Hansweert, Tramper III
Wijzigingsplan - Gemeente Reimerswaal
Vastgesteld op 20-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
De begrippen zoals opgenomen in artikel 1.1 en 1.2 van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01) worden als volgt gewijzigd en gelden alleen voor het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III':
1.1 Het plan
Het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' met identificatienummer NL.IMRO.0703.01HaBPTramperII2-va01 van de gemeente Reimerswaal.
1.2 Wijzigingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijbehorende bijlagen.
Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing
2.1 Bestemmingsplan 'Hansweert'
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01), en eventuele bijlagen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' van de gemeente Reimerswaal.
2.2 Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen
De regels die deel uitmaken van de 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu1-va01), en eventuele bijlagen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' van de gemeente Reimerswaal.
2.3 Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal
De regels die deel uitmaken van de 'Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal' (NL.IMRO.0703.00BPParaplu3-on01), en eventuele bijlagen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' van de gemeente Reimerswaal.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
De bestemmingsregels uit artikel 8 'Groen' van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01) zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 Verkeer
De bestemmingsregels uit artikel 16 'Verkeer' van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01) zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Wonen
De bestemmingsregels uit artikel 18 'Wonen' van het bestemmingsplan 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01) zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
- a. aan de bestemmingsomschrijving in artikel 18.1 het volgende lid wordt toegevoegd:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. in de bouwregels zoals opgenomen in artikel 18.2.2 onder h ''bestemming Tuin'' gelezen wordt als ''aanduiding tuin'';
- c. aan artikel 18.2.2 de volgende leden worden toegevoegd:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde toegestaan;
- 2. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'tuin' bedraagt niet meer dan:
- erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
- vrijstaande antennes: 10 m;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
- d. aan artikel 18.3 het volgende artikel wordt toegevoegd, luidende: Uitbreiding gebouwen en overkappingen in de aanduiding 'tuin', waaronder de volgende leden worden opgenomen:
- 1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2 voor het bouwen op de aanduiding 'tuin' van aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 8 m² en de goot(- of boeibord)hoogte niet meer dan 3 meter;
- het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
- 1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.2 voor het bouwen op de aanduiding 'tuin' van aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
- e. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
De bestemmingsregels uit artikel 7 'Waarde - Archeologie - 2' van het bestemmingsplan 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu2-va01) zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 5
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 1,5 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 6
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- e. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- f. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- g. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 3 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De regels die deel uitmaken van de bestemmingsplannen 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01), 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu1-va01) en 'Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal' (NL.IMRO.0703.00BPParaplu3-on01) met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
De regels die deel uitmaken van de bestemmingsplannen 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01), 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu1-va01) en 'Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal' (NL.IMRO.0703.00BPParaplu3-on01) met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Naar aanleiding van de actuele woningbehoefte heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal op 21 december 2021 de notitie 'sneller woonwensen vervullen' vastgesteld. Deze notitie is een verkenning van de mogelijkheden met een plan van aanpak voor het sneller vergroten van het woningaanbod in Reimerswaal. Om hier uitvoering aan te geven heeft de gemeenteraad van Reimerswaal op 25 januari 2022 het 'Actieplan woningbouw 2022-2030' vastgesteld. Er zijn hierbij een aantal projecten binnen de gemeente Reimerswaal aangewezen die kunnen zorgen voor het vergroten van het woningaanbod op korte termijn, zogenaamde 'quick-wins'. Eén van die quick wins is het project 'Hansweert, Tramper II, fase 2' (lees: Hansweert, Tramper III').
Dit project is gelegen ten noorden van de dorpskern Hansweert tussen de Sloestraat en de Maartenbroersweg. De gemeente heeft deze gronden in eigendom. Het voornemen van de gemeente Reimerswaal is om hier de bouw van 30 grondgebonden woningen mogelijk te maken en aansluiting te vinden bij de naastgelegen woonwijk 'Tramper II, fase 1'.
In het geldende bestemmingsplan 'Hansweert' ligt op deze gronden de bestemming 'Groen'. Ter plaatse is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de groenbestemming te wijzigen naar 'Wonen', 'Water' en 'Verkeer'. De gemeente wil toepassing geven aan deze bevoegdheid. Door middel van het voorliggend wijzigingsplan kan de wijziging juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt. In dit wijzigingsplan wordt gemotiveerd dat nieuwbouw ter plaatse mogelijk en wenselijk is en dat voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt aan de noordkant van de kern Hansweert aansluitend aan een bestaande woonwijk. Het plangebied ligt binnen het perceel kadastraal bekend gemeente Kruiningen, sectie H en perceelnummer 2680. Dit perceel heeft een oppervlakte van 53.799 m². Het plangebied, waarop in het geldende bestemmingsplan 'Hansweert' de wijzigingsbevoegdheid gelegen is, heeft een oppervlakte van 21.325 m².
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK, bewerking Juust)
1.3 Doel
Het doel van dit wijzigingsplan is de bouw van maximaal 30 grondgebonden woningen planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit wijzigingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
1.4 Leeswijzer
Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.1.1 Huidige situatie
Het plangebied is een braakliggend terrein met deels een zandwal gelegen tussen de Sloestraat en de Maartenbroersweg. Het is een weiland/groene speelweide. Aan de noordkant van het plangebied is een agrarisch bedrijf met boomgaarden gelegen. Aan de oost-, zuid- en westkant staan woningen. Grenzend aan het plangebied ligt aan de zuidzijde een heldere watergang van ongeveer 5 meter breed.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (d.d. 01-06-2022)
2.1.2 Toekomstige situatie
In het geldende bestemmingsplan 'Hansweert' is een schetsontwerp voor de uitbreiding van de wijk Tramper II opgenomen. Deze schets is verder stedenbouwkundig uitgewerkt naar de huidige inzichten en behoeftes (zie Bijlage 1). Binnen het plangebied zijn 36 woningen gesitueerd waarvan 6 woningen in een mogelijke vervolgfase kunnen worden gerealiseerd. Dit wijzigingsplan gaat uit van 30 woningen die gebaseerd zijn op de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030' (zie paragraaf 3.3 Regionaal beleid). Het plan gaat uit van 15 rijwoningen gesitueerd aan de zuidwestzijde, achter de woningen gelegen aan de Krammer. Daarnaast worden 5 vrijstaande woningen opgericht aan de Sloestraat en 10 twee-onder-een-kapwoningen gelegen aan een nieuwe ontsluitingsweg binnen het plangebied (zie afbeelding 3).
De kavels voor de vrijstaande woningen variëren van 380 m² tot 550 m². De twee-onder-een-kapwoningen hebben een kavelgrootte van 225 m² en de rijwoningen hebben een kavelgrootte van 145 m² tot 195 m².
Afbeelding 3 | Stedenbouwkundige uitwerking
In het plan is een verbinding gemaakt tussen de Sloestraat en de Maartenbroersweg. Aan het begin en eind van deze verbinding zijn parkeerhofjes gesitueerd. Daarnaast is nog een weg beoogd in het verlengde van de doorgang naar de Krammer. Langs alle wegen in het plangebied is langsparkeren voorzien. In totaal zijn op grond van de 'Nota parkeernormen Reimerswaal 2016' voor dit plan 64 parkeerplaatsen benodigd.
Ten noorden van het plangebied zijn boomgaarden gelegen. In het plan is rekening gehouden met de spuitzone door binnen een straal van 50 meter van deze boomgaarden geen woningen te situeren. Tussen de woningen en de boomgaarden ontstaat er genoeg ruimte voor groen- en watervoorzieningen. Het is de bedoeling om de beleving van de boomgaarden te integreren in dit deel van het openbare gebied.
2.2 Juridische Regeling
2.2.1 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Hansweert' van de gemeente Reimerswaal. Dit bestemmingsplan is op 22 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Groen'. Op grond van het bepaalde in artikel 8.1 van de regels van het geldende bestemmingsplan zijn op deze gronden alleen beplantingen, speelvoorzieningen, waterpartijen en andere bijbehorende voorzieningen toegestaan.
Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
In het geldende bestemmingsplan is in artikel 8.3.3 een wijzigingsbevoegheid opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van 'wijzigingsgebied 1' de bestemming Groen wijzigen in de bestemmingen Verkeer, Water, en Wonen met in achtneming van de onderstaande regels. Per voorwaarde is de toetsing cursief weergegeven.
