KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Beschermde Dijk
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Kantoor
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Water
Artikel 11 Waterkering
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Leiding - Gas
Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 19 Waterstaat-waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Overzicht Van De Vigerende Bestemmingsregelingen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie Plangebied
3.1 Bestaande Situatie
3.2 De Poort
3.3 Nishoek
3.4 Olzendepolder
3.5 Korringaweg
3.6 Sociale En Maatschappelijke Samenhang
3.7 Leefbaarheid En Veiligheid
Hoofdstuk 4 Visie Op Het Plangebied
4.1 Hoofdstructuur
4.2 Bedrijven
4.3 Wonen
4.4 Verkeer
4.5 Groen/natuur
4.6 Water
Hoofdstuk 5 Milieu- En Andere Aspecten
5.1 Planmer-plicht En Aanpak Planmer
5.2 Milieuhinder
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Verkeer En Vervoer
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Afval
5.8 Ecologie
5.9 Waterparagraaf
5.10 Archeologie En Cultuurhistorie
5.11 Bodemkwaliteit
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Verbeelding En Renvooi
6.2 Regels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Toetsing En Kwaliteit
8.1 Resultaten Inspraakprocedure
8.2 Resultaten Overlegprocedure Artikel 3.1.1 Bro
8.3 Ambtshalve Aanpassingen
8.4 Vaststellingsprocedure
8.5 Advies Commissie Voor De Milieueffectrapportage
8.6 Ambtshalve Aanpassingen Naar Aanleiding Van Het Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein
Bijlage 2 Staat Van Activiteiten
Bijlage 1 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 2 Kwantitatieve Risicoanalyse Grootschalige Bedrijventerreinen
Bijlage 3 Toelaatbaarheid Activiteiten In Woningen
Bijlage 4 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 5 Inventarisatie Bedrijven
Bijlage 6 Waterbeleid Grootschalige Bedrijventerreinen

Grote bedrijventerreinen

Bestemmingsplan - gemeente Reimerswaal

Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen van de gemeente Reimerswaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestandNL.IMRO.0703.GSBTBP-va01.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt en / of het houden of fokken van vee (exclusief paarden), pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 m, nader te onderscheiden in:
    1. 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    2. 2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    3. 3. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    4. 4. bollenteelt: de teelt van bloembollen, veelal in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    5. 5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
    6. 6. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
    7. 7. grondgebonden veehouderij: het houden van melkvee en / of ander vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;
    8. 8. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij; het africhten van en de handel in paarden vindt in ondergeschikte mate plaats;
  2. b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  3. c. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, nader te onderscheiden in:
    1. 1. intensieve veehouderij: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en / of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang;
    2. 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
    3. 3. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen en opslaan van goederen.

1.12 bedrijfsvloeroppervlak

De gebruiksoppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf (met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten) volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.13 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor een huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 beperkt kwetsbaar object

  1. a. kantoorgebouw met een brutovloeroppervlak kleiner dan 1.500 m2 bvo;
  2. b. restaurant met een brutovloeroppervlak kleiner dan 1.500 m2 bvo;
  3. c. winkels met een brutovloeroppervlak kleiner dan 1.500 m2 bvo;
  4. d. bedrijfsgebouwen;
  5. e. objecten die met de onder a tot en met d genoemde functies gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  6. f. objecten met een hoge infrastructurele waarde zoals hoogspanningsverbindingen en aardgasleidingen met een bovenregionale functie.

1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bewoonbaar vloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte van een woning volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.20 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvak.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in de volgende volumineuze en gevaarlijke goederen:

  1. a. auto's;
  2. b. boten;
  3. c. caravans;
  4. d. grove bouwmaterialen
  5. e. explosiegevaarlijke goederen;
  6. f. bestrijdingsmiddelen;
  7. g. naar aard en omvang vergelijkbare goederen.

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in bijlage 2, de Staat van Activiteiten.

1.31 erftoegangsweg

een weg met gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidhinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.34 grootschalige detailhandel

detailhandelsvoorzieningen met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 huisdierenverblijf

een bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.

1.37 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daaraan vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend , waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.39 kwetsbare objecten

objecten die op grond van artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen bijzondere bescherming toekomt tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen, waaronder in elk geval worden begrepen:

  1. a. burgerwoningen;
  2. b. zelfstandige kantoren en restaurants met een brutovloeroppervlak groter dan 1.500 m²;
  3. c. winkels met een brutovloeroppervlak groter dan 2.000 m².

1.40 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.42 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie en uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van een onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de onderneming.

1.43 onderzoeksbureau/instituut

een organisatie gericht op de ontwikkeling van wetenschap en/of de uitvoering van toegepast onderzoek.

1.44 opslag en distributie voor internetverkoop

opslag en distributie voor internetverkoop, waar een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met:

  1. a. opslag- en verzendfunctie;
  2. b. beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
  3. c. beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.

1.45 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.46 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.

1.47 procesinstallaties

installaties die dienen ter ondersteuning van het bedrijfsproces, zoals:

  1. a. silo's;
  2. b. vergistings-, opslag- en distributietanks;
  3. c. waterzuiveringstanks en waterzuiveringsinstallaties.

1.48 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.49 reclame-uiting

openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener en dergelijke;

1.50 risicovolle inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.51 schaal- en schelpdieren

  1. a. onder schaaldieren worden onder andere verstaan:
    1. 1. garnalen;
    2. 2. kreeften;
    3. 3. krabben;
    4. 4. langoustines;
  2. b. onder schelpdieren worden onder andere verstaan:
    1. 1. alikruiken;
    2. 2. mosselen;
    3. 3. oesters;
    4. 4. inktvissen.

1.52 schaal- en schelpdier verwerkende industrie

bedrijven die schaal- en schelpdieren verwerken en verhandelen, zoals:

  1. a. de aan- en afvoer van schaal- en schelpdieren;
  2. b. het reinigen, verwateren in waterbassins, bewaren in koelcellen en verzendklaar maken (sorteren, verpakken) van schaal- en schelpdieren;
  3. c. het transporteren van schaal- en schelpdieren.

1.53 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.54 Staat van Activiteiten

de Staat van Activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.

1.56 theatervuurwerk

het in de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk aangewezen professionele vuurwerk dat is bestemd voor het teweegbrengen van pyrotechnisch speciale effecten, hetzij bij een film- of televisieproductie, hetzij tijdens evenementen of voorstellingen waarbij het publiek zich op geringe afstand bevindt van de plaats waar het effect teweeg wordt gebracht.

1.57 tijdelijke woongelegenheid

een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.

1.58 verkoopvloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.59 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of "uitstraling" als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.60 voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport

een voorziening gericht op het publiek, al dan niet in combinatie met het ondergeschikt verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse en niet inbegrepen iedere vorm van verblijf en niet inbegrepen dienstverlening zoals kantoren. Hiertoe worden in ieder geval wel begrepen activiteiten in de vorm van ontspanning en sport, zoals:

  1. a. autorijschool met buitenoefenruimte;
  2. b. fitnesscentrum;
  3. c. indoor kartcentrum;
  4. d. indoor speelhal;
  5. e. en daarmee naar aard en omvang en ruimtelijke effecten voor een dorpscentrum vergelijkbare voorzieningen (omvang, verkeersaantrekkende werking, parkeerdruk).

1.61 vuurwerk

voorwerpen gevuld met ontplofbare of brandbare lichtgevende mengsels.

1.62 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.63 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte gelegen binnen de buitenste muren en/of het hart van de scheidende muren volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. b. grondgebonden agrarisch gebruik;
  3. c. grondgebonden agrarische bedrijven en glastuinbouw als nevenactiviteit;
  4. d. de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten als nevenactiviteit, tot een verkoopvloeroppervlak van max. 200 m² binnen het bouwvak;
  5. e. een minicamping met ten hoogste 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  6. f. bestaande intensieve veehouderij activiteiten als ondergeschikte activiteit;
  7. g. extensief recreatief medegebruik;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens het wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. laad- en losvoorzieningen;
    3. 3. natuurvriendelijke oevers,
    4. 4. nutsvoorzieningen;
    5. 5. ontsluitingswegen;
    6. 6. parkeervoorzieningen;
    7. 7. sloten en watergangen;
    8. 8. water en waterberging.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen, is niet toegestaan;
  2. b. het gebruiken van mestopslagruimten voor handelsdoeleinden en anders te gebruiken dan voor het eigen agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  3. c. afstand van een minicamping tot aan een bouwvlak van derden bedraagt niet minder dan 50 meter;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden binnen en direct grenzend aan het bouwvak als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering zoals mestopslag tot maximaal 5.000 m³, is niet toegestaan;
  5. e. buitenopslag is buiten het bouwvak niet toegestaan, uitgezonderd tijdelijke mestopslag;
  6. f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering is niet toegestaan;
  7. g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan;
  8. h. detailhandel, anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1, is niet toegestaan;
  9. i. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  10. j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor aan-huis-gebonden beroep en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  11. k. het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden de bestemming Wonen is niet toegestaan;
  12. l. permanente containervelden zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  13. m. gebruik van paardenbakken is toegestaan voor zover:
    1. 1. geheel gelegen binnen het bouwvak;
    2. 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    3. 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    4. 4. de oppervlakte van de buiten de paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m2;
    5. 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 meter bedraagt;
    6. 6. de afstand tot het bouwvak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 meter bedraagt;
    7. 7. ten hoogste 6 lichtmasten per bak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter en een lichtbundel door afscherming gericht op de paardenbak.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Beschermde Dijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud en/ of herstel van de daaraan eigen landschappelijke, natuur en / of cultuurhistorische waarden, alsmede voor:

  1. a. grondgebonden agrarisch medegebruik;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. bestaande wegen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming zijn toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt:
    1. 1. voor erf- en terreinafscheidingen: niet meer dan 2 meter;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: niet meer dan 3 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens het wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus tuin en dierbenodigdheden': tevens detailhandel in volumineuze tuin- en dierbenodigdheden;
  6. f. detailhandel in volumineuze goederen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - schaal- en schelpdierverwerkende industrie': uitsluitend detailhandel in schaal- en schelpdieren en vis;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag van schaal- en schelpdieren': uitsluitend opslag van schaal en schelpdieren;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen':tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'water': uitsluitend water ter plaatse waarvan activiteiten mogen plaatsvinden gerelateerd aan de visserij- en visteeltbedrijven en schaal- en schelpdierverwerkende industrie;
  13. m. opslag en distributie voor internetverkoop;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend-/ontvangstinstallatie;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schaal- en schelpdierverwerkende industrie': uitsluitend bedrijven ten behoeve van de schaal- en schelpdierverwerkende industrie;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting': tevens een risicovolle inrichting, waarvan de plaatsgebonden risicocontour 10 -6 per jaar binnen en/of buiten de inrichting is gelegen;
  17. q. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. erftoegangswegen;
    2. 2. groen;
    3. 3. keerwanden;
    4. 4. laad- en losvoorzieningen;
    5. 5. nutsvoorzieningen;
    6. 6. parkeervoorzieningen;
    7. 7. toegangs- en achterpaden;
    8. 8. water.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen voor de situering en afmeting van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplantingen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, alsmede bruggen;
  4. d. perceelsontsluitingen en langzaamverkeersverbindingen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. bermen;
    2. 2. bermsloten;
    3. 3. voet- en fietspaden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 m;
    2. 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    3. 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
    4. 4. speelvoorzieningen: 3 m;
    5. 5. vrijstaande antennes: 10 m;
    6. 6. bruggen en andere voorzieningen: 3 m;
    7. 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor;
  2. b. onderzoeksinstituten
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    3. 3. toegangs- en achterpaden.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn:
    1. 1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
    2. 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    3. 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. afvalverzamelplaatsen;
  2. b. beplantingen;
  3. c. bermen;
  4. d. fietspaden;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. parkeerplaatsen;
  7. g. voetpaden;
  8. h. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  9. i. wegen.

9.2 Bouwregels

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan- en afvoer van water;
  2. b. bruggen ten behoeve van verkeer;
  3. c. waterberging.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn:
    1. 1. bruggen;
    2. 2. duikers;
    3. 3. keermuren voor de waterbeheersing;
    4. 4. oeverbeschoeiingen;
    5. 5. steigers;
    6. 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 m;
    2. 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    3. 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
    4. 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterstaatkundige voorzieningen, waaronder begrepen de waterkering en de waterbeheersing door dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen voor de waterkering;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. bestaande wegen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning, al dan niet met aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    3. 3. toegangs- en achterpaden;
    4. 4. tuinen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    3. 3. aan-huis-gebonden beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    4. 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    5. 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    6. 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte;
  2. b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  3. c. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 80 bar.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 onder b, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2,5 m;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van hoogspanningsmasten maximaal 60 meter;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  4. d. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 onder c, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

de voor Waarde - Archeologie – 1 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 50 m2 bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

de voor Waarde - Archeologie – 2 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

de voor Waarde - Archeologie – 3 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m2 bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 4

18.1 Bestemmingsomschrijving

de voor Waarde - Archeologie – 4 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 2.500 m2 bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Waterstaat-waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede bestemd voor:

  1. a. waterstaatkundige en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' prevaleren boven de regels die gelden ingevolge de andere daar voorkomende bestemmingen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;

met dien verstande dat:

  1. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2 onder c, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.
  3. c. de waterbeheerder wordt om advies gevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

21.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

21.3 Percentages

Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 Veiligheidszone- bevi

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' is de bouw van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan.

22.2 Vrijwaringszone - dijk

22.3 Kernrandzone

22.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

23.2 Veiligheidszone - Bevi

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'veiligheidszone - Bevi' schrappen, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover de werking van de betrokken risicovolle inrichting waarvoor de aanduiding is opgenomen de omgevingsvergunning van de risicovolle inrichting voor wat betreft de risicovolle bedrijfsactiviteiten is ingetrokken;
  2. b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 24.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 24.1 onder a met maximaal 10%;
  3. c. Het in lid 24.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het in lid 24.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan

Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen is een nadere uitwerking van de ingezette actualiseringsopgave van de gemeente en vormt het nieuwe juridisch-planologisch kader voor de grotere bedrijventerreinen in de gemeente Reimerswaal:

  • De Poort;
  • Nishoek;
  • Olzendepolder;
  • Korringaweg.

Ten aanzien van de bestemmingsplannen voor deze bedrijventerreinen (zie ook hierna paragraaf 1.3) geldt het volgende.

  • Er gelden momenteel diverse bestemmingsplannen en herzieningen voor de bedrijventerreinen.
  • De geldende bestemmingsplannen voldoen veelal niet meer aan actuele beleidsinzichten, gebruikerswensen en ontwikkelingen.
  • In het verleden zijn diverse vrijstellingsprocedures gevoerd. Doorvertaling naar een actueel juridisch regime is gewenst.
  • Wat betreft opzet en bestemmingsmethodiek (onder andere ten aanzien van begripsbepalingen, opzet en inhoud van regels en verbeelding) is sprake van verschillen als gevolg van de verschillende tijdsperiodes waarin de bestemmingsplannen zijn opgesteld.

Deze situatie sluit niet meer aan bij de huidige actuele beleidsinzichten en maatschappelijke behoeften en eisen.

Doel: geactualiseerd bestemmingsplannen conform Wro

Uitgangspunt voor de actualisering is het opstellen van één consoliderend bestemmingsplan voor de vier bedrijventerreinen.

  • Het bestemmingsplan is primair gericht op het regelen van de bestaande situatie.
  • Daar waar mogelijk worden de reeds eerder vastgestelde uitbreidingen van de bedrijventerreinen bevestigd.
  • Ruimte wordt geboden voor ontwikkelingsmogelijkheden die voortvloeien uit actuele behoeften uit de markt.
  • De geldende regeling wordt verder geüniformeerd en veralgemeniseerd.
  • Daar waar uit ruimtelijk-planologisch oogpunt wenselijk en mogelijk, worden de toelaatbaarheid op basis van milieucategorieën, vestigingsmogelijkheden en bouwmogelijkheden (bebouwingspercentage en bouwhoogte) voor bedrijven vergroot.
  • Voldaan moet worden aan de actuele wettelijke eisen inzake opbouw van de bestemmingsregeling en digitalisering, zodat het bestemmingsplan op internet raadpleegbaar is.

Actualisering van de geldende juridisch-planologische regelingen sluit aan op het beleidsvoornemen om te komen tot een actueel juridisch-planologisch kader voor het gehele grondgebied van de gemeente met minder bestemmingsplannen en meer beleidsmatige, uitvoeringsgerichte en flexibele bestemmingsplannen.

Planmer-plicht

Het bestemmingsplan vormt het kader voor mer(-beoordelings)plichtige activiteiten, derhalve is er sprake van een planmer-plicht. Hierop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5.

1.2 Ligging Plangebied

Plangebied

Het plangebied bestaat uit de volgende bedrijventerreinen.

  • De Poort, groot gemengd bedrijventerrein, gesitueerd aan de entree van Zeeland.
  • Nishoek, grootschalig gemengd bedrijventerrein, gelegen aan de A58 bij Kruiningen.
  • Olzendepolder, aangewezen als thematerrein, aan de zuidzijde van Yerseke. De recente uitbreiding van het bedrijventerrein Olzendepolder (2009) en getypeerd als grootschalig bedrijventerrein, wordt vooralsnog niet betrokken in deze actualisering, vanwege de onteigeningsprocedure die op basis van het geldende plan loopt.
  • Korringaweg, gemengd (regulier) bedrijventerrein, ten noorden van de Olzendepolder.

Het bestemmingsplan 'Grote Bedrijventerreinen' omvat daarmee de grotere bedrijventerreinen van de gemeente en het bedrijventerrein Korringaweg. Gelet op het karakter van het bedrijventerrein Korringaweg heeft de gemeente ervoor gekozen het bestemmingsplan Korringaweg toch in het voorliggend actualiseringstraject voor de grote bedrijventerreinen te betrekken. Belangrijkste redenen hiertoe vormen het accent van de bedrijvigheid op de schaal- en schelpdiersector en de relatief grote omvang van bedrijven op het bedrijventerrein.

LPG-tankstations De Poort

Op bedrijventerrein De Poort bij Rilland zijn twee tankstations aanwezig:

  • het Shell tankstation op het bedrijfsperceel Valckenisseweg 5;
  • De Meeuw op het bedrijfsperceel De Poort 24.

Hiervoor wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. Het doel van dat bestemmingsplan is het bevestigen van LPG-verkoop op de oorspronkelijke en bestaande bedrijfspercelen voor tankstations. Het vorengenoemde bestemmingsplan voorziet in de reparatie van een omissie die voor beide tankstations ingevolge de 4e herziening in het plan De Poort was opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Kaart plangebied

1.3 Overzicht Van De Vigerende Bestemmingsregelingen

Momenteel gelden voor de bedrijventerreinen de volgende (overkoepelende) bestemmingsplannen.

De Poort vastgesteld goedgekeurd
Bedrijventerrein De Poort 27-10-1992 18-05-1993
Bedrijventerrein De Poort 1H 30-09-1997 17-02-1998
Bedrijventerrein De Poort 2H 27-03-2001 06-11-2001
Bedrijventerrein De Poort 3H 25-10-2005 09-05-2006
Bedrijventerrein De Poort 4H 22-04-2008 15-07-2008
Nishoek
Bedrijventerrein Nishoek 31-03-1998 07-07-1998
Bedrijventerrein Nishoek 1H 11-06-2003 10-02-2004
Bedrijventerrein Nishoek 2H 18-12-2007 08-04-2008
Olzendepolder
Bedrijventerrein Olzendepolder 28-04-1998 20-10-1998
Bedrijventerrein Olzendepolder 1H 29-05-2001 04-09-2001
Korringaweg
Bedrijventerrein Korringaweg 26-02-2002 04-06-2002

1.4 Leeswijzer

De opzet van de toelichting van het plan is als volgt.

  • In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan het beleidskader.
  • In hoofdstuk 3 wordt kort de bestaande situatie van het plangebied beschreven.
  • In hoofdstuk 4 wordt de visie op het plangebied beschreven. Daarbij wordt kort ingegaan op de actuele (beleids)ontwikkelingen.
  • In hoofdstuk 5 zijn de milieu en andere aspecten vermeld. Voorts is hier de planmer-plicht nader beschreven.
  • Hoofdstuk 6 bevat de beschrijving van de juridische regeling.
  • Hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid aangetoond.
  • Hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke toetsing en kwaliteit van het plan. Ingegaan wordt op het maatschappelijk draagvlak en de procedure.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Analyse

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gaat het Rijk voor verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen uit van de bundelingstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruikgemaakt van de ruimte die in het bestaand bebouwd gebied aanwezig is en wordt ruimte geboden aan de gemeente om te bouwen voor de eigen bevolkingsgroei. Het beleid richt zich verder op de ontwikkeling van voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor bedrijven en voorzieningen in iedere regio.

Toetsing en conclusie

De actualisering van het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen past binnen het algemene beleidskader. De Structuurvisie biedt ruime perspectieven voor de actualisering van het bestemmingsplan en het handhaven van ontwikkelingsruimte. De visie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

AMvB Ruimte en de SER-ladder

AMvB Ruimte

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen, onder andere ten aanzien van de vestiging van bedrijven en de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen.

Duurzaamheidsladder (SER-ladder)

Belangrijk uitgangspunt van de AMvB Ruimte is de toepassing van de zogenaamde duurzaamheidsladder. Het gaat om de voorkeursvolgorde van het (her)ontwikkelingen van bedrijventerreinen zoals die door de Sociaal Economische Raad (SER) werd gehanteerd.

Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van oude bedrijventerreinen om de aanleg van nieuwe terreinen te verminderen. Hierbij speelt het bevorderen van een zorgvuldig(er) ruimtegebruik een belangrijke rol. Daarbij worden drie sporen gevolgd.

  • Voorkomen dat bedrijven wegtrekken omdat het terrein niet meer representatief is. Uit onderzoek blijkt dat de uitstraling van het terrein in de top 3 van verhuismotieven staat. De openbare ruimte dient representatief te zijn en voorkomen dient te worden dat er ongewenste functies op bedrijventerreinen voorkomen.
  • De gemeenten bemiddelen actief bij herinvulling bestaande bedrijfsgebouwen. Zij wijzen ondernemers met een ruimtebehoefte op daarvoor geschikte leegstaande bedrijfsgebouwen. Bij incourante panden en percelen is invulling vaak moeilijk. Waar mogelijk kopen gemeenten extensief gebruikte kavels op en geven deze (eventueel na sanering) opnieuw uit.
  • Begeleiding van bedrijven. Een belangrijk deel van de ruimtevraag in een gemeente wordt veroorzaakt door de reeds gevestigde bedrijven die meer ruimte nodig hebben als gevolg van groei in de productie of veranderde bedrijfsactiviteiten. Als een ondernemer zich meldt met een verzoek om uitbreidingsruimte wordt een inventarisatie gemaakt van de ruimtebehoefte in drie stappen.
    1. 1. welke intensiveringmogelijkheden zijn er op de huidige, bestaande, locatie?
    2. 2. is elders een bedrijfspand te koop dat geschikt is? Dit vereist afstemming met de buurgemeenten;
    3. 3. is stap 1 en 2 geheel beschikbaar voor nieuwbouw?

Toetsing

De actualisering van het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen geeft invulling aan het landelijk beleidskader.

  • De terreinen De Poort, Nishoek en Olzendepolder zijn vrij recent ontwikkeld. Er is (nog) geen noodzaak tot herstructurering. De gemeente heeft bij de opzet van de terreinen rekening gehouden met een brede invulling met bedrijvigheid en een ruime flexibiliteit ten aanzien van de bestemmingslegging.
  • Voor het bedrijventerrein Korringaweg geldt dat sprake is van een toegesneden bedrijvigheid: schaal- en schelpdierverwerkende industrie. De bedrijven zijn verbonden aan de locatie.
  • De gemeente faciliteert in het voorliggende bestemmingsplan in een verhoging van bebouwingspercentages en de algemeen toelaatbare bouwhoogte. Hierdoor blijft ook op bestaande percelen ontwikkelruimte beschikbaar.
  • Voor Bedrijventerrein De Poort (4e fase) en bedrijventerrein Olzendepolder (buiten het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan) geldt dat voldoende kavels beschikbaar zijn voor ontwikkelingen. Deze ontwikkelingsruimte blijft bij de voorgenomen actualisering behouden en voorziet in voldoende capaciteit voor de eerstkomende jaren.
  • De bedrijventerreinen De Poort, Olzendepolder, Nishoek en Korringaweg zijn opgenomen in het bedrijventerreinenprogramma voor de Bevelanden. Hierin zijn vestigingsmogelijkheden voor bedrijven afgewogen. Daarin is de bestaande uitbreidingsruimte aan de zuidoostzijde van De Poort programmatisch gezien bevestigd.

Conclusie

De gerealiseerde revitalisering van het bedrijventerrein en de opzet van het nieuwe bestemmingsplan sluiten aan op de AMvB Ruimte en de SER-ladder.

Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot de bestemming van primaire waterkeringen en de beschermingszones. Deze regels zijn in overeenstemming met het Barro in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt. Voor het overige zijn in het Barro geen regels geformuleerd die van belang zijn voor het bestemmingsplan.

2.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.

De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee;
  • Beleven van Land en Zee;
  • Bloeien op Land en in Zee.

Toetsing

Het voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. Voor Reimerswaal is het thema 'Bloeien op Land en in Zee' van belang. Kernwoorden daarbij zijn:

  • Agro-rood;
  • Aqua-rood;
  • Streekproducten 2.0
  • Beleven cultuurhistorie.

Ten aanzien van bedrijventerreinen gelden de volgende beleidsuitgangspunten.

Doelstelling en inzet provincie

Voor de steden en regio's is het kunnen aanbieden van voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen van groot belang. De provincie Zeeland bevordert optimale afstemming van vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Hiervoor wordt de duurzaamheidsladder gehanteerd.

Regionale samenwerking

Omdat de bedrijventerreinenmarkt regionaal georiënteerd is, werken gemeenten in regionaal verband samen en stemmen zij hun bedrijventerreinbeleid af in bedrijventerreinprogramma's. Omwille van een zorgvuldige planning verlangt de Provincie een consequente toepassing van de duurzaamheidsladder.

Concentratie en bundeling van bedrijven

Het is zowel ruimtelijk als economisch van belang dat bedrijvigheid geconcentreerd en gebundeld wordt ontwikkeld. Bedrijvigheid wordt daarom zoveel mogelijk geclusterd op bedrijventerreinen, met de nadruk op ontwikkeling van de grootschalige terreinen (80% van de toename van het areaal per regio vindt hier plaats).

Om infra-investeringen optimaal te kunnen benutten en overlast te voorkomen moet worden aangesloten bij het kwaliteitsnetwerk goederenvervoer.

Kwaliteitsimpuls voor bedrijventerreinen

Om de kwaliteit van bedrijventerreinen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij wensen en kansen uit de markt is aandacht voor beheer, bereikbaarheid, marktconforme grondprijzen en de aanpak van verouderde terreinen nodig. De provincie dringt er bij gemeenten op aan om duurzaam beheer en onderhoud bij nieuwe terreinen te borgen en ondersteunt herstructurering en transformatie van verouderde terreinen.

Overige: Haventerreinen en industrie

Voor de Zeeuwse economie zijn haventerreinen en industrie belangrijk. De provincie zet in op duurzame toekomstbestendige ontwikkelingen door onder andere:

  • de ontwikkeling van een biobased economy; De provincie zet in op gebruik van groene grondstoffen, verduurzaming en sluiten van kringlopen;
  • inzet op een verbeterspoor van bedrijven; gestreefd wordt naar groei van bedrijven met behoud van milieukwaliteit door toepassing kaders wet en regelgeving.
  • een passend ruimtelijk spoor; de provincie zet in op een concentratie van agribusinessbedrijven op Smokkelhoek en Nishoek. Hiermee wordt invulling gegeven aan kaders die vanuit de duurzaamheidsladder gelden.
  • goede toegankelijkheid en achterland verbindingen; er wordt ruimte gereserveerd voor een spoorverbinding naar Antwerpen.

Provinciale Ruimtelijke verordening Zeeland (2012)(PRVZ)

Van belang is dat sprake is van een actualisering. Er wordt geen nieuw planologisch bedrijventerreinareaal aangelegd of mogelijk gemaakt.

Artikel 2.1 Algemene regels duurzame verstedelijking

Essentie van deze bepaling is dat bij een voorgenomen stedelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare regionale behoefte en dat er een voorkeursvolgorde geldt: eerst ruimte binnen bestaand bebouwd gebied en bestaande infrastructuur benutten en pas als dat niet mogelijk is, voorzien in de behoefte op locaties die met verschillende middelen van vervoer zijn of worden ontsloten.

De nu geldende regeling ter plaatse van het plangebied Grote Bedrijventerreinen voorziet reeds in bedrijvigheid, die nu wordt gecontinueerd. Het plan heeft betrekking op actualisering van de geldende regeling. De bedrijven en bedrijvigheid binnen de plandelen voorzien in een actuele ruimtelijke behoefte. Dit komt onder andere tot uitdrukking in Hoofdstuk 5 Milieu- en andere aspecten. De restcapaciteit bedrijfspercelen is met uitzondering van de gronden op De Poort, met name strategische grond voor de uitbreiding van reeds gevestigde bedrijven. Op de Poort en zeer beperkte mate Nishoek betreft het bedrijfsgronden die de komende jaren nog uitgegeven worden. Basis hiervoor vormt de reeds vastgestelde juridisch planologische regels en de regionale bedrijventerreinprogrammering.

Artikel 2.2 Bedrijven en detailhandelsvoorzieningen

Eerste lid

In het eerste lid wordt gesteld dat in een bestemmingsplan bedrijven uitsluitend worden toegelaten op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening daartoe zijn bestemd alsmede op bedrijventerreinen. Hiervan is bij deze actualisering sprake; uitbreiding(en) zijn reeds juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in de geldende plannen. Thans worden deze (deels reeds ingevulde uitbreidingslocaties) bestendigd. Er is geen aanvullende onderbouwing hiervoor noodzakelijk. Op basis van de PRVZ zijn de terreinen Olzendepolder en Nishoek aangewezen als grootschalige Bedrijventerreinen. Het terrein De Poort is aangewezen als bedrijventerrein.

Een bedrijventerrein is binnen de verordening een terrein van ten minste een hectare dat bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie en opgenomen in het Integraal Bedrijventerrein Inventarisatiesysteem.

Zesde lid

In het zesde lid wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe grootschalige, zelfstandige kantoren uitsluitend toegelaten worden in of direct aansluitend aan de binnenstad van Goes, Middelburg, Vlissingen en Terneuzen.

Voorliggend bestemmingsplan bevestigd alleen de bestaande (al dan niet) zelfstandige kantoren. Nieuwe kantoren worden niet mogelijk gemaakt.

Achtste lid

Nieuwe detailhandelsvoorzieningen, daaronder begrepen de uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen, worden primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden. In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin nieuwe detailhandelsvoorzieningen, met inbegrip van de uitbreiding van bestaande -voorzieningen, worden toegelaten wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het plan bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Dit is niet van toepassing op detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen.

In de verordening wordt verstaan onder:

  • bedrijf: een onderneming die is gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
  • detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • grootschalige detailhandelsvoorzieningen: detailhandelsvoorzieningen met een vloeroppervlak van 1500 m² of meer;

Bijlage 2

De hoofdregel bij detailhandel is bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Op deze hoofdregel worden de onderstaande categorieën als uitzondering benoemd:

Categorie A:

  • detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen;
  • kleinschalige detailhandelsvoorzieningen in woonkernen zonder kernwinkelgebied, buurtvoorzieningen en kleinschalige voorzieningen op verblijfsrecreatieterreinen;
  • functioneel aan het buitengebied gebonden detailhandel, detailhandel als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van een bedrijf dan wel in de vorm van een nieuwe economische drager zoals bedoeld in artikel 2.1, tweede lid onder g en tuincentra voor zover vestiging daarvan wordt toegelaten aan de randen van kernen.

Categorie B.

In een bestemmingsplan kunnen nieuwe detailhandelsvoorzieningen in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen, behoudens vestiging in bestaande kernwinkelgebieden, tevens worden toegelaten binnen de bestaande en als zodanig op kaart 2, behorende bij de PRVZ, aangegeven locaties zijnde

  • Zierikzee, Boerenweg;
  • Poortvliet-Noord;
  • Goes, Marconigebied;
  • Middelburg, Mortiere;
  • Terneuzen, Kennedylaan;
  • Hulst, Morres.

Eerst indien in de toelichting bij een bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat binnen deze locaties geen ruimte beschikbaar is, kan de vestiging van detailhandelsvoorzieningen elders geconcentreerd worden toegelaten op een locatie die passend, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, is ontsloten of als zodanig wordt ontwikkeld.

Kleine op de lokale markt gerichte vestigingen van detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen mogen zich buiten de hiervoor genoemde gebieden en locaties vestigen, indien qua omvang en verkeersontsluiting noodzakelijk ook op enige afstand van het kernwinkelgebied, mits de vestiging plaatsvindt binnen de bebouwde kom. Voor lokale verplaatsers (doorgroeiers) is in overleg met de provincie maatwerk mogelijk voor vestiging op een (lokaal) bedrijventerrein. De gemeente heeft op basis van de verordening een visie op het gebied van de Grote Bedrijventerreinen De Poort, Nishoek en Olzendepolder. Zie hiervoor ook 4.2.

Artikel 2.11 Regionale waterkeringen, artikel 2.12 Bestaande natuur, artikel 2.17 Landschap en erfgoed

  • Op basis van de verordening wordt aan de regionale waterkering aan de westzijde van het plangebied Nishoek de bestemming Agrarisch met Waarde - beschermde dijken toegekend.
  • Tevens is de beschermingszone aangeduid met de gebiedsaanduiding vrijwaringszone - dijk.
  • De belangen van de Molen zijn door het opnemen van een molenbiotoop gewaarborgd.

Conclusie

De Verordening Ruimte provincie Zeeland is toegepast. Geconcludeerd wordt dat wordt voldaan aan de regels.

Bedrijventerreinprogramma

Het instrument van het bedrijventerreinprogramma wordt ingezet ter realisering van de volgende provinciale doelen en belangen:

  • een geconcentreerde en gebundelde ontwikkeling;
  • regionale afstemming;
  • bieden van ruimte voor economische dynamiek aansluitend op het door de markt gewenste kwaliteitsprofiel;
  • bevorderen van duurzaam en intensief gebruik van de ruimte;
  • bevorderen van herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen.

Voor de beleidsdoelen en belangen inzake de bedrijventerreinontwikkeling wordt een duidelijke relatie gelegd met het Omgevingsplan. De Bevelanden beschikken reeds over een programma waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd (zie ook paragraaf 2.3).

Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 (2010)

Op landelijk niveau is het Convenant Bedrijventerreinen 2010 – 2020 gesloten. Dit convenant is ondertekend door de provincies, de VNG en het rijk. Het bevat richtinggevende afspraken over bedrijventerreinbeleid en geeft provincies de regierol op dit beleidsveld. In het convenant is tevens afgesproken dat provincies hun structuurvisie aanpassen aan deze nieuwe afspraken. Deze afspraken hebben geen wezenlijke wijzigingen van beleidsstandpunten voor Zeeland tot gevolg.

Herstructureringsprogramma Zeeland (2010)

De provinciale beleidsdoelen en belangen van het Omgevingsplan en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland zijn in dit programma gecontinueerd en maken voorts deel uit van de met het rijk opgestelde Gebiedsagenda Zeeland. Het accent ligt op zuinig ruimtegebruik, duurzame inrichting en ruimtelijke kwaliteit. Dit is uitgewerkt in de subsidieregeling Impuls Herstructurering en Transformatie. In het herstructureringsprogramma zijn geen actiepunten ten aanzien van de grote bedrijventerreinen in Reimerswaal opgenomen.

2.3 Regionaal Beleid

De Bevelanden werkt (2004)

De vijf gemeenten in de Bevelanden functioneren als regio en willen verdere invulling geven aan intergemeentelijke samenwerking. In dat kader is de regiovisie 'De Bevelanden' opgesteld (vastgesteld in 2004). De notitie 'De Bevelanden werkt' bevat uitwerkingen voor ondermeer bedrijventerreinen. Volgens deze visie is de belangrijkste doelstelling bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen:

"het scheppen van voorwaarden en het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingspotenties in de regio, gericht op versterking van de werkgelegenheid en omzet".

De beleidsuitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het provinciaal beleid en in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma (zie hierna).

Regionaal Bedrijventerreinprogramma (2010)

Het Regionale bedrijventerreinprogramma De Bevelanden is een programmering voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio De Bevelanden tot en met 2013 met een doorkijk naar 2020.

Doelstelling

De doelstellingen uit het provinciaal en regionaal beleid zijn doorvertaald in het Regionaal bedrijventerreinprogramma. De gemeenten voeren daarbij een actief grondbeleid, waarin kwaliteit en zuinig ruimtegebruik centraal staan. Bedrijven die zich willen vestigen op een bedrijventerrein in één van de Bevelandse gemeenten moeten passen binnen de signatuur van dat betreffende bedrijventerrein.

Aanleiding

In het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is het regionaal Bedrijventerreinprogramma geïntroduceerd als instrument om het beleid op het gebied van bedrijventerreinen vorm te geven. Aangegeven is dat deze aanpak gezien wordt als een groeimodel, waarbij de mate van afstemming zal groeien met de jaren.

Op basis van provinciaal beleid wordt geen medewerking verleent aan plannen voor nieuwe- en te herstructureren bedrijventerreinen die niet verankerd zijn in een regionaal bedrijventerreinprogramma. Uitgangspunt is dat binnen de planperiode de voorraad uitgeefbaar bedrijventerrein niet meer bedraagt dan vijfmaal de jaarlijkse behoefte.

Provinciale Staten hebben een aantal aspecten uit het bedrijventerreinbeleid vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV 2010). Het aspect van de locatieafweging bij nieuwe bedrijventerreinontwikkelingen is expliciet toegevoegd. De uitwerkingen zoals die in de PRV 2010 zijn opgenomen zijn voorts in de partiële herziening van het Omgevingsplan integraal opgenomen.

Het bedrijventerreinprogramma dient als beleidsbasis voor de planologische procedures rond herstructurering en ontwikkeling. Hiermee wordt proceduretijd verkort. Voorwaarde is dat daarin een goede ruimtelijke onderbouwing voor ontwikkelingen is opgenomen. Hieronder wordt verstaan dat tenminste aandacht wordt besteed aan:

  • de SER-ladder;
  • nut en noodzaak;
  • alternatieve locaties (regionaal bezien);
  • milieuhinder;
  • bereikbaarheid/ontsluiting;
  • stedenbouwkundige opzet;
  • goede landschappelijke inpassing.

Bedrijventerreinprofielen

Er wordt in het beleid een onderscheid gemaakt in de volgende bedrijventerreinprofielen:

  • kleinschalige bedrijventerreinen;
  • grootschalige bedrijventerreinen;
  • thematische terreinen;
  • zeehaventerreinen.

Inmiddels is sprake van nieuw provinciaal beleid. De vorengenoemde nuancering is daarbinnen niet meer opgenomen. Gesproken wordt van drie soorten bedrijventerreinen:

  • Grootschalige terreinen (Nishoek en Olzendepolder);
  • Kleinschalige bedrijventerreinen (De Poort, Korringaweg);
  • Haventerreinen en industrie.

De inhoud van de hiervoor genoemde beleidsstukken is nog niet op deze nieuwe termen aangepast, verwacht wordt dat dit binnen de planperiode wel zal gebeuren. Om deze reden is in dit hoofdstuk van de toelichting vooralsnog vastgehouden aan de 'oude' termen ten aanzien van de ontwikkelprogramma's voor de diverse terreinen.

De in deze actualisering betrokken bedrijventerreinen zijn in de beleidskaders als volgt benoemd.

  • Bedrijventerreinen De Poort en Nishoek zijn benoemd als grootschalige bedrijventerreinen.
  • Het deel van Olzendepolder dat in de actualisering is betrokken is in het - inmiddels vervallen Omgevingsplan 2006-2012 - aangewezen als thematerrein. De uitbreiding van Olzendepolder, die overigens niet is betrokken in deze actualisering, is als grootschalig bedrijventerrein aangewezen en thans geregeld in Olzendepolder 2H. Voor dit plan loopt momenteel een onteigeningsprocedure.
  • Ten aanzien van de Korringaweg zijn geen specifieke uitspraken gedaan. Dit terrein past niet in één van de genoemde provinciale en regionale bedrijventerreinprofielen. Het terrein wordt gekarakteriseerd door schaal- en schelpdieren en daaraan verbonden bedrijvigheid. Deze bedrijvigheid is te kenmerken als lokale, aan Yerseke verbonden bedrijvigheid.

Grootschalige bedrijventerreinen

Op grootschalige bedrijventerreinen kunnen grootschalige bedrijfsactiviteiten plaatsvinden tot en met milieuhindercategorie 4. In Midden-Zeeland is gedurende de planperiode geen behoefte aan uitbreidingen van grootschalige bedrijventerreinen. De bedrijventerreinstrategie is voor De Bevelanden gericht op het verder ontwikkelen van een beperkt aantal grootschalige bedrijventerreinen. Ingezet wordt voor Reimerswaal op de volgende terreinen.

  • De Poort als een gemengd en grootschalig bedrijventerrein. In het regionaal bedrijventerreinprogramma wordt een accent op transport en logistiek nagestreefd. Nadrukkelijk is geen etikettering beoogd en is vestiging van diverse bedrijven, passend binnen de milieucategorieën, mogelijk.
  • Nishoek als een gemengd en grootschalig bedrijventerrein. Voor dit bedrijventerrein is een accent op agribusiness en daaraan verbonden verwerking en logistiek beoogd. Ook hier geldt dat vestiging van andere bedrijven, voor zover passend binnen de milieucategorieën, mogelijk is.
  • De uitbreiding van de Olzendepolder (buiten het plangebied van deze actualiseringsoperatie).

Thematerreinen

Thematerreinen zijn bedrijventerreinen die strikt bedoeld zijn voor een bepaald soort bedrijvigheid en worden niet meegenomen in de berekening van de reguliere ijzeren voorraad, die toegesneden is op de reguliere, gemengde bedrijventerreinen. In Reimerswaal is als thematerrein aangeduid een deel van het bedrijventerrein Olzendepolder. Voor dit thematisch deel is een accent op aquabusiness gedacht.

Strategie

De bedrijventerreinstrategie van de regiovisie 'De Bevelanden' is opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2006 - 2012 en wordt in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma uitgewerkt. Uitgangspunt van de samenwerking van De Bevelanden is het realiseren van een gesegmenteerd aanbod van bedrijventerreinen.

Concentratie van bedrijven met dezelfde signatuur is gewenst. Vertrekpunt voor de economische ontwikkeling is het voortbouwen op de gedifferentieerde economische structuur van de regio en het benutten van de kansen die deze structuur biedt.

Uitgangspunt is dat de bestaande, veelal kleinschalige terreinen waarop van oorsprong lokaal georiënteerde bedrijven zijn gevestigd, worden gehandhaafd. De toekomstige ruimtevraag wordt vooral opgevangen op een beperkt aantal grootschalige terreinen. Voorts wordt ingezet op het verder ontwikkelen, het (afrondend) uitbreiden, het herstructureren en revitaliseren van (delen van) verouderde terreinen. Onderzoek zal plaatsvinden naar de mogelijkheden voor de oprichting van een regionale ontwikkelingsmaatschappij die de uitvoering van het bedrijventerreinbeleid ter hand neemt (ontwikkeling, revitalisering en/ of transformatie, vestigingsbeleid). Op voorhand is in Reimerswaal alleen Bedrijventerrein Molenpolder als kleinschalig bedrijventerrein aangewezen.

