebouwen leiden tot relatief grootschalige bedrijfsvestigingen. In het bestemmingsplan wordt daarom de voorwaarde van kleinschaligheid opgenomen en uitgewerkt door middel van een aantal criteria.
In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Middelburg is ook een gebiedszonering opgenomen. Deze zonering wordt ook voor voorliggend bestemmingsplan gehanteerd.
Behouden cultuurhistorische waarden
Behoud en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied wordt van belang geacht. Essentiële cultuurhistorische gegevens en kwaliteiten worden daarom zoveel mogelijk vastgelegd in het bestemmingsplan.
Voor de Noordweg is in dit verband het behouden van het archeologisch erfgoed en het Beschermd Stadsgezicht Noordweg van belang.
Rekening houden met archeologische waarden
In aansluiting op het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) en het provinciaal archeologiebeleid en overeenkomstig het gemeentelijk archeologie beleid (zie bijlage 3) wordt in dit bestemmingsplan de bescherming van het archeologisch erfgoed vastgelegd.
In een aantal delen van het plangebied is juridisch-planologische bescherming van eventueel aanwezige archeologisch waarden (waarmee bij ruimtelijke afwegingen moet rekening worden gehouden) aan de orde. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de IKAW-gebieden conform de Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren in vergelijking met de Wet Archeologische Monumentenzorg minder strengere ontheffingsregels gelden gezien het indicatieve karakter van de IKAW.
Beschermd Stadsgezicht Noordweg
De Noordweg en haar omgeving zijn op 5 december 2007 aangewezen als beschermd stadsgezicht. Ingevolge de Monumentenwet 1988 moet deze bescherming geëffectueerd worden in een hierop toegesneden bestemmingsplan. Doel van de aanwijzing als beschermd stadsgezicht is de karakteristieke, met historische ontwikkeling samenhangende, structuur en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als een zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. Beschermd Stadsgezicht Noordweg is deels vastgelegd in bestemmingsplan Buitengebied en verder in voorliggend bestemmingsplan Noordweg (zie figuur 2.1.).
Figuur 2.1. Beschermd Stadsgezicht Noordweg
Het plangebied omvat het deel van het beschermd stadsgezicht dat bestaat uit de lineaire structuur van de Noordweg tussen Middelburg en Sint Laurens. De meest waardevolle hoofdkenmerken worden gevormd door:
- de licht kronkelende lineaire structuur van deze oude uitvalsweg;
- de aan weerszijden daarvan aanwezige vrijwel aaneengesloten lintbebouwing met achterliggende open gebieden;
- enkele veelal loodrecht op de Noordweg aansluitende zijpaden of –dreefjes. Aan de westzijde zijn dit de Hoogelandschewegje en de Leliëndaalsedreef en aan de oostzijde de Ooststraat, die doorloopt in het Brigdamsepad.
De volledige toelichting op de Aanwijzing tot Beschermd Stadsgezicht is opgenomen in bijlage 2.
Rijksmonumenten
In het plangebied bevinden zich twee beschermde rijksmonumenten, boerderij 'De Kersenburg' en hof 'Welgelegen'. Bescherming van de in het plangebied aanwezige karakteristieke gebiedskenmerken vindt plaats via het monumentenbeleid en de Monumentenwet 1988. Dit betekent dat bescherming in het bestemmingsplan niet meer aan de orde is.
Tabel 2.1. Overzicht rijksmonumenten
naam | adres | omschrijving | |
'De Kersenburg' | Noordweg 381, Middelburg | vroeg 18e eeuwse boerderij van het Zeeuwse schuurtype | |
hof 'Welgelegen' | Noordweg 402, Middelburg | woonhuis uit 1662 |
Windmolen Sint Laurens
In Sint Laurens, ongeveer 300 m ten noorden van het plangebied, staat een molenromp van windmolen De Hoop. Deze stellingmolen was in gebruik als korenmolen. In 2002 is deze molenromp aangewezen als rijksmonument. Er zijn geen concrete plannen bekend om deze molen volledig te herstellen en weer in bedrijf te nemen. In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de cultuurhistorische waarden, het zicht of de windvang van de molen. In het bestemmingsplan Noordweg is dan ook geen bescherming nodig in de vorm van een molenbiotoop.
Behouden en versterken van groen- en watervoorzieningen
Bestaande groen- en waterelementen in het plangebied worden gewaarborgd voor zover die van belang zijn voor de ruimtelijke structurering en inpassing. Binnen het bestemmingsplan Noordweg gaat het hier ondermeer om de doorkijken naar de agrarische gebieden.
Hoofdstuk 3 Sectorale Toetsen
3.1 Waterparagraaf
In de plantoelichting dient een waterparagraaf te worden opgenomen, waarin wordt aangegeven op welke manier rekening is gehouden met de (eventuele) gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in het plangebied. De waterparagraaf vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets, het overleg met de betrokken waterbeheerders, waartoe gemeenten op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1. Bro) zijn verplicht.
Het waterbeheer is in handen van het Waterschap Zeeuwse Eilanden. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan heeft daarom overleg plaats tussen de gemeente en het waterschap, over de waterkwantitatieve en – kwalitatieve aspecten.
De waterparagraaf is bij het ontwerpbestemmingsplan aangevuld en opgenomen in bijlage 1. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 7.
3.2 Archeologie
Met betrekking tot de ontwikkeling van de brandweerkazerne is een toets ten aanzien van archeologie niet noodzakelijk. De beoogde locatie betreft een geëgaliseerd, vergraven of anderszins verstoord terrein, binnen bestaand bebouwd gebied in een zone met een middelhoge verwachtingswaarde. De oppervlakte van het plangebied is kleiner dan 500 m². Archeologisch onderzoek kan dan ook achterwege blijven.
3.3 Ecologie
In 2007 heeft voor de bouw van de brandweerkazerne aan de President Rooseveltlaan een beoordeling op mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden plaatsgevonden (bijlage 6). De functie van de onderzochte locatie is niet gewijzigd. Het onderzoek uit 2007 is dan ook nog steeds actueel.
Uit de betreffende beoordeling zijn de volgende conclusies getrokken.
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving is geen Natura-2000 gebied aanwezig. Gebiedsbescherming is derhalve niet aan de orde.
Soortbescherming
De werkzaamheden kunnen leiden tot een aantasting of verstoring van aanwezige wettelijk te beschermen broedvogels, zoogdieren en amfibieën. Door het toepassen van mitigerende maatregelen is verstoring van broedvogels uit te sluiten. In het plangebied zijn alleen algemene soorten zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt een vrijstelling. De rugstreeppad komt nu niet in het plangebied voor. Door het treffen van maatregelen is ook te voorkomen dat deze soort zich tijdens de bouwwerkzaamheden vestigt.
De aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig. De werkzaamheden mogen niet leiden tot een verstoring van broedvogels en er dient uit te worden gegaan van het principe van zorgvuldig handelen.
3.4 Milieu-aspecten
3.4.1 Milieuaspecten gevestigde bedrijven en voorzieningen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in: bedrijven, horeca, agrarische- en overige bedrijvigheid.
Bedrijven
Aanbod en situering
In paragraaf 2.1 is reeds aangegeven dat zich in het plangebied een beperkt aantal niet-agrarische bedrijven te midden of op korte afstand van woonbebouwing bevindt.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Voor de milieuzonering en bestemmingsregeling van bedrijfslocaties hanteert de gemeente een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Gelet op het karakter van de Noordweg, een bebouwingslint met op enkele plaatsen enige vorm van kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid, is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” (voor een nadere toelichting op deze staat wordt verwezen naar bijlage 5).
Deze staat is gekoppeld aan de planvoorschriften van bestemmingsplannen en is een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend. Omdat het plangebied grotendeels woongebied is, worden in het bestemmingsplan stringente eisen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijven.
Inschaling van bedrijven
De thans gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de staat. Uit de inschaling in bijlage 4 blijkt dat alle bedrijven in categorie A en B1 vallen. Categorie A- en B1-bedrijven kunnen direct naast of beneden in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Voor het autobedrijf Schmitz wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de geldende Milieuvergunning.
Milieuzonering
Om milieuhygiënische redenen kunnen in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering gewenst, waarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt waar toelaatbaar zijn. Op de bedrijfspercelen in het plangebied, worden gegeven de ligging te midden van woonbebouwing, bedrijven tot en met categorie B1 toelaatbaar geacht. Van belang hierbij is dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied zijn gevestigd. Nieuwvestiging van bedrijven is buiten de opgenomen bedrijfsbestemmingen in het plangebied niet mogelijk.
Klachten over bedrijven
Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden bekend.
Agrarische en overige bedrijvigheid
In het plangebied zijn twee agrarische bedrijven gesitueerd. Ook bevindt zich binnen het plangebied een peuterspeelzaal.
Aan de Ooststraat is op nummer 2 Peuterspeelzaal 't Groentje gevestigd. De eerder genoemde VNG-publicatie geeft voor kinderopvang (SBI-code 853) een richtafstand van 30 meter, vanwege het milieuaspect geluid. Met name op het plein spelende kinderen kunnen hinder veroorzaken. Daarnaast gelden op grond van het eerder genoemde Activiteitenbesluit voorschriften om de milieuhygiënische situatie in de omgeving te waarborgen. Zo worden onder andere voorwaarden gesteld aan de toegestane maximale geluidsniveaus. Voorliggend plan voorziet niet in ontwikkelingen. Er zijn geen klachten bekend.
3.4.2 Bodem
Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren). Bij nieuwe ontwikkelingen dient vooraf inzicht te zijn verkregen in de bodemhygiëne.
De voorliggende actualisering van het bestemmingsplan voorziet in twee nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Voor de locatie Noordweg 367 is op grond van de bij de gemeente bekende informatie een bodemonderzoek voor deze locatie noodzakelijk. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat het perceel valt onder 'oude wegen'. Er moet dan ook rekening worden gehouden met een verontreiniging met lood en zink.
Voor de vestiging van de brandweerkazerne aan de President Rooseveltlaan hoeft geen bodemonderzoek plaats te vinden aangezien het gebouw niet bestemd is voor het structureel verblijf van mensen.
3.4.3 Akoestisch onderzoek (wegverkeerslawaai)
Woningen en appartementen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Een nieuwe geluidsgevoelige bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling in dit bestemmingsplan is derhalve akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. In de bijlage 8 is het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai opgenomen. In bijlage 9 zijn de rekenbladen akoestisch onderzoek opgenomen. Van dit onderzoek wordt in deze paragraaf een samenvatting van de resultaten en conclusies is weergegeven.
Uit berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gedezoneerde Noordweg op de maatgevende waarneemhoogte 47 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Aangetoond is dat er sprake is van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.