- a. er zijn in totaal niet meer dan 40 grondgebonden woningen toegestaan; In voorliggend wijzigingsplan worden maximaal 30 woningen mogelijk gemaakt op basis van de provinciale prognoses en de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030'. In Hansweert zijn enkele andere kleinschalige ontwikkelingen beoogd waardoor de behoefte aan 40 woningen in dit plangebied op dit moment er niet is. De in het stedenbouwkundige plan opgenomen 6 woningen in Fase 2 kunnen later, indien gewenst, middels een separate procedure planologisch mogelijk gemaakt worden.
- b. het aantal rijenwoningen bedraagt niet meer dan 15; Er worden maximaal 15 rijwoningen gerealiseerd.
- c. rijenwoningen worden gesitueerd langs de zuidwestzijde en westzijde van de wro-zone wijzigingsgebied 1; de rijwoningen worden aan de zuidwestzijde gerealiseerd zoals op de bij dit wijzigingsplan behorende verbeelding is vastgelegd (zie Bijlage 1).
- d. er is sprake van een gedifferentieerd woningbouwprogramma, dat is afgestemd op de regionale woningbouwprogrammering en de actuele marktontwikkelingen. Zie paragraven 3.3 Regionaal beleid en 3.4Gemeentelijk beleid.
- e. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m; Deze maatvoering is vastgelegd op op de verbeelding.
- f. het gebied wordt ontsloten via de Maartenbroersweg en het verlengde van de Sloestraat; Zie paragraaf 2.1.2 Toekomstige situatie en Bijlage 1.
- g. er wordt rekening gehouden met 1,5 parkeerplaats per woning, waarvan ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein bij vrijstaande woningen en twee onder één kap gebouwde woningen; Zie paragraaf 4.11 Verkeer enparkeren.
- h. er is sprake van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld dat aansluit op de herontwikkeling van de Scheldestraat en omgeving; Zie paragraaf 2.1.2 Toekomstige situatie en Bijlage 1.
- i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast; Zie hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving.
- j. vóóraf worden de risico's ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen beschouwd; Zie paragraaf 4.5 Externe veiligheid.
- k. vóóraf wordt een watertoets uitgevoerd; Zie paragraaf 4.12 Water.
- l. er wordt in de stedenbouwkundige opzet rekening gehouden met de Keur van het Waterschap; Zie paragraaf 4.12 Water.
- m. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging. Zie hoofdstuk 3Beleidskader.
De ontsluitig van het plangebied op de Maartenbroersweg, aan de zuidwestzijde van het plangebied, valt voor een klein gedeelte buiten de begrenzing van het 'wijzigingsgebied 1' (zie afbeelding 4). De ontsluiting is geprojecteerd op gronden met de bestemming 'Groen'. Op grond van het bepaalde in artikel 8.3.1 van de regels van het geldende bestemmingsplan 'Hansweert' zijn burgemeeester en wethouders bevoegd om de bestemming 'Groen' te wijziging in de bestemming 'Verkeer' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.
Het ter plaatse wijzigen van de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Verkeer' is noodzakelijk voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur en draagt bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Het parkeerhofje aan de zijde van de Maartenbroersweg kan zo beter ontsloten worden en er is voldoende ruimte voor de gewenste breedte van het straatprofiel, het trottoir en de benodigde parkeerplaatsen.
Verder zijn een aantal parapluherzieningen van kracht:
Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen (d.d. 27-06-2017)
Deze parapluherziening voorziet allereerst in het opnemen van een parkeerregeling in de geldende bestemmingsplannen voor de kernen en bedrijventerreinen in de gemeente Reimerswaal. Daarnaast zijn enkele verbeteringen aangebracht in de regeling van de geldende bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende aanpassingen:
- de wijzigingsbevoegdheid van de bestemmingen 'Bedrijf, Detailhandel', 'Horeca', 'Kantoor' en 'Maatschappelijk' in de bestemming 'Wonen';
- de regeling voor overschrijding van bestemmingsgrenzen en het bouwvlak;
- de regeling voor archeologie;
- de bouwregels voor hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Wonen'.
Voor dit wijzigingsplan is de regeling met betrekking tot archeologie relevant. In de praktijk is gebleken dat de eenduidigheid van de bepalingen met betrekking tot archeologie in de vigerende bestemmingsplannen te wensen overlaat. Om de regeling te uniformeren is het wenselijk de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' op enkele onderdelen aan te passen. Met deze parapluherziening wordt de regeling voor archeologie geüniformeerd.
De inhoud van de bepalingen is voor het overgrote deel ongewijzigd gebleven. Op één onderdeel is een inhoudelijke wijziging doorgevoerd. Onder het lid 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' is een bepaling opgenomen die het ophogen van gronden met meer dan 0,4 meter verbiedt zonder omgevingsvergunning. Als landelijk geaccepteerde regel geldt echter dat niet bij 0,4 meter maar pas bij 2 meter ophoging verstoring op kan treden van de archeologische resten in de bodem. Mede daardoor is het dan ook pas vanaf 2 meter noodzakelijk om beschermende maatregelen te treffen.
Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen 2019 (d.d. 24-09-2019)
Deze parapluherziening heeft als doel te voorzien in een goede regeling voor het kunnen toestaan en afwijken van bedrijven binnen de bebouwde kom van Reimerswaal. Deze parapluherziening is niet van toepassing op dit wijzigingsplan.
Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal (ontwerp)
Het doel van deze parapluherziening is het stellen van voorwaarden aan het (be)bouwen en/of verbouwen van gebouwen en bouwpercelen voor de toevoeging van meerdere wooneenheden. Daarnaast wil de gemeente meer en beter sturen op initiatieven die gaan over het aanbieden van logies met ontbijt in een woning en het realiseren van tiny houses.
2.2.2 Planuitwerking
Voor dit plan wordt gebruikt gemaakt van de hiervoor aangegeven wijzigingsbevoegdheden. Het wijzigingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding en een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. De regels uit het moederplan 'Hansweert' vormt het kader voor de gewenste ontwikkeling. Om deze reden wordt in de regels van dit wijzigingsplan verwezen naar het moederplan. De regels van dit wijzigingsplan zijn dus niet zelfstandig leesbaar en moeten in combinatie met de desbetreffende artikelen in het moederplan worden gelezen om een volledig beeld te krijgen van de gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen het plangebied. De relevante parapluherzieningen zijn van toepassing verklaard.
Het plangebied kent de enkelbestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Wonen'. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn bouwaanduidingen opgenomen waar welk woningtype is toegestaan. Daarnaast is het aantal wooneenheden per bouwvlak opgenomen. Dit is in aanvulling op het moederplan 'Hansweert'. Omdat de wijzigingsbevoegdheid niet voorziet in de bestemming 'Tuin' is ervoor gekozen om de voortuin van de woningen de functieaaduiding 'tuin' te geven. In de regels wordt verwezen naar de tuinbestemming uit het moederplan. Ook is als aanvulling op de bestemming 'Wonen' uit het moederplan een voorwaardelijk verplichting opgenomen om te voorzien in voldoende waterberging binnen het plangebied.
Verder is een drietal dubbelbestemmingen opgenomen: 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Waarde - Archeologie - 6'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' heeft een verwijzing naar de regelsuit het moederplan. De inhoud van de andere twee dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de uitkomsten van het archeologisch onderzoek en zijn aanvullend op het moederplan in volledigheid opgenomen in de regels.
2.2.3 Juridische planbeschrijving
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De regels die deel uitmaken van de bestemmingsplannen 'Hansweert' (NL.IMRO.0703.01HaBPKom-va01), 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen' (NL.IMRO.0703.00BTParaplu1-va01), en 'Parapluherziening Wonen kernen Reimerswaal' (NL.IMRO.0703.00BPParaplu3-on01) met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Hansweert, Tramper III' van de gemeente Reimerswaal.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit wijzigingsplan en raakt geen nationale belangen die in de NOVI zijn opgenomen. Het plan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling.
In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van maximaal 30 woningen en daarmee is de ontwikkeling dus aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. De locatie is bestemd als 'Groen' waarbinnen beplantingen, speelvoorzieningen e.d. zijn toegestaan. Er is ook geen bouwvlak gelegen. Er zijn daarom geen mogelijkheden voor woningbouw. De gewenste ontwikkeling zorgt daarom voor nieuw beslag op de ruimte.
De toelichting van een ruimtelijk besluit moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Voor deze beschrijving wordt verwezen naar de paragrafen 3.2 Provinciaal beleid en 3.4 Gemeentelijk beleid. Hieruit blijkt dat wordt voldaan aan de kwantiatieve en kwalitatieve behoefte.