Duurzaamheid en herstructurering

Duurzaam ruimtegebruik

De Bevelandse gemeenten streven naar een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Instrumenten die gemeenten op kavelniveau actief zullen gebruiken zijn:

  • het bevorderen van het stapelen van de kantoorruimte bovenop de bedrijfsruimte;
  • het op terreinniveau nastreven van een zo zorgvuldig mogelijke invulling van het terrein qua bedrijfsactiviteiten;
  • gebruik maken van het instrument duurzaam bouwen.

Door de gemeente Reimerswaal worden de volgende aanvullende uitgangspunten gehanteerd.

  • Bij het ontwikkelen van nieuwe terreinen wordt gestreefd naar beperking van het verhardingsoppervlak. Door een efficiënte interne ontsluitingsstructuur, met daarop afgestemde profielbreedtes en toepassing van materialen kan winst geboekt worden ten aanzien van de benodigde oppervlakte aan verharding.
  • Er wordt in toenemende mate gekozen voor een samenhangende groen- en waterstructuur waardoor een zekere efficiency ontstaat in het ruimtegebruik.
  • Een doelmatig ruimtegebruik wordt bevorderd door uitgifte van kavels op maat.
  • Bundeling van bedrijfsactiviteiten met een relatief kleine schaalgrootte wordt gestimuleerd door medewerking te verlenen aan de totstandkoming van bedrijfsverzamelgebouwen.
  • Voor zover landschappelijk verantwoord, wordt een relatief ruime bouwhoogte toegestaan en bevorderd. Zo geldt er op het bedrijventerrein Nishoek Kruiningen een maximale bouwhoogte van 14 meter.

Duurzaam Bouwen

Vanaf 1 januari 2011 wordt binnen de Bevelanden gebruik gemaakt van de stimuleringsmaatregel “Duurzaam Bouwen”. Deze maatregel houdt in dat vanuit de grondprijs, gelden worden gegenereerd die weer worden ingezet voor een duurzaamheidsubsidie. De Bevelanden hebben per bedrijventerrein een beheerstrategie geformuleerd. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt hoe in de regio omgegaan wordt met behoud van de kwaliteit op de bestaande terreinen.

Voor de grootschalige bedrijventerreinen De Poort, Nishoek en Olzendepolder en het bedrijventerreinen Korringaweg wordt een regulier onderhoudstrategie voorgestaan.

Herstructurering

Herstructurering is in de Bevelanden een belangrijk thema. Vanaf 1 januari 2011 zal iedere Bevelandse gemeente eenzelfde percentage van de marktprijs uit de verkopen van bedrijfsgrond in een eigen gemeentelijk herstructureringsfonds storten. Daarnaast zullen de Bevelandse gemeenten vanaf heden uitgaan van het SER ladder principe. Dit houdt in dat voordat een gemeente een nieuw bedrijventerrein in de Bevelanden realiseert, eerst wordt gekeken of er op de bestaande bedrijventerreinen door herstructurering of duurzaamheidsmaatregelen nog ruimtewinst te behalen valt om uitbreiding of nieuwvestiging van bedrijven mogelijk te maken. Daarnaast zullen in contacten met bestaande bedrijven die interesse hebben in nieuwvestiging alternatieven op de huidige locatie besproken worden aan de hand van de volgende punten:

  • uitbreiding op de huidige locatie (verruiming bebouwingpercentage);
  • uitbreiding in de hoogte;
  • eventuele contacten organiseren met naburige bedrijven die ruimte over hebben.

Grootschalige herstructurering van de bedrijventerreinen De Poort, Nishoek, Olzendepolder en Korringaweg is niet voorzien. Het SER-principe is toegepast bij de actualisering van de geldende regeling.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie - Kernen en bedrijventerreinen (2012)

Algemeen

Doelstelling van het beleid voor bedrijven is het verder versterken van de sterke lokale economische structuur, door het bieden van ruimte voor economische ontwikkeling van lokale bedrijvigheid. Randvoorwaarde is dat dit geen negatief effect heeft op het woonklimaat.

Doelstellingen

Doelstellingen zijn algemeen de volgende.

  • Ruimte bieden voor bedrijfsverplaatsingen. De inzet voor de komende jaren zal vooral zijn het blijven aanbieden van ruimte voor het verplaatsen van bedrijven uit de kernen en het buitengebied.
  • Kwaliteit. Van belang is dat de bedrijventerreinen in de gemeente Reimerswaal de gewenste kwaliteit blijven behalen. Revitalisering van bestaande (kerngebonden) terreinen is op termijn noodzakelijk.
  • Bereikbaarheid optimaliseren. Een goede bereikbaarheid is een van de belangrijke randvoorwaarden voor bedrijven om gevestigd te blijven in de gemeente Reimerswaal.
  • Innovatie. Vooral in de agrarische verwerking en in de aquacultuur is de werkgelegenheid heel specialistisch. Het is van belang om de bestaande specialisatie van werkgelegenheid te handhaven en uit te breiden.

Plan van aanpak

Om de sterke lokale economische structuur verder te versterken richt het gemeentelijke beleid zich op:

  • Het verder uitbreiden van het lokale bedrijventerrein Zuidweg in Krabbendijke (voor lokale bedrijven en vooral bedoeld als kraamkamer) en de grootschalige bedrijventerreinen ´Nishoek´ in Kruiningen en ‘De Poort’ in Rilland. Uiteraard zal de noodzaak hiertoe vooraf moeten worden aangetoond volgens de systematiek van de ‘Ladder duurzame verstedelijking’. Iedere verdere uitbreiding van bedrijventerreinen wordt afgestemd binnen de regio De Bevelanden.
  • Het ruimte blijven reserveren voor initiatieven op het gebied van aquacultuur op het bedrijventerrein ‘Olzendepolder’ in Yerseke.
  • Het mogelijk maken van revitalisering en transformatie van bedrijven(terreinen). Hiertoe wordt bij de verdere uitbreiding van bedrijventerreinen een bijdrage gevraagd aan het ´Fonds Herstructurering’ gevraagd.

2.5 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen voorziet in de actualisering van de juridische regeling voor de grotere bedrijventerreinen, De Poort, Nishoek, Olzendepolder (bestaande deel) en het bedrijventerrein Korringaweg. Daarvoor gelden de volgende uitgangspunten.

  • De actuele situatie wordt bestemd.
  • Uitbreiding, aanvullend op de reeds juridisch-planologisch geregelde uitbreidingen, en herstructurering zijn niet voorzien.
  • Actuele wet- en regelgeving en beleidskader wordt opgenomen in het bestemmingsplan.

De diverse beleidskaders (rijk, provincie, regionaal en gemeente) zien erop toe dat er voldoende bedrijventerreinareaal beschikbaar is van voldoende kwaliteit. Met de actualisering van de bedrijventerreinen wordt ingestoken op behoud van de bedrijventerreinen en de daarbinnen geboden ontwikkelingsmogelijkheden. Vanuit het beleid is specifiek aandacht voor zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie Plangebied

3.1 Bestaande Situatie

In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie op de bedrijventerreinen De Poort, Nishoek Olzendepolder en Korringaweg beschreven. In de beschrijving per bedrijventerrein wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan:

  • begrenzing en ruimtelijke karakteristiek van de terreinen;
  • bedrijvigheid en andere economische aspecten (karakterisering bedrijvigheid, recente uitbreidingen);
  • verkeer en vervoer;
  • wonen;
  • onder- en bovengrondse infrastructuur;
  • waterhuishouding;
  • landschap, natuur en ecologie.

3.2 De Poort

3.2.1 Begrenzing en ruimtelijke karakteristiek

Begrenzing

Het bedrijventerrein De Poort is gelegen aan de A58, aan de entree van Zeeland. Het bedrijventerrein wordt begrensd door:

  • Valckenisseweg aan de westzijde en noordzijde;
  • Putkilweg aan de oostzijde;
  • buitengebied aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01_0002.jpg"

Figuur 3.1. Bedrijventerrein De Poort

Ruimtelijke karakteristiek

De Poort heeft een rationele ruimtelijke indeling. Bedrijvigheid is voor een deel georiënteerd op de Valckenisseweg (A58). Voor het overige is de oorspronkelijke agrarische verkavelingsrichting gevolgd. Aan de westzijde van het bedrijventerrein is, gescheiden door een perceel met een agrarische bestemming en agrarische bedrijfsbebouwing, op enige afstand van het feitelijke bedrijventerrein een benzineservicestation gevestigd.

De positionering van bedrijfsgebouwen en de hoogte van de gebouwen is mede afgestemd op de aanwezige hoogspanningsverbinding. Het terrein is door de directe ligging aan de A58 zeer goed ontsloten (afslag Rilland). Deze afslag, inclusief rotonde is deels gelegen binnen het plangebied.

3.2.2 Bedrijvigheid en andere economische aspecten

Bedrijventerreinprofiel

Groot gemengd bedrijventerrein

Bedrijventerrein De Poort betreft een groot gemend bedrijventerrein. Er zijn vestigingsmogelijkheden voor diverse bedrijven. Op het bedrijventerrein zijn momenteel met name transport-, groothandel- en distributiebedrijven gevestigd. Het bedrijventerrein heeft ook een belangrijke functie voor Rilland en Krabbendijke: diverse bedrijven op de Poort betreffen vestigingen vanuit Rilland, waaronder enkele bedrijfsverplaatsingen uit de kern.

Het bedrijventerrein ligt gunstig ten opzichte van de as Rotterdam-Antwerpen (zoomas) en van West-Brabant. Daarmee heeft het terrein een duidelijke potentie om verder uit te groeien ten behoeve van genoemde functies. Uitbreiding in zuidelijke richting (circa 11 hectare) is in 2008 planologisch mogelijk gemaakt.

Conclusie

Op basis van de regionale bedrijventerreinprogrammering wordt het terrein gekarakteriseerd als een groot gemengd bedrijventerrein met een accent op transport en logistiek. Nadrukkelijk is geen specifieke etikettering beoogd. Ook vestiging van niet aan transport en logistiek gelieerde bedrijven is derhalve mogelijk.

Bedrijventerrein Profiel Milieucategorie
De Poort Groot gemengd bedrijventerrein. 1 t/m 4.2

Inschaling van de aanwezige bedrijven heeft plaatsgevonden in het kader van het milieuspoor. De inventarisatie is opgenomen in bijlage 5.

Uitbreiding laatste fase (2008)

Programma

Op dit moment wordt de 3e fase van het bedrijventerrein gerealiseerd. De uitbreiding is geregeld in de 4e herziening van het geldende bestemmingsplan De Poort. Primaire doelstelling van de uitbreiding is het bieden van voldoende ruimte voor bedrijvigheid gerelateerd aan het oostelijk deel van Reimerswaal en aan de sectoren transport, groothandel en distributie. Het totale ruimtebeslag van de uitbreiding is 11 ha, waarvan ruim 7,5 ha uitgeefbaar terrein. Water en groenvoorziening omvatten in totaal 2,5 ha. Uitgangspunten bij de inrichting zijn:

  • het waarborgen van één ruimtelijk samenhangend bedrijventerrein De Poort;
  • het waarborgen van een goede ruimtelijke basiskwaliteit;
  • het waarborgen van goede bluswatervoorzieningen en goede (nood) ontsluiting.

Inrichting

De opgave heeft geresulteerd in een inrichtingsplan waarbinnen de volgende aspecten zijn verwerkt.

  • Aansluiten op de structurele kenmerken van het bestaande terrein (1e en 2e fase) namelijk wegen, waterlopen, groenstructuur.
  • Aansluiten op de rationele opzet en verkaveling van het omringende poldergebied.
  • Voorzien in voldoende waterberging, die tevens beschikbaar is als bluswatervoorziening (zie ook 4.1).
  • Voorzien in een goede landschappelijke inpassing (10 meter brede groenstrook).
  • Overeenkomstig de geldende regeling voor het bestaande bedrijventerrein uitgaan van de toelaatbaarheid van categorie 4.2-bedrijven.
  • Waarborgen van een voldoende afstand tussen dorpsbebouwing en bedrijventerrein. In relatie tot een toelaatbaarheid van categorie 4.2-bedrijven betekent dat een aan te houden milieuzonering van ten minste 300 meter.
  • Waarborgen, ingevolge externe veiligheid, van een voldoende afstand (40 meter) tussen het bedrijventerrein (bebouwing) en de langs de Putkilweg (oostzijde) gelegen DOW-leiding.

3.2.3 Verkeer en vervoer

Auto ontsluiting

Het bedrijventerrein wordt extern ontsloten via de Valckenisseweg. Hierop zijn enkele aantakkingen gerealiseerd (De Poort). De ontsluiting is rationeel en doelmatig vormgegeven. Bedrijven voorzien in parkeerruimte op eigen terrein. Via de Valckenisseweg zijn het regionale wegennet en de A58 snel toegankelijk. Het bedrijventerrein is om deze reden goed voor autoverkeer ontsloten. Aan de oostzijde is in de nieuwe fase voorzien in ruimte voor noodontsluiting.

Openbaar vervoer

De ontsluiting door openbaar vervoer is matig. Er is geen treinstation de halte voor busvervoer bevindt zich buiten de gangbare reikwijdte van 450 meter.

3.2.4 Wonen

Op bedrijventerrein De Poort zijn de volgende (bedrijfs)woningen aanwezig:

  • Valckenisseweg 1;
  • Valckenisseweg 1A.

3.2.5 Onder- en bovengrondse infrastructuur

Ter plaatse is de volgende ondergrondse en bovengrondse infrastructuur aanwezig.

  • Langs de noordzijde van De Poort is een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding aangelegd.
  • Ten zuidoosten van bedrijventerrein de Poort liggen twee industriële leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het betreft een aardgasleiding (20 inch en 66 bar) van de Gasunie en een propyleenleiding (6 inch en 100 bar) van DOW(zie ook bijlage 1).

3.2.6 Waterhuishouding

Het plangebied ligt in het afvoergebied van het gemaal Spuikom Bath. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen en bermsloten en kavelsloten wordt overtollig water door neerslag afgevoerd richting gemaal en uiteindelijk uitgelaten op de Westerschelde. Het polderpeil is voornamelijk afgestemd op de agrarische belangen. In de (directe) omgeving van het plangebied is geen bijzondere natuur aanwezig, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een bufferzone.

Het bedrijventerrein is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Er zijn geen problemen met het grondwater. Wel is van belang dat het plangebied in een zoetwateraanvoergebied ligt. Er dient derhalve zorgvuldig met de kwaliteit van het oppervlaktewater te worden omgegaan.

Er zijn geen primaire noch secundaire waterkeringen aanwezig die bescherming behoeven vanuit het Barro/Rarro of de verordening.

3.2.7 Landschap, natuur en ecologie.

Bedrijventerrein De Poort is gesitueerd in een grootschalig agrarisch landschap. Er zijn geen natuurwaarden en natuurgebieden aanwezig op of in de directe nabijheid van het bedrijventerrein. Rondom het bedrijventerrein is sprake van enige groene afscherming, die zorgt voor een landschappelijke inpassing.

3.3 Nishoek

3.3.1 Begrenzing en ruimtelijke karakteristiek

Begrenzing

Het bedrijventerrein Nishoek is gelegen ten noorden van Kruiningen aan de A58 en de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal. Het bedrijventerrein wordt begrensd door:

  • Zanddijk aan de westzijde;
  • de spoorlijn Vlissingen - Roosendaal aan de noordzijde;
  • Stationsweg aan de oostzijde;
  • de A58 aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01_0003.jpg"

Figuur 3.2. Bedrijventerrein Nishoek

Ruimtelijke karakteristiek

De (visueel-) ruimtelijke structuur van het gebied wordt gekenmerkt door:

  • de lineaire en harde begrenzing van de A58 en de spoorlijn;
  • het ontbreken van ruimtelijke samenhang en inrichting van het gebied.

De lineaire en harde randen hebben het gebied grotendeels losgemaakt van het grotere open agrarisch gebied waar het oorspronkelijk deel van uitmaakte. Alleen aan de oostrand met de Stationsweg (verbrede landbouwweg) is de relatie met het buitengebied nog aanwezig/herkenbaar. Ook het over het gebied voerende hoogspanningsleidingennet (150 kV) vormt een dominant ruimtelijk gegeven.

De ontwikkeling van het terrein heeft plaatsgevonden vanaf de noord- en oostrand en op basis van incidentele bedrijfsontwikkelingen. Het terrein vertoont daardoor een sterk gefragmenteerd karakter en weinig herkenbare inrichtingsaspecten. Alleen langs de Stationsweg is een duidelijke beplantingsstructuur tot stand gebracht die op termijn kan uitgroeien tot een belangrijk structureel en beeldbepalend inrichtingselement van het bedrijventerrein. Met de planmatige toevoeging van de laatste fase (Weihoek) is een duidelijk door infrastructuur ingekaderd bedrijventerrein ontstaan.

3.3.2 Bedrijvigheid en andere economische aspecten

Bedrijvigheid

Grootschalig gemengd terrein

Het bedrijventerrein Nishoek is binnen de beleidskaders een grootschalig gemengd bedrijventerrein. Er zijn vestigingsmogelijkheden voor diverse bedrijven. Momenteel zijn vooral bedrijven gevestigd met een accent op bedrijven met als hoofdactiviteit opslag, verwerking, handel en transport van agrarische producten. Er is daarmee sprake van een concentratie van agribusiness activiteiten. Dit komt tot uitdrukking door verschillende aan deze specifieke bedrijfssector gerelateerde bedrijfsvestigingen:

  • uienhandelsbedrijven;
  • aardappelverwerkende industrie;
  • koel- en vriesveembedrijven.

Voorts zijn er op Nishoek diverse lokale bedrijven gevestigd, afkomstig uit Kruiningen en Waarde. Het bedrijventerrein heeft evenwel geen specifieke etikettering. Ook vestiging van niet aan agribusiness en daaraan verbonden verwerking en logistiek gelieerde bedrijven is derhalve mogelijk. Het bedrijventerrein is recent (2007) uitgebreid richting het zuidwesten.

Op het terrein zijn ook beperkt vestigingen van bedrijven met detailhandel in volumineuze goederen aanwezig: onder meer De Tuinkamer en dierenspeciaalzaak Van der Poel.

Conclusie

Op basis van de regionale bedrijventerreinprogrammering wordt het terrein gekarakteriseerd als een grootschalig gemengd bedrijventerrein met accent op agribusiness en daaraan verbonden verwerking en logistiek. Nadrukkelijk is door de gemeente geen specifieke etikettering beoogd en blijft vestiging van andere bedrijvigheid binnen de milieucategorieën mogelijk.

Bedrijventerrein Profiel Milieucategorie
Nishoek Een grootschalig gemengd terrein. 1 t/m 4.2.

Inschaling van de aanwezige bedrijven heeft plaatsgevonden in het kader van het milieuspoor. De inventarisatie is opgenomen in bijlage 5.

Uitbreiding Weihoek

Aan de zuidwestzijde van het bedrijventerrein is met de Weihoek de meest recente uitbreiding van het bedrijventerrein Nishoek gerealiseerd. In aansluiting op het bestaande terrein, biedt de uitbreiding vestigingsmogelijkheden voor diverse bedrijven, voor zover passend in de ter plaatse geldende juridische regeling. Het totale ruimtebeslag van de uitbreiding is circa 13 ha, waarvan ruim 7,5 ha uitgeefbaar terrein. Water en groenvoorziening omvatten in totaal 2,5 ha. Kavels worden de komende jaren uitgegeven. De inrichting van het terrein is zodanig dat er ruimte is voor kleinere en grotere bedrijfspercelen.

De ruimtelijke hoofdstructuur van de uitbreiding is sterk bepaald door de noordzuid-oriëntatie van het gebied en nog verder versterkt door brede groenzone langs de afrit van de A58 en interne ontsluitingsstructuur van de uitbreiding. Ook langs de Zanddijk is voorzien in een groenstrook. Wanneer de beplanting is volgroeid is sprake van een adequate landschappelijke inpassing. De bestaande aansluiting van de Nisseweg op de Zanddijk is alleen nog te gebruiken voor langzaam verkeer.

Bij de inrichting van het gebied is rekening gehouden met de aanwezige hoogspanningsverbindingen en andere planologisch relevante leidingen (zie ook paragraaf 3.3.5).

3.3.3 Verkeer en vervoer

Auto ontsluiting

De auto- ontsluiting van het bedrijventerrein vindt op de volgende wijze plaats.

  • Noordelijke ontsluiting
    De noordzijde van het bedrijventerrein Nishoek wordt via de kruising Zanddijk / Stationsweg extern ontsloten. De bedrijfsverzamelweg Stationsweg verzorgt de ontsluiting van verschillende bedrijven en bedrijfspercelen aan de noord- en noordoostzijde van het bedrijventerrein.
  • Zuidoosthoek
    De bedrijven in het zuidoostelijk deel van bedrijventerrein Nishoek worden momenteel via de Stationsweg ontsloten door de Nisseweg. De Nisseweg takt aan op de nieuwe bedrijfsverzamelweg (Weihoek) op dit deel van het bedrijventerrein. De route Nisseweg/Stationsweg verzorgt tevens de verbinding met de kern Kruiningen.
  • Zuidelijke en zuidwestelijke ontsluiting (gedeelte Weihoek)
    De ontsluiting van het bedrijventerrein Nishoek is geoptimaliseerd. Uit oogpunt van verkeersveiligheid is een verkeersontsluiting die gekoppeld is aan de verbetering van het kruispunt Zanddijk / N289/ op- en afrit A58 gerealiseerd. Deze nieuwe verkeersontsluiting omvat een rotonde op het genoemde kruispunt. De uitbreiding van het bedrijventerrein Nishoek is als vijfde tak toegevoegd.

Geconcludeerd wordt dat het bedrijventerrein Nishoek via de N289 op adequate wijze direct is ontsloten op de A58. Er is sprake van een goede auto ontsluiting.

Openbaar vervoer.

Aan de noordzijde van het bedrijventerrein staat het treinstation Kruiningen-Yerseke. Op dit station halteren intercitytreinen en stoptreinen, in beide richtingen met een frequentie van in totaal 2 maal per uur.

Er is naast het station tevens een bushalte aanwezig. Hier halteren verschillende lijnbussen met bestemming Goes, Kruiningen en Yerseke.

De maximale loopafstand voor voetgangers ten aanzien van treinstations is circa 1.000 meter. Voor bushaltes bedraagt deze afstand circa 450 meter. Het grootste deel van het bedrijventerrein is goed bereikbaar.

3.3.4 Wonen

Op bedrijventerrein Nishoek zijn de volgende (bedrijfs)woningen aanwezig:

  • Stationsweg 6A;
  • Nisseweg 4;
  • Nisseweg 4B;
  • Stationsweg (bij bedrijf Nishoek 36);
  • Stationsweg (bij bedrijf Nishoek 36);
  • Nishoek 38A.

3.3.5 Onder- en bovengrondse infrastructuur

Ter plaatse is de volgende ondergrondse- en bovengrondse infrastructuur aanwezig.

  • Het zuidelijk deel van het bedrijventerrein wordt doorsneden door een 150 kV hoogspanningsverbinding.
  • Op het bedrijventerrein, bij het bedrijf Lamb-Weston/Meijer is een aardgasleiding (6 inch, 80 bar) aanwezig.

3.3.6 Waterhuishouding

In de huidige situatie vindt de ont- en afwatering van het bedrijventerrein plaats door middel van een stelsel van watergangen. Overtollig water wordt met dit stelsel via de hoofdwatergang langs de A58 in zuidelijke richting naar het gemaal Joh. Glerum afgevoerd (bij de Westerschelde).

Het bedrijventerrein is aangesloten op het gemeentelijk gescheiden en verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Op de recente uitbreiding van het terrein is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd. Door middel van dit stelsel wordt bij hevige en of langdurige neerslag relatief schoon regenwater afgevoerd naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater naar een zuiveringsinstallatie wordt getransporteerd. Hiermee wordt de zuiveringsinstallatie ontlast en kunnen vervuilende riooloverstorten worden voorkomen.

Ten behoeve van de ontwatering van het gehele terrein en waterberging van de gerealiseerde uitbreiding is het perceel tussen de A58 en de Oude Rijksweg, in samenwerking met Rijkswaterstaat, ingericht als waterberging (buiten het plangebied).

Langs de westzijde van het plangebied bevindt zich een regionale waterkering. Deze waterkering is overeenkomstig de provinciale verordening voorzien van een dubbelbestemming.

3.3.7 Landschap, natuur en ecologie

Bedrijventerrein Nishoek is gesitueerd in een grootschalig agrarisch landschap. De randen worden gedomineerd door infrastructuur. Er zijn geen natuurwaarden en natuurgebieden aanwezig op of in de directe nabijheid van het bedrijventerrein. De Yerseke Moer en de Oosterschelde liggen op ruime afstand (tenminste 1.200 tot 1.800 meter).

Het bedrijventerrein is over het algemeen rondom voorzien van smalle groenstroken, die zorgdragen voor de landschappelijke inpassing.

3.4 Olzendepolder

3.4.1 Begrenzing en ruimtelijke karakteristiek

Begrenzing

Het bedrijventerrein Olzendepolder dat in deze actualisering is betrokken, is gelegen ten zuiden van Yerseke. Het bedrijventerrein wordt begrensd door:

  • de plattelandsweg Olzendepolder aan de westzijde;
  • Molendijkseweg/Molenpolderweg aan de noordzijde;
  • Oosterschelde aan de oostzijde;
  • het buitengebied aan de zuidzijde.

Het bedrijventerrein wordt in de toekomst uitgebreid met een nieuwe fase tussen het huidige bedrijventerrein Olzendepolder en de Molendijk. Deze uitbreiding van Olzendepolder is planologisch geregeld in de 2e herziening van het bestemmingsplan Olzendepolder (2009). Deze uitbreiding wordt niet betrokken bij de actualisering van de grote en grootschalige bedrijventerreinen en Korringaweg. Voor dit plandeel is inmiddels een onteigeningsprocedure op basis van het geldende plan gestart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01_0004.jpg"

Figuur 3.3. Bedrijventerrein Olzendepolder

Ruimtelijke karakteristiek

De ruimtelijke structuur van het terrein wordt sterk bepaald door de ligging tussen de Oosterscheldedijk en de plattelandsweg Olzendepolder. Deze lineaire elementen (en grenzen) komen ook terug in de inrichting van het terrein. De interne ontsluitingsstructuur (Kreeft, Krab) wordt door de aanwezige dijk en plattelandsweg bepaald. Er is binnen de ruimtelijke kaders een rationeel verkavelingspatroon gerealiseerd.

3.4.2 Bedrijvigheid en andere economische aspecten

Regionale Bedrijventerreinprogrammering en Structuurvisie Kernen en Bedrijventerreinen: terrein voor aquabusiness

Het bedrijventerrein Olzendepolder is bijzonder geschikt voor aquabusiness door de ligging nabij Oosterschelde, de schaal- en schelpdierverwerkende bedrijven aan Korringaweg en Oesterputten en de aansluiting op een aftakking van de zoutwatervoorziening (verswaterleiding). In de regionale bedrijventerreinprogrammering is het bedrijventerrein Olzendepolder vanwege de vorengenoemde aspecten aangewezen als thematerrein voor aquabusiness. In het (nieuwe) Omgevingsplan is het terrein als grootschalig bedrijventerrein getypeerd. In de nieuwe structuurvisie Kernen en bedrijventerreinen van de gemeente is benoemd dat hier aquabusiness kansen blijft houden.

Aquabusiness

Met aquabusiness wordt algemeen bedoeld:

  • bedrijvigheid, met als hoofdactiviteit teelt / kweek, opslag, verwerking, handel en transport van vis, schaal- en schelpdieren;
  • bedrijvigheid met als hoofdactiviteit de toelevering van goederen of diensten aan aquabusinessbedrijven.

In de praktijk vindt in Reimerswaal vooralsnog nog slechts op beperkte schaal teelt / kweek van schaal- en schelpdieren plaats.

Overige bedrijvigheid

Naast op aquabusiness gerichte bedrijvigheid kent het bedrijventerrein Olzendepolder de volgende doelgroepen:

  • bestaande bedrijven op het bedrijventerrein Olzendepolder;
  • aan Yerseke en ruime omgeving (westelijk deel Reimerswaal) gebonden bedrijven;
  • aan aquabusiness gelieerde bedrijven.

Conclusie

Op het bedrijventerrein komen zowel algemeen gangbare bedrijven voor en bedrijven die passen in het 'accent' ofwel de segmentering van het terrein.

Bedrijventerrein Profiel Milieucategorie
Olzendepolder grootschalig bedrijventerreinen en accent op aquabusiness. 1 t/m 4.1.

Inschaling van de aanwezige bedrijven heeft plaatsgevonden in het kader van het milieuspoor. De inventarisatie is opgenomen in bijlage 5.

3.4.3 Verkeer en vervoer

Auto-ontsluiting

Het bedrijventerrein wordt ontsloten door de interne bedrijfsverzamelwegen Krab en Kreeft. De Kreeft sluit rechtstreeks aan op de externe ontsluitingweg Molendijkseweg. De Molendijkseweg vervult met de Molendijk de externe ontsluiting van het bedrijventerrein (richting Yerseke en A58). De plattelandsweg Olzendepolder is in de huidige situatie niet toegankelijk voor het autoverkeer. In het plan voor uitbreiding (niet opgenomen in voorliggend plan) krijgt deze weg een ontsluitingsfunctie voor het nieuwe deel van het bedrijventerrein.

Openbaar vervoer

De meest nabijgelegen halte van het openbaar vervoer is gesitueerd aan de Langeville te Yerseke, op ruim 1 km van bedrijventerrein Olzendepolder. Gelet op de maximale aanloopafstand van een bushalte (450 meter) is de ontsluiting door openbaar vervoer matig.

Langzaam verkeer

De plattelandsweg Olzendepolder is een fietsroute vanuit Yerseke. Met name gebruiken schoolgaande kinderen deze route. De verkeersveiligheid is hierdoor een extra belangrijk aandachtspunt.

3.4.4 Wonen

Op bedrijventerrein Olzendepolder staan de volgende (bedrijfs)woningen:

  • Kreeft 7;
  • Kreeft 9;
  • Kreeft 11;
  • Kreeft 13;
  • Kreeft 15;
  • Kreeft 17;
  • Kreeft 19;
  • Kreeft 23;
  • Kreeft 25;
  • Kreeft 27;
  • Kreeft 29.

Deze bedrijfswoningen zijn georiënteerd op de plattelandsweg Olzendepolder, maar ontsloten via Kreeft.

3.4.5 Onder- en bovengrondse infrastructuur

Ter plaatse is de volgende ondergrondse- en bovengrondse infrastructuur aanwezig.

  • Een aftakking van de verswaterleiding, waarmee vers zeewater wordt aangevoerd voor de aquabusinessbedrijven.
  • Ten zuiden van het plangebied loopt een buisleidingenstrook.
  • Het noordelijk deel van het terrein wordt doorsneden door een straalpad. Aan dit straalpad is een optisch vrije zone verbonden bestaande uit een zakelijk rechtstrook van 100 meter aan weerszijden van het pad. In de regels is opgenomen dat niet hoger dan 14 meter mag worden gebouwd. De straalverbinding wordt hierdoor niet belemmerd.

3.4.6 Waterhuishouding

De afwatering van het gebied vindt plaats via de hoofdwatergangen langs de Molendijk, de Olzendepolder en de Oosterscheldedijk, naar het gemaal Joh. Glerum.

Op het terrein is een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel aanwezig, hemelwater en vuilwater worden gezamenlijk afgevoerd naar de zuivering.

Direct ten oosten van het plangebied ligt de primaire waterkering langs de Oosterschelde, de keurzonering (waterstaatswerk en beschermingszone) ligt deels in het plangebied.

Conform het Rarro/Barro wordt aan de dijk en de beschermingszone van de dijk een goede planologische regeling toegekend.

3.4.7 Landschap, natuur en ecologie

Het bedrijventerrein Olzendepolder ligt in een grootschalig agrarisch landschap. De oostzijde wordt gedomineerd door de dijk langs de Oosterschelde. Deze dijk draagt zorg voor een goede landschappelijke inpassing. De westgrens wordt bepaald door een strook met bedrijfswoningen. Hier is geen specifieke landschappelijke inpassing voorzien. Overigens is dit evenmin nodig, gezien de beoogde uitbreiding aan deze zijde.

Aan de zuidzijde is, binnen het buitengebied, een groenstrook geprojecteerd. Op termijn zal hier sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Een herkenbare interne groenstructuur op het terrein is niet aanwezig (bijvoorbeeld boom-/bermbeplanting gekoppeld aan de interne ontsluitingsstructuur).

In het plangebied zijn geen specifieke natuur- en/of landschapswaarden aanwezig. Een directe ruimtelijke relatie met de Oosterschelde (natuurgebied, integraal milieubeschermingsgebied) is niet aanwezig als gevolg van de brede en niet toegankelijke Oosterscheldedijk. Dit is ook ongewenst.

3.5 Korringaweg

3.5.1 Begrenzing en ruimtelijke karakteristiek

Begrenzing

Het bedrijventerrein Korringaweg is gelegen ten noordoosten van het bedrijventerrein Olzendepolder aan de oevers van de Oosterschelde ten westen van de Molenpolder en ten zuidoosten van Yerseke. Het bedrijventerrein Korringaweg in dit plan wordt begrensd door:

  • de Molenpolderweg aan de westzijde;
  • het terrein van De Zaete aan de noordzijde;
  • de Oosterschelde aan de oostzijde;
  • het bedrijventerrein Olzendepolder aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01_0005.jpg"

Figuur 3.4. Bedrijventerrein Korringaweg

Ruimtelijke karakteristiek

In het kader van de noodzakelijke dijkversterkingen Oosterschelde is eind jaren '70 van de vorige eeuw de bestaande zeewering van de Molenpolder zeewaarts verzwaard. Daarbij is alle op de bestaande zeewering aanwezige bebouwing ten behoeve van de schaal- en schelpdierenbedrijven geamoveerd. Tegen het beloop van de vernieuwde zeewering is een circa 80 meter breed nieuw buitendijks bedrijventerrein aangelegd. Het bedrijventerrein is intensief bebouwd en biedt plaats aan de voor Yerseke belangrijke bedrijfstak: schaal- en schelpdierverwerkende bedrijvigheid. Voor de ruimtelijke karakteristiek zijn twee elementen van groot belang.

  • De aan de zijde van de Oosterschelde gerealiseerde, in de grond geplaatste ankerwand. Bebouwing van deze kade (fundering, wapening en kade) is niet mogelijk en derhalve vrij is van bebouwing.
  • De verswaterleiding vanuit de Kijkuit, waarmee vers en schoon zeewater uit de Oosterschelde wordt aangevoerd voor de bedrijfsprocessen van de hier gevestigde schaal- en schelpdierverwerkende bedrijven.

Aan de noordzijde van het bedrijventerrein is het onderzoeksinstituut Imares en NIOO-KNAW gevestigd. Het bedrijf technisch hoogwaardige onderzoekinstituten, voor natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk.

Ten noorden van het plangebied is recent het bestemmingsplan De Zaete vastgesteld. Hierin zijn diverse gebouwen geprojecteerd met daarin onder meer een museum, appartementen, hotel en een bezoekerscentrum. In dat plan wordt ook een uitbreiding van het onderzoeksinstituut Imares voorzien. Binnen het voorliggend plan vinden eveneens beperkte bouwwerkzaamheden ten behoeve van Imares plaats.

3.5.2 Bedrijvigheid en andere economische aspecten

Gemengd regulier bedrijventerrein, zonder thema

Op het buitendijks bedrijventerrein Korringaweg zijn bedrijven gevestigd die schaal- en schelpdieren (met name mosselen) verwerken en verhandelen. De bedrijfsactiviteiten van de gevestigde bedrijven omvatten:

  • aan- en afvoer van mosselen, kreukels en oesters (schaal- en schelpdieren);
  • het reinigen, verwateren (waterbassins), bewaren (koelcellen) en verzendklaar maken (sorteren, verpakken) van schaal- en schelpdieren;
  • het transporteren van schaal- en schelpdieren.

In samenhang hiermee zijn op dit terrein de segmenten transport en distributie en groothandel daarom eveneens vertegenwoordigd.

Conclusie

Het bedrijventerrein wordt gekarakteriseerd als een bedrijventerrein met een duidelijk accent op schaal- en schelpdierverwerkende bedrijvigheid. Nadrukkelijk sluit de gemeente vestiging van andere bedrijvigheid op dit bedrijventerrein niet uit, voorzover deze bedrijvigheid past binnen de algehele ruimtelijke uitstraling van het bedrijventerrein.

Bedrijventerrein Profiel Milieucategorie
Korringaweg Gemengd regulier terrein. In verband met de specifieke ligging nabij Oosterschelde, woningen en de aard van de bedrijvigheid is het benoemen van een milieucategorie niet mogelijk en wordt gekozen voor een maatbestemming 'specifieke vorm van bedrijf - schaal- en schelpdierverwerkende industrie'.

De inventarisatie is opgenomen in bijlage 5.

3.5.3 Verkeer en vervoer

Auto-ontsluiting

Het bedrijventerrein wordt ontsloten door de interne bedrijfsverzamelweg Korringaweg. Deze weg takt aan op de externe ontsluitingweg Molenpolderweg. Via deze weg vindt de externe ontsluiting van het bedrijventerrein (richting Yerseke, Olzendepolder en A58) plaats.

Openbaar vervoer

De Korringaweg is niet ontsloten door openbaar vervoer. De meest nabijgelegen halte van het openbaar vervoer is gesitueerd aan de Langeville te Yerseke, op ruim 1 km van het plangebied.

3.5.4 Wonen

Het plangebied grenst aan de Molenpolder. Het zuidelijk deel van de Molenpolder is in gebruik als bedrijventerrein. Het noordelijk deel hiervan sluit aan op de dorpskern. In dit noordelijk deel bevindt zich langs de Molenpolderweg (zeewering) aan de overzijde van het bedrijventerrein Korringaweg een concentratie van circa 30 woningen (lintbebouwing). De afstand tot deze bebouwingsconcentratie bedraagt circa 50 tot 60 meter.

Op het bedrijventerrein komt één burgerwoning voor: Hardenhoef 3.

Ten noorden van het plangebied is binnen de ontwikkeling De Zaete, waarvoor recent een bestemmingsplan is vastgesteld, de ontwikkeling van woon- en recreatieve functies voorzien. Het betreft circa 36 appartementen.

3.5.5 Onder- en bovengrondse infrastructuur

De volgende (ondergrondse) infrastructuur is aanwezig.

  • Een verswaterleiding. Dit is een drie kilometer lange pijplijn, die vers zeewater uit een diep gedeelte van de Oosterschelde haalt. Met dit water worden de verwatercontainers van de schaal- en schelpdierverwerkende bedrijven gevuld. Via een distributienet beschikken alle schaal- en schelpdierverwerkende bedrijven op deze wijze over schoon zeewater voor hun spoelproces. De kwaliteit van het water wordt streng gecontroleerd. De leiding is evenwel geen planologisch relevante leiding en is om deze reden niet voorzien van een bestemming Leiding.
  • Overige transport- en buisleidingen en hoogspanningsverbindingen komen niet voor.

3.5.6 Waterhuishouding

Het plangebied ligt buitendijks. De keurzone (waterstaatswerk- en beschermingszone) van deze waterkering ligt deels binnen het plangebied. De regels uit het Barro/Rarro en de verordening van de provincie worden toegepast op de waterkering.

Het water van de weg wordt, onder vrij verval, afgevoerd door middel van een gemengd rioleringsstelsel. Dit water wordt via een pompgemaal gecombineerd met het vuil water afkomstig van de bedrijven, verpompt richting de kern Yerseke, alwaar het verder wordt getransporteerd richting de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

3.5.7 Landschap natuur en ecologie

Het bedrijventerrein is vanwege het unieke karakter, de ligging en het specifieke bedrijfsprofiel niet landschappelijk ingepast. Het silhouet van de Korringaweg vanaf het water is gevarieerd. Vanuit het land schermt de dijk de bebouwing aan de Korringaweg in enige mate af.

Het terrein ligt buitendijks op de rand van de Oosterschelde. De grens van het natura-2000 gebied ligt tegen het bedrijventerrein aan. Verwezen wordt naar paragraaf 5.8.

Er zijn geen specifieke landschappelijke inpassingen aanwezig.

3.6 Sociale En Maatschappelijke Samenhang

Algemeen

Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen en werken in een prettige en veilige omgeving. Goed toegankelijke en bereikbare diensten en voorzieningen en een veilige, toegankelijke openbare ruimte bepalen de sociale en maatschappelijke samenhang en een goede leefomgeving.

Om de leefbare omgeving zodanig te maken dat het de sociale samenhang bevordert, kent dit beleidsterrein twee belangrijke uitgangspunten.

  • Ten eerste ontstaat het bevorderen van de sociale samenhang en de leefbaarheid niet alleen door de inzet van de door de gemeente gefinancierde professionele organisaties. Ook en met name gaat het om de inzet van de gebruikers zelf. Een leefbare omgeving heeft geen vast format maar wordt bepaald door de gebruikers. Gemeente werkt samen aan uitwerking van dit beleidsterrein om ervoor te zorgen dat de voorzieningen optimaal aansluiten bij de wensen en behoeften van de gebruikers.
  • Ten tweede wordt de sociale samenhang bevorderd door het hanteren van het principe oplossingen voor leefbaarheid voor iedereen. Uitgangspunt is oplossingen te kiezen die niet voor specifieke doelgroepen maar voor iedereen bruikbaar zijn. Dit zorgt er tevens voor dat mensen meer de mogelijkheid krijgen om direct of meer op afstand elkaar tegen te komen en/of elkaar te ontmoeten.

Netwerk: wensen en ontwikkelingen

De gemeentelijke vertegenwoordigers hebben een adequaat netwerk met het bedrijfsleven. In dat kader worden veelvuldig wensen en nieuwe ontwikkelingen/behoeften gesignaleerd. In diverse kaders wordt vanuit de gemeente ingespeeld om faciliterend te zijn voor het bedrijfsleven. Dit resulteert in een actualisering van het voorliggende bestemmingsplan, waarin nadrukkelijk op nieuwe 'vragen vanuit de markt' wordt gereageerd. In hoofdstuk 4 zijn hiervoor diverse thema´s opgenomen.

Nieuwvestiging

Duidelijk is dat de oorspronkelijke segmentering van bedrijvigheid, zoals agribusiness, ertoe heeft bijgedragen dat bedrijventerreinen een specifieke signatuur hebben gekregen. Bij nieuwvestiging gaat het hoofdzakelijk om bedrijven die elders in Reimerswaal zijn gevestigd. Door groei van bedrijvigheid wordt de maatschappelijke betekenis van de bedrijventerreinen vergroot.

IMPULS

De N.V. Economische Impuls Zeeland (IMPULS) is de ontwikkelingsmaatschappij van Zeeland, gevestigd in het voormalige treinstation Kruiningen-Yerseke. Het doel is het vergroten van de dynamiek van de Zeeuwse (kennis-)economie. Het op vernieuwende en verrassende wijze verbinden van mensen, van binnen en buiten Zeeland, zal leiden tot nieuwe economische impulsen. Hiermee draagt Impuls op een unieke wijze bij aan de sociale en maatschappelijke samenhang.

3.7 Leefbaarheid En Veiligheid

De leefbaarheid en sociale veiligheid op de bedrijventerreinen wordt voor een belangrijk deel bepaald door de volgende aspecten.