3.4.4 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 3.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig vanaf | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg / m³ | 2010 | ||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg / m³ | 2005 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ | 2005 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals bij het opstellen van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- De bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek luchtkwaliteit
Op basis van informatie over de Grootschalige Concentratie Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Milieu- en Natuurplanbureau) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen (in het plangebied en omgeving), kan worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied (ruim) onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognose voor 2010 en 2020 voorspelt geen overschrijding (bron: MNP, 2008).
De voorliggende actualisering van het bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van twee nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Er is echter geen sprake van een significante toename van de verkeersproductie. Hierdoor zijn er dan ook weinig gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving. Onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.
Consequenties voor bestemmingplan
De twee ruimtelijke ontwikkelingen leiden niet tot een significante toename van de verkeersproductie, hierdoor kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.
3.4.5 Externe veiligheid
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed:
- bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
In of nabij het plangebied bevinden zich geen bedrijven waarbij het aspect externe veiligheid een rol speelt. Wel vindt langs het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg plaats.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen (plaatsgebonden risico en groepsrisico).
Langs het plangebied loopt de rijksweg N57 (Leliendaalseweg die ten noorden van het plangebied overgaat in de Noordweg). Dit is een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Risico-evaluatie
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of die anderzijds als risicovol zijn aan te merken. Ook worden in de omgeving van het projectgebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor, het water of door leidingen.
De Rijksweg N57 (Leliendaalseweg) is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. In opdracht van de provincie Zeeland is in 2006 een risico-inventarisatie uitgevoerd van het wegtransport van gevaarlijke stoffen in Zeeland2.
Uit een in opdracht van de provincie Zeeland uitgevoerde risico-inventarisatie voor het wegtransport van gevaarlijke stoffen in Zeeland3 blijkt dat het transport over de Rijksweg N57 (Leliendaalseweg) in de huidige situatie geen aanleiding geeft tot risico-knelpunten. Op het beschouwde wegvak wordt voor het plaatsgebonden risico het niveau van 10-6 per jaar niet bereikt. Ook overschrijdt het berekende groepsrisico de oriënterende waarde niet (het groepsrisico is meer dan een factor 100 lager dan de oriëntatiewaarde). Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het GR zal derhalve niet wijzigen.
Daarbij speelt tevens dat de transportroute voor gevaarlijke stoffen, na aanleg van de nieuwe rijksweg N57, verder van het plangebied komt te liggen. Over de huidige weg zullen dan nagenoeg geen gevaarlijke stoffen meer worden getransporteerd.
Conclusie
Op basis van het voorstaande vormt het aspect externe veiligheid geen risico voor het plangebied Noordweg.
3.4.6 Leidingen en telecommunicatieverbindingen
Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens dienen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen / goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18";
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18".
Daarnaast dienen optisch vrije paden in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
In het plangebied lopen geen planologisch relevante leidingen. Wel liggen in het plangebied diverse niet planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen). Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs / in combinatie met aanwezige infrastructuur.
Hoofdstuk 4 Toelichting Op De Bestemmingsregeling
4.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormen het kader voor het bestemmingsplan. Sinds 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.
Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, editie 2008 (SVBP2008), die is verankerd in het Bro.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2008.
4.2 Opzet Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) in dit bestemmingsplan is het volgende van belang.
Planvorm
Gelet op de planopgave (consolidatie gebruik en functies, actualisering regeling), praktische overwegingen (toetsing bouwaanvragen), toegankelijkheid en inzichtelijkheid voor de burger en rechtszekerheid is gekozen voor een gedetailleerde opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels).
Opzet verbeelding
Bestemmingen
Op de verbeelding wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemmingen “Groen” en "Verkeer" in het algemeen geen gebouwen worden opgericht (met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen). In andere gevallen geeft een oppervlaktemaat in de planregels de mate aan waarin er mag worden gebouwd.
Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals B voor "Bedrijf", M voor “Maatschappelijk” en W voor “Wonen”.
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de analoge verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven.
Aanduidingen
Kleine letters tussen haakjes direct achter de bestemming geven een aanduiding aan waarmee binnen een bestemming een specifiek gebruik wordt aangegeven (functieaanduiding), zoals (ga): tevens voor garages en bergplaatsen. Verder wordt gebruik gemaakt van bouwaanduidingen, waarmee specifieke bouwregels worden bepaald. Deze bouwaanduidingen worden tussen rechte haken, cursief weergegeven. W[vrij] staat voor de bestemming “Wonen” waarbij de woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gerealiseerd. Ten slotte worden maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte), het maximale bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden.
Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008. Omdat het aantal aanduidingen in SVBP2008 echter beperkt is en niet alle functies die aanwezig zijn omvat, is een aanvullende aanduiding gebruikt.
Opzet planregels
Overeenkomstig SVBP2008 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.
- In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, een procedureregel, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkingsregels of wijzigingsbevoegdheden.
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- aanlegvergunningen;
- wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
4.3 Gehanteerde Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden
Algemeen
Binnen de hoofdgroep Agrarisch worden de aanwezige landschapswaarden via een specifieke bestemming geregeld. Door middel van de specificatie van de bestemming binnen de hoofdgroep Agrarisch worden zowel het agrarisch gebruik als de bescherming van de aanwezige landschapswaarden veiliggesteld. De bestemming Agrarisch met landschapswaarden biedt vergelijkbare ontwikkelingsmogelijkheden als de bestemming Agrarisch. Wel worden de ontwikkelingsmogelijkheden in de flexibiliteitsregels getoetst aan de voorkomende landschapswaarden.
Bescherming van de aanwezige landschapswaarden vindt in belangrijke mate plaats via een aanlegvergunningenstelsel voor werkzaamheden die de landschapswaarden kunnen aantasten.
Nieuwe economische dragers (NED's)
Na beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten is ingevolge het in paragraaf 2.2 aangegeven beleid het vestigen van een NED mogelijk. NED's zijn in afwijking van de bestemmingsomschrijving dan ook alleen mogelijk gemaakt via een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. Hiervoor is zowel in de bouwregels als in de gebruiksregels een regeling opgenomen. Deze omgevingsvergunning voor het bouwen en gebruik zijn aan elkaar gekoppeld, zodat voor het bouwen dezelfde regels gelden als voor het gebruik van gebouwen voor NED.
Artikel 4 Bedrijf
De aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) in het plangebied zijn bestemd tot Bedrijfsdoeleinden. Dit houdt in dat de huidige activiteiten kunnen worden voortgezet en de bestaande bebouwing kan worden gehandhaafd.
Ter voorkoming van overmatige hinder is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven gekoppeld aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Alleen bedrijven die voorkomen in categorie A en B1 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan (zie ook paragraaf 3.4 en bijlage 5). In het plangebied zijn alleen bedrijven aanwezig uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Binnen deze categorie gaat het om bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Binnen de planregels is opgenomen dat per bedrijf maximaal één bedrijfswoning is toegestaan. De oppervlakte van de bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 200 m² en de inhoud hiervan ten hoogste 750 m³. Verder is ten aanzien van de opslag van goederen een aantal regels opgenomen uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit.
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat het kantoorvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 50% van het brutovloeroppervlak en in ieder geval niet meer dan 400 m². Voor het bepalen van het toegestane kantooroppervlak worden alleen de bedrijfsgebouwen meegeteld. Andere gebouwen zoals de bedrijfswoning met bijgebouwen worden niet meegeteld.
Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de bestemming, waarbij de bedrijven kunnen worden omgezet in woningen. Hieraan is wel een aantal voorwaarden verbonden.
Artikel 5 Detailhandel
De in het plangebied aanwezige winkel is als detailhandel bestemd. In de specifieke gebruiksregels is het gebruik van de tweede woonlaag voor anders dan wonen uitgesloten.
Artikel 6 Groen
Al het bestaande structurele groen is bestemd tot Groen. In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat de bestemming onder andere mag worden gebruikt voor speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemmingen kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een oppervlakte en bouwhoogte van ten hoogste 15 m² respectievelijk 3 meter.
Artikel 7 Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan de kerk, het wijkgebouw en de brandweerkazerne. Binnen deze bestemming zijn deze maatschappelijke functies en andere maatschappelijk gerelateerde functies toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is aangegeven dat maatschappelijke functies niet voor buurt- en clubhuizen en daarmee vergelijkbare voorzieningen zijn bedoeld.
Artikel 8 Tuin
De tuinen die bij de bestemming Wonen horen zijn bestemd tot Tuin. Binnen deze bestemming zijn alleen andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, toegestaan. Hierdoor zijn erfafscheidingen mogelijk binnen de bestemming. Verder is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om erkers in de voortuinen mogelijk te maken.
Artikel 9 Verkeer
De openbare wegen, voet- en fietspaden in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen toegestaan. In de doeleindenomschrijving is voorts bepaald dat de gronden mogen worden gebruikt voor geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming kunnen voor nutsvoorzieningen gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte en bouwhoogte van ten hoogste 15 m² respectievelijk 3 meter. De bestemming verkeer legt tevens in grote lijnen de in het beschermd stadsgezicht gewaardeerde wegenstructuur vast.
Artikel 10 Wonen
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor het wonen en bijbehorende erven, toegangs- en achterpaden. Zelfstandige garageboxen en bergingen, die niet op het erf bij een woning staan, hadden in de verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente Middelburg een eigen bestemming. In de SVBP komt deze bestemming niet meer voor. Besloten is om de functie middels een aanduiding onder te brengen bij de bestemming Wonen. Met de aanduiding is bepaald dat de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt voor garages en bergplaatsen.
Door middel van het bouwvlak is aangegeven waar in hoofdzaak hoofdgebouwen en bijgebouwen (binnen het bouwvlak) of uitsluitend bijgebouwen (erf, buiten het bouwvlak) zijn toegestaan. De bouwvlakken volgen de ligging van de bestaande bebouwing en dragen zo tevens bij aan de instandhouding van de in het beschermd stadsgezicht benoemde waarden.
Ten behoeve van de regeling inzake bebouwing op een woonperceel is nagegaan welke ruimtelijke kenmerken op de verbeelding aangegeven moeten worden en in de bestemmingsregeling moeten worden verwerkt. Daarbij is het volgende van belang.
- De bebouwingstypologie (tenminste twee aaneen of vrijstaand) is op veel plaatsen vastgelegd. Waar sprake is van een afwisselende bebouwingstypologie is dit niet vastgesteld. Verandering hierin wordt in beginsel niet voorgestaan (mogelijk via een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan). Nieuwe woningen zijn ook via deze afwijking toelaatbaar te stellen.
- Dakopbouwen hebben veelal verhoging van de goothoogte tot gevolg. Hiervoor is mogelijkheid tot het afwijken van het bestemmingsplan mogelijk, waarbij afstemming op de woonbuurt als voorwaarde is opgenomen.
- De ligging van rooilijnen is vastgelegd door een bebouwingsvlak voor het hoofdgebouw op de verbeelding aan te geven. In de regeling zijn voorts regels opgenomen inzake de vereiste afstand van uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.