Als de stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied (BSG) is gepland, moet volgens artikel 3.1.6 lid 2 Bro worden gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Artikel 1.1.1 Bro geeft als definitie van bestaand stedelijk gebied:
Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Naast de hiervoor genoemde definitie van bestaand stedelijk gebied, blijkt uit jurisprudentie dat ook de geldende bestemming van een plangebied relevant kan zijn. De gronden binnen het plangebied hebben de bestemming 'Groen' en liggen binnen de bebouwde komgrenzen. In dit geval is sprake van stedelijk groen. Het plangebied is op basis van het geldende bestemmingsplan al aangewezen als mogelijke uitbreidingslocatie van de wijk Tramper II. Om deze redenen kan geconcludeerd worden dat binnen bestaand stedelijk gebied wordt ontwikkeld.
Op basis van het bovenstaande wordt voldaan aan de Laddertoets.
Nationale Woon- en Bouwagenda (maart 2022)
De druk op de woningmarkt is hoog. Er is te weinig aanbod aan woningen en de betaalbaarheid van woningen staat onder druk. Voor Zeeland lijkt het tekort aan woningen in de huidige tijd nog gering in vergelijking tot andere delen van Nederland. In de toekomst neemt de behoefte echter wel toe.
Binnen de provincie Zeeland is op basis van deze agenda behoefte aan 5.100 woningen t/m 2030. De bruto nieuwbouw (incl. transformatie en splitsing) is 7.100, daarentegen wordt het aantal te slopen woningen (incl. functieverandering en samenvoeging van woningen) geraamd op 2.600. De netto uitbreiding betreft daardoor 4.500 woningen. Vergeleken met de behoefte wordt het woningtekort in 2031 geraamd op 600 woningen.
Echter, uit een brief van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 5 oktober 2022 blijkt dat de behoefte veel groter is. Het gaat om bruto 16.500 woningen in Zeeland te realiseren van 2022 tot en met 2030. Het aantal van 16.500 woningen is een uitdagende opgave. Het betekent een ophoging van de bouwproductie van gemiddeld 1.300 naar 1.800 woningen per jaar.
De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk; mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Dit hangt sterk samen met de betaalbaarheid van wonen: veel mensen hebben moeite met hun woonlasten of kunnen geen voor hen betaalbare woning vinden. Daarnaast is de kwaliteit in toenemende mate een probleem: veel woningen passen niet bij de levensfase of woonbehoefte, zijn niet duurzaam of staan in een wijk waar sprake is van slecht onderhoud of waar de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat.
Gelet op de meest actuele cijfers van de provincie Zeeland kan er voorzien worden in de behoefte voor de aantallen nieuw te bouwen woningen. De kwaliteit en betaalbaarheid van deze toe te voegen woningen blijft echter een aandachtspunt. Landelijk moet 2/3 van het aantal toe te voegen woningen namelijk betaalbaar zijn. Onder de definitie van betaalbaar vallen betaalbare koop (€355.000), maar ook midden huur (€ 1.000 of minder per maand) en sociale huur. Naast de inzet op twee derde betaalbare nieuwbouw, moet iedere gemeente zijn eerlijke aandeel nemen in sociale huisvesting. Het streven is om landelijk ten minste 30 procent van de woningvoorraad te laten bestaan uit sociale huurwoningen.
Met de gewenste ontwikkeling wordt de druk op woningvoorraad in de gemeente Reimerswaal verlaagd. Het is in het gemeentelijk beleidsdocument 'Sneller woonwensen vervullen' (zie paragraaf 3.4 Gemeentelijk beleid) aangewezen als een 'quick win' project. Om snel resultaat te kunnen boeken is het beter te beginnen op een terrein dat al in eigendom is van de gemeente, dan op een projectlocatie waarvoor de gronden nog moeten worden verworven. Daarnaast voorziet de gewenste ontwikkeling in verschillende woningtypen om diverse doelgroepen te kunnen bedienen.
De omvang van de sociale woningvoorraad in Hansweert was in 2021 28% van de bestaande woningvoorraad. Het streven vanuit het Rijk is om toe te werken naar 30% sociale huur. Dat wil overigens niet zeggen dat in alle gemeenten/regio's ook daadwerkelijk behoefte is aan 30% sociale huur. Mede op basis van het strategisch voorraadbeleid van de woningcorporatie is op dit moment de verwachting dat het bestaand aantal sociale huurwoningen in Hansweert voldoende zal zijn om te kunnen voldoen aan de behoefte aan sociale huurwoningen (nu en in de toekomst).
Het wijzigingsplan maakt de bouw van 30 woningen mogelijk. De wijzigingsbevoegdheid die aan deze gewenste ontwikkeling ten grondslag ligt, biedt ruimte voor de realisatie van maximaal 15 rijwoningen. Hoewel de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid ruimte biedt voor de realisatie van 40 woningen, is er een wijzigingsplan opgesteld voor de realisatie van 30 woningen waarbij met het oog op betaalbaarheid bewust is gekozen voor de realisatie van het maximaal aantal rijwoningen (15 stuks).
Verder blijkt uit informatie van Sabewa Zeeland dat er 803 woningen zijn in Hansweert waarvan 719 woningen in het betaalbare segment (bepaald op basis van de 'heffingsgrondslag' 1-1-2022). Met de voorziene ontwikkeling wordt deels voorzien in het betaalbare segment, maar deels ook in het duurdere segment vanwege de twee-onder-een kapwoningen en de vrijstaande woningen. Het aanbod aan betaalbare woningen in Hansweert is en blijft dus ruim aanwezig.
De gewenste ontwikkeling past op basis van het bovenstaande binnen het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zeeland
Op 1 juli 2023 treedt de Omgevingswet in werking. In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
- 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
- 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
- 3. Een duurzame en innovatieve economie.
- 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
- 1. Doe meer met minder grond.
- 2. Werk samen en deel kosten en baten.
- 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
- 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.
Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.
Afbeelding 5 | Ambities en bouwstenen (bron: Zeeuwse Omgevingsvisie deel A)
Kijkend naar het onderhavige plan sluit deze het meest aan bij de bouwstenen zoals genoemd onder de ambitie 'Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland' waarbij, gelet op de aanzet die gegeven is voor de afwegingsfactoren, overwogen kan worden dat de woningbouwplannen passen bij de locatie en daar een meerwaarde voor bieden.
Voor de woningvoorraad is de doelstelling ''Een toekomstbestendige en CO2-neutrale woningvoorraad die in kwaliteit en kwantiteit aansluit op de vraag.'' van toepassing. Naast de uitbreidingsbehoefte van de Zeeuwse woningvoorraad moet de focus van het woonbeleid ook op de bestaande voorraad komen te liggen. Voor de bouwsteen 'Woonomgeving' geldt de doelstelling: ''Onze woonomgeving is veilig en klimaatadaptief, lokt gezond gedrag uit en draagt bij aan biodiversiteit.''. Hierin speelt toekomstbestendige woongebieden op de goede plek een belangrijke rol. Verder is water in de nabijheid van de woonomgeving gunstig voor de waardeontwikkeling van woningen, en biedt dit ook kansen voor ontwikkeling van natuur en groen. Daartegenover staan een aantal consequenties zoals de waterveiligheid van oevers (bereikbare oevers voor spelende kinderen) en ontwikkeling van plaagdieren (muggen, ratten, e.d.) bij zomerse temperaturen. De beste waterberging zit wat dit betreft in de ondergrond door gebruik te maken van infiltratie waar dat mogelijk is. In het plan, binnen de groenbestemming, zijn diverse mogelijkheden om waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en te realiseren (zie stedenbouwkundige uitwerking in paragraaf 2.1.2 Toekomstige situatie en Bijlage 1).
Woningkwaliteit- en woningmarktonderzoek Zeeland 2019 (KWOZ)
Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Woningkwaliteit- en woningmarktonderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden als volgt:
- Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. Ook het aantal gezinnen groeit nog relatief licht.
- Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen.
- De doelgroep landelijke luxe neemt aanzienlijk toe binnen de regio Beveland.
Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. Met de gewenste ontwikkeling is sprake van een toekomstbestendige en CO2-neutrale woonwijk. Door de woonwijk te realiseren aansluitend aan het bestaand stedelijke gebied, waarin groen en water een plek krijgt, wordt ingespeeld op een toekomstigbestendig woongebied op de juiste plek. Daarnaast speelt het plan in op de aanhoudende groei van gezinnen en de daarbij te verwachten behoefte aan grondgebonden (koop)woningen. De gewenste ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Hierin zijn onder andere regels voor uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen opgenomen. De Ladder voor duurzame verstedelijking komt in het provinciaal beleid, net als in het rijksbeleid, ook naar voren. In de Omgevingsverordening Zeeland 2018 zijn verder geen specifieke regels zijn opgenomen voor het realiseren van woningen in het bestaand stedelijk gebied.
