KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Geluid
4.5 Bodem
4.6 Verkeer En Parkeren
4.7 Flora En Fauna
4.8 Archeologie
4.9 Water
4.10 Trillingshinder
4.11 M.e.r. Beoordeling
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemene Opzet
6.2 Verbeelding
6.3 Regels
Bijlage 1 Staat Van Activiteiten
Bijlage 1 Memo Bedrijven- En Milieuzonering
Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 3 Adviezen Veiligheidsregio En Brandweer Zeeland
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Weg- En Railverkeer
Bijlage 5 Verkennend (Water) Bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkeersonderzoek
Bijlage 7 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 8 Memo Stikstofberekening
Bijlage 9 Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 10 Advies Gemeentelijke Archeoloog Veldonderzoek
Bijlage 11 Aanvullend Onderzoek Archeologie
Bijlage 12 Advies Gemeentelijke Archeoloog Karterende Booronderzoek
Bijlage 13 Watertoetsformulier
Bijlage 14 Waterberekening
Bijlage 15 Wateradvies
Bijlage 16 Trillingrapport

Rozeboom, fase 4

Bestemmingsplan - Gemeente Reimerswaal

Vastgesteld op 27-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Rozeboom, fase 4 met identificatienummer NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01 van de gemeente Reimerswaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.13 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor een huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.15 bestaande bebouwing

bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bewoonbaar vloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.20 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.21 bijzondere woonvormen

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.22 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in Staat vanActiviteiten.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 hobbymatig houden van dieren

het op kleine schaal houden van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee.

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.35 huisdierenverblijf

een bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.

1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daarmee vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in Staat van Activiteiten.

1.37 levensloopbestendig

de elementaire ruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer, badkamer en toilet) zijn op dezelfde bouwlaag aanwezig en zijn rolstoeltoegankelijk en drempelvrij.

1.38 logies

het (bedrijfsmatig)(nacht) verblijf aanbieden, waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.

1.39 logies met of zonder ontbijt

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het eventueel serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de (woon)bestemming.

1.40 logies seizoenarbeiders

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of seizoensarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.41 logies voor arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.42 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.43 milieudeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.44 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.45 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.46 ondergeschikt

in aard en omvang of functioneel, ruimtelijke en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschikt zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.

1.47 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.48 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.

1.49 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.50 Staat van Activiteiten

de Staat van Activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.51 tijdelijke woongelegenheid

een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.

1.52 tweede woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, te gebruiken.

1.53 uitwendig karakter van een gebouw in bestaande toestand

de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:

  1. a. bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
  2. b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
  3. c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
  4. d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
  5. e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
  6. f. materiaalgebruik.

1.54 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.55 voorgevelrooilijn

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.56 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.57 zorgafhankelijk wonen

woning voor mensen die 24 uur per dag van zorg afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig hebben.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplantingen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug': een brug of duiker voor langzaam verkeer;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. bermen;
    2. 2. bermsloten;
    3. 3. voet-, toegangs- en fietspaden.

3.2 Bouwregels

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. inritten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit' een inrit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding is toegestaan.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn:
    1. 1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. overkappingen: 3 meter;
    2. 2. erf- en terreinafscheidingen: 1 meter;
    3. 3. vrijstaande antennes: 5 meter;
    4. 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter;

4.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, voet- en fietspaden en overige verharding;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. afvalverzamelplaatsen;
  4. d. bermen en beplantingen;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals een bergbezinkbassin;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug': een brug of duiker voor langzaam verkeer.

5.2 Bouwregels

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan- en afvoer van water;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterlopen en waterpartijen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug': een brug of duiker voor langzaam verkeer.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn:
    1. 1. bruggen;
    2. 2. duikers;
    3. 3. keermuren voor de waterbeheersing;
    4. 4. oeverbeschoeiingen;
    5. 5. steigers;
    6. 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 meter;
    2. 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    3. 3. lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    4. 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m;
    5. 5. brug: 1,5 meter, gemeten vanaf het aansluitende maaiveld.

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    3. 3. toegangs- en achterpaden;
    4. 4. tuinen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  3. c. terreinafscheidingen.

9.2 Percentages

Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

9.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in de Nota parkeernormen van de gemeente Reimerswaal.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan voor overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken, of wanneer dit uit esthetisch en/of stedenbouwkundig oogpunt gezien wenselijk is, danwel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag per bouwperceel met niet meer dan 10% worden overschreden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 onder a met maximaal 10%;
  3. c. het in lid 12.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

het in lid 12.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Rozeboom, fase 4'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente is bezig met de afronding van de woonwijk Rozeboom. Voor deze wijk is al in 1997 het stedenbouwkundig ontwerp opgesteld en fase 1 en 2 zijn inmiddels ook gerealiseerd. Fase 3 betreft het noordwestelijk gedeelte van de woonwijk en deze zal de komende periode verder worden ontwikkeld.

In juridisch-planologisch opzicht is de afronding van de wijk Rozeboom geregeld in de 2e herziening van het bestemmingsplan Rozeboom (2008). In fase 3 is de bouw van 36 woningen juridisch-planologisch toegestaan. Inmiddels zijn hiervan 16 woningen gerealiseerd.

De woningbouwmogelijkheden zoals die in 2008 zijn opgenomen in het bestemmingsplan Rozeboom 2e herziening, zijn vervolgens meegenomen in het bestemmingsplan ''Krabbendijke'' (2013). In zowel de 2e herziening van het bestemmingsplan Rozeboom als het bestemmingsplan 'Krabbendijke' is het oorspronkelijk gedachte stedenbouwkundig ontwerp van fase 3 gedetailleerd vastgelegd. Deze gedetailleerdheid zit in het gegeven dat de bouwvlakken 1:1 overeenkomen met de verkaveling, dat er per bouwvlak is bepaald wat voor type woning gerealiseerd mag worden en hoeveel woningen er gerealiseerd mogen worden.

Naar aanleiding van gewijzigde demografische omstandigheden en de prognoses van de bevolking en woningbehoefte, is in 2019 het woningbouwprogramma voor de verdere afronding van fase 3 bijgesteld. Dit heeft enerzijds geleid tot een aanpassing van de verkaveling, maar anderzijds ook tot het inzicht dat een bestemmingsplan enige mate van flexibiliteit moet hebben, zodat er beter kan worden ingespeeld op veranderende demografische omstandigheden of een veranderende woningvraag.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft feitelijk de afronding van fase 3, maar om verwarring met het al gerealiseerde gedeelte van fase 3 te voorkomen, wordt dit benoemd als fase 4. Het nu voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van de verkaveling van fase 4 mogelijk, en biedt daarbij enige flexibiliteit in de realisatiefase.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de westkant van Krabbendijke (gemeente Reimerswaal, kadastraal bekend als perceelnummer 5380 sectie C). Het plangebied grenst aan Rozeboom fase 2 (zuidkant), de Rosierlaan (oostkant), het agrarische gebied (westkant) en de Westelijke Parallelweg (noordkant).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0001.jpg"

Afbeelding ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is ''Krabbendijke'' (vastgesteld op 25 juni 2013). Het plangebied is hierin bestemd voor:

  • Wonen
  • Groen
  • Water
  • Verkeer
  • Waarde - Archeologie -2

Bestemmingsplan en gewijzigd verkavelingsplan

In het plangebied mogen woningen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Wonen'' en binnen de aangewezen bouwvlakken. Per bouwvlak is gedetailleerd vastgesteld hoeveel woningen er zijn toegestaan, wat voor type woningen er zijn toegestaan en wat de maximale maatvoering is. Ook zijn de bouwvlakken strak om de bebouwingscontouren van het stedenbouwkundig plan gelegd. Door de opgenomen regels is het niet mogelijk om het stedenbouwkundig plan uit juni 2019 te realiseren, bijvoorbeeld meer woningen in het ene bouwvlak en minder woningen in het andere bouwvlak.

In het nu voorliggende bestemmingsplan Rozeboom, fase 4 betekent dit dat er een balans wordt gezocht tussen het bieden van zekerheid en flexibiliteit. De verkaveling (in type en aantal) wordt niet exact vastgelegd, maar wel wordt het maximaal aantal woningen gedefinieerd. De verdeling daarvan in de bouwblokken alsmede de typen woningen zijn nog enigszins flexibel. Ook worden enige voorwaarden gesteld om de beoogde ruimtelijke kwaliteit te borgen: de randen verkrijgen de aanduiding 'vrijstaand', het middengebied de aanduidingen 'vrijstaand' en 'twee-aaneen', waarbij de twee-aaneen gebouwde woningen niet als 2 vrijstaande mogen worden gebouwd. Tevens zijn in het middengebied rijwoningen toegestaan.

De openbare ruimte is opgenomen in de bestemmingen groen, water en verkeer, en deze zijn opgenomen conform het stedenbouwkundig plan. De bestemming verkeer is opgenomen voor de ontsluitingswegen in het woongebied.

De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege. Een archeologisch onderzoek is niet nodig in geval het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m² bedraagt;
  • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

Voor de ontwikkeling van de Rozeboom is eind jaren negentig een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is inmiddels achterhaald. Omdat de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 250 m2 beslaat en er geen recent onderzoek is uitgevoerd, is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit wordt toegelicht in paragraaf 4.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0002.jpg"

Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan

Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen 2019

De Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen 2019 heeft als doel te voorzien in een goede regeling voor het kunnen toestaan en afwijken van bedrijven binnen de bebouwde kom van Reimerswaal. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de vestiging van bedrijven niet mogelijk. De regels uit deze herziening worden daarom niet overgenomen in dit bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het plan toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid behandeld. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de onderzoeken naar omgevingsaspecten toegelicht. In hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod. En tot slot is in hoofdstuk 6 de juridische planbeschrijving opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Wonen

Krabbendijke is één van de zeven woonkernen van Reimerswaal. Na de realisatie van een gedeelte van de wijk Rozeboom heeft er enige jaren geen woningbouw in substantiële aantallen plaatsgevonden. De nut en noodzaak van de realisatie van woningbouw in Rozeboom is onderbouwd in paragraaf 3.1.4.

Verkeer en vervoer

Auto-ontsluiting

De wegenstructuur van Krabbendijke is overzichtelijk. De hoofdontsluiting van Krabbendijke vindt plaats via de Oude Rijksweg (N289), gelegen aan de zuidzijde van de kern. Deze verkeersweg doorsnijdt de gehele gemeente Reimerswaal en vormt een verbinding tussen Goes en Bergen op Zoom. De hoofdontsluiting van Krabbendijke vindt plaats via de assen Dorpsstraat/Oostweg en J.W. Frisostraat/Noordweg. Naast deze assen, vormt de route Meiboomdijk / Parallelweg / Spoorlaan / Westelijke Parallelweg een route voor verkeer dat de noordzijde van het dorp als bestemming heeft. Rozeboom is goed bereikbaar via beide routes en is via de route Dorpsstraat-Westweg-Rosierlaan en is via de Rondsel verbonden met de Westelijke Parallelweg.


Parkeren

In de huidige situatie is parkeergelegenheid voorzien in Rozeboom overwegend in de vorm van parkeerplaatsen op eigen erf en langs de rijbaan. Tevens is een enkel parkeerterreintje aanwezig.


Fietsvoorzieningen

De huidige woonwijk Rozeboom is via een fijnmazig routenetwerk met de dorpskern verbonden. Tot dit netwerk behoren de woonstraten, maar ook de langzaam verkeersdoorsteken van de Rosierlaan naar de Reimerswaalstraat/Oosterscheldestraat en de fietsstroken langs de Westelijke Parallelweg. Deze laatste maken deel uit van zowel het 'utilitaire' netwerk als het 'recreatieve' netwerk richting Yerseke.


Openbaar vervoer

Busverbindingen

Krabbendijke is door busvervoer ontsloten naar Goes - Rilland/Bath en Kruiningen/Yerseke-Waarde. Binnen de kern zijn er voor deze lijndiensten haltes bij het Calvijn College, het station, de Westelijke parallelweg en in de Dorpsstraat. Het openbaar vervoer is door een goede busrouting en afstand tussen de haltes goed bereikbaar.


Treinverbinding

Krabbendijke is gesitueerd aan het spoortraject Vlissingen-Roosendaal en er is een station. Treinen hebben Krabbendijke als halteplaats en hebben in beide richtingen een frequentie van twee maal per uur.


Groen- en waterstructuur

In Rozeboom zijn een aantal robuuste openbare ruimten opgenomen, te weten de plantsoenen ter plaatste van Molster-Tremel en Rondsel. Achter de woningen aan de Rosierlaan ligt een stevige houtwal, die zich buiten de eigenlijke woonwijk bevindt, maar wel een rol speelt in de groenbeleving van de aangrenzende kavels.


Op dit grensvlak van de woonwijk en het agrarisch buitengebied bevindt zich ook een randsloot, die momenteel ter plaatse van Rosierlaan 35 afbuigt n oostelijke richting en vervolgens weer in noordelijke richting afbuigt langs de Rondsel en aansluit op de watergang langs de Westelijke Randweg. In de wijk komt verder geen water voor.

2.2 Toekomstige Situatie

In 1997 is het stedenbouwkundig ontwerp van het woongebied Rozeboom opgesteld. Diverse fasen (fase 1 en 2 en een gedeelte van fase 3) van dit woongebied zijn inmiddels gerealiseerd. In het bestemmingsplan Krabbendijke (2013) zijn de woningbouwmogelijkheden opnieuw bevestigd, met behoud van de oorspronkelijk bedachte wegen- en verkavelingsstructuur. Het uitgangspunt was dat de 3e fase een vergelijkbare opzet en sfeer zou verkrijgen als de voorgaande fasen. Maar binnen de ruimtelijke hoofdopzet voor de totale woonwijk Rozeboom zou de 3e fase een eigen, herkenbare identiteit verkrijgen. Deze identiteit zou samenhangen met het plantsoen ter plaatse van de Rondsel en de brede waterpartij tussen de beide gebiedsdelen.


Verder waren er in het oorspronkelijke plan vooral vrijstaande woningen voorzien, met aan de oostzijde enkele twee-onder-één-kap woningen. Het woongebied wordt ontsloten door middel van een 'circuit', die begint en eindigt bij het plantsoen. De nieuwe verkeersstructuur sluit aan op de bestaande wegenstructuur:

  • aan de noordzijde de Westelijke Parallelweg;
  • aan de zuidzijde de Rosierlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0003.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0004.jpg"

Op bovenstaande schets en foto is duidelijk te zien dat er al woningen aan de oostkant van het oorspronkelijke plan fase 3 zijn gerealiseerd, nl. 16 woningen (vrijstaand en 2-onder-1 kapwoningen). Het totale plan fase 3 ging uit van 36 woningen (zie schets).

Herijking planstructuur

Omdat er behoefte bestond aan een actualisatie van zowel het woningbouwprogramma als de openbare ruimtestructuur, is de oorspronkelijke opzet uit 2008 herijkt. Omdat zich al woningen in het noordelijke deel van Rozeboom zijn gerealiseerd en een deel van de wegenstructuur is aangelegd, wordt daar vanzelfsprekend op voortgebouwd.