- De oriëntatie van woningen vloeit voort uit de ligging van voortuinen die als zodanig op de verbeelding zijn aangeduid.
- De achtererven zijn zo veel mogelijk als bebouwbare delen van het woonperceel aangemerkt.
Artikel 11 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 12 Waarde - Archeologie -2
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 3
In het bestemmingsplan Sint Laurens zijn 3 bestemmingen aan de orde: Waarde - Archeologie – 1 (vastgestelde waarden), Waarde - Archeologie -2 (AMK-terreinen) en Waarde – Archeologie – 3 (middelhoge en hoge verwachtingswaarde). De begrenzing van de bestemmingen op de verbeelding is gebaseerd op de beleidskaart uit de Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren. De bestemming Waarde – Archeologie – 1 en -3 betreffen zogenoemde dubbelbestemmingen. De dubbelbestemming is overeenkomstig SVBP2008 met een arcering apart op de verbeelding weergegeven. De bestemming valt samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.
Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) bouwvergunning kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Alleen herbouw van bestaande bebouwing op dezelfde fundering hoeft niet te worden getoetst. Om geen onnodige procedures te hoeven voeren, is gekozen voor een regeling, waarbij na toetsing van de voorkomende archeologische waarden rechtstreeks (dus zonder afwijking van het bestemmingsplan) bouwvergunningen kunnen worden verleend. Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Een aanlegvergunning wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning voor afwijking of aanlegvergunning noodzakelijk.
De bestemming Waarde - Archeologie -2 is bedoeld voor de bescherming van AMK-terreinen.
De gebieden met middelhoge en hoge verwachtingswaarden (WR-A-3) zijn – in verband met de leesbaarheid van de analoge verbeelding apart opgenomen. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het veranderen van bouw- en bestemmingsvlakken in verband met het aantreffen (of door middel van archeologisch onderzoek aangetoonde afwezigheid) van archeologische waarden en voor het laten vervallen van de archeologische dubbelbestemming, als is aangetoond dat geen archeologische waarden voorkomen.
Artikel 14 Waarde- Beschermd stadsgezicht
In dit artikel wordt de waarde van het beschermde Stadsgezicht aan de Noordweg beschreven. Het op de verbeelding aangegeven gebied wordt met specifieke bouwregels en een aanlegvergunningstelsel beschermd.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Handhaving
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
5.2.1 Betrokkenheid burgers en maatschappelijke organisaties
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en de Middelburgse inspraakverordening worden ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan betrokken.
Dit gebeurt op de manier zoals beschreven in de gemeentelijke Inspraakverordening. In deze verordening is bepaald dat de openbare voorbereidingsprocedure, geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing is. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan als gevolg van het wettelijk voorgeschreven vooroverleg aan diverse instanties verzonden.
De procedure ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan is als volgt verlopen. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 9 juli 2010 tot en met 20 augustus 2010 ter inzage gelegen bij de vakbalie van de Dienst Ruimte in het Stadskantoor. Het plan was tijdens de genoemde periode tevens digitaal beschikbaar via de gemeentelijke website (www.middelburg.nl).
Gedurende de termijn van terinzagelegging konden inspraakreacties mondeling of schriftelijk naar voren worden gebracht. Van deze mogelijkheid is door 14 personen gebruik gemaakt.
- 1. T. Harpe, Ter Vestelaan 9, 4333 GZ Middelburg
De situering van de nieuwe brandweerkazerne doet afbreuk aan het landschap als geheel. De eventuele bouw van een aantal woningen tussen de locatie van de kazerne en de Noordweg kan vanwege de krimp niet plaatsvinden, zodat het voor de hand ligt de kazerne dichterbij de bestaande bebouwing te situeren. Verwezen wordt naar de provinciale nota “Op pad”.
Reactie gemeente:
Bij de locatie van de brandweerkazerne is inderdaad rekening gehouden met de bouw van een aantal woningen tussen de brandweerkazerne en de Noordweg. Hoewel de locatie van de brandweerkazerne nu vrij ver van de bebouwing af lijkt te liggen, komt deze bij realisatie van de nieuwe woningen aansluitend aan bebouwing te liggen. De plannen voor deze woningbouwlocatie zijn echter nog niet zover ontwikkeld, dat ze nu reeds in het bestemmingsplan meegenomen konden worden. De behoefte aan een nieuwe, permanente brandweerkazerne op deze locatie, was echter wel dringend, zodat deze vast in het bestemmingsplan Noordweg is opgenomen.
Bestreden wordt dat het bouwen van nieuwe woningen in Middelburg niet meer aan de orde zou zijn. In de Herijking Kwaliteitsatlas die op 18 januari 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld, wordt duidelijk aangegeven dat de bevolkingsprognoses tot 2030 voor Middelburg geen krimp laten zien. De prognoses laten zien dat de bevolking, weliswaar minder snel dan de afgelopen jaren, blijft groeien.
Daarnaast streeft de provincie Zeeland in het eigen beleid nog steeds naar een gematigde bevolkingsgroei van 0,5% per jaar. Dat komt neer op een toename van 1900 bewoners per jaar. Voor de opvang van deze groei is in nationaal en provinciaal beleid een belangrijke rol weggelegd voor de stedelijke regio's, waaronder Middelburg. Om deze bewoners op te vangen is het noodzakelijk dat in Middelburg ruimte blijft om nieuwe woningen te bouwen. De locatie tussen de brandweerkazerne en de Noordweg is één van deze woningbouwlocaties.
- 2. S. van Osta en E. Nijhoff, Noordweg 134, 4333 GL Middelburg
- a. De realisatie van een toegangsweg achter de woningen aan de Noordweg betekent een verstoring van het woongenot. Omdat de woning aan het begin van het pad ligt, zullen de meeste verplaatsingen langs deze tuin lopen. Daarnaast gaat het vrije uitzicht en rust verloren vanwege de aanleg van dit pad. Tot slot wordt de inbraakgevoeligheid vergroot, nu de beslotenheid aan de achterzijde van de tuin verdwijnt. Aangegeven wordt dat een fiets/voetpad van maximaal 2 meter breed acceptabel is. Voor wat betreft de toegangsweg worden een aantal vragen gesteld:
- 1. Wat is de exacte ligging? Ontsluiting via het weggetje tussen de huizen 132 en 126 is onacceptabel.
- 2. Wat is de exacte maat van de weg?
- 3. Hoe wordt het eigendom van de weg geregeld?
- 4. Wie legt de weg aan?
- 5. Hoe wordt de weg aangelegd?
- 6. Wie onderhoud de weg?
- b. In het plan wordt gesproken over heiwerkzaamheden. De woningen aan de Noordweg zijn oud en staan op een kreekrug. Bij heien kan schade optreden aan deze woningen. Verzocht wordt te kiezen voor een methode waarbij geen trillingen worden veroorzaakt.
- c. Verzocht wordt in het bestemmingsplan op te nemen dat het houden van paarden en kleinvee niet toegestaan is op het perceel Noordweg 128, vanwege de mogelijke overlast hiervan.
- d. In de omgeving van de Noordweg is te weinig speelruimte voor kinderen beschikbaar. Verzocht wordt binnen de plannen voor het perceel Noordweg 128 een speelterrein op te nemen.
- e. In de omgeving Noordweg is sprake van parkeerproblematiek (te kort aan parkeerplaatsen). In dit plan zou voorzien moeten worden in de realisatie van extra parkeerplaatsen.
Reactie gemeente:
- a. In mei 2009 hebben besprekingen tussen projectontwikkelaar, omwonenden en gemeente plaatsgevonden. Van deze bijeenkomsten is een verslag opgemaakt. Deze verslagen zijn per brief van 29 juli 2010 aan omwonenden toegezonden. In deze verslagen zijn onder andere de afspraken opgenomen die in mei 2009 tussen omwonenden en projectontwikkelaar over de toegangsweg achter de woningen aan de Noordweg zijn gemaakt. Tussen omwonenden en projectontwikkelaar is afgesproken dat een toegangsweg wordt aangelegd. In het ontwerp van het bestemmingsplan voor de Noordweg zullen wij het pad aanduiden met de bestemming 'verkeer'. Binnen deze bestemming is zowel een fiets/voetpad als een pad voor auto's toegestaan. In het bestemmingsplan kunnen wij geen regels opnemen dat op dit pad alleen fiets- of voetverkeer is toegestaan. De ontsluiting van het pad is alleen mogelijk via het bestaande pad tussen Noordweg 132 en Noordweg 126. Overigens is dit pad altijd in gebruik geweest als toegangsweg voor het perceel Noordweg 128. Ook in het verleden was dus sprake van verkeersbewegingen over het pad.
Wij hebben begrepen dat het de bedoeling is dat de bewoners van de woningen aan de Noordweg een stuk grond achter hun woning bij kunnen kopen. Wij raden u aan in deze privaatrechtelijke overeenkomst tussen u en de projectontwikkelaar te regelen hoe de toegangsweg gebruikt zal worden.
In het verslag van de eerder genoemde bespreking uit mei 2009 is te lezen, dat afgesproken is dat het pad 2 meter breed zal worden en toegankelijk zal worden voor auto's. De weg wordt aangelegd door de projectontwikkelaar. Het eigendom van de weg is niet iets dat in een bestemmingsplan geregeld wordt. Wij raden u aan in deze privaatrechtelijke overeenkomst tussen u en de projectontwikkelaar te regelen wie de toegangsweg in eigendom en onderhoud neemt. Als gemeente zijn wij hierin echter geen partij.
- b. In de eerder genoemde besprekingen van mei 2009 is van de zijde van de projectontwikkelaar toegezegd dat de palen niet geheid zullen worden, maar geboord. Voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden zal van de omliggende woningen een opname gemaakt worden. Dit wordt ook door de CAR verzekering van de aannemer voorgeschreven. De methode van fundering is echter iets wat niet in een bestemmingsplan voorgeschreven kan worden. Wel kunnen in de uiteindelijk te verlenen bouwvergunning eisen gesteld worden aan de wijze van funderen.
- c. Op zich is het mogelijk binnen het bestemmingsplan een verbod op het houden van kleinvee op te nemen. Maar dit kan alleen onder twee voorwaarden:
- 1. indien op voorhand al niet duidelijk is dat het houden van kleinvee strijdig is met de bestemming;
- 2. een dergelijk algeheel gebruiksverbod kan alleen opgenomen worden voor het gehele plangebied. Het is niet mogelijk het gebruiksverbod alleen van kracht te verklaren voor de drie te realiseren kavels aan de Noordweg 128.
Daarnaast voorziet de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening in artikel 2.4.20 in regels over het houden van dieren. In lid 1 van dit artikel staat namelijk opgenomen: “Het is verboden één of meer dieren te houden die voor de omgeving schadelijk of hinderlijk blijven te zijn, dan wel één of meer dieren te houden op een voor de omgeving schadelijke of hinderlijke wijze”.