Gestreefd wordt naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. De regio Bevelanden maakt als woningmarktregio binnen Zeeland woningmarktafspraken met de provincie. Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
3.3 Regionaal Beleid
Regionale woningmarktafspraken
Sinds 2013 maken de vijf gemeenten op De Bevelanden afspraken over het wonen in de regio. In 2020 zijn de woningmarktafspraken geactualiseerd in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030'. In de Woonvisie De Bevelanden 2019-2023 is een visie opgenomen op het wonen in de regio. Deze visie is vertaald naar een aantal algemene, ruimtelijke en programmatische uitgangspunten. Van toepassing op de voorgenomen ontwikkeling is het ruimtelijk uitgangspunt 'inbreiden voor uitbreiden'. Uitbreiding is alleen mogelijk als inbreiden niet wenselijk en/of mogelijk is en er wel aantoonbaar behoefte is. Een programmatisch uitgangspunt dat relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling is de inzet op levensloop- en toekomstbestendige woningen. Voor woningen die door nieuwbouw aan de woningvoorraad worden toegevoegd geldt dat deze zoveel mogelijk levensbestendig (nultreden) en aanpasbaar aan de woonvoorkeur van meerdere doelgroepen moet zijn.
Het plan zet in op het toevoegen van een passend en kwalitatief hoogwaardig product en is tevens aan te merken als een inbreidingsproject. De 15 rijwoningen en de 10 twee-onder-een-kapwoningen worden in ieder geval levensloopbestendig uitgevoerd. Hierdoor zijn de woningen meer toekomstigbestendig. De kavels waar de vrijstaande woningen kunnen worden gerealiseerd hebben een oppervlakte van ongeveer 380 m² tot 550 m². Door deze relatief 'kleine' kavels zijn deze ook geschikt om te voorzien van levensloopbestendige woningen waarbij de tuinoppervlakte beperkt kan blijven. Het plan voldoet hierdoor aan de woningmarktafspraken.
Planmonitor
De provincie houdt bij welke woningbouwplannen de Zeeuwse gemeenten hebben. Per regio worden de woningbouwopgave, de plancapaciteit en enkele kwalitatieve aspecten vastgelegd in een dashboard. In dat provinciale dashboard worden door de 5 Bevelandse gemeenten 'harde' en 'zachte' plancapaciteit ingevoerd. Voor de regio De Bevelanden bedraagt op dit moment (d.d. 22-12-2022) de woningbouwopgave in de periode 2022 tot 2032 in totaal 4.931 woningen (zie afbeelding 6). De resterende ladderruimte die de regio De Bevelanden heeft bedraagt 4.011 woningen (zie afbeelding 7). Het opnemen van 30 woningen in planmonitor als plancapaciteit is passend op basis van deze cijfers. Het regionaal beleid vormt geen belemmering voor vaststelling van dit wijzigingsplan.
Afbeelding 6 | Uitsnede Dashboard ladderruimte Zeeuwse woningmarktregio's (bron: Provincie Zeeland)
Afbeelding 7 | Uitsnede Dashboard ladderruimte Zeeuwse woningmarktregio's (bron: Provincie Zeeland)
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (2012)
Deze structuurvisie van de gemeente Reimerswaal geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop de uitwerking van dit beleid wordt gerealiseerd. Voor de kern Hansweert is opgenomen dat het wonen in Hansweert aan het Kanaal door Zuid-Beveland veel kwaliteiten biedt, omdat de Westerschelde en de scheepvaart in het kanaal nog altijd op korte afstand zijn waar te nemen.
De belangrijkste ambitie voor Hansweert is het behouden van het aantrekkelijke woonklimaat en het bieden van de juiste woningtypen en –klassen zodat de sociale samenhang in de kern kan worden behouden. Dit wil de gemeente onder andere doen door te zorgen voor een ruimtelijke afronding van de kern aan de noordkant (zie afbeelding 8). De gewenste ontwikkeling zorgt voor deze afronding met een geleidelijke overgang naar het buitengebied door in te spelen op de aanwezigheid van de boomgaarden.
Afbeelding 8 | Visiekaart Hansweert (bron: gemeente Reimerswaal)
Woonvisie gemeente Reimerswaal (2020)
De woonvisie vormt een uitnodiging voor inwoners en woonpartners om concrete projecten te realiseren. Daarnaast vormt de woonvisie een afwegingskader voor nieuwe woningbouwplannen. De gemeente Reimerswaal geeft in de woonvisie de doelstellingen weer die ingaan op de ontwikkeling van alle kernen en de functie van wonen daarin. Concreet is per kern aangegeven welke woningvraagstukken van belang zijn.
De verwachting is dat het aantal huishoudens in Reimerswaal tot 2030 zal blijven groeien. Om te kunnen voorzien in de verwachte huishoudensgroei moet de bestaande woningvoorraad toenemen. De meeste woningbouwplannen hiervoor zijn in de maak. Het aandeel oudere huishoudens, stellen en alleenstaanden, zal groeien in Hansweert. Er is behoefte aan bouw van levensloopbestendige woningen bij de invulling van de beschikbare nieuwbouwkavels.
Het plan zet in op het toevoegen van een passend en kwalitatief hoogwaardig product en is tevens aan te merken als een inbreidingsproject. De 15 rijwoningen en de 10 twee-onder-een-kapwoningen worden in ieder geval levensloopbestendig uitgevoerd. Hierdoor zijn de woningen meer toekomstigbestendig. De kavels waar de vrijstaande woningen kunnen worden gerealiseerd hebben een oppervlakte van ongeveer 380 m² tot 550 m². Door deze relatief 'kleine' kavels zijn deze ook geschikt om te voorzien van levensloopbestendige woningen waarbij de tuinoppervlakte beperkt kan blijven.
Sneller woonwensen vervullen (2021)
In december 2021 is een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden voor het sneller vergroten van het woningaanbod in Reimerswaal. Deze verkenning is opgenomen in het document 'Sneller woonwensen vervullen'. Uit deze verkenning blijkt dat de gemeente in de dorpen Hansweert, Waarde, Oostdijk, Krabbendijke en Rilland over grond beschikt. Het plangebied aan de Sloestraat in Hansweert is daar onderdeel van. Het opstellen van een bestemmingsplan voor uitbreiding van de woonwijk 'Tramper II' is benoemd als concreet deelproject. Dit project is aangewezen als een zogenaamde 'quick win'. Het is van belang dat dit wijzigingsplan, als planolgisch kader, wordt vastgesteld om de woningbouwontwikkeling mogelijk te kunnen maken.
De gewenste ontwikkeling past op basis van het bovenstaande binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal
Omdat archeologie in de eerste plaats een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, heeft de gemeente Reimerswaal eigen archeologiebeleid opgesteld voor het gehele grondgebied, inclusief de waterbodems (22-11-2011). Dit archeologiebeleid bestaat uit een deel A: Beleidsnota archeologie en een Deel B: Toelichting beleidskaart. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A). In 2015 en 2016 heeft een evaluatie van het archeologiebeleid van de OAS gemeenten (initiatief van zes Zeeuwse gemeenten) plaatsgevonden. Uit deze evaluatie is gebleken dat het beleid prima functioneert en aanpassingen niet noodzakelijk zijn.
Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd Categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd Categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord.
De gehanteerde categorieën zijn:
- Categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning nodig;
- Categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m² wordt verstoord;
- Categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m² wordt verstoord;
- Categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 250 m² wordt verstoord;
- Categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 500 m² wordt verstoord;
- Categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht;
- Categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
- Categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.
Het plangebied valt op basis van het gemeentelijke beleid binnen categorie 4 (zie afbeelding 9). Dit betekent een hoge verwachting. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht zodra een bouwplan betrekking heeft op een te verstoren oppervlak van 250 m² of meer en/of waarbij bouwwerken dieper dan 40 cm worden geplaatst. Voor die delen van het plangebied waarvoor in het archeologiebeleid van de gemeente Reimerswaal een categorie 4 aanwezig is, zou in principe de de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' moeten worden opgenomen.