Concreet betekent dit dat het bestaande plantsoen en de wegen (Enden en Rondsel) gehandhaafd blijven, en dat hier een lusvormig tracé aan wordt toegevoegd. Ten opzichte van het voorgaande stedenbouwkundig plan wordt de groenstrook langs de singel verbreed en wordt een klein plantsoen in het noordwestelijk deel van het plangebied toegevoegd. De beide straten die naar dit plantsoen toe leiden verkrijgen laanbomen. Door deze toevoegingen ontstaat een grotere ruimte- en woonkwaliteit. Het toevoegen van groene bermen, bomen in de straat en een iets breder talud langs de singel hebben tevens een gunstig effect op het klimaat (schaduw, vasthouden van water, minder verhard oppervlak) en zorgen voor een beter micro-milieu.


Tenslotte wordt er een voetpad geprojecteerd langs de singel, die via de westelijke buitenrand van het plangebied aansluit op zowel de Westelijke Parallelweg (noordzijde) als de Rosierlaan (zuidzijde). Via de Rosierlaan sluit dit voetpad aan op het grote plantsoen Molster-Tremel en vandaar kan men zelfs weer verder via het fietspad naar de Reimerswaalstraat, of via het voetpad langs de achterzijde van de woningen Nieukerckestraat weer terug naar de Rosierlaan. Dit fijnmazige padennetwerk nodigt uit voor bewegen en ontmoeten, en bevordert dus de (fysieke en mentale) gezondheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0005.jpg"

Afbeelding stedenbouwkundig plan

Parkeren

In het plan is sprake van vrijstaande woningen, twee-onder-een kapwoningen en rijtjeswoningen. Het parkeren vindt grotendeels plaats op eigen terrein, doordat alle vrijstaande en twee-onder-een kapwoningen ten minste 2 parkeerplaatsen op eigen erf hebben. Deze zijn naast elkaar gesitueerd en wel zodanig dat de beide auto's achter de voorgevelrooilijn staan. Een bezoeker kan dan nog op het voorerf worden gesitueerd. De ervaring leert namelijk dat 2 achter elkaar gesitueerde parkeerplaatsen matig worden gebruikt. Het risico is groot dat men dan de achterste parkeerplaats niet gebruikt of dat een deel van het erf met een schutting wordt dichtgezet. De parkeerdruk op het openbaar gebied zou daardoor sterk toenemen.


Het parkeren ten behoeve van de rijtjeswoningen vindt plaats op een parkeerplaatsje voor de woningen, waarbij de beide hoekwoningen van een eigen parkeerplaats worden voorzien.

Met deze oplossing kan er substantieel groen langs de straat worden aangebracht, is er voldoende ruimte voor inritten en voldoende plantruimte voor straatbomen. In subparagraaf 4.6.2 wordt de parkeerberekening toegelicht.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 22 november 2011 heeft de Tweede kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Ruimte heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:

  1. 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze drie hoofddoelen zijn verder vertaald in dertien nationale belangen. Het plangebied heeft betrekking op kleinschalige ontwikkelingen, waardoor de SVIR geen bijzondere randvoorwaarden stelt aan het plangebied.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Barro. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer hoofdwegen & hoofdspoorwegen, buisleidingen en erfgoederen opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het vigerende bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast.

Het plangebied ligt niet in de invloedssfeer van het Barro. Het Barro levert geen belemmeringen op voor het plangebied.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. De kernbepaling van de laddersystematiek luidt als volgt;

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

3.1.4 Onderbouwing ladder

Binnen het vigerende bestemmingsplan Krabbendijke zijn in juridisch-planologisch opzicht 36 woningen toegestaan in het gebied van fase 3. Hiervan zijn inmiddels 16 woningen gerealiseerd. Dit resulteert in planologische ruimte voor 20 te realiseren woningen in fase 4. Vanwege een gewijzigde woningvraag en als gevolg daarvan een gewijzigde verkavelingsstructuur, worden nu 29 woningen voorzien in fase 4. Deze 9 extra woningen dienen getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Bestaand stads- en dorpsgebied

Het plangebied ligt binnen het bestaand bebouwd gebied. Het huidige plan voorziet in een verdichting met 9 woningen bovenop wat planologisch is toegestaan in het vigerende bestemmingsplan. De behoefte wordt onderstaand onderbouwd. Er is geen sprake van een ontwikkeling buiten bestaand stads- en dorpsgebied.

Onderbouwing vraag en aanbod

In 2017 is een gemeentelijk woningmarktonderzoek uitgevoerd, waarin een overzicht is opgenomen van de vraag en het aanbod aan woningen in de gemeente. In dit onderzoek worden enkele algemene trends gesignaleerd en daarnaast zijn er enkele trends die specifiek zijn voor de gemeente Reimerswaal (zie paragraaf 3.4.2 Woonbeleid). In het onderzoek wordt de verwachte huishoudensontwikkeling in Krabbendijke in de periode 2015-2030 geschat op 75 tot 95 huishoudens. Het aantal gerealiseerde woningen tussen 2015 en 2018 bedraagt slechts 14 woningen.

In Krabbendijke ligt in de periode tot 2030 de mogelijkheid om woningbouw te realiseren in 3 gebieden die deel uitmaken van het bestaande dorpsgebied, namelijk Rozeboom, het voormalige gasfabriekterrein (bestemmingsplan Kelders) en het voormalige veilingterrein.

  1. 1. Rozeboom: gezien het feit dat er de afgelopen jaren in Krabbendijke weinig is gebouwd en er dus een urgente behoefte aan woningen is, is er – mede op grond van het woningmarktonderzoek 2017 (zie ook paragraaf 3.4.2 Woonbeleid) – bepaald dat er op korte termijn behoefte is aan een gemengd woningbouwprogramma in diverse prijsklassen, namelijk vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en rijwoningen. De beschikbare ruimte en verkavelingsopzet laten het toe om te herprogrammeren ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. In fase 4 kunnen maximaal 29 woningen worden toegevoegd om te voorzien in de gemêleerde behoefte en wordt efficiënt gebruik van de beschikbare (fysieke) ruimte.
  2. 2. Voormalige gasfabriekterrein: het bestemmingsplan Kelders voorziet in de realisatie van 19 appartementen en 11 grondgebonden woningen of 20 grondgebonden woningen. Vanwege de ligging in de dorpskern en het gegeven dat er een aanvullende aanbod ontstaat ten opzichte van Rozeboom, liggen appartementen voor de hand.
  3. 3. Veilingterrein: om diverse redenen komt de ontwikkeling van het Veilingterrein nog niet van de grond. De invulling van de locatie met woningbouw is mede afhankelijk van de eventuele uitbreiding van de sportvelden op het Veilingterrein of elders in Krabbendijke. Het Veilingterrein kan dan ook niet op korte termijn bijdragen om de woningvraag in Krabbendijke op te lossen. Op de korte termijn voorziet Rozeboom in de huidige behoefte aan woningen. De gemeente zal vanzelfsprekend de komende 10 jaar (en daarna) de programmering en fasering van woningen die in ontwikkeling worden gebracht goed monitoren.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsplan

Het Omgevingsplan (2018) vormt voor overheden, organisaties en burgers het provinciale beoordelingskader op het gebied van de fysieke leefomgeving.

Woningbouw

De provincie zet de woonwensen van de Zeeuwse burger centraal. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren. Er wordt gestreefd naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. De transitie op het gebied van klimaat en demografie zorgt ervoor dat de noodzaak om de woningvoorraad aan te passen groot is.

Gezien de ruimtelijke doelen, klimaat en demografische opgave, de uitgangssituatie van de woningvoorraad en de toekomstverwachtingen, is woningbouwbeleid essentieel. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Er moet daarom op regionaal niveau gekozen worden voor de woningbouwplannen die qua omvang, locatie en type aansluiten bij de woonwensen van de Zeeuwse burger.

De regionale woningmarktafspraken worden gemaakt tussen de 5 Bevelandse gemeenten en in afstemming met woningcorporaties, burgers, ontwikkelaars en werkgevers. De realisatie van de woningen binnen dit plangebied maakt deel uit van deze woningmarktafspraken.

3.2.2 Omgevingsverordening

De Provinciale Omgevingsverordening 2018 (hierna Omgevingsverordening) is vastgesteld op 21 september 2018. Daarop volgend is de Omgevingsverordening tweemaal gewijzigd, maar deze wijzigingen hebben geen betrekking op het plangebied. Voor het onderhavige plangebied is het ontwerp wonen van belang.

Wonen (artikel 2.7)

In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin een nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie in het landelijk gebied wordt toegelaten, moet aannemelijk worden gemaakt dat wordt voldaan aan de in bijlage C bedoelde voorwaarden. Nieuwe kleinschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied, die niet voldoen aan de in bijlage C bedoelde voorwaarden, worden in een bestemmingsplan niet toegelaten. Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing bebouwd gebied van Krabbendijke (zie afbeelding). Er is derhalve geen sprake van een kleinschalige woningbouwlocatie in het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0006.jpg"

Afbeelding bebouwd gebied Krabbendijke - kaart provincie Zeeland

3.3 Regionaal Beleid

De provincie stelt in het Omgevingsplan dat regionale woningmarktafspraken nodig zijn om in te spelen op de demografische veranderingen en te zorgen voor een goed functionerende en Dynamische woningmarkt. De regio De Bevelanden heeft dergelijke woningmarktafspraken opgesteld die zijn opgenomen in de ‘Agenda Wonen in De Bevelanden 2025’ (februari 2016). In het document is voor de komende jaren een gezamenlijk woningbouwprogramma opgenomen.

Daarnaast zijn er diverse woondoelen geformuleerd die zijn vertaald in negen kernthema’s. Het gaat er hierbij om dat er terughoudend wordt omgegaan met nieuwe woningbouwlocaties buiten de bebouwde kom. Binnen het programma blijft ruimte voor aantrekkelijke initiatieven, zoals voor wonen en zorg, wonen boven winkels of collectief particulier opdrachtgeverschap. Verder wordt gesignaleerd dat het zwaartepunt van de inzet steeds meer moet verschuiven van ontwikkeling en uitbreiding naar beheer, verbetering en herstructurering. De aanpak van de bestaande particuliere woningvoorraad heeft hierbij de hoogste prioriteit. Het gaat nadrukkelijk niet alleen om herstructurering, maar juist om kwaliteitsverbetering van de bestaande voorraad. Deze ontwikkelingen zijn ook opgenomen in de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023. Deze regionale woonvisie is in het najaar van 2019 door alle Bevelandse gemeenten vastgesteld.

Nieuwbouw

De regio De Bevelanden streeft naar een bescheiden groei van de woningbehoefte, waarbij kan worden ingezet op (deels) andere producten, type locaties en productmarktcombinaties dan voorheen. Dit moet het uitgangspunt zijn bij het realiseren van woningbouw en eventuele optimalisatie van plannen. Als kansrijke productcombinaties wordt gezien:

  • ruim, levensloopbestendig appartement
  • vrije kavel voor eigen bouw
  • moderne bungalow of patio
  • ruime grondgebonden woning op ruime kavels
  • kwalitatief goede, compacte grondgebonden huurwoningen.

De productie van woningen wordt gemonitord in aantallen en kwaliteit. Hiertoe is een woningmarktmonitor opgesteld. Jaarlijks wordt de gerealiseerde en geplande woningbouw in de monitor geactualiseerd en in het Platform De Bevelanden vastgesteld.

Binnen de regionale woningmarktafspraken zijn de 29 woningen die te realiseren zijn in Rozeboom fase 4 opgenomen. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van grondgebonden woningen op ruime kavels in een dorps woonmilieu van Krabbendijke. Ook is een deel van de woningen geschikt voor particulier opdrachtgeverschap. Het planvoornemen is passend binnen het regionaal beleid.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (2012)

De 'Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen' geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop dit beleid wordt gerealiseerd. De uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie vormt de invulling van de wettelijke mogelijkheid van een structuurvisie als basis voor verevening tussen projecten en voorziet daartoe in fondsen. Van belang voor de ontwikkelingen van het plangebied is de visie op Krabbendijke.

Krabbendijke
Ten aanzien van de kern Krabbendijke worden de volgende bevindingen gedaan:

  • Het dorp Krabbendijke heeft een doelmatige hechte samenleving.
  • Krabbendijke heeft geen historisch centrum.
  • Krabbendijke heeft een hoog voorzieningenniveau. De commerciële voorzieningen zijn geconcentreerd rond de kruising tussen de Johan Willem Frisostraat en de Dorpsstraat.
  • De onderwijsvoorzieningen bestaan uit drie verschillende basisscholen en een christelijke middelbare school. Krabbendijke heeft goede sportvoorzieningen. Er zijn verschillende kerkgebouwen voor diverse gezindten.
  • De nadruk van de bedrijven in deze kern ligt vooral op de fruitteelt en de agrarische verwerking.
  • De bedrijvigheid in Krabbendijke is geconcentreerd op de twee bedrijventerreinen aan de zuid– en oostzijde van de kern ('Zuidweg' en 'Oostpolder'). Daarnaast zijn tussen de locatie van de voormalige gasfabriek en de provinciale weg twee relatief grote bedrijven en een bedrijfsverzamelgebouw gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0007.jpg"

Afbeelding visiekaart Krabbendijke, het plangebied is aangewezen als afronding van de kern

In de kern Krabbendijke worden de volgende, voor dit bestemmingsplan, relevante knelpunten en kansen gesignaleerd:

Knelpunten

  • Ten behoeve van woningbouwontwikkeling zijn er in Krabbendijke de afgelopen jaren slechts enkele woningen toegevoegd aan de woningmarkt (netto). Door het gebrek aan nieuwbouw is de al in 2012 gesignaleerde behoefte niet ingelopen. Het woningbouwonderzoek uit 2017 heeft deze behoefte nog eens onderstreept. Wel staan er nieuwbouwplannen op de planning (o.a voormalig Gasfabriekterrein en voormalig Veilingterrein). Het totaal van de nieuwbouwplannen zou op de langere termijn de woningvraag kunnen overstijgen, maar op de korte termijn voorziet de realisatie van Rozeboom in de huidige behoefte aan woningen. De situatie op de lokale woningmarkt is verder onderbouwd in paragraaf 3.1.4 Onderbouwing ladder.

Kansen

  • Rozeboom biedt, zeker op de lange termijn, mogelijkheden voor een goede afronding van het woongebied met grote woningen op ruime kavels.

Ontwikkelingen

  • Het toevoegen van 20 woningen aan Rozeboom is planologisch geregeld. De behoefte om binnen het reeds bestemde woongebied 9 woningen extra te realiseren is onderbouwd in paragraaf 3.1.4 Onderbouwing ladder.

Wat wil de gemeente bereiken:

  • Kwaliteitsverbetering ten aanzien van het wonen kan bereikt worden door het goed afronden van de kern met kwalitatief hoogwaardige woongebieden en anderzijds door te komen tot kwaliteitsverbetering en transformatie van een aantal aandachtsgebieden binnen de kern. Hierbij zal prioriteit worden gegeven aan inbreiding en herstructurering van bestaande woongebieden boven nieuwe uitleglocaties.