Wij zijn van mening dat het ongewenst is om voor het gehele plangebied een gebruiksverbod op te nemen voor wat betreft het houden van kleinvee. Binnen het plangebied zijn percelen aanwezig, waar het houden van enkele stuks kleinvee zonder enige hinder voor omwonenden plaats zou kunnen vinden.
Het opnemen van een verbod voor slechts 3 percelen in het plangebied, creëert een vorm van rechtsongelijkheid die niet toegestaan is en die wij ook niet wenselijk vinden.
In het bestemmingsplan zal daarom geen gebruiksverbod voor het houden van kleinvee opgenomen worden. Met de bepaling dat de realisatie van een paardenbak niet is toegestaan, wordt in ieder geval het houden van paarden tegengegaan. Daarnaast gaan wij ervan uit dat de bepalingen in de APV voldoende houvast bieden om eventuele hinder voor omwonenden tegen te gaan.
- d. Het perceel aan de Noordweg 128 is niet in eigendom van de gemeente, maar van een particuliere eigenaar. Wij kunnen een particuliere eigenaar niet verplichten een openbaar speelterrein op zijn eigendom aan te leggen. In het bestemmingsplan zal dan ook geen speelterrein opgenomen worden.
- e. Het specifieke plan aan de Noordweg 128 voorziet in de aanleg van extra parkeerplaatsen. Verder is het nieuwe bestemmingsplan voor de Noordweg alleen een actualisatie van het geldende bestemmingsplan. Er worden aan de Noordweg, naast de ontwikkeling aan de Noordweg 128, geen nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd, zodat er geen aanknopingspunten zijn om de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen te eisen.
Een bestemmingsplan verplicht ook niet tot het aanleggen van parkeerplaatsen. In een bestemmingsplan is sprake van zogenaamde 'toelatingsplanologie': er wordt omschreven wat op een perceel gebouwd mag worden en hoe het perceel gebruikt kan worden. Maar het is niet mogelijk via een bestemmingsplan bijvoorbeeld een eigenaar te dwingen om op zijn grond ook daadwerkelijk een huis te bouwen.
In dit nieuwe bestemmingsplan voor de Noordweg kunnen wij dus alleen de mogelijkheden scheppen om in de toekomst (mocht zich dit voordoen) nieuwe parkeerplaatsen te realiseren. Dit is bijvoorbeeld mogelijk binnen de bestemming 'verkeer', waarbinnen het mogelijk is parkeerplaatsen te realiseren.
- 3. Familie K. Caljouw, Willem Arondeusstraat 41, 4333 DC Middelburg – mede namens de familie J. Caljouw, Willem Arondeusstraat 31 en familie M. Caljouw, Willem Arondeusstraat 19
- a. Aangegeven wordt dat de gemeente de zienswijzen zoals die waren ingediend bij de vrijstellingsprocedure voor Noordweg 128, mee had moeten nemen in deze procedure;
- b. Verzocht wordt om een schriftelijke bevestiging van de toezeggingen die door de projectontwikkelaar in een eerder overleg tussen omwonenden, projectontwikkelaar en gemeenten zijn gedaan.
- c. Aangegeven wordt dat in de omgeving sprake is van wateroverlast. Deze is met name ontstaan nadat Noordweg 128 niet meer als landbouwgrond in gebruik is en de beplanting langs de brandgang is verwijderd. De overlast wordt veroorzaakt vanwege het verschil in hoogte tussen het perceel Noordweg 128 en de percelen aan de Willem Arondeusstraat. Verzocht wordt om maatregelen te treffen om deze wateroverlast op te lossen.
- d. Verzocht wordt de bestaande haag als grens tussen de percelen te behouden;
- e. In de toelichting wordt gesproken over een groenstrook tussen de toekomstige woningen en de woningen aan de Willem Arondeusstraat. Onduidelijk is wat hiermee wordt bedoeld en wie deze groenstrook in eigendom zal krijgen.
Reactie gemeente:
- a. Formeel gezien is het niet mogelijk de zienswijzen die in de vrijstellingsprocedure waren ingediend, mee te nemen als inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan Noordweg. Het gaat hier om twee verschillende procedures, waarbij een verschillende reactie termijn geldt. Voor het bestemmingsplan Noordweg kon tussen 9 juli en 19 augustus 2010 op het plan gereageerd worden. Het is dan niet mogelijk om brieven uit 2008 in deze procedure mee te nemen. Maar iedereen die in 2008 een zienswijze in de vrijstellingsprocedure had ingediend, is door ons geïnformeerd over het stopzetten van de procedure en de mogelijkheid op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren.
- b. De afspraken die in mei 2009 tussen projectontwikkelaar, gemeente en omwonenden zijn gemaakt, zijn per brief van 29 juli 2010 toegezonden aan degenen die in de vrijstellingsprocedure in 2008 een zienswijze hebben ingediend.
- c. In de hierboven genoemde bespreking van mei 2009 zijn onder andere afspraken gemaakt over een oplossing voor de wateroverlast in de brandgang achter de woningen aan de W. Arondeusstraat. Afgesproken is dat in het pad door de projectontwikkelaar een aantal waterkolken aangelegd worden. Maar deze oplossing voor de wateroverlast is niet iets dat wij in het bestemmingsplan kunnen regelen, omdat dit geen bestemmingsplanmatige consequenties heeft.
- d. In de bespreking in mei 2009 is afgesproken dat de haag de grens zal blijven tussen het projectgebied en de bestaande bebouwing. In een bestemmingsplan worden echter geen kadastrale grenzen geregeld, zodat ook dit onderwerp niet in het bestemmingsplan opgenomen kan worden. Wij raden u aan met de projectontwikkelaar afspraken te maken over inmeting van de percelen bij het Kadaster, zodat de (perceels)grens in het Kadaster vastgelegd wordt.
- e. Het gaat om de bestaande haag tussen Noordweg 128 en de woningen aan de W. Arondeusstraat. Wie de haag in eigendom heeft/krijgt is tussen grondeigenaar en omwonenden. Het eigendom van gronden wordt in het bestemmingsplan niet geregeld.
- 4. G.L.M. van Hoek en J.H. van Hoek-Meijer, Noordweg 376, 4333 KJ Middelburg
- a. De bestaande woning aan de Noordweg 376 valt deels buiten het bouwvlak, zodat deze valt onder de regeling voor aan- en uitbouwen. Aan- en uitbouwen mogen op grond van artikel 10.2.2. een maximale goothoogte van 3 meter hebben. De bestaande woning heeft echter een goothoogte van meer dan 3 meter. Verzocht wordt dat deel van de woning dat een goothoogte van meer dan 3 meter heeft, binnen het bouwvlak te laten vallen.
- b. Op pagina 38 van de toelichting wordt aangegeven dat de bestaande overstort geen hinder veroorzaakt. Deze hinder is er echter wel. Na een zware regenbui drijft in de sloot materiaal uit de riolering en is er sprake van stankoverlast. Verzocht wordt in het bestemmingsplan rekening te houden met de aanleg van een bergbezinkbassin. In verband hiermee wordt verzocht het pad naast de woning niet te bestemmen als verkeersdoeleinden, maar als tuin of erf. Het pad geeft uitsluitend toegang tot de eigen tuin en heeft geen openbare functie.
Reactie gemeente:
- a. Het heeft niet zondermeer onze voorkeur om de volledige woning binnen het bouwvlak te trekken. Dat zou namelijk betekenen dat opnieuw het recht ontstaat om op het erf bij de woning 40 m2 aan bijgebouwen te realiseren. Naar onze mening is dit ongewenst, omdat op het erf al veel bebouwing staat. Daarnaast is het bouwvlak voor deze woning al veel groter dan de bouwvlakken in de omgeving. Het bouwvlak nog eens vergroten door de volledige woning hierin te laten vallen, is naar onze mening een ongewenste ontwikkeling. De oplossing die meneer van Hoek aandraagt (de tuin bestemmen als 'zonder bebouwing') biedt niet echt een oplossing. Binnen de bestemming 'tuin' is weinig bebouwing toegestaan. Daarnaast past deze oplossing niet binnen de systematiek voor bestemmen die de gemeente Middelburg hanteert. Het voorontwerpbestemmingsplan biedt in artikel 10.4.3 de mogelijkheid ontheffing te verlenen voor een grotere hoogte van bijgebouwen. Dit artikel biedt het college van burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, de mogelijkheid ontheffing te verlenen voor bijgebouwen tot een hoogte van 6 meter. De aanbouw is echter hoger dan deze 6 meter. Op de verbeelding zal voor de aanbouw een specifieke hoogte-aanduiding opgenomen worden.
- b. Binnen de bestemming “Verkeer” is het toegestaan om watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding te realiseren. Binnen de bestemming 'tuin' en 'wonen” (erf) is de realisatie van een bergbezinkbassin niet mogelijk, zodat het niet voor de hand ligt dit pad een andere bestemming dan 'verkeer' toe te kennen. Overigens heeft het Waterschap in het recente verleden maatregelen getroffen om wateroverlast door overstort van de riolering te voorkomen. Of deze maatregelen het gewenste effect hebben, zal in de komende jaren blijken. Maar voor zover ons bekend zijn er geen plannen om in de nabije toekomst op deze locatie een bergbezinkbassin aan te leggen.
- 5. Dhr. A. Vermerris, Willem Arondeusstraat 23, 4333 DC Middelburg
- a. Aangegeven wordt dat in de omgeving sprake is van wateroverlast. Deze is met name ontstaan nadat Noordweg 128 niet meer als landbouwgrond in gebruik is en de beplanting langs de brandgang is verwijderd. De overlast wordt veroorzaakt vanwege het verschil in hoogte tussen het perceel Noordweg 128 en de percelen aan de Willem Arondeusstraat. Verzocht wordt om maatregelen te treffen om deze wateroverlast op te lossen.
- b. Verzocht wordt de bestaande haag als grens tussen de percelen te behouden;
- c. In de toelichting wordt gesproken over een groenstrook tussen de toekomstige woningen en de woningen aan de Willem Arondeusstraat. Onduidelijk is wat hiermee wordt bedoeld en wie deze groenstrook in eigendom zal krijgen.
Reactie gemeente:
- a. In mei 2009 zijn in een bespreking tussen projectontwikkelaar, omwonenden en gemeente afspraken gemaakt over een oplossing voor de wateroverlast in de brandgang achter de woningen aan de W. Arondeusstraat. Afgesproken is dat in het pad door de projectontwikkelaar een aantal waterkolken aangelegd worden.
- b. In de bespreking in mei 2009 is afgesproken dat de haag de grens zal blijven tussen het projectgebied en de bestaande bebouwing. In een bestemmingsplan worden echter geen kadastrale grenzen geregeld, zodat dit onderwerp niet in het bestemmingsplan opgenomen kan worden. Wij raden u aan met de projectontwikkelaar afspraken te maken over inmeting van de percelen bij het Kadaster, zodat de (perceels)grens in het Kadaster vastgelegd wordt.