Afbeelding 9 | Uitsnede archeologiebeleid (bron: gemeente Reimerswaal)
Echter, in het geldende bestemmingsplan ‘Hansweert’ zijn op basis van de eerder uitgevoerde onderzoeken de archeologische waarden niet meer op de verbeelding opgenomen. Een archeologisch advies hiervoor ontbrak. Daarom is op basis van twee in het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken door het Oosterschelde Archeologisch Scheldeverband (OAS) in het kader van bestemmingsplan 'Tramper II, Hansweert' een archeologisch advies opgesteld (zie Bijlage 2). Het advies ziet op de volgende onderzoeken:
- Verkennend archeologisch onderzoek Tramper II te Hansweert, bureauonderzoek en inventariserend Veldonderzoek met boringen (Archeomedia 2004);
- Archeologische Begeleiding Plangebied Scheldekwartier/Tramper II, Hansweert, Gemeente Reimerswaal (SOB Research 2009).
Op basis van de rapporten uit 2004 en 2009 kan geconcludeerd worden dat het plangebied een geologische gelaagdheid kent die consequenties heeft voor de mogelijk aanwezige archeologie. De archeologische verwachting voor het Laagpakket van Walcheren is laag. Voor de top van het Hollandveen Laagpakket is de archeologische verwachting hoog voor die delen van het plangebied waarbinnen een intacte en veraardde top aanwezig is. Deze zones dienen in het wijzigingsplan opgenomen te worden met een aangepaste dieptemaat namelijk 1.5 meter – maaiveld. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' opgenomen in dit wijzigingsplan (zie afbeelding 10). Het gaat om het meet nooroostelijke deel en meest westelijke deel van het plangebied.
Voor het onderliggende Laagpakket van Wormer en het Pleistoceen dekzand kon op basis van de rapporten uit 2004 en 2009 de archeologische verwachting niet bijgesteld worden. Hiervoor dient de archeologische verwachting uit het gemeentelijk archeologiebeleid te worden behouden. Dit houdt in de praktijk in dat voor het overgrote deel van, het plangebied vanaf een diepte van 3 meter de dubbelbestemming Waarde Archeologie gebaseerd dient te zijn op de Maatregelenkaart in Lagen 3 uit het gemeentelijk archeologiebeleid (Laagpakket van Wormer). Hiervoor is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' opgenomen in dit wijzigingsplan. In de onderstaande afbeelding is deze te zien bij de beoogde twee-onder-een kapwoningen en vrijstaande woningen.
Het onderzoeksgebied is kleiner dan het plangebied van dit wijzigingsplan. Voor die delen waar nog geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden dient de dubbelbestemming overgenomen te worden zoals die in het archeologiebeleid van de gemeente Reimerswaal voorkomt. Dit betekent het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Dit geldt voor de rest van het plangebied.
Afbeelding 10 | Verbeelding
Indien in de betreffende delen van het plangebied graafwerkzaamheden worden voorzien die dieper rijken dan de dieptevrijstellingsgrenzen, dan wordt geadviseerd om het plangebied bijvoorbeeld op te hogen. Waar dit niet mogelijk is en dus toch graafwerkzaamheden dieper zullen plaatsvinden wordt archeologische vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Dit is een afweging het kader van de omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen. Het aspect archeologie staat de vaststelling van dit wijzigingsplan niet in de weg.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
In of in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Ten noorden van het plangebied is een agrarisch bouwvlak gelegen met een boomgaard. Hiervoor geldt, op basis van jurisprudentie een spuitzone met een richtafstand van 50 meter. Een planologisch besluit die ziet op een afstand van 50 meter tussen gevoelige objecten en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt wordt in het algemeen niet onredelijk worden geacht. Dit neemt niet weg dat de raad een kortere afstand in een bepaalde situatie toereikend kan achten om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen. Een kleinere afstand kan aanvaardbaar zijn indien (bijvoorbeeld) driftreducerende maatregelen worden getroffen. In dit geval ligt de dichtbijzijnde woonbestemming op ruim 65 meter afstand van de boomgaard en wordt voldaan aan de richtafstand. Het uitvoeren van een locatiespecifiek onderzoek is niet nodig.
Verder ten noorden van het plangebied zijn bedrijfsbestemmingen gelegen. Op meest zuidelijk gelegen bedrijfsgronden kunnen bedrijven worden opgericht tot en met categorie 3.1. Hiervoor geldt ook een richtafstand van 50 meter op basis van een rustige woonwijk. De afstand van de bedrijfsbestemming tot aan het plangebied is 88 meter. De afstand tot aan woonbestemmingen is daardoor nog groter. Er wordt voldaan aan de richtafstand.
Verder zijn in de directe omgeving geen milieubelastende activiteiten aanwezig. Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
4.4 Bodem
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Het plangebied heeft een groenbestemming. Met het realiseren van een woningbouwlocatie is er sprake van het realiseren van een gevoelige(re) functie. De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Door middel van een verkennend bodemonderzoek dient te worden aangetoond dat de bodemkwaliteit hiervoor geschikt is.
Op 11 augustus 2022 is door ABO Milieuconsult een vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Uit de resultaten blijkt dat de locatie op basis van het vooronderzoek als onververdacht kan worden beschouwd. Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn in totaal 33 boringen verricht waarvan drie boringen zijn afgewerkt met een peilbuis.
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen bijmengingen aangetroffen die te relateren zijn aan de voormalige (gedempte) sloten. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de watergangen zijn gedempt met gebiedseigen grond. In de grond zijn maximaal lichte verontreinigingen met respectievelijk bestrijdingsmiddelen, kobalt en PAK aangetoond. In het grondwater is een (licht) verhoogde concentratie aan barium aangetroffen.
Op basis hiervan vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling en voor de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen. Aanbevolen wordt om bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond zoveel mogelijk op de locatie te verwerken.
4.5 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Kwetsbare objecten (woningen) moeten bij ruimtelijke planvorming beschermd worden tegen de externe veiligheidsrisico's. Uit de Atlas Leefomgeving blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn (zie afbeelding 11).
Afbeelding 11 | Uitsnede Kaarten Atlas Leefomgeving (bron: atlasleefomgeving.nl, bewerking: Juust)
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Bevb)
Op ongeveer 340 meter vanaf de meest noordwestelijke woningen liggen twee buisleidingen. Het gaat om een propyleenleiding en de A535 aardgasleiding. De propyleenleiding (6”) heeft een invloedsgebied (PR10-8) van 85 meter. De aardgasleiding (20”, 66 bar) heeft een invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) van 270 meter. Hierdoor valt het plangebied niet binnen de invloedsgebieden. Er is geen verantwoording van het groepsrisico nodig.
Transportroutes gevaarlijke stoffen (Bevt)
Ten noordoosten van het plangebied is op een afstand van ca. 1.600 meter de A58 gelegen. Voor het betreffende tracé geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG) dat tot maximaal 30 meter reikt vanaf de buitenste rijlijn. Het plangebied is daarmee niet gelegen binnen het PAG. Het plangebied ligt verder buiten de 10-6 contour en buiten het invloedsgebied (1.500 meter) van de A58. Hierdoor is op basis van artikel 7 van het Bevt geen beperkte verantwoording van het groepsrisico van toepassing.
Het plangebied ligt op circa 300 meter afstand van het Kanaal door Zuid-Beveland en op circa 870 meter afstand van de Westerschelde. Dit zijn basisnetroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van ongevallen met giftige stoffen en brandbare gassen op de Westerschelde en ongevallen met giftige stoffen op het Kanaal door Zuid-Beveland. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico, waarbij wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid, is nodig.
Bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid en beheersbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie "Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid". Uit bovengenoemde handreiking volgt dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor ook in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is.
Het plangebied wordt ontsloten via de Sloestraat (richting de Kanaalweg) en de Maartenbroersweg. Het plangebied is zowel vanuit noordwestelijke als vanuit noordoostelijke richtingen goed bereikbaar voor hulpdiensten via de A58. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn om zichzelf op eigen kracht enige tijd te redden of in veiligheid te brengen. Tegen ongevallen met giftige stoffen of brandbare gassen op de Westerschelde en het Kanaal door Zuid-Beveland zijn redelijkerwijs geen ruimtelijk relevante maatregelen te nemen zoals het uitsluiten van nieuwe risicobronnen, uitsluiten van ontwikkelingen voor grote groepen personen of meer afstand tussen risicobron en ontvangers. Wel zijn er maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid en ter verbetering van de beheersbaarheid te treffen om de veiligheid te verhogen. Ondanks dat er geen ruimtelijke maatregelen zijn te nemen, zijn er wel andere maatregelen te treffen om de veiligheid te verhogen.