  • De aanwezigheid van bedrijfswoningen langs de plattelandsweg Olzendepolder en Stationsweg. Hierdoor is de sociale veiligheid op de fietsroute door Olzendepolder gewaarborgd.
  • Het station Kruiningen-Yerseke, zodat in de omgeving een groot deel van de dag sprake is van enige levendigheid door aankomende en vertrekkende treinen en busverkeer met passagiers.
  • Benzineservicestation waar de mogelijkheid wordt geboden gedurende een groot deel van de dag of 24 uur.
  • Een deel van de bedrijven heeft 24 uur per dag productie. Hierdoor zijn voortdurend mensen op de bedrijventerreinen aanwezig en is geen sprake van een verlaten bedrijventerrein.
  • De transport- en logistieke bedrijven dragen zorg voor een regelmatig gebruikt routenetwerk.
  • Externe veiligheid wordt uitvoerig beschreven in paragraaf 5.3.

Hoofdstuk 4 Visie Op Het Plangebied

4.1 Hoofdstructuur

De Poort

Algemeen

De 1e en 2e fase van het bedrijventerrein De Poort zijn gerealiseerd. De verkavelingsstructuur en ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein blijven behouden en worden waar nodig vastgelegd. Uitgangspunt is een zo vereenvoudigd mogelijke weergave van de structuur in de bestemmingslegging (bestemming Verkeer).

Uitbreiding

Het bedrijventerrein wordt de komende jaren aan de zuidoostzijde uitgebreid. De gronden worden op korte termijn bouwrijp gemaakt. De kavels worden naar verwachting in de komende planperiode uitgegeven. Het rationele verkavelingspatroon wordt voortgezet. Deze uitbreiding is reeds juridisch-planologisch bevestigd en wordt met voorliggende actualisering gecontinueerd.

Aandachtspunten uitbreiding

In nauw overleg met de gemeentelijke brandweer is er een passende oplossing voor de bluswatervoorziening op bedrijventerrein De Poort, de uitvoering hiervan zal in samenspraak met Gemeentewerken worden getroffen. Voor wat betreft de ontsluiting zal er in nauwe samenwerking met de gemeente brandweer gezocht worden naar een passende oplossing. De juridisch-planologische regeling in het bestemmingsplan maakt deze oplossingen mogelijk.

Nishoek

Algemeen

De verkavelingsstructuur en ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein blijven behouden. Aan de Nisseweg wordt als gevolg van een verandering van grondeigendommen de ontsluiting vereenvoudigd.

Uitbreiding

Het bedrijventerrein is uitgebreid aan de zuidwestzijde. De grond is bouwrijp gemaakt en de erftoegansweg (Weihoek) is gerealiseerd. Daarbij is aangesloten op de structuur van het bestaande bedrijventerrein. De eerste kavels zijn reeds uitgegeven.

Olzendepolder

Algemeen

De laatste kavels worden uitgegeven. Binnen de planperiode zijn geen wijzigingen in de hoofdstructuur voorzien. De verkavelingsstructuur en ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein blijft behouden en waar nodig nu concreet vastgelegd.

Uitbreiding

De uitbreiding van bedrijventerrein Olzendepolder is recent juridisch-planologisch geregeld in de 2e herziening van het bestemmingsplan Olzendepolder. Dit bestemmingsplan wordt niet meegenomen in voorliggende actualisering.

Korringaweg

Algemeen

Er zijn geen wezenlijke veranderingen voorzien binnen de planperiode. Het terrein is reeds volledig uitgegeven en benut.

Uitbreiding

Uitbreiding is fysiek niet mogelijk (Oosterschelde, Molenpolder, De Zaete). Mogelijk kan ruimtewinst worden geboekt door een intensiever ruimtegebruik van percelen.

4.2 Bedrijven

In deze paragraaf komen thema's aan bod die van belang zijn bij de vernieuwing en actualisering van de bestaande bestemmingsregelingen. Daarbij is nadrukkelijk gekeken welke onderdelen nodig zijn zodat het nieuwe bestemmingsplan voldoet aan actuele en te verwachten behoeften. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:

  • Toelaatbaarheid bedrijfswoningen;
  • Detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel;
  • Opslag en distributie voor internetverkoop;
  • Voorzieningen dienstverlening, ontspanning en sport;
  • Bouwhoogte en bebouwingspercentage;
  • Toelaatbaarheid reclame-uitingen;
  • Duurzaamheid;
  • Arbeidsmigranten.

4.2.1 Toelaatbaarheid bedrijfswoningen

Provinciaal beleidskader

Bedrijventerreinen zijn gebieden die bestemd zijn voor de vestiging van bedrijven. Het mengen van functies kan onder voorwaarden voordelen opleveren voor de ruimtelijke kwaliteit van een gebied en de omgeving ervan. Wanneer de woonfunctie en voorzieningen gemengd worden met bedrijvigheid, dient de milieuhindercategorie hierop afgestemd te worden. Doorgaans is het aanvaardbaar om bedrijven met de milieuhindercategorie 1 en 2 te mengen met andere functies. De milieuhindercategorieën hebben betrekking op de afstanden die aangehouden moeten worden tot een ‘rustige woonwijk’. Dit geeft het belang aan dat het gebied in een bestemmingsplan of structuurvisie aangeduid wordt als gemengd woon-werkgebied.

De bedrijventerreinen in dit plan zijn op basis van provinciaal en regionaal beleid (zie ook paragraaf 2.2) voornamelijk aangemerkt als bedrijventerrein en grootschalige bedrijventerreinen en daarmee voor bedrijven tot en met milieucategorie 4.2. Menging met woonfuncties is derhalve niet aan de orde.

Bestaande situatie

In de huidige bestemmingsregelingen is de bouw van één bedrijfswoning per bedrijf mogelijk, al dan niet via het afwijken bij omgevingsvergunning (voorheen vrijstelling/ontheffing).

Bedrijfswoningen zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt aan te merken als gevoelige objecten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening (in het spoor van de Wro) en in het belang van de bescherming van het milieu (in het spoor van de Wet milieubeheer (Wm)), komt aan bedrijfswoningen enige mate van bescherming tegen hinderlijke gevolgen van omliggende bedrijfsactiviteiten van derden toe. Deze bescherming gaat veelal niet zo ver als voor reguliere burgerwoningen (woongebied).

Desondanks kan de aanwezigheid van bedrijfswoningen voor omliggende bedrijfsactiviteiten beperkingen met zich mee brengen. Voor geluidhinder volgt dit bijvoorbeeld uit de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 mei 1999, nr. E03.95.1996). Zo zijn in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bedrijfswoningen van derden aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Dit houdt in dat risicovolle bedrijven een bepaalde risicoafstand in acht moeten nemen ten opzichte van bedrijfswoningen van derden. Anders zijn er 'scherpere' milieumaatregelen bij de betreffende bedrijven nodig. Dit is ongewenst.

De milieuzonering op de bedrijventerreinen is afgestemd op de in de omgeving van het plangebied en in het plangebied aanwezige (bedrijfs)woningen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voor de bedrijventerreinen gelden de volgende uitgangspunten.

  • Uitgangspunt ten aanzien van de regeling in het bestemmingsplan is het minimaal continueren van de geldende milieuzoneringen en daar waar mogelijk deze te maximaliseren. Dit betekent dat bedrijvigheid tot en met milieucategorie 4.2 wordt toegestaan voor zover dit mogelijk is. Hier vindt afstemming plaats op de woningen en bedrijfswoningen (in de omgeving) van de bedrijventerreinen.
  • Nieuwe bedrijfswoningen worden op de bedrijventerreinen uitgesloten. Hiermee worden belemmeringen voor de bedrijven op de bedrijventerreinen voorkomen. Bij de functie en het huidige en beoogde profiel van de bedrijventerreinen en grootschalige bedrijventerreinen passen geen bedrijfswoningen. Daarbij is het volgende overwogen.
    1. 1. De bedrijfsvoering van moderne bedrijven vereist tegenwoordig geen continue aanwezigheid meer van toezichthoudend personeel bij het bedrijf.
    2. 2. De milieukwaliteit op een bedrijventerrein is niet optimaal voor de woonfunctie.
    3. 3. Voorkomen moet worden dat woonfuncties schaars bedrijventerrein opsouperen (ook externe werking).
  • De reeds aanwezige bedrijfswoningen worden gehandhaafd en positief bestemd.
  • De situatie in Olzendepolder wijkt af van deze uitgangspunten. Hier is aan de plattelandsweg Olzendepolder in het geldende bestemmingsplan een strook met bedrijfswoningen geprojecteerd, die nog niet geheel is benut. Voor wat betreft de milieuzonering kan deze strook nog verder worden ingevuld met bedrijfswoningen. Dit heeft geen invloed op de milieuzonering van bedrijven in de omgeving. Belangrijk is dat bedrijfswoningen ervoor zorgen dat er een ander karakter van het gebied ontstaat. Dit is in het belang van de verkeersveiligheid van de (schoolgaande) fietsers. Zij zijn niet gebaat bij een reguliere ontsluitingsweg van een bedrijventerrein. De bouwmogelijkheden voor nieuwe bedrijfswoningen in deze strook worden dan ook behouden, met uitzondering van een perceel aan Kreeft 35, waar de realisering van een parkeerterrein is gedacht.

4.2.2 Detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel

Definities

Vooraf is van belang de definities voor detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel vast te leggen. Daarbij wordt in dit bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen waar mogelijk en wenselijk rekening gehouden met de bestaande juridisch-planologische situatie.

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Detailhandel in volumineuze goederen

In de definitie van detailhandel in volumineuze goederen wordt in het voorliggende bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen aangesloten bij het Omgevingsplan 2012 - 2018 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland (PRVZ).

Detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen

  • Onder volumineuze goederen worden verstaan: auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen en naar aard en omvang vergelijkbare goederen.
  • Onder gevaarlijke goederen worden begrepen explosiegevaarlijke goederen, bestrijdingsmiddelen en naar aard vergelijkbare goederen.

Grootschalige detailhandelsvoorzieningen

Detailhandelsvoorzieningen met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer.

Bedrijf

Een onderneming die is gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

Beleidskader

Het Provinciale en regionale beleidskader is beschreven in:

  • Omgevingsplan Zeeland (2012-2018)
  • Provinciaal Ruimtelijke Verordening Zeeland;
  • Regiovisie De Bevelanden;
  • Bedrijventerreinenprogrammering.

Inhoud van dit beleid is al uitgebreid opgenomen in hoofdstuk 2. Op hoofdlijnen strekt dit beleid tot het volgende.

  • Nieuwe detailhandelsbedrijven worden primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden.
  • Detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen mogen buiten het kernwinkelapparaat geplaatst worden.
  • Ontwikkelingen ten aanzien van detailhandel in overige volumineuze goederen, detailhandel bedoeld voor laagfrequente, doelgerichte inkopen en grootschalige detailhandel dienen voor De Bevelanden met name plaats te vinden in Goes, ter plaatse van het Marconigebied of op een andere geschikte locatie in Goes.
  • Incidentele vestiging ten aanzien van detailhandel in overige volumineuze goederen, detailhandel bedoeld voor laagfrequente, doelgerichte inkopen en grootschalige detailhandel, waaronder ook in Reimerswaal, is beperkt en uitsluitend na afweging mogelijk.

Bestaande situatie

De bedrijventerreinen in Reimerswaal zijn nu – en blijven straks - primair bestemd voor bedrijvigheid. Uitgangspunt is namelijk dat detailhandel (blijvend) plaats vindt in de (centra van de) kernen. Op bedrijventerreinen kunnen bedrijven voorkomen die tevens een detailhandelsonderdeel omvatten. Het betreft met name bedrijvigheid die naar zijn aard regulier op een bedrijventerrein voorkomen, zoals garagebedrijven met autoshowroom. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten waren deze bedrijfsactiviteiten specifiek benoemd. Vestiging van detailhandel in auto's, boten en caravans (de zogenoemde abc-goederen) zijn rechtstreeks toelaatbaar op de bedrijventerreinen (met uitzondering van Korringaweg).

Op het grootschalige bedrijventerrein Nishoek was de vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen door middel van een afwijking van de regels reeds mogelijk. Op Nishoek is de afgelopen jaren voor twee bedrijven daarvoor een procedure gevoerd:

  • De Tuinkamer;
  • Dierenspeciaalzaak Van der Poel.

De bestaande detailhandelsvoorzieningen op het bedrijventerrein Nishoek zijn positief bestemd en voorzien van een aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus tuin- en dierbenodigdheden".

Detailhandel in volumineuze goederen

  • Voor detailhandel in volumineuze (en gevaarlijke) goederen wordt aangesloten bij de provinciale beleidskaders.
  • De gemeente acht nieuwe vestigingen van detailhandel in volumineuze (en gevaarlijke) goederen toelaatbaar op bedrijventerrein Nishoek, Olzendepolder en De Poort.
  • De bestaande detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen op het bedrijventerrein Nishoek worden voorzien van een aanduiding.

Grootschalige detailhandel

Algemeen

Nieuwvestigingen van grootschalige detailhandel (GDV) zijn op basis van provinciaal en regionaal beleid binnen de regio uitsluitend in het Marconigebied (Goes) of op een andere geschikte locatie in Goes toegelaten. In verband met het beschermen van het kernwinkelapparaat is directe vestiging van GDV in Reimerswaal niet voorgestaan.

De trend doet zich voor dat lokale ondernemers 'uit hun jasje' groeien, waardoor vestiging in kernwinkelgebieden niet langer vanuit ruimtelijk oogpunt wenselijk is. Hiervoor gelden onder andere de volgende overwegingen:

  • verkeersaantrekkende werking;
  • oppervlakte winkelpanden ten opzichte van maat en schaal van de reguliere winkels in de kern;
  • opslag, transport en logistiek.

De vraag vanuit de markt naar locaties voor zogenoemde GDV kan hierdoor de komende jaren toenemen. Afwijkend ten opzichte van detailhandel in volumineuze (en gevaarlijke) goederen is dat voor GDV in principe elke vorm van detailhandel mogelijk is. Het gaat immers niet om de omvang van de goederen, maar om de omvang van de vestiging (minimaal 1.500 m²).

De gemeente wil deze lokale ondernemers daarin faciliteren en de werkgelegenheid en andere spinoff behouden. Zij is van mening dat door een incidentele vestiging van GDV op één van de grootschalige of grote bedrijventerreinen nog geen sprake is van een concentratie van grootschalige detailhandel een aantasting van het kernwinkelapparaat.

Invulling aan afwegingskader provinciaal beleid

De verordening ruimte van de provincie biedt enige ruimte om nieuwe detailhandelsvoorzieningen in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen buiten de daartoe aangewezen gebieden toe te laten, indien aannemelijk wordt gemaakt dat binnen de aangewezen locaties (voor Reimerswaal het Marconigebied of een andere locatie in Goes) geen ruimte beschikbaar is. Voorwaarde voor vestiging van de bedoelde detailhandelsvoorzieningen is mogelijk indien deze geconcentreerd worden toegelaten op een locatie die passend ontsloten is en gebruik maakt van verschillende middelen van vervoer.

Binnen het plangebied Grote Bedrijventerreinen geldt dat hiervoor het bedrijventerrein Nishoek en Olzendepolder in aanmerking kan komen. Deze terreinen zijn namelijk voorzien van verschillende modaliteiten.

Verkeersaansluitingen op:

  • de A58, het provinciaal en gemeentelijke wegennet;
  • het spoortracé Vlissingen – Roosendaal (station Kruiningen – Yerseke);
  • het routenetwerk van Connexxion.

Daarnaast geldt het volgende. Nishoek en in zekere mate ook Olzendepolder zijn bovendien centraal gelegen tussen de kernen Yerseke, Kruiningen en Krabbendijke. Er is in dit bestemmingsplan daarom voorzien in een wijzigingsbevoegdheid, waarmee na zorgvuldige afweging de realisering van een GDV-vestiging (uitsluitend toepasbaar op Nishoek en Olzendepolder) mogelijk kan worden gemaakt. Ten behoeve van de afweging geldt het volgende.

  1. 1. Een GDV-vestiging is uitsluitend toegestaan op bedrijventerrein Nishoek en Olzendepolder;
  2. 2. Een GDV kan alleen worden gerealiseerd, indien uit een distributie-planologisch onderzoek blijkt dat:
    1. a. de vestiging van een grootschalig detailhandelsbedrijf geen nadelige invloed heeft op de aanwezige distributieve structuur van de gemeente;
    2. b. er op het Marconigebied of op een andere locatie in Goes geen geschikte locatie beschikbaar is;
    3. c. de nieuw te vestigen GDV een binding heeft met de gemeente Reimerswaal, zoals blijkt uit de herkomst van het bedrijf, medewerkers en klantenbestand.
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien het aantal grootschalige detailhandelsbedrijven niet meer bedraagt dan 3.
  • De oppervlakte van een grootschalig detailhandelsbedrijf bedraagt niet minder dan 1.500 m².
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging van een grootschalig detailhandelsbedrijf geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging van een grootschalig detailhandelsbedrijf voorziet in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt op de openbare ruimte.
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • Ook dient een belangenafweging te worden gemaakt, waarbij onder andere externe veiligheid ook wordt beschouwd. Indien een grootschalig detailhandelsbedrijf is gesitueerd binnen de risicocontour van 10-6 is vestiging niet toegestaan.

Door het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke visie en het afwegingskader dat het provinciaal beleid biedt. Uiteraard blijft maatwerk mogelijk en is er in onderling overleg met de regiogemeenten en dan met name de gemeente Goes een afwijking mogelijk om - na argumentatie - een lokale GDV-vestiging niet in Goes te vestigen maar in de gemeente Reimerswaal.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten voor detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen en grootschalige detailhandel:

  • Bedrijventerreinen worden primair voor bedrijven bestemd, overeenkomstig de regionale bedrijventerreinprogrammering.
  • De gemeente acht nieuwe vestigingen van detailhandel in volumineuze (en gevaarlijke) goederen toelaatbaar op bedrijventerrein Nishoek, Olzendepolder en De Poort. Voor detailhandel in volumineuze goederen wordt aangesloten bij de provinciale beleidskaders.
  • De bestaande detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen op het bedrijventerrein Nishoek worden voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus tuin en dierbenodigdheden' .
  • Op het bedrijventerrein Nishoek en Olzendepolder wordt een wijzigingsbevoegdheid geïntroduceerd voor grootschalige detailhandel. Een concentratie van vestigingen van grootschalige detailhandel is door het opgenomen toetsingskader uitgesloten.

4.2.3 Opslag en distributie voor internetverkoop

Algemeen

Detailhandel versus opslag en distributie voor internetverkoop (zogenoemde webshops)

De algemene beleidslijn (provincie en gemeente) is dat detailhandel niet is toegestaan op bedrijventerreinen. Dit uitgangspunt is vertaald in dit voorliggende bestemmingsplan. Opslag en distributie voor internetverkoop, in spreektaal 'een webshop' is evenwel een bijzondere vorm van detailhandel. Deze vorm van detailhandel verloopt voornamelijk via internet of andere media. De ruimtelijke representatie en effecten zijn van een andere aard dan reguliere detailhandel. Dat wordt tot uitdrukking gebracht in de definities.

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Opslag en distributie voor internetverkoop

opslag en distributie voor internetverkoop, waar een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met:

  1. a. opslag- en verzendfunctie;
  2. b. beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
  3. c. beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.

In het dagelijks spraakgebruik wordt dit vaak 'webshop' genoemd. Om deze reden wordt in de toelichting hier ook op deze wijze naar verwezen.

Beleidskader

Een belangrijk onderdeel van een webshop (opslag en distributie voor internetverkoop) vormt de opslag- en distributiefunctie. Opslag en distributie is een vorm van bedrijvigheid die op een bedrijventerrein zonder meer is toegestaan. Echter, door de daaraan verbonden detailhandelsfunctie onderscheidt een webshop zich van opslag- en distributiebedrijven.

Kenmerkend bij een webshop is het (grotendeels) ontbreken van het fysiek uitstallen van artikelen ten verkoop. Producten worden digitaal (virtueel) gepresenteerd. Klantcontacten vinden vrijwel uitsluitend per e-mailbericht of telefonisch plaats. Van belang bij de toelaatbaarheid van webshops is in hoeverre aanvullende functies of combinaties daarvan worden toegevoegd aan de bedrijfsvoering. Te denken valt aan:

  • afhaalmogelijkheden van goederen;
  • afrekenmogelijkheden door consumenten;
  • showrooms en uitstalling van producten.

Wanneer de gecombineerde functies van afhalen, afrekenen en tonen van producten in een fysieke ruimte de overhand neemt, is feitelijk sprake van een reguliere detailhandelsfunctie. Voor een webshop is de bedrijfsmatige verkoop van goederen hoofdzakelijk via het internet maatgevend. Anders is valt de functie, afhankelijk van de schaal van de goederen of winkel, aan te merken als:

  • een reguliere winkel (detailhandel);
  • detailhandel in volumineuze goederen of;
  • grootschalige detailhandel.

Vraag vanuit de markt

Het afgelopen decennium heeft de verkoop van goederen via internet een grote vlucht genomen. Online winkelen biedt gemak, producten kunnen worden vergeleken en besteld, zonder de woning te verlaten. Het aanbod is sterk gegroeid evenals de betrouwbaarheid en betalingsmogelijkheden. Naar verwachting zet de groei van het aantal detailhandelsverkopen per internet de komende jaren verder door.

Verkoop via internet kent verschillende vormen:

  1. a. groothandel en productie (business to business);
  2. b. verkoop van (gebruikte) artikelen tussen consumenten;
  3. c. internetdetailhandel en postordering (business to consumer).

Groothandel en productie

Juridisch-planologisch is deze vorm van detailhandel via internet ruimtelijk niet relevant ofwel het wijkt niet af van een regulier groothandelsbedrijf. Het betreft geen detailhandel en is daarmee niet gebonden aan de bestemming Detailhandel. Aandachtspunt is eventuele verbreding van een groothandelsbedrijf naar de consumentenmarkt. Zolang particuliere verkopen een ondergeschikt karakter blijven houden, is geen sprake van detailhandel.

Onder ondergeschikte detailhandel wordt verstaan detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zo'n beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijke en/of groothandelactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft. In het algemeen is een grootte van 15% van de totale bedrijfsomvang nog te beschouwen als ondergeschikt.

Verkoop van (gebruikte) artikelen tussen consumenten

In de praktijk vindt de verkoop van artikelen tussen consumenten niet plaats op bedrijventerreinen. Derhalve wordt hieraan verder geen aandacht geschonken.

Internetdetailhandel en postordering

Verkoop via internet in de vorm van internetdetailhandel en postordering kan vanuit het perspectief van de ruimtelijke ordening globaal in de volgende 3 soorten worden onderscheiden.

  1. a. Bedrijfsmatige internetverkoop aan consumenten vanaf een locatie met de bestemming Wonen. Er zijn inmiddels vele initiatiefnemers die een webshop (opslag en distributie voor internetverkoop) hebben opgezet en deze parttime, maar inmiddels ook vaak fulltime exploiteren. In dit plan is dit aspect niet relevant.
  2. b. Bedrijfsmatige internetverkoop aan consumenten vanaf een locatie met detailhandelsbestemming, zoals een winkel die naast reguliere detailhandelsverkoop ook e-commerce activiteiten ontplooit. Dit vindt regelmatig plaats bij ketens maar ook bij individuele ondernemers. In deze vorm kan ook sprake zijn van detailhandel in volumineuze goederen of grootschalige detailhandel met neventak e-commerce.
  3. c. Bedrijfsmatige opslag en distributie voor internetverkoop vanuit een bedrijfslocatie. Onder deze categorie vallen de professionele e-tailers, die zelf voorraadhoudend zijn en ook over een logistieke functie beschikken, zoals postorderbedrijven, maar ook importeurs van merkproducten. Dit is een 'webshop' (opslag en distributie voor internetverkoop) in de meest zuivere vorm. Dergelijke vestigingen zijn vergelijkbaar met opslag- en distributiebedrijven en zijn dus zonder meer toelaatbaar op een bedrijventerrein.

Relevant voor dit bestemmingsplan zijn de soorten b en c.

Gemeentelijke visie

De visie van de gemeente op het detailhandelsbeleid is de volgende.

  • Ruimte bieden aan de dynamiek van de detailhandel met behoud van de bestaande detailhandelstructuur in de kernen en de kwaliteit van het bedrijventerrein als primaire vestigingslocatie voor bedrijvigheid (zie ook paragraaf 4.2.2).

De gemeente acht de realisering van opslag en distributie voor internetverkoop binnen een bedrijfsbestemming mogelijk, voor zover aanvullende activiteiten zoals afhaalmogelijkheden van goederen, afrekenmogelijkheden door consumenten en showrooms en uitstalling van producten van ondergeschikte aard en omvang zijn. Van ene ondergeschikte omvang is sprake indien de gezamenlijke oppervlakte voor showrooms en uitstalling van goederen, afrekenmogelijkheid en afhalen van goederen van ondergeschikte aard voorzover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15% van de vloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw, met een maximum van 100 m².

Indien een webshop (opslag en distributie voor internetverkoop) meer ruimte benut voor showrooms, uitstalling van goederen of afhalen en afrekenen van goederen is geen sprake van verkoop via internet. Dan is vestiging nodig in de (centra) van de kernen. Bij detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detail met e-commerce als neventak gelden de algemene afwegingscriteria voor de toelaatbaarheid van dergelijke detailhandel zoals opgenomen in paragraaf 4.2.2.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Ten aanzien van het bestemmingsplan wordt de gemeentelijke visie in de volgende uitgangspunten vertaald.

  • opslag en distributie voor internetverkoop zijn rechtstreeks toegelaten binnen de bestemming Bedrijf.
  • In de specifieke gebruiksregels worden ruimtelijke criteria opgenomen, waaraan opslag en distributie voor internetverkoop moet voldoen. Met deze specifieke gebruiksregels zijn de aan opslag en distributie voor internetverkoop gerelateerde aanvullende functies ruimtelijk begrensd.
  • Bij opslag en distributie voor internetverkoop is de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het afhalen van goederen, afrekenen van goederen en het fysiek uitstallen van goederen beperkt tot niet meer dan 15% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m².
  • (Vestiging van) niet-digitale detailhandel buiten de vorengenoemde criteria is in de gebruiksregels uitgesloten.

4.2.4 Voorzieningen dienstverlening, ontspanning en sport

Vraag vanuit de markt

In de praktijk doen zich vragen voor inzake vestigingen van voorzieningen in de sfeer van specifieke vormen van dienstverlening, ontspanning en sport. Het gaat om bijvoorbeeld een autorijschool, fitnesscentrum, indoor kartcentrum, indoor speelhal of sportschool.

Dergelijke functies zouden op zich passen binnen een centrumgebied van de kern. Echter, de omvang en daarmee de ruimtelijke impact van die voorzieningen neemt toe. Hetzelfde geldt voor de parkeerdruk. In centrumgebieden zijn nauwelijks locaties (meer) beschikbaar waar dergelijke voorzieningen zich zonder problemen kunnen vestigen.

De genoemde functies voor specifieke vormen van dienstverlening, ontspanning en sport geven wel een belangrijke invulling aan de maatschappelijke behoefte. De vestiging van fitnesscentra en sportscholen op bedrijventerreinen kan stimulerend werken voor de gebruikers van een bedrijventerrein. Voorts wordt de monofunctionaliteit van een bedrijventerrein daarmee ook genuanceerd. De levendigheid neemt toe.

Gemeentelijke visie

Inzet is een goede kwaliteit en leefbaarheid van de gebouwde omgeving, ook van bedrijventerreinen. Hiermee wordt een duurzaam gebruik, ook in de toekomst, gewaarborgd. De mogelijkheid op een bedrijventerrein voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport na afweging mogelijk te maken, geeft een impuls aan de sociale veiligheid op bedrijventerreinen en doorbreekt de monofunctionaliteit. De gemeente verstaat onder voorzieningen voor dienstverlening ontspanning en sport het volgende.

een voorziening gericht op het publiek, al dan niet in combinatie met het ondergeschikt verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse en niet inbegrepen iedere vorm van verblijf en niet inbegrepen dienstverlening zoals kantoren. Hiertoe worden in ieder geval wel begrepen activiteiten in de vorm van ontspanning en sport, zoals:

  • autorijschool met buitenoefenruimte;
  • fitnesscentrum;
  • indoor kartcentrum;
  • indoor speelhal;

en daarmee naar aard en omvang en ruimtelijke effecten voor een dorpscentrum vergelijkbare voorzieningen (omvang, verkeersaantrekkende werking, parkeerdruk).

De gemeente erkent het primaire belang van bedrijventerreinen. Om deze reden worden de voorzieningen ook niet rechtstreeks mogelijk geacht, maar pas na zorgvuldige afweging via een wijzigingsbevoegdheid. In deze wijzigingsbevoegdheid worden onder andere de volgende voorwaarden benoemd.

  • De gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • De bevoegdheid wordt alleen toegepast wanneer blijkt dat:
    1. 1. geen geschikte locaties in de woonkernen beschikbaar is;
    2. 2. binding met Reimerswaal aanwezig is (klantenbestand / werknemers);
    3. 3. parkeren en afwikkeling van het verkeer niet worden aangetast;
    4. 4. externe veiligheid geen probleem is.

De toepasbaarheid is voorts limitatief. Gemeente stelt maximaal 2 voorzieningen voor op de terreinen Nishoek en Olzendepolder.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Ten aanzien van het bestemmingsplan wordt de gemeentelijke visie in de volgende uitgangspunten vertaald.

  • Autorijscholen, zonder buitenoefenterrein, zijn niet toegestaan. Indien het louter gaat om een autorijschool zonder oefenterrein is sprake van een kantoor/onderwijsfunctie. Een dergelijke voorziening is meer passend in de (centra van) kernen. In geval een buitenoefenterrein aanwezig is, is vestiging op een bedrijventerrein toelaatbaar. Een buitenoefenterrein laat zich vanwege omvang niet inpassen in de kernen.
  • Aangetoond wordt dat de nieuwvestiging van een voorziening voor ontspanning en sport een binding heeft met de gemeente Reimerswaal, zoals blijkt uit de herkomst van het bedrijf, medewerkers en klantenbestand. Dit zijn geen voorwaarden die in de bestemming tot uitdrukking komen, maar als criterium dienen voor toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Hiermee wordt voorkomen dat zich bijvoorbeeld op Nishoek een landelijke vestiging op een zeer prominente locatie situeert. Dat is uitdrukkelijk voorbehouden aan het Marconigebied in Goes.
  • Aangetoond moet worden dat geen geschikte vestigingslocaties in centrumgebieden van het stedelijk gebied beschikbaar zijn.
  • De vestiging van de voorziening voor ontspanning en sport heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • De voorgestelde wijzigingsbevoegdheid is limitatief. Zowel op Nishoek als de Olzendepolder zijn per bedrijventerrein zijn niet meer dan 2 vestigingen toelaatbaar geacht.

4.2.5 Bouwhoogte en bebouwingspercentage

Beleidskader

Ruimtegebruik

Op rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau wordt duurzaam en intensief ruimtegebruik gestimuleerd, onder andere door het toepassen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit betekent dat intensivering van het gebruik van de bestaande bedrijfspercelen wordt gestimuleerd (onder andere verbeterde ruimtelijke uitstraling, intensiever gebruik van de ruimte door hoger bebouwingspercentage, innovatieve parkeeroplossingen, functiemenging).

Conclusie

Het beleidskader stimuleert om de bebouwingshoogte op bedrijventerreinen te laten toenemen. Bedrijventerreinen worden aangemerkt als bebouwde gebieden. Een hoogte tot 14 meter behoort daarbij tot de mogelijkheden.

Een hogere bouwhoogte betekent ook meer mogelijkheden voor duurzaam ruimtegebruik van bedrijfspercelen: door stapeling kan efficiëntere opslag plaatsvinden en wordt minder

Vraag vanuit de markt

Vanuit het beleid wordt gevraagd efficiënt en duurzaam om te gaan met de ruimte. Vanuit de markt wordt ruimte gevraagd om bedrijven op huidige vestigingslocaties te laten doorgroeien. In veel gevallen is daarvoor extra bouwvolume nodig. Op bestaande bedrijventerreinen kan deze ruimte voor extra bouwvolume worden gecreëerd door vergroting van het maximale bebouwingspercentage en door verhoging van de maximale bouwhoogte. In de huidige situatie wordt met name de maximale bouwhoogte als knelpunt ervaren.

Gemeentelijke visie

Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de bestaande planologische ruimte voor bedrijven in het plangebied zo veel als mogelijk wordt gecontinueerd.

Door ervoor te zorgen dat bestaande en nieuwe bedrijven in het plangebied zoveel mogelijk planologische ruimte krijgen voor respectievelijk uitbreiding en nieuwvestiging wordt tegemoet gekomen aan de doelstelling van de SER-ladder (zie ook hoofdstuk 2), namelijk het zoveel mogelijk voorkomen van de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen.

De bestaande bebouwing in het plangebied heeft verschillende bouwhoogtes. Om de aanwezige ruimte goed te benutten wordt een verhoging van de bebouwing tot een bouwhoogte van 14 meter toelaatbaar geacht. Hierdoor wordt meer ruimte geboden voor een zorgvuldiger ruimtegebruik en een intensivering van bedrijfspercelen. In de praktijk blijkt hier behoefte aan te bestaan.

Korringaweg, De Poort, Nishoek en Olzendepolder

Deze terreinen vormen op zichzelf staande grootschalige bedrijvenconcentraties met een daarbij behorende maat en schaal van percelen en bebouwing. Ten behoeve van verdichting en intensiever gebruik van de ruimte acht gemeente het aanvaardbaar dat de bouwhoogte op deze bedrijventerreinen wordt verhoogd tot 14 meter. Daarbij wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de goot- en de bouwhoogte.

Verhoging van de bouwhoogte vindt niet plaats:

  • onder hoogspanningsleidingen, in verband met het waarborgen van het leiding belang;
  • in de randzone van bedrijventerrein Nishoek, vanwege een te groot contrast met hier aanwezige bedrijfswoningen.

Bebouwingspercentage

Om ervoor te zorgen dat de beschikbare vrije ruimte op het bedrijventerrein zo intensief mogelijk kan worden gebruikt, wordt in dit bestemmingsplan daarom een bebouwingspercentage van 85% voor alle bedrijfskavels opgenomen.

Parkeren

In de gemeentelijke bouwverordening is de parkeernorm vastgelegd. Bij de totstandkoming van de terreinen is rekening gehouden met deze parkeervraag. Het bebouwingspercentage neemt enigszins toe. Dit heeft een beperkte aanvullende parkeervraag tot gevolg. Uitgangspunt is en blijft dat bedrijven op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voorzien. Naar verwachting is op de terreinen daarvoor voldoende parkeerruimte beschikbaar. De gemeente kan met nadere eisen specifieke eisen stellen aan omvang en situering van parkeervoorzieningen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Toepassing gegeven aan de uitgangspunten beschikbaar bedrijventerrein areaal efficiënt en intensief te benutten door het (zoveel mogelijk) verhogen van:

  • de goot- en bouwhoogte naar 14 meter;
  • het bebouwingspercentage naar 85%.

In het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt nadere eisen te stellen aan de parkeernormen en locatie voor parkeervoorzieningen. Daarmee wordt een goede en veilige verkeersafwikkeling gewaarborgd.

4.2.6 Toelaatbaarheid reclame-uitingen

Geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig

Voor het aanbrengen van reclame-uitingen aan of op een onroerende zaak is geen omgevingsvergunning nodig indien de reclame-uiting:

  • op door de gemeente aangewezen plaatsen plaatsvindt;
  • kleiner is dan 0,50 bij 1 meter;
  • betrekking heeft op in uitvoering zijnde bouwwerken;
  • wordt aangebracht op/aan gebouwen voor openbaar vervoer;
  • een tijdelijke reclame betreft voor een tijdelijke activiteit die voor het aanbrengen van de reclame-uiting schriftelijk bij het college is gemeld.

Vergunningvrij, maar niet regelvrij

Voldoet het bouwplan aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, dan kan zonder omgevingsvergunning worden gebouwd. De planologische regels uit bijvoorbeeld het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand uit de gemeentelijke welstandsnota zijn in dat geval niet van toepassing. Het Bouwbesluit en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Aan deze regels moet worden voldaan.

Voorts geldt dat het niet is toegestaan met een reclame-uiting ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken of de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen.

Omgevingsvergunning

Reclame-uitingen

In de volgende gevallen is een omgevingsvergunning nodig voor het plaatsen van reclame-uitingen.

  • De reclame-uiting is groter dan een 0,5 m². Ook muren waarop reclame wordt aangebracht, vallen onder het begrip reclame-uiting. Eveneens zijn tekeningen en opschriften voor het aankondigen van onder andere politieke, culturele of sportactiviteiten aangemerkt als reclame-uitingen.
  • De reclame-uitingen zijn zichtbaar vanaf de openbare weg en zijn geplaatst langs de openbare weg of in de open lucht.
  • De reclame of aankondiging is tijdelijk. Tijdelijke reclame mag niet eerder dan 4 weken voor de te houden activiteit worden geplaatst en dient na afloop van het evenement zo spoedig mogelijk te worden verwijderd.
  • Reclame-uiting en/of lichtreclame heeft een permanent karakter.

Gemeentelijke visie

De reclame-uiting dient te voldoen aan de bouwregels van het bestemmingsplan. Hierin is opgenomen dat de bouwhoogte van reclame-uitingen op of aan luifels en hoofdgebouwen niet meer dan 2 m hoger dan de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag bedragen. Ook de realisering van een reclamezuil (tot 5 meter) wordt mogelijk geacht. Daarmee wordt geen ernstige hinder voor de omgeving verwacht en is de verkeersveiligheid niet in het geding.

De gemeente toetst de aanvraag voor een omgevingsvergunning voorts aan de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Dit betekent dat de reclame-uiting moet passen in de omgeving en bij het gebouw waar het geplaatst is. Ook mag reclame geen hinderlijke vormen aannemen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Plaatsing van reclame-uitingen is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt binnen de bestemming Bedrijf in de bouwregels. Hiermee wordt een direct bouwrecht geboden.

4.2.7 Duurzaamheid

Zonne-energie

Groene energie wordt steeds meer toegepast. Dit betekent dat gebruik wordt gemaakt van natuurlijke energie, via de zon of de wind. Deze groene energie wordt in veel gevallen door de energiemaatschappijen opgewekt en vervolgens geleverd. Steeds vaker wekken ook particulieren groene energie op met behulp van zonnecollectoren of zonnepanelen. Aangezien dit soort energieopwekkers van buitenaf zichtbaar is, gelden voor het aanbrengen ervan bepaalde regels. Als daaraan wordt voldaan mogen zonnecollectoren vergunningvrij worden aangebracht op een gebouw.

Geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig

Om een zonnecollector of zonnepaneel vergunningvrij te mogen plaatsen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden.

  • De zonnecollector of het zonnepaneel moet op een dak worden geplaatst.
  • De collector of het paneel moet een geheel vormen met de installatie voor het opslaan van het water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Als dat niet het geval is, dan moet die installatie binnen in het betreffende gebouw worden geplaatst
    1. 1. komt de zonnecollector of het zonnepaneel op een schuin dak, dan geldt dat de collector of het paneel niet mag uitsteken en dus aan alle kanten binnen het vlak van het dak moet blijven;
    2. 2. de collector of het paneel in of direct op het dakvlak moet worden geplaatst;
    3. 3. de hellingshoek van de collector of het paneel hetzelfde moet zijn als die van het dakvlak waarop het staat.
  • Komt de zonnecollector of het zonnepaneel op een plat dak, dan geldt dat de collector of het paneel ten minste net zo ver verwijderd moet blijven van de dakrand als de collector of het paneel hoog is. Is het hoogste punt van de collector bijvoorbeeld 50 cm, dan moet de afstand tot de dakrand(en) ook minimaal 50 cm zijn.
  • De collector of het paneel mag niet geplaatst worden op een monument of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht.

Alleen als voldaan wordt aan alle genoemde voorwaarden mag de zonnecollector of het zonnepaneel zonder vergunning worden geplaatst.

Vergunningvrij, maar niet regelvrij

Er kan zonder omgevingsvergunning worden gebouwd wanneer het bouwplan voldoet aan de relevante voorwaarden. Dan blijven de planologische regels uit bijvoorbeeld het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand uit de gemeentelijke welstandsnota, buiten toepassing. Desondanks gelden het Bouwbesluit en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek. Aan deze regels moet worden voldaan.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Voldoet een initiatief tot plaatsing van zonnecollectoren of panelen niet aan alle voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, dan gelden de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan en moet in principe een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

In het bestemmingsplan wordt plaatsing van zonnecollectoren op of aan hoofdgebouwen en luifels mogelijk geacht tot een hoogte van 2 meter boven dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

Kleine windturbines
Ontwikkeling windturbines

Op het terrein van windturbines doen zich uiteenlopende ontwikkelingen voor. Enerzijds worden de grote windturbines groter. Anderzijds komen steeds meer kleine windturbines (KWT's) op de markt. In Reimerswaal kunnen kleine windturbines worden toegestaan, na afwijking bij omgevingsvergunning. Daarvoor zijn wel enkele bepalingen relevant.

  • Vrijstaand of op gebouwen
    Er zijn twee KWT's te onderscheiden: met en zonder wieken. KWT's met wieken worden alleen vrijstaand toegestaan in verband met trilling en mogelijke ijsafzetting. Plaatsing op gebouwen is ongewenst. Andere KWT's zijn op platte daken van gebouwen of vrijstaand op een mast toegestaan.
  • Locaties
    KWT's zijn aanvaardbaar op een bedrijventerrein. Situering is niet op alle locaties wenselijk, daarom zijn specifieke locaties benoemd in de regels.
  • Hoogte
    de bouwhoogte van een KWT bedraagt niet meer dan 15 meter. Van een KWT met verticale as bedraagt de ashoogte van de rotor niet meer dan 5 meter. Van een niet-wiekturbine bedraagt de rotordiameter niet meer dan 2 meter. Hiermee is de omvang van een KWT voldoende begrensd.
    Om een goede verhouding tussen gebouw en KWT te waarborgen mag de bouwhoogte van een KWT op een gebouw lager dan 10 meter, niet meer dan de helft van de bouwhoogte van het gebouw bedragen. Bij hogere gebouwen bedraagt de bouwhoogte van een KWT niet meer dan een derde van de bouwhoogte van een gebouw.
  • Omgeving
    Afstemming is nodig met de omgeving. De afstand van een KWT tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 15 meter. Formaat, type en hoogte worden goed afgestemd op het voorkomen van mogelijke hinder voor de omgeving. Een KWT mag geen onevenredige hinder voor het woon en leefmilieu opleveren voor de omgeving.

Uitgangspunten

Plaatsing van kleine windturbines is niet rechtstreeks mogelijk, gezien de ruimtelijke effecten. Plaatsing van een KWT is in dit bestemmingsplan alleen mogelijk binnen de bestemming Bedrijf en alleen door middel van een afwijking bij omgevingsvergunning.

4.2.8 Arbeidsmigranten

Beleidsnotitie arbeidsmigranten

Binnen de gemeente worden steeds meer groepen arbeidsmigranten ondergebracht in bestaande panden. De omgeving is daar vaak niet op berekend en ingesteld, zeker als het om relatief grotere aantallen gaat. In beleid, notities van VROM en in jurisprudentie wordt hier op ingegaan. Deze huisvestingsvorm kan in de praktijk ook knelpunten tot gevolg hebben. Hiervoor is door de gemeente Reimerswaal afzonderlijk beleid vastgesteld. Op basis daarvan wordt het volgende overwogen en geregeld ten aanzien van Bedrijventerreinen.