- c. Het gaat om de bestaande haag tussen Noordweg 128 en de woningen aan de W. Arondeusstraat. Wie de haag in eigendom heeft/krijgt is tussen grondeigenaar en omwonenden. Het eigendom van gronden wordt in het bestemmingsplan niet geregeld.
- 6. D.F. Vos, Noordweg 398, 4333 KK Middelburg
- a. Waarom valt de grens van het bestemmingsplan niet gelijk met de grens van het beschermd Stadsgezicht Noordweg? Het is immers de opgave om deze aanwijzing juridisch te vertalen in een bestemmingsplan?
- b. De gebiedzones voor Nieuwe Economische Dragers op bijlage 1 bij de regels zijn niet precies begrensd. Is het de bedoeling deze samen te laten vallen met de bestemming AW-L?
- c. In zone 4 voor de NED's is middels ontheffing of wijziging veel toegestaan. Aangegeven wordt dat vestiging van horeca (zoals restaurant, eethuis of partycentrum) daar niet onder zou moeten vallen. Deze activiteiten verenigen zich niet met het karakter van de Noordweg.
- d. In artikel 10.2.1 onder g is het voorschrift opgenomen dat de voorgevel van een bijgebouw tenminste 3 meter naar achter gesitueerd moet worden ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw. Van dit voorschrift is geen ontheffing mogelijk. De heer Vos geeft aan dat zijn woning al circa 15 meter van de openbare weg gelegen is. Hij verzoekt een ontheffingsmogelijkheid op te nemen, waarmee een garage of schuur gelijk aan de voorgevel van het hoofdgebouw gerealiseerd kan worden.
Reactie gemeente:
- a. De opgave voor dit bestemmingsplan is niet het juridisch vertalen van de aanwijzing tot beschermd Stadsgezicht. Bij deze aanwijzing is door het ministerie geconcludeerd dat de vigerende bestemmingsplannen voldoende bescherming bieden voor het beschermd Stadsgezicht. De opgave voor dit voorontwerpbestemmingsplan is het actualiseren van het bestaande bestemmingsplan Noordweg én het voldoen aan de eis dat voor 1 juli 2013 voor het volledige grondgebied van de gemeente bestemmingsplannen zijn vastgesteld die voldoen aan de digitaliseringsverplichting uit de Wet ruimtelijke ordening.
- b. In bijlage 2 is een kaart opgenomen, waarop met de cijfers 2 en 4 is aangegeven welke gebiedszones voor Nieuwe Economische Dragers binnen het plangebied gelden.
- c. De lijst met mogelijke Nieuwe Economische Dragers die in bijlage 1 is opgenomen, geeft een indicatie van welke NED's mogelijk zijn. Wij zijn van mening dat horeca-ontwikkelingen, onder voorwaarden, binnen het plangebied tot de mogelijkheden moeten behoren. Wij zijn daarom niet bereid de mogelijkheid voor horeca-ontwikkelingen volledig uit het bestemmingsplan te schrappen. Daarbij is het goed in gedachten te houden dat het bij Nieuwe Economische Dragers altijd om kleinschalige ontwikkelingen gaat. Wel zijn wij van mening dat bij een specifieke aanvraag een goede afweging plaats moet vinden of de ontwikkeling op die specifieke locatie mogelijk is. Daarom hebben wij de vestiging van deze horeca-activiteiten gekoppeld aan het voeren van een wijzigingsprocedure. Wij zijn van mening dat deze procedure voldoende ruimte biedt om alle belangen af te wegen.
- d. Inderdaad zijn locaties in het plangebied denkbaar, waarbij realisatie van een bijgebouw 3 meter terugliggend van de voorgevel van het hoofdgebouw niet mogelijk of niet noodzakelijk zijn. In het ontwerpplan zal een ontheffingsmogelijkheid opgenomen worden.
- 7. L. Kole en A. Westveer, Willem Arondeusstraat 17, 4333 DC Middelburg en M. Caljouw, Willem Arondeusstraat 19, 4333 DC Middelburg
- a. Op de aanwezige speelplaats in de Willem Arondeusstraat is een helling aanwezig, waarop kinderen spelen. Door de bestaande begroeiing wordt het zicht belemmerd. Met de extra verkeersbewegingen vanuit de toegangsweg naar Noordweg 128, zou het wenselijk zijn deze helling te verwijderen en de verhoogde stoeprand door te trekken.
- b. Het zou aan te bevelen zijn afspraken te maken over de tijden waarop bouwverkeer naar Noordweg 128 mag rijden, in verband met schoolgaande kinderen. Voorgesteld wordt de aanvang en eindtijden van scholen aan te houden.
- c. Er zou geen sprake zijn van een parkeerdruk aan de Willem Arondeusstraat, zodat geen extra parkeerplaatsen nodig zijn. Er is daarom bezwaar tegen de extra parkeerplaatsen achter de woningen nummers 17 en 19. Gevraagd wordt het aantal extra parkeerplaatsen te reduceren tot 3. Tevens worden een tweetal alternatieven voor nieuw te realiseren parkeerplaatsen voorgesteld:
- 1. Ter hoogte van de woningen 30, 32 en 34 ligt een hoge stoeprand die uitdraaien van de auto bemoeilijkt. Voorgesteld wordt deze hoge stoeprand te verwijderen, de breedte van de stoep zoals bij de woningen nrs 18 tot en met 26 te handhaven en op deze plaats 3 extra parkeerplaatsen te realiseren;
- 2. Naast woning nr 15 is een voorziening voor 5 plaatsen. Als de grond geëgaliseerd zou worden en beplanting wordt verwijderd, zouden wellicht nog 5 plaatsen aangelegd kunnen worden.
Reactie gemeente:
- a. De inrichting van het parkeerterrein aan de W. Arondeusstraat en de helling waar over gesproken wordt, is niet iets dat in een bestemmingsplan geregeld kan worden. Uw suggestie is aan ons Ingenieursbureau doorgegeven.
- b. Ook de afspraken rondom bouwverkeer is niet iets dat in het bestemmingsplan geregeld kan worden. In een overleg dat in mei 2009 tussen projectontwikkelaar, omwonenden en gemeente heeft plaatsgevonden is door de projectontwikkelaar toegezegd dat hij met de aannemer over het bouwverkeer zal overleggen. Daarbij zal gekeken worden of het mogelijk is bepaalde rijtijden aan te houden in verband met schoolgaande en spelende kinderen. De projectontwikkelaar zal na dit overleg met de aannemer terugkoppelen hierover richting de omwonenden.
- c. Door de aanleg van de toegangsweg komen een aantal parkeerplaatsen op de parkeerplaats te vervallen. Deze worden gecompenseerd door de aanleg van de parkeerplaatsen langs de toegangsweg tot de 3 nieuwe kavels. Daarnaast zijn voor bezoekers van deze nieuwe kavels parkeerplaatsen benodigd. Wij bestrijden dat er geen behoefte zou zijn aan deze extra parkeerplaatsen. Het eerste alternatief (verwijdering stoeprand) biedt onvoldoende ruimte om de benodigde parkeerplaatsen te realiseren. Het tweede aangedragen alternatief is naar onze mening vanuit een ruimtelijk oogpunt minder gewenst. Niet alleen moeten voor dit alternatief nog meer bomen gekapt worden, wat zorgt voor een afname van groen in de wijk, maar met dit alternatief wordt onevenredig veel druk neergelegd bij woning nr. 15. Door de parkeerplaatsen langs de toegangsweg te situeren is de ruimte tot de omliggende woningen groter en het risico op eventuele overlast kleiner. Daarnaast is er langs de toegangsweg voldoende ruimte om de parkeerplaatsen te realiseren.
- 8. SRK Rechtsbijstand (namens R. Kerkhoff, Noordweg 152-154), Postbus 3020, 2700 LA Zoetermeer
- a. Achter de percelen aan de Noordweg zou een toegangsweg worden aangelegd van twee meter breed en toegankelijk voor auto's. Deze weg zou alleen toegankelijk zijn voor bestemmingsverkeer. Deze weg is in het voorontwerpbestemmingsplan niet opgenomen. Verzocht wordt de weg in het ontwerpplan alsnog op te nemen.
- b. Verzocht word in de regels voor de bestemming “tuin” een verbod op te nemen, dat het houden van paarden en kleinvee verboden is.
- c. De Noordweg biedt weinig ruimte voor kinderen om te spelen. Verzocht wordt in het plan ruimte te bestemmen voor speelruimte of de bestaande speeltuin in de Willem Arondeusstraat op te knappen en weer aantrekkelijk te maken voor kinderen.
- d. In de Noordweg is sprake van parkeerproblematiek. Verzocht wordt in het bestemmingsplan te voorzien in de realisatie van extra parkeerplaatsen waarmee deze problematiek opgelost kan worden.
Reactie gemeente:
- a. Abusievelijk is deze toegangsweg inderdaad niet op de verbeelding opgenomen. In het ontwerpplan wordt de weg alsnog ingetekend en wordt de bestemming 'verkeer' toegekend.
- b. Op zich is het mogelijk binnen bestemmingen een verbod op het houden van kleinvee op te nemen. Maar dit kan alleen onder twee voorwaarden:
- 1. indien op voorhand al niet duidelijk is dat het houden van kleinvee strijdig is met de bestemming;
- 2. een dergelijk algeheel gebruiksverbod kan alleen opgenomen worden voor het gehele plangebied. Het is niet mogelijk het gebruiksverbod alleen van kracht te verklaren voor de drie te realiseren kavels aan de Noordweg 128.
Daarnaast voorziet de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening in artikel 2.4.20 in regels over het houden van dieren. In lid 1 van dit artikel staat namelijk opgenomen: Het is verboden één of meer dieren te houden die voor de omgeving schadelijk of hinderlijk blijven te zijn, dan wel één of meer dieren te houden op een voor de omgeving schadelijke of hinderlijke wijze.
Wij zijn van mening dat het ongewenst is om voor het gehele plangebied een gebruiksverbod op te nemen voor wat betreft het houden van kleinvee. Binnen het plangebied zijn percelen aanwezig, waar het houden van enkele stuks kleinvee zonder enige hinder voor omwonenden plaats zou kunnen vinden.
Het opnemen van een verbod voor slechts 3 percelen in het plangebied, creëert een vorm van rechtsongelijkheid die niet toegestaan is en die wij ook niet wenselijk vinden.
In het bestemmingsplan zal daarom geen gebruiksverbod voor het houden van kleinvee opgenomen worden. Met de bepaling dat de realisatie dat geen paardenbak is toegestaan, wordt in ieder geval het houden van paarden tegengegaan. Daarnaast gaan wij ervan uit dat de bepalingen in de APV voldoende houvast bieden om eventuele hinder voor omwonenden tegen te gaan.
- c. Het perceel aan de Noordweg 128 is niet in eigendom van de gemeente, maar van een particuliere eigenaar. Wij kunnen een particuliere eigenaar niet verplichten een openbaar speelterrein op zijn eigendom aan te leggen. Daarnaast is het opknappen van de speeltuin in de Willem Arondeusstraat iets dat niet in het bestemmingsplan geregeld kan worden.
- d. Het specifieke plan aan de Noordweg 128 voorziet in de aanleg van extra parkeerplaatsen.
Verder is het nieuwe bestemmingsplan voor de Noordweg alleen een actualisatie van het geldende bestemmingsplan. Er worden aan de Noordweg, naast de ontwikkeling aan de Noordweg 128, geen nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd, zodat er geen aanknopingspunten zijn om de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen te eisen.
Een bestemmingsplan verplicht ook niet tot het aanleggen van parkeerplaatsen. In een bestemmingsplan is sprake van zogenaamde 'toelatingsplanologie': er wordt omschreven wat op een perceel gebouwd mag worden en hoe het perceel gebruikt kan worden. Maar het is niet mogelijk via een bestemmingsplan bijvoorbeeld een eigenaar te dwingen om op zijn grond ook daadwerkelijk een huis te bouwen.
In dit nieuwe bestemmingsplan voor de Noordweg kunnen wij dus alleen de mogelijkheden scheppen om in de toekomst (mocht zich dit voordoen) nieuwe parkeerplaatsen te realiseren. Dit is bijvoorbeeld mogelijk binnen de bestemming 'verkeer', waarbinnen het mogelijk is parkeerplaatsen te realiseren.
- 9. G.J. Schmitz, Noordweg 355, 4333 KB Middelburg
Verzocht wordt achter de woning van Noordweg 367 de plangrens aan te passen en het stuk grond achter de woning als 'tuin' te bestemmen. Deze grond is onlangs bijgekocht.
Reactie gemeente:
De plangrens wordt zoals verzocht aangepast. De gronden krijgen de bestemming “tuin” toegekend.
- 10. D.G. Schmidz, Ooststraat 3, 4333 KP Middelburg
- a. Een deel van het erf bij Ooststraat 3 valt in het bestemmingsplan Buitengebied. De grens van het bestemmingsplan Noordweg en het bestemmingsplan buitengebied sluiten hier niet op elkaar aan. Verzocht wordt de plangrens gelijk te trekken met de kadastrale grens.
- b. Achter de woning Oostraat 3 staat een garage. Deze valt nu volledig binnen de bestemming 'tuin'. Verzocht wordt de bestemming zo aan te passen dat de garage binnen de bestemming 'wonen' valt.
Reactie gemeente:
- a. De grenzen van beide bestemmingsplannen sluiten precies op elkaar aan. Een deel van het erf valt dus nu ook al in het bestemmingsplan Buitengebied. Maar er zijn geen ruimtelijke bezwaren om de plangrens van het bestemmingsplan Noordweg gelijk te trekken met de kadastrale grens van Ooststraat 3.
- b. De betreffende garage valt slechts gedeeltelijk in de bestemming 'tuin'. De garage valt voor het overgrote deel binnen de bestemming 'wonen'. De lijn van het bestemmingsvlak 'wonen' maakt nu een inspringing ter plaatse van de garage. De lijn van het bestemmingsvlak zal hier recht worden getrokken, zodat de garage volledig binnen 'wonen' valt.
- 11. A.S. Bommeljé, Noordweg 422, 4333 KL Middelburg
- a. Uit hoofdstuk 1 ad 1 en 2 wordt niet duidelijk of hiermee wordt bedoeld dat enkel legaal bestaand gebruik en legaal bestaande functies worden vastgelegd. Daarnaast wordt uit dit hoofdstuk niet duidelijk voor welke gebieden een vrijstellingsprocedure is doorlopen;
- b. In hoofdstuk 2 zou het besluit tot aanwijzing Beschermd Stadsgezicht Noordweg in zijn geheel opgenomen moeten worden.
- c. In hoofdstuk 3 wordt gesteld dat het rioleringsgebied Noordweg voldoet aan de basisinspanning. De heer Bommeljé stelt dat door het ontsnappen van rioolgassen een voor omwonenden onhoudbare situatie ontstaat.
- d. Aangegeven wordt dat de caravanstalling aan de Noordweg 376 een illegaal bedrijf zou zijn dat niet bij de Kamer van Koophandel ingeschreven is. De caravanstalling in de kas aan het Hoogelandsewegje 2 is een oneigenlijk gebruik van deze kas.
- e. De heer Bommeljé is van mening dat een caravanstalling niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging opgenomen moet worden, omdat dit in het plangebied niet gewenst is. In verband hiermee wordt verzocht om in de Staat van Bedrijfsactiviteiten de caravanstalling te schrappen en in de lijst met Nieuwe Economische Drager (bijlage 1 bij de regels) de mogelijkheid om de opslag van caravans en boten toe te staan, te schrappen.
- f. Verzocht wordt artikel 3.1 onder d te schrappen.
- g. Verzocht wordt aan artikel 20.2 onder a toe te voegen “legaal bij het gebruik/legaal gebruik”.
- h. Verzocht wordt om uitleg van de letters MIP bij het overzicht cultuurhistorisch waardevolle panden. Tevens wordt gevraagd naar de betekenis hiervan voor de woningeigenaren.
- i. Aangegeven wordt dat de uitbreiding van de oorspronkelijke bedrijfswoning op het perceel Noordweg 376 illegaal heeft plaatsgevonden en niet op de plankaart aangegeven zou moeten worden. Tevens wordt aangegeven dat de landbouwschuur achter de woning Noordweg 376 illegaal verbouwd is tot orthopedagogische praktijkruimte. Deze loods zou niet de bestemming 'wonen' moeten krijgen. De situatie op dit perceel zou in de oorspronkelijke staat teruggebracht moeten worden.
Reactie gemeente:
- a. In paragraaf 1.2 wordt hierop duidelijk ingegaan. Het gaat te ver om alle verleende vrijstellingen in het plangebied in de toelichting op te sommen. De Wet ruimtelijke ordening bevat geen verplichting een dergelijke lijst in de toelichting op te nemen. Een lijst van vrijstellingen heeft ook geen toegevoegde waarde. De vrijstellingen zijn verleend en zijn gepubliceerd geweest ten tijde van de aanvraag. De verleende vrijstellingen zijn nu in het bestemmingsplan overgenomen.
- b. Een verwijzing naar het besluit tot aanwijzing in de toelichting is naar onze mening voldoende. Overigens is het aanwijzingsbesluit wel als bijlage aan de toelichting toegevoegd.
Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aangegeven in welk bestemmingsplan de aanwijzing tot Beschermd Stadsgezicht nu geregeld is. Dat is in het inmiddels onherroepelijk bestemmingsplan Buitengebied Middelburg en in dit voorontwerpbestemmingsplan voor de Noordweg. Het feit dat de Minister ten tijde van de aanwijzing concludeerde dat de vigerende bestemmingsplannen voldoende in de bescherming voorzagen, doet dan niet meer ter zake.
- c. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving van het watersysteem gegeven in het kader van de waterparagraaf. Het Waterschap heeft schriftelijk aangegeven met deze paragraaf in te kunnen stemmen, mits in hoofdstuk 3 aangevuld wordt dat in het recente verleden aan de Noordweg maatregelen zijn getroffen om wateroverlast door overstort van riolering te voorkomen. Of de maatregelen het gewenste effect hebben, zal in de komende jaren moeten blijken.
- d. Wij delen de mening niet dat het gebruik van de kas aan het Hoogelandsewegje als caravanstalling een vorm van oneigenlijk gebruik is. Het gaat hier om voormalige agrarische bebouwing, die niet meer voor een agrarisch bedrijf gebruikt wordt. Er zijn geen plannen voor sloop, zodat gekeken moet worden naar een goede bestemming voor de kas. De eigenaar heeft verzocht deze kas als caravanstalling te mogen gebruiken.
Het gemeentelijk en provinciaal beleid voor Nieuwe Economische Dragers biedt ruimte om (caravan)opslag/stalling toe te staan binnen voormalige agrarische bebouwing. In de lijn van dit beleid zijn wij van mening dat een caravanstalling in deze kas een passend gebruik is. Hetzelfde gaat op voor de caravanstalling aan de Noordweg 376.
- e. Wij zijn van mening dat de ruimtelijke impact van een caravanstalling in bedrijfsgebouwen minimaal is. Wij zijn van mening dat deze vorm van opslag onder voorwaarden in het plangebied past.
De mogelijkheden om caravanstalling toe te staan, binnen de staat van bedrijfsactiviteiten en de lijst Nieuwe Economische Dragers wordt gehandhaafd.
- f. Zoals aangegeven onder ad 4 en ad 5 zijn wij van mening dat het gebruik als caravanstalling ruimtelijk gezien aanvaardbaar is. Dit artikellid zal niet worden geschrapt.
- g. Deze overgangsbepalingen hanteert de gemeente Middelburg in alle geactualiseerde bestemmingsplannen. In die gevallen waar sprake is van een strijdig gebruik, maar niet handhavend door de gemeente is opgetreden, mag het gebruik worden voortgezet. Echter een wijziging in het strijdig gebruik is niet toegestaan. Het illegale gebruik mag dus niet worden vergroot.
- h. De aanduiding MIP staat voor het Monumenten Inventarisatie Project van de Provincie Zeeland. In deze inventarisatie is door de provincie aangegeven welke panden, naast de rijksmonumenten, zij beeldbepalende panden vindt.
Dat een pand in deze MIP-inventarisatie is opgenomen heeft voor de eigenaren geen (juridische) gevolgen.
- i. Wij zijn van mening dat de ontwikkelingen die in de afgelopen jaren op dit perceel hebben plaatsgevonden vanuit een ruimtelijk oogpunt acceptabel zijn, zoals wij in de afgelopen jaren hebben laten blijken door meerdere pogingen deze bouw te legaliseren. Wij hebben besloten de illegaal op dit perceel aanwezige situaties middels dit bestemmingsplan te legaliseren. Daarom is aan de verbouwde schuur de bestemming 'wonen' toegekend en is de bestemming 'wonen' rondom de woning zodanig ingetekend dat de woning binnen het bestemmingsvlak valt. Daarbij is het bouwvlak zodanig ingetekend, dat een deel van de gerealiseerde uitbreiding op het erf bij de woning valt. Dat betekent dat bij deze woning weinig mogelijkheden resteren om erfbebouwing te realiseren.