Hoe wordt het aangepakt:

  • Het afronden van Rozeboom met behoud van de voorziene ruimtelijke kwaliteit, waarbij van belang is dat de planvorming blijft aansluiten bij de actuele behoefte.

De situatie op de woningmarkt is sinds het verschijnen van deze structuurvisie sterk gewijzigd. Destijds werd nog geconstateerd dat de te koop aangeboden grond voor woningbouwontwikkeling in Rozeboom nauwelijks werd verkocht, terwijl er volgens de prognose wel behoefte zou bestaan aan extra woningen. Inmiddels zijn alle kavels in Rozeboom bebouwd en is er geen aanbod meer. Ook is er inmiddels kwalitatief behoefte aan andere woningen (typologieën en doelgroepen) dan waarvoor Rozeboom was opgezet. Dit is mede de aanleiding om het verkavelingsplan te herzien. Zoals ook beschreven in de structuurvisie is het van belang dat de woningen in de afronding van Rozeboom voorzien in een actuele behoefte. Aan de hand van het woonbeleid wordt deze behoefte toegelicht.

3.4.2 Woonbeleid

3.4.3 Parkeerbeleid

In de ‘Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016’ worden de landelijke richtlijnen vertaald naar de situatie in Reimerswaal. Het plangebied valt binnen de gebiedsafbakening 'Rest bebouwde kom'.

Wonen

De parkeerkencijfers zijn gekoppeld aan het type woning (vrijstaand, tussenwoning, etage), eigendom woning (koop/huur) en prijsklassen (goedkoop, midden, duur). In onderstaande tabel zijn de parkeernormen opgenomen die van toepassing zijn in het plangebied.

Rest bebouwde kom Aandeel bezoekers Eenheid per
Koop, vrijstaand 2,3 0,3 pp/woning woning
Koop, 2 onder 1 kap 2,2 0,3 pp/woning woning
Koop, tussen/hoek 2 0,3 pp/woning woning

De beoordeling parkeren wordt toegelicht in paragraaf 4.6.2.

3.4.4 Welstand

Het gemeentelijk welstandsbeleid is vastgelegd in de Welstandsnota Reimerswaal 2017. Het plangebied ligt niet een specifiek aangewezen welstandsgebied. De welstandscriteria voor ''woongebieden (neutraal gebied)'' zijn van toepassing op het planvoornemen.

Welstandscriteria woongebieden

Algemeen

  • Behouden en waar mogelijk versterken van ruimtelijke eenheid en verschijningsvorm binnen de woonwijken.

Situering

  • Bij (vervangende) nieuwbouw is het bestaande verkavelingpatroon binnen een stedenbouwkundige eenheid richtinggevend;
  • Behouden van bestaand verkavelingpatroon van vrijstaande bebouwing, waarbij nieuwbouw binnen de voorgevellijnen van de belendende bebouwing dient te passen.

Massa en vorm

  • Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw is het van belang af te stemmen op de bebouwingshoogte en -massa en de kapvorm van de omliggende bebouwing of het ensemble van gebouwen als geheel;
  • Uitsluiten van gesloten gevels aan straatzijde;
  • Bij hoeksituaties dient er extra aandacht te worden geschonken aan de vormgeving van gevel en erfafscheiding;
  • Bestaande bouwkundige toevoegingen binnen een bouwblok dienen richtinggevend te zijn voor toekomstige ontwikkelingen.

Detaillering, kleur en materiaal

  • Bij renovatie, verbouwingen of (vervangende) nieuwbouw is het is van belang af te stemmen op kleur- en materiaalgebruik van hoofdgebouw en gericht op behoud van samenhang van de directe omgeving;
  • Bij de overgang van woongebied naar (agrarisch) middengebied uitsluiten van contrasterende en reflecterende kleuren en materialen.

Bij de verdere uitwerking van de woningen worden deze getoetst aan de welstandscriteria. Bij de keuze voor type woningen in het plangebied is aangesloten bij de aangrenzende woonwijk. Er is gekozen voor tweekappers, vrijstaande woningen en rijwoningen. Hiermee wordt de ruimtelijk eenheid van het woongebied Rozeboom versterkt.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op basis van het principe van 'een goede ruimtelijke ordening' moet er worden gemotiveerd dat met dit initiatief geen nadelige gevolgen ontstaan naar de omgeving en / of dat er geen milieukundige bezwaren zijn om aan het initiatief medewerking te verlenen. Onder meer moet er een verantwoording worden gegeven van de volgende aspecten:

  • Akoestiek;
  • Bedrijven- en Milieuzonering;
  • Flora en Fauna en Stikstofdepositie;
  • Waterhuishoudkundige situatie (watertoets);
  • Bodem (milieukundig);
  • Archeologie;
  • Luchtkwaliteit;
  • Verkeer en Parkeren;
  • Externe Veiligheid;
  • m.e.r. beoordeling;

Dit hoofdstuk bevat de verschillende relevante omgevingsaspecten. De onderzoeken zijn als bijlagen bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

AGEL adviseurs heeft een beoordeling bedrijven- en milieuzonering uitgevoerd. De memo is als Bijlage 1 bijgevoegd.

Beoordeling

Rondom het plangebied zijn hoofdzakelijk woningen aanwezig en het plan bestaat uit de realisatie van woningen. Om die reden is de omgeving van het plan is te beschouwen als ‘rustige woonwijk’. In de quickscan is dan getoetst aan de richtafstanden uit de VNG-handreiking behorende bij een rustige woonwijk.

Ten oosten en ten zuiden van het plan Rozeboom zijn woningen aanwezig. De onbebouwde gronden ten westen van het plangebied en tussen de Westelijke Parallelweg en het spoor zijn bestemd voor 'Agrarisch', zonder een nadere aanduiding. Andere bedrijfsbestemmingen liggen op meer dan 200 meter afstand van het plangebied en zijn daarom buiten beschouwing gelaten.

Het toegestane planologisch gebruik op de agrarische gronden heeft een maximale milieucategorie 2. De richtafstand van een milieucategorie 2 is 30 meter geldend voor een rustige woonwijk. Deze afstanden worden gemeten vanaf de perceelsgrenzen. In onderstaande afbeelding is de richtafstand van 30 meter uitgezet vanuit de agrarische bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0008.jpg"

Afbeelding overzicht ligging richtafstand 30 meter agrarische bestemmingen (paarse lijn), omgeving plangebied

Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat de richtafstand van 30 meter geldend voor de agrarische gronden ten westen van het plangebied net binnen de toekomstige woonbestemming ligt. Een oppervlakte van 100 m2 van de toekomstige woonbestemming ligt binnen de richtafstand. De richtafstand ligt echter niet over de bouwvlakken van de toekomstige woningen.

Of er wordt voldaan aan richtafstand mag worden bepaald door de afstand te berekenen tussen de gevels van de woningen en de grens van de bestemming 'Agrarisch'. Deze berekening is conform een uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 april 2014. De afstand tussen de gevels van de woningen en de grens van de agrarische bestemming bedraagt meer dan 30 meter.

Ter plaatse van de agrarische gronden ten noorden van het plangebied wordt voldaan de richtafstand.

Omdat ter plaatse van de agrarische gronden wordt voldaan aan de richtafstand is sprake van een goed woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen.

Spuitzones

Op dit moment biedt het vigerende bestemmingsplan 'Krabbendijke' al de mogelijkheid om in dit gebied te wonen, er ligt al een positieve woonbestemming. Het bestemmingsplan 'Rozeboom, fase 4' is in procedure gebracht omdat - mede vanwege de veranderde woningbehoefte - er een nieuwe verkavelingsopzet van dit deel van de wijk is gemaakt. Er wordt daarmee geen nieuwe woonwijk geïntroduceerd in Krabbendijke, maar een qua opzet gewijzigde variant. De gronden ten westen van het plangebied Rozeboom, fase 4 hebben de bestemming Agrarisch. Op dit moment is er geen boomgaard aanwezig op deze agrarische gronden. Bovendien is in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' binnen de bestemming Agrarisch onder 'artikel 3.5 specifieke gebruiksregels', lid 1 'verboden en toegestaan gebruik', het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden met de bestemming Wonen niet toegestaan, waarmee reeds is geborgd dat eventuele spuitzones niet conflicteren met de woonfunctie.

Conclusie

Vanuit dit aspect gezien zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.2 Externe Veiligheid

Adviesgroep AVIV BV heeft het onderzoek externe veiligheid uitgevoerd, het rapport is als Bijlage2 bijgevoegd. Het plangebied ligt in de directe nabijheid van twee risicobronnen; aardgasleiding gelegen langs de Westelijke Parallelweg en een spoorroute waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden ten noorden van het plangebied.

Onderzoeksresultaten

Spoorroute

Plaatsgebonden risico

Voor het traject ter hoogte van de beoogde ontwikkeling geldt een PR-plafond van 0 m. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het plangebied.

Groepsrisico

Het berekende groepsrisico (zie hiervoor Bijlage 2) is gelijk aan 0.045 keer de orientatiewaarde en neemt niet toe als gevolg van de ontwikkeling. De verantwoording van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven. Wel dient het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen.


Plasbrandaandachtsgebied

Volgens de regeling Basisnet geldt voor spoorroute 11 geen plasbrandaandachtsgebied.


Hogedruk aardgasleidingen

Plaatsgebonden risico

Rond de aardgasleidingen A-667-04 is er sprake van een PR 10-6 contour, maar deze reikt niet tot het plangebied. Rond aardgasleiding A515 er geen sprake van een PR 10-6-contour. Het plaatsgebonden risico van de aardgasleiding vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.


Groepsrisico

Voor aardgasleiding A-667-04 is er geen sprake van een groepsrisico. Het groepsrisico van leiding A515 is in zowel de huidige als de toekomstige situatie lager dan 10% van de orientatiewaarde. Dit betekent dat volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Dit is nader toegelicht in Bijlage 2.

Conclusie

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen belemmering is vanuit externe veiligheid.

Het plan voldoet aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Wel moet er vanwege de ligging van het plangebied binnen de invloedsgebieden van de spoorlijn en de buisleidingen in worden gegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Zelfredzaamheid omvat de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet. Bestrijdbaarheid betreft de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp. Hiertoe voorziet de veiligheidsregio u van advies.

Verantwoording zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid

Aan de hand van de ontvangen adviezen van de brandweer Zeeland en de veiligheidsregio Zeeland is onderstaande verantwoording opgenomen. De genoemde aandachtspunten worden meegenomen in de verdere planvorming. Het advies van de veiligheidsregio en de memo van de brandweer zijn ook als Bijlage 3 bijgesloten.

Maatgevende incidentscenario's

Voor het bestemmingsplan zijn de volgende maatgevende incidentscenario's van toepassing:

Spoorlijn:

  • Warme BLEVE: Dit is het scenario met de meeste impact op het plangebied. Een warme BLEVE wordt veroorzaakt doordat een aanwezige brand de druk in de ketelwagon doet oplopen, waardoor de ketel bezwijkt. Het LPG komt vrij en ontsteekt. Er ontstaan een drukgolf en een vuurbal. De effecten van een warme BLEVE zijn hittestraling, overdruk en scherfwerking.
  • Gifwolk: Door een ongeval op het spoor ontstaat er een lek in een ketelwagen gevuld met giftige stoffen, waardoor in korte tijd een groot deel van de giftige stof vrijkomt. De vrijgekomen giftige stof verdampt direct en er ontstaat een giftige wolk die zich snel met de wind mee verspreidt. Het effect van een gifwolk is vergiftiging. De omvang van de giftige wolk is afhankelijk van de inrichting van de omgeving en de weersomstandigheden.

Buisleidingen:

  • Fakkelbrand: als gevolg van een breuk in een aardgasleiding stroomt er onder hoge druk aardgas uit. Het brandbare gas ontsteekt direct, waardoor een fakkelbrand optreedt. De effecten van een fakkelbrand zijn hittestraling en rook.

Maatregelen

Het is van belang om risicobronnen en risico-ontvangers afdoende van elkaar gescheiden te houden. In de huidige situatie is het veiligheidsniveau tussen de beschouwde risicobronnen en het plangebied beperkt. De afstand tussen de bebouwing en de spoorlijn is zelfs zeer beperkt. We adviseren u dan ook om maatregelen te nemen waarmee de risico's van de beschouwde risicobronnen voor het plangebied kunnen worden beperkt. Hierin maken wij onderscheid in maatregelen die in het ruimtelijk plan kunnen worden geborgd en overige (niet-ruimtelijke) maatregelen.

Ruimtelijke maatregelen:

Op 7 april 2020 heeft er een (digitaal) overleg plaatsgevonden met Gemeente Reimerswaal waarin de (on)mogelijkheden van enkele ruimtelijke externe veiligheidsmaatregelen zijn besproken. Hieruit bleek dat een aarden wal tussen het plangebied en de spoorlijn in verband met de huidige verkaveling en vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet haalbaar is. Er zijn verder geen andere ruimtelijke maatregelen te nemen waarmee de veiligheid in het plangebied kan worden verhoogd.

Overige maatregelen:

Hoewel er geen ruimtelijke maatregelen mogelijk zijn, zijn er nog enkele niet-ruimtelijke maatregelen te nemen om de veiligheid van de personen in het plangebied te verhogen. Hoewel deze maatregelen niet in het bestemmingsplan zijn te borgen, adviseren wij u deze maatregelen met het oog op de grote effecten van de beschreven incidentscenario’s alvast in een vroegtijdig stadium uit te voeren.

Om de uitvoering van deze maatregelen toch te regelen, zijn er in elk geval twee mogelijkheden:

  • opnemen in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarmee wordt de uitvoering dan alsnog geborgd;
  • De gemeente bespreekt met de initiatiefnemer de maatregelen die de gemeente belangrijk vindt voor de veiligheid. Veel initiatiefnemers nemen dan hun verantwoordelijkheid en passen de maatregelen toe, zeker als deze weinig tot geen geld kosten. De uitvoering is dan echter niet geborgd.

Om de risico's in het plangebied te beperken en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid te vergroten adviseren wij u de volgende maatregelen te nemen:

  1. 1. Ventilatie: Maak de beoogde bebouwing luchtdicht afsluitbaar. Om de aanwezige personen voldoende bescherming te bieden tegen de effecten van een gifwolk is het essentieel dat het gebouw luchtdicht afsluitbaar kan worden gemaakt. Dit houdt in dat ramen, ventilatieroosters en deuren te sluiten zijn en dat de mechanische ventilatie met een eenvoudige druk op een knop uitgeschakeld kan worden.
  2. 2. Risicobewustzijn: Draag zorg voor een goede informatievoorziening aan de toekomstige bewoners, opdat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit. U kunt hierbij denken aan schriftelijke voorlichting en aan de publieke voorlichtingscampagnes als ‘Zeeland Veilig’. Het advies is om dit aan alle toekomstige bewoners te verstrekken.

Bestrijdbaarheid:

Voor de beoordeling van de beheersbaarheid bij een brand in het plangebied hanteert de Veiligheidsregio de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2012 van Brandweer Nederland. De memo bestrijdbaarheid is als Bijlage 3 bijgesloten.

Bluswatervoorzieningen dienen op een zo strategische mogelijke plaats te worden aangebracht. Alvorens tot uitvoering te gaan wordt geadviseerd om de ontwerptekeningen ter goedkeuring voor te leggen aan de Brandweer. Daarnaast moet rekening worden gehouden met voldoende ruimte voor opstalplaatsen voor brandweerauto's.

4.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De 'Wet luchtkwaliteit' (2007) bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit ( NSL). Het NSL-programma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De Wet milieubeheer (artikel 5.12 en verder) vormt de juridische grondslag voor het NSL. Daarnaast zijn de volgende 2 besluiten relevant, namelijk het Besluit derogatie en het Besluit maatregelen richtwaarden. Deze beide besluiten zijn op 1 september 2009 in werking getreden, met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2009.


Beoordeling

Toets NIBM

In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In elk geval er twee ontsluitingswegen aanwezig zijn is een ontwikkeling als NIBM aan te merken als er niet meer dan 3000 woningen worden gerealiseerd.


Het plangebied wordt ontsloten via twee ontsluitingswegen en het aantal woningen bedraagt 29. Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.

Beoordeling concentraties stoffen

Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2017) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, A58, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 25,7 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 17,1 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 9,9ug/m3 (2016) (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.


Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.

Conclusie

Vanuit dit aspect gezien zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Ten behoeve van het bestemmingsplan en de ruimtelijke onderbouwing van het plan is door BuroDB akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het te verwachten weg- en railverkeerslawaai. Het geluid van de wettelijke gezoneerde Westelijke Parallelweg (het deel buiten de bebouwde kom) en de spoorbaan Goes - Bergen op Zoom is bepaald en getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. De te verwachten geluidsbelasting van de 30 km/uur-wegen is vastgesteld en beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Het rapport is als Bijlage 4 bijgevoegd.

Onderzoeksresultaten

Uit het akoestisch onderzoek volgt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de 30 km/uur-wegen valt in de milieuklasse 'goed' volgens de MKM-classificatie en voor twee woningen in de milieuklasse 'redelijk' volgens de MKM-classificatie. Daarmee is voor het geluid van deze wegen sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Het treffen van geluidsbeperkende maatregelen is voor deze situatie niet nodig.

Ten gevolge van de spoorbaan Goes - Bergen op Zoom voldoet de geluidsbelasting op alle woningen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Omdat er geen sprake is van normoverschrijding is nader onderzoek naar c.q. het treffen van geluidsbeperkende maatregelen voor deze situatie ook niet nodig.


Ten gevolge van het verkeer op de gezoneerde deel van de Westelijke Parallelweg, het wegdeel buiten de bebouwde kom, wordt ook bij alle woningen van het plan voldaan aan de wettelijke norm van 48 dB. Het treffen van geluidsbeperkende maatregelen is ook voor die situatie niet nodig.

Conclusie

Op basis van het akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat voor het plan Rozeboom geen geluidsbeperkende maatregelen hoeven te worden onderzocht c.q. getroffen. Ook is het aanvragen van ontheffing voor hogere grenswaarden niet nodig. Vanuit het aspect geluid kunnen de woningen volgens plan worden gerealiseerd.

4.5 Bodem

Ter plaatse van het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 5 bijgesloten.

Ter plaatse van het plangebied heeft een actualisatie van de bodemkwaliteit plaatsgevonden. Het uitgevoerde bodemonderzoek geeft in voldoende mate weer wat de bodemkwaliteit is ter plaatse van het nieuwe bestemmingsplan. Als gevolg van het vroegere gebruik als boomgaard is de bovengrond (toplaag) in lichte mate verontreinigd met bestrijdingsmiddelen. De concentraties zijn dermate gering dat geen risico's voor mens en milieu aanwezig zijn. Er is geen sprake van een saneringsplicht in de zin van de Wet bodembescherming. De bodemkwaliteit wordt geschikt bevonden voor het gebruik als wonen met tuin.


Bij de herontwikkeling van het gebied, nieuwbouw en herinrichting kan een hoeveelheid grond vrijkomen. Voor hergebruik van grond gelden de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en voor hergebruik binnen de gemeente Reimerswaal geldt tevens de Nota bodembeheer met bodemkwaliteitskaart van de gemeente Reimerswaal.


Geadviseerd wordt te werken met een gesloten grondbalans. Schuiven met grond binnen het gebied is zonder meer toegestaan met in achtneming van de zorgplicht. Dit is niet meldingsplichtig. Omdat de bovengrond in lichte mate verontreinigd is, zal de vrijkomende bovengrond elders beperkt herbruikbaar zijn.

4.6 Verkeer En Parkeren

4.6.1 Verkeer

Buro DB heeft een verkeerskundige analyse uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 6 bijgesloten.

Voor het vaststellen van de verkeerseffecten van het plan is de verwachte verkeersaantrekkende werking van de planlocatie bepaald. Op basis van een verwachte verkeersverdeling van het plangebied over de mogelijke verkeersroutes zijn de (maximale) verkeerstoenames als gevolg van het plan beschouwd en beoordeeld. Voor het vaststellen van de referentiesituatie zijn door de gemeente Reimerswaal verkeerstellingen uitgevoerd op de Westelijke Parallelweg. De resultaten van deze tellingen zijn in de verkeersanalyse betrokken.

De verwachte verkeersgeneratie van het plan bedraagt 240 verkeersbewegingen per etmaal. Dit verkeer wordt voor het grootste deel afgewikkeld via de Westelijke Parallelweg. Een deel van dit verkeer rijdt via de woonstraten ten zuiden van het plangebied (route Rosierlaan en Westweg).

Verkeerseffecten leefbaarheid en bereikbaarheid

De hoofdontsluiting van het plangebied voor autoverkeer is via de noordzijde, via de Westelijke Parallelweg. Uitgegaan is van een maximaal gebruik van de noordelijke ontsluiting door 100 procent van het plangebonden verkeer. Voor de zuidelijke ontsluiting is, als worst case-situatie, uitgegaan van een gebruik door maximaal 50 procent van het plangebonden verkeer.

Noordelijke ontsluiting plan

De verkeerstoename als gevolg van het plan op de Westelijke Parallelweg is maximaal 240 motorvoertuigen per etmaal. Dit komt neer op een relatieve verkeerstoename van circa 22 procent ten opzichte van de bestaande verkeersintensiteit.

Ten aanzien van de leefbaarheid bij de woningen langs de Westelijke Parallelweg kan worden gesteld dat deze niet significant verslechterd. Voor het daarbij maatgevende aspect geluid, is sprake van een maximale geluidstoename van circa 0,9 dB. Dit is minder dan 1 dB en dat is voor het menselijk gehoor een niet waarneembaar verschil.

Met een toename van maximaal 240 autoritten per etmaal wordt nog steeds ruimschoots voldaan aan de maximale capaciteit van de weg. De weg kan het verkeer in de plansituatie ook goed en zonder congestie afwikkelen. De bereikbaarheid van de weg en omgeving wordt door het plan niet aangetast.

Zuidelijke ontsluiting plan

De verkeerstoename als gevolg van het plan op de Rosierlaan en Westweg is maximaal 120 motorvoertuigen per etmaal. Dit staat gelijk aan een relatieve verkeerstoename van circa 19 procent op deze woonstraten.

De verwachte verkeerstoename zorgt voor een maximale verkeersintensiteit op de woonstraten en 30 km/uur-wegen van circa 760 motorvoertuigen per etmaal. Hiermee wordt nog ruim voldaan aan de voor deze wegen geldende capaciteit van 2.000 tot 3.000 motorvoertuigen per etmaal. Het plan leidt niet tot knelpunten in de bereikbaarheid van de bestaande omliggende wegen.

Net als langs de Westelijke Parallelweg leidt de verkeerstoename in het woongebied ook niet tot een significante verslechtering van de leefbaarheid. De als gevolge van het extra verkeer optredende geluidstoename is minder dan 1 dB en daarmee niet waarneembaar voor mensen in de omgeving.

Conclusie

Gesteld wordt dat de door het plan verwachte verkeerstoename ten opzichte van de huidige situatie beperkt is en voor de leefbaarheid langs de wegen niet significant is. De N289 kan via zowel de noordelijke als de zuidelijke ontsluiting (door de wijk) worden bereikt en daarmee kan het verkeer goed worden afgewikkeld. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de verkeerssituatie. Vanuit het aspect verkeer kan het plan zonder verdere maatregelen en/of voorzieningen worden gerealiseerd.

4.6.2 Parkeren

Het parkeren in het plangebied wordt opgelost door de aanleg van openbare parkeerplaatsen en parkeerplaatsen op eigen terrein.

In onderstaande tabel zijn de van toepassing zijnde parkeernormen opgenomen.

Type woning Aantallen woningen Parkeernorm
Rijwoning 6 2,0
Twee-onder-één-kap woning 8 2,2
Vrijstaande woning 15 2,3

De parkeerbehoefte bedraagt 64,1 parkeerplaatsen.

Bij de twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen worden 2 parkeerplaatsen met garage op eigen terrein aangelegd. Bij 2 hoekrijwoningen wordt 1 parkeerplaats met garage aangelegd. In de praktijk blijkt dat niet alle beschikbare parkeergelegenheid op eigen terrein als zodanig worden benut. Daarom worden de volgende berekeningsaantallen aangehouden voor de mate waarin parkeren op eigen terrein in het plangebied wordt meegeteld aan de aanbodzijde. In onderstaande tabel is de berekening van het aanbod parkeerplaatsen op eigen terrein opgenomen.

Type woning Aantallen woningen Type parkeervoorziening eigen terrein Berekeningsaantal Parkeeraanbod
Rijwoning 2 enkele oprit met garage 1,0 2 parkeerplaatsen
Twee-onder-één-kap woning 8 dubbele oprit met garage 1,8 14,4 parkeerplaatsen
Vrijstaande woning 15 dubbele oprit met garage 1,8 27 parkeerplaatsen
Totaal 43,4 parkeerplaatsen

Op eigen terrein worden (rekenkundig) 43,4 parkeerplaatsen aangelegd. Het totaal aantal beschikbare plaatsen (ruimtelijk gezien) bedraagt 48 parkeerplaatsen.

In onderstaande tabel is de resterende parkeerbehoefte in de openbare ruimte opgenomen.

Type woning Aantallen woningen Parkeernorm Parkeerbehoefte
Rijwoning 4 2,0 8 parkeerplaatsen
Rijwoning 2 0,3 0,6 parkeerplaatsen
Twee-onder-één-kap woning 8 0,3 2,4 parkeerplaatsen
Vrijstaande woning 15 0,3 4,5 parkeerplaatsen
Totaal 15,5 parkeerplaatsen

In het plangebied moeten nog 15,5 parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden aangelegd. In het plangebied worden 19 parkeerplaatsen in de openbare ruimte aangelegd. Hiermee wordt voorzien in de parkeerbehoefte aan openbare parkeerplaatsen.

Conclusie

In totaal worden 67 parkeerplaatsen aangelegd, hiermee wordt voorzien in de totale parkeerbehoefte. In het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en in de openbare ruimte aangelegd. Vanuit het aspect parkeren kan het plan gerealiseerd worden.

4.7 Flora En Fauna

Ekoza ecologisch advies heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage7 bijgesloten.

Onderzoeksresultaten

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het plangebied ligt op circa 500 meter afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oosterschelde. Gelet op deze korte afstand is een stikstofberekening uitgevoerd om te onderzoeken of het plan bijdraagt aan de toename van stikstof op dit Natura 2000-gebied. De memo met daarin de uitgevoerd stikstofberekening is toegevoegd als Bijlage 8.

De realisatie van dit plan zorgt voor de emissie van stikstof doordat de bouwactiviteiten verkeersbewegingen genereren en er (mobiele) werktuigen voorzien van verbrandingsmotoren op de bouwplaats in werking zijn. Na realisatie van dit plan zijn als emissiebronnen relevant de verkeersbewegingen die als gevolg van dit plan worden gegenereerd. Voor de gedetailleerde ingevoerde emissiebronnen en rekenresultaten wordt verwezen naar de bijlage AERIUS-calculator die als bijlage 2 bij de memo is gevoegd.

Uit de berekeningen blijkt dat voor zowel voor de bouwfase als voor de toekomstige gebruiksfase het volgende: er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Dit houdt in dat, met betrekking tot stikstofdepositie, negatieve effecten op stikstofgevoelige habitats zijn uit te sluiten. De natuurlijke kenmerken van de stikstofgevoelige gebieden blijven onaangetast. Hieruit wordt geconcludeerd dat de realisatie van het plan wordt uitgezonderd van de vergunningplicht en nader onderzoek is niet nodig. De Wet natuurbescherming vormt dan ook geen belemmering.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt op circa 100 meter van het Natuurnetwerk Nederland. Dit betreft het ontwerp voor het Natuurnetwerk Zeeland voor 2020, waarin de Noorddijk beoogd is als ‘botanisch waardevol grasland’. Het huidige Natuurnetwerk Zeeland ligt op 500 meter afstand (Oosterschelde). De provincie heeft geen doelstellingen voor gebieden die buiten het Natuurnetwerk Nederland liggen. Ruimtelijke ontwikkelingen die geen significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Nederland mogen plaatsvinden.

Soorten

Uit het onderzoek volgt het planvoornemen geen negatief effect heeft op:

  • Grondgebonden zoogdieren.
  • Verblijfplaatsen, foerageergebied of vliegroutes van vleermuizen.
  • Vissen, reptielen en amfibieënsoorten.
  • Beschermde planten.
  • Ongewervelden
  • Houtopstanden. Er zijn geen bomen aanwezig binnen het plangebied.
  • Vogels.
  • Reptielen, amfibieën en vissen.

Voor vogels en reptielen, amfibieën en vissen zijn wel de volgende aanbevelingen opgenomen die in acht moeten worden opgenomen. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is niet nodig.

Vogels

De rietkragen van de sloten zijn geschikt als nestlocatie voor vogels. Actieve nesten mogen geen negatief effect ondervinden. Het riet dient buiten het broedseizoen (half maart – half juli) verwijderd te worden om te voorkomen dat broedvogels zich nestelen in de te verwijderen rietkragen. Indien het verwijderen niet plaats kan vinden buiten het broedseizoen, moet er vóór verwijdering controle plaatsvinden op de aanwezigheid van actieve nesten.

Reptielen, amfibieën en vissen

Amfibieënsoorten waarvoor een vrijstelling geldt, kunnen mogelijk voorkomen binnen het plangebied. Hiervoor, en voor algemeen voorkomende vissoorten, moet rekening gehouden worden met de zorgplicht. Denk hierbij aan het afvangen van vissen en amfibieën of probeer de dieren voor de werkzaamheden uit te stuwen richting water dat niet wordt aangetast. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.

Conclusie

Vanuit het aspect soortenbescherming kan het plan gerealiseerd worden. Wel moeten bovenstaande aanbevelingen in acht worden genomen. Voor het aspect gebiedsbescherming is een nader onderzoek stikstof uitgevoerd. Hieruit volgt dat het plan geen negatieve effecten heeft op stikstofgevoelige habitats.

4.8 Archeologie

Onderzoek archeologie

Door Artefact is een archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd (augustus 2019, bijlage 9).

Conclusie onderzoek

Op basis van de resultaten van het onderzoek geldt voor het grootste deel van het plangebied een lage verwachting op het voorkomen van archeologische vindplaatsen. Voor het niveau van het Hollandveen Laagpakket geldt echter in de zones rond boring 1, 15, 17 en 20 nog een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de IJzertijd en Romeinse Tijd. De veentop is hier relatief hooggelegen en geoxideerd. Vindplaatsen kunnen aanwezig zijn vanaf 1,30 m - NAP (1,55 m - mv). Om te bepalen of deze zones daadwerkelijk kansrijk zijn op de aanwezigheid van vindplaatsen, of sprake is van aaneengesloten zones met intact veen, zal ter plaatse karterend booronderzoeken moeten worden uitgevoerd. Dit onderzoek wordt uitgevoerd.

Beoordeling rapport

Het rapport is in september 2019 beoordeeld door de gemeentelijke archeoloog. Dit advies is als Bijlage 10 toegevoegd. De archeoloog adviseert om de conclusie en aanbevelingen uit het rapport over te nemen. Deze komen er op neer dat er binnen drie zones in het plangebied nog een archeologische verwachting is voor het niveau van het veen (IJzertijd-Romeinse tijd) op een diepte van ongeveer 1,5 m –mv. Hiervoor bestaan in het bestemmingsplan 2 mogelijkheden, namelijk:

  • voor die drie zones een dubbelbestemming in het bestemmingsplan opnemen, en wanneer de plannen uitgewerkt zijn een mogelijk vervolgonderzoek uitvoeren
  • nu al vervolgonderzoek uitvoeren naar die drie locaties, bestaande uit een karterend booronderzoek om te bepalen of hier inderdaad sprake is van grotere zones met intact veen en of deze locaties eventueel bewoond waren. In delen van het plangebied is middeleeuwse veenwinning vastgesteld, waardoor het best mogelijk is dat waar sprake is van intact veen dit slechts kleine zones betreft tussen gebieden met veenwinning. Er is een goede kans dat met een beperkt vervolgonderzoek de dubbelbestemming in het hele plangebied achterwege kan blijven.

De gemeente opteerde voor deze 2e mogelijkheid en heeft een vervolgonderzoek laten uitvoeren.

Karterend booronderzoek

Door Artefact is aanvullend onderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek met karterende boringen uitgevoerd (november 2019, Bijlage 11).

Op basis van de resultaten van het aanvullend onderzoek wordt de kans klein geacht dat binnen het plangebied mogelijk vindplaatsen aanwezig zijn, die bij de herinrichting van het plangebied verstoord kunnen raken. Om die reden wordt archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Aanbevolen wordt om de dubbelbestemming waarde archeologie uit het bestemmingsplan te verwijderen.

Beoordeling karterend booronderzoek

Het rapport is in november 2019 beoordeeld de gemeentelijke archeoloog. Dit advies is als Bijlage12 toegevoegd. De archeoloog adviseert op basis van de resultaten van het onderzoek dat er enkel nog een lage archeologische verwachting geldt binnen het plangebied voor alle archeologische lagen. Voor het nieuwe bestemmingsplan is het daarom niet noodzakelijk een dubbelbestemming Waarde Archeologie op te nemen. Wel bestaat altijd de mogelijkheid dat bij graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen. Hiervoor geldt de meldingsplicht.

Deze aanbeveling is opgevolgd door het verwijderen van de dubbelbestemming.

4.9 Water

Het plangebied ligt in het beheergebied van waterschap Scheldestromen.

Bestaande situatie

De kern Krabbendijke ligt in het afvoergebied van het gemaal Waarde. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen en bermsloten en kavelsloten wordt overtollig water door neerslag afgevoerd richting het gemaal Waarde en geloosd op de Westerschelde. In het plangebied bevindt zich momenteel een kavelsloot op de westrand langs de straat (Rondsel).


Waterbeheerplan 2016 - 2021

Het Waterbeheerplan 2016 - 2021 is op 19 november 2015 door de algemene vergadering vastgesteld. In het Waterbeheerplan zijn de hoofdlijnen van het beleid op het gebied van watersystemen en afvalwaterketen beschreven. De visie van het waterschap is een doelmatig beheer van watersystemen en afvalwaterketen. Deze zijn robuust en toekomstbestendig ingericht.


Doelen

Het watersysteem en de afvalwaterketen in het beheergebied zijn in 2027 op orde, ook voor de klimaatomstandigheden die worden verwacht. Concreet betekent dat voor het watersysteem de volgende doelen:

  • Watersystemen zijn zo ontworpen dat ernstige en langdurige wateroverlast zoveel mogelijk wordt voorkomen: oppervlaktewater treedt niet vaak buiten zijn oevers.
  • De gehanteerde waterpeilen zijn afgestemd op het grondgebruik oftewel de functies landbouw, natuur en wonen: goed waterpeil onder normale omstandigheden.
  • Zorgen voor waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: gezond oppervlaktewater.
  • Faciliteren van een verantwoord gebruik van het beschikbare zoetwater.


Voor de afvalwaterketen vertalen we dit naar de volgende doelen:

  • In de afvalwaterketen van de toekomst wordt afvalwater op een duurzame en efficiënte manier ingezameld en gezuiverd, zodat het geen bedreiging vormt voor volksgezondheid en omgevingskwaliteit.


Wat gaat het waterschap doen

Het beheer en onderhoud is gericht op het in stand houden van het waterlopenstelsel voor berging, doorvoer en afvoer van overtollig water. Daarnaast wordt het watersysteem waar nodig aangepast om aan de doelen te (blijven) voldoen. Ook wordt ingezet om emissies die nadelig zijn voor de waterkwaliteit, te beperken. Ook wordt in de afvalwaterketen prioriteit gegeven aan het veilig stellen van de vereiste functionaliteit door knelpunten weg te nemen en (groot) onderhoud uit te voeren.

Waterkansenkaarten provincie Zeeland

In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Aan deze kaart zijn voor het plangebied de volgende gegevens te ontlenen:

  • de ondergrond van Krabbendijke bestaat uit lichte schor;
  • de gehele kern Krabbendijke is sterk zettingsgevoelig;
  • in de kern zijn, op het westelijk deel na, geen mogelijkheden tot infiltratie;
  • het gebied zelf staat niet onder invloed van zoute kwel;
  • in het westelijk deel (Rozeboom fase 1 en omgeving Deltastraat), komt geringe zoetwaterbelvorming voor.


Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan

Op 7 december 2016 is het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2017-2021 vastgesteld. Hierin verwoordt de gemeente hoe ze invulling geeft aan de specifieke zorgtaken rondom afval-, hemel- en grondwater in de periode 2017 tot en met 2021.

In de voorgaande planperiode is flink geïnvesteerd in beheer en onderhoud van het Reimerswaalse rioolstelsel. Over het algemeen kan gesteld worden dat de aanwezige voorzieningen in redelijk tot goede staat zijn. Ook is het beheer voor riolering gerelateerde gegevens goed op orde. Daarnaast heeft er een toetsing plaatsgevonden aan het vigerend beleid. Hieruit blijkt dat binnen de kern Krabbendijke niet wordt voldaan aan het beleid en bui 08 (figuur neerslaggebeurtenis bui 08) kan verwerken zonder dat er wateroverlast optreedt. Wel is de kans op wateroverlast door alle genomen maatregelen flink gereduceerd en hier wordt verder invulling aan gegeven in de komende planperiode. Voor de evaluatie wordt verwezen naar paragraaf 4.7.6 uit het vGRP.


Doelen

Om in te kunnen spelen op veranderingen in het klimaat, de maatschappij en overige ontwikkelingen wordt het vGRP visiegericht opgesteld. Bij een visiegericht vGRP past een toetsingskader waarmee getoetst wordt of de beoogde doelen zijn bereikt, maar wordt niet exacte beschreven hoe deze doelen bereikt worden. De gemeente Reimerswaal streeft in dit vGRP vier doelen na:

  1. 1. Doelmatige inzameling en transport van het binnen het gemeentelijk gebied geproduceerde afvalwater naar een zuiveringstechnisch werk;
  2. 2. Doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater dat perceelseigenaren redelijkerwijs niet zelf kunnen verwerken;
  3. 3. Treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken;
  4. 4. Gezonde toekomstige financiering van de rioleringszorg.


De strategie van de rioleringszorg is opgenomen in hoofdstuk 6 van het vGRP en behandeld zowel afvalwater, hemelwater, grondwater, riolering en het bijbehorende beheer en onderhoud. Het concept stedenbouwkundig plan voor de afronding van Rozeboom is in de werkgroep Stedenbouw aan dit vGRP getoetst. De uitkomsten van die toetst zijn verwerkt in het definitief stedenbouwkundig plan.

Toets planvoornemen aan beleid

Onderstaand zijn de thema's en waterbeheerdoelstellingen opgenomen. Het plan is hieraan getoetst. Bij de aanvraag van een watertoets is gebruik gemaakt van het Watertoetsformulier van het waterschap Scheldestromen. Het formulier is als Bijlage 13 Watertoetsformulier bijgevoegd.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Uit de legger waterkeringen blijkt dat het plangebied niet ligt in of in de nabijheid van een waterkering.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. In navolging van deze tabel wordt de legger oppervlaktewater toegelicht. Er is een waterberekening gemaakt, die in navolging van deze tabel wordt toegelicht.
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI’s en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
De eerste intentie is om geen HWA-riool aan te leggen. De buitenrand kan rechtstreeks lozen op het oppervlakte water. Door slim om te gaan met de bouwhoogtes kan het regenwater oppervlakkig richting de sloot worden afgevoerd.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en -mogelijkheden.

Het plangebied ligt niet in een infiltratiegebied en niet in een natuurgebied of gebied voor drinkwatervoorziening. De ontwikkeling voorziet niet in het oppompen van de grondwater. Mogelijkheden tot infiltratie zijn niet aanwezig. Infiltratie is derhalve ook niet mogelijk. Ten opzichte van de huidige situatie zal er geen (negatief) effect optreden.
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden
De grondwaterkwaliteit wordt door het plan niet negatief beïnvloed. Evenmin is het plangebied aangewezen als aandachtsgebied voor waterhuishouding.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt dient het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood te worden voorkomen en dient het gebruik van duurzame bouwmaterialen te worden bevorderd.
Het plan voorziet niet in de realisatie van woningen op 5 meter of minder van oppervlaktewater.
Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit.
Volksgezondheid (water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/- risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Er zijn waterlopen nabij het plangebied aanwezig en er worden nieuwe aangelegd. Deze aanleg vindt plaats in afstemming met het waterschap. De sloten worden zodanig onderhouden dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. De voorgenomen planologische situatie heeft geen watergerelateerde consequenties voor de volksgezondheid.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
De voorgenomen planologische situatie heeft geen consequenties voor bodemdaling.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Er bevindt zich geen natte natuur in of nabij het plangebied.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrijevonderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Bij de aanleg van de nieuwe waterloop aan de westzijde en uitbreiding van de waterloop aan de zuidzijde wordt rekening gehouden met de obstakelvrije onderhoudszones. De ontwikkeling heeft geen consequenties voor de huidige wijze van onderhoudswerkzaamheden aan de bestaande oppervlaktewateren.
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren.
Er zijn geen objecten van de waterbeheerder aanwezig. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor de eigendommen van de waterbeheerder.
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.
Er zijn geen waterwegen in het plangebied aanwezig. De wegen in het plangebied betreffen geen waterschapswegen.

Legger oppervlaktewater

Het plangebied grenst aan de oost- en zuidkant aan een primaire watergang en grenst aan de noordkant aan een secundaire watergang. Het gedeelte van de primaire watergang dat aan de zuidkant van het plangebied ligt blijft behouden, maar deze wordt vergroot en tevens als zodanig bestemd (bestemming 'Water'). Over deze watergang wordt een voetgangersverbinding aangelegd als zijnde een verbinding tussen de verschillende plangebieden van Rozeboom.

De primaire watergang langs de oostkant van het plangebied wordt gedempt ten gevolge van de planontwikkeling. Dit wordt gecompenseerd door de aanleg van een nieuwe watergang langs de westkant van het plangebied. Deze watergang takt aan de noord- en zuidkant aan op de bestaande watergangen.

De secundaire watergang aan de noordkant van het plangebied blijft behouden en wordt ook als zodanig bestemd in het bestemmingsplan. Deze watergang wordt aangesloten op te nieuw aan te leggen watergang aan de westkant van het plangebied. De watergang blijft vanaf de weg bereikbaar voor onderhoud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0009.jpg"Afbeelding uitsnede legger oppervlaktewater

Waterberekening

Voor het plan is een waterberekening opgesteld. In onderstaande afbeelding zijn de resultaten opgenomen (zie hiervoor ook Bijlage 14 Waterberekening). Ten gevolge van de ontwikkeling neemt het verhard oppervlak met 17.905 m2 toe en het onverhard oppervlak neemt met 17.905 m2 af. De toename aan verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden. De waterbergingseis bedraagt 75 mm/m2. Voor de berekening van de watercompensatie is ervan gegaan dat de bouwvlakken en de verharding voor 100% verhard worden en ook 100% gecompenseerd moeten worden en dat de tuinen 50% verhard worden en voor 50% gecompenseerd moeten worden.

Het totaal verhard oppervlak dat gecompenseerd moet worden bedraagt 14.367 m2. De benodigde watercompensatie bedraagt 14.367 m2 x 75 mm/m2= 1078 m3.

In totaal moet 1078 m3 aan watercompensatie gerealiseerd worden. Er wordt totaal 3863 m2 aan extra wateroppervlak aangelegd. Civieltechnisch onderzoek moet uitwijzen of de aanleg van het extra oppervlaktewater in het plangebied voldoende is om te voorzien in de watercompensatieopgave of dat er nog alternatieve vormen van waterberging aangelegd moeten worden. Dit wordt nader onderzocht in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen en staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0010.jpg"

Afbeelding waterberekening


Conclusie water

Het watertoetsformulier is beoordeeld door Waterschap Scheldestromen. Het Waterschap heeft een advies uitgebracht. Het advies is als Bijlage 15 toegevoegd. Het Waterschap heeft naar aanleiding van het plan een aantal randvoorwaarden meegegeven aan de gemeente. Voor het graven van oppervlaktewater dat in verbinding staat met het watersysteem van het waterschap is een watervergunning nodig. Voor de (her)aansluiting van het plan op de Westelijke Parallelweg is een ontheffing van de Keur Wegen nodig.

Het aspect water levert derhalve geen belemmeringen op voor de uitvoering van het planvoornemen en het in procedure brengen van dit bestemmingsplan. De benodigde watercompensatie wordt aangelegd in het kader van de realisatie van het plan.

4.10 Trillingshinder

Naar aanleiding van een vooroverlegreactie van Proraili is een trillingsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is al Bijlage 16 toegevoegd.

Onderzoek
Doel van het onderzoek is het prognosticeren van de trillingsniveaus in de toekomstige gevoelige ruimten van de 1e lijns woonbebouwing. De locatie ligt binnen 200 meter van de spoorroute Sloehaven – Roosendaal West. De trillingniveaus worden geprognosticeerd op basis van de resultaten van de grondtrillingen.


Aanleiding voor het onderzoek is de wens van de opdrachtgever om mogelijke toekomstige trillingshinder in de gevoelige ruimten van de nieuwbouw ten gevolge van het railverkeer te voorkomen. Een en ander in het kader van een goede ruimtelijke ordening.


Ten behoeve van het onderzoek zijn trillingsmetingen op 1 positie in de grond verricht zoveel als mogelijk conform de voorschriften uit de SBR richtlijn B: Hinder voor personen in gebouwen; meeten beoordelingsrichtlijn augustus 2002. Gedurende (ruim) 1 representatieve week zijn de trillingsniveaus gemeten.


Voor de overdracht van bodem naar gebouw en van gebouw naar verdiepingsvloer zijn frequentie afhankelijke overdrachtsfuncties gebruikt ten behoeve van de trillingsprognose in de toekomstige woningen van de 1e lijns bebouwing.

Toetsingskaders SBR B
De meet- en beoordelingsrichtlijn B, "Hinder voor personen in gebouwen" uit augustus 2002 bevat richtlijnen voor het meten en beoordelen van hinder voor personen. De richtlijn maakt onderscheid in de functie van het gebouw, aard van de trillingsbron en in bestaande, gewijzigde en nieuwe

situaties.


Daarnaast zijn de volgende beoordelingsperiodes relevant:

  • Dagperiode: van 07.00 uur tot 19.00 uur;
  • Avondperiode: van 19.00 uur tot 23.00 uur;
  • Nachtperiode: van 23.00 uur tot 07.00 uur.

Voor de hoogte van de streefwaarden geldt in algemene zin dat A3<A1„TA2.


Er wordt voldaan aan de streefwaarden indien:

  • De waarde van de maximale trillingssterkte in een ruimte (Vmax) kleiner is dan A1 of
  • De waarde van de maximale trillingssterkte in een ruimte (Vmax) kleiner is dan A2 waarbij de trillingssterkte over de beoordelingsperiode in de ruimte (Vper) kleiner is dan A3.

In de richtlijn zijn de streefwaarden onder andere gebaseerd op de functie van het gebouw waar de trillingen beoordeeld moeten worden en de aard van de trillingsbron. In de onderhavige situatie worden de optredende trillingen beschouwd als herhaald voorkomende trillingen gedurende lange tijd.

Onderhavige situatie kan worden beschouwd als een nieuwe situatie daar het een nieuwbouwplan betreft. In tabel 4.1 zijn de streefwaarden opgenomen voor nieuwe woonsituaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0011.jpg"

Conclusie
Uit de resultaten van het voorliggend onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.


De onderste streefwaarde A1 voor nieuwe situaties uit de SBR richtlijn B wordt overschreden voor de dag-, avond- en nachtperiode.

De bovenste treefwaarde A2 voor nieuwe situaties uit de SBR richtlijn B wordt niet overschreden voor de dag-, avond- en nachtperiode.

Bepaling van de Vper is opportuun en is richtingbepalend voor de mate van hinder. Getoetst aan de (gemiddelde) norm A3 = 0,05 treedt geen overschrijding op in de dag-, avond- en nachtperiode.


De kans op trillinghinder is derhalve minimaal.

4.11 M.e.r. Beoordeling

Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en er geldt dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen. De procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de procedure niet van toepassing.


Beoordeling

In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:

  • Een oppervlakte van 100 ha of meer;
  • Een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen;
  • Een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het bouwplan ligt ruimschoots onder de drempelwaarden van 2000 woningen uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks plan-m.e.r.-, project-m.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Het planvoornemen betreft de realisatie van 29 woningen als zijnde afronding van het woongebied Rozeboom. Dit wordt aangemerkt als zijnde stedelijk ontwikkelingsproject.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kenmerken van het project

Het planvoornemen betreft de realisatie van 29 woningen in het plangebied Rozeboom fase 3. De omvang van het project in relatie tot de drempelwaarde in lijst D is relatief klein.

Plaats van het project

Het plangebied ligt aan de westkant van Krabbendijke en grenst aan de Rosierlaan. Het plangebied is aangewezen in het gemeentelijk beleid als afronding van de kern (ontwikkeling Rozeboom fase 3). Het plangebied ligt nabij een Natura 2000-gebied gebied. Een onderzoek stikstof is daarom uitgevoerd. Dit wordt toegelicht in paragraaf 4.7 Flora en fauna. Het plangebied ligt niet nabij een Natuur Netwerk Nederland gebied. Ook ligt het plangebied niet binnen de beschermingszone van een waterkering of een watergang.

Kenmerken potentiële effecten

Voor het bestemmingsplan zijn diverse omgevingsaspecten beoordeeld en onderzocht. Onderstaand worden de conclusies kort weergegeven.


Bodem

Uit het onderzoek volgt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de realisatie van het planvoornemen.

Archeologie

Uit het archeologisch onderzoek volgt dat een nader onderzoek nodig is. Dit onderzoek wordt uitgevoerd.


Bedrijven- en milieuzonering

Uit de beoordeling bedrijven- en milieuzonering blijkt dat de afstand tussen de gevels van de nieuwe woningen en de grens van de agrarische bestemming meer dan 30 meter bedraagt. Ter plaatse van de agrarische gronden wordt voldaan de richtafstand. Er is daarom sprake van een goed woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen.


Externe veiligheid

Uit het onderzoek externe veiligheid naar de nabijgelegen spoorroute en hogedruk aardgasleidingen volgt dat er geen belemmering is vanuit externe veiligheid om het plan te realiseren.


Geluid

Op basis van het akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat voor het plan Rozeboom geen geluidsbeperkende maatregelen hoeven te worden onderzocht c.q. getroffen. Ook is het aanvragen van ontheffing voor hogere grenswaarden niet nodig. Vanuit het aspect geluid kunnen de woningen volgens plan worden gerealiseerd.

Verkeer en parkeren

Uit de beoordeling verkeer volgt dat de verkeerstoename ten opzichte van de huidige situatie beperkt is en dat deze toename voor de leefbaarheid langs de wegen niet significant is. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de verkeerssituatie.

Voor het aspect parkeren is de conclusie dat er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd om te voorzien in de parkeerbehoefte.

Luchtkwaliteit

De ontwikkeling is aan te merken als een project niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.

Uit de beoordeling van de concentraties stoffen blijkt dat er geen sprake van een overschrijding van de grenswaarden, een nader onderzoek luchtkwaliteit is niet nodig.

Dit aspect staat de realisatie van het plan niet in de weg.

Flora en fauna en stikstof

Vanuit het aspect soortenbescherming kan het plan gerealiseerd worden. Wel moeten aanbevelingen voor vogels, reptielen, amfibieën en vissen in acht worden genomen.

Voor het aspect gebiedsbescherming is een nader onderzoek stikstof uitgevoerd. Hieruit volgt dat het plan geen negatieve effecten heeft op stikstofgevoelige habitats.


Water

Het aspect water levert geen belemmeringen op voor de uitvoering van het planvoornemen en het in procedure brengen van dit bestemmingsplan. In totaal moet 1078 m3 aan watercompensatie gerealiseerd worden. Er wordt totaal 3863 m2 aan extra wateroppervlak aangelegd. Civieltechnisch onderzoek moet uitwijzen of de aanleg van het extra oppervlaktewater in het plangebied voldoende is om te voorzien in de benodidge waterberging. Dit onderzoek kan plaatsvinden in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning en staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.


Conclusie

Op basis van de voorgaande vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten, dat er geen negatieve milieugevolgen aan de orde zijn. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen.


Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld tenzij het kostenverhaal ‘anderszins verzekerd’ is. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond waardoor het niet noodzakelijk is een exploitatieplan op te stellen. De gronden behorende bij het bestemmingsplan zijn in eigendom bij de gemeente. Het kostenverhaal is in dit geval ‘anderszins verzekerd’, een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk maar wordt voor het plangebied wel opgesteld.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Procedure

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Rozeboom, fase 4' met planidentificatienummer NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-VO01 heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 12 maart 2020 tot en met 8 april 2020 ter visie gelegen op grond van de Inspraakverordening Reimerswaal.

Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen. Er zijn 2 inspraakreacties ingediend op de vermelde data.

Reactie van buurtbewoners

Enkele buurtbewoners van de wijk Rozeboom (Rozeboom fase 3, gedeelte rond het groengebied ten oosten van het plangebied) hebben bij brief van 23 december 2019 op voorhand een reactie gegeven op de verkaveling van het plan. Deze ontvangen reactie van de buurtbewoners wordt behandeld als inspraakreactie.

Hieronder volgt een puntsgewijze samenvatting van de inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze, het bestemmingsplan naar aanleiding van de inspraakreactie is aangepast.

Insprekers 1 (23 december 2019 en aanvullend 6 april 2020)

Inspraakreactie 23 december 2019

De insprekers geven in de inspraakreactie het volgende aan:

Op 18 december 2019 stond er een artikel in de PZC waarbij onder ander de nieuwe fase van de wijk Rozeboom ter sprake kwam. Hierbij zat een overzicht van de verkaveling in het nieuwe deel van Rozeboom. De insprekers zijn hierover zeer verbaasd. In de eerste plaats omdat er al een verkaveling/plan is gemaakt, terwijl de insprekers was toegezegd dat zij hierbij betrokken zouden worden. In de tweede plaats over de feitelijke verkaveling, die afwijkt van alle eerdere schetsen en de verwachtingen in de buurt. De insprekers geven aan dat zij als buurt alsnog graag geconsulteerd willen worden in een vroeg genoeg stadium, voordat het plan tot definitief plan wordt verklaard.

Insprekers vinden dat rond de bestaande wadi vrijstaande woningen gebouwd moeten worden. Insprekers geven aan dat toen de huidige bewoners wilden bouwen het 'uniforme beeld' van dit deel van de wijk door de gemeente als argument gebruikt werd om aangevraagde afwijkingen van het bestemmingsplan af te wijzen. Nu zou - in tegenstelling tot dat beleid - de open ruimte van de wadi aangevuld worden met levensloopbestendige rijwoningen.

Insprekers geven aan dat zij verwachten dat bij de gemeente de bereidheid er is om over dit plan met de buurt in gesprek te gaan en dat de ondergeschikte aanpassingen die de buurt voorstelt nog in het plan verwerkt kunnen worden.

Aanvullingen inspraakreactie 6 april 2020

Insprekers geven aan dat deze reactie een aanvulling is op de brief van 23 december 2019 en het feit dat het geplande overleg met de gemeente van 23 maart 2020 vanwege de coronamaatregelen helaas niet is doorgegaan. Enkele insprekers hebben deze aanvullende reactie niet onderschreven en wachten nog op een overleg met de gemeente.

Insprekers geven in hun reactie aan dat het bestaande bestemmingsplan het denkkader is voor alle stakeholders inclusief de buurtbewoners. Insprekers zijn van mening dat rond de wadi - zoals ook oorspronkelijk de bedoeling was - vrijstaande woningen moeten worden geprojecteerd en geen rijwoningen. Insprekers zijn van mening dat dit plan niet in lijn is met eerdere afspraken hierover en dat dit type woningen (inclusief goot- en bouwhoogte) niet aansluit bij de aangrenzende woningen met vrijstaande woningen op ruime kavels. Insprekers geven in de reactie enkele alternatieve schetsen aan die wel op de goedkeuring van de buurtbewoners kan rekenen. De alternatieven voorzien in vrijstaande woningen ter hoogte van de wadi, de in de voorgestelde planopzet opgenomen rijwoningen zien de buurtbewoners liever geprojecteerd aan de westkant van de wijk (middengebied west of aan de westelijke buitenrand).

Naast deze inhoudelijke reactie maken de insprekers tot slot nog een 3-tal opmerkingen. Allereerst om in de aanlegfase (bouw- en woonrijpmaken) het gebied te ontsluiten via de Westelijke Parallelweg. Daarnaast nog een opmerking over een mogelijke fout in de hoogte van terrein- en erfafscheidingen en tot slot dat de insprekers van mening zijn dat de gemeente een overleg met de buurtbewoners als last ervaart.

Gemeentelijke reactie

Insprekers stellen terecht dat in het verleden aan 1 omwonende is aangegeven dat omwonenden betrokken zouden worden bij de planopzet. Dat is - vanwege personele wisselingen - helaas niet gebeurd. Met de desbetreffende omwonende is inmiddels overleg gevoerd over de planopzet (december 2019), waarbij ook excuses zijn gemaakt voor het niet op voorhand betrekken van de omwonenden bij die opzet. In dit gesprek is de voorgestelde planopzet toegelicht en de procedure uitgelegd.

Daarnaast is bij brief van 29 januari 2020 richting de buurtbewoners aangegeven dat de ingediende reactie van 23 december 2019 als inspraakreactie zal worden betrokken bij de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan. De intentie was om gelijk een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, maar vanwege de ingediende reactie van de buurtbewoners is er toch voor gekozen om een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Daarmee kan op voorhand het draagvlak voor de ontworpen verkavelingsopzet worden verkend. In het kader van participatie in een bestemmingsplanprocedure wordt hiermee door de gemeente de mening van de buurtbewoners dan ook vooraf (bij het voorontwerpbestemmingsplan) meegenomen in de planvorming. Uiteindelijk is het de bevoegdheid van de gemeenteraad de mening van de buurtbewoners en de door het college voorgestelde beantwoording daarvan mee te wegen in de verdere terinzagelegging van het plan en de (formele) procedure. Hierbij moet worden opgemerkt dat participatie niet altijd inhoudt dat (een groep van) bewoners hun gelijk krijgen. De gemeente handelt immers in algemeen belang en kijkt hierbij ook naar de woningbehoefte van (nieuwe) bewoners.

Ontwikkelingen in de woningbehoefte

In Krabbendijke zijn er de afgelopen jaren - door diverse omstandigheden - weinig (nieuwbouw)woningen gebouwd. Er is daarmee een urgente behoefte aan nieuwbouwkavels in Krabbendijke. Mede op grond van het 'Woningmarktonderzoek kernen Reimerswaal 2017' is bepaald dat er in Krabbendijke op korte termijn behoefte is aan een gemengd woningbouwprogramma in diverse prijsklassen, namelijk vrijstaande woningen en geschakelde woningen (twee-aaneen gebouwde woningen en rijwoningen). Dit is ook opgenomen in de op 14 april 2020 vastgestelde 'Woonvisie gemeente Reimerswaal'. De veranderde woningbehoefte en het gewijzigde woningbouwprogramma zijn de redenen dat een nieuw bestemmingsplan voor de laatste fase van de wijk Rozeboom wordt doorlopen, aangezien binnen het vigerende bestemmingsplan het gewijzigde woningbouwprogramma en de daarbij behorende verkaveling niet kan worden gerealiseerd. De toelichting van het bestemmingsplan dient als onderbouwing van de beoogde verkavelingsopzet.

Stedenbouwkundig ontwerp

Het stedenbouwkundig ontwerp van de wijk Rozeboom is opgesteld in 1997. Diverse fasen van dit woongebied zijn inmiddels gerealiseerd. Het uitgangspunt was dat de laatste fase van de woonwijk (het huidige plangebied) een vergelijkbare opzet (planstructuur) en sfeer zou verkrijgen als de voorgaande fasen. Binnen de ruimtelijke hoofdopzet voor de totale woonwijk Rozeboom was al wel bepaald dat de laatste fase een eigen, herkenbare identiteit zou krijgen. Deze identiteit zou samenhangen met het plantsoen ter plaatse van het Rondsel en de brede waterpartij tussen de beide gebiedsdelen. Wat die identiteit dan zou zijn was niet expliciet aangegeven. In 2008 is in de 2e herziening van het bestemmingsplan Rozeboom een voorzet gegeven voor de invulling van de laatste fase (zie onderstaande afbeelding linksonder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-va01_0012.jpg"

Inrichtingsschets plan Rozeboom uit 2008 en de inrichtingsschets uit 2019

Anno 2019 bestond er - mede naar aanleiding van voornoemde ontwikkelingen in de woningbehoefte in Krabbendijke - behoefte aan een actualisatie van het woningbouwprogramma. Als gevolg daarvan ontstond ook behoefte aan een optimalisatie van de openbare ruimtestructuur. Dit heeft geleid tot een herijking van de oorspronkelijke opzet, waarbij de hoofdlijn uit het eerdere plan is gehandhaafd, namelijk een plantsoen en een lusvormige woonstraat. Omdat een deel van de wegenstructuur al is aangelegd, wordt daar vanzelfsprekend op voortgebouwd. Dat niet alle (stedenbouwkundige) uitgangspunten uit eerdere plannen in het nieuwe plan nog navolging vinden is inherent aan de gemaakte heroverweging en de keuze om voor Rozeboom, fase 4 een nieuw bestemmingsplan in procedure te brengen.

Concreet betekent dit dat het bestaande plantsoen en de wegen (Enden en Rondsel) gehandhaafd blijven, en dat er een lusvormig tracé in westelijke richting aan wordt toegevoegd. Ten opzichte van het voorgaande stedenbouwkundig plan wordt de groenstrook langs de singel verbreed, wordt een klein plantsoen in het noordwestelijk deel van het plangebied toegevoegd en wordt door toevoeging van een aantal routes voor langzaam verkeer de belevingswaarde aanmerkelijk vergroot. Door deze toevoegingen ontstaat een grotere ruimtelijke- en woonkwaliteit (zie bovenstaande afbeelding rechtsboven).

Type woningen overeenkomstig de woningbehoefte

Het type woningen dat in de planstructuur is geprojecteerd is divers, uiteenlopend van rijwoningen, twee-onder-een kapwoningen en vrijstaande woningen. Dit is overeenkomstig de woningbehoefte. Omdat Rozeboom is gesitueerd aan de westrand van Krabbendijke, neemt de woningdichtheid af van oost (het dorp) naar west (het landschap). De rijwoningen worden derhalve aan de oostzijde van het plangebied gesitueerd, de twee-onder-een-kapwoningen liggen centraal en de vrijstaande woningen aan de buitenrand.

Deze situering is tevens gunstig met het oog op bezonning. De tuinen van de rijwoningen liggen op het westen. Het omdraaien van de woningtypen (rijwoningen naar de westzijde van het middengebied) is ongunstiger. Omdat twee-onder-een-kapwoningen een grotere transparantie kennen, zijn (zuid)oost tuinen bij dat type wel goed mogelijk en bij rijwoningen niet.

Tenslotte is ook de beschikbare ruimte aan de zijde van het bestaande plantsoen geschikt voor rijwoningen en de bijbehorende parkeerplaatsen. Bij rijwoningen is parkeren op eigen terrein namelijk niet of slechts zeer beperkt mogelijk, waardoor de parkeerbehoefte voornamelijk in het openbaar gebied moet worden opgevangen. In de lusvormige woonstraat in het westelijke gedeelte van het plangebied kan de parkeerbehoefte van de vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen grotendeels op eigen terrein worden opgevangen, waardoor in het openbaar gebied slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen hoeft te worden aangelegd. Daardoor kan hier extra ruimtelijke kwaliteit worden toegevoegd in de vorm van een brede groenstrook met bomen.

Conclusie

De beschikbare ruimte en verkavelingsopzet laten het dus toe om te herprogrammeren ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan voor de wijk Rozeboom. Het huidige bestemmingsplan staat veelal vrijstaande woningen toe in dit deel van de wijk. De voorgestelde verkaveling van Rozeboom, fase 4 - met name in het middengebied - leidt ertoe dat er op korte termijn een gemengd woningbouwprogramma in diverse prijsklassen kan worden gerealiseerd. Door deze diversiteit aan woningen en kavelgrootten wordt ook rekening gehouden met een doelgroep waarvoor een vrije bouwkavel mogelijk te duur is, maar die wel op zoek is naar een nieuwbouwwoning. In het licht bezien van de beperkte nieuwbouwproductie in Krabbendijke van de afgelopen jaren is het belangrijk om oog te hebben voor verschillende doelgroepen. De gemeente speelt hiermee in op de actuele woningbehoefte in Krabbendijke en handelt daarmee nadrukkelijk in het algemeen belang.

Overige opmerkingen

In reactie op de opmerkingen van de insprekers kan worden aangegeven dat in het bestek wordt opgenomen dat het bouwverkeer niet door de bestaande wijk rijdt maar via de Westelijke Parallelweg wordt afgewikkeld. Voor wat betreft de erf- en terreinafscheidingen, deze 1 meter geldt alleen voor de bestemming Tuin, deze is gelegen voor de voorgevelrooilijn van de geplande woningen en hier geldt een lagere hoogte dan voor de terrein- en erfafscheidingen binnen de bestemming Wonen (deze is 2 meter). De opmerking dat de gemeente een overleg met de buurtbewoners als last ervaart deelt de gemeente niet. De gemeente heeft immers zelf de desbetreffende buurtbewoner uitgenodigd in het gemeentehuis en daarna per mail ook nog informatie verstrekt. Dat deze uitleg vervolgens heeft geleid tot het indienen van een reactie is voor de gemeente aanleiding geweest toch een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, zodat het draagvlak van de voorgestelde planopzet kan worden verkend bij alle bewoners. Er stond een overleg gepland op 23 maart 2020. Echter, vanwege de coronamaatregelen is dit overleg helaas niet doorgegaan. Er is richting de buurtbewoners aangegeven dat er wordt gezocht naar een andere datum voor een overleg. Dit laat onverlet dat de reactie van de bewoners wel wordt meegenomen en meegewogen in de planvorming. Het is uiteindelijk aan de gemeenteraad hierover een definitief besluit te nemen. Op 18 mei 2020 heeft nog een overleg met de omwonenden plaatsgevonden.

Conclusie

De inspraakreactie is ontvankelijk, maar ongegrond. Naar aanleiding van de inspraakreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.

Naar aanleiding van een opmerking van de insprekers zal in het bestek worden opgenomen dat het bouwverkeer niet door de bestaande wijk rijdt maar via de Westelijke Parallelweg wordt afgewikkeld.

Inspreker 2 (6 april 2020)

Inspraakreactie

Inspreker geeft in de reactie aan het bestemmingsplan uitvoerig te hebben doorgenomen en het een mooi plan te vinden, waarvoor de complimenten.

Inspreker geeft aan dat de kavelgrootte van de kavels niet vermeld staat in het plan, terwijl deze wel vermeld staan in de door de gemeente uitgegeven Grondprijsbrief. De inspreker zou graag een kavel van rond de 400 m² willen kopen en vraagt of het mogelijk is enkele kavels van deze omvang op te nemen in het plan.

Gemeentelijke reactie

De gemeente is verheugd over het feit dat de inspreker de opzet van het plan mooi vindt.

Het type woningen dat in de planstructuur is geprojecteerd is divers, uiteenlopend van rijwoningen, twee-onder-een kapwoningen en vrijstaande woningen. Dit is overeenkomstig de huidige en toekomstige woningbehoefte in Krabbendijke. Er is begrip voor de wens van de inspreker voor een vrijstaande kavel van 400 m². Een minimale oppervlakte van 500 m² is echter heel normaal voor een vrijstaande woning. De vrije kavels zijn veelal geprojecteerd aan de buitenrand, waarbij de gemeente de kwaliteit van echt vrijstaand met open ruimte tussen de woningen wil borgen. Indien de kavels kleiner dan 500 m² worden gemaakt worden het feitelijk geschakelde vrijstaande woningen. De gemeente wil zeker voor de vrije kavels aan de buitenrand een open ruimtelijke kwaliteit nastreven. Het middengebied is wat meer verdicht, met de mogelijkheid voor zowel vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en rijwoningen. Over de verkoopbaarheid van kavels van meer dan 500 m² hebben wij geen zorgen. Mede op grond van het 'Woningmarktonderzoek kernen Reimerswaal 2017' is bepaald dat er in Krabbendijke op korte termijn behoefte is aan een gemengd woningbouwprogramma in diverse prijsklassen. Dit is ook opgenomen in de in april 2020 vastgestelde 'Woonvisie gemeente Reimerswaal'. De huidige woningmarkt is niet te vergelijken met de markt ten tijde van de uitgifte van de vorige fase van de wijk Rozeboom. De variatie in kavelgrootte bij twee-onder-een-kapwoningen is (behalve voortkomend uit de stedenbouwkundige verkaveling) bedoeld om deze woningen te kunnen aanbieden aan mensen met een uiteenlopend budget.

Overigens regelt een bestemmingsplan de kavelgrootte niet. In het plan worden alleen woningaantallen en -typen vastgelegd. Het bestemmingsplan biedt binnen die kaders de vrijheid om het gebied te verkavelen. De praktijk zal wel zijn dat alleen kavels uitgegeven worden met een maatvoering waarop een goede woning gebouwd kan worden gezien de planologische regeling (afstand perceelsgrenzen).

Conclusie

De inspraakreactie is ontvankelijk, maar ongegrond. Naar aanleiding van de inspraakreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.

5.2.2 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan:

  1. 1. Provincie Zeeland;
  2. 2. Veiligheidsregio Zeeland;
  3. 3. Waterschap Scheldestromen.

Van deze overlegpartners zijn inhoudelijke reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen op de vermelde data. Daarnaast is een vooroverlegreactie ontvangen van Prorail.

Provincie Zeeland (23 april 2020)

Overlegreactie

De provincie geeft in de overlegreactie het volgende aan:

  • De provincie ziet graag in de toelichting nog een aanvulling op de beschrijving verkeersgeneratie/afwikkeling op de provinciale weg N289.
  • In de toelichting ziet de provincie graag bij het onderwerp bedrijven en milieuzonering aandacht voor mogelijke gevolgen van spuitzones.

Gemeentelijke reactie

  • De wijk Rozeboom (waaronder ook fase 4) is vanuit het noorden ontsloten via de Westelijke Parallelweg en vanuit het zuiden via de Rosierlaan. De N289 kan via zowel de noordelijke als de zuidelijke ontsluiting (door de wijk) worden bereikt en daarmee kan het verkeer goed worden afgewikkeld.
  • Op dit moment biedt het vigerende bestemmingsplan 'Krabbendijke' al de mogelijkheid om in dit gebied te wonen, er ligt al een positieve woonbestemming. Het bestemmingsplan 'Rozeboom, fase 4' is in procedure gebracht omdat - mede vanwege de veranderde woningbehoefte - er een nieuwe verkavelingsopzet van dit deel van de wijk is gemaakt. Er wordt daarmee geen nieuwe woonwijk geïntroduceerd in Krabbendijke, maar een qua opzet gewijzigde variant. De gronden ten westen van het plangebied Rozeboom, fase 4 hebben de bestemming Agrarisch. Op dit moment is er geen boomgaard aanwezig op deze agrarische gronden. Bovendien is in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' binnen de bestemming Agrarisch onder 'artikel 3.5 specifieke gebruiksregels', lid 1 'verboden en toegestaan gebruik', het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden met de bestemming Wonen niet toegestaan, waarmee reeds is geborgd dat eventuele spuitzones niet zullen conflicteren met de woonfunctie.

Conclusie

De overlegreactie leidt tot enkele tekstuele aanvullingen in de toelichting van het bestemmingsplan.

Veiligheidsregio Zeeland (8 april 2020)

Overlegreactie

De Veiligheidsregio Zeeland (hierna VRZ) geeft zowel een reactie op de aspecten externe veiligheid als op de beheersbaarheid bij een brand in het plangebied.

Externe veiligheid

De Veiligheidsregio Zeeland geeft in de reactie aan dat er (bij het vaststellen van het bestemmingsplan) drie risicobronnen (het spoortracé en 2 aardgasleidingen) betrokken zijn. Uit het rapport 'Externe veiligheid/Rozeboom te Krabbendijke' (AVIV Adviesgroep) blijkt dat het plan voldoet aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Wel moet er vanwege de ligging van het plangebied binnen de invloedsgebieden van de spoorlijn en de buisleidingen in de toelichting bij het besluit in worden gegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Beheersbaarheid bij een brand

Het advies voor de beheersbaarheid bij een brand gaat in op de aspecten bereikbaarheid, opstelpunten voor tankautospuiten en primair en secundair bluswater. Voor het aspect secundair bluswater wordt door de VRZ geconstateerd dat er binnen het plangebied een waterpartij aanwezig is die voldoende capaciteit heeft.

Gemeentelijke reactie

Externe veiligheid

De gemeente is de VRZ erkentelijk voor het advies. In het AVIV rapport 'Externe veiligheid/ Rozeboom te Krabbendijke' staat dat in de toelichting bij het besluit in elk geval moet worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp voordoet. Ook de VRZ geeft aan dat er vanwege de ligging van het plangebied binnen de invloedsgebieden van de spoorlijn en de buisleidingen in de toelichting bij het besluit moet worden ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De gemeente zal een beperkte verantwoording, waarbij wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, opnemen in de toelichting.

Beheersbaarheid bij een brand

Het advies voor de beheersbaarheid bij een brand is in het kader van het bestemmingsplan geen ruimtelijk relevant criterium. De gemeente zal als initiatiefnemer van het plan het advies meenemen bij het bouw- en woonrijpmaken van de wijk.

Conclusie

De gemeente zal een beperkte verantwoording, waarbij wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, opnemen in de toelichting van het bestemmingsplan. Tevens zal het advies voor de beheersbaarheid bij een brand meegenomen worden bij de aanleg van de wijk.

Waterschap Scheldestromen (4 december 2019)

Overlegreactie

Naar aanleiding van vooroverleg over het plan heeft het waterschap op 4 december 2019 al een positief wateradvies gegeven. Dit wateradvies is als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen. Tevens zijn een aantal randvoorwaarden meegegeven.

Gemeentelijke reactie

De gemeente is het waterschap erkentelijk voor het wateradvies en de randvoorwaarden.

Conclusie

De gemeente zal de randvoorwaarden meenemen in de verdere uitvoering van het plan.

ProRail (30 maart 2020)

Overlegreactie

ProRail geeft in de overlegreactie aan dat de beoogde nieuwe woningen dichtbij het spoor zijn gepland en er mogelijk trillinghinder voor de toekomstige bewoners/gebruikers kan ontstaan als gevolg van treinverkeer. ProRail geeft aan dat er geen wettelijke normen bestaan voor trillinghinder. Echter dient het aspect trillingen in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de zorgvuldige voorbereiding van besluiten wel te worden afgewogen indien een trillingsbron aanwezig is. ProRail verwijst in de reactie naar de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen. In deze handreiking is beschreven op welke wijze gemeenten het aspect trillinghinder kunnen onderzoeken en afwegen bij de vaststelling van een bestemmingsplan. ProRail adviseert de conclusies van het trillingonderzoek op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

De beoogde nieuwe woningen in de woonwijk Rozeboom in Krabbendijke zijn inderdaad dichtbij het spoor gepland. Op dit moment biedt het vigerende bestemmingsplan 'Krabbendijke' al de mogelijkheid om in dit gebied te wonen, er ligt al een positieve woonbestemming. Het bestemmingsplan 'Rozeboom, fase 4' is in procedure gebracht omdat - mede vanwege de veranderde woningbouwbehoefte - er een nieuwe verkavelingsopzet van dit deel van de wijk is gemaakt. Er wordt daarmee geen nieuwe woonwijk geïntroduceerd in Krabbendijke, maar een qua opzet gewijzigde variant. De woningen worden echter niet dichter naar het spoor geprojecteerd dan nu al mogelijk is in het huidige bestemmingsplan 'Krabbendijke'. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zal het aspect trillinghinder evenwel worden onderzocht en de uitkomsten zullen worden meegewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Het onderzoek wordt dus in gang gezet, maar de uitkomsten zijn in de ontwerpfase nog niet beschikbaar.

Conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening al het aspect trillinghinder worden onderzocht en de uitkomsten zullen worden meegewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan (voorzien tweede helft 2020).

5.2.3 Ambtshalve aanpassingen

Na het doornemen van het bestemmingsplan zijn op basis van voortschrijdende inzichten beperkte tekstuele aanpassingen doorgevoerd in de toelichting en regeling van het bestemmingsplan.

5.2.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Rozeboom, fase 4' met planidentificatienummer NL.IMRO.0703.02KrBPRozeboom2-on01 heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 18 juni 2020 tot en met 29 juli 2020 ter visie gelegen.


Tijdens de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft iedereen de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren te brengen. Er is 1 zienswijze ingediend op de vermelde datum. De zienswijze is ingediend namens meerdere personen. Hieronder volgt een puntsgewijze samenvatting van de zienswijze en de gemeentelijke reactie daarop. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze, het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijze is aangepast.


Indieners zienswijze 1 (27 juli 2020)


Zienswijze


De indieners geven in de zienswijze het volgende aan:

1. De indieners geven aan dat deze brief een vervolg is op het schrijven van 23 december 2019, 6 april 2020, 2 juni 2020 en 9 juni 2020. De indieners zijn van mening dat de bebouwing rondom de 'wadi' niet aansluit bij de bestaande bebouwing, zowel qua bouw- en goothoogte als qua type woningen.

2. De indieners zijn het niet eens met het door de gemeente aangevoerde argument dat met de huidige plannen voor de wijk Rozeboom, fase 4, het algemeen belang wordt gediend. De indieners zijn van mening dat door tegemoet te komen aan de bezwaren van de huidige bewoners rondom de 'wadi' de gemeente meer handelt in het algemene belang.

3. Indieners willen geïnformeerd worden over de wijze waarop de projectontwikkelaar zal worden geselecteerd en indien mogelijk bij die selectie betrokken te willen worden, zodat zij maximale invloed kunnen uitoefenen op hun toekomstige woonomgeving.

Gemeentelijke reactie

1.De gemeente heeft eerder kennisgenomen van de diverse correspondentie van de bewoners en hierop haar reactie gegeven. Op 18 mei 2020 heeft er in het gemeentehuis nog een overleg plaatsgevonden over de standpunten van de bewoners en die van de gemeente. De gemeente heeft tijdens dit overleg toegelicht waarom is gekozen voor de huidige planopzet. De gemeente heeft bij de behandeling van de inspraakreactie en tijdens de vergadering van de opinieraad van 9 juni 2020 nogmaals de argumenten weergegeven waarom is gekozen voor de stedenbouwkundige inrichting van fase 4 van de wijk Rozeboom en de gekozen bouwtypologie- en hoogte. De veranderde woningbehoefte en het gewijzigde woningbouwprogramma zijn de redenen dat een nieuw bestemmingsplan voor de laatste fase van de wijk Rozeboom wordt doorlopen, aangezien binnen het vigerende bestemmingsplan het gewijzigde woningbouwprogramma en de daarbij behorende verkaveling en bouwhoogte niet kan worden gerealiseerd. De toelichting van het bestemmingsplan dient als onderbouwing van de beoogde verkavelingsopzet. Dat niet alle (stedenbouwkundige) uitgangspunten uit eerdere plannen in het nieuwe plan navolging hebben gevonden is inherent aan de gemaakte heroverweging en de keuze om voor Rozeboom, fase 4 een nieuw bestemmingsplan in procedure te brengen. Het type woningen dat in de planstructuur is geprojecteerd is divers, uiteenlopend van rijwoningen, twee-onder-een kapwoningen en vrijstaande woningen. Dit is overeenkomstig de woningbehoefte. Omdat Rozeboom is gesitueerd aan de westrand van Krabbendijke, neemt de woningdichtheid af van oost (het dorp) naar west (het landschap). De rijwoningen worden derhalve aan de oostzijde van het plangebied gesitueerd, de twee-onder-een-kapwoningen liggen centraal en de vrijstaande woningen aan de buitenrand. Deze situering is tevens gunstig met het oog op bezonning. De tuinen van de rijwoningen liggen op het westen. Het omdraaien van de woningtypen (rijwoningen naar de westzijde van het middengebied) is ongunstiger. Omdat twee-onder-een-kapwoningen een grotere transparantie kennen, zijn (zuid)oost tuinen bij dat type wel goed mogelijk en bij rijwoningen niet. Tenslotte is ook de beschikbare ruimte aan de zijde van het bestaande plantsoen geschikt voor rijwoningen en de bijbehorende parkeerplaatsen. Bij rijwoningen is parkeren op eigen terrein namelijk niet of slechts zeer beperkt mogelijk, waardoor de parkeerbehoefte voornamelijk in het openbaar gebied moet worden opgevangen. In de lusvormige woonstraat in het westelijke gedeelte van het plangebied kan de parkeerbehoefte van de vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen grotendeels op eigen terrein worden opgevangen, waardoor in het openbaar gebied slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen hoeft te worden aangelegd. Daardoor kan hier extra ruimtelijke kwaliteit worden toegevoegd in de vorm van een brede groenstrook met bomen.
2.De voorgestelde verkaveling van Rozeboom, fase 4 - met name in het middengebied - leidt ertoe dat er op korte termijn een gemengd woningbouwprogramma in diverse prijsklassen kan worden gerealiseerd. Door deze diversiteit aan woningen en kavelgrootten wordt ook rekening gehouden met een doelgroep waarvoor een vrije bouwkavel mogelijk te duur is, maar die wel op zoek is naar een nieuwbouwwoning. In het licht bezien van de beperkte nieuwbouwproductie in Krabbendijke van de afgelopen jaren is het belangrijk om oog te hebben voor verschillende doelgroepen. De gemeente speelt hiermee in op de actuele woningbehoefte in Krabbendijke en handelt daarmee nadrukkelijk in het algemeen belang.

3. Op dit moment is nog geen projectontwikkelaar geselecteerd voor de nieuwe fase van de wijk Rozeboom. Bij de selectie van een projectontwikkelaar zal de gemeente de interne (selectie)procedure volgen. De (toekomstige) projectontwikkelaar dient te bouwen volgens de regeling van het bestemmingsplan. Het is aan de projectontwikkelaar om te zijner tijd al dan niet in contact te treden met de huidige bewoners. De gemeente zal bij de projectontwikkelaar aangeven dat u dit wenst, maar kan dit niet eisen.


Conclusie

De zienswijze is ontvankelijk, maar ongegrond. Naar aanleiding van de zienswijze is het bestemmingsplan niet aangepast.


Ambtshalve aanvulling

Naar aanleiding van de inspraakreactie van Prorail heeft recent een onderzoek naar trillinghinder van het spoor plaatsgevonden. De conclusie is dat er geen noemenswaardige trillinghinder plaatsvindt. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 16 van de toelichting en de conclusie is verwerkt in paragraaf 4.10 van de toelichting van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemene Opzet

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan als uitwerking van het wettelijke kader en het beleidskader in het juridische gedeelte van het bestemmingsplan, namelijk de verbeelding en regels. Het bestemmingsplan 'Rozeboom, fase 4' bestaat uit de volgende onderdelen:

De regels

Deze regels bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn bevoegdheden opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan en zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.


De verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en de waarden (zoals archeologische waarden) opgenomen die kenmerkend zijn voor het gebied. Voor de categorieën waarbij bebouwing voorkomt, zijn op de verbeelding tevens bouwvlakken en eventueel aanduidingen opgenomen over bijvoorbeeld de maximaal te bebouwen oppervlakte. In de desbetreffende regels wordt daarnaar verwezen. De verbeelding en de regels zijn niet los van elkaar te zien. Bij strijd gaan de regels voor op de verbeelding.


De opzet van het plan

Het bestemmingsplan is een juridisch plan dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen en tevens zijn er mogelijkheden opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Deze verschillende regelingen bieden ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, maar er kunnen geen directe rechten en/of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Daarnaast geldt voor de wijzigingen een uitgestelde exploitatieplanplicht.

6.2 Verbeelding

Bestemmingen

Op de verbeelding zijn de diverse bestemmingen te onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies) en de aan een gebied toegekende waarde. De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Aanduidingen

We onderscheiden, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen. Er zijn bouwaanduidingen op de verbeelding aangegeven. Deze aanduidingen geven bijvoorbeeld aan waar een hoofdgebouw kan worden gebouwd. De maatvoeringsaanduidingen die op de verbeelding zijn weergegeven, geven de verschillende maten aan met betrekking tot bouw- en goothoogte.

6.3 Regels

De systematiek van de regels

De systematiek van de regels kan worden samengevat aan de hand van de hoofdstukindeling.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels gaat in op de begripsomschrijvingen en de wijze van meten.
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels gaat in op de bestemmingen. Hierin wordt een regeling gegeven voor de functies die in het plangebied zijn toegestaan. Bepaald is welke vormen van gebruik en bouwwerken rechtstreeks (dus zonder voorafgaande wijziging, afwijking van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning) zijn toegestaan.
  • In Hoofdstuk 3 Algemene regels zijn de algemene regels weergegeven die voor alle bestemmingen gelden (anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels etcetera).
  • In Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

Hierna worden de hoofdstukken nader toegelicht.

6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.


Artikel 1 Begrippen

Deze geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.


Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.

6.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Opbouw bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.

  • Bestemmingsomschrijving

In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in:

de functies die binnen de bestemming ‘bij recht’ zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste ‘toetssteen’ voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van het gebouw in de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.

  • Bouwregels

Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.

  • Afwijken van de bouwregels

De bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels is in dit deel van de regels opgenomen.

  • Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel wordt ten opzichte van de bestemmingsomschrijving, specifiek bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving.

  • Afwijken van de gebruiksregels

In dit deel van de regels is de bevoegdheid tot afwijken van de bestemmingsomschrijving en van de specifieke gebruiksregels opgenomen.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor zover nodig zijn hierin de regels opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, voorzien van uitzonderingsregels en criteria.

  • Wijzigingsregels

Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.

Artikel 3 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de belangrijke groenstroken en groenvoorzieningen in de wijk. In verband met de flexibiliteit zijn langzaamverkeersverbindingen en waterpartijen rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een brug en een duiker toegestaan.

De aanleg van ontsluitingswegen (erftoegangswegen) en parkeervoorzieningen zijn uitdrukkelijk niet rechtstreeks toegestaan.

Artikel 5 Verkeer

De straten, parkeerplaatsen zijn in de verkeersbestemming opgenomen. Er zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is uitsluitend een brug en een duiker toegestaan.

Artikel 6 Water

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor aan en afvoer van water zoals waterpartijen, waterlopen, et cetera, en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen. Er mogen enkel overige bouwwerken worden opgericht. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een brug en duiker toegestaan. De bouwregels betreffen enkel de hoogtemaat.

Artikel 7 Wonen

Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen (de woning), aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Woningen mogen, vrijstaand, twee-aaneen en aaneengesloten worden gebouwd.


Aan de voornoemde functies zijn bouwregels verbonden. Ten aanzien van het hoofdgebouw zijn onder meer bepalingen opgenomen betreffende de goot- en de bouwhoogte. Ten aanzien van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen zijn onder meer regels opgenomen betreffende de goot-en de bouwhoogte en de dakhelling. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen betreffende de toegestane bouwhoogte.


Uit oogpunt van flexibiliteit zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Daarnaast zijn er specifieke gebruiksregels opgenomen om aan-huis-gebonden beroepen en huisdierenverblijven onder voorwaarden mogelijk te maken.

6.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen.

  • Anti-dubbeltelregel

Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden.

  • Algemene bouwregels

Bestaande maten (uitgezonderd van de overgangsregels), overschrijding van bouwgrenzen, percentages. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen.

  • Algemene gebruiksregels

In deze regels is de parkeernorm opgenomen.

  • Algemene afwijkingsregels

Hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 meter bedragen en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag per bouwperceel met niet meer dan 10% worden overschreden.

6.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Overgangsregels

De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet. Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.

Slotregel

Dit artikel geeft ten slotte aan dat de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald als het bestemmingsplan ‘Rozeboom, fase 4’.

Bijlage 1 Staat Van Activiteiten

Bijlage 1 Staat van Activiteiten

Bijlage 1 Memo Bedrijven- En Milieuzonering

Bijlage 1 Memo bedrijven- en milieuzonering

Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 2 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 3 Adviezen Veiligheidsregio En Brandweer Zeeland

Bijlage 3 Adviezen veiligheidsregio en brandweer Zeeland

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Weg- En Railverkeer

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek weg- en railverkeer

Bijlage 5 Verkennend (Water) Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend (water) bodemonderzoek

Bijlage 6 Verkeersonderzoek

Bijlage 6 Verkeersonderzoek

Bijlage 7 Flora En Fauna Onderzoek

Bijlage 7 Flora en fauna onderzoek

Bijlage 8 Memo Stikstofberekening

Bijlage 8 Memo stikstofberekening

Bijlage 9 Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek

Bijlage 9 Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek

Bijlage 10 Advies Gemeentelijke Archeoloog Veldonderzoek

Bijlage 10 Advies gemeentelijke archeoloog veldonderzoek

Bijlage 11 Aanvullend Onderzoek Archeologie

Bijlage 11 Aanvullend onderzoek archeologie

Bijlage 12 Advies Gemeentelijke Archeoloog Karterende Booronderzoek

Bijlage 12 Advies gemeentelijke archeoloog karterende booronderzoek

Bijlage 13 Watertoetsformulier

Bijlage 13 Watertoetsformulier

Bijlage 14 Waterberekening

Bijlage 14 Waterberekening

Bijlage 15 Wateradvies

Bijlage 15 Wateradvies

Bijlage 16 Trillingrapport

Bijlage 16 Trillingrapport