De Veiligheidsregio adviseert de volgende maatregelen:
- Ventilatie: Maak de woningen luchtdicht afsluitbaar. Dit houdt in dat ramen, deuren en ventilatieroosters te sluiten zijn (inclusief automatische schuifdeuren) en dat de mechanische ventilatie met een eenvoudige druk op een knop uitgeschakeld kan worden. Met deze maatregelen kan het binnendringen van giftige stoffen worden tegengegaan.
- Risicobewustzijn: Draag zorg voor een goede informatievoorziening aan de aanwezige personen, opdat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit. U kunt hierbij denken aan schriftelijke voorlichting en aan de publieke voorlichtingscampagnes als ‘Zeeland Veilig’. Bijlage 1 bij dit advies omvat een infographic met het handelingsperspectief bij ongevallen met gevaarlijke stoffen. Wij adviseren u om dit aan alle toekomstige bewoners te verstrekken. Uiteraard willen wij u desgewenst verder begeleiden in dit proces.
De beheersbaarheid richt zich voor wat betreft externe veiligheid op de locatie waar de calamiteit plaatsvindt, dus bij de risicobronnen. De risicobronnen bevinden zich buiten het plangebied. De beheersbaarheid bij de bron is hiermee niet relevant. Onderstaand staan de belangrijkste adviezen samengevat:
- Bereikbaarheid: Blijkens het plan wordt de nieuwe wijk vanaf drie kanten bereikbaar vanuit de huidige infrastructuur. Hiermee is de bereikbaarheid afdoende geborgd mits de inrichting van de infrastructuur voldoet aan de eisen uit bijlage 2 onder bereikbaarheid.
- Opstelplaatsen: De te bouwen woningen dienen tot op 40 meter bereikbaar te zijn voor een brandweervoertuig. Gezien het eindontwerp wordt hier voor alle geplande woningen aan voldaan. De openbare weg kan daardoor, indien aan de eisen uit bijlage 2 onder opstelplaatsen wordt voldaan, als opstelplaats gebruikt worden.
- Primair bluswater: Met de aanwezige brandkranen rondom het plangebied wordt voldaan aan de gewenste capaciteit en afstanden voor een primaire bluswatervoorziening. Aanleg van extra brandkranen in het plangebied is daardoor niet noodzakelijk.
- Secundair bluswater: Vanwege de beschikbare primaire bluswatervoorziening voor het plangebied is de aanwezigheid van secundair bluswater op de genoemde afstand afdoende gezien de aard van de bebouwing en de afwezigheid van risicovolle objecten.
Alvorens tot uitvoering over te gaan adviseert de Veiligheidsregio Zeeland om ontwerptekeningen met betrekking tot infrastructuur, bereikbaarheid en bluswatervoorziening ter goedkeuring te overleggen. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
4.6 Geluid
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Het plangebied ligt niet binnen een zone industrielawaai of railverkeerslawaai. De bebouwde kom van Hansweert is nagenoeg volledig ingericht als een gebied met een 30 km/u regime. De wegen met een geluidzone die in de omgeving van de planlocatie zijn gelegen betreffen de Kanaalweg (vanaf de rotonde met de Tramperweg en Kaai in noordelijke richting) en het buitenstedelijk gelegen deel van de Maartensbroersweg. De planlocatie ligt deels binnen de geluidzone van beide wegen. De Wet geluidhinder is dus in onderhavige situatie alleen van toepassing voor wegverkeerslawaai. In het kader van de Wgh is een akoestisch onderzoek benodigd om de geluidbelasting ter plaatse vast te stellen.
Op 5 december 2022 is door Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage4). In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn een aantal extra wegen meegenomen in het akoestisch onderzoek. Het gaat om de Sloestraat en de Maartenbroersweg en op grotere afstand ligt de Westelijke Kanaalweg die verderop in het dorp overgaat in de Boomdijk. Hierond zijn de resultaten opgesomd:
- De berekende geluidbelasting vanwege de geluidgezoneerde Kanaalweg bedraagt op de randen van het plangebied ten hoogste 33 dB, waarmee ook binnen het plangebied vanwege deze geluidgezoneerde weg zondermeer overal wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.
- De berekende geluidbelasting vanwege de geluidgezoneerde Maartenbroersweg bedraagt op de randen van het plangebied ten hoogste 30 dB, waarmee ook binnen het plangebied vanwege deze geluidgezoneerde weg zondermeer overal wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.
- Vanwege de niet geluidgezoneerde, 30 km/u wegen in de omgeving van het plangebied bedraagt de geluidbelasting op de randen van het plangebied ten hoogste 48 dB, inclusief 5 dB aftrek en wordt daarmee dus overal voldaan aan de richtwaarde van 48 dB in lijn met de Wgh.
Ondanks dat ook de richtwaarde van 48 dB niet wordt overschreden vanwege de niet geluidgezoneerde wegen en op basis daarvan ook geen cumulatieberekening noodzakelijk is, is voor het inzicht in de mate van kwaliteit van het akoestisch woon- en leefklimaat toch een cumulatieberekening uitgevoerd.
- De geluidbelasting zonder aftrek vanwege al het betrokken wegverkeer bedraagt op de rand van het plangebied ten hoogste 53 dB. Het akoestisch woon- en leefklimaat dient volgens de Milieukwaliteitsmaat bij de nieuwbouw binnen het plangebied overwegend te worden beoordeeld als ‘zeer goed tot goed’. Alleen langs de rand van het plan die grenst aan de Sloestraat en de Maartenbroersweg is een beoordeling als ‘redelijk’ van toepassing over een breedte van circa 6 meter.
- Aangezien de 53 dB nergens wordt overschreden is in alle gevallen zondermeer sprake van geluidluwe gevelzijden. Gelet op deze kwalificering in relatie tot de ligging van de planlocatie, kan het akoestisch woon- en leefklimaat als (zeer) aanvaardbaar worden aangemerkt. Er is in onderhavige situatie dus zondermeer sprake van een goede ruimtelijke ordening. Voor de invulling van het plan gelden vanuit akoestisch oogpunt geen beperkingen.
Voor het beschouwen van de consequenties van de verkeersaantrekkende werking van het plan op de woonomgeving is de verkeersgeneratie (zie paragraaf 4.11 Verkeer en parkeren) in de modellering van het onderzoek meegenomen. Voor de etmaalintensiteit in het prognosejaar 2033 is een autonome verkeersgroei berekend van 1% per jaar. Dit komt neer op 475 motorvoertuigbewegingen per gemiddelde weekdag op de Sloestraat. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat de verkeersaantrekkende werking geen nadelige invloed heeft op de directe woonomgeving.
Het aspect geluid vormt op basis van het bovenstaande geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
4.7 Kabels En Leidingen
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Wel liggen op grote afstand enkele buisleidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen (zie paragraaf 4.5 Externeveiligheid).
4.8 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, zie onderstaande afbeelding. Dit is gebaseerd op 230 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal, zie 4.11Verkeer en parkeren.
Afbeelding 12 | NIBM (bron: Infomil)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt worden aan de hand van de NSL-monitoringstool. Echter is de dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg de Rijksweg A58. Deze is op een afstand van circa 1,6 kilometer gelegen van het plangebied. Om deze reden is een beschouwing van jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied niet relevant. De luchtkwaliteitssituatie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.
4.9 Natuur
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is 'Westerschelde & Saeftinghe'. Dit natuurgebied ligt op circa 550 meter van het plangebied. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt, worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.
In het kader van de bescherming van Natura 2000-gebieden moet voor dergelijke ontwikkelingen een stikstofberekening worden gemaakt. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator is voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend voor de realisatiefase en de gebruiksfase (zie Bijlage 5).
De uitkomst voor de gebruiksfase is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. De uitkomst voor de realisatiefase is dat er rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. In dit geval is dat 0,01 mol/ha/j op het Natura 2000-gebied 'Yerseke en Kapelse Moer'. Ook in dit geval zijn significante gevolgen voor het Natura-2000 gebied vanwege de geringe en tijdelijke toename op voorhand uit te sluiten. Op basis van jurisprudentie, onder andere in de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3093), blijkt dat een geringe tijdelijke toename van 0,01 mol/ha/j gedurende 1 á 2 jaar geen gevolgen heeft. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat uit groen en watergangen. De ontwikkeling kan effect hebben op eventuele aanwezige beschermde plant- en diersoorten. Door Natuur-Wetenschappelijk Centrum is op 8 juli 2022 een quickscan flora en fauna uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten (zie Bijlage 6).