- 12. Erven Alewijnse (C.P. Alewijnse), Gen. Hakewill Smithlaan 10, 4333 BW Middelburg
- a. Verzocht wordt in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen (en op de plankaart in te tekenen) om in de tuin van Noordweg 174 een garage van 40 m2 te bouwen;
- b. Verzocht wordt de bestaande schuur, die gerestaureerd of na sloop herbouwd wordt, in te tekenen op de plankaart. Tevens wordt verzocht het mogelijk te maken dat deze schuur en de woning op kavel 3a circa 3 meter in noordelijke richting verplaatst kunnen worden, zodat meer ruimte komt tussen de aanwezige heg en de schuur;
- c. Verzocht wordt het aan te leggen toegangspad achter de woningen aan de Noordweg op de plankaart in te tekenen en de bestemming als 'verkeer'.
- d. Een aantal eigenaren van de woningen aan de Noordweg kopen een stukje grond als uitbreiding van hun erf. Verzocht wordt dit aan te kopen stuk grond te bestemmen als 'wonen', zodat het mogelijk is om bouwwerken op de grond te realiseren;
- e. Verzocht wordt de bouw van 7 garages en de realisatie van 9 parkeerplaatsen in het bestemmingsplan op te nemen. Aangegeven wordt dat dit toegezegd zou zijn door de behandelend medewerker.
Reactie gemeente:
- a. Het aangegeven gebied zal op de plankaart voor 'wonen' bestemd worden, maar niet als specifiek bouwvlak opgenomen worden. Binnen de bestemming 'wonen' mag op erf maximaal 40 m² aan erfbebouwing gerealiseerd worden.
- b. Het slopen van de bestaande schuur is naar onze mening geen optie. In een bespreking tussen projectontwikkelaar, gemeente en omwonenden is door de projectontwikkelaar aan omwonenden toegezegd dat de bestaande schuur in de volle glorie gerestaureerd zal worden. Sloop en herbouw op een andere locatie is dus niet aan de orde.
Ook verplaatsen van de locatie van de woning is naar onze mening ongewenst. In overleggen met bewoners zijn sinds 2008 steeds tekeningen overlegd waarop de huidige locatie voor kavel 3a is aangegeven. Wij vinden het niet correct de locatie van de woning op dit moment in de procedure nog te wijzigen.
- c. Het toegangspad achter de woningen aan de Noordweg zal op de plankaart aangegeven worden met de bestemming 'verkeer'.
- d. De betreffende stukjes grond zullen bestemd worden als 'wonen'. Dat betekent dat deze stukken grond tot het erf van de woningen gaan behoren. Op het erf mag volgens het bestemmingsplan maximaal 40 m² aan erfbebouwing gerealiseerd worden.
- e. De te realiseren parkeerplaatsen aan de toegangsweg richting de Willem Arondeusstraat zullen op de plankaart opgenomen worden met de bestemming 'verkeer'. De geplande garages zullen niet op de plankaart opgenomen worden. Door de projectontwikkelaar is immers tijdens de bijeenkomsten in mei 2009 aan omwonenden toegezegd dat deze garages niet gerealiseerd zullen worden.
Bestreden wordt dat door de behandelend medewerkster toezeggingen gedaan zouden zijn over het intekenen van de garages op de plankaart. In het gesprek met de heer de Ruijter en de heer Louwerse is slechts aangegeven dat ontbrekende zaken middels een inspraakreactie onder de aandacht gebracht konden worden en dat dan door de gemeente bekeken zou worden of één en ander inderdaad in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
- 13. Mevrouw Verbrugge-Rijkse, Willem Arondeusstraat 25, 4333 DC Middelburg en mevrouw A. Eckhart-Schellings, Willem Arondeusstraat 27, 4333 DC Middelburg
- a. In het bestemmingsplan zou gesproken worden over het terugplaatsen van de bestaande erfafscheiding aan de zijde van de Willem Arondeusstraat met circa 1 meter. Daarnaast wordt gesproken over de verkoop van grond aan de bewoners van de Arondeusstraat. De bewoners onderhouden de bestaande haag al 20 tot 25 jaar en beroepen zich op verkrijgende verjaring.
- b. Aangegeven wordt dat regelmatig sprake is van wateroverlast, omdat de grond op het perceel Noordweg 128 hoger ligt dan de omliggende gronden. Geëist wordt dat in het bestemmingsplan hiervoor een oplossing opgenomen wordt.
- c. Aangegeven wordt dat de geplande woningen verschoven zouden zijn ten opzichte van eerdere tekeningen, waardoor een woning nu vrijwel geheel achter woning nummer 27 staat. Dit zal ten koste gaan van de avondzon-inval in woning nummer 27. Verzocht wordt de woningen op hun oorspronkelijke locatie te projecteren.
- d. Aangegeven wordt dat goede afspraken gemaakt moeten worden over de aanvoerroutes voor bouwverkeer.
- e. Aangegeven wordt dat bewoners van de Noordweg nu af en toe hun auto parkeren op het terrein aan de Willem Arondeusstraat. Als de bewoners van de Noordweg straks een vrije achterom hebben, zullen zij vaker hier parkeren. Bij de drie te realiseren woningen aan de Noordweg 128 zouden daarom meer parkeervakken gerealiseerd moeten worden, om voldoende parkeerruimte voor de bewoners van de Willem Arondeusstraat te houden.
- f. Verzocht wordt in het bestemmingsplan op te nemen dat de 3 te bouwen woningen in dezelfde stijl worden gebouwd.
Reactie gemeente:
- a. In de toelichting van het bestemmingsplan staat niets opgenomen over het terugplaatsen van de bestaande erfafscheiding. De verkoop/het eigendom van grond is niet iets dat in het bestemmingsplan geregeld wordt. Dit is een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen projectontwikkelaar en omwonenden.
- b. In mei 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen projectontwikkelaar, omwonenden en gemeente. Tijdens deze bespreking zijn onder andere afspraken gemaakt over een oplossing voor de wateroverlast in de brandgang achter de woningen aan de W. Arondeusstraat. Afgesproken is dat in het pad door de projectontwikkelaar een aantal waterkolken aangelegd worden. Maar deze oplossing voor de wateroverlast is niet iets dat wij in het bestemmingsplan kunnen regelen, omdat dit geen bestemmingsplanmatige consequenties heeft.
Overigens zal de projectontwikkelaar toestemming moeten krijgen van de eigenaar van de brandgang om de waterkolken aan te leggen. Als deze brandgang in eigendom is van de bewoners van de Willem Arondeusstraat, raden wij u aan in overleg te treden met de projectontwikkelaar en afspraken te maken over aanleg, onderhoud en eigendom van deze waterkolken. Als gemeente zijn wij hierin echter geen partij.
- c. De woningen zijn inderdaad een klein stukje verschoven. Deze verschuiving is slechts minimaal. Overigens komt de woning slechts voor een klein deel achter Willem Arondeusstraat 27 te staan. Het is niet zo dat de woning vrijwel geheel achter nummer 27 gesitueerd wordt.
- d. Ook de afspraken rondom bouwverkeer is niet iets dat in het bestemmingsplan geregeld kan worden. In een overleg dat in mei 2009 tussen projectontwikkelaar, omwonenden en gemeente heeft plaatsgevonden is door de projectontwikkelaar toegezegd dat hij met de aannemer over het bouwverkeer zal overleggen. Daarbij zal gekeken worden of het mogelijk is bepaalde rijtijden aan te houden in verband met schoolgaande en spelende kinderen. De projectontwikkelaar zal na dit overleg met de aannemer terugkoppelen hierover richting de omwonenden.
- e. Het bouwplan voor de Noordweg 128 voorziet ook in extra parkeerplaatsen. Aan de toegangsweg die uitkomt op het parkeerterreintje aan de Willem Arondeusstraat worden extra parkeerplaatsen aangelegd, zodat in deze behoefte voorzien wordt.
- f. In een bestemmingsplan wordt alleen geregeld waar een woning gebouwd mag worden en wat de toegestane oppervlakte- en hoogtematen van de woning zijn. Hoe een woning er precies uit komt te zien is een zaak van welstand. De bouwplannen moeten voorgelegd worden aan de welstandscommissie. Deze zal toetsen of de plannen voldoen aan de welstandsnota. Deze toets moet overigens nog plaatsvinden als de daadwerkelijke aanvraag bouwvergunning wordt ingediend.
- 14. W. Oving (President Rooseveltlaan 1, 4333 SC Middelburg), F. Geers (President Rooseveltlaan 3, 4333 SC Middelburg) en A. de Ruiter (President Rooseveltlaan 5, 4333 SC Middelburg)
- a. Er worden vraagtekens gesteld bij de keuze om een nieuwe brandweerkazerne te situeren binnen een agrarisch gebied met landschappelijke waarden. Het gebied fungeert volgens de gemeentelijke Kwaliteitsatlas als groene long. Een vestiging van een bedrijf past daar niet binnen. De vestiging van dit bedrijf past niet binnen het provinciaal Omgevingsplan. Dit plan schrijft een clustering van bedrijven op bedrijventerreinen voor. Verder wordt een landschappelijke inpassing voor bedrijven voorgeschreven.
- b. In de toelichting van het bestemmingsplan ontbreekt een onderbouwing voor de gekozen locatie vanuit een stedenbouwkundig oogpunt.
- c. Het gebouw van deze afmetingen zal beeldbepalend voor de omgeving zijn.
- d. Gesteld wordt dat er sprake is van een drietal alternatieven:
- 1. de heer de Nood zou bereid zijn om de bestaande tijdelijke locatie aan te passen naar de gewenste maatstaven;
- 2. de heer de Nood zou aan de gemeente aangeboden hebben om op zijn terrein, naast de loods die nu als tijdelijke brandweerkazerne in gebruik is, een nieuwe kazerne te bouwen. Kosten van deze bouw zouden dan voor rekening van de heer de Nood komen;
- 3. het gemeentelijk opslagterreintje op de hoek Laan der Verenigde Naties-Walcherseweg (de gronden Petiet).
- e. Verzocht wordt een kopie van het locatieonderzoek voor de brandweerkazerne toe te sturen.
Reactie gemeente:
- a. In de herijking van de Kwaliteitsatlas die op 18 januari 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld, is deze locatie weliswaar nog aangegeven als agrarisch gebied, maar niet als onderdeel van het waardevol groen of de groenboulevard. Het gebied is daarmee niet specifiek aangewezen als een te behouden groengebied.
Daarnaast valt dit gebied in het 'bestaand bebouwd gebied' zoals aangegeven in het Omgevingsplan. In het provinciaal beleid is als taakstelling gesteld dat ontwikkelingen met name moeten plaatsvinden binnen het bestaand bebouwd gebied. De ontwikkeling van deze locatie past daarmee binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid.
Als gemeente hebben wij plannen om tussen de locatie van de nieuwe brandweerkazerne en de Noordweg een aantal nieuwe woningen te realiseren. Het gaat hier om een kleinschalige ontwikkeling. De plannen voor de bouw van deze woningen zijn echter nog niet zover gevorderd, dat deze al in het nieuwe bestemmingsplan voor de Noordweg opgenomen konden worden. Omdat er enige haast is met het vinden van een permanente oplossing voor de brandweerkazerne is er voor gekozen om deze ontwikkelingen wel vast mee te nemen in het nieuwe bestemmingsplan voor de Noordweg. De huisvesting van de kazerne in de agrarische loods aan de Noordweg is slechts een tijdelijke oplossing. Deze loods voldoet niet aan de Arbo-eisen die aan een brandweerkazerne gesteld worden, zodat een definitieve oplossing gevonden moet worden.