Bedrijventerreinen

Bedrijventerreinen zijn wat de gebiedskenmerken betreft te onderscheiden van het “echte” buitengebied en de bebouwde kom. Bedrijventerreinen kennen een eigen dynamiek en verschijningsvorm.

Ook in Reimerswaal zijn situaties bekend zijn waarbij arbeidsmigranten zijn gehuisvest op bedrijventerreinen. Het is zaak om hiervoor beleid te formuleren.

Het is niet wenselijk dat er arbeidsmigranten op bedrijventerreinen worden gehuisvest, niet tijdelijk en niet permanent. Hoewel er op een bedrijventerrein niet snel sprake zal zijn van overlast naar andere omwonenden toe en er parkeerexcessen niet voor de hand liggen, moet dit uit oogpunt van woonomgeving toch worden afgewezen, om de volgende redenen.

  • Men is zo goed als geheel van een reguliere menselijke leefomgeving verstoken. Er is sprake van een te geïsoleerde ligging.
  • Bedrijventerreinen zijn veelal gesitueerd in de directe nabijheid van (snel)wegen. Dat is geen gunstige ligging ten opzichte van woonkernen, waardoor kansen op menselijk contact tot een minimum zijn beperkt.
  • Bedrijventerreinen liggen dikwijls in een geluidscontour van aanliggende (snel)wegen, spoorwegen, hoogspanningslijnen en op het terrein gevestigde bedrijven. Het is uit oogpunt van gezondheid (geluidbelasting, straling et cetera) niet gewenst om arbeidsmigranten hieraan bloot te stellen.
  • In tegenstelling tot huisvesting op een agrarisch bedrijf ten dienste waarvan de werkzaamheden worden verricht, is er bij huisvesting op een bedrijventerrein in geen enkel opzicht sprake van een relatie tussen arbeidsmigranten en de bewoner(s) van bedrijfswoningen. Ook dit heeft een geïsoleerde woonsituatie tot gevolg.
  • Bedrijfswoningen zijn zodanig geïsoleerd, dat inpandig wordt voldaan aan de uit oogpunt van gezondheid geldende geluidnormen. Het is niet de verwachting dat huisvesting van arbeidsmigranten aan deze normen voldoet.
  • In het huidige beleid worden ook bedrijfswoningen op bedrijventerreinen tegengegaan
  • Bewoning door arbeidsmigranten heeft consequenties voor de milieuruimte van (zwaardere) bedrijvigheid.
  • Het beschikbare areaal bedrijventerrein dient gereserveerd te blijven voor bedrijvigheid.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het Handboek Ruimtelijke Plannen voorziet in een standaard regeling om huisvesting van arbeidsmigranten door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Op basis van het vorenstaande onder "Bedrijventerreinen" blijkt dat huisvesting van arbeidsmigranten niet wenselijk is op bedrijventerreinen en daarmee binnen de bestemming Bedrijf. Daarom is er voor gekozen de wijzigingsbevoegdheid, waarmee locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten binnen bestemmingsplannen in de regel kunnen worden toegestaan, in dit geval niet op te nemen.

4.3 Wonen

Wonen op bedrijventerreinen levert conflicten op met de aanwezige bedrijfsactiviteiten. Wetgeving op gebied van milieu en beleid op gebied van ruimtelijke ordening is erop gericht een bepaalde afstand aan te houden tussen milieugevoelige functies en milieuhinder veroorzakende functies. Als uitgangspunt wordt gehanteerd geen nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen toe te staan (zie ook 4.2.1). Een uitzondering hierop vormt de strook bedrijfswoningen grenzend aan de plattelandsweg Olzendepolder. Voor een nadere motivering wordt verwezen naar paragraaf 5.2.1.

Reguliere nieuwe woonbestemmingen zijn niet voorzien in of in de directe nabijheid van de bedrijventerreinen.

4.4 Verkeer

Autoverkeer

De grootschalige en grote bedrijventerreinen en Korringaweg zijn direct aangesloten op het regionale wegennet, veelal ook nabij het landelijk wegennet (Nishoek, De Poort). Recent zijn aansluitingen ingrijpend aangepast en is de ontsluitingsstructuur gecompleteerd. Met name door rotondes en vergelijkbare voorzieningen, zijn de aansluitingen verkeersveilig geworden.

Ten aanzien van de Olzendepolder en Korringaweg (Yerseke) geldt het volgende. In het gemeentelijk beleid is onderkend dat het aanpassen van de aansluiting Molendijk / Molendijkseweg N673 op termijn nodig zal zijn. Het verbeteren van de verkeersontsluiting van Yerseke valt buiten de reikwijdte van deze actualisering. De noodzaak van een goede verkeersafwikkeling wordt overigens door de gemeente wel onderkend. De gemeente zal, naast het actualiseren van de geldende regeling voor de bedrijventerreinen, in samenwerking met de provincie (die verantwoordelijk wegbeheerder is van het weggedeelte N673) een oplossing onderzoeken voor het verbeteren van de verkeersafwikkeling van Yerseke. Deze oplossing zal in breder verband moeten worden bezien, in een integrale verkeersstructuurvisie . Afhankelijk van de uitkomst van deze verkeersstructuurvisie, zullen mogelijke alternatieven tegen elkaar moeten worden afgewogen en wordt bezien wat noodzakelijk en haalbaar is.

Binnen de planperiode zijn elders geen ingrijpende wijzigingen van de huidige verkeersstructuur beoogd of nodig.

Openbaar vervoer

Binnen de planperiode is geen aanpassing van het openbaar vervoersnetwerk voorzien.

4.5 Groen/natuur

Ten aanzien van de landschappelijke inpassing worden de volgende ontwikkelingen voorzien.

  • De recente toevoeging aan het bedrijventerreinen (De Poort) wordt ingeplant, waarmee wordt voldaan aan de benodigde landschappelijke inpassing.
  • De zuidrand van Olzendepolder krijgt op termijn ook een groene aankleding. Op korte termijn is dit niet mogelijk in verband met de huidige pilot voor aquacultuur die direct aansluitend aan het bedrijventerrein is gesitueerd. Overigens is deze landschappelijke inpassing gesitueerd buiten het voorliggende bestemmingsplan. Deze landschappelijke inpassing is wel gewaarborgd in het bestemmingsplan 'Buitengebied' dat recent is opgesteld.
  • De overige landschappelijke inpassingen worden binnen het reguliere groenonderhoud beheerd. Hiervoor zijn financiële middelen gereserveerd.
  • In het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen zijn de landschappelijke groenstroken van een toegesneden regeling voorzien.

4.6 Water

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe uitbreidingen. Wel biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid voor de bouw en uitbreiding van gebouwen en andere bouwwerken.

Overeenkomstig het beleid zoals opgenomen in het Rarro/Barro en de Verordening van de provincie Zeeland worden de primaire en secundaire waterkeringen beschermd. In het plan wordt ruimte aangeduid voor deze waterkeringen.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Andere Aspecten

5.1 Planmer-plicht En Aanpak Planmer

5.1.1 Inleiding en leeswijzer hoofdstuk 5

Voor bedrijventerreinen geldt dat de milieuaspecten in een bestemmingsplan een grote rol spelen. Dit heeft onder andere te maken met de noodzaak om afstand te houden tussen de bedrijven als milieubelastende bron en milieugevoelige functies in de omgeving (milieuzonering). Ook andere aspecten hebben invloed op de milieusituatie op en rond bedrijventerreinen.

Elk milieuaspect wordt in een separate paragraaf behandeld. Per milieuaspect wordt ingegaan op:

  • het toetsingskader: eerst wordt bekeken wat het toetsingskader is waaraan het betreffende milieuaspect moet worden getoetst;
  • het onderzoek: vervolgens is het onderzoek opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie (zie daarvoor ook hoofdstuk 3) en de milieueffecten van de plansituatie zoals in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt;
  • de conclusie: elke paragraaf sluit af met een conclusie over de gevolgen van het milieuaspect voor dit bestemmingsplan.

Het milieuhoofdstuk is op een dusdanige manier opgesteld dat het tevens dient als planMER. In de paragrafen 5.1.2 en 5.1.3 wordt ingegaan op de planmer-plicht en aanpak van het planMER.

5.1.2 Planmer-plicht

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in:

  • een mer-plicht voor plannen (planmer);
  • een mer-(beoordelings)plicht voor projecten (projectmer).

Met de afkorting MER wordt het milieueffectrapport bedoeld; mer is de afkorting van milieueffectrapportage (instrument en procedure).

Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of project. Daarom is:

  • de planmer gekoppeld aan de besluiten van de overheid die het kader scheppen voor een mer-(beoordelings)plichtige activiteit. Een planMER is tevens aan de orde indien voor een project een zogenaamde passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist is;
  • de projectmer gekoppeld aan de besluiten (plannen of vergunningen) van de overheid die de realisatie van een mer-(beoordelings)plichtige activiteit direct mogelijk maken.

Het plangebied voor voorliggend bestemmingsplan biedt plaats aan relatief zware bedrijvigheid. Een deel van de bedrijven die de gemeente toelaat in dit bestemmingsplan kan mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn in het kader van het milieuspoor (omgevingsvergunningenprocedure voor milieu). Dit bestemmingsplan vormt daarmee het kader voor deze mogelijk mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Dit betekent dat voor het bestemmingsplan een planMER moet worden opgesteld.

De verplichting om voor dit bestemmingsplan een planMER op te stellen betekent het volgende:

  • in het kader van de milieuvergunning is een mer-beoordeling of projectmerprocedure voor dergelijke activiteiten nog steeds noodzakelijk: de opgestelde planMER verandert daar niets aan. De systematiek van het Besluit mer is dusdanig dat elk plan dat het kader biedt planmer-plichtig is, maar dat voor het uiteindelijk besluit dat de activiteit mogelijk maakt (in dit geval de milieuvergunning) een projectmer of mer-beoordeling noodzakelijk is.
  • Wel is de vestiging van deze activiteit rechtstreeks toegestaan in het bestemmingsplan: er hoeft te zijner tijd geen herziening van het bestemmingsplan met bijbehorende planMER meer plaats te vinden.

5.1.3 Reikwijdte en detailniveau

PlanMER geïntegreerd in het milieuhoofdstuk

De vorm van een planMER is vrij en niet aan regels gebonden. In een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein (in dit geval meerdere bedrijventerreinen) wordt altijd al veel aandacht besteed aan verschillende milieuaspecten. Dezelfde milieuaspecten dienen tevens te worden behandeld in het planMER. Om deze reden is ervoor gekozen om het milieuhoofdstuk in dit bestemmingsplan op een dusdanige manier vorm te geven dat het tevens als planMER fungeert. Hiermee wordt ook bereikt dat de milieu-informatie op één plek in het bestemmingsplan aanwezig is, in plaats van in verschillende hoofdstukken.

In dit milieuhoofdstuk zijn de resultaten van het milieuonderzoek systematisch beschreven (passend bij de mer-methodiek). Derhalve is in de sectorale milieuparagrafen zoveel mogelijk (met uitzondering van enkele paragrafen) bij het onderzoek onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de milieueffecten van de plansituatie. De paragrafen worden afgesloten met een conclusie.

Referentiesituatie

De milieueffecten van de beoogde ontwikkelingen zullen worden vergeleken met de referentiesituatie. De referentiesituatie betreft de huidige situatie plus de autonome ontwikkelingen.

Autonome ontwikkelingen

Dit betreft toekomstige zekere ontwikkelingen binnen en buiten het plangebied. Hieronder valt ook de reeds bestemde (en met een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor bouwen bevestigde) ruimte die met grote zekerheid op korte termijn ingevuld wordt. Activiteiten waarover nog geen (ontwerp)besluit is genomen horen in principe niet tot de autonome ontwikkeling. Uitzondering hierop kunnen activiteiten zijn in het studiegebied, waarvan de kans groot is dat deze in de nabije toekomst gerealiseerd worden.

  • Binnen het plangebied wordt de huidige situatie beschouwd als de referentiesituatie. Er worden buiten de beoogde ontwikkeling namelijk geen andere realistische ontwikkelingen verwacht (er is dus geen reële autonome ontwikkeling in het gebied).
  • Buiten het plangebied vinden geen autonome ontwikkelingen plaats (zekere ontwikkelingen die met een omgevingsvergunning voor bouwen zijn bevestigd) die leiden tot een relevante andere milieusituatie in het plangebied.

Plansituatie

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat het een bestemmingsplan betreft voor verschillende bestaande bedrijventerreinen die grotendeels zijn uitontwikkeld. In de vigerende bestemmingsplannen hebben de bedrijventerreinen ook grotendeels reeds een bedrijfsbestemming. Op ruimtelijk vlak wordt dan ook gesproken over een consoliderend bestemmingsplan.

Dat wil echter niet zeggen dat er vanuit de mer-optiek geen ontwikkelingen mogelijk zijn ten opzichte van de referentiesituatie.

  • De op dit moment nog aanwezige lege bedrijfskavels kunnen in de toekomst gebruikt worden voor bedrijvigheid. Op bedrijventerrein Korringaweg is fysiek geen uitbreidingsruimte meer aanwezig. Voor de terreinen Nishoek en De Poort is nog wel sprake van uitbreiding die als onderdeel van de plansituatie in de onderzoeken mee wordt genomen (deze ontwikkelingen zijn overigens al juridisch planologisch vastgelegd in de bestemmingsplannen Nishoek 2H en De Poort 4H).
  • Er zijn, op basis van de opgenomen milieuzonering, bedrijfswisselingen mogelijk;
  • planmer-plichtige bedrijven (bedrijven die in het milieuspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn) kunnen zich in het plangebied vestigen of uitbreiden.

De milieuonderzoeken in het planMER richten zich op het beoordelen van de ontwikkelingen die voor de vier bedrijventerreinen worden beoogd. Hiertoe behoren ook het veranderen/vervangen van bestaande bedrijven en bedrijfsactiviteiten. De milieueffecten van het bestemmingsplan zijn beschreven voor zover dat in dit stadium op bestemmingsplanniveau mogelijk is.

Met de genoemde ontwikkelingen wordt in het planMER op de volgende wijze omgegaan.

Opvullen lege kavels/uitbreiding bedrijventerreinen

In dit planMER is voor de verkeersgeneratie van de beoogde planontwikkelingen ervan uitgegaan dat de bestaande bebouwing in het gehele plangebied wordt gehandhaafd en dat nieuwbouw gerealiseerd zal worden op de onbebouwde percelen. Verwezen wordt naar de paragraaf verkeer.

Bedrijfswisselingen en milieuzonering

Voor de bedrijventerreinen Nishoek, De Poort en Olzendepolder geldt dat in het bestemmingsplan is gewerkt met een milieuzonering met daaraan gekoppeld een algemene toelaatbaarheid voor bepaalde categorieën bedrijven. De aanwezige bedrijven passen binnen de aangegeven milieuzonering. Binnen de toegestane milieuzonering kunnen zich bedrijfswisselingen voordoen. Voor bedrijventerrein Korringaweg is geen milieuzonering opgenomen, vanwege de specifieke signatuur van de schaal- en schelpdierverwerkende industrie (zie ook paragraaf 5.2.1). De milieueffecten van de bedrijfwisselingen worden in het planMER op basis van de milieuzonering beschreven.

Mogelijke vestiging/wijziging/uitbreiding van de planmer-plichtige bedrijven

De milieueffecten van de mogelijke vestiging danwel wijziging of uitbreiding van planmer-plichtige bedrijven (bedrijven die in het milieuspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn) worden op hoofdlijnen op bestemmingsplanniveau in beeld gebracht, voor zover dat in dit stadium van de planvorming mogelijk is. Het is niet bekend of dergelijke bedrijven zich gaan vestigen, hoeveel bedrijven dit betreffen en wat de aard van de bedrijvigheid is. Tevens is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van de activiteit zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting op de omgeving zo veel mogelijk tegen te gaan door bijvoorbeeld filters, geluidsisolatie, locatie vervoersbewegingen et cetera). Tevens worden, indien relevant, mogelijke maatregelen op hoofdlijnen aangestipt.

In de huidige situatie is slechts een gering aantal planmer-plichtige bedrijven aanwezig. Dit betreft enkele scheepsbouwbedrijven, een metaalhandel, verschillende bedrijven gericht op vervaardiging/reparatie van machines indien hierbij sprake is van het proefdraaien van motoren en een bedrijf gericht op het vervaardigen van rubberproducten.

Voor de toekomst wordt hierin geen structureel andere situatie verwacht.

Globale beschrijving milieueffecten
Het is niet bekend of planmer-plichtige bedrijven zich gaan vestigen of uitbreiden. Tevens is niet bekend hoeveel bedrijven dit betreft, wat de aard van de bedrijvigheid is en op welke locatie dit gebeurt. Tevens is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing en bedrijfsactiviteiten). Dit betekent dat milieueffecten van individuele (mogelijk planmer-plichtige) bedrijven slechts zeer globaal beschreven kunnen worden.

5.2 Milieuhinder

5.2.1 Milieuzonering en bedrijvigheid

Toetsingskader

Ter beperking van milieuhinder voor de omgeving worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Dit gebeurt aan de hand van een milieuzonering. Deze milieuzonering geeft aan welke activiteiten voor de huidige en toekomstige bedrijven mogelijk zijn. Ook geeft het aan welke bedrijven in de toekomst binnen het plangebied uit milieuoogpunt toelaatbaar zijn, indien bestaande bedrijvigheid verdwijnt.

Binnen de randvoorwaarde dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum moet worden beperkt, geldt als uitgangspunt voor de milieuzonering dat bestaande en nieuw te vestigen bedrijven maximale ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden.

Het is algemeen gebruik om te zoneren op basis van richtafstanden voor de verschillende milieuaspecten (geluid, geur, stof, risico). Deze richtafstanden kunnen worden ontleend aan de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 2009.

Richtafstanden

Voor de zonering op basis van richtafstanden wordt in voorliggend bestemmingsplan gebruikgemaakt van de zogenaamde "Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein (zie ook 4). Met behulp van deze staat wordt ook de mate van milieubelasting van de reeds op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal beoordeeld op basis van richtafstanden. Dit heeft geresulteerd in een inschaling van de verschillende bedrijven (zie bijlage 5).

Omgevingstype

Het tweede uitgangspunt bij de VNG systematiek is dat het gaat om woningen gelegen in het omgevingstype 'rustige woonwijk' (zogeheten basisreferentietype) met weinig verkeer bij de bepalingen van de afstanden. Maar niet elke omgeving is te typeren als rustige woonwijk. Dit maakt dat een nader onderzoek naar de feitelijke omgeving (plangebied en omgeving) met zich mee kan brengen dat sprake is van een andere type omgeving dan het basisreferentietype van de VNG.

Het onderscheid in omgevingstypen biedt de mogelijkheid om rekening te houden met de specifieke milieugevoelige kwaliteiten van die specifieke omgeving bij het toepassen van de Lijst van bedrijven. De VNG onderscheidt zelf ook een aantal omgevingstypen, te weten:

  • rustige woonwijk: een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor;
  • rustig buitengebied: vergelijkbaar omgevingstype als rustige woonwijk, (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Er zijn geen belemmeringen door hoofdinfrastructuur;
  • gemengd gebied: een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijvigheid. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.

Indien de omgeving in de specifieke situatie dit rechtvaardigt kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. In het bestemmingsplan wordt dit onderbouwd. Beoordeeld wordt van welke omgeving sprake is en voor welke milieuaspecten die correctie aanvaardbaar wordt geacht.

Omgevingstype grote en grootschalige bedrijventerreinen en Korringaweg

Het omgevingstype 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' is met betrekking tot dit bestemmingsplan niet aan de orde.

  • De bedrijventerreinen zijn gescheiden van de woonomgeving aangelegd en primair beoogd voor bedrijvigheid.
  • De bedrijventerreinen bevinden zich in de (directe) nabijheid van hoofdtransportroutes en gebiedsontsluitingswegen (A58, spoorlijn, gemeentelijk en provinciaal hoofdwegennet).
  • Op de bedrijventerreinen is slechts beperkt bedrijfswoningen aanwezig. Voorzover aanwezig betreft het solitaire bedrijfswoningen of woningen bij agrarische bedrijven buiten het plangebied. Op bedrijventerrein Olzendepolder zijn de bedrijfswoningen gesitueerd in een lint aan de plattelandsweg Olzendepolder.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

Belangrijk onderdeel van de VNG publicatie is een standaard bedrijvenlijst die moet worden bewerkt tot een voor het plangebied bruikbare bedrijvenlijst.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de milieucategorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie wordt vertaald naar een minimaal aan te houden afstand ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor andere omgevingstypen en voor incidentele woonbebouwing (waaronder bedrijfswoningen) kunnen volgens de toelichting van de Staat van Bedrijfsactiviteiten de te hanteren richtafstanden met ten minste één afstandsstap naar beneden toe worden gecorrigeerd. Het gaat hierbij om indicatieve afstanden, in een concrete situatie wordt de werkelijk aan te houden afstand nader bepaald. De volgende milieucategorieën zijn in de staat onderscheiden.

  • Categorie 2-bedrijven zijn bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. Als richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk wordt 30 meter aangehouden.
  • Categorie 3.1-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn aan de rand van woonwijken, echter in het algemeen gescheiden door een weg of groenstrook. Als richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk wordt 50 meter aangehouden.
  • Categorie 3.2-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden zijn van woonwijken, zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en / of verzamelwegen. Als richtafstand geldt 100 meter.
  • Categorie 4.1- en 4.2-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd moeten te zijn. Als richtafstand wordt voor categorie 4.1-bedrijven 200 meter aangehouden. Voor categorie 4.2.-bedrijven geldt een richtafstand van 300 meter.

Onderzoek referentiesituatie

Milieuzonering

Algemene zonering

Gelet op de bedrijfsprofielen voor de grote en grootschalige bedrijventerreinen en Korringaweg zijn in het algemeen bedrijven toegestaan tot maximaal milieucategorie 4.2: bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn uitgesloten. Vanwege de aanwezige bedrijfswoningen en/of aangrenzende (agrarische) (bedrijfs)woningen is ervoor gekozen om bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.2 toe te staan, oplopend tot milieucategorie 4.1 op een afstand van 100 tot 200 meter vanaf de (bedrijfs)woning(en).

De Poort

Het terrein is van west naar oost oplopend gezoneerd.

  • Aan de westzijde zijn bedrijven uit milieucategorie 3.2 toegestaan. Deze milieuzonering is gebaseerd op de bedrijfswoning op perceel Valckenisseweg 1a. Dit is overeenkomstig de huidige juridische planologische regeling.
  • Aan de oostzijde (inclusief de uitbreiding) zijn bedrijven uit milieucategorie 4.2 toelaatbaar. Deze maximale milieucategorie komt voort uit gemeentelijk beleid.
  • Tussen de milieucategorie 3.2 en 4.2 zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 4.1 toelaatbaar geacht. Dit is eveneens overeenkomstig het huidig juridisch-planologisch regime.

Nishoek

Het terrein is van oost naar west oplopend gezoneerd.

  • Overeenkomstig het gemeentelijk beleid en de voorgaande juridisch-planologische regeling zijn bedrijven tot ten hoogste milieucategorie 4.2 toegestaan.
  • Aan de oostzijde (Stationsweg) bevinden zich enkele bedrijfswoningen op het bedrijventerrein. Ook zijn buiten het plangebied enkele agrarische bedrijfswoningen aanwezig. Vanwege deze bedrijfswoningen en overeenkomstig de huidige regeling is de toelaatbaarheid van bedrijven hier teruggebracht tot ten hoogste milieucategorie 3.2.
  • Aan de westzijde (inclusief de uitbreiding Weihoek) zijn bedrijven toegestaan die zijn opgenomen in milieucategorie 4.2.
  • In de zuidoosthoek zijn drie bedrijfswoningen gebouwd, die behoren tot de daar gevestigde bedrijven. Het gaat hier om een relatief zware categorie (4.2) wat betreft de toelaatbaarheid van bedrijven. Destijds is de mogelijkheid van een bedrijfswoning een aspect geweest bij de vestiging van deze bedrijvigheid. Gelet op de historie en het gegeven dat er geen knelpunten bekend zijn, wordt de vigerende bestemmingsregeling hier overgenomen. Andere opties zouden een ongewenste beperking van de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfspercelen betekenen.

Olzendepolder

De milieuzonering is als volgt.

  • Tussen de plattelandsweg Olzendepolder en Kreeft zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.2 toelaatbaar. Dit is overeenkomstig de huidige regeling en is mede gebaseerd op de strook met bedrijfswoningen, alsmede de incidentele woonbebouwing buiten het plangebied. De strook naast de plattelandsweg Olzendepolder is nog niet volledig benut door bedrijfswoningen. Verdere invulling met bedrijfswoningen wordt mogelijk geacht, omdat hiervan geen milieubeperkingen voor bedrijven uitgaan. De toelaatbaarheid van nieuwe bedrijven is reeds teruggebracht tot milieucategorie 3.2 als gevolg van reeds gerealiseerde bedrijfswoningen.
  • Op de overige gronden is bedrijvigheid tot slechts milieucategorie 4.1 toelaatbaar. Vanwege de omvang van het bedrijventerrein in relatie tot de strook met bedrijfswoningen, is geen ruimte aanwezig voor de vestiging van bedrijven behorende tot milieucategorie 4.2. Dit is ook overeenkomstig de huidige juridisch-planologische regeling.

Korringaweg

Korringaweg heeft een specifieke signatuur als gevolg van de schaal- en schelpdierverwerkende industrie in Yerseke. Om deze reden zijn de bedrijfspercelen voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schaal- en schelpdierverwerkende industrie'. Hier zijn uitsluitend bedrijven toelaatbaar met bedrijfsactiviteiten die uitsluitend of in hoofdzaak binnen deze branche vallen. Ter plaatse gaat het met name om activiteiten die horen bij het verzendklaar maken van schaal- en schelpdieren (aan- en afvoer, reinigen, verwateren in waterbassins, bewaren in koelcellen en transporteren van het product).

Een verdere zonering in milieucategorieën zoals op de andere bedrijventerreinen is toegepast, is om deze reden achterwege gebleven.

Inschaling

De gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en voorzien van de bijbehorende milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 5). Ten aanzien van deze inschaling kan het volgende worden geconstateerd.

  • Alle bestaande bedrijven zijn in overeenstemming met het geformuleerde toelatingsbeleid op grond van de richtafstanden. Een nadere op de situatie afgestemde juridisch-planologische regeling is derhalve niet nodig.
  • De bedrijven op de Korringaweg zijn vanwege hun specifieke signatuur voorzien van een specifieke vorm van bedrijf. Deze zijn ook niet ingeschaald.
  • Vanwege enkele specifieke aspecten (verkoop van LPG, detailhandel in volumineuze goederen en dergelijke) zijn enkele bedrijven wel voorzien van aanduidingen waarmee het toegelaten gebruik van de gronden nader is gespecificeerd.

Onderzoek milieueffecten plansituatie

De milieueffecten van de vestiging van nieuwe bedrijven of uitbreiding van bestaande bedrijven worden voor de aspecten geluid, gevaar, stof en geur reeds gereguleerd door de opgenomen milieuzonering in dit bestemmingsplan. De betreffende milieuzonering geeft grofweg een indicatie van de maximale milieubelasting van de bedrijventerreinen op de omgeving weer voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar.

  • Voor de Poort zijn, afhankelijk van de locatie, bedrijfsactiviteiten toegestaan uit maximaal categorie 3.2 tot en met 4.2. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 100 tot 300 m ten opzichte van een rustige woonwijk/rustig buitengebied.
  • Voor de Nishoek is, afhankelijk van de locatie, ook bedrijfsactiviteiten uit maximaal categorie 4.2 toegestaan. Ook hiervoor geldt een richtafstand van 300 m ten opzichte van een rustige woonwijk/rustig buitengebied.
  • Voor Olzendepolder zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.2 tot en met 4.1 toegestaan. Hiervoor geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 100 tot 200 m ten opzichte van een rustige woonwijk/rustig buitengebied.
  • Korringaweg heeft een specifieke signatuur als gevolg van de schaal- en schelpdierverwerkende industrie in Yerseke. Hier zijn uitsluitend bedrijven toelaatbaar met bedrijfsactiviteiten die uitsluitend of in hoofdzaak binnen deze branche vallen. Een verdere zonering in milieucategorieën zoals op de andere bedrijventerreinen is toegepast, is om deze reden achterwege gebleven.

Tevens gelden op basis van het bestemmingsplan beperkingen op het gebied van externe veiligheid: de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen is niet zonder meer toegestaan op dit bedrijventerrein. Hiermee wordt gewaarborgd dat voldaan wordt aan het Bevi en dat er een aanvaardbare situatie op het gebied van externe veiligheid blijft bestaan.

De opgestelde planMER vervangt niet de projectMER of mer-beoordeling die voor sommige bedrijfsactiviteiten moet worden opgesteld in het kader van het milieuspoor. Indien er activiteiten worden ontplooid die in het kader van het milieuspoor mer-(beoordelings)plichtig zijn, zal in die mer-(beoordeling) tevens aandacht aan relevante milieuaspecten worden besteed. In het milieuspoor zal per ontwikkeling (nieuw/uit te breiden/te wijzigen bedrijfsactiviteit) de uiteindelijke milieusituatie beoordeeld worden. Op dat moment zal ook meer concreet naar mogelijke milieumaatregelen gekeken worden. Hierbij valt te denken aan:

  • bewuste locatie bebouwing, route vrachtverkeer op bedrijfsperceel, plaatsen schermen, locatie opslag zand/grind (vanwege geluid), afdekken zand- en grindopslag (vanwege geluid en stof);
  • bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk inpandig (vanwege geluid, geur, stof);
  • plaatsen filters en locatie ventilatiepunten bebouwing (vanwege geluid en geur);
  • locatie en hoeveelheid opslag gevaarlijke stoffen, uitvoering leidingen, soort brandbestrijdingssysteem en bijbehorend beschermingsniveau, soort installaties (vanwege gevaar).

Conclusie

In het bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Hierdoor staat het aspect milieuzonering de uitvoering van ontwikkelingen niet in de weg.

5.2.2 Geurhinder

Toetsingskader

Nederlandse emissie Richtlijn (NeR)

Het algemeen uitgangspunt van het landelijk geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van Beste Beschikbare Technieken (BBT) de kern van het geurbeleid. Onderdeel van het geurbeleid is dat de lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging moeten maken zodat zij rekening kunnen houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.

Het geurbeleid bestaat uit de volgende beleidslijnen:

  • als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig;
  • als er wel hinder is, worden maatregelen op basis van BBT afgeleid;
  • voor bepaalde branches is het hinderniveau bepaald en in een bijzondere regeling vastgelegd;
  • de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.

Het landelijk geurbeleid is opgenomen in de NeR (Nederlandse emissie Richtlijn). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. De NeR is een richtlijn waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken, in voorkomende gevallen kan een strengere of minder strenge norm worden gehanteerd.

Activiteitenbesluit

Bij een aantal activiteiten komt geurhinder zo vaak voor dat structurele aandacht voor geur nodig is. Voor die activiteiten zijn in de ministeriële regeling (Activiteitenregeling) bij het Activiteitenbesluit voorschriften gesteld met als doel geurhinder te beperken tot een acceptabel niveau. Indien geen voorschriften zijn vastgesteld - en er toch sprake is van onacceptabele geurhinder - kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld.

De provincie Zeeland heeft daarnaast een eigen beleidskader vastgesteld (Alle neuzen dezelfde kant op, 2007), waar de gemeente Reimerswaal bij aansluit. Het Zeeuws beleidskader sluit aan op – en is een praktische invulling van – het voornoemde huidige rijksbeleid.

Bij de beoordeling van geurhinder kan tevens de in paragraaf 5.2.1 genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten worden gebruikt, in deze staat zijn indicatieve afstanden (voor onder andere geurhinder) tussen woningen en diverse bedrijfsactiviteiten gegeven.

Onderzoek referentiesituatie

In de huidige situatie is bekend dat met name op de bedrijventerreinen Nishoek en Korringaweg bedrijven aanwezig zijn die geurhinder (kunnen) veroorzaken. Lamb Weston (gevestigd op Nishoek) is een geurhinderlijk bedrijf, vanwege de vervaardiging van aardappelproducten. Het aspect geur wordt gereguleerd in de milieuvergunning.

Op bedrijventerrein Korringaweg zijn diverse schaal- en schelpdierverwerkende bedrijven aanwezig. Het betreft hier een locatie- c.q. streekgebonden bedrijvigheid, die hoofdzakelijk bestaat uit het verwateren/inpakken van de schaal- en schelpdieren (koken of anderszins bewerken vindt hier niet plaats).

Op beide terreinen voldoen de bedrijven aan de milieuvergunningen. In de volgende tabel zijn ter indicatie de richtafstanden van de huidige geurrelevante bedrijven op de twee bedrijventerreinen in beeld gebracht op het gebied van geur (richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk/rustig buitengebied).

Tabel 5.1 Indicatie geurbelasting huidige geurrelevante bedrijven Nishoek en Korringaweg

Bedrijvigheid SBI-code Richtafstand voor geur (in m t.o.v. rustige woonwijk)
Nishoek
gemeentewerf/afvaldepot 9002.1 30
vuiloverslagstations 9002.1 200
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 5121 30
aardappelproductenfabriek 1531 300
composteerinrichting 9002.2 300
Groenten- en fruitconservenfabriek 1532 50-100
Korringaweg
Schaal- en schelpdierverwerkende industrie 0502 100

Onderzoek milieueffecten plansituatie

Op de terreinen wordt de huidige situatie gecontinueerd, het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk, met uitzondering van enkele bedrijfswoningen op Olzendepolder.

Bij toekomstige bedrijven streeft de gemeente ernaar te voorkomen dat een hindersituatie wordt gecreëerd. Dit kan op basis van het Activiteitenbesluit of te verlenen omgevingsvergunningen.

Voor het vaststellen van het benodigde beschermingsniveau zijn de volgende criteria van belang:

  • verblijfsduur. Bij bedrijfswoningen is geen sprake van 24 uurs verblijf;
  • omvang van de groep. Deze is beperkt. er is slechts een gering aantal bedrijfswoningen aanwezig of nog beoogd;
  • functie van de omgeving. Er is sprake van grote en grootschalige bedrijventerreinen (inclusief Korringaweg) waar primair onder andere geur veroorzakende bedrijven gevestigd kunnen worden;
  • aanwezigheid van gevoelige groepen. Gevoelige groepen zijn niet voorzien of aanwezig;
  • bijzondere bestemmingen.

Bedrijfswoningen zijn minder geurgevoelig dan reguliere woningen. In de NeR zijn bedrijfswoningen benoemd als objecten waaraan een lager beschermingsniveau toekomt dan aan reguliere geurgevoelige objecten, zoals een ziekenhuis. Er zijn in het plangebied slechts weinig bedrijfswoningen aanwezig of beoogd. Derhalve wordt geconcludeerd dat geurhinder geen belemmering vormt.

In het bestemmingsplan wordt de geurbelasting van toekomstige bedrijven reeds aan banden gelegd door de opgenomen milieuzonering. De richtafstanden van de huidige geurrelevante bedrijvigheid op Nishoek en Korringaweg zijn reeds eerder aangegeven. Naar verwachting zullen nieuwe bedrijfsactiviteiten qua geurbelasting vergelijkbaar zijn met de aanwezige geurrelevante bedrijvigheid.

Conclusie

Geurhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.3 Externe Veiligheid

5.3.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed:

  • bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

Wettelijk kader, normstelling en beleid

Een volledige beschrijving van het wettelijk kader, normstelling en het beleid is in verband met het consoliderende karakter van het voorliggende bestemmingsplan achterwege gelaten. Volstaan is met de opsomming in tabel 5.2 met de relevante wetgeving en beleidsdocumenten.

Tabel 5.2. Wettelijk kader en beleidsdocumenten

aard van de risicobron relevante wetgeving en/of beleidskader
risicovolle bedrijven Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
Beleidsvisie EV Provincie Zeeland 2012 - 2018
transport gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS)

Basisnet Weg

Basisnet Water
transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)1)
Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb)
Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS)

1) Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Voor het transport van andere gevaarlijke stoffen dient vooruitlopend op de aanvulling van het Bevb te worden aangesloten bij de risicobenadering uit de CRVGS. .

Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen:

  • het plaatsgebonden risico (PR);
  • het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering).

Groepsrisico (GR)

Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 of 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden, zie ook figuur 5.1. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fN-curve (figuur 5.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01_0006.png"

Figuur 5.1. Oriënterende waarde van het GR (fN-curve).

Op grond van het wettelijk kader dient het groepsrisico in het invloedsgebied van een risicobron te worden verantwoord.

5.3.2 Onderzoek

Het plangebied bestaat uit de volgende bedrijventerreinen.

  • De Poort, kleinschalig gemengd bedrijventerrein, gesitueerd aan de entree van Zeeland.
  • Nishoek, grootschalig gemengd bedrijventerrein, gelegen langs de A58 bij Kruiningen.
  • Olzendepolder, grootschalig gemengd bedrijventerrein gelegen aan de zuidzijde van Yerseke.
  • Korringaweg, gemengd (regulier) bedrijventerrein, ten noorden van de Olzendepolder.

Voor dit bestemmingsplan is een onderzoek verricht naar externe veiligheid. De resultaten van dit onderzoek zijn verwoord in een zelfstandige rapportage, zie bijlage 1 en 2. In de volgende paragrafen zijn de uitkomsten van het onderzoek - per afzonderlijk bedrijventerrein - verwoord.

5.3.3 Onderzoek referentiesituatie

Bedrijventerrein De Poort

Risicovolle bedrijven

In de huidige situatie zijn er geen knelpunten met betrekking tot het LPG-tankstation Afslag Rilland B.V. voor wat betreft het plaatsgebonden risico of het groepsrisico.

Transport gevaarlijke stoffen

Transport over de rijksweg A58

Uit het onderzoek blijkt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58 in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein De Poort vormt. Aan de normstelling uit de CRVGS wordt voldaan.

Transport over het Schelde-Rijnkanaal en de Westerschelde

Het transport van gevaarlijke stoffen over het Schelde-Rijnkanaal en de Westerschelde vormt in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein De Poort.

Transport over het spoor

Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein de Poort. Het inzichtelijk maken van het GR is op basis van de CRVGS niet noodzakelijk.

Transport door buisleidingen

Het groepsrisico neemt, zo blijkt uit de rapportage toe. Gezien de hoogte van de groepsrisico's van de leidingen vormen de externe veiligheidsaspecten als gevolg van de hogedruk aardgastransportleidingen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Voor de buisleiding voor het transport van propyleen (in beheer van Dow) is op dit moment nog geen formeel vastgestelde rekenmethodiek beschikbaar om de risico's te berekenen. De PR 10-6 contour bedraagt 80 m (QRA Propyleen pijpleiding, deel I Zeeland, Det Norske Veritas).

Binnen deze afstand zijn in het plangebied geen kwetsbare objecten aanwezig. Ook voor het groepsrisico langs de leiding geldt dat geen sprake is van een vastgestelde rekenmethodiek. Gezien de beperkte personendichtheden in de zone langs de leidingen mag echter worden aangenomen dat het GR ruimschoots onder de oriëntatiewaarde zal zijn gelegen.

Bedrijventerrein Nishoek

Risicovolle bedrijven

Ten aanzien van de risicovolle bedrijven op het bedrijventerrein (Lamb-Weston/Meijer V.O.F., Wärtsilä, Koel- en Vrieshuis Reimerswaal B.V. en Rieber & Son Holland B.V. (thans Scelta) zijn wat betreft het aspect externe veiligheid geen knelpunten aanwezig in de huidige situatie.

Transport gevaarlijke stoffen

Transport over de rijksweg A58

Het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58 vormt in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein Nishoek. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.

Transport over het Kanaal door Zuid-Beveland en de Westerschelde

Het transport van gevaarlijke stoffen over de het Schelde-Rijnkanaal en de Westerschelde vormt in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein Nishoek.

Transport over het spoor

Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt in de huidige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein Nishoek. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.

Transport door buisleidingen

Voor het aspect externe veiligheid wordt voldaan aan de normstelling uit het Bevb.

Olzendepolder

Risicovolle bedrijven

In de huidige situatie bestaan geen knelpunten met betrekking tot het bestaande LPG-tankstation Steketee voor wat betreft het aspect externe veiligheid.

Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Uit het onderzoek (Save, Oranjewoud 19 oktober 2012) blijkt dat, de 10-6 PR-contour 29 meter bedraagt. De effectafstand (plasbrand) ligt naar verwachting op 10 tot 15 meter van de 10-6 PR. In dat geval bedraagt het invloedsgebied 40 meter en reikt niet tot het plangebied. Er is geen sprake van een knelpunt.

Ook de aardgasleidingen in beheer bij Zebra hebben in de huidige situatie geen knelpunt ten aanzien van het aspect externe veiligheid.

Korringaweg

De uitkomsten van het onderzoek voor het bedrijventerrein Korringaweg in Yerseke laten zien dat dit bedrijventerrein zich niet in een invloedsgebied bevindt van een risicobron.

5.3.4 Onderzoek milieueffecten plansituatie

Bedrijventerrein De Poort

Risicovolle bedrijven

In de nieuwe situatie worden knelpunten voorkomen door een adequate regeling op te nemen in het bestemmingsplan. Dit gebeurt in de vorm van een wijzigingsregel voor het beoogde restaurant nabij LPG-tankstation Afslag Rilland B.V. waarin wordt voorgeschreven dat bij planwijziging aandacht wordt besteed aan het GR en dat voldaan wordt aan de normstelling voor het PR uit het Bevi.

Voorts zal een algemeen geldende specifieke gebruiksregel worden opgenomen in de planregeling waarin wordt bepaald dat de maatgevende risicocontouren van eventuele nieuwe risicovolle bedrijven niet buiten de eigen bedrijfsterreinen mogen zijn gelegen.

Transport gevaarlijke stoffen

Transport over de rijksweg A58

Uit het onderzoek blijkt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58 ook in de toekomstige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein De Poort vormt. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.

Transport over het Schelde-Rijnkanaal en de Westerschelde

Het transport van gevaarlijke stoffen over het water vormt ook in de toekomstige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein De Poort. Voor wat betreft de verantwoording van het GR is aangesloten bij de resultaten uit een eerdere veiligheidsstudie uit 2011. Daarin is geconcludeerd dat het transport van gevaarlijke stoffen over het water voor wat betreft het GR op De Poort geen knelpunten oplevert.

Transport over het spoor

Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt ook in de toekomstige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein de Poort. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.

Transport door buisleidingen

Er wordt geen knelpunt ter plaatse verwacht omdat in dit bestemmingsplan enkel de komst van bedrijfsbebouwing (beperkt kwetsbare objecten) mogelijk wordt gemaakt. Het groepsrisico en de toename ervan zijn verantwoord. Vanwege de grotendeels bestaande situatie, het ontbreken van groepen beperkt zelfredzame personen in het plangebied en de adequate voorbereiding van de gemeentelijke brandweer op een calamiteit ter plaatse, worden geen knelpunten verwacht.

Bedrijventerrein Nishoek

Risicovolle bedrijven

Ook in de toekomstige situatie blijkt uit het onderzoek dat de aanwezige risicovolle bedrijven kunnen voldoen aan de normstelling uit het Bevi.

Omdat de maatgevende risicocontour van de bedrijven Wärtsilä en Koel- en Vrieshuis Reimerswaal B.V. zich deels buiten eigen terrein bevinden, dient hiervoor in de planregeling aandacht aan te worden geschonken. Het afwegen en verantwoorden van het GR is voor beide bedrijven niet aan de orde.