Uit de quickscan blijkt het volgende:
- De aanwezigheid van geschikte verblijfslocaties van vleermuizen binnen het plangebied kon op voorhand worden uitgesloten door de afwezigheid van bebouwing en bomen binnen het plangebied. In het plangebied zijn verder ook geen opgaande lijnvormige structuren aanwezig, zoals een bosschage of een bomenrij, die door vleermuizen als onderdeel van een vliegroute kunnen worden benut.
- De aanwezigheid van (strikt) beschermde verblijfplaatsen van vogels met een vaste verblijfplaats kan met zekerheid worden uitgesloten. Het plangebied is wel geschikt om door soorten als de Buizerd en de Kerkuil te worden benut als foerageergebied. Echter is dit geen essentieel foerageergebied.
- Op basis van de resultaten kan het worden uitgesloten dat verblijfplaatsen van marterachtigen in het plangebied aanwezig zijn. In het plangebied zijn ook geen konijnenholen aangetroffen. Wel is het mogelijk dat er een of enkele hazenlegers in het plangebied aanwezig zijn. Overigens vervult het plangebied geen essentiele functie voor de Haas, aangezien in de directe omgeving soortgelijk habitat afdoende aanwezig is.
- Het kan niet met zekerheid worden uitgesloten dat de Rugstreeppad het plangebied benut als landhabitat. Overigens vormt het plangebied geen essentieel landhabitat voor de Rugstreeppad. In de directe omgeving is vergelijkbaar landhabitat aanwezig die een dergelijke functie voor de rugstreeppad kan vervullen. Daarnaast is het mogelijk dat gedurende delen van het jaar geschikt voortplantingswater binnen het plangebied aanwezig is. Om deze redenen kan het niet worden uitgesloten dat de voorgenomen werkzaamheden zullen leiden tot overtreding van verbodsbepalingen zoals gesteld in artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming.
Middels soortgericht aanvullend onderzoek dient te worden vastgesteld of de Rugstreeppad het plangebied als zodanig benut. Om de functionaliteit van het plangebied als terrestrisch- en voortplantingshabitat in kaart te brengen wordt in dit geval onderzoek met herpetofaunaplaten uitgevoerd. Deze dient uitgevoerd te worden in de periode 15 april tot 31 augustus en bestaat uit 6 bezoeken. Indien de aanwezigheid van de Rugstreeppad wordt aangetoond en er nadelige gevolgen zijn voor deze soort, dient een ontheffing te worden aangevraagd en moeten tijdig vervangende maatregelen genomen worden. Vooruitlopend treft de gemeente, op de plaats waar de Rugstreeppad, in Hansweert eerder is waargenomen mitigirerende maatregelen door de verblijfplaatsen te optimaliseren. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat de rugstreeppad zich verplaatst maar zal hij op de locatie verblijven waar de omstandigheden het best zijn.
Om de volgende redenen is de verwachting dat geen sprake is van overtreding van de verbodsbepaling zoals genoemd in artikel 3.5, lid 2, van de Wet natuurbescherming en daarmee de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan niet in de weg staat:
- Tijdens de quickscan zijn geen amfibieën aangetroffen binnen het plangebied.
- De Rugstreeppad komt voor in de omgeving van het plangebied en deze soort is goed in staat nieuwe gebieden te koloniseren. De aanwezigheid van de rugstreeppad is waargenomen in een natuurgebied aan de andere zijde van de dorpskern. Op deze locatie treft de gemeente op voorhand mitigerende maatregelen zodat de verblijfplaats wordt geoptimaliseerd.
- Het gaat niet om essentieel landhabitat aangezien vergelijkbaar habitat in de omgeving van het plangebied afdoende aanwezig is.
- Het desbetreffende plangebied betreft een weiland/groenvoorziening dat meerdere keren per jaar wordt gemaaid en weinig regenplassen kunnen vormen. Bovendien is het gebied begraasd door grote grazers. Hierdoor is het plangebied onaantrekkelijk om als landhabitat benut te worden door de rugstreeppad.
- Geschikt voorplantingshabitat was ten tijde van de quickscan afwezig maar kan gedurende het voortplantingsseizoen wel ontstaan. Het voortplantingsseizoen begint pas in april-mei en is heel lang en sterk afhankelijk van weersomstandigheden.
- Het is niet de bedoeling om de bestaande watergangen langs het plangebied aan te tasten.
Indien een ontheffing op grond van de Wnb benodigd is dan is op basis van het bovenstaande aannemelijk dat de ontheffing kan worden verleend. Verder geldt de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat mogelijke nadelige gevolgen voor planten en dieren, voor zover redelijk, zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Dit door zoveel mogelijk buiten de kwetsbare perioden te werken en werkzaamheden zoveel mogelijk overdag uit te voeren.
Hiermee vormt het aspect natuur geen belemmering voor de vaststelling van dit wijzigingsplan.
4.10 Niet Gesprongen Explosieven
In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen.
Op de kaart van de provincie Zeeland is een klein deel van het plangebied aangewezen als aandachtsgebied voor niet-gesprongen explosieven. Het gaat om het meest zuidelijke deel van het plangebied (zie afbeelding 13). Het gaat om een aandachtsgebied van gevechtshandelingen. Hier hebben hevige artilleriebeschietingen plaatsgevonden. Het deel van het plangebied dat valt binnen het aandachtsgebied is bedoeld voor parkeren en een ontsluitingsweg. Op basis hiervan is de verwachting dat door bijbehorende graafwerkzaamheden een minimale kans is op het aantreffen van niet-gesprongen explosieven, omdat de graafwerkzaamheden hier beperkt zullen zijn.
Afbeelding 13 | Uitsnede Geo-loket NGE (bron: Provincie Zeeland)
4.11 Verkeer En Parkeren
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
De gemeente Reimerswaal heeft een eigen nota parkeernormen. Deze 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' dient, voor zover het autoparkeren betreft, als toetsingskader bij het beoordelen van zowel omgevingsvergunningplichtige initiatieven als ook bij initiatieven waarvoor geen vergunning is vereist, maar waarbij een toetsing aan het bestemmingsplan wel aan de orde is. Tevens wordt deze nota gebruikt als onderlegger voor herziening van een bestaand dan wel vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, waarmee een nieuwe ontwikkeling planologisch mogelijk wordt gemaakt.
In de ‘Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016’ worden de landelijke richtlijnen vertaald naar de situatie in Reimerswaal. Het uitgangspunt hierbij is dat voor een nieuwe ontwikkeling het aantal autoparkeerplaatsen wordt vastgesteld dat:
- op eigen terrein moet worden gerealiseerd en/of;
- kan worden toegerekend aan het openbaar gebied grenzend aan het initiatief.
Op basis van het parkeerbeleid is het parkeerkencijfer bepaald. Er is uitgegaan van de ligging in 'rest bebouwde kom' met de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk'. Voor het woningtype 'koop, vrijstaand' geldt een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning. In totaal worden 5 vrijstaande woningen gerealiseerd. Dit betekent een parkeerbehoefte van 11,5 parkeerplaatsen. Voor de woningtype 'koop, 2 onder 1 kap' geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Er worden 10 2-onder-1-kapwoningen gerealiseerd. Hiervoor is een parkeerbehoefte van 22 parkeerplaatsen. Voor de woningtype 'koop, tussen/hoek' geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. Er zijn 15 rijwoningen beoogd. De parkeerbehoefte is dus 30 parkeerplaatsen. In totaal is er een parkeerbehoefte van afgerond 64 (63,5) parkeerplaatsen.
Het is aannemelijk dat bij de vrijstaande woningen en 2-onder-1 kapwoningen een garage met oprit wordt gerealiseerd. Hierdoor kunnen theoretisch 2 auto's per woning op eigen terrein worden gerealiseerd. Echter in de praktijk wordt niet alle beschikbare parkeergelegenheid op eigen terrein als zodanig benut. Om die reden wordt volgens het gemeentelijk parkeerbeleid gerekend met 1 parkeerplaats op eigen terrein per woning. Het gaat om 10 2-onder-1-kapwoningen en 5 vrijstaande woningen. In totaal zijn er 15 parkeerplaatsen die op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd.
In de openbare ruimte dienen daarom minimaal 49 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Hiervan zijn afgerond 8 (7,5) parkeerplaatsen voor het aandeel bezoekers. In het plan zijn 59 parkeerplaatsen (excl. 5 bestaande parkeerplaatsen aan de Maartensbroersweg) opgenomen in de openbare ruimte. Hiermee voldoet het plan aan de parkeernormen uit het gemeentelijk beleid.