Bij de locatiekeuze voor de brandweerkazerne is nu vast rekening gehouden met de bouw van een aantal woningen tussen de brandweerkazerne en de Noordweg. Hoewel de locatie van de brandweerkazerne nu vrij ver van de bebouwing af lijkt te liggen, komt deze bij realisatie van de nieuwe woningen aansluitend aan bebouwing te liggen.
Overigens is een brandweerkazerne geen bedrijf in de zin dat deze op een bedrijventerrein gesitueerd zou moeten worden. Een brandweerkazerne is een maatschappelijke voorziening, waarbij een norm voor de opkomsttijd gehanteerd wordt. Het is onmogelijk om alle brandweerkazernes op bedrijventerreinen te situeren en daarnaast ook de norm opkomsttijd te kunnen halen.
De verwijzing naar het Omgevingsplan is in dit geval niet aan de orde, omdat het in dit geval niet gaat om een bedrijf.
In de landschappelijke inpassing van de kazerne is in het bestemmingsplan voorzien, door een groensingel rondom het bouwvlak in te tekenen. Deze groensingel wordt groen ingericht, waardoor de kazerne aan het oog wordt onttrokken.
- b. Bij de afweging voor een nieuwe locatie voor een brandweerkazerne spelen naast stedenbouwkundige afwegingen, ook afwegingen ten aanzien van de norm opkomsttijd. Naar deze afwegingen wordt in paragraaf 2.2 van het bestemmingsplan verwezen. Vanuit een ruimtelijk perspectief zijn wij van mening dat de ontwikkeling van de brandweerkazerne op deze plaats, mede gezien de plannen voor woningbouw aansluitend aan deze locatie, acceptabel is.
In de bijlage van het bestemmingsplan is een onderzoek opgenomen naar de effecten van de bouw van de kazerne op landschap en natuur. Conclusie van dit onderzoek is dat geen nadelige effecten te verwachten zijn.
- c. Een definitief ontwerp van de brandweerkazerne is nog niet gereed, maar het gebouw zal maximaal 500 m2 groot zijn. Waarschijnlijk wordt het gebouw kleiner. De hoogte van maximaal 7 meter is noodzakelijk om de brandweervoertuigen in de kazerne te kunnen stallen. Overigens zal het gebouw alleen aan de voorzijde deze hoogte krijgen. Aan de achterzijde worden kantoorfuncties etc. gesitueerd. Deze zijde van het gebouw zal naar verwachting slechts 3,5 meter hoog zijn.
Het is bedoeling een soort brandweerkazerne te realiseren, zoals onder andere ook in Serooskerke (Walcheren) is gerealiseerd.
- d. De genoemde alternatieven op gronden van de heer de Nood verbazen ons. De heer de Nood heeft dit aanbod niet aan de gemeente, noch aan de brandweer gedaan, zodat wij in de toelichting van het bestemmingsplan niet op deze alternatieven ingegaan zijn.
Wij zullen per locatie in gaan op de genoemde alternatieven:
- 1. aanpassing bestaande loods: de bestaande loods voldoet niet aan de specificatie, onder andere vanuit de Arbo-wetgeving. Aanpassing van deze loods is eigenlijk alleen mogelijk door de bestaande loods volledig te verbouwen;
- 2. bouw nieuwe loods op het erf van de heer de Nood voor kosten van de heer de Nood: wij vragen ons af in hoeverre de heer de Nood beseft wat deze bouw precies in zal houden. Een nieuwe kazerne, die voldoet aan alle eisen, houdt meer in dan de bouw van een simpele loods. De investering die hiervoor gedaan moet worden is hoog. De brandweer zoekt een permanente oplossing. Dit is nog eens door het bestuur bekrachtigd in hun vergadering van 26 augustus 2010. Een optie waarbij een huurcontract getekend moet worden voor een locatie op de gronden van de heer de Nood, lijkt hierbij niet aan te sluiten, aangezien de heer de Nood spreekt over een langdurig huurcontract, niet over een permanente oplossing. Inmiddels heeft overleg met de heer de Nood plaatsgevonden. Daarbij is uitgelegd aan welke eisen een nieuwe loods moet voldoen. Na dit gesprek kwam de heer de Nood in ieder geval terug op zijn opmerking dat de nieuwe loods op zijn kosten gebouwd zou kunnen worden. Daarmee is het argument van kostenbesparing niet langer aan de orde. De locatie naast de oprit is daarnaast niet groot genoeg om ook de benodigde parkeerplaatsen te realiseren. De enige oplossing voor parkeren zou kunnen zijn om te parkeren direct achter de woningen aan de Noordweg. Wij zijn echter van mening dat dit ongewenst is. Dit zal mogelijk tot teveel overlast voor de bewoners aan de Noordweg leiden. Tot slot voldoet de huidige oprit naar het perceel niet voor een permanente oplossing.
- 3. Opslagterreintje hoek Laan der Verenigde Naties/Walcherseweg: Deze locatie is vanuit meerdere opzichten geen goed alternatief. Ten eerste is bij de zoektocht naar een locatie voor de nieuwe kazerne aangegeven dat de Sandberglaan de grens van het zoekgebied is. De vrijwilligers voor de post Middelburg-Noord wonen grotendeels ten oosten van de Sandberglaan. Als de vrijwilligers bij een oproep eerst de Sandberglaan moeten passeren om de brandweerkazerne te bereiken, zal de norm opkomsttijd niet gehaald kunnen worden. De vrijwilligers zijn specifiek geworven met de gedachte dat de Sandberglaan de grens van het zoekgebied was. Deze locatie is dus ongunstig gezien de woonadressen van de vrijwilligers. Daarnaast is deze locatie gelegen direct bij een druk kruispunt met verkeerslichten. Verkeerstechnisch gezien is het ongewenst om zo dicht op een dergelijk kruispunt een ontsluiting van een brandweerkazerne te situeren. Bij een oproep zouden de brandweervoertuigen direct het drukke kruispunt opdraaien, zodat een verkeersonveilige situatie ontstaat.
Tegen alle genoemde alternatieven bestaan daarmee bezwaren. Deze locaties zijn dus geen alternatief voor de brandweerkazerne.
- e. Een kopie van dit onderzoek is aan de drie reclamanten per brief van 1 september 2010 verzonden.
5.2.2 Resultaten overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Tijdens de inspraaktermijn is het voorontwerpbestemmingsplan Noordweg verstuurd voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro. De volgende organisaties en instanties hebben een reactie gegeven.
- 1. Gedeputeerde Staten van Zeeland, Postbus 165, 4330 AD Middelburg
- a. De tekst in bijlage 3 (Archeologie) is gebaseerd op de Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren 2006, terwijl in 2008 een evaluatie van kracht is geworden. Hierdoor staat bij de middelhoge verwachtingswaarde foutief opgenomen dat binnen bestaand bebouwd gebied een vrijstelling geld voor archeologisch onderzoek. Ook ontbreekt een beschrijving van de regels die gelden voor archeologisch waardevolle stads- en dorpskernen.
- b. Artikel 11.3.1b maakt het aanlegverbod uit artikel 11.3.1a overbodig.
- c. In artikel 11.3.1 en 12.3.1 mist het verbod tot aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
- d. Op de plankaart zijn de AMK-terreinen uit de Walcherse Archeologische beleidsadvieskaart niet opgenomen. Verzocht wordt deze alsnog op te nemen.
- e. Een deel van een nieuw te ontwikkelen natuurgebied bij Brigdamme is onterecht als tuin bestemd. In het bestemmingsplan buitengebied zou dit terrein bestemd zijn met een ALN-bestemming, waarbij met een wijzigingsbevoegdheid de bestemming naar 'natuur' gewijzigd kan worden. Verzocht wordt deze bestemming te handhaven.
Reactie gemeente:
- a. Abusievelijk staat inderdaad een verouderde tekst opgenomen. In het ontwerpplan zullen toelichting en regels op het meest recente beleidsstuk aangepast worden.
- b. De strekking van artikel 11.3.1a is naar onze mening anders dan die van artikel 11.3.1b. Artikel 11.3.1 b gaat uitsluitend over het ophogen van gronden. Artikel 11.3.1a gaat ook over werkzaamheden als diepploegen, egaliseren etc.
- c. Deze werkzaamheden vallen onder de bepalingen van artikel 11.3.1a. Hierin wordt gesproken over grondbewerking, waaronder het afgraven. Hier vallen dus ook werkzaamheden aan sloten, vijvers etc. onder.
- d. De betreffende terreinen zullen op de plankaart opgenomen worden.
- e. De plangrens zal in deze hoek worden aangepast aan de plangrens van het bestemmingsplan Buitengebied, zodat de betreffende gronden onder het regime van het bestemmingsplan Buitengebied blijven vallen.
- 2. Ministerie van VROM, Vrom-Inspectie Zuid-West, Postbus 29036, 3001 GA Rotterdam
Aangegeven wordt dat het plan de rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.
Reactie gemeente:
Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen
- 3. Waterschap Zeeuwse Eilanden, Postbus 1000, 4330 ZW Middelburg
Aangeven wordt dat aan de Noordweg een aantal woningen lager liggen dan de weg. Hierdoor kan wateroverlast ontstaan. In het recente verleden zijn maatregelen getroffen om wateroverlast door overstort van de riolering te voorkomen. Of de maatregelen het gewenste effect hebben, zal in de komende jaren blijken. Geadviseerd wordt in de waterparagraaf melding te maken van deze situatie.
Reactie gemeente:
De waterparagraaf zal op dit punt aangevuld worden.
- 4. Veiligheidsregio Zeeland, Postbus 8016, 4330 EA Middelburg
Aangegeven wordt dat alle relevante risicobronnen zijn beschouwd. Wel wordt nog meegegeven dat onder het kopje 'gevaarlijke stoffen' verwezen wordt naar een verouderde circulaire. Op 1 januari 2010 is een nieuwe circulaire in werking getreden. Voor de verantwoording van het groepsrisico zal dit niet van invloed zijn, mede omdat de huidige N57 als route gevaarlijke stoffen komt te vervallen.
Reactie gemeente:
De toelichting zal aan de hand van de meest recente circulaire worden aangepast.
5.3 Financiële Uitvoerbaarheid
Gelet op het conserverende karakter van het plan, beoordeeld in relatie tot artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, behoeft voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor het bouwplan tussen de Arondeusstraat en de Noordweg is middels een overeenkomst in het kostenverhaal voorzien. Voor de brandweergarage is de gemeente de grondeigenaar.