Transport gevaarlijke stoffen

Transport over de rijksweg A58

Het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58 vormt ook in de toekomstige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein Nishoek. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.

Transport over het Kanaal door Zuid Beveland en de Westerschelde

Het transport van gevaarlijke stoffen over het water vormt ook in de toekomstige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein Nishoek. Voor het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het water, wordt op basis van de resultaten van de risicostudie uit 2011 geconcludeerd dat zich geen knelpunt voordoet. Daarin is geconcludeerd dat het transport van gevaarlijke stoffen over het water voor wat betreft het GR op Nishoek geen knelpunten oplevert.

Transport over het spoor

Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt ook in de toekomstige situatie geen belemmering voor het bedrijventerrein Nishoek. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.

Transport door buisleidingen

Voor het aspect externe veiligheid wordt voldaan aan de normstelling uit het Bevb. Een uitgebreide verantwoording van de toename van het GR is op grond van het Bevb niet noodzakelijk. Voor de hoogte van het GR (en de hoogte van het GR per kilometer buisleiding) wordt verwezen naar de rapportage in bijlage 2.

Olzendepolder

Risicovolle bedrijven

Ook in de toekomstige situatie bestaan geen knelpunten met betrekking tot het LPG-tankstation Steketee voor wat betreft het aspect externe veiligheid. De omvang van het GR wijzigt niet als gevolg van dit bestemmingsplan.

Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Uit het onderzoek (Save, Oranjewoud 19 oktober 2012) blijkt dat, de 10-6 PR-contour 29 meter bedraagt. De effectafstand (plasbrand) ligt conform naar verwachting op 10 tot 15 meter van de 10-6 PR. In dat geval bedraagt het invloedsgebied 40 meter en reikt niet tot het plangebied. Er is geen sprake van een knelpunt.

De twee aardgastransportleidingen van Zebra nabij het plangebied voldoen ook in de toekomstige situatie aan de normstelling uit het Bevb. Een uitgebreide verantwoording van de toename van het GR is op grond van het Bevb niet noodzakelijk. Voor de hoogte van het GR (en de hoogte van het GR per kilometer buisleiding) wordt verwezen naar de rapportage in bijlage 2.

Korringaweg

De uitkomsten van het onderzoek voor het bedrijventerrein Korringaweg in Yerseke laten zien dat dit bedrijventerrein zich niet in het invloedsgebied bevindt van een risicobron. De gemeente is van mening dat dit bedrijventerrein niet geschikt is voor de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven. In de nieuwe planregeling wordt dit dan ook gewaarborgd door nieuwe risicovolle bedrijvigheid de bestemmingsomschrijving expliciet uit te sluiten.

5.3.5 Verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid

Onderzoek

Bestrijdbaarheid wil zeggen dat de hulpverleningsdiensten met de beschikbare voertuigen binnen de gestelde opkomsttijd ter plaatse zijn en de calamiteit ook kunnen beperken en bestrijden. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de bereikbaarheid en de beschikbare bluswatervoorzieningen.

Het bestemmingsplan betreft een actualisering van bestaande bestemmingsplannen. De Veiligheidsregio heeft in haar advies volgend uit het overleg van 24 april 2012 geadviseerd om in overleg met de gemeentelijke brandweer een blusvoorziening te realiseren binnen het voorliggende bestemmingsplan.

Bestemmingsplan

In de planregels zijn binnen de bestemmingen Verkeer, Groen en Bedrijf, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bestemmingsplan biedt daarmee ruimte om te voorzien in eventuele aanvullende bluswatervoorzieningen. Bij wijziging of herinrichting van de openbare ruimte zal er in overleg met de brandweer gekeken worden naar de mogelijkheden één of meerdere opstelplaatsen nabij (nieuwe) bluswatervoorzieningen te realiseren.

Bereikbaarheid

Onderzoek

De berijventerreinen Nishoek, Olzenpolder en Korringaweg zijn goed bereikbaar. Uit het overleg met de veiligheidsregio van 24 april 2012 blijkt dat het bedrijventerrein De Poort praktisch gezien van één zijnde benaderbaar is. Een benadering van de andere zijde kost de brandweer veel kostbare tijd. Het beter bereikbaar maken van het bedrijventerrein lijkt vanwege de ligging niet of nauwelijks mogelijk.

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan betreft evenwel een actualisering. Er is niet voorzien in een verbeterde ontsluiting van de bedrijventerreinen. De gemeente neemt de aanbevelingen in overweging bij nieuwe ontwikkelingen. Wel wordt een noodontsluiting mogelijk gemaakt.

In de planregels zijn binnen de bestemmingen Verkeer en Groen, maar ook in Bedrijf en Maatschappelijk en Agrarisch, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bestemmingsplan biedt daarmee ruimte om te voorzien in eventuele aanvullende bluswatervoorzieningen. Bij wijziging of herinrichting van de openbare ruimte zal er in overleg met de brandweer gekeken worden naar de mogelijkheden één of meerdere opstelplaatsen nabij (nieuwe) bluswatervoorzieningen te realiseren.

Zelfredzaamheid

Onderzoek

Ten aanzien van zelfredzaamheid geldt het volgende.

  • Er is sprake van een regulier bedrijventerrein. Gebruikers van de bedrijventerreinen zijn niet verminderd zelfredzaam.
  • Er zijn diverse vluchtroutes op de bedrijventerreinen aanwezig.
  • In het plangebied is het toegestaan binnen het openbaar gebied waarschuwingsmasten op te richten. Indien nodig is het mogelijk aanvullende waarschuwingsmasten te realiseren.

Beheersbaarheid

De gemeentelijke brandweer oefent volgens een oefenschema overeenkomstig de landelijke richtlijnen "leidraad oefenen". In deze leidraad is ook het oefenen in geval van bijzondere risico's een onderdeel. De brandweer is dus voldoende geoefend in het bestrijden van dergelijke situaties.

Afweging en verantwoording groepsrisico

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

  • Er is sprake van een bestaand bebouwd gebied; bebouwing en bevolkingsaantallen nemen de komende jaren niet verder toe. Bij de uitgangspunten voor berekeningen is uitgegaan van de vergunde juridisch-planologische situatie, waarbij de bouwmogelijkheden volledig zijn benut.
  • Er zijn verschillende vluchtroutes beschikbaar.
  • De gemeente heeft geen invloed op het vervoer en transport van gevaarlijke stoffen door leidingen en over transportassen.
  • De gemeentelijke brandweer zal blijven oefenen conform de landelijke richtlijnen en is derhalve goed voorbereid op een mogelijke calamiteit.
  • Waterpartijen in het plangebied worden of zijn zo ingericht, dat deze dienen als bluswatervoorziening.

5.3.6 Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. De hoogte van het groepsrisico heeft de gemeente verantwoord.

5.4 Verkeer En Vervoer

Toetsingskader

Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en vervoer. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaardbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling en bereikbaarheid in beeld gebracht.

Onderzoek referentiesituatie

Verkeersontsluiting gemotoriseerd verkeer bedrijventerrein 'De Poort'

Het bedrijventerrein wordt extern ontsloten via de Valckenisseweg. Vanaf deze weg leiden twee aantakkingen van De Poort het bedrijventerrein op. Via de Valckenisseweg zijn het regionaal wegennet, de A58 richting Bergen op Zoom (oostelijke richting) en Middelburg (westelijke richting) en de kern Rilland snel toegankelijk. Verder grenst het terrein aan de Putkilweg. Er is echter geen directe aansluiting naar deze weg aanwezig.

De Valckenisseweg heeft een ontsluitende functie en ligt ter hoogte van het bedrijventerrein 'De Poort' buiten de bebouwde kom. Derhalve geldt een maximum snelheid van 80 km/uur. Parallel aan de noordzijde van de Valckenisseweg is een vrijliggend (brom)fietspad aanwezig. De wegen op het bedrijventerrein zelf hebben een snelheidslimiet van 50 km/uur. Op deze interne wegen zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig.

Verkeersontsluiting gemotoriseerd verkeer bedrijventerrein 'Olzendepolder'

Bedrijventerrein 'Olzendepolder' wordt extern ontsloten via de Molendijkseweg. Aan de westzijde sluit deze weg aan op de provinciale weg N673. Via deze gebiedsontsluitingsweg vindt verdere ontsluiting plaats richting de A58 en de kern Yerseke. De interne ontsluiting van het bedrijventerrein wordt verzorgt door de wegen de Krab en de Kreeft. Laatstgenoemde sluit aan op de Molendijkseweg.

De Molendijkseweg heeft een ontsluitende functie voor de bedrijventerreinen 'Olzendepolder' en 'Korringaweg'. Vanaf het kruispunt met de N673 tot aan het kruispunt met de Olzendepolder geldt op de Molendijkseweg een maximum snelheid van 80 km/uur. Vanaf het laatst genoemde kruispunt geldt in noordoostelijke richting een maximum snelheid van 50 km/uur. Op de rijbaan zijn, door middel van markering, fietssuggestiestroken aangegeven. Ook op de interne ontsluitingswegen de Krab en de Kreeft geldt een snelheidslimiet van 50 km/uur. Op deze interne wegen zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig.

Verkeersontsluiting gemotoriseerd verkeer bedrijventerrein 'Korringaweg'

Bedrijventerrein 'Korringaweg' wordt ingesloten door de Molenpolderweg aan de westzijde, de Oosterschelde aan de oostzijde en bedrijventerrein 'Olzendepolder' aan de zuidzijde. De primaire ontsluiting vindt plaats via de interne bedrijfsverzamelweg Korringaweg. Aan de zuidkant van het terrein takt deze weg via de Molenpolderweg en de Molendijkseweg aan op de provinciale weg N673. Via deze gebiedsontsluitingsweg vindt verdere ontsluiting plaats richting de A58 en de kern Yerseke. De Korringaweg heeft een maximum snelheid van 50 km/uur. Op deze interne ontsluitingsweg zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig.

Verkeersontsluiting gemotoriseerd verkeer bedrijventerrein 'Nishoek'

Bedrijventerrein 'Nishoek' wordt begrensd door de Zanddijk, de Stationsweg en de A58. De externe ontsluiting van het terrein vindt plaats via een noordelijke aansluiting op de N673, een zuidoostelijke aansluiting op de Stationsweg en een zuidelijk gelegen aansluiting nabij de Oude Dijk. Via de noordelijke ontsluitingsroute kunnen snel de op- en afritten van de A58 worden bereikt. De zuidelijk gelegen aansluiting bij de Oude Dijk leidt naar de N289 en de kern Kruiningen. De interne ontsluiting van het bedrijventerrein wordt verzorgd door de Nisseweg, de Nishoek en de Weihoek.

Op de interne ontsluitingswegen (de Nisseweg, de Nishoek en de Weihoek) en het noordoostelijk gelegen deel van de Stationsweg (parallel aan het spoor) geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. De Stationsweg is deels voorzien van een vrijliggend (brom)fietspad (tussen het kruispunt met de N673 en het station en het oostelijke deel van de weg) en deels van fietssuggestiestroken (tussen het station en het kruispunt met de Capelleweg. Op de interne wegen zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig.

Onderzoek milieueffecten plansituatie

Algemeen

Om de verkeersgeneratie van de ontwikkelingen te bepalen is gebruik gemaakt van kencijfers van het CROW (publicatie 317, 2012). Deze kencijfers gelden per m2 kantooroppervlak en per netto ha bedrijventerrein. Het netto hectare bedrijventerrein is de totale oppervlakte van het de te ontwikkelen gronden exclusief openbare ruimte (infrastructuur, openbaar groen). De omrekenfactor voor het omrekenen van bruto oppervlak bedrijventerrein naar netto oppervlak bedrijventerrein is 0,77. De verkeersgeneratie voor het aantal te ontwikkelen hectare bedrijventerrein is steeds berekend aan de hand van het kencijfer voor 'gemengd bedrijventerrein' (worst-case). Deze bedraagt 210 mvt/werkdagetmaal.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling bedrijventerrein 'De Poort'

Op bedrijventerrein 'De Poort' zijn nog twee percelen uitgeefbaar. Deze hebben een bruto oppervlakte van 0,72 hectare. Daarnaast is uitbreiding van het terrein aan de zuidzijde mogelijk (geregeld in de 4de herziening van bestemmingsplan 'De Poort'). Deze uitbreiding betreft 7,50 bruto hectare aan uitgeefbaar terrein. Zodoende kan op bedrijventerrein 'De Poort' nog 8,22 hectare bruto bedrijventerrein worden ontwikkeld. Omgerekend naar netto hectare bedrijventerrein bedraagt dit aantal 6,33 hectare. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van circa 1.330 mvt/werkdagetmaal.

Over de afwikkeling van het verkeer naar de herkomst- en bestemmingslocaties is een aanname gedaan. Er is gesteld dat 10% van dit verkeer het bedrijventerrein benadert vanuit zuidelijke richting (Rilland en Bath). Verder benadert ook 10% het bedrijventerrein vanaf de N289 (Krabbendijke). Het overige verkeer is afkomstig van / rijdt naar de A58, waarbij 40% afkomstig is uit westelijke richting en 40% uit oostelijke richting.

In tabel 5.3 is een overzicht gegeven van de huidige intensiteiten op de relevante wegen rondom het bedrijventerrein, de intensiteiten op dezelfde wegen in 2024 indien geen verdere ontwikkelingen plaatsvinden en voor de situatie in 2024 indien de genoemde ontwikkelingen worden doorgevoerd. In de tabel is voor de laatstgenoemde situatie verder per weg(vak) de procentuele groei die deze verkeersgeneratie veroorzaakt ten opzichte van de autonome situatie in 2024 aangegeven. Doorrekening van de intensiteit uit het basisjaar naar het autonome planjaar 2024 heeft plaatsgevonden op basis van een autonome groei van 1,5% per jaar. Voor de intensiteitsgegevens op de Rijkswegen en provinciale wegen vormen de intensiteiten uit permanente tellussen uit 2011 de basis (MTR+ voor de Rijkswegen en Verkeersstromenkaart 2011 Provincie Zeeland). De telgegevens voor de Rijkswegen zijn afkomstig van het meest nabijgelegen telvak.

Tabel 5.3 Intensiteiten 2024 omliggend (hoofd)wegennet

Weg Mvt/etmaal basisjaar Mvt/etmaal 2024 autonoom Toename door verkeersgeneratie (mvt/etmaal) Mvt/etmaal 2024 inclusief verkeersgeneratie
Valckenisseweg (tussen rotonde en Zuidhof) 2.640 3.100 1.330 4.430 (+42,9%)
Valckenisseweg (tussen op- en afritten A58 en Rilland) 3.800 4.610 130 4.740 (+2,8%)
N289 (tussen op- en afritten A58 en Krabbendijke) 4.000 4.850 130 4.980 (+2,7%)
A58 (in westelijke richting) 42.550 51.640 530 52.170 (+1,0%)
A58 (in oostelijke richting) 46.080 55.920 530 56.450 (+0,9%)

De afwikkeling van het verkeer vanaf het bedrijventerrein vindt in eerste instantie plaats via de Valckenisseweg. Deze heeft als gebiedsontsluitingsweg voldoende capaciteit om de toekomstige intensiteit van bijna 4.500 mvt/werkdagetmaal te kunnen verwerken. Door de ontwikkeling zal de intensiteit op de Valckenisseweg met ongeveer 43% toenemen ten opzichte van de autonome toekomstsituatie (3.100 mvt/werkdagetmaal). De totale intensiteit blijft echter onder de maximale etmaalcapaciteit voor wegen met een 1x2 rijbaanindeling en een gebiedsontsluitende functie. Tevens biedt ook de bestaande enkelstrooksrotonde aan de westzijde van het bedrijventerrein voldoende verwerkingscapaciteit. Als vuistregel wordt voor dit type rotonde een capaciteit van 20.000 tot 25.000 mvt/etmaal gehanteerd. De toename van de verkeersintensiteiten is niet dusdanig dat deze capaciteit wordt benaderd. Het verkeer op de overige wegen neemt slechts beperkt toe (tot maximaal 3% ten opzichte van de autonome situatie). Ook deze wegen hebben voldoende capaciteit om dit verkeer te kunnen verwerken.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling bedrijventerreinen 'Korringaweg'

Bedrijventerrein 'Korringaweg' is geheel uitgegeven. Hier vinden geen ontwikkelingen meer plaats.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling bedrijventerreinen 'Olzendepolder' en 'Nishoek'

De bedrijventerreinen 'Olzendepolder' en 'Nishoek' liggen op een onderlinge afstand van circa 2 kilometer van elkaar. Deze terreinen kennen een (beperkte) onderlinge verkeersrelatie en ontsluiten tevens (deels) via dezelfde wegen. Daarom zijn de ontwikkelingen op beide bedrijventerreinen samen bezien.

Bedrijventerrein 'Olzendepolder' is vrijwel volledig uitgegeven. Aan de zuidzijde van het terrein liggen nog enkele kavels braak. Deze hebben een netto oppervlak van 2,39 hectare (3,10 hectare bruto). Dit leidt tot een verkeersgeneratie van circa 500 mvt/werkdagetmaal. Op bedrijventerrein 'Nishoek' is nog een klein perceel uitgeefbaar. Dit perceel heeft een bruto oppervlak van 0,78 hectare. Daarnaast is een perceel van 2,50 bruto hectare, in bezit van het bedrijf Zoomweg Zeeland Coldstore, nog niet ontwikkeld. Binnen dit planMER wordt ervan uitgegaan dat dit in de toekomst wel zal plaatsvinden. Tenslotte is op het bedrijventerrein nog een stuk braakliggend landbouwgrond aanwezig met een oppervlakte van bijna 6,50 bruto hectare. De verwachting is dat dit stuk grond de komende jaren niet verder ontwikkeld zal worden. Daarom is dit perceel buiten beschouwing gelaten. Op bedrijventerrein 'Nishoek' wordt zodoende nog 2,53 netto hectare (3,28 hectare bruto) aan bedrijventerrein ontwikkeld. Dit leidt tot en verkeersgeneratie van 530 mvt/werkdagetmaal.

Over de afwikkeling van het verkeer naar de herkomst- en bestemmingslocaties zijn wederom een aantal aannames gedaan.

  • Van de totale verkeersgeneratie van beide bedrijventerreinen (1.050 mvt/werkdagetmaal) wordt 10% van het aantal verkeersbewegingen afgewikkeld tussen de beide terreinen onderling. Deze verplaatsingen vinden plaats via de N673.
  • Van de verkeersgeneratie van en naar bedrijventerrein 'Olzendepolder' benadert 10% het terrein vanuit noordelijke richting (Yerseke). Voor 'Nishoek' is dit 5%. Ook dit verkeer wordt afgewikkeld via de N673.
  • Van de verkeersgeneratie van en naar bedrijventerrein 'Olzendepolder' benadert 5% het terrein vanuit de kern Kruiningen. Voor 'Nishoek' is dit 10%. Het verkeer tussen Kruiningen en 'Olzendepolder' wordt afgewikkeld via de N673 en het verkeer tussen Kruiningen en 'Nishoek' via de Oude Dijk/Stationsweg.
  • Voor beide bedrijventerreinen is aangenomen dat 5% van het verkeer de bedrijventerreinen benadert vanuit Krabbendijke. Het verkeer van en naar bedrijventerrein 'Olzendepolder' wordt afgewikkeld via het onderliggend wegennet (bijvoorbeeld de Olzendedijk, Koksedijk en de Inundatieweg). Het verkeer van en naar bedrijventerrein 'Nishoek' wordt afgewikkeld via de N289 en de Oude Dijk/Stationsweg.
  • Voor beide bedrijventerreinen is aangenomen dat 10% van het verkeer de bedrijventerreinen benadert vanuit Kapelle. Het verkeer van en naar bedrijventerrein 'Olzendepolder' wordt afgewikkeld via de N289 en de N673. Het verkeer van en naar bedrijventerrein 'Nishoek' wordt afgewikkeld via de N289.
  • Tenslotte is aangenomen dat voor beide terreinen 30% van het verkeer wordt afgewikkeld over de A58 in westelijke richting en 30% over de A58 in oostelijke richting. Voor bedrijventerrein 'Olzendepolder' geldt dat ook dit verkeer nog gebruik maakt van de N673.

In tabel 5.4 is een overzicht gegeven van de huidige intensiteiten op de meest relevante wegen rondom de bedrijventerreinen, de intensiteiten op dezelfde wegen in 2024 indien geen verdere ontwikkelingen plaatsvinden en voor de situatie in 2024 indien de genoemde ontwikkelingen worden doorgevoerd. In de tabel is voor de laatstgenoemde situatie verder per weg(vak) de procentuele groei weergegeven die de verkeersgeneratie veroorzaakt ten opzichte van de autonome situatie in 2024. Voor de intensiteitsgegevens op de Rijkswegen en provinciale wegen vormen de intensiteiten uit permanente tellussen uit 2011 de basis (MTR+ voor de Rijkswegen en Verkeersstromenkaart 2011 Provincie Zeeland). De telgegevens voor de Rijkswegen zijn afkomstig van het meest nabijgelegen telvak.

Tabel 5.4 Intensiteiten 2024 omliggend (hoofd)wegennet

Weg Mvt/etmaal basisjaar Mvt/etmaal 2024 autonoom Toename door verkeersgeneratie (mvt/etmaal) Mvt/etmaal 2024 inclusief verkeersgeneratie
Molendijkseweg (tussen N673 en Kreeft) 2.800 3.610 500 4.110 (+13,9%)
N673 (tussen Molendijkseweg en op- en afritten A58) 8.110 9.840 530 10.370 (+5,4%)
N673 (tussen Molendijkseweg en Yerseke) 6.200 7.520 80 7.600 (+1,1%)
N289 (tussen N673 en Kapelle) 5.400 6.550 100 6.650 (+1,5%)
A58 (in westelijke richting) 43.220 52.450 310 52.760 (+0,6%)
A58 (in oostelijke richting) 43.670 53.000 310 53.310 (+0,6%)

Op de Molendijkseweg en de N673 vindt procentueel gezien de grootste toename van verkeer plaats na de volledige ontwikkeling van de bedrijventerreinen 'Olzendepolder' en 'Nishoek'. De afwikkeling van het verkeer vanaf bedrijventerrein 'Olzendepolder' vindt in eerste instantie plaats via de Molendijkseweg. Deze heeft als gebiedsontsluitingsweg voldoende capaciteit om de toekomstige intensiteit van circa 4.000 mvt/werkdagetmaal te kunnen verwerken. Het kruispunt waar deze verkeerstoename met name betrekking op heeft (kruispunt N673 – Molendijkseweg), is ingericht als voorrangskruispunten met het verkeer op de N673 in de voorrang. De relatief beperkte toename van het verkeersaanbod zal niet leiden tot capaciteitsproblemen op dit punten. Met betrekking tot de verkeersafwikkeling op de wegen rondom bedrijventerrein 'Nishoek' worden evenmin knelpunten verwacht. De infrastructuur is hier, na aanleg van de Weihoek en de rotonde N673 – N289 - Weihoek, dusdanig vormgegeven dat dergelijke intensiteiten goed afgewikkeld kunnen worden. Het verkeer op de overige wegen neemt ten opzichte van de autonome situatie slechts beperkt toe. Ook deze wegen hebben voldoende capaciteit om dit verkeer te kunnen verwerken.

Conclusie

De bereikbaarheid van de verschillende bedrijventerrein is voor gemotoriseerd verkeer goed. De capaciteit van het wegennet biedt daarnaast voldoende ruimte om de ontwikkelingen op het bedrijventerrein op te kunnen vangen. Het aspect verkeer en vervoer staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.5 Geluid

5.5.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader wegverkeerslawaai

De ontwikkelingen op de bedrijventerreinen 'De Poort', 'Olzendepolder' en 'Nishoek' hebben mogelijk gevolgen voor de geluidsbelasting ter plaatse van nabijgelegen bestaande woningen. Deze woningen zijn op het gebied van wegverkeerslawaai geluidsgevoelig.

In het kader van dit planMER is het uitstralingseffect bezien. Het gaat daarbij om de effecten van de ontwikkeling met betrekking tot wegverkeerslawaai langs de wegen die het bedrijventerrein ontsluiten, daar waar sprake is van een verkeerstoename als gevolg van de daadwerkelijke ontwikkelingen. Voor toetsing van het uitstralingseffect bestaat geen wettelijk kader. In dit onderzoek is als uitgangspunt gehanteerd, dat alle wegen waar sprake is van een intensiteittoename van = 20% en waarlangs geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig zijn, onderzocht moeten worden. Bij een toename van = 20% is er namelijk pas een significant effect op de geluidsbelasting. Bij een toename van de verkeersomvang met minder dan 20% is er sprake van een geluidstoename van minder dan 1 dB (wat voor het menselijk oor niet hoorbaar is). Indien sprake is van een toename van 2 dB of meer geldt de voor reconstructiesituaties geldende voorkeursgrenswaarde als richtwaarden en de uiterste grenswaarde als maximaal toelaatbare waarde.

Uit de tabellen 5.3 en 5.4(paragraaf 5.4) blijkt dat op de Valckenisseweg sprake is van een verkeerstoename van 43%, nadat bedrijventerrein 'De Poort' volledig is ontwikkeld. Binnen de wettelijke geluidszone van deze weg zijn twee bedrijfswoningen aanwezig (Valckenisseweg 1a en 1b). Daardoor is akoestisch onderzoek naar het uitstralingseffect noodzakelijk.

Onderzoek en conclusie

Om het uitstralingseffect inzichtelijk te maken is het verschil tussen de geluidsbelasting op de gevels van de aanwezige woningen langs het wegvak bepaalt voor de autonome situatie in 2024 en de situatie in 2024 waarin het bedrijventerrein 'De Poort' volledig in gebruik is. Er is gerekend voor de meest nabij de wegas gelegen woning (Valckenisseweg 1a op circa 27 uit de as van de weg) omdat dit de maatgevende situatie betreft. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van deze woning in de autonome situatie in 2024 maximaal 53,56 dB bedraagt. Indien bedrijventerrein 'De Poort' volledig wordt ontwikkeld bedraagt deze geluidsbelasting in datzelfde jaar 55,11 dB. Beide waarden gelden bij een waarneemhoogte van 4,5 meter (eerste verdieping woning). De toename van de geluidsbelasting bedraagt 1,55 dB. Zodoende is sprake van een voor het menselijke gehoor hoorbare toename van het wegverkeerslawaai. Echter wordt de uiterste grenswaarde van 58 dB, geldend voor een buitenstedelijke ligging, niet overschreden. De volledige ingebruikname van het bedrijventerrein leidt daardoor niet tot een onaanvaardbare verslechtering van het akoestisch klimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkelingen dan ook niet in de weg.

5.5.2 Spoorweglawaai

Het bedrijventerrein Nishoek is gesitueerd aan de spoorlijn Vlissingen - Roosendaal en beschikt over een NS-station. Ook bedrijventerrein De Poort ligt in de nabijheid van dit spoortraject. Er is echter geen sprake van laad- en overslag via het spoor en de ontwikkelingen op deze bedrijventerreinen hebben geen invloed op het gebruik van het spoortracé. De andere terreinen zijn niet gesitueerd aan of nabij het genoemde spoortraject.

Binnen het plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, zoals (bedrijfs)woningen. Tevens vinden er geen reconstructies plaats aan het spoorwegtracé of worden nieuwe railverbindingen aangelegd in de directe omgeving van bestaande geluidsgevoelige functies. Door het uitblijven van deze ontwikkelingen kan een toetsing aan de Wet geluidhinder ten aanzien van het spoorweglawaai achterwege blijven.

5.5.3 Industrielawaai

Er is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

5.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. In tabel 5.5 is een overzicht opgenomen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof zoals die gelden na het in werking treden van het NSL (op 1 augustus 2009).

Tabel 5.5. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg / m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg / m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg / m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ vanaf 11 juni 2011

Onderzoek referentiesituatie

In en rond het plangebied is sprake van verschillende bronnen van luchtverontreiniging, te weten wegverkeer, bedrijvigheid en (op grotere afstand) scheepvaartverkeer.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan inzicht worden gegeven in de luchtkwaliteit langs maatgevende wegen. In de volgende twee

afbeeldingen is de concentratie stikstofdioxide (maatgevende stof voor verkeer) in beeld

gebracht in de referentiesituatie voor de jaren 2011 en 2015 (bron: Monitoringstool). Uit de

Monitoringstool blijkt het volgende:

  • in 2011 en 2015 wordt in het plangebied en de omgeving voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 (40 ìg/m³). In 2011 bedraagt de concentratie maximaal circa 33 ìg/m³ , in 2015 maximaal circa 27 ìg/m³.
  • zowel in 2011 als in 2015 wordt ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10. Ook bedraagt het aantal overschrijdingsdagen van de grenswaarde voor het 24 uursgemiddelde voor fijn stof (ruimschoots) minder dan 35.

Op basis van de Monitoringstool wordt geconcludeerd dat in de referentiesituatie ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Industrie kan lokaal leiden tot verhoogde concentraties, maar leidt in Reimerswaal niet tot een overschrijding van grenswaarden. Scheepvaartverkeer is voor de bedrijventerreinen niet relevant, de vaarroutes liggen op te grote afstand van de bedrijventerreinen om een relevante bijdrage te leveren aan de luchtkwaliteit in de omgeving.

Onderzoek milieueffecten plansituatie

Het bestemmingsplan maakt verschillende ontwikkelingen mogelijk. Deze leiden tot een toename van het verkeer. Dit kan, evenals de vestiging van individuele bedrijven, gevolgen hebben voor de concentratie luchtverontreinigende stoffen in de directe omgeving.

Gevolgen verkeerstoename

De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkelingen bij bedrijventerrein De Poort bedraagt 1.330 mvt/etmaal. Voor de andere bedrijventerreinen samen bedraagt dit 1.030 mvt/etmaal. In paragraaf 5.4 wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed. Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 16,32% (standaard voor bedrijventerreinen).

Uit de nibm-tool blijkt dat de maximale bijdrage van bovengenoemde ontwikkelingen aan de concentratie stikstofdioxide 3,39 µg/m³ bedraagt en voor fijn stof 0,68 ìg/m³. De toename komt boven de 1,2 µg/m³. Dit betekent dat de ontwikkelingen mogelijk in betekenende mate bijdragen aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen in het plangebied.

Uit de monitoringstool blijkt dat de concentratie stikstofdioxide langs de A58 als maatgevende weg maximaal circa 33 µg/m³ bedraagt in het jaar 2011 en voor fijn stof ruim minder dan 35 µg/m³ (beiden jaargemiddelde). Met de toename aan concentratie luchtvervuilende stoffen door de beoogde ontwikkelingen voldoen de totale maximale concentraties nog steeds ruim aan de grenswaarden van 40 µg/m³ voor beide stoffen. Overigens zullen deze concentraties uiteindelijk lager uitvallen: het eenvoudigweg 'optellen' van de concentraties leidt tot een overschatting. De concentraties vervuilende stoffen nemen af met de tijd, omdat auto's in de toekomst schoner (en zuiniger) zullen worden door technische ontwikkelingen. Er zal dus ook in de toekomst ruimschoots voldaan worden aan de luchtkwaliteitswetgeving.

Gevolgen van de mogelijke vestiging/uitbreiding/wijziging van planmer-plichtige bedrijven

Het is bekend dat bedrijvigheid kan zorgen voor een verhoogde concentratie luchtverontreinigende stoffen. Dit is vooral een lokaal effect. De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen van individuele bedrijven is vooral afhankelijk van de aard van het bedrijf, de inrichting en de specifieke bedrijfsvoering. Hierover is in dit stadium van de planvorming nog niets bekend. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden aangetoond dat een inrichting van het bedrijventerrein mogelijk is waarmee voldaan wordt aan de normen voor luchtkwaliteit.

Gelet op de concentraties luchtverontreinigende stoffen direct langs de A58 (waarbij ruimschoots voldaan wordt aan de normen), is er nog meer dan voldoende ruimte voor de nieuwe bedrijvigheid om bedrijfsactiviteiten te ontplooien, waarbij nog steeds aan de luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan (voor een nadere argumentatie zie het volgende kader). Dit geldt voor de gehele planperiode.

Bijdrage bedrijvigheid aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen
De daadwerkelijke uitstoot van bedrijfsactiviteiten zelf hangt sterk samen met de aard van de bedrijvigheid en de specifieke inrichting en bedrijfsvoering van het individuele bedrijf. Hierover is in het bestemmingsplanstadium logischerwijs nauwelijks informatie aanwezig. Op dit moment is het plangebied reeds voor een groot deel in gebruik als bedrijventerrein. De verwachting is dan ook dat de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan die mogelijk zijn qua bedrijfsactiviteiten relatief weinig invloed op de luchtkwaliteit hebben). Over de mogelijke uitstoot van bedrijvigheid kan in het algemeen het volgende vermeld worden: de bijdrage van grootschalige provinciale inrichtingen die relevant zijn op het gebied van luchtkwaliteit op de uitstoot van NO2 varieert van maximaal 0,1 tot 0,2 µg/m³ voor de meeste onderzochte bedrijven tot maximaal 0,9 tot 1,6 µg/m³ voor een enkel bedrijf (verffabrikant, zetmeelfabriek).

Overigens is de verwachting dat in het algemeen de emissie per bedrijf in de toekomst lager zal zijn dan de emissiegegevens uit eerdere onderzoeken: nieuwe bedrijven hebben nieuwe technieken en moeten voldoen aan de emissie-eisen uit de luchtkwaliteitswetgeving en het NeR (Nederlandse emissierichtlijn lucht). Bovendien zal uit kostenefficiency het energieverbruik (dat deels verantwoordelijk is voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen) in de toekomst alleen nog maar afnemen als gevolg van verbeterde technieken en andere maatregelen.

Al met al wordt geconcludeerd dat ook na de bedrijfsmatige ontwikkelingen ruimschoots voldaan kan worden aan de normen uit de luchtkwaliteitswetgeving.

Conclusie

De luchtkwaliteitswetgeving vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen. Het aspect staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

5.7 Afval

De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Bedrijven voorzien op eigen terrein in voorzieningen voor gescheiden inzameling van bedrijfsafval.

5.8 Ecologie

5.8.1 Inleiding

Toetsingskader

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 1. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

Natuurbeschermingswet 1998

Bescherming van Natura 2000-gebieden is in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet). Deze wet:

  • verankert de Europese gebiedsbescherming van Natura 2000, bestaande uit Speciale Beschermingzones (sbz's) op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, in de Nederlandse wetgeving;
  • regelt ook de bescherming van de al bestaande (staats)natuurmonumenten;
  • vormt de wettelijke basis voor de aanwijzingsbesluiten met instandhoudingsdoelstellingen;
  • legt de rol van bevoegd gezag voor verlening van Nb-wetvergunningen meestal bij de provincies.

Voor Natura 2000-gebieden gelden onder meer de volgende verplichtingen:

  • De overheid dient ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert. Tevens mag er geen verstoring optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen.
  • Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Bevoegde nationale instanties geven slechts toestemming voor het plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. In dergelijke gevallen moeten tevens inspraakmogelijkheden zijn geboden.
  • Als een plan of project om dwingende reden van groot openbaar belang toch moet worden gerealiseerd terwijl het negatief beoordeeld is, moeten alle nodige compenserende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Europees ecologisch netwerk (Natura 2000) bewaard blijft.

Voor habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd ten aanzien van de oppervlakte en de kwaliteit van het betreffende habitat. Voor habitattypen die in een gunstige staat van instandhouding verkeren betreft het instandhoudingsdoel veelal behoud van de oppervlakte en/of behoud van de kwaliteit van het betreffende habitat. Voor habitattypen die in een ongunstige staat van instandhouding verkeren betreft het instandhoudingsdoel veelal uitbreiding van de oppervlakte en/of verbetering van de kwaliteit van het betreffende habitat. Ten aanzien van voor stikstofdepositie gevoelige habitattypen wordt een herstelopgave (uitbreiding oppervlakte en/of verbetering kwaliteit) uitgewerkt in het Natura 2000 beheerplan dat voor ieder Natura 2000-gebied wordt opgesteld. Een herstelopgave hoeft derhalve niet via een ander plan of project gerealiseerd te worden.

Op grond van jurisprudentie dient elke ontwikkeling die het realiseren van de instandhoudingsdoelen bemoeilijkt als een significant negatief effect te worden aangemerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een ontwikkeling leidt tot extra stikstofdepositie op een habitattype met een verbeterdoelstelling (kwaliteit en/of oppervlakte), terwijl dit habitattype reeds te maken heeft met een achtergronddepositie van stikstof die hoger is dan de kritische depositie van dat habitattype.

Indien dergelijke effecten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten dan dient een passende beoordeling opgesteld te worden, alsmede een planMER, waarin de effecten op Natura 2000 worden onderzocht.

Referentiesituatie

Het nieuwe bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard, hetgeen concreet betekent dat het bestaande gebruik en bestaande rechten worden voortgezet. Voor het bepalen van eventuele effecten op Natura 2000-gebieden is sprake van een bijzondere situatie. De scenario's moeten namelijk vergeleken worden met de feitelijke, actuele situatie van de natuur in deze gebieden. Onbenutte rechten in vigerende bestemmingsplannen vallen hier dus buiten. In de scenario's is hier rekening mee gehouden.

5.8.2 Onderzoek referentiesituatie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Ffw, aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen.

Gebiedsbescherming

In de omgeving van het plangebied zijn Natura 2000-gebieden gelegen (zie figuur 5.2). Aangezien er geen ontwikkelingen in de Natura 2000-gebieden plaatsvinden, kunnen directe effecten als areaalverlies, versnippering en verandering van waterhuishouding op voorhand worden uitgesloten. Het onderzoek in het kader van het planMER zal zich dan ook richten op verstoring en verontreiniging (stikstofdepositie) als gevolg van de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt.

In de omgeving van het plangebied zijn de volgende Natura 2000-gebieden aanwezig:

  • Oosterschelde;
  • Westerschelde;
  • Zoommeer;
  • Markiezaat;
  • Brabantse Wal.

De gebieden Zoommeer en Markiezaat zijn niet gevoelig voor stikstofdepositie en zijn vanwege de afstand (> 3,3 km) ook niet gevoelig voor verstoring vanaf de bedrijventerreinen. Deze gebieden worden in deze passende beoordeling dan ook buiten beschouwing gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01_0007.png"

Figuur 5.2 Natura 2000-gebieden nabij Reimerswaal

Beschrijving Oosterschelde

De Oosterschelde is een voormalig estuarium, dat na de aanleg van de Deltawerken is veranderd in een ondiepe baai met zout water en een gedempt getij. Het gebied herbergt de belangrijkste getijdennatuur van Zuidwest- Nederland in de vorm van droogvallende platen en schorren met de daarbij behorende grote hoeveelheden foeragerende en rustende wadvogels. Onderwater bevindt zich een kleurrijke wereld, boordevol mariene wieren en dieren. Aan de noord- en zuidkant van de Oosterschelde behoort een kralensnoer van binnendijkse terreinen tot het Natura 2000-gebied. Deze zijn rijk aan milieugradiënten en zijn van belang voor onder meer zilte graslanden, broedende en rustende vogels en de Noordse woelmuis. Sinds 2002 heeft de Oosterschelde de status van Nationaal Park.

De Oosterschelde is aangewezen als Habitat- en Vogelrichtlijngebied. In tabel 5.6 zijn de instandhoudingsdoelstellingen voor dit gebied opgenomen.

Tabel 5.6 Instandhoudingsdoelstellingen

SVI Landelijk Doelst. Opp.vl. Doelst. Kwal. Doelst. Pop. Draagkracht aantal vogels Draagkracht aantal paren
Habitattypen
H1160 Grote baaien -- = >
H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) - > =
H1320 Slijkgrasvelden -- = =
H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) - = =
H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks) - > =
H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) - > >
Habitatsoorten
H1340 *Noordse woelmuis -- > = >
H1365 Gewone zeehond + = > >
Broedvogels
A081 Bruine Kiekendief + = = 19
A132 Kluut - = = 2000*
A137 Bontbekplevier - = = 100*
A138 Strandplevier -- > > 220*
A191 Grote stern -- = = 4000*
A193 Visdief - = = 6500*
A194 Noordse Stern + = = 20
A195 Dwergstern -- = = 300*
Niet-broedvogels
A004 Dodaars + = = 80
A005 Fuut - = = 370
A007 Kuifduiker + = = 8
A017 Aalscholver + = = 360
A026 Kleine Zilverreiger + = = 20
A034 Lepelaar + = = 30
A037 Kleine Zwaan - = =
A043 Grauwe Gans + = = 2300
A045 Brandgans + = = 3100
A046 Rotgans - = = 6300
A048 Bergeend + = = 2900
A050 Smient + = = 12000
A051 Krakeend + = = 130
A052 Wintertaling - = = 1000
A053 Wilde eend + = = 5500
A054 Pijlstaart - = = 730
A056 Slobeend + = = 940
A067 Brilduiker + = = 680
A069 Middelste Zaagbek + = = 350
A103 Slechtvalk + = = 10
A125 Meerkoet - = = 1100
A130 Scholekster -- = = 24000
A132 Kluut - = = 510
A137 Bontbekplevier + = = 280
A138 Strandplevier -- = = 50
A140 Goudplevier -- = = 2000
A141 Zilverplevier + = = 4400
A142 Kievit - = = 4500
A143 Kanoet - = = 7700
A144 Drieteenstrandloper - = = 260
A149 Bonte strandloper + = = 14100
A157 Rosse grutto + = = 4200
A160 Wulp + = = 6400
A161 Zwarte ruiter + = = 310
A162 Tureluur - = = 1600
A164 Groenpootruiter + = = 150
A169 Steenloper -- = = 580
Legenda
W Kernopgave met wateropgave
? Sense of urgency: beheeropgave
? Sense of urgency opgave m.b.t. watercondities
SVI landelijk Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)
= Behoudsdoelstelling
> Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
=(<) Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering

Het meest stikstofgevoelige habitattype betreft H7140B Overgangs- en trilveen (veenmosrietlanden) met een kritische depositie van 714 mol/ha/jr. De achtergronddepositie in het Natura 2000-gebied is op de oevers en binnendijks overal hoger (ca. 770 – 1520 mol N/ha/jr.) dan deze kritische depositiewaarde, zodat ook bij een geringe extra stikstofdepositie significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten. Op de oevers en binnendijks zijn ook de habitattypen H1310A en H1330B gelegen. De ligging van de habitattypen wordt hieronder nader beschreven.

Tabel 5.7 Kritische depositiewaarden habitattypen Oosterschelde

KDW in mol N/ha/jr.
H1160 Grote baaien > 2400
H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) 1643
H1320 Slijkgrasvelden 1643
H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) 1571
H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks) 1571
H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) 714

H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal)

H1310A komt binnendijks voor, in combinatie met H1330B, aan de zuidkust van Schouwen (in vrijwel alle traditionele inlagen en karrenvelden, natuurontwikkelingsbieden in het kader van Plan Tureluur gebieden, Koudekerksche Inlagen, Inlaag Zuidhoek), in beperkte oppervlakken in de Koude- en Kaarspolder en in de Deesche Watergang. H1310_A wordt verder gevonden in het Krekengebied Ouwerkerk. Een voorwaarde voor het ontwikkelen van dit habitattype is de aanwezigheid van zout (kwel)water.

H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks)

Dit habitattype komt voor in combinatie met H1310A, zie hierboven. Verder komt het type voor aan de zuidkust van Tholen (Scherpenissepolder en de Noordpolder). Een voorwaarde voor het ontwikkelen van dit habitattype is de aanwezigheid van zout (kwel)water.

H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden)

Dit habitattype wordt amper aangetroffen in de Oosterschelde. Er ligt ruwweg 1 – 2 hectare in de Inlaag Vlietepolder. Het precieze areaal in de Vlietepolder en de rest van de Oosterschelde is niet bekend.

De overige kwalificerende (vogel)soorten leven in dynamische, zoute, voedselrijke en/of kalkrijke habitats en zijn om die reden niet gevoelig voor extra stikstofdepositie.

Beschrijving Westerschelde & Saeftinghe

De Westerschelde is de zuidelijke tak in het oorspronkelijke mondingsgebied van de rivier de Schelde. Het is de enige zeetak in de Delta waar nu nog sprake is van een estuarium met open verbinding naar zee. Het betreft een zeer dynamisch gebied, mede door de trechtervorm ervan, waarin het getijverschil naar achteren erg groot wordt. Het estuarium bestaat uit diepe en ondiepe wateren, bij eb droogvallende zand- en slikplaten en schorren. Onder de schorren langs de Westerschelde bevindt zich het grootste schorrengebied van ons land: het Verdronken Land van Saeftinghe. Door het grote getijverschil bevat het Verdronken Land van Saeftinghe zeer hoge oeverwallen en brede geulen. Buitengaats ligt de verzande slufter van de Verdronken Zwarte Polder nog in het gebied. In het mondingsgebied is verder nog sprake van duinvorming bij Rammekenshoek, de Kaloot en op de Hooge Platen. Binnendijks liggen een aantal gebieden met aan het estuarium gekoppelde natuur: Rammekenshoek, Inlaag 1887, Bathse Kreek, Inlaag Hoofdplaat en Herdijkte Zwarte Polder.

Dit gebied is op 23 december 2009 door de minister van LNV (nu EZ) definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. Het is zowel Habitat- als Vogelrichtlijngebied. In tabel 5.8 is een overzicht opgenomen van de instandhoudingsdoelen voor dit gebied.

Tabel 5.8 Instandhoudingdoelen Westerschelde Saeftinghe

SVI Landelijk Doelst. Opp.vl. Doelst. Kwal. Doelst. Pop. Draagkracht aantal vogels Draagkracht aantal paren
Habitattypen
H1110B Permanent overstroomde zandbanken (Noordzee-kustzone) - = =
H1130 Estuaria -- > >
H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) - > =
H1310B Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur) + = =
H1320 Slijkgrasvelden -- = =
H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) - > >
H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks) - = =
H2110 Embryonale duinen + = =
H2120 Witte duinen - = =
H2160 Duindoornstruwelen + = =
H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) - = =
Habitatsoorten
H1014 Nauwe korfslak - = = =
H1095 Zeeprik - = = >
H1099 Rivierprik - = = >
H1103 Fint -- = = >
H1365 Gewone zeehond + = > >
H1903 Groenknolorchis -- = = =
Broedvogels
A081 Bruine Kiekendief + = = 20
A132 Kluut - = = 2000*
A137 Bontbekplevier - = = 100*
A138 Strandplevier -- = = 220*
A176 Zwartkopmeeuw + = = 400*
A191 Grote stern -- = = 4000*
A193 Visdief - = = 6500*
A195 Dwergstern -- = = 300*
A272 Blauwborst + = = 450
Niet-broedvogels
A005 Fuut - = = 100
A026 Kleine Zilverreiger + = = 40
A034 Lepelaar + = = 30
A041 Kolgans + = = 380
A043 Grauwe Gans + = = 16600
A048 Bergeend + = = 4500
A050 Smient + = = 16600
A051 Krakeend + = = 40
A052 Wintertaling - = = 1100
A053 Wilde eend + = = 11700
A054 Pijlstaart - = = 1400
A056 Slobeend + = = 70
A069 Middelste Zaagbek + = = 30
A075 Zeearend + = = 2
A103 Slechtvalk + = = 8
A130 Scholekster -- = = 7500
A132 Kluut - = = 540
A137 Bontbekplevier + = = 430
A138 Strandplevier -- = = 80
A140 Goudplevier -- = = 1600
A141 Zilverplevier + = = 1500
A142 Kievit - = = 4100
A143 Kanoet - = = 600
A144 Drieteenstrandloper - = = 1000
A149 Bonte strandloper + = = 15100
A157 Rosse grutto + = = 1200
A160 Wulp + = = 2500
A161 Zwarte ruiter + = = 270
A162 Tureluur - = = 1100
A164 Groenpootruiter + = = 90
A169 Steenloper -- = = 230

De meest stikstofgevoelige habitattypen betreffen H2110 Embryonale duinen, H2120 Witte Duinen en H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk), allen met een kritische depositie (KDW) van 1429 mol N/ha/jr. Voor deze habitattypen is een doelstelling geformuleerd voor behoud van oppervlakte en kwaliteit. Het habitattype H2190B Vochtige duinvalleien wordt in beperkt oppervlak aangetroffen in Inlaag Hoofdplaat (RWS, 2009). Ter plaatse is de achtergronddepositie in de huidige situatie iets lager dan de KDW, namelijk < 1310 mol N/ha/jr. Dat betekent dat een toename van de stikstofdepositie eventueel toch kan leiden tot significant negatieve effecten. Voor de Embryonale duinen en Witten duinen geldt dat de achtergronddepositie ruim lager is.

Het eveneens stikstofgevoelige habitattype H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal)komt op beperkte schaal voor in de Westerschelde. Het is de laatste jaren op de meeste plaatsen toegenomen, doordat de hoogste plaatdelen zich uitbreiden, waar onder andere dit habitattype van profiteert. Het habitattype komt voor op de overgang van slik naar schor, en wordt aangetroffen in schorren van de Verdronken Zwarte Polder, Paulinaschor, Hellegatschor, het Verdronken land van Saeftinge, het Schor bij Waarde, het Zuidgors, in de Sloehaven, en op de Hooge Platen en de Plaat van Walsoorden. In schorren komt het habitattype verder voor aan de randen, op regelmatig door zeewater overspoelde slibrijke en zandige plaatsen. Ook binnendijks wordt het habitattype aangetroffen, en wel nabij Ellewoutsdijk in Inlaag 2005 en mogelijk ook in Inlaag 1887. Binnendijks komt het habitattype voor in dynamische samenstelling met H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks). In de Inlaag 2005, Inlaag 1887 en Zuidgors is de achtergronddepositie in 2011 hoger dan de KDW van beide habitattypen. Dat betekent dat een toename van de stikstofdepositie kan leiden tot significant negatieve effecten.

KDW in mol N/ha/jr. Achtergronddepositie 2011/2020 *
H1110B Permanent overstroomde zandbanken (Noordzee-kustzone) > 2400 Nvt
H1130 Estuaria > 2400 Nvt
H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) 1643 1680 1400
H1310B Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur) 1500 < 856
H1320 Slijkgrasvelden 1643 < 1330
H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) 1571 1680 1400
H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks) 1571 1720 1430
H2110 Embryonale duinen 1429 < 1260
H2120 Witte duinen 1429 < 1099
H2160 Duindoornstruwelen 2000 Nvt
H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) 1429 < 1310

* Voor de achtergronddepositie is uitgegaan van de gegevens van de depositiekaarten van het RIVM. Er is geen rekening gehouden met de Notitie Duinenbijtelling van Alterra (2012). Uit onderzoek blijkt dat de achtergronddepositie in de duingebieden hoger is dan modelmatig berekend wordt. Voor de Zeeuwse gebieden is de onderzoeksperiode echter nog te kort (< 1 jaar) om hier conclusies aan te kunnen verbinden.

Voor het habitattype H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) is een doelstelling geformuleerd voor uitbreiding van het oppervlak en verbetering van de kwaliteit. Zoals beschreven in het ontwerpaanwijzigsbesluit komt het habitattype in grote oppervlakken voor in het oostelijk deel (Verdronken land van Saeftinge, Bathse schor, schor bij Waarde, Plaat van Walsoorden, Platen van Hulst en Zuidgors). In het westelijk deel wordt dit type minder aangetroffen. Hier is het areaal enigszins afgenomen als gevolg van schorranderosie. In de Westerschelde wordt een optimale functionele omvang van tientallen hectares aaneengesloten aangetroffen in het Verdronken land van Saeftinge en diverse andere schorren. Wel is het hoge schor oververtegenwoordigd doordat de schorren verouderen. Een kwaliteitsverbetering zou dus gezocht kunnen worden in het streven naar een meer complete zonering van laag schor en hoog schor. Ter plaatse van het Verdronken land van Saeftinge is in enkele kilometerhokken op de rand van het vaste land, nabij Emmadorp de achtergronddepositie in 2011 hoger dan de KDW. Dat betekent dat een toename van de stikstofdepositie kan leiden tot significant negatieve effecten.

De kwalificerende soorten groenknolorchis en nauwe korfslak zijn gebonden aan de vochtige duinvalleien en kunnen qua stikstofgevoeligheid worden gelijkgesteld met het habitattype H2190B Vochtige Duinvalleien.

De overige kwalificerende (vogel)soorten leven in dynamische, zoute, voedselrijke en/of kalkrijke habitattypen en zijn om die reden niet gevoelig voor extra stikstofdepositie.

Beschrijving Brabantse Wal

De Brabantse Wal vormt het westelijke uiteinde van het Pleistocene zandgebied van Zuid-Nederland. Door de eroderende werking van de Schelde is een voor Nederlandse begrippen spectaculaire overgang ontstaan van het zandlandschap naar het Zeeuwse kleilandschap: de 'wal'. Bovenop deze wal ligt een gebied met bossen, droge en natte heiden, landbouwontginningen, kleine stuifzanden en enkele van Brabants grootste vennen. Een groot deel van dit gebied is aangemeld onder de Vogelrichtlijn, een kleiner (zuidelijk gelegen) deel onder de Habitatrichtlijn. In tabel 5.9 zijn de instandhoudingsdoelstellingen voor dit gebied opgenomen.

Tabel 5.9 Instandhoudingsdoelstellingen

SVI Landelijk Doelst. Opp.vl. Doelst. Kwal. Doelst. Pop. Draagkracht aantal vogels Draagkracht aantal paren
Habitattypen
H2310 Stuifzandheiden met struikhei -- > >
H2330 Zandverstuivingen -- > >
H3110 Zeer zwakgebufferde vennen -- > >
H3130 Zwakgebufferde vennen - = =
H3160 Zure vennen - = >
H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) - > >
Habitatsoorten
H1166 Kamsalamander - = = =
H1831 Drijvende waterweegbree - > = =
Broedvogels
A004 Dodaars + = > 40
A008 Geoorde fuut + = > 40
A072 Wespendief + = = 10
A224 Nachtzwaluw - = = 80
A236 Zwarte Specht + = = 40
A246 Boomleeuwerik + = = 100

De kwalificerende habitattypen zijn allen zeer stikstofgevoelig waarbij de zwakgebufferde ven-habitattypen het meest kritisch zijn, zoals tabel 5.10 laat zien. De achtergronddepositie ligt hier overal ver boven de KDW van alle habitattypen. De ligging van de habitattypen wordt hieronder nader beschreven. In bijlage x is een habitattypenkaart opgenomen.

Tabel 5.10 Kritische depositiewaarden habitattypen Brabantse Wal

Habitattypen Kritische depositiewaarde
mol N/ha/jr.
H2310 Stuifzandheiden met struikhei 1071
H2330 Zandverstuivingen 714
H3110 Zeer zwakgebufferde vennen 429
H3130 Zwakgebufferde vennen 571
H3160 Zure vennen 714
H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) 1214

H2310 stuifzandheiden met struikhei

Het habitattype stuifzandheiden met struikhei komt voor in mozaïek met het habitattype H2330 zandverstuivingen en als kleine, geïsoleerde stukken. Voor duurzame instandhouding en ontwikkeling van een completer ecosysteem is vergroting van kleine stukken tot een meer aaneengesloten, robuustere hoeveelheid open heide noodzakelijk. Het gebied is van belang gezien de ligging op de grens met België.

H2330 zandverstuivingen

Het habitattype zandverstuivingen komt voornamelijk voor op een militair oefenterrein en bestaat vrijwel alleen uit open zand, de oefeningen worden echter sterk verminderd, waarmee mogelijkheden ontstaan voor ontwikkeling van stuifzandbegroeiingen (kwaliteitsverbetering).

H3110 zeer zwakgebufferde vennen

Het habitattype zeer zwakgebufferde vennen komt voor in het Groote meer, waar kleine biesvaren aanwezig is. In het verleden heeft hier ook waterlobelia gestaan. Het gaat hierbij om één van de weinige gebieden in ons land waar zeer zwak gebufferde vennen voorkomen en waar uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit van dit type, ondanks de slechte staat, te realiseren is. Hierdoor kan op termijn het gebied een zeer grote bijdrage leveren aan het landelijke doel voor het habitattype.

H3130 zwak gebufferde vennen

Het habitattype zwak gebufferde vennen komt samen met habitattype H3110 zeer zwak gebufferde vennen voor in het Groote Meer.

H3160 zure vennen

Het habitattype zure vennen komt voor in het merendeel van de aanwezige vennen. Deels is de kwaliteit matig ontwikkeld door eutrofiëring en verdroging.

H4010A vochtige heiden

Het habitattype vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A) komt over een beperkte oppervlakte in het gebied voor (in de nabijheid van de vennen), waarbij kwaliteitsverbetering mogelijk is. Uitbreiding oppervlakte loopt parallel met uitbreiding van habitattypen H3110 zeer zwakgebufferde vennen en H3130 zwak gebufferde vennen.

Ook de kwalificerende soorten zijn in meer of mindere mate stikstofgevoelig vanwege hun afhankelijkheid van voedselarme, schaarsbegroeide habitats.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl). Aangezien ecologische gegevens snel verouderen (circa 3 jaar) en er geen concrete (bouw)initiatieven zijn, is er geen gebieddekkend veldonderzoek uitgevoerd.

Het plangebied is grotendeels in gebruik als bedrijventerrein. De gronden worden intensief gebruikt, zodat de ecologische waarde laag is. Hieronder is aangegeven welke ecologische waarde wel te verwachten zijn.

Vogels

In de groenstroken op en langs de bedrijventerreinen komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan soorten als de buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn.

De bomen en mogelijk ook sommige bedrijfsgebouwen kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en watergangen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Zwaarder beschermde soorten worden hier niet verwacht.

Vissen

In de watergangen komen waarschijnlijk de beschermde kleine modderkruiper en paling voor.

Overige soorten

Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde vaatplanten, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 5.11 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 5.11 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

Vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker
Ontheffingsregeling Ffw tabel 2 kleine modderkruiper en paling
tabel 3 bijlage 1 AMvB geen
bijlage IV HR alle vleermuizen
vogels cat. 1 t/m 4 o.a. buizerd, gierzwaluw en huismus

5.8.3 Onderzoek milieueffecten plansituatie

Gebiedsbescherming

Verstoring

Het bestemmingsplan maakt het in gebruik nemen van nu nog lege bedrijfspercelen, bedrijfswisselingen en invulling van de reeds planologisch geregelde uitbreidingsruimte mogelijk. De bedrijventerreinen Nishoek en De Poort, waarbij op De Poort nog sprake is van nog in te vullen, reeds planologisch geregelde uitbreidingsruimte, liggen op relatief ruime afstand van de Natura 2000-gebieden, verstoring treedt niet op. Op het bedrijventerrein Olzendepolder wordt toename van verstoring eveneens niet verwacht, omdat thans ook reeds sprake is van intensief gebruik (laden, lossen, bedrijfsmatige activiteiten, verkeer). Op het bedrijventerrein Korringaweg wordt de feitelijke situatie bestemd, er is geen sprake van uitbreiding of bedrijfswisselingen (in een andere dan de aanwezige schaal- en schelpdierverwerkende industrie). Verstoring kan voor dit bedrijventerrein geheel worden uitgesloten.

Barrièrewerking

Het bestemmingsplan maakt plaatsing van kleine windmolens mogelijk. Het betreft geen grote opstellingen van windmolens, maar per bouwkavel bestaat de mogelijkheid om een windmolen te realiseren. De windmolens worden ook niet op een open terrein gerealiseerd, maar op bestaande bedrijventerreinen. Op en langs de bedrijventerreinen De Poort en Nishoek is reeds een (min of meer) oost-west lopende hoogspanningsverbinding aanwezig. De nieuwe windmolens kunnen leiden tot individuele aanvliegslachtoffers, maar doordat er geen lange lijnopstellingen ontstaan is er voor vogels voldoende ruimte om van west naar oost of van zuid naar noord en vice versa te vliegen. Het plaatsen van windmolens is dan ook niet van invloed op de instandhoudingsdoelstellingen voor vogels in de Wester- en Oosterschelde.

Stikstofdepositie als gevolg van bedrijven

Stikstofdepositie heeft invloed op de kwaliteit van Natura 2000 gebieden. De mogelijke effecten als gevolg van de in het bestemmingsplan toegelaten bedrijven en nog in te vullen planologisch geregelde uitbreidingsruimte moeten daarom worden beschouwd. Achtereenvolgens wordt per bedrijventerrein kwalitatief gemotiveerd of sprake zal zijn van toenamen van de stikstofdepositie. Relevant daarbij is of sprake is van nieuwe, grootschalige ontwikkelingen.

Korringaweg

  • Het bedrijventerrein is volledig uitgegeven.
  • Er is sprake van verwerking van schaal- en schelpdieren en visverwerking in combinatie met transport en logistiek. Dit zijn bestaande activiteiten.
  • Er vindt geen andere bedrijvigheid plaats; evenmin wordt andere bedrijvigheid toegelaten.

Geconcludeerd wordt dat significante toename in de depositie van stikstof op de omliggende gebieden is uit te sluiten.

Olzendepolder

  • De fase die in het voorliggend bestemmingsplan is betrokken, is nagenoeg volledig uitgegeven.
  • Ter plaatse zijn voornamelijk logistieke en aquatische bedrijven gevestigd en bedrijven met schaal-en schelpdier en visverwerkende industrie.
  • Gezien de ontwikkelingen op het bedrijventerrein in de afgelopen planperioden wordt hier weinig verandering verwacht.

Geconcludeerd wordt dat geen significante toename in de depositie van stikstof op de omliggende gebieden is te verwachten.

Nishoek

  • Het bedrijventerrein is volledig uitgegeven en ontwikkeld.
  • De komende planperiode vinden naar verwachting geen ingrijpende veranderingen plaats, gezien de beperkte verandering binnen de plancontour in de voorbije planperiode.

Geconcludeerd wordt dat geen significante toename in de depositie van stikstof op de omliggende gebieden is te verwachten.

De Poort

  • De laatste fase van het bedrijventerrein wordt in de komende planperiode ontwikkeld.
  • Ter plaatse zijn bedrijven tot milieucategorie 4.2 toegestaan.
  • Gelet op het karakter van het bedrijventerrein is het aandeel productiebedrijven relatief klein.
  • Het te ontwikkelen deel van het bedrijventerrein wordt onttrokken aan de agrarische bedrijfsvoering, waardoor de stikstofemissie als gevolg daarvan wegvalt.

Geconcludeerd wordt dat geen significante toename in de depositie van stikstof op de omliggende gebieden is te verwachten.

Stikstofdepositie als gevolg van verkeer

De Poort

Als gevolg van de uitbreidingsmogelijkheden op bedrijventerrein De Poort neemt de verkeersgeneratie met circa 1.330 mvt/werkdagetmaal toe. Het verkeer verdeelt zich over het bestaande wegennet. Het verkeer zal zich vanaf de A58 in oost- en westrichting verdelen en zich dan verder op het onderliggende wegennet verdelen. Richting het westen komen de wegen niet in de buurt van gevoelige habittypen in de Wester- en Oosterschelde. Ook richting het oosten liggen de A58 en A4 op ruime afstand van de stikstofgevoelige habitattypen in de Brabantse Wal. De zeer beperkte toename van het verkeer op de A58, 0,95% (zie tabel 5.4), leidt dan ook niet tot negatieve effecten in de Natura 2000-gebieden.

Korringaweg, Olzendepolder, Nishoek

Alleen de bedrijventerreinen Olzendepolder en Nishoek kennen nog een beperkte ontwikkelingsruimte (onbenutte percelen). De verkeersgeneratie van beide bedrijventerreinen bedraagt 1.050 mvt/werkdagetmaal. Ook hier geldt dat de hoofdontsluitingswegen op ruime afstand van de gevoelige habitattypen in de Wester- en Oosterschelde en de Brabantse Wal liggen. De zeer beperkte toename van het verkeer op de A58, 0,6% (zie tabel 5.4), leidt dan ook niet tot negatieve effecten in de Natura 2000-gebieden.

De zeer beperkte cumulatieve verkeerstoename, circa 1,5%, leidt eveneens niet tot negatieve effecten op Natura 2000.

Soortbescherming

De ecologische waarden van de bedrijventerreinen zijn over het algemeen laag.

Uitbreidingsmogelijkheden en bedrijfswisselingen

Op bedrijventerrein Korringaweg zullen geen uitbreidingen en bedrijfswisselingen plaatsvinden. Negatieve effecten op soorten zijn hier uit te sluiten. Op de bedrijventerreinen Olzendepolder en Nishoek zijn bedrijfswisselingen wel mogelijk. Dit kan in incidentele gevallen leiden tot aantasting van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels. Over het algemeen zal de bebouwing hier echter ongeschikt voor zijn. In sommige gevallen zijn misschien ook aanpassingen aan watergangen en groenstructuren noodzakelijk, maar dit is niet erg waarschijnlijk. Op bedrijventerrein De Poort vindt uitbreiding plaats. Op deze gronden zijn alleen licht beschermde tabel 1-soorten aanwezig. De uitbreiding wordt ook landschappelijk ingepast, wat leidt tot een uitbreiding van het leefgebied van de reeds aanwezige soorten.

Windmolens

De realisatie van windmolens op de bedrijventerreinen kan leiden tot meer aanvliegslachtoffers onder vleermuizen en vogels. Doordat geen grote/lange lijnopstellingen worden gerealiseerd, zal het effect op eventuele vliegroutes beperkt zijn.

Overtreding van de Flora- en faunawet moet echter altijd worden voorkomen door deze effecten te mitigeren en/of compenseren. Voor genoemde soorten zijn diverse maatregelen mogelijk, zoals het verplaatsen van soorten, het graven van nieuwe watergangen en het creëren van nieuwe verblijfplaatsen. Grootschalige en blijvende negatieve effecten op de beschermde soorten in het plangebied kunnen dan ook worden uitgesloten.

5.8.4 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering.

5.9 Waterparagraaf

Toetsingskader

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. De plangebieden liggen binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.

De tekst is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.

In bijlage 6 is een overzicht op genomen van het relevante beleid op Europees, nationaal en provinciaal niveau.

Onderzoek Referentiesituatie

De huidige waterhuishoudingssituatie van de vier bedrijventerreinen is beschreven in hoofdstuk 3.

Onderzoek milieueffecten plansituatie

De toekomstige situatie, zoals beschreven in hoofdstuk 4 (zie paragraaf 4.6) is getoetst aan een aantal waterhuishoudkundige criteria, die in het kader van de watertoets van belang zijn. Hieronder volgt het resultaat van de toetsing.

Veiligheid en waterkeringen en waterkwantiteit

Voor toekomstige nieuwbouw en uitbreiding van gebouwen en andere bouwwerken is van belang dat, wanneer dit valt binnen de keurzone van de primaire en regionale waterkeringen, een vergunning noodzakelijk is. Op basis van de keur is ook voor bepaalde soorten gebruik van opstallen en gronden binnen de keurzone een watervergunning vereist. Dat betreft bijvoorbeeld het hebben van hogedrukleidingen, bepaalde inrichtingen (bedrijfsmatig werken met explosiegevaarlijke materialen) en de opslag van explosie gevaarlijke materialen). De watervergunning wordt aangevraagd bij het waterschap Scheldestromen.

In principe geldt voor diverse werken in buitendijkse gebied (bedrijventerrein Korringaweg) eveneens een vergunningplicht op basis van het Waterbesluit en de Waterregeling. Waterschap en Rijkswaterstaat bepalen wie hier het bevoegd gezag is om de watervergunning te verlenen.

Afvalwater en riolering

In de rioleringssituatie zijn geen wijzigingen voorzien. Nieuwe bebouwing dient wat betreft de droogweerafvoer (het vuile water) te worden aangesloten op de bestaande rioleringssystemen.

Het bedrijventerrein Nishoek heeft een gescheiden en verbeterd gescheiden rioolstelsel. Ook bedrijventerrein Olzendepolder heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

Op Korringaweg wordt het water van de weg onder vrij verval afgevoerd met behulp van een gemengde riolering. Dit water wordt vervolgens met behulp van een pompgemaal gecombineerd met het vuile water verpompt richting de kern Yerseke. De waterparagraaf wordt met deze informatie aangevuld. Op bedrijventerrein Korringaweg wordt zout afvalwater niet op de riolering maar in de Oosterschelde geloosd. Op bedrijventerrein Olzendepolder wordt zout afvalwater via een retourleiding naar de Oosterschelde getransporteerd en daarin geloosd.

Ook de Poort is aangesloten op de riolering.

Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden (voor benutting),
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar de zuivering.

Waterkwaliteit en ecologie

In het plangebied bevinden zich een aantal waterlopen, die in het bestemmingsplan zijn bestemd. Er zijn geen natte natuurgebieden in de directe nabijheid van de terreinen. Dit geldt niet voor Olzendepolder en Korringaweg, deze terreinen liggen direct naast de Oosterschelde (zie paragraaf 5.8)

Bij eventuele toekomstige bouwplannen dienen duurzame niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast te worden (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Daarnaast wordt de voorkeursvolgorde van schoonhouden-scheiden-zuiveren gehanteerd.

Onderhoud waterlopen

De bestemming van de bestaande waterlopen zoals die in de vigerende bestemmingsplannen was opgenomen, is in dit bestemmingsplan gecontinueerd.

Verder geldt dat voor werkzaamheden binnen de keurzone van de waterkering of waterlopen bij het waterschap een vergunning dient te worden aangevraagd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De waterhuishoudkundig relevante ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

Er wordt een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen voor de gronden binnen de zone waterstaatswerk van de primaire waterkering. Voor een aantal waterlopen is een bestemming Water opgenomen.

5.10 Archeologie En Cultuurhistorie

5.10.1 Archeologie

Toetsingskader

Monumentenwet

De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in de Nota Archeologie 2006-2012. Het toetsingskader is overgenomen in het Omgevingsplan.

  • Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende.
  • Archeologische waarden zijn vastgelegd op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart).
  • Op de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) zijn de trefkansen (laag middelhoog en hoog) opgenomen.
  • Archis2 is de nationale database voor archeologische vindplaatsen.
  • Het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) vormt de Zeeuwse database.

Gemeentelijk beleid

Recent is door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen archeologie beleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:

  • deel A: Beleidsnota archeologie;
  • deel B: Toelichting beleidskaart, 30-06-2011.

In het beleid (vastgesteld op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd. In dit bestemmingsplan zijn de in het beleid geformuleerde uitgangspunten vertaald.

Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (maatregelenkaart in lagen, kaartlaag I, Walcheren). Deze laag is veelal maatgevend. Bij vergunning aanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (lagen 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) worden geraakt. Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën:

Maatregelcategorie Verwachtingswaarde Onderzoeksverplichting Bestemmingsregeling*
categorie 1 wettelijk beschermd monument Wettelijke bescherming -
categorie 2 terreinen van archeologische waarde 50 m² en 40 cm WR - A - 1
categorie 3 gewaardeerde stads-/ dorpskern 50 m² en 40 cm WR - A - 1
categorie 4 hoge verwachting 250 m² en 40 cm WR - A - 2
categorie 5 gematigde verwachting 500 m² en 40 cm WR - A - 3
categorie 6 lage verwachting 2.500 m² en 40 cm WR - A - 4
categorie 7 waterbodem 500 m² en 40 cm WR - A - 3
categorie 8 geen verwachting - -

Onderzoek referentiesituatie

Raadpleging van de AMK, maatregelenkaart in lagen, laag van Walcheren en Archis2 en ZAA leidt tot de volgende bevindingen.

Bedrijventerrein AMK Maatregelcategorie Archis2 en ZAA
De Poort geen vermelding 4 en gedeeltelijk 5 geen vermelding
Nishoek geen vermelding 4, gedeeltelijk vrijgesteld 405.672
402.631
403.344
Olzendepolder geen vermelding 4 geen vermelding
Korringaweg geen vermelding 4 en gedeeltelijk 5 geen vermelding

Uit voorgaande tabel blijkt dat op de AMK geen vermeldingen zijn opgenomen voor de vier bedrijventerreinen. De van toepassing zijnde maatregelcategorie (Laag van Walcheren) is algemeen 4 en deels 5.

De volgende vondsten/vindplaatsen zijn bekend.

  • Vindplaats 405.672. Uit onderzoek aan de Zandweg 28 (Nishoek) is bekend dat in het veen natuurlijke fenomenen uit de Bronstijd aanwezig zijn. Er zijn geen restanten van menselijke activiteit aangetroffen. Het onderzoeksterrein is vrijgegeven van verder onderzoek.
  • Vindplaats 402.631. Bij archeologisch onderzoek (Nishoek) is een Romeinse wetsteen aangetroffen in het veen.
  • Vindplaats 403.344. Bij archeologisch onderzoek (Nishoek) op de zelfde locatie als 402.631 zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op menselijke aanwezigheid in de Romeinse Tijd. Er zijn geen vindplaatsen aangetroffen. Het onderzoeksterrein is daarom vrijgegeven van verder onderzoek.
  • Waarderend archeologisch onderzoek op de locatie bedrijventerrein Nishoek aan de Bosweg te Kruiningen. In het kader van de recente uitbreiding Weihoek (geregeld in de 2e herziening Nishoek) heeft daarom archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek zijn vermeld in het rapport "Waarderend archeologisch onderzoek op de locatie bedrijventerrein Nishoek aan de Bosweg te Kruiningen" (rapport A05-080-R, ArcheoMedia, 30-11-2005). In het onderzoek en de vastgestelde herziening is geconcludeerd dat de in het bestemmingsplan Nishoek opgenomen regeling met betrekking tot het waarborgen van het archeologisch belang ter plaatse niet langer noodzakelijk is. Ter plaatse van het onderzoeksgebied is het daarom niet langer nodig de archeologische waarden veilig te stellen. Voor de resterende delen van het bedrijventerrein Nishoek en de andere terreinen zijn de archeologische waarden overeenkomstig het geldend beleid veiliggesteld.

Onderzoek milieueffecten en plansituatie

Nishoek en de Olzendepolder kennen algemeen een hoge verwachtingswaarde ten aanzien van archeologische vondsten (maatregel categorie 4). Dit betekent dat bij bodemverstoring vanaf 250 m² en dieper dan 40 cm onderzoek is vereist.

Voor De Poort en Korringaweg geldt dat ook deels maatregelcategorie 5 aan de orde is. Voor die delen is vrijstelling van archeologisch onderzoek tot 500 m² aan de orde.

Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 3 opgenomen voor de verschillende delen van het plangebied Grote Bedrijventerreinen.

Voor bepaalde ingrepen is afhankelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Ten opzichte van het geldend planologisch beleid betekent dit een verzwaring van het archeologisch beschermingsniveau en de daarmee samenhangende juridische regeling: de huidige plannen voorzien immers nog niet of nauwelijks in een bescherming van archeologische waarden.

De gebruiksmogelijkheden van de gronden worden evenwel, weliswaar na afweging, niet beperkt. Bedrijfsmatige activiteiten, bouwwerken en werkzaamheden kunnen na afweging nog steeds worden uitgeoefend. De opgenomen dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 3 vormen derhalve geen belemmering voor de voorgenomen actualisering van de bestemmingsplannen.

De mogelijkheid bestaat dat uit archeologisch onderzoek zal blijken dat er een grotere of minder grote archeologische waarde aanwezig is. Om die reden wordt in de regeling ook voorzien in de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie-1 en Waarde Archeologie-4. Door middel van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid kan de nu toegekende beschermingsniveau op een later moment in een andere beschermingsniveau worden gewijzigd.

Indien bij onderzoek vanwege ontwikkelingen waarden worden gevonden, kunnen deze niet altijd in de bodem behouden blijven. Opgraving betekent wel dat meer over het gebied geleerd kan worden en dat dit aan een groter publiek bekend kan worden gemaakt.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van ontwikkelingen niet in de weg. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan hebben geen tot zeer beperkte gevolgen voor het aspect archeologie.

5.10.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen waardevolle objecten (onder andere rijksmonumenten) en waardevolle gebieden (onder andere provinciale belvedère gebieden).

Onderzoek referentiesituatie en milieueffecten plansituatie

Voor de bedrijventerreinen De Poort, Nishoek, Olzendepolder en Korringaweg zijn op de kaart geen vermeldingen opgenomen.

De gemeente heeft beleid in voorbereiding, waarin uitgangspunten voor mogelijk te beschermen waarden zijn opgenomen.

Conclusie

Cultuurhistorische aspecten vragen geen bijzondere aandacht bij het opstellen van de bestemmingsregeling. Het aspect staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.11 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.

Het landelijk en provinciaal beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

De gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, waarop globale en verwachte verontreinigingen van gebieden zijn aangeduid. Zodoende kan in een vroeg stadium reeds worden ingeschat of bij functiewijziging de bodemkwaliteit tot belemmeringen kan leiden. Met name voormalige boomgaarden kunnen verontreinigd zijn met DDT.

Op termijn werkt de gemeente het bodembeleid verder uit, waarbij dan naast bodemkwaliteit ook aandacht zal zijn voor andere bodemfuncties, zoals warmte en koude opslag, CO2opslag en dergelijke.

Onderzoek referentiesituatie

Als gevolg van huidige bedrijfsactiviteiten en activiteiten uit het verleden is de bodem binnen het plangebied lokaal verontreinigd. Uit de informatie op www.bodemloket.nl blijkt dat delen van het plangebied in het verleden reeds zijn gesaneerd. De bodemkwaliteit is op de bedrijventerreinen geschikt voor de bedrijfsfuncties. Voorts is bij de gemeente informatie aanvullende beschikbaar op basis van onder andere verrichte bodemonderzoeken en bodemkwaliteitskaarten.

Onderzoek milieueffecten plansituatie

Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de grote en grootschalige bedrijventerreinen en Korringaweg, is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan (vrijwel) geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning aangetoond dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.

Voor de uitbreidingen van Nishoek en De Poort (gereguleerd in de vastgestelde bestemmingsplan Nishoek 2H en De Poort 4H) is bodemonderzoek verricht. Op basis van deze onderzoeken is geconcludeerd dat de gronden geschikt zijn voor de beoogde bedrijfsmatige activiteiten.

Nieuwe bestemmingen/bedrijven dienen te worden gerealiseerd op daartoe geschikte bodem. Bij voorkeur schoon maar als die in bepaalde mate verontreinigd blijkt en wel geschikt voor de functie is dit voldoende. Indien de bodem dusdanig is verontreinigd waardoor de (nieuw)bouw en gebruik als bedrijventerrein wordt belemmerd, zal die voorafgaand aan de ontwikkeling moeten worden gesaneerd. Voor nieuwe activiteiten die passen binnen het bestemmingsplan (zoals ontwikkelingen in het kader van de representatieve invulling van de maximale ontwikkelingsmogelijkheden of de vestiging van een individueel planmer-plichtig bedrijf) geldt als randvoorwaarde dat deze geen (ernstige) bodemverontreinigingen mogen veroorzaken. Dit is het zorgplichtbeginsel uit de Wet bodembescherming). Alle nieuw te ontstane verontreinigingen dienen op kosten van de veroorzaker te worden verwijderd. Voorschriften in de benodigde vergunningen en de geldende (milieu)wetgevingen moeten voldoende waarborgen voor bescherming van de bodemkwaliteit bieden.

Wijzigingsgebieden

Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden aangaande de bodemkwaliteit. In de wijzigingsregels is opgenomen dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de toekomstig beoogde functie.

Conclusie

Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de actualisering van het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen. Het aspect staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de verbeelding met het renvooi (paragraaf 6.1);
  • de regels (vier hoofdstukken, paragraaf 6.2).

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn 1 juli 2008 in werking getreden en vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen. Alle nieuwe ruimtelijke plannen - zoals bestemmingsplannen - moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2008 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.

6.1 Verbeelding En Renvooi

Digitaal

Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kan de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan "doorverwezen".

Analoog

Ondergrond

Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand (versie april 2010). Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld B) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.

Bestemmingen

De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld B voor Bedrijf) aangeduid. De "bestemmingen" corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.

Aanduidingen en renvooi (analoog plan)

De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in:

  • gebiedsaanduidingen;
  • functieaanduidingen;
  • bouwvak;
  • bouwaanduidingen;
  • maatvoeringsaanduidingen.

Leeswijzer

Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.

6.2 Regels

De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels.
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.

Begrippen

De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.

Wijze van meten

Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.

6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (Algemeen)

Opbouw bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaard volgorde zoals opgenomen in SVBP2008.

  • Bestemmingsomschrijving
    In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming "als recht" zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste "toetssteen" voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van gronden / gebouw binnen de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
  • Bouwregels
    Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.
  • Afwijken van de bouwregels
    De bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels zijn in dit deel van de regels opgenomen.
  • Specifieke gebruiksregels
    In dit onderdeel wordt ten opzichte van de Bestemmingsomschrijving, specifiek bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving.
  • Afwijken van de gebruiksregels
    De bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiksregels is in dit deel van de regels opgenomen.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Voor zover nodig zijn hierin de regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke regels.
  • Wijzigingsregels
    Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

6.2.3 Bestemmingsregels (artikelen)

Artikel 3 Agrarisch

Binnen de plangrenzen van bedrijventerrein De Poort is nog een agrarisch bedrijf gevestigd. Dit bedrijf is van een toegesneden regeling voorzien. Het huiskavel is daarbij voorzien van een bouwvak. Er zijn uitsluitend grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan.

Op basis van de geldende regeling in het bestemmingsplan De Poort en afspraken met een ondernemer is op het perceel gesitueerd tussen het agrarisch bedrijf en het LPG-tankstation aan de Valckenisseweg een gebiedsaanduiding wijzigingsgebied - 1 opgenomen. In de wijzigingsregels is opgenomen dat hier na toetsing aan de wijzigingsregels de realisering van een restaurant van maximaal 500 m2 mogelijk is. In de wijzigingsregels is onder andere bepaald dat diverse milieuaspecten, waaronder bodem, flora- en fauna en externe veiligheid, geen belemmeringen mogen vormen voor het toepassen van de bevoegdheid. Planwijziging vindt eveneens niet plaats indien niet is aangetoond dat onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden. De continuering van de exploitatie van het LPG-tankstation en de agrarische bedrijfsvoering van het naastgelegen bedrijf zijn daarmee verzekerd. In het wijzigingsplan wordt ingegaan op de gemaakte belangenafweging.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Beschermde dijk

Dit artikel is opgenomen in verband met de aanwezige regionale waterkering. Overeenkomstig de systematiek van de gemeente wordt hieraan deze bestemming gegeven, in combinatie met de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' is het waterschapsbelang op basis van de Keur en de provinciale Verordening Ruimte zo voldoende veilig gesteld.

De regeling is uniform met de regeling in het buitengebied.

Artikel 5 Bedrijf

Bestemmingsregeling algemeen

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Er is daarbij afhankelijk van de lokale situatie een onderscheid gemaakt naar milieucategorie (3.2 tot en met 4.2). In een aantal situaties is een verbijzondering van de bestemming gewenst. Onder andere:

  • de aanwezige (en in Olzendepolder beoogde) bedrijfswoningen zijn voorzien van een aanduiding 'bedrijfswoning';
  • de benzineservicestations (al dan niet met verkoop van LPG);
  • kantoorvoorzieningen;
  • risicovolle inrichtingen;
  • (detailhandel in) schaal en schelpdieren;
  • schaal- en schelpdierverwerkende industrie;
  • water;
  • opslag van schaal- en schelpdieren;
  • de bestaande detailhandel in volumineuze goederen op bedrijventerreinen Nishoek (aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus tuin en dierbenodigdheden");
  • een zend- en ontvangstinstallatie op Nishoek;
  • de waterstrook in de Oosterschelde ter plaatse van Korringaweg.

Voorts zijn erftoegangswegen, parkeervoorzieningen en terreininrichtingen en dergelijke toegestaan. In de nadere eisen is bepaald dat burgemeester en wethouders in verband met de parkeerdruk nadere eisen kunnen stellen aan parkeervoorzieningen.

Staat van bedrijfsactiviteiten

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn de op de bedrijventerreinen De Poort, Nishoek en Olzendepolder toegelaten bedrijven opgenomen.

Er zijn diverse bedrijven opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die bijvoorbeeld niet direct een productiefunctie hebben, maar meer een handelsfunctie. Voorbeelden zijn autogarages (SBI-code 501) en taxibedrijven (SBI/code 6022). Deze bedrijvigheid past juist op bedrijventerreinen, niet in de bebouwde kom of op andere locaties.

Hetzelfde geldt voor benzineservicestations. Als gevolg van de detailhandelsfunctie, zijn die niet in de genoemde Staat opgenomen. Vandaar dat deze bedrijven in de bestemmingsomschrijving specifiek zijn genoemd, zodat deze alsnog toelaatbaar zijn. Het gaat hierbij om detailhandel in auto's boten en caravans (zogenoemde ABC-goederen). Detailhandel in auto's, boten en caravans is opgenomen onder “detailhandel in volumineuze goederen”. Detailhandel in volumineuze (en gevaarlijke goederen) is rechtstreeks toelaatbaar op de bedrijventerreinen, met uitzondering van Korringaweg.

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is eveneens groothandel genoemd (SBI-code 51). Volgens de SBI-coderingssystematiek, behoren hiertoe ook opslagbedrijven. Voor opslag is ook geen afzonderlijke codering voorzien. Het kan daarbij ook gaan om voorraad/opslag voor winkels. Dit hangt samen met de algemene ontwikkeling dat magazijnen bij winkels in de kernen zo klein mogelijk worden gehouden. Hiertegen bestaat geen bezwaar, tenzij ter plaatse detailhandel wordt uitgeoefend.

Bestemmingsregeling detailhandel, ondergeschikte detailhandel, opslag en distributie voor internetverkoop, detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel.

De gemeente hanteert als algemeen uitgangspunt dat detailhandel niet is toegestaan op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen zijn immers gereserveerd voor bedrijvigheid. Er zijn vormen van detailhandel die door hun uitstraling, omvang en dergelijke ook denkbaar zijn op bedrijventerreinen. De gemeente heeft in paragraaf 4.2 de volgende uitgangspunten geformuleerd.

  • Opslag en distributie voor internetverkoop is onder voorwaarden toegestaan.
  • Ondergeschikte detailhandel is onder voorwaarden toegestaan.
  • Detailhandel in volumineuze (en gevaarlijke) goederen is rechtstreeks toegestaan op bedrijventerrein Nishoek, De Poort en Olzendepolder.
  • Grootschalige detailhandel is toegestaan, na planwijziging, op bedrijven Nishoek en Olzendepolder.