Verkeersgeneratie en ontsluiting
De verkeersgeneratie wordt bepaald aan de hand van de CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren'. Uitgegaan wordt van het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk'. Voor het woningtype 'koop, vrijstaand' geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Voor het woningtype 'koop, 2 onder 1 kap' geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 7,8 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Voor het woningtype 'koop, tussen/hoek' geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 7,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal. In totaal is de verkeersgeneratie 230 (41 + 78 + 111) motorvoertuigbewegingen per etmaal.
De gewenste ontwikkeling wordt ontsloten op de Maartensbroersweg en de Sloestraat. Door het gebrek aan bestemmingen op de Sloestraat rijdt er weinig doorgaand verkeer en heeft de straat een lage intensiteit. De toename in verkeer is daardoor goed af te wikkelen door de straten in de omgeving. De Maartensbroersweg is een straat met verschillende bestemmingen waaronder een basisschool. We gaan ervan uit dat in het drukste uur 10% van de verkeersgeneratie afgewikkeld wordt. Dit betekent een maximale toename van 23 motorvoertuigbewegingen in het drukste uur op de Maartensbroersweg. Door deze beperkte toename en kleinschaligheid van de kern Hansweert verwachten we dat deze opgevangen kan worden op de Maartensbroersweg zonder de verkeersveiligheid rond de basisschool in gevaar te brengen. De verkeersgeneratie van het plan kan ontsloten worden via de bestaande infrastructuur.
4.12 Water
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Binnen en aangrenzend aan het plangebied is een aantal watergangen gelegen (zie afbeelding 14). De tertiaire en secundaire watergang in het midden van het plangebied zoals hieronder weergegeven is in de huidige situatie niet meer aanwezig. Om die reden is deze niet geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan (zie paragraaf 2.1.2Toekomstige situatie). Er voldoende ruimte om de waterbergingsopgave binnen het plangebied op te vangen (zie watertoetstabel).
Afbeelding 14 | Uitsnede interactieve kaart Leggerwateren (bron: Waterschap Scheldestromen)
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | Het plangebied is niet gelegen binnen zoneringen van primaire en regionale waterkeringen. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | ![]() In de huidige situatie bestaat het plangebied volledig uit groenvoorzieningen. In de toekomstige situatie is op basis van het stedenbouwkundig plan een dakoppervlak van 2.525 m² en een dichte bodemverharding van 2.990 m² te verwachten. Gezamenlijk komt dit neer op een totaal van 5.515 m². Dat betekent een waterbergingsopgave van afgerond 414 m³ (5.515 x 0,075). Waterberging is voorzien aan de noordkant van het plangebied, tussen de boomgaarden en de woningen. Er kan aansluiting worden gevonden bij de secundaire watergang naast de boomgaarden. Er is 6.165 m² aan openbaar groen opgenomen in het plangebied. Er is dus voldoende ruimte om de waterbergingsopgave te realiseren. In de technische uitwerking wordt het Waterschap verder betrokken bij het plan. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater via het bestaande gemeentelijke rioolstelsel en aangeboden voor zuivering. De mogelijkheden om aan te sluiten op het gemeentelijke rioolstelstel dient nader met de gemeente (en het waterschap RWZI) te worden afgestemd. Het hemelwater vanaf de wegen en parkeerterreinnen loopt direct in het stelsel. Het hemelwater in de overige openbare ruimte stroomt oppervlakkig af naar de watergangen. De waterloop gelegen tussen de Krammer en de Zandkreekstraat blijft grotendeels gehandhaafd en er wordt een onderhoudsstrook aangehouden van 5.00m1 br. aan de noordoost zijde. Een deel (30m) van de waterloop moet worden gedempt voor de Maartensbroersweg voor het maken van de aansluiting met de Zandkreekstraat en een 15 tal parkeerplaatsen. Deze waterloop watert af via een wat vreemde ingewikkelde pvc buisleiding rond 250 naar de waterpartij langs de Sloestraat. Dit is niet conform het beleid van het waterschap dus deze duiker dient te worden vervangen voor een betonnen duiker rond 600 met een binnenkant-onderkant van de duiker op NAP-1.20m. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. | De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. Er wordt eventuele grondwateroverlast voorkomen door het realiseren van de waterberging(en) en bijvoorbeeld zoveel mogelijk groen toe te passen (doorlatende bodemverharding t.b.v. parkeren). |
Grondwaterkwaliteit Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | De grondwaterkwaliteit zal als gevolg van de ontwikkeling niet verslechteren. Er worden duurzame materialen toegepast. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. | Het regenwater wordt gescheiden getransporteerd naar het oppervlaktewater (oppervlakkig of via een regenwaterriool). De bestaande zuidelijk gelegen watergang wordt in stand gehouden. Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Volksgezondheid Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | Waar redelijkerwijs mogelijk, worden langs waterlopen flauwe (en natuurvriendelijke) oevers aangelegd. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Er wordt geen grondwater onttrokken en hemelwater wordt zoveel als mogelijk op het terrein teruggevoerd. Bodemdaling wordt dan ook niet verwacht. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | Met de gewenste ontwikkeling worden waardevolle wateren en natte natuur niet aangetast, maar kan zich |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | Bij de inrichting van oppervlaktewater en oevers wordt rekening gehouden met het onderhoud ervan. Onderhoud van de oppervlaktewateren is een gedeelde verantwoordelijkheid van het waterschap en de gemeente. Binnen de onderhoudsstrook van 5 meter langs de secundaire watergang worden geen gebouwen/bouwwerken geprojecteerd. Het onderhoud wordt hierdoor niet belemmerd. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | In het plangebied zijn geen gronden en objecten van het waterschap gelegen. |
Wegen in beheer bij het waterschap (alleen invullen voor zover van toepassing) | Voor het Waterschap is het van belang dat zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat gemotoriseerd verkeer afgewikkeld wordt via de Maartenbroersweg. De Westelijke Kanaalweg is meer geschikt om het verkeer af te wikkelen. Het is aannemelijk dat het grootste deel van het gemotoriseerd verkeer via de Sloestraat op de Westelijke Kanaalweg zal ontsluiten. De Maartenbroersweg leidt automobilisten immers de polder in, of met een omweg naar de Westelijke Kanaalweg. Het is wel mogelijk maar niet voor de hand liggend voor automobilisten om gebruik te maken van de Maartenbroersweg. De gemeente verkent momenteel de mogelijkheden naar het ontsluiten van de wijk via de noordzijde van het plan, via de Tramperweg naar de Westelijke Kanaalweg. Dit is echter nog in de verkennende fase. |
4.13 Milieu Effect Rapportage
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan/wijzigingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het wijzigingsplan betreft de activiteit genoemd in onderdeel D 11.2: ''De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein.''. Een 'formele' besluit-m.e.r.-beoordeling is vereist, indien sprake is van een van de aangewezen besluiten in kolom 4 van de bijlage bij het Besluit m.e.r en indien sprake is van een geval zoals opgenomen in kolom 2. Voor betreffende activiteit is sprake van een dergelijk geval indien de activiteit betrekking heeft op:
- a. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
- b. een aaneengesloten gebied en 2000 woningen of meer, of
- c. 200.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte of meer.
De gewenste ontwikkeling ligt ruim onder de drempelwaarde(n). Een vormvrije m.e.r-beoordeling is noodzakelijk. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld (zie Bijlage 7). Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling (en voorgaande paragrafen) blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.
4.14 Conclusie
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
De ontwikkeling voorziet in de bouw van 30 grondgebonden woningen. Er is sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Voor de gehele ontwikkeling is een grondexploitatie opgesteld. De kosten hiervoor zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting. Daarmee is het plan financieel uitvoerbaar.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio. In Bijlage 8 zijn de reacties opgenomen en beantwoord. De reacties die leiden tot aanpassingen van het wijzigingsplan zijn vewerkt.
Ter inzage legging ontwerp-wijzigingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerp-wijzigingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij het college van burgemeester en wethouders. Vaststelling van het wijzigingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.
Het ontwerp-wijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 2 februari tot en met 15 maart 2023. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. Verder is door behandelende ambtenaar op woensdag 19 april 2023 een korte presentatie gegeven aan de ondernemersraad van Hansweert. Het plan is positief ontvangen.
Bijlage 1 Stedenbouwkundige Uitwerking
Bijlage 1 Stedenbouwkundige uitwerking
Bijlage 2 Advies Archeologie Oas
Bijlage 2 Advies archeologie OAS
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Stikstofberekening
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Quickscan flora en fauna
Bijlage 7 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling