Hontestraat - Ouwerdingestraat, Rilland
Bestemmingsplan - gemeente Reimerswaal
Vastgesteld op 27-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Hontestraat - Ouwerdingestraat, Rilland met identificatienummer
NL.IMRO.0703.05RiBPHontestr-va01
van de gemeente Reimerswaal. 1.2 bestemmingsplande geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen.
1.3 aan- en uitbouween aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een
hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel
herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroepeen aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of vastgesteld-technisch gebied, dat in een
woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij
de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend
de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.5 aanduidingeen geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
1.6 aanduidingsgrensde grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimteeen bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een
gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 antenne-installatieinstallatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in
een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 antennedragerantennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 arbeidsmigranteconomisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een
immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.
1.12 archeologisch onderzoekonderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.
1.13 archeologisch vooronderzoekarcheologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek,
geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De
verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd
volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op
basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden
verleend.
1.14 archeologische verwachtingde aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van
archeologische sporen en relicten.
1.15 archeologische waardede aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige
archeologische sporen en relicten.
1.16 bebouwingéén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 bedrijfeen onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen
van goederen.
1.19 bedrijfsvloeroppervlakde oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met
inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematenafstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde
bij of krachtens de Woningwet.
1.21 bestaande bebouwingbebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het vastgesteld van het
bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning
mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.
1.22 bestemmingsgrensde grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlakeen geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 bevoegd gezagbevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.27 bewoonbaar vloeroppervlakde gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak
waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
1.28 bijgebouween vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.29 bijzondere woonvormeneen woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is
van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de
bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of
therapie ter plaatse of in de directe omgeving.
1.30 bodemingrepenwerken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief
kunnen aantasten.
1.31 bouwenhet plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een standplaats.
1.32 bouwgrensde grens van een bouwvlak.
1.33 bouwperceeleen aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelgrenseen grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlakeen geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.36 bouwwerkelke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.38 dakkapeleen constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een
dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de
constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.39 dakopbouween constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij
deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijden van de
constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.
1.40 detailhandelhet bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en
leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.41 dienstverleninghet bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt
gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd
in de Staat van Activiteiten.
1.42 erkende partijeen dienst, bedrijf of instelling, erkend door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en
werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.44 gebouwelk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 hobbymatig houden van dierenhet op kleine schaal houden van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang
gelijk te stellen vee.
1.47 hoofdgebouween gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan
wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.49 huisdierenverblijfeen bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens
ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en
daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.
1.50 kantoorvoorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel,
architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek
niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteitenhet op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daarmee
vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang
en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of
uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden
en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de
Staat van Activiteiten.
1.52 logieshet (bedrijfsmatig)(nacht) verblijf aanbieden, waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf
elders hebben.
1.53 logies met of zonder ontbijteen kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot
een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het eventueel serveren van ontbijt,
ondergeschikt aan de (woon)bestemming.
1.56 mantelzorghet bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.58 NENdoor de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het
moment van vaststelling van het plan.
1.59 nutsvoorzieningenvoorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur
voor telecommunicatie.
1.60 ondergeschiktin aard en omvang of functioneel, ruimtelijke en/of architectonisch opzicht ten dienste van een
hoofdfunctie/gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschikt zijn van een activiteit
kan een externe deskundige hierover advies geven.
1.61 opslag en distributie voor internet verkoopdetailhandel via internet en andere media, waar een elektronische transactie tot stand komt, al
dan niet met:
- opslag- en verzendfunctie;
- beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
- beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.63 peil- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch
of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.69 tijdelijke woongelegenheideen tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een
huishouden.
1.70 tweede woningeen gebouw of een gedeelte van een gebouw dat bedoeld is om uitsluitend door een
huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft,
te gebruiken.
1.71 uitwendig karakter van een gebouw in bestaande toestandde op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan bestaande totaliteit
van:
- bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
- dakvorm, nokrichting en dakhelling;
- de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
- dakoverstekken, goot- en daklijsten;
- stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
- materiaalgebruik.
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.73 voorgevelde gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.74 voorgevelrooilijnde naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig
moet worden aangemerkt.
1.75 vuurwerkvoorwerpen gevuld met ontplofbare of brandbare lichtgevende mengsels.
1.78 windturbineeen bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van
bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.79 woningeen gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden.
1.80 zorgafhankelijk wonenwoning voor mensen die 24 uur per dag van zorg afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig
hebben.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstandenafstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot
perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerkvanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerktussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de
scheidsmuren.
2.4 dakkapellenindien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of
dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de
gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of het
boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
2.5 goothoogte van een bouwwerkvanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 hoogte van een windturbinevanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 inhoud van een bouwwerktussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart
van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerktussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2.9 vloeroppervlaktede gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren
inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.
2.10 oppervlakte overkappingtussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- toegestaan zijn:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- erf- en terreinafscheidingen: 1 meter;
- vrijstaande antennes: 5 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 onder a,
teneinde ter plaatse van de bestemming Tuin, aan- of uitbouwen, bijgebouwen of
overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen te
kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 8 m² en de goot(- of boeibord)hoogte niet meer dan 3 meter;
- het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve
van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende
regels:
- omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
- de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
- de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
- de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
- het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
- omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
- het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- bijbehorende voorzieningen zoals:
- erven;
- parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- toegangs- en achterpaden;
- tuinen.
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
- toegestaan zijn:
- hoofdgebouwen;
- aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- hoofdgebouwen worden gebouwd:
- ter plaatse van de gronden met aanduiding 'twee-aaneen': vrijstaand of twee aaneen;
- de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
- hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
- aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 3 meter;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
- aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 meter;
- erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
- vrijstaande antennes: 10 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
- de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste:
- ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 3 meter;
- de afstand van een aan- of uitbouw bedraagt minimaal 3 m achter de voorste gevel van een hoofdgebouw;
- indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
- indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt het maximum aantal woningen zoals aangegeven op de verbeelding.
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
- toegestaan zijn:
- aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de goot- en/of boeibordhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 meter;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 meter;
- erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
- vrijstaande antennes: 5 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
- indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
- indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
- gronden buiten het bouwvlak mogen tot ten hoogste 50% worden bebouwd met aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel;
- voor de berekening van het percentage van de oppervlakte als bedoeld onder f mogen ook worden gerekend de gronden met de bestemming Tuin, voor zover die gronden grenzen aan en in het verlengde liggen van de gronden buiten het bouwvlak.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor overschrijden van het bouwvlak
met inachtneming van de volgende regels:
- de overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
- het bouwvlak mag aan de achterzijde worden overschreden voor zover de overschrijding per bouwperceel niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt;
- het bouwvlak mag in zijdelingse richting worden overschreden met niet meer dan 3 m en voor zover de overschrijding per bouwperceel niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de
maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een
gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven
bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:
- de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b
teneinde nieuwe woningen of een ander woningtype te kunnen toestaan, met inachtneming
van de volgende regels:
- wat betreft een ander woningtype:
- ter plaatse van gronden met een aanduiding 'twee-aaneen' zijn tevens aaneengebouwde woningen toegestaan;
- het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de geluidsbelasting ter plaatse van de gevel van de woning is niet groter dan 48 dB;
- er wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 ten aanzien
van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende
regels:
- omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
- de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
- de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
- de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
- het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
- omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
- het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
- het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.
- de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
- het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan.
Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan,
met inachtneming van de volgende regels:
- de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
- aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
- de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
- de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
- het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 voor de
uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de woning en/of aan- of
uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:
- de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
- kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
- kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
- de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
- het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4.2 onder b,
voor het houden van en/of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden,
pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee, met inachtneming van de
volgende regels:
- paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee worden buiten het bouwvlak gehouden en gehuisvest;
- de maximum oppervlakte van het bijgebouw (inclusief overkappingen) bedraagt niet meer dan 40 m²;
- de afstand van een gebouw of overkapping tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 8 meter;
- de afstand van het gebouw tot een bouwvlak bedraagt ten minste 35 meter;
- de oppervlakte van het kadastraal perceel bedraagt ten minste 1.000 m²;
- de in lid 4.2.2 onder f genoemde oppervlakte wordt niet overschreden;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder a
voor het gebruik van een aan- of uitbouw of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met
inachtneming van de volgende regels:
- een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 100 m²;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder b ten
behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van
de volgende regels:
- de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;
- het karakter van het gebouw mag niet veranderen;
- er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
- afwijken is niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een gebouw in gebruik en/of bestemd voor logies voor arbeidsmigranten;
- er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
- de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
- het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
- de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het Bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SKIA-keurmerk en/of aan de volgende voorwaarden:
- beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in het Bouwbesluit;
- voldoende privacy;
- toereikende sanitaire voorzieningen;
- toereikende verwarming;
- keukenvoorzieningen;
- toereikende brandveiligheidssituatie;
- ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 4 personen worden gehuisvest;
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan
aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de
omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze
vergunning.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid 4.6.1 Toestaan bijzondere woonvormBurgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van
bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:
- de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
- de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
- wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
- voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
- in het wijzigingsplan wordt:
- de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
- de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk -
bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
- de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
- in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse
aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de
beleidscategorieën 2, terreinen van archeologische waarde en 3, gewaardeerde stad- en
dorpskernen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
- een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te
leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,40 m onder het maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
- het aanplanten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het ophogen van gronden.
Het verbod van 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- normaal beheer of onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
- niet dieper reiken dan 0,4 m onder het maaiveld;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- het ophogen van gronden tot 2 m betreffen, indien dit ophogen laagsgewijs gebeurt in lagen van ten hoogste 1 m die het volledige terrein betreffen.
De werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts
toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie in voldoende mate worden veilig gesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch onderzoek, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
- alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wijzigen, met
inachtneming van de volgende regels:
- voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
- in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verwijderen,
met inachtneming van de volgende regels:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1'
veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
- wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
- zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse
aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de
beleidscategorie 4, hoge verwachting.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te
leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 m onder het maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
- het aanplanten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het ophogen van gronden.
Het verbod van 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- normaal beheer of onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
- niet dieper reiken dan 0,4 m onder het maaiveld;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- het ophogen van gronden tot 2 m betreffen, indien dit ophogen laagsgewijs gebeurt in lagen van ten hoogste 1 m die het volledige terrein betreffen.
De werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts
toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie in voldoende mate worden veilig gesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch onderzoek, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
- alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wijzigen, met
inachtneming van de volgende regels:
- voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
- in de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn;
- in de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' verwijderen,
met inachtneming van de volgende regels:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2'
veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
- wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
- zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse
aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de
beleidscategorie 5, gematigde verwachting.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunningHet is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te
leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 m onder het maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
- het aanplanten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het ophogen van gronden.
Het verbod van 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- normaal beheer of onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 in acht is genomen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
- niet dieper reiken dan 0,4 m onder het maaiveld;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- het ophogen van gronden tot 2 m betreffen, indien dit ophogen laagsgewijs gebeurt in lagen van ten hoogste 1 m die het volledige terrein betreffen.
De werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts
toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie in voldoende mate worden veilig gesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch onderzoek, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
- alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wijzigen, met
inachtneming van de volgende regels:
- voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
- in de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn;
- in de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' verwijderen,
met inachtneming van de volgende regels:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'
veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
- wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
- zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse
aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de
beleidscategorie 6, lage verwachting.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
- een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te
leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,4 m onder het maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
- het aanplanten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het ophogen van gronden.
Het verbod van 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- normaal beheer of onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2 in acht is genomen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of ontgrondingsvergunning;
- niet dieper reiken dan 0,4 m onder het maaiveld;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2500 m²;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- het ophogen van gronden tot 2 m betreffen, indien dit ophogen laagsgewijs gebeurt in lagen van ten hoogste 1 m die het volledige terrein betreffen.
De werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, zoals in lid 8.3.1 bedoeld, zijn slechts
toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie in voldoende mate worden veilig gesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch onderzoek, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
- alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wijzigen, met
inachtneming van de volgende regels:
- voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
- in de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 3' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' verwijderen,
met inachtneming van de volgende regels:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'
veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
- wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
- zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van
aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden
door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
overschreden, tenzij het betreft:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
- terreinafscheidingen.
Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden
ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van
een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2
anders is bepaald.
10.4 Afstand tot wegen
De afstand van bouwwerken bedraagt tot de as van de hoofdverkeersbaan, of indien de weg
uit twee hoofdverkeersbanen bestaat, uit de as van de dichtstbij gelegen hoofdverkeersbaan
minimaal 40 meter bij de volgende provinciale wegen:
- N259;
- N659;
- N670;
- N673.
Het is niet toegestaan om binnen deze afstand van 40 meter bestaande bouwwerken te
vernieuwen, te wijzigen of uit te breiden, met dien verstande dat interne verbouwingen en
vernieuwingen van ondergeschikte betekenis - waardoor de bebouwde oppervlakte niet wordt
vergroot - wel zijn toegestaan.
10.5 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten- Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij voldaan moet worden aan
het bepaalde in de Nota parkeernormen van de gemeente Reimerswaal.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.2 vrijwaringszone - molenbiotoop 12.1.1 Aanduidingsomschrijving
De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar
voorkomende bestemmingen - mede aangeduid voor de bescherming van de functie van de
molen als werktuig en het behoud en / of herstel van de aanwezige landschappelijke en / of
cultuurhistorische waarden van een molen.
12.1.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken mag in aanvulling op, danwel in afwijking
van, hetgeen in de bestemming is bepaald:
- binnen een afstand van 100 meter uit de molen, niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen;
- binnen een afstand van 100 tot 400 meter van de molen, niet meer bedragen dan 1/100 van die afstand tussen bouwwerk en die molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- indien op grond van Hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van Hoofdstuk 2.
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1.2 teneinde hogere bouwwerken op te richten overeenkomstig de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.
- Een onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de bouw en situering van de desbetreffende bebouwing, dan wel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, niet in strijd zijn met het plan. Met betrekking tot de belangen van de molen dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige.
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
- het ophogen van gronden.
- het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud en / of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
- een onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de werken en / of werkzaamheden, danwel de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, niet in strijd zijn met het plan. Met betrekking tot de belangen van de molen dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan voor
overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken, of wanneer dit uit
esthetisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is, danwel voor zover dat noodzakelijk
is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan
3 m bedragen en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag per bouwperceel met niet
meer dan 10% worden overschreden.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Bouwen in strijd met het plan
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 14.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 onder a met maximaal 10%;
- het in lid 14.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het in lid 14.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Hontestraat-
Ouwerdingestraat, Rilland'.