In de juridische regeling zijn deze uitgangspunten als volgt uitgewerkt. In de begripsbepalingen zijn eenduidige definities opgenomen voor:

  • detailhandel;
  • detailhandel in volumineuze goederen;
  • grootschalige detailhandel;
  • ondergeschikte detailhandel;
  • opslag en distributie voor internetverkoop.
  • Op bedrijventerrein Nishoek zijn de daar al voorkomende detailhandelsvestingen in volumineuze goederen met dit plan opnieuw bevestigd met een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus - tuin en dierbenodigdheden'.
  • Voor nieuwe vestigingen grootschalige detailhandel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Onder strikte voorwaarden is vestiging van een grootschalig detailhandelsbedrijf daarmee mogelijk gemaakt. Onder andere moet aangetoond worden dat:
    1. 1. geen sprake is van aantasting van de distributie-planologische structuur van de gemeente;
    2. 2. geen geschikte vestigingslocaties aanwezig zijn op bedrijventerrein Marconi of elders in Goes. Hiermee is nadrukkelijk invulling gegeven aan de uitgangspunten van het provinciaal beleid;
    3. 3. de nieuwvestiging een binding heeft met de gemeente Reimerswaal, aangetoond door klantenbestand, herkomst van medewerkers en de herkomst van het bedrijf.

Het volgende toetsingsschema is samengesteld, waarmee eenduidig is te bepalen welke vorm van detailhandel aan de orde is en of vestiging van deze vormen van detailhandel (eventueel na planwijziging) mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01_0008.jpg"

Figuur 6.1. Toetsingsschema detailhandel

In de regeling is tevens voorzien in een wijzigingsbevoegdheid voor het schrappen van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus - tuin en dierbenodigdheden' en 'detailhandel grootschalig'. Hiermee beschikt het plan over voldoende flexibiliteitsinstrumenten.

Bestemmingsregeling Korringaweg (Specifieke vorm van bedrijf – schaal- en schelpdierverwerkende industrie).

Ten behoeve van de schaal- en schelpdierverwerkende industrie op de Korringaweg is in verband met de afstemming op de omgeving, een specifieke vorm van bedrijvigheid opgenomen. Inschaling van de bedrijfsactiviteiten volgens de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering is niet mogelijk gebleken (zie ook hoofdstuk 5). In de begripsbepaling zijn de begrippen schaal – en schelpdieren en schaal- en schelpdierverwerkende industrie opgenomen. Hiermee zijn deze activiteiten op de Korringaweg duidelijk en objectief begrensd.

Bedrijfswoningen

Voor de gronden die zijn bestemd voor Bedrijf, is gewerkt met een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dat wil zeggen dat Bij de bestemmingslegging rekening is gehouden met de in de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG; 2009) aanbevolen richtafstanden tot gevoelige objecten. In de bestemmingsregeling zijn daarom nieuwe bedrijfswoningen uitgesloten. Uitzondering vormt een strook aan de Olzendepolder en enkele verspreide bedrijfswoningen elders. In de Olzendepolder is verdere invulling met nog enkele nieuwe bedrijfswoningen mogelijk en is een strook met aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Elders zijn de individuele bestaande bedrijfswoningen van deze aanduiding voorzien.

Bouwregels

In de bouwregels zijn de reguliere bouwregels uit het gemeentelijk handboek opgenomen, met dien verstande dat de afstand tussen gebouwen onderling en tot de perceelsgrenzen is verhoogd tot 5 meter als gevolg van een toegelaten hogere bouwhoogte en brandveiligheidseisen. Het bevoegd gezag beschikt evenwel over een afwijkingsbevoegdheid, waarmee onder voorwaarden een kleinere afstand kan worden toegestaan.

Ten aanzien van reclame-uitingen en zonnecollectoren heeft een verbijzondering plaatsgevonden. Deze zijn op luifels en aan hoofdgebouwen toegestaan. De hoogte mag 2 meter meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. Voorts zijn vrijstaande reclamezuilen tot een hoogte van 5 meter binnen en buiten het bouwvak toegestaan. Op de bedrijventerreinen vinden ook proceswerkzaamheden plaats. Dit heeft geresulteerd in het opnemen van maatvoeringen voor onder andere silo's en dergelijke.

Flexibiliteit

In de regels zijn de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Zo is het mogelijk onder voorwaarden tot maximaal 15% af te wijken van de toegestane goot- of boeibordhoogte en bepaalde afstands- en oppervlakte maten.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels is het gebruik van de gronden nader gespecificeerd. Daarbij is een verdeling gemaakt naar onderwerp.

Onder algemeen is opgenomen dat niet zijn toegestaan:

  • geluidhinderlijke inrichtingen;
  • Bevi-inrichtingen, voor zover niet aangeduid met de aanduidingen 'risicovolle inrichting', 'verkooppunt motorbrandstoffen, met lpg' of inrichtingen waarvan de risicocontour buiten de inrichting is gesitueerd.

Ten aanzien van kantoren is de volgende regeling opgenomen. Er is geen bestemming Kantoor op de bedrijventerreinen Nishoek, De Poort en Olzendepolder. Wel zijn er vergaderaccommodaties en enkele andere (al dan niet zelfstandige) kantoorvoorzieningen. De gemeente heeft ervoor gekozen de zelfstandige kantoorvoorzieningen op deze drie bedrijventerreinen met een aanduiding 'kantoor' op de kaart te bevestigen. Er zijn op basis van beleid regels gesteld ten aanzien van de oppervlakte van deze niet zelfstandige kantoren. Enkele bedrijven beschikken over reeds over grotere, overigens niet zelfstandige, kantoorruimten. Aan deze kantoren is een de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor- niet zelfstandige kantoorruimte' toegekend, met een op de oppervlakte afgestemde regeling. In het ontwerpbestemmingsplan worden deze locaties weergegeven.

De onderzoeksinstituten op Korringaweg zijn wel specifiek als Kantoor bestemd (zie verderop).

Op de bedrijventerreinen is opslag onder voorwaarden toegestaan. Opslag is toegestaan tot een stapelhoogte van 6.00 m en alleen binnen een bouwvak. Voor de voorgevellijn is geen opslag toegestaan. Met deze regeling wordt een goede ruimtelijke uitstraling van de bedrijventerreinen gewaarborgd.

Onder detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen en ondergeschikte detailhandel en opslag en distributie voor internetverkoop zijn regels ten aanzien van dergelijke vestigingen opgenomen (zie ook hoofdstuk 4 en eerder in deze juridische planbeschrijving).

Op het bedrijventerrein Korringaweg wordt, in aansluiting op de specifieke bedrijvigheid hier en in het verlengde van de karakteristieke Oesterputten in Yerseke, ondergeschikte detailhandel en horeca onder voorwaarden toegestaan.

Tot slot is ten behoeve van de bedrijfswoningen de in het handboek opgenomen regeling voor aan- huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten opgenomen. Ingevolge jurisprudentie zijn aan-huis-gebonden-beroepen binnen de reguliere woonbestemmingen (in zekere mate) toegestaan (bijlage 3). In Reimerswaal worden ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in dezelfde beperkte omvang zoals aan-huis-gebonden-beroepen aanvaardbaar geacht. In de bestemmingsregeling is het volgende opgenomen.

Aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn direct toegestaan. Hiervoor zijn begripsbepalingen opgenomen. De aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die hiertoe in elk geval worden gerekend, zijn vermeld in de Staat van Activiteiten. In specifieke gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen gericht op behoud van de (uitstraling van de) woonfunctie.

In bijlage 3 is een nadere toelichting opgenomen, evenals overzichten van activiteiten. Maatschappelijke ontwikkelingen zullen zorgen voor nieuwe functies. Die zullen dan ook vergeleken worden met de andere vormen, zodat kan worden bepaald of een dergelijke nieuwe vorm toelaatbaar is of niet.

De activiteiten kunnen worden toegestaan in de woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen), maar niet in een bijgebouw (vrijstaand). Dit kan namelijk ongewenste verzelfstandiging van de activiteit tot gevolg hebben.

Afwijken van de gebruiksregels

In enkele situaties is het denkbaar dat bedrijven niet genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Ook komen situaties voor dat (vestiging van) bedrijven gewenst is, maar dat het bedrijf één milieucategorie zwaarder is dan toegestaan. Voorzover bedrijven dan naar aard en invloed op de omgeving geacht worden te behoren tot de toegelaten categorie, is afwijking van de gebruiksregels mogelijk.

Ter plaatse van de Korringaweg zijn thans vooral schaal- en schelpdierverwerkende bedrijven gevestigd. Denkbaar is dat hier productverbreding plaatsvindt naar visteelt, bepaalde vormen van visverwerking en visserij. Voorzover dergelijke bedrijvigheid zich laat verenigen met milieueffecten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met schaal- en schelpdierverwerkende industrie, is afwijking van de gebruiksregels voor dit type bedrijvigheid mogelijk.

Wijzigingsbevoegdheden

Naast de wijzigingsbevoegdheden voor het opnemen en schrappen van detailhandel in volumineuze goederen, detailhandel in volumineuze tuin en dierbenodigdheden en grootschalige detailhandel (zie hiervoor), is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee onder voorwaarden voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport mogelijk gemaakt kunnen worden op de bedrijventerreinen Olzendepolder en Nishoek. In hoofdstuk 4 is uitgebreid ingegaan op de achterliggende gedachte voor het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid.

Huisvesting arbeidsmigranten

Huisvesting van arbeidsmigranten is niet wenselijk op bedrijventerreinen. Er is daarom niet voorzien in een regeling, waarmee locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten binnen bestemmingsplannen kunnen worden toegestaan.

Artikel 6 Groen

De bestemming Groen is opgenomen voor de belangrijke groenstroken en de landschappelijke inpassing van de bedrijventerreinen. In verband met de flexibiliteit zijn ook perceelsontsluitingen en langzaamverkeersverbindingen rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming. De aanleg van ontsluitingswegen (erftoegangswegen) en parkeervoorzieningen zijn uitdrukkelijk niet rechtstreeks toegestaan. Binnen de bestemming is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid naar Verkeer opgenomen. Daarnaast is onder voorwaarden planwijziging naar de bestemming Water mogelijk. Ook worden via planwijziging nutsvoorzieningen mogelijk gemaakt. Planwijziging naar Verkeer of Water of ten behoeve van nutsvoorzieningen is niet toegestaan in groenvoorzieningen bedoeld voor landschappelijke inpassing.

Artikel 7 Kantoor

Aan de noordzijde van bedrijventerrein Korringaweg is een onderzoeksinstituut (Imares) gevestigd. Ten behoeve van deze functie is de bestemming Kantoor opgenomen.

Artikel 8 Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen bij de woning aan de Hardenhoek 3. De bestemming is gelegd op die delen van het perceel, waar uit ruimtelijk oogpunt geen bebouwing is gewenst.

Artikel 9 Verkeer

De belangrijkste erftoegangwegen zijn voorzien van de bestemming Verkeer, de overige erftoegangswegen van de bestemming Bedrijf. In de bestemming Verkeer zijn flexibiliteitsbepalingen opgenomen. De bestemming kan worden gewijzigd naar de bestemming Groen of Water, indien daar aanleiding voor is. Voorts is het mogelijk via de opgenomen wijzigingsbevoegdheid nutsvoorzieningen mogelijk te maken.

Artikel 10 Water

De bestemming Water is toegekend aan primaire waterlopen. Binnen de bestemming zijn naast water ook bruggen ten behoeve van verkeer toegestaan. Binnen de bestemming zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om onder voorwaarden de bestemming Verkeer of Water, alsmede nutsvoorzieningen mogelijk te maken.

Artikel 11 Waterkering

De primaire waterkering bij Korringaweg en Olzendepolder is als zodanig bestemd. Wegen, voet en fietspaden zijn ook binnen deze bestemming mogelijk. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn hier toegestaan. Voorts is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen om het belang van de waterkering veilig te stellen.

Artikel 12 Wonen

Op bedrijventerrein Korringaweg is een burgerwoning aanwezig aan de Hardenhoek 3. De woning is conform het gemeentelijk handboek van de gebruikelijke regeling voorzien. Een aantal reguliere flexibilteitsbepalingen zijn niet opgenomen, omdat toetsing aan deze bepalingen heeft uitgewezen dat deze niet kunnen worden toegepast.

Artikel 13 Leiding - Gas

De gasleiding, inclusief de bijbehorende belemmeringenstrook, die in het bedrijventerrein Nishoek ligt, is als zodanig bestemd. Deze leiding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Gas. Naast de onderliggende bestemmingen, zijn de gronden daarmee medebestemd voor de aanwezig gasleiding.

Voordat op de onderliggende bestemmingen mag worden gebouwd, is schriftelijk advies van de leidingbeheerder noodzakelijk. Het leidingbelang wordt daarmee veilig gesteld.

Er is daarnaast een regeling opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding

In de plangebieden De Poort en Nishoek loopt een 150kV hoogspanningsverbinding over een deel van de bedrijfspercelen. Deze leiding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding. Naast de onderliggende bestemmingen, zijn de gronden daarmee medebestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

Voordat op de onderliggende bestemmingen mag worden gebouwd, is schriftelijk advies van de leidingbeheerder noodzakelijk. Het leidingbelang wordt daarmee veilig gesteld.

Er is daarnaast een regeling opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 1, Artikel 16 Waarde - Archeologie - 2, Artikel 17Waarde - Archeologie - 3, Artikel 18 Waarde - Archeologie - 4, In het bestemmingsplan zijn overeenkomstig het op 22 november 2011 vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid de diverse dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie- 2 en Waarde - Archeologie - 3 toegekend.

De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is. Voor een nadere toelichting op het archeologiebeleid wordt voorts verwezen naar paragraaf 5.10.1.

De artikelen Waarde-Archeologie-1 en 4 zijn opgenomen omdat naar aanleiding van archeologisch onderzoek planwijziging mogelijk is naar deze archeologische dubbelbestemmingen.

Het archeologisch belang wordt door de genoemde regelingen voldoende veilig gesteld.

Artikel 19 Waterstaat-Waterkering

In het plandeel Nishoek ligt een secundaire waterkering. Deze is naast de daar voorkomende bestemmingen (Verkeer) door de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering mede bestemd voor de waterkering. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn hier toegestaan. Voorts is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen om het belang van de waterkering veilig te stellen.

6.2.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen.

  • Anti-dubbeltelbepaling (artikel 20)
    Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden.
  • Algemene bouwregels (artikel 21)
    Bestaande maten (uitgezonderd van de overgangsregels), overschrijding van bouwgrenzen, percentages. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen.
  • Algemene aanduidingsregels (artikel 22)
    1. 1. In dit lid (22.1) is de veiligheidszone van enkele bevi-bedrijven opgenomen. In de regels is bepaald dat nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone niet is toegestaan.
    2. 2. Ook is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' (lid 22.2) opgenomen, ter bescherming van de primaire waterkering. Deze vrijwaringszone is gelijk aan de beschermingszone A uit de Legger van het Waterschap.
    3. 3. Conform het plan buitengebied geldt voor agrarische percelen een agrarische randzone (zie lid 22.3).
    4. 4. De Molenbiotoop (lid 22.4) in De Poort is overgenomen. Aangesloten is bij de regeling voor het Buitengebied.
  • Algemene wijzigingsregels (artikel 23)
    1. 1. Lid 23.1. Het overschrijden van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
    2. 2. Daarnaast is in lid 23.2 een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' van de verbeelding mag worden verwijderd, indien aan de voorwaarden is voldaan.

6.2.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 24)

De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.

Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.

Slotbepaling

Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald “Regels van het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen”.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd. Bijvoorbeeld doordat alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Bij consoliderende bestemmingen, zoals dit bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen, waar nauwelijks nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt kan er voor worden gekozen geen exploitatieplan vast te stellen. In deze gevallen is namelijk geen sprake te verhalen (plan)kosten, dan wel is de potentiële opbrengst van de bouwmogelijkheden zo gering dat de kosten voor het opstellen van een exploitatieplan niet opwegen tegen de eventuele opbrengsten ervan. Recentelijk is daarom het Bro gewijzigd (Besluit van 15 december 2009, Stcr. 2009, 19 907). Artikel 6.2.1a Bro (nieuw) maakt het mogelijk om het vaststellen van een exploitatieplan achterwege te laten indien het mogelijke (netto) bedrag aan exploitatie opbrengsten minder dan € 10.000,- bedraagt.

Gelet op de beperkte omvang van de resterende bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan, in relatie tot de voor de gemeente Reimerswaal te maken plankosten, is het niet waarschijnlijk dat de opbrengsten dit bedrag te boven zullen gaan. Daarom wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Toetsing En Kwaliteit

8.1 Resultaten Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan “Grootschalige Bedrijventerreinen” (naam nu veranderd in Grote Bedrijventerreinen) en planMER (versie 20 januari 2012) met planidentificatie NL.IMRO.0703.BTBPGSBT-VO01 heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 8 maart 2012 tot en met 4 april 2012 ter visie gelegen.

Er zijn drie inspraakreacties ontvangen. De inspraakreacties zijn navolgend samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Ook alle aspecten die in de inspraakreacties zijn vermeld, maar niet in de samenvatting zijn weergegeven, zijn in de beoordeling en overwegingen betrokken. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze, het bestemmingsplan naar aanleiding van de inspraakreactie is aangepast.

8.1.1 Sinke Groep, Nishoek in Kruiningen

Samenvatting inspraakreactie, naar aanleiding een overleg op 26 maart 2012

  1. a. Sinke Groep geeft in haar inspraakreactie aan dat sommige percelen van Sinke Groep aan de Nishoek zijn gedaald in milieucategorie, namelijk van 4.2 naar 4.1. Sinke Groep geeft in haar reactie aan dit niet wenselijk te vinden gezien toekomstige (bedrijfs)plannen en daarmee zeker niet terug te willen in milieucategorie.
  2. b. Vanwege de aankoop van enkele percelen op Nishoek en de samenvoeging van percelen zal de effectieve ruimte voor Sinke Groep toenemen en daarmee ook de activiteiten op de desbetreffende percelen. De bestaande activiteiten blijven gehandhaafd, maar deze worden wel opgewaardeerd, conform onderstaande gegevens:
    1. 1. Bestaande activiteiten
      • Puin inzameling en verwerking gaat van 70.000 ton naar 150.000 ton per jaar
      • Afval inzameling en verwerking gaat van 20.000 ton naar 40.000 ton per jaar
    2. 2. Nieuwe activiteiten
      • Grond inzameling en bewerking 20.000 ton per jaar
      • Betonproductie (betonblokken) 50.000 ton per jaar

Indiener geeft aan dat de milieucategorie vanwege deze (nieuwe) activiteiten verhoogd zou moeten worden naar categorie 5.2.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Terecht is geconstateerd dat de milieucategorie 4.2 op een oostelijke gedeelte van het bedrijfsperceel van Sinke Groep is veranderd van 4.2 in 4.1. Evenwel is hier sprake van een foutieve overname. Dit is in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan hersteld.
  2. b. Wat betreft de opwaardering van de activiteiten van de Sinke Groep. Het is niet wenselijk en gebruikelijk om op regionale gemengde bedrijventerreinen (waaronder ook Nishoek) bedrijven te huisvesten in een milieucategorie hoger dan 4.2. Dit type bedrijven in categorie 5.2 moeten en mogen alleen worden gehuisvest op het zeehaven en industrieterrein Sloegebied Vlissingen / Borsele. Bovendien is het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan wordt dan ook de bestaande situatie op de terreinen geregeld en niet zonder meer alle toekomstplannen van de verschillende bedrijven. Indien medewerking wordt verleend aan Dit vergt een zorgvuldige onderbouwing en afweging. Zoals aangegeven is de gemeente niet voornemens medewerking te verlenen aan het opwaarderen van de milieucategorie van de huidige 4.2 naar 5.2.

Conclusie

De inspraakreactie heeft geleid tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan.

  • De milieucategorie is nader bekeken in relatie tot de aanwezigheid van bedrijfswoningen in nabijheid van de bedrijfspercelen. Dit heeft geleid tot het aanpassen van de milieucategorie in de huidige (lees: vigerende) milieucategorie van 4.2.

8.1.2 De Tuinkamer, Weihoek in Kruiningen

Samenvatting inspraakreactie

  1. a. Onder de Handelsnaam Tuinkamer en h2 groen exploiteert de inspreker sinds 2009 een hoveniersbedrijf met een gespecialiseerd assortiment tuininrichting op bedrijventerrein Nishoek. Gezien de bedrijfsresultaten en het streven naar continuïteit zoekt de Tuinkamer naar nieuwe kansen in de markt. In de regeling van het voorontwerpbestemmingsplan zijn de assortimentsonderdelen van de Tuinkamer opgenomen als volumineuze goederen (met de aanduiding (dhv) detailhandel volumineus). De Tuinkamer zoekt echter ook naar nieuwe assortimentsonderdelen die niet zijn genoemd in de regeling. Het is de wens om aanvullende detailhandelsactiviteiten op te nemen in de regeling bij het bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

  1. a. De activiteiten (tuincentra en tuinbenodigdheden) van de Tuinkamer zijn ondergebracht in de voorgestelde regeling in het voorontwerpbestemmingsplan met de aanduiding "detailhandel volumineus": tevens perifere detailhandel (detailhandel in volumineuze goederen).
    De vrijstelling die in het verleden is gevoerd om de specifieke detailhandelsactiviteiten van de Tuinkamer te reguleren is met deze aanduiding vertaald naar het nieuwe bestemmingsplan.
    De gemeente acht het - op basis van provinciaal beleid - wenselijk grip op detailhandel in volumineuze goederen te houden. Om deze reden is ter plaatse weliswaar detailhandel in volumineuze goederen toegestaan; maar alleen in de vorm van een tuincentrum / winkel in tuinbenodigdheden. Dit wordt in het ontwerpbestemmingsplan ambtshalve aangepast.
    De gemeente heeft evenwel de wens op enkele bedrijventerreinen onder stringente voorwaarden ook andere detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel toe te staan. In de toelichting is hiervoor reeds een uitvoerige motivatie voor opgenomen. Dit aspect staat op gespannen voet met het provinciaal beleid, waarin onder zeer strikte voorwaarden wel mogelijkheden worden geboden.
    De wens om aan het bestaande assortiment van de Tuinkamer zonder meer een nieuw "specialisme” toe te voegen, is vanuit de bedrijfsvoering van de Tuinkamer goed te begrijpen. Echter in een algemene regeling op voorhand voor detailhandel in volumineuze goederen of grootschalige detailhandel kan niet worden voorzien. Het initiatief van de Tuinkamer is om dit moment te weinig concreet om te vertalen in de regeling. Echter in het bestemmingsplan blijft een regeling opgenomen om onder voorwaarden andere vormen van detailhandel in volumineuze goederen of grootschalige detailhandel, onder voorwaarden en na een planologische procedure – toe te staan op een bedrijventerrein.

Conclusie

  • De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  • Onder 'Ambtshalve aanpassingen' is opgenomen dat de verleende vrijstelling voor detailhandel in volumineuze goederen concreter is vertaald.

8.1.3 Rijk Taxateurs, adviseurs en rentmeesters namens de heer J.A. Brouwer, Middenweg 1a in Waarde

Samenvatting inspraakreactie

  1. a. Indiener J.A. Brouwer is eigenaar van een perceel op bedrijventerrein Nishoek aan de Nisseweg 15 in Kruiningen (sectie N, 1043). Volgens het vigerende bestemmingsplan heeft de kavel een bedrijfsbestemming. Uit het voorontwerpbestemmingsplan blijkt dat een strook grond aan de zuid-oost zijde van het perceel naast de bedrijfsbestemming ook een bestemming “Leiding-Gas”heeft gekregen.
  2. b. Indiener maakt hiertegen bezwaar omdat deze aanduiding het gebruik van zijn perceel belemmert, onder andere met betrekking tot het uitgraven van het terrein, voor het leggen van kabels en leidingen een aanleg verharding, en mogelijk ook beperkingen ten aanzien van bebouwing, zoals heiwerkzaamheden op korte afstand van de leiding.
  3. c. Indiener wil geïnformeerd worden over de eventueel uit deze bestemming voortvloeiende risicocontouren.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Terecht wordt geconstateerd dat er naast een bedrijfsbestemming ook een bestemming “Leiding-Gas” rust op het perceel van de inspreker. Dit betreft de leiding van Zebra die al reeds lange tijd in de ondergrond van het bedrijventerreinen Nishoek ligt. In het geldende bestemmingsplan is deze leiding niet zichtbaar gemaakt op de verbeelding (plankaart) en ook in de regels (voorschriften) niet vermeld. In de bouwplantoetsing werd en moet er wel degelijk rekening worden gehouden met de aanwezigheid van deze leiding en de (eventuele) beperkingen ten aanzien van de bouw op en het gebruik van het perceel. In nauw overleg met de leidingbeheerders wordt er dan gezocht naar een passende oplossing.
  2. b. De gemeente is verplicht planologisch relevante leidingen op te nemen in het bestemmingsplan. Door het opnemen van deze leiding op de verbeelding en in de regels is het leidingbelang veiliggesteld. Hiervoor is een dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen. In de regels is bepaald onder welke voorwaarden bouwwerken en het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden mogen worden verricht. kabels en leidingen, verhardingen en dergelijke zijn en blijven onder voorwaarden toegestaan, voorzover het belang van de gasleiding niet worden geschaad. Hiervoor zal indien zich plannen binnen de dubbelbestemming voordoen, een leidingdeskundige worden geraadpleegd. Overigens is dit niet afwijkend van de huidige situatie, waar de leiding reeds privaatrechtelijk beschermd is.
  3. c. In de paragraaf externe veiligheid zijn de risicoaspecten beoordeeld. Daaruit is gebleken dat ten aanzien van transport van gevaarlijke stoffen door leidingen voor het aspect externe veiligheid wordt voldaan aan de normstelling uit het Bevb.

Conclusie

De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.2 Resultaten Overlegprocedure Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan “Grootschalige Bedrijventerreinen” (nu genoemd Grote Bedrijventerreinen) is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1, lid 1, van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. Provincie Zeeland
  2. 2. Tennet TSO B.V.
  3. 3. Ondernemersvereniging Reimerswaal
  4. 4. Rijkswaterstaat Zeeland
  5. 5. Waterschap Scheldestromen
  6. 6. Veiligheidsregio Zeeland
  7. 7. Ministerie van Defensie
  8. 8. Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
  9. 9. Dow Benelux
  10. 10. Gasunie
  11. 11. Ministerie van EL&I
  12. 12. Zebra Gasnetwerk
  13. 13. Delta
  14. 14. ZLTO
  15. 15. ZMF
  16. 16. Total

Er zijn inhoudelijke reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen van de instanties genoemd onder 1 tot en met 8. De overige instanties (9 tot en met 16) hebben niet of niet inhoudelijk gereageerd. De betreffende overlegreacties onder 1 tot en met 8 zijn hierna samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.

8.2.1 Provincie Zeeland, directie Ruimte, Milieu en Water

Samenvatting overlegreactie

  1. a. Provinciaal beleid.
    In de toelichting van het bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 2 'Beleidskader' het beleid omschreven zoals dat momenteel vast ligt in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 en de Provinciaal Ruimtelijke Verordening Zeeland (PRV). Op dit moment is de provincie bezig met het opstellen van een nieuw Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en een nieuwe Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ). Momenteel liggen de ontwerpplannen ter inzage. Bij het opstellen van nieuwe plannen dient de gemeente met het in voorbereiding zijnde beleid rekening te houden. Ondanks dat de provincie beseft dat het vastgestelde Omgevingsplan en de vastgestelde verordening van de ontwerpplannen kunnen afwijken, verzoekt de provincie dan ook het beleidskader te actualiseren. Onderstaande opmerkingen dienen gezien te worden in het licht van het nieuwe provinciale beleid.
  2. b. Grootschalige Bedrijventerreinen.
    In het bestemmingsplan worden de bedrijventerreinen De Poort, Nishoek en Olzendepolder getypeerd als grootschalige bedrijventerreinen. In het ontwerp Omgevingsplan en de ontwerp VRPZ zijn uitsluitend de bedrijventerreinen Nishoek en Olzendepolder als zodanig aangeduid. De nadruk van het provinciale bedrijvenbeleid ligt op ontwikkeling van de grootschalige terreinen. Kleinschalige terreinen krijgen eenmalig de mogelijkheid voor een beperkte afronding, indien de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbetert. Teneinde begripsverwarring te voorkomen, verzoeken wij u de typering in het bestemmingsplan aan te passen.
  3. c. Detailhandel.
    In de artikelen 4.7.1 en 4.7.3 van het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen om de vestiging van perifere detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen en grootschalige detailhandelsbedrijven mogelijk te maken op de bedrijventerreinen Olzendepolder, Nishoek en De Poort. Aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden zijn enkele voorwaarden verbonden. Hoofdregel in het provinciale beleid bij detailhandel is bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Uitzonderingen op deze hoofdregel zijn onder andere detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen, detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen.
    1. 1. Detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen zijn op grond van provinciaal beleid toegestaan op bedrijventerreinen. Onder volumineuze goederen wordt provinciaal verstaan auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen en naar aard en omvang vergelijkbare goederen. De begripsbepaling in artikel 1.29 in het bestemmingsplan gaat verder en verstaat onder 'detailhandel in volumineuze goederen' tevens 'keukens, sanitair, tuincentra/tuinbenodigdheden, meubels en woninginrichting en volumineuze dierbenodigdheden'. Op grond van provinciaal beleid betreft het hier vormen van detailhandel die onder 'doelgerichte, laagfrequente aankopen' vallen en, behalve in bestaande kernwinkelgebieden, uitsluitend worden toegestaan binnen de in de ontwerp VRPZ benoemde locaties. Voor de regio De Bevelanden is het Marconigebied in Goes aangewezen. De provincie verzoekt de begripsbepaling in artikel 1.29 van het bestemmingsplan in overeenstemming met de ontwerp VRPZ aan te passen.
    2. 2. Detailhandelsvoorzieningen met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer, de zogenaamde grootschalige detailhandel, zijn op grond van provinciaal beleid, behoudens vestiging in bestaande kernwinkelgebieden eveneens uitsluitend toegestaan in het Marconigebied in Goes. Het toestaan van grootschalige detailhandel op bedrijventerrein Olzendepolder, Nishoek en De Poort is in strijd met het provinciaal beleid. De provincie verzoekt de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.3 te schrappen.
    3. 3. Naast bovengenoemd specifiek beleid geldt voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen, de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Essentie van deze bepaling is dat bij een voorgenomen stedelijke ontwikkeling (bijvoorbeeld nieuwe bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel) er steeds sprake moet zijn van een aantoonbare regionale behoefte en dat er een voorkeursvolgorde met betrekking tot de locatie geldt. Dit afwegingskader dient aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.1 te worden toegevoegd.
  4. d. Voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport.
    1. 1. In de artikel 4.7.5 van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen om de vestiging van voorzieningen voor dienstverlening mogelijk te maken op de bedrijventerreinen Olzendepolder, Nishoek en De Poort. Onder dienstverlening vallen op grond van de begripsbepaling in artikel 1.30 van het bestemmingsplan ook kantoren. Deze wijzigingsbevoegdheid is in strijd met het provinciale kantorenbeleid. Nieuwe grootschalige, zelfstandige kantoren zijn uitsluitend toegelaten in of direct aansluitend aan de binnenstad van Goes. In de overige kernen zijn, bij voorkeur in het centrum, alleen kleinschalige kantoorontwikkelingen met een publieksfunctie en kantoren met een lokale of regionale functie toegestaan. Wij verzoeken u de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.5., voor zover die betrekking heeft op dienstverlening te schrappen.
    2. 2. Ten aanzien van de voorzieningen voor ontspanning en sport merkt de provincie op dat vestiging op bedrijventerreinen op gespannen voet lijkt te staan met de diverse beleidskaders die erop toezien dat er voldoende bedrijventerreinareaal beschikbaar is van voldoende kwaliteit en de specifieke aandacht voor zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik. Dergelijke voorzieningen kunnen zich naar de provinciale mening ook vestigen in of aan de rand van kernen waardoor de gronden op bedrijventerreinen optimaal benut kunnen worden voor 'reguliere' bedrijven.
    3. 3. Tevens vraagt de provincie het toestaan van voorzieningen voor ontspanning en sport op een bedrijventerreinen waar tevens risicovolle bedrijven worden toegestaan te heroverwegen. De combinatie van grote groepen mensen (bijvoorbeeld tijdens evenementen) in de nabijheid van risicovolle bedrijven is ongewenst.
    4. 4. Bovendien hebben dit soort voorzieningen een extra verkeersaantrekkende werking waardoor conflicten met het verkeer op het bedrijventerrein kunnen ontstaan.
  5. e. Landschappelijke inpassing.
    In het provinciaal beleid wordt grote waarde gehecht aan een goede landschappelijke inpassing van bedrijventerreinen. Nieuwe ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij het bestaande karakter van het landschap. Als algemeen uitgangspunt geldt dat nieuwe ontwikkelingen zodanig in het landschap moet worden ingebed dat het als een logisch onderdeel deel uitmaakt van het landschap. Hiervoor wordt uitgegaan van een 10 meter brede afschermende groengordel. Alternatieve maatregelen zijn mogelijk. Ook bij bestaande bedrijventerreinen hechten wij aan een goede landschappelijke inpassing. Dit komt de kwaliteit van bestaande terreinen ten goede. In het bestemmingsplan wordt op verschillende plaatsen aandacht besteedt aan de landschappelijke inpassing van de terreinen. Op de verbeelding van de verschillende terreinen is de bestemming 'Groen' opgenomen. In de toelichting op dit artikel is aangegeven dat deze bestemming is opgenomen voor de belangrijke groenstroken en de landschappelijke inpassing van de bedrijventerreinen. In artikel 5.3 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Groen te kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast voor groenstroken die deel uitmaken van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein aan de buitenzijde. Uit de regels en verbeelding wordt echter niet duidelijk welke groenstroken hiermee bedoeld worden. De provincie verzoekt in de regels en op de verbeelding duidelijk aan te geven welke groenstroken worden bedoeld.
  6. f. Olzendepolder
    Op pagina 31 van de toelichting staat dat een groenstrook geprojecteerd is aan de zuidzijde. Op termijn zal hier sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Bij de 1e herziening van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Olzendepolder is deze groenstrook expliciet op de verbeelding opgenomen. De provincie verzoekt deze strook ook in het nieuwe bestemmingsplan op de verbeelding op te nemen.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Provinciaal beleid.
    De opmerking wordt overgenomen. De toelichting zal worden aangepast aan de geactualiseerde provinciale beleidskaders (Omgevingsplan 2012 en Verordening Ruimte 2012).
  2. b. Grootschalige Bedrijventerreinen
    De typering van de bedrijventerreinen in het voorontwerpbestemmingsplan “Grootschalige Bedrijventerreinen” (nu genoemd Grote Bedrijventerreinen) is voortgekomen uit het feit dat er vier grotere bedrijventerreinen zijn in de gemeente Reimerswaal. Daarnaast zijn er in de gemeente nog enkele kleinere bedrijventerreinen, zoals onder meer Burenpolder, Molenpolder en Zuidweg. Deze kleinere bedrijventerreinen vallen buiten de werking dit bestemmingsplan. De naamgeving “grootschalig” duidt daarmee op de grootte van de terreinen in de gemeente.
    Ten tijde van het voorbereiden en opstellen van het voorontwerpbestemming is het bedrijventerreinen De Poort in beleidskaders aangeduid als grootschalig bedrijventerrein. In de gemeentelijke reactie op het Ontwerp Omgevingsplan heeft de gemeente de provincie verzocht het bedrijventerrein De Poort (blijvend) te kwalificeren als grootschalig bedrijventerrein. In de antwoordnota Verordening is door de provincie een motivering opgenomen voor het schrappen van de kwalificatie “grootschalig” voor het bedrijventerrein De Poort:
    1. 1. Beduidend lagere economische dynamiek in vergelijking met Nishoek en Olzendepolder;
    2. 2. De Poort kan nog voldoende uitbreiden op grond van het vigerende bestemmingsplan;
    3. 3. Een grootschalig bedrijventerrein in het open landschap bij de entree van Zeeland wordt niet passend geacht.

In het nieuwe beleid worden alleen aan grootschalige terreinen ontwikkelingsmogelijkheden toegekend; kleinschalige terreinen kunnen alleen eenmalig een beperkte afronding realiseren. De gemeente stelt vast dat er geen bezwaar- en beroepsmogelijkheden zijn tegen het vast te stellen Omgevingsplan en de Verordening Ruimte provincie Zeeland. De gemeente beschikt voorlopig nog over ruim voldoende uitbreiding smogelijkheden op De Poort. Indien te zijner tijd behoefte aan uitbreiding is, zal het gemeentebestuur met provincie onderzoeken of verdere uitbreiding noodzakelijk is en of het provinciebestuur bereid is om daaraan medewerking te verlenen.

In het bestemmingsplan wordt om deze reden naar aanleiding van de overlegreactie gesproken over 'grote bedrijventerreinen' incidenteel aangevuld met een nadere typering volgens het nu geldende beleid. Ook de naamgeving van het bestemmingsplan is aangepast. Vanaf het ontwerpbestemmingsplan het dit geactualiseerde bestemmingsplan "Grote Bedrijventerreinen".

  1. c. Detailhandel.
    Algemeen.
    In de toelichting bij het voorontwerpbestemmingsplan is in hoofdstuk 4, paragraaf 4.2.2 uitvoerig ingegaan op 'detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel. Hierbij is beargumenteerd aangegeven waarom de gemeente onder voorwaarden mogelijkheden wil bieden voor de (incidentele) vestiging van detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen en grootschalige detailhandelsvestigingen op bedrijventerreinen Nishoek, Olzendepolder en De Poort (alleen detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen). Het bedrijventerrein Korringaweg is hierbij vanwege het specifieke karakter van dit terrein (schaal- en schelpdierverwerkende industrie) uitgesloten voor vestiging van detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel.
    Naar aanleiding van de overlegreactie heeft de gemeente met de provincie overleg gevoerd en de onderbouwing voor detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel nader onderbouwd en aangevuld. Navolgend worden hier in het kort de conclusies opgenomen. Deze bevindingen zijn verwerkt in een vereenvoudigde en herschreven paragraaf 4.2.2.

Conclusies en uitgangspunten naar aanleiding van het overleg met de provincie

De detailhandelssector is een dynamische sector. Ontwikkelingen in de vraag- en aanbodzijde hebben ertoe geleid dat consumenten en winkels tegenwoordig andere eisen stellen aan de vestigingslocatie. Hiervoor geldt het volgende.

  • Schaalvergroting, branchevervaging, dalende bestedingen en mobiliteit dragen er toe bij dat het voor winkeliers in volumineuze goederen onhaalbaar is om in de kernen gevestigd te blijven. Dit resulteert in een verschuiving van doelgericht winkelaanbod van de winkelcentra naar perifere locaties. Ook in Reimerswaal doet zich deze ontwikkeling voor.
  • Detailhandelsvestigingen laten zich wat betreft oppervlak niet (meer) standaard ruimtelijk inpassen in het kernwinkelgebied van de kleine kernen (zoals bijvoorbeeld bouwmarkten en grootschalige tuincentra, maar ook grotere winkels met specifieke goederen, zoals bijvoorbeeld fietsen). Vloeroppervlakte van panden, maat en schaal van de ondernemingen en parkeeraanbod en bereikbaarheid vormen dan een belemmerende factor.
  • Ruimte geven aan detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel kan kansen bieden, mits de bestaande voorzieningenstructuur niet duurzaam wordt aangetast. De gemeente wenst daarom - met in achtneming van de provinciale toetsingskaders zoals de verordening ruimte en de daarbinnen opgenomen afwijkingsmogelijkheden - meer sturing te kunnen geven aan deze (nieuwe) ontwikkelingen.
  • De voorliggende actualisering van de bestemmingsplannen voor de grote bedrijventerreinen biedt de mogelijkheid een actuele visie te vertalen in een daarbij passende juridische regeling. Toekomstige verzoeken worden op basis hiervan beoordeeld en kunnen dan mogelijk onder stringente voorwaarden resulteren tot nieuwvestiging binnen de contouren van de bestaande bedrijventerreinen De Poort (alleen detailhandel in volumineuze goederen), Nishoek en Olzendepolder.

In de overlegreactie van de provincie zijn de volgende punten opgenomen:

1. Detailhandel in volumineuze goederen

2. Grootschalige detailhandel

3. Ladder voor duurzame verstedelijking

Navolgend wordt hier afzonderlijk op ingegaan.

1. Detailhandel in volumineuze goederen

Definiëring

De provincie kan voor een deel tegemoet worden gekomen in de bepaling omtrent wat wordt verstaan onder detailhandel in volumineuze goederen. Dit resulteert in de volgende aanpassing van het begrip detailhandel in volumineuze goederen in de regels. Er is hierbij uitdrukkelijk rekening gehouden met de bestaande juridisch-planologische situatie.

Detailhandel in volumineuze goederen:

Detailhandel in de volgende volumineuze en gevaarlijke goederen:

  1. 1. grove bouwmaterialen
  2. 2. keukens, badkamers en sanitair;
  3. 3. meubels en woninginrichtingsartikelen;
  4. 4. bouwmarkten;
  5. 5. tuincentra en tuinbenodigdheden;
  6. 6. volumineuze dierenbenodigdheden;
  7. 7. explosiegevaarlijke goederen;
  8. 8. bestrijdingsmiddelen;
  9. 9. naar aard en omvang vergelijkbare goederen

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is - en blijft het begrip volumineuze detailhandel voor Nishoek, De Poort dus ruimer dan het provinciaal beleid. Voor Olzendepolder wordt in het kader van uniformiteit binnen de terreinen en de locatiespecifieke kenmerken aangesloten bij deze definiëring.

Bestaande situatie Reimerswaal

De bedrijventerreinen in Reimerswaal zijn nu – en blijven straks - primair bestemd voor bedrijvigheid. Uitgangspunt is namelijk dat detailhandel (blijvend) plaats vindt in de (centra van de) kernen. Op bedrijventerreinen kunnen bedrijven voorkomen die tevens een detailhandelsonderdeel omvatten. Het betreft met name bedrijvigheid die naar zijn aard regulier op een bedrijventerrein voorkomen, zoals garagebedrijven met autoshowroom. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten waren deze bedrijfsactiviteiten specifiek benoemd, maar wordt nu alleen groothandel toegestaan. In de regels is om deze reden voor de reguliere detailhandel in deze zogenoemde A-B-C-goederen nu een regeling opgenomen.

De directe vestiging van overige detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandelsvoorzieningen op de grootschalige bedrijventerreinen Nishoek en Olzendepolder en de bedrijventerreinen De Poort en Korringaweg is in de geldende bestemmingsplannen voor deze terreinen uitgesloten.

Benadrukt wordt dat op het grootschalige bedrijventerrein Nishoek en De Poort vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen door middel van een afwijking van de regels wel reeds mogelijk was. Op Nishoek is de afgelopen jaren voor twee bedrijven een procedure gevoerd:

  • De Tuinkamer;
  • dierenspeciaalzaak Van de Poel.

Het detailhandelsaanbod in volumineuze goederen van deze bedrijven wordt nu specifiek in het bestemmingsplan vastgelegd. Dit betekent dat naast de huidige vorm van detailhandel in volumineuze goederen niet zonder meer een andere vorm van detailhandel in volumineuze goederen kan worden uitgeoefend. De bedrijventerreinen Nishoek en Olzendepolder en De Poort zijn daarmee overigens uitdrukkelijk geen geconcentreerde locatie voor detailhandel in volumineuze goederen geworden.

Visie

De visie van de gemeente op het detailhandelsbeleid voor volumineuze goederen is de volgende.

  • Behoud van huidige vestigingsmogelijkheden.
  • Ruimte bieden aan de dynamiek van de detailhandel met behoud van de bestaande detailhandelstructuur in de kleine kernen en de kwaliteit van het bedrijventerrein als primaire vestigingslocatie voor bedrijven.
  • Toepassing geven aan het provinciaal en regionaal (detailhandels)beleid.

Wijzigingsbevoegdheid

De gemeente acht nieuwe vestigingen van detailhandel in volumineuze goederen onder voorwaarden na afweging via een wijzigingsbevoegdheid toelaatbaar op bedrijventerrein Nishoek, Olzendepolder en De Poort. De in het voorontwerp opgenomen wijzigingsbevoegdheid is mede naar aanleiding van de reactie van de provincie aangescherpt. Ten behoeve van de afweging voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geldt het volgende.

  • Een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen is uitsluitend toegestaan indien uit een distributie-planologisch onderzoek blijkt dat de vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen geen nadelige invloed heeft op de aanwezige distributieve structuur van de gemeente.
  • Aangetoond wordt dat de nieuwvestiging een binding heeft met de gemeente Reimerswaal, zoals blijkt uit de herkomst van het bedrijf, medewerkers en klantenbestand. Dit zijn geen voorwaarden die in de bestemming tot uitdrukking komen, maar als criterium dienen voor toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.
  • De vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • Uitgangspunt is dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid limitatief is. Per bedrijventerrein zijn niet meer dan 3 vestigingen toelaatbaar geacht.

Conclusie

Naar aanleiding van de overlegreactie worden de volgende wijzigingen doorgevoerd.

  • De toelichting is verduidelijkt met het voorgaande.
  • De bestaande vestigingen zijn voorzien van een genuanceerde (specifieke) regeling.
  • Het begrip detailhandel in volumineuze goederen is aangepast, conform geldend bestemmingsplan.
  • In de wijzigingsbevoegdheid is het aantal vestigingen limitatief en verlaagd naar maximaal 3 per bedrijventerrein. Ook zijn aanvullende randvoorwaarden opgenomen.

2. Grootschalige detailhandel

Algemeen

Nieuwvestigingen van grootschalige detailhandel (GDV) zijn op basis van provinciaal en regionaal beleid binnen de regio uitsluitend in het Marconigebied (Goes) toegelaten. In verband met het beschermen van het kernwinkelapparaat is directe vestiging van GDV in Reimerswaal niet voorgestaan.

De trend doet zich voor dat lokale ondernemers 'uit hun jasje' groeien, waardoor vestiging in kernwinkelgebieden niet langer vanuit ruimtelijk oogpunt wenselijk is. Hiervoor gelden onder andere volgende overwegingen:

  • verkeersaantrekkende werking;
  • oppervlakte winkelpanden ten opzichte van maat en schaal van de reguliere winkels in de kern;
  • opslag, transport en logistiek.

De vraag vanuit de markt naar locaties voor zogenoemde GDV kan hierdoor de komende jaren toenemen. Afwijkend ten opzichte van detailhandel in volumineuze goederen is dat voor GDV in principe elke vorm van detailhandel mogelijk is. Het gaat immers niet om de omvang van de goederen, maar om de omvang van de vestiging (minimaal 1.500 m²).

De gemeente wil deze lokale ondernemers daarin faciliteren en de werkgelegenheid en andere spinoff behouden. Zij is van mening dat door een incidentele vestiging van GDV op één van de grote bedrijventerreinen nog geen sprake is van een concentratie van grootschalige detailhandel en niet leidt tot aantasting van het kernwinkelapparaat.

Visie

De verordening ruimte van de provincie biedt enige ruimte om nieuwe detailhandelsvoorzieningen in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen buiten de daartoe aangewezen gebieden toe te laten, indien aannemelijk wordt gemaakt dat binnen de aangewezen

locaties (voor Reimerswaal het Marconigebied in Goes) geen ruimte beschikbaar is. Voorwaarde voor vestiging van de bedoelde detailhandelsvoorzieningen is mogelijk indien deze geconcentreerd worden toegelaten op een locatie die passend ontsloten is en gebruik maakt van verschillende middelen van vervoer.

Binnen het plangebied Grote Bedrijventerreinen geldt dat hiervoor het bedrijventerrein Nishoek en Olzendepolder in aanmerking kan komen. Deze terreinen zijn namelijk voorzien van verschillende modaliteiten.

Verkeersaansluitingen op:

  • de A58, het provinciaal en gemeentelijke wegennet;
  • het spoortracé Vlissingen – Roosendaal (station Kruiningen – Yerseke);
  • het routenetwerk van Connexxion.

Wijzigingsbevoegdheid

Op basis van het voorgaande is in dit bestemmingsplan om deze reden voorzien in een wijzigingsbevoegdheid, waarmee na zorgvuldige afweging de realisering van een GDV-vestiging mogelijk is. De in het voorontwerp opgenomen wijzigingsbevoegdheid is naar aanleiding van de overlegreactie aangescherpt. Ten behoeve van de afweging in de wijzigingsbevoegdheid geldt het volgende.

  • Een GDV-vestiging is uitsluitend toegestaan op bedrijventerrein Nishoek en Olzendepolder;
  • Een GDV kan alleen worden gerealiseerd, indien uit een distributie-planologisch onderzoek blijkt dat:
      1. a. de vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen geen nadelige invloed heeft op de aanwezige distributieve structuur van de gemeente;
      2. b. er op het Marconigebied in Goes geen geschikte locatie beschikbaar is;
      3. c. de nieuw te vestigen GDV een binding heeft met de gemeente Reimerswaal, zoals blijkt uit de herkomst van het bedrijf, medewerkers en klantenbestand.
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien het aantal grootschalige detailhandelsbedrijven niet meer bedraagt dan 3 per genoemd terrein.
  • De oppervlakte van een grootschalig detailhandelsbedrijf bedraagt niet minder dan 1.500 m².
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging van een grootschalig detailhandelsbedrijf geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de vestiging van een grootschalig detailhandelsbedrijf voorziet in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt op de openbare ruimte.
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • Ook dient een belangenafweging te worden gemaakt, waarbij onder andere externe veiligheid ook wordt beschouwd.

Conclusie

Naar aanleiding van de overlegreactie worden de volgende wijzigingen doorgevoerd.

  • De toelichting is verduidelijkt met het voorgaande.
  • In de wijzigingsbevoegdheid is het aantal vestigingen limitatief en verlaagd naar maximaal 3 en zijn aanvullende randvoorwaarden opgenomen.

3. Ladder voor duurzame verstedelijking

Algemeen

Binnen de wijzigingsbevoegdheden voor detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn de randvoorwaarden voor toepassing ervan in het kader van de onder 1. en 2. genoemde aspecten reeds aangevuld. Uitdrukkelijk is binnen de randvoorwaarden opgenomen dat er een regionale behoefte dient te zijn (uitgedrukt in regionale herkomst en regionale markt) én ruimtegebruik en ruimtegebrek op het door de provincie aangewezen bedrijventerrein Marconigebied.

Conclusie

Naar aanleiding van de overlegreactie worden de volgende wijzigingen doorgevoerd.

  • De toelichting is verduidelijkt met het voorgaande.
  • De wijzigingsbevoegdheid is aangevuld.
  1. d. Voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport
    1. 1. De wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.5. heeft betrekking op “voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport”. In de begripsbepalingen is in 1.58 een specifieke toelichting gegeven op deze voorzieningen. Hiermee is de bepaling 1.30 dienstverlening waar de provincie op doelt niet van toepassing op deze wijzigingsbevoegdheid. Ter verduidelijking wordt aan het begrip toegevoegd dat expliciet geen kantoren zijn beoogd.
    2. 2. In de toelichting bij het bestemmingsplan is in hoofdstuk 4, paragraaf 4.2.4 ingegaan op voorzieningen dienstverlening, ontspanning en sport. Hierbij is reeds beargumenteerd aangegeven waarom de gemeente onder voorwaarden mogelijkheden wil bieden voor de (incidentele) vestiging van deze voorziening. Naar aanleiding van de overleg is de redactie van de beargumentering nader beschouwd. Dit heeft geleid tot een aanpassing op onderdelen.
    3. 3. Vestiging van een voorziening voor dienstverlening, ontspanning en sport is uitsluitend na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk geacht. In de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is ook expliciet opgenomen dat géén sprake is van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi'. Ook is bepaald dat een algemene belangenafweging dient plaats te vinden. Daaronder wordt ook de toetsing aan externe veiligheid en risicofactoren verstaan. Voor de duidelijkheid en leesbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid is naar aanleiding van de overlegreactie de wijzigingsbevoegdheid aangevuld met de voorwaarde dat externe veiligheid geen belemmering mag vormen.
    4. 4. In de wijzigingsbevoegdheid is reeds voorzien in een randvoorwaarde ten aanzien van verkeer, parkeren en verkeersafwikkeling. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is niet mogelijk, indien geen verantwoorde afwikkeling van verkeer wordt voorzien. Aanpassing van het plan is derhalve niet nodig.
  2. e. Landschappelijke inpassing.
    In artikel 5.3 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Groen te kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast voor groenstroken die deel uitmaken van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein. Uit de verbeelding blijkt in het voorontwerp onvoldoende welke stroken hiermee werden bedoeld. In het ontwerpbestemmingsplan is daarom voorzien in de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' (sg- li). In de wijzigingsbevoegdheid is bepaald dat ter plaatse van gronden met deze aanduiding geen planwijziging mag plaatsvinden.
  3. f. Olzendepolder.
    Ten behoeve van de noodzakelijke aanleg van de waterberging voor de eerste drie fasen van het bedrijventerrein Olzendepolder (tot en met de 1e herziening) is er overeenstemming met Prins Investments B.V. verkregen over het verwerven van de benodigde gronden daarvoor. Dit brengt met zich mee dat de groenstrook moet worden gerealiseerd ten zuiden van de gronden die door Prins Investments B.V. en Roem van Yerseke voor aquacultuur in gebruik zijn. De gronden waarbinnen de groenstrook zal worden gerealiseerd liggen daarmee niet meer in het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen maar in het bestemmingsplan Buitengebied. In de toelichting van het bestemmingsplan zal een korte toelichting worden gegeven op het vorenstaande en de reden waarom de groenstrook niet is opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

Conclusie

Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan op de volgende onderdelen aangepast.

  1. a. Het provinciaal beleidskader in de toelichting is geactualiseerd.
  2. b. De naamgeving van het bestemmingsplan is gewijzigd in 'Grote Bedrijventerreinen'. In de toelichting is zoveel mogelijk gesproken over grote bedrijventerreinen, incidenteel aangevuld met de in het provinciaal beleid voor het betreffende terrein geldende typering.
  3. c. Naar aanleiding van de overlegreactie worden de volgende wijzigingen doorgevoerd.
  • De toelichting is ten aanzien van het beleid en de gemeentelijke visie voor detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel verduidelijkt met het voorgaande.
  • De bestaande vestigingen detailhandel in volumineuze goederen zijn voorzien van een genuanceerde (specifieke) regeling.
  • Het begrip detailhandel in volumineuze goederen is aangepast, conform geldend bestemmingsplan.
  • In de wijzigingsbevoegdheid is voor detailhandel in volumineuze goederen het aantal vestigingen limitatief en verlaagd naar maximaal 3 per bedrijventerrein. Ook zijn aanvullende randvoorwaarden opgenomen.
  • In de wijzigingsbevoegdheid voor grootschalige detailhandel is bepaald dat deze alleen geldt voor Nishoek.
  • Uitgangspunten en randvoorwaarden vanuit de ladder voor duurzame verstedelijking zijn vertaald.
  1. d. Het begrip 'voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport' is aangevuld. In de wijzigingsbevoegdheid is verduidelijkt dat toepassing niet mogelijk is wanneer externe veiligheid een belemmering vormt.
  2. e. Op de verbeelding zijn stroken die zorgdragen voor landschappelijke inpassing voorzien van een aanduiding. In de wijzigingsbevoegdheid in Groen is toegevoegd dat deze niet toegepast kan worden ter plaatse van vorengenoemde aanduiding.
  3. f. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt een korte toelichting gegeven op de reden waarom de groenstrook niet is opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan maar in het bestemmingsplan Buitengebied.

8.2.2 Tennet TSO B.V.

Samenvatting overlegreactie

  1. a. Tennet geeft in haar overlegreactie aan dat in het plangebied ter hoogte van het bedrijventerreinen De Poort en Nishoek een 150 kV hoogspanningsverbinding is gesitueerd. Ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de genoemde hoogspanningverbinding zijn op de betreffende percelen zakelijke rechten gevestigd. Tennet geeft aan dat zowel de hoogspanningsverbinding als de belemmerende stroken correct zijn opgenomen op de verbeelding.
  2. b. Tennet verzoekt de gemeente in haar reactie de belangen van Tennet te beschermen en de bestemmingsregels in artikel 11 Leiding – hoogspanningsverbinding aan te passen aan de door Tennet voorgestelde regeling.

Gemeentelijke reactie

  1. a. De gemeente neemt kennis van deze mededeling.
  2. b. In de regeling is zo goed mogelijk rekening gehouden met de belangen van de leidingbeheerders. In verband met een uniforme regeling is aangesloten bij de regeling van dezelfde leiding in het bestemmingsplan Buitengebied.

Conclusie

Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan op de volgende onderdelen aangepast.

  • De regeling is afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied.

8.2.3 Ondernemersvereniging Reimerswaal

Samenvatting overlegreactie

  1. a. Ontsluiting bedrijventerrein Olzendepolder.
    In de overlegreactie geeft de Ondernemersvereniging aan dat er een belangrijk item is dat hoog op de prioriteitenlijst van de Ondernemersvereniging staat, namelijk de aandacht voor ontsluiting van het bedrijventerrein Olzenpolder en daarmee samengaand de ontsluiting van Yerseke. De Ondernemersvereniging heeft dit op 22 juli 2008 ook al kenbaar gemaakt door middel van een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan Olzendepolder 2e herziening.
    In paragraaf 4.4 en paragraaf 5.6 van het voorontwerpbestemmingsplan wordt ingegaan op ontsluiting van de bedrijventerreinen, waaronder Olzendepolder.
    De Ondernemersvereniging verzoekt de gemeente om extra aandacht te besteden in de paragrafen ten aanzien van de verkeersafwikkeling en dan met name rondom Yerseke. Niet alleen de direct ontsluiting van Olzendepolder, maar ook de Zanddijk(N673) tot aan de rotonde bij de Nishoek vormt een probleem. Door het smalle en bochtige karakter is deze weg absoluut niet geschikt voor alleen al het vele vrachtverkeer wat hier dagelijks passeert.
  2. b. Categorisering bedrijven.
    De Ondernemersvereniging verzoekt de gemeente op de bedrijventerreinen voldoende rekening te houden met de hoogte van de categorisering, zodat bedrijven zo veel als mogelijk flexibel op hun perceel kunnen ondernemen.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Ontsluiting bedrijventerrein Olzendepolder.
    Het bestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” is consoliderend van aard. De bestaande situatie wordt vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet aan de orde. Het verbeteren van de verkeersontsluiting van Yerseke valt buiten de reikwijdte van deze actualisering. De noodzaak van een goede verkeersafwikkeling wordt overigens door de gemeente wel onderkend. De gemeente zal, naast het actualiseren van de geldende regeling voor de bedrijventerreinen, in samenwerking met de provincie (die verantwoordelijk wegbeheerder is van het weggedeelte N673) een oplossing onderzoeken voor het verbeteren van de verkeersafwikkeling van Yerseke. Deze oplossing zal in breder verband moeten worden bezien, in een integrale verkeersstructuurvisie . Afhankelijk van de uitkomst van deze verkeersstructuurvisie, zullen mogelijke alternatieven tegen elkaar moeten worden afgewogen en wordt bezien wat noodzakelijk en haalbaar is. De reactie leidt daarmee niet tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Wel zal de toelichting worden aangevuld.
  2. b. Categorisering bedrijven.
    Het bestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” is consoliderend van aard. De actualisering is primair gericht op het regelen van de bestaande situatie met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor actuele behoeften vanuit de markt. Doel is de geldende regeling verder te uniformeren en te veralgemeniseren en (daar waar wenselijk en mogelijk) de toelaatbaarheid, vestigingsmogelijkheden en bouwmogelijkheden (bebouwingspercentage en bouwhoogte) van bedrijven te vergroten. Daarmee wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan reeds rekening gehouden met de wens zo veel als mogelijk flexibel te kunnen ondernemen op de bedrijventerreinen. De reactie leidt daarmee niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Conclusie

Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan op de volgende onderdelen aangepast.

  • De toelichting wordt aan de hand van bovenstaande reactie van de Ondernemersvereniging Reimerswaal onder a. alleen tekstueel aangevuld.

8.2.4 Rijkswaterstraat Zeeland

Samenvatting overlegreactie

  1. a. Het voorontwerpbestemmingsplan “Grootschalige Bedrijventerreinen” (nu genoemd Grote Bedrijventerreinen) geeft Rijkswaterstaat aanleiding de volgende opmerking ten aanzien van het bedrijventerrein De Korringaweg in Yerseke te maken: De beschrijving waterkwaliteit in de huidige situatie is nog al summier ten aanzien van de riolering. RWS vraagt zich af of het afstromende hemelwater van de weg in elk geval wordt afgevoerd met een verbeterd gescheiden stelsel.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Het water van de weg wordt onder vrij verval afgevoerd met behulp van een gemengde riolering. Dit water wordt vervolgens met behulp van een pompgemaal gecombineerd met het vuile water verpompt richting de kern Yerseke. De waterparagraaf wordt met deze informatie aangevuld.

Conclusie

De toelichting wordt aan de hand van bovenstaande reactie van Rijkswaterstaat alleen tekstueel aangevuld.

8.2.5 Waterschap Scheldestromen

Samenvatting overlegreactie

  1. a. In het bestemmingsplan is het waterstaatswerk (de fysieke dijk) bestemd conform de bepalingen uit de provinciale ruimtelijke verordening. Naast het fysiek waarneembare deel heeft de directe omgeving van het waterstaatswerk invloed op de stabiliteit van de waterkering. Het Waterschap werkt daarom met beschermingszones. In de Keur Watersysteem waterschap Scheldestromen 2011 geldt voor het waterstaatswerk en de beschermingszone A hetzelfde beschermingsniveau voor bouwen en gebruik. Eventuele wijzigingen aan de Keur (hier de komende planperiode niet verwacht) hebben bijna altijd invloed op zowel de ruimte van het waterstaatswerk, als ook de beschermingszone A. Voor het waarborgen van de veiligheid tegen een dijkdoorbraak is het van belang dat de gemeente het waterstaatswerk en de beschermingszone A voorziet van een (dubbel)bestemming Waterstaatswerk, eventueel nader gespecificeerd conform de SVBP2012.
  2. b. Het bedrijventerrein Nishoek heeft geen gemengd rioolstelsel maar een gescheiden en verbeterd gescheiden rioolstelsel. Ook bedrijventerrein Olzendepolder heeft geen gemengd rioolstelsel maar een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Overeenkomstig het Barro neemt de gemeente in haar bestemmingsplannen in het vervolg naast de bestemming voor de fysieke dijk, ook een gebiedsaanduiding op voor de beschermingszone A.
  2. b. De opmerking wordt overeenkomstig het geconstateerde verwerkt in de waterparagraaf en de beschrijvingen elders in de toelichting (hoofdstuk 3 en 4).

Conclusie

Als gevolg van de overlegreactie wordt het ontwerpbestemmingsplan als volgt aangepast.

  • De bepalingen van het Barro worden in de regels overgenomen.
  • In de toelichting wordt aan de waterparagraaf de betekenis van de beschermingszone A toegevoegd.
  • In de waterparagraaf wordt de omissie omtrent de foutieve benaming van het rioleringssysteem hersteld.

8.2.6 Veiligheidsregio Zeeland

Naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan heeft op 24 april 2012 een overleg plaatsgevonden met de Veiligheidsregio, RBOI en de gemeente en brandweer. Naar aanleiding van het overleg is vervolgens door de Veiligheidsregio een overlegreactie ingediend.

Samenvatting overlegreactie

Het bedrijventerrein De Poort kent vanuit de beheersbaarheid van incidenten twee knelpunten. Deze zijn in het overleg op 24 april 2012 besproken en worden in het advies benoemd. De onderwerpen hebben een relatie met de huidige bedrijvigheid, maar zeker ook met de toekomstige uitbreiding smogelijkheden van het bedrijventerrein De Poort.

  1. a. Bereikbaarheid van het bedrijventerrein. Praktisch gezien is het terrein van één zijde benaderbaar. Een alternatief is weliswaar gelegen aan de oostzijde van het bedrijventerrein, maar voor de brandweer wordt hierdoor de aanrijtijd aanzienlijk langer, waardoor de kans op een snelle en effectieve inzet aanzienlijk beperkt wordt. Het beter bereikbaar maken van het bedrijventerrein lijkt vanwege de ligging niet of nauwelijks mogelijk.
  2. b. Om eerstgenoemde reden vraagt de Veiligheidsregio aandacht voor een ander knelpunt. Het betreft de huidige bluswatercapaciteit. Hiervoor is in een eerder advies (VRZ/Reg.Brw/2009/TvG/1877) al aandacht gevraagd. Het voorliggende bestemmingsplan biedt nog ruimte voor nieuwe activiteiten. Dit in combinatie met de beoogde ontwikkeling bij het tankstation (geen onderdeel van het voorliggende bestemmingsplan, maar wel midden in het bestemmingsplan gelegen) is voldoende bluswatercapaciteit noodzakelijk. Omdat het primaire bluswatersysteem 'slechts' 40 m3 per uur levert is secundair bluswater noodzakelijk. Het huidige oppervlaktewater dat geschikt is om als secundair bluswater te worden gebruikt ligt ten oosten van het bestemmingsplan op een afstand (hemelsbreed) van circa 2,5 km. Het opbouwen van de waterwinning over een dergelijke afstand kost gemiddeld een uur. Gelet op het vorenstaande adviseert de Veiligheidsregio om – in overleg met de gemeentelijke brandweer – een blusvijver te realiseren binnen het voorliggende bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

  1. a. De aandachtspunten waar de Veiligheidsregio aan refereert zijn bij de gemeente bekend. Echter, het bestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” is consoliderend van aard. De actualisering is primair gericht op het regelen van de bestaande situatie met ontwikkelingsmogelijkheden voor actuele behoeften uit de markt.
  2. b. Omdat de aandachtspunten zeker onderkend worden zal de gemeente – in nauw overleg tussen de betrokken afdelingen Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling, Gemeentewerken en de brandweer – kijken naar een passende oplossing voor de gevraagde aandachtspunten. In de regeling is in ieder geval rekening gehouden met de aanleg van water en waterberging en extra ontsluiting via de oostzijde door een aanduiding 'os', waaraan in de regels is gekoppeld dat alleen noodontsluiting is toegestaan.

Conclusie

  • Het bestemmingsplan zal tekstueel worden aangepast.
  • In de regels en op de verbeelding wordt ter hoogte van de oostzijde van het bedrijventerrein 'De Poort' een aanduiding (os) ontsluiting opgenomen binnen de groenstrook ten behoeve van een noodontsluiting. In de regels wordt hieraan verdere invulling gegevens.

8.2.7 Ministerie van Defensie: Commando DienstenCentra

Samenvatting overlegreactie

  1. a. Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van de militaire vliegbasis Woensdrecht. Objecten hoger dan 63 meter boven NAP binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van dit radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient een radarverstoringsonderzoek te worden uitgevoerd.
  2. b. In het bestemmingsplan dient (voor hogere objecten) een maximale bouwhoogte van 63 meter boven NAP in het plan (regels en verbeelding) te worden opgenomen. Hieraan kan eventueel een door B&W te verstrekken ontheffing worden gekoppeld ten behoeve van een hogere bouwhoogte onder de voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate wordt verstoord.
  3. c. Het militair belang wordt in het voorontwerpbestemmingsplan “Grootschalige Bedrijventerreinen” (nu genoemd Grote Bedrijventerreinen) niet geschaad, echter, met het oog op de beoogde wijziging van het tracé van de hoogspanning, verzoekt het Ministerie van Defensie het militaire belang radarverstoring te borgen in het bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Er wordt kennis genomen van het feit dat het plangebied deel uit maakt van het radarverstoringsgebied en de hoogte beperking.
  2. b. In het plangebied zijn geen objecten toegestaan met een bouwhoogte van 63 m of meer. De militaire belangen in het bestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” worden derhalve niet geschaad.
  3. c. De beoogde wijziging van het tracé van de nieuwe 380 kV hoogspanningsverbinding zal worden geregeld in een Rijksinpassingsplan (Ministerie van I&M en EL&I in samenwerking met Tennet). Dit Rijksinpassingsplan zal de gemeentelijke bestemmingsplannen gaan overschrijven. De maximale bouwhoogte voor de nieuwe hoogspanningslijn zal daarmee worden geborgd in het Rijksinpassingsplan. Naar verwachting zal het ontwerp Rijksinpassingsplan in de tweede helft van 2013 ter inzage worden gelegd voor inspraak (indienen van zienswijzen). Het opnemen van een gebiedsaanduiding vrijwaringszone -radar in het nu voorliggende bestemmingsplan in niet nodig, objecten van deze hoogtemaat reeds zijn uitgesloten.

Conclusie

De overlegreactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

8.2.8 Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ)

Samenvatting overlegreactie

SCEZ heeft de archeologische paragraaf voor het voorontwerpbestemmingsplan "Grootschalige Bedrijventerreinen" (nu genoemd Grote Bedrijventerreinen) doorgelezen en hierbij de adviesbrief (11.U.0290 d.d. 28 september 2011) eveneens doorgelezen. Bijna alle opmerkingen uit de brief zijn doorgevoerd in het voorontwerp. Er resteren twee aandachtspunten.

  1. a. Het lijkt nog steeds dat bij het laten vervallen van de dubbelbestemming voor Nishoek niet vermeld is dat hiertoe een advies is afgegeven door de adviseur archeologie van de gemeente. Wellicht is het mogelijk dit explicieter in de toelichting om dezelfde reden als in de voorgenoemde brief.
  2. b. Voor ditzelfde deel van het bestemmingsplan lijkt het bovendien dat het volledige terrein (Nishoek) vrij is gesteld van archeologisch onderzoek. Uit de brief maakt de SCEZ op dat door het archeologisch onderzoek van Archeomedia een deel, maar niet het gehele terrein vrijgesteld is van onderzoek. Bij de reeds vernoemde brief zat een bijlage waarop aangegeven is wat de omvang is van het onderzochte en daarmee vrijgestelde deel van het gebied.

Gemeentelijke reactie

  1. a. In de toelichting is de paragraaf archeologie naar aanleiding van de overlegreactie redactioneel aangevuld.
  2. b. De archeologische dubbelbestemming is in overeenstemming gebracht met het advies van SCEZ.

Conclusie

  1. a. De overlegreactie leidt tot redactionele aanpassingen van de toelichting.
  2. b. Op de verbeelding is de begrenzing van de archeologische dubbelbestemming aangepast.

8.3 Ambtshalve Aanpassingen

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ontvangen inspraak- en overlegreacties worden tevens enkele ambtshalve aanpassingen voorgesteld naar aanleiding van de beoordeling van het voorontwerpbestemmingsplan door de ambtelijke dienst van de gemeente.

8.3.1 Verbeelding

Plancontour

Rotonde De Poort

Bij afstemming met bestemmingsplan Buitengebied is gebleken dat de rotonde, de afrit van de A58 en een deel van de aangrenzende agrarische gronden nabij De Poort niet is meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied of Grote Bedrijventerreinen. Dit is nu hersteld.

Begrenzing noordzijde Korringaweg

Afwijkend ten opzichte van het voorontwerp zijn ook de gronden van het onderzoekscentrum Imares en omgeving aan het plan toegevoegd.

Aanduidingen bestaande detailhandelsvestigingen in volumineuze goederen en grootschalige detailhandelvestigingen

De bestaande detailhandelsvestigingen in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandelsvestigingen zijn concreet op de verbeelding aangeduid. Het betreft de vestigingen van de Tuinkamer (nu aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus tuinbenodigdheden' (sb - dhvtb) en dierenspeciaalzaak Van de Poel 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus dierenbenodigdheden ' (sb- dhtdb).

Plannaam

De plannaam is aangepast naar 'Grote Bedrijventerreinen' mede naar aanleiding van een reactie van de provincie. Op de analoge verbeelding is - als service voor de gebruikers- ook de naam van het terrein opgenomen.

Gebiedsaanduidingen

De molenbiotoop is aangesloten op de molenbiotoop zoals deze in het Buitengebied is opgenomen.

In het buitengebied is aan een deel van de agrarische gronden een gebiedsaanduiding 'kernrandzone' toegekend. Deze is overgenomen.

Ontsluiting Sinkegroep Nishoek

De ontsluiting van de Sinkegroep is enigzins aangepast.

Waterkering en Waterstaat - Waterkering

Overeenkomstig de bestemmingsmethodiek in aangrenzende plannen is hier een eenduidige uniforme lijn in aangehouden. In principe zijn alle primaire waterkeringen voorzien van een enkelbestemming. Secundaire keringen zijn voorzien van een dubbelbestemming. Daar waar het grondgebruik ter plaatse van de primaire waterkering afwijkt (bijvoorbeeld bedrijf) ter plaatse van Korringaweg /Olzendepolder is ook een dubbelbestemming gelegd.

8.3.2 Regels

Detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel

Mede naar aanleiding van de reactie van de provincie, zijn de gemeentelijke standpunten ten aanzien van detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel genuanceerd. Dit resulteert in aanpassingen van:

  • begripsbepalingen;
  • de regeling detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel in artikel 5.

Artikel Agrarisch

Het artikel Agrarisch in het voorliggende bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen is afgestemd op het artikel Agrarisch in het Buitengebied. Dit betekent dat de agrarische gebruiks- en bouwmogelijkheden van het (enige) agrarische bouwvak in dit plan (nabij De Poort) zijn verruimd.

Artikel Kantoor

In verband met de uitbreiding van het plangebied aan de noordzijde met gronden van het onderzoekscentrum Imares is een artikel Kantoor opgenomen. Ook is het artikel Begrippen aangevuld.

Regeling tijdelijke woongelegenheid

Bij de gemeente worden regelmatig verzoeken ingediend voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij grootschalige verbouwingen. De plaatsing van deze tijdelijke woonunits (ook (sta)caravan) voldoet bijna nooit aan het bestemmingsplan. De gemeente heeft recent aan de modelregels in het handboek een regeling toegevoegd. Deze regeling is van toepassing op alle woningen en daarmee ook voor bedrijfswoningen.

Opslag en distributie voor internetverkoop

Recent is door de gemeente de modelregeling waarin opslag en distributie voor internetverkoop gewijzigd. Niet langer wordt gesproken over webshops. Deze aangepaste regeling is in het voorliggende plan overgenomen.

Oppervlakte ondergeschikte detailhandel, horeca

De gemeente heeft de modelregeling voor bedrijventerreinen aangepast. De oppervlakte is verruimd naar 100 m². Hiermee is sprake van een robuuster plan richting de toekomst, zonder dat een bedrijfsmatige functie komt te vervallen.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De oude regeling voor bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het artikel Bedrijf bleek ruimer dan de in het voorontwerp voorgestelde regeling. Dit is hersteld.

Regeling mantelzorg

Overeenkomstig het beleid van de gemeente is ook voorzien in een regeling voor mantelzorg. De geformuleerde modelregels uit het handboek zijn hiervoor overgenomen.

Regeling windturbines

Vanuit de praktijk blijkt dat bezwaren kunnen bestaan voor plaatsing van kleine windturbines, zeker bij risicovolle bedrijven. Om deze reden is deze afwijkingsbevoegdheid aangepast. Opgenomen is dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'risicovolle inrichting' of aanduiding 'veiligheidszone - bevi'.

8.3.3 Toelichting

Detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel

Mede naar aanleiding van de reactie van de provincie, zijn de gemeentelijke standpunten ten aanzien van detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel genuanceerd.

Opslag en distributie voor internetverkoop

Recent is door de gemeente de modelregeling waarin opslag en distributie voor internetverkoop gewijzigd. Dit betekent dat ook in de toelichting redactionele aanpassingen zijn doorgevoerd.

Oppervlakte ondergeschikte detailhandel, horeca

De gemeente heeft de modelregeling voor bedrijventerreinen aangepast. De oppervlakte is verruimd naar 100 m². Hiermee is sprake van een robuuster plan richting de toekomst, zonder dat een bedrijfsmatige functie komt te vervallen.

Anonimiseren bedrijvenlijst

De gemeente heeft de lijst met bedrijfsvestigingen geanonimiseerd.

Noordzijde Korringaweg

Nu het plangebied aan de noordzijde van de Korringaweg is uitgebreid is ook de toelichting aangevuld met een beschrijving van dit deel van het plangebied Grote Bedrijventerreinen.

8.4 Vaststellingsprocedure

8.4.1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” heeft van donderdag 13 december 2012 tot en met woensdag 23 januari 2013 ter visie gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is aan een ieder gelegenheid gegeven een zienswijze over het ontwerp kenbaar te maken aan de gemeenteraad.

Er zijn binnen de daarvoor gestelde termijn 4 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn navolgend samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Ook is aangegeven of en zo ja op welke wijze het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijze is aangepast.

8.4.2 Provincie Zeeland, Gedeputeerde Staten, afdeling Ruimte

Samenvatting zienswijze

Gedeputeerde Staten (hierna GS) geven in de zienswijze aan dat het ontwerpbestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” onder andere mogelijkheden biedt voor de vestiging van detailhandelsvoorzieningen op de bedrijventerreinen. GS hebben hierover de volgende opmerkingen:

  • Positief bestemmen bestaande detailhandelsvoorzieningen: Voor zover er sprake is van het positief bestemmen van bestaande voorzieningen kan GS instemmen met het ontwerpbestemmingsplan.
  • Detailhandel in volumineuze goederen (PDV): Provinciale Staten hebben op 28 september 2012 het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en de verordening ruimte (VRPZ) vastgesteld. Hoofddoelstelling van provinciaal beleid zijn: zorgvuldig ruimtegebruik, herstructurering van bebouwde terreinen/gebieden en bundeling van functies. Nieuwe detailhandelsvoorzieningen worden primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden. Een van de uitzonderingen betreft detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen, deze mogen buiten het kernwinkelgebied geplaatst worden. Onder volumineuze detailhandel wordt verstaan: detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen en naar aard en omvang vergelijkbare goederen. In het ontwerpbestemmingsplan hanteert de gemeente een ruimere definitie van volumineuze detailhandel. Onder volumineuze detailhandel worden tevens keukens, badkamers en sanitair, meubels en woninginrichtingartikelen, bouwmarkten, tuincentra en tuinbenodigdheden en volumineuze dierbenodigdheden verstaan. In de VRPZ worden deze vormen van detailhandel gedefinieerd als doelgerichte, laagfrequente aankopen die, behoudens vestiging in bestaande kernwinkelgebieden zijn toegestaan binnen enkele specifieke benoemde locaties. Voor de Bevelanden betreft dit het Marconigebied in Goes. Olzendepolder, Nishoek en De Poort behoren niet tot deze locaties. Door het hanteren van een ruimtere definitie worden bepaalde detailhandelsvoorzieningen in strijd met het provinciale beleid c.q. met de VRPZ op deze bedrijventerreinen mogelijk. De argumentatie die door de gemeente wordt gegeven om een ruimere definitie te hanteren van detailhandel dan omschreven in de VRPZ wordt door de provincie niet gerechtvaardigd. De provincie verzoekt de begripsbepaling van detailhandel in volumineuze goederen in artikel 1.29 in overeenstemming te brengen met de provinciale definitie.
  • Grootschalige detailhandel (GDV): Naast een wijzigingsbevoegdheid voor detailhandel in volumineuze goederen is in het ontwerpbestemmingsplan in artikel 4.7.3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor grootschalige detailhandel. In overeenstemming met het provinciale beleid betreft et detailhandelsbedrijven met een oppervlakte van ten minste 1.500 m2. Op grond van het provinciale beleid c.q. de VRPZ is grootschalige detailhandel, behoudens vestiging in bestaande kernwinkelgebieden uitsluitend toegestaan op de in bijlage 2 bij artikel 2.2, lid 9 VRPZ genoemde locaties, voor de Bevelanden het Marconigebied in Goes. Eerst indien in dit gebied geen ruimte beschikbaar is, kan vestiging van grootschalige detailhandel elders geconcentreerd worden toegelaten op een locatie die passend, gebruikmakend van verschillende vormen van vervoer, is ontsloten of als zodanig wordt ontwikkeld. In de toelichting op, en regels in het bestemmingsplan anticipeert de gemeente op deze uitzonderingsmogelijkheden. Aangegeven is dat de wijzigingsbevoegdheid voor grootschalige detailhandel toegepast mag worden, indien er op het Marconigebied in Goes geen geschikte locatie beschikbaar is. In de toelichting op artikel 2.2 VRPZ is echter aangegeven dat als het Marconigebied volledig is benut, een vervangende locatie binnen de gemeente Goes kan worden gezocht. De provincie wijst er op dat de gemeenteraad van Goes op 14 juni 2012 de structuurvisie Goes heeft vastgesteld, waarin een onderzoek is aangekondigd naar de ontwikkelingsmogelijkheden om, naast het Marconiterrein, een nieuwe PDV/GDV locatie te ontwikkelen ter plaatste van De Goese Poort/Klein Frankrijk. De provincie verzoekt het artikel 4.7.3 lid b onder 2 als volgt aan te passen: “indien geen locatie beschikbaar is op het bedrijventerrein Marconi in Goes of op een andere geschikte locatie in Goes”.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Bestaande detailhandelsvoorzieningen: De gemeente is de provincie erkentelijk dat de provincie opmerkt dat de bestaande (detailhandels)voorzieningen positief mogen worden bestemd in het bestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen”.
  2. b. Detailhandel in volumineuze goederen (PDV): De voorgestelde aanscherping van de categorie-indeling van volumineuze goederen zal worden overgenomen. De toelichting en regeling is hier op aangepast. Er zal nog een nader overleg met de provincie plaatsvinden voor verdere verduidelijking van de provinciale regeling.
  3. c. Grootschalige detailhandel (GDV): De gemeente waardeert de provinciale erkenning dat de gemeente op een goede manier heeft geanticipeerd op de provinciale uitzonderingsmogelijkheden voor grootschalige detailhandel. De gewenste provinciale aanvulling in de wijzigingsbevoegdheid wordt overgenomen. Hierbij merkt de gemeente wel het volgende op: van de voorwaarde dat er eerst gekeken moet worden naar een geschikte locatie op het Marconigebied of op een andere locatie in Goes kan – in nauw overleg met de gemeente Goes – gemotiveerd worden afgeweken.

Conclusie

  • De bestaande detailhandelsvestigingen zijn voorzien van een passende nadere aanduiding.
  • De begripsbepaling van “detailhandel in volumineuze goederen” zoals opgenomen in artikel 1.29 wordt in overeenstemming gebracht met de provinciale definitie.
  • Aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor GDV-vestiging wordt aan artikel 4.7.3 lid b onder 2. de aanvulling van de provincie toegevoegd.

8.4.3 Lopers Online, Yerseke

Samenvatting zienswijze

Het bedrijf Lopers Online is sinds kort eigenaar van een groot deel van een perceel op het bedrijventerreinen Olzendepolder in Yerseke. Het voornemen van de indieners is om op dit perceel een bedrijfsgebouw te realiseren voor een groothandel in tapijten, rode lopers et cetera voor evenementen. Voordat indiener besloot tot aankoop van de gronden is bij de gemeente geïnformeerd naar de (bouw)mogelijkheden op dit perceel. Op basis van het geldende bestemmingsplan “Olzendepolder” dient een afstand aangehouden te worden tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter. Vanwege het nu ter inzage liggende ontwerpbestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” wordt er rekening gehouden met een minimale afstand tot de perceelsgrens van 5 meter. Weliswaar biedt het plan ook de mogelijkheid om op de perceelsgrens te bouwen, maar dat lijkt de indiener geen aantrekkelijk alternatief. Denk alleen al aan de moeilijkheden die kunnen ontstaan als onderhoud aan het gebouw et cetera. Het aanhouden van een afstand van 5 meter levert de indiener een ernstige beperking op voor de gebruiksmogelijkheden van het relatief smalle perceel (35 meter breed). De indiener vraagt zich bovendien af of het hanteren van een grotere afstandsmaat wel past in het streven van de overheid naar zuinig ruimtegebruik op bedrijventerreinen. Op basis van bovenstaande maakt de indiener bezwaar tegen dit onderdeel van het ontwerpbestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” en pleit de indiener ervoor om het bestemmingsplan aan te passen in de nu geldende bebouwingsafstand van 3 meter tot de perceelsgrens.

Gemeentelijke reactie

Terecht wordt door de indiener geconstateerd dat de aan te houden afstand tot de perceelsgrens in het bestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” afwijkt van de oorspronkelijke regeling in het bestemmingsplan “Olzendepolder”. De gemeente heeft de regeling nog eens kritisch bekeken en is van mening dat het bouwen op de perceelsgrens vanwege de veiligheid en onderhoud geen goede optie is. Het feit dat de regeling uitgaat van een afstand van 5 meter tot de perceelsgrens is overgenomen uit het gemeentelijke Handboek Ruimtelijke Plannen. Wij zijn van mening dat deze afstand te ruim is, zeker bij smalle percelen alsook in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik op de bedrijventerreinen. De gemeente zal de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens dan ook aanpassen zoals in de oorspronkelijke regeling al was voorzien, namelijk minimaal 3 meter tot de perceelsgrens.

Conclusie

De bouwregels binnen het artikel “Bedrijf” worden aangepast, bouwen in de perceelsgrens zal worden verwijderd, de afstand tot de perceelsgrens bedraagt in alle gevallen niet minder dan 3 meter.

8.4.4 Tennet TSO B.V. / DELTA Infra B.V.

Samenvatting zienswijze

  • Tennet geeft in haar zienswijze aan dat het plangebied ter hoogte van het bedrijventerreinen De Poort en Nishoek een 150 kV hoogspanningsverbinding is gesitueerd. Ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de genoemde hoogspanningverbinding zijn op de betreffende percelen zakelijke rechten gevestigd. Tennet geeft aan dat zowel de hoogspanningsverbinding als de belemmerende stroken correct zijn opgenomen op de verbeelding.
  • Tennet verzoekt de gemeente in haar reactie de belangen van Tennet te beschermen en de bestemmingsregels in artikel 13 “Leiding – Hoogspanningsverbinding” aan te passen aan de door Tennet voorgestelde regeling.

Gemeentelijke reactie

  • De gemeente neemt kennis van deze mededeling.
  • Eerder is naar aanleiding van de overlegreactie van Tennet in de regeling zo goed mogelijk rekening gehouden met de belangen van leidingbeheerders. In verband met een uniforme regeling is aangesloten bij de regeling van dezelfde hoogspanningsverbinding in het bestemmingsplan Buitengebied.

Conclusie

Naar aanleiding van de zienswijze is de regeling “Leiding – Hoogspanningsverbinding” nog nader bekeken en geüniformeerd met de regeling van het in januari 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied.

8.4.5 Rijk Taxaties, namens de heer Brouwer

Samenvatting zienswijze

De zienswijze richt zich tegen het opnemen van de dubbelbestemming “Leiding – Gas” op het perceel kadastraal bekend gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 1043. Volgens de indiener zijn er op genoemd perceel geen privaatrechtelijke afspraken gemaakt, zoals door de gemeente wordt gesuggereerd in de reactie op de eerder ingediende inspraakreactie. De privaatrechtelijke bescherming van de leiding betreft het aangrenzende perceel gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 930. Op dit perceel is een opstalrecht nutsvoorzieningen gevestigd met een strookbreedte van 3 meter aan beide zijden uit het hart van de leiding, dus een totale strookbreedte van 6 meter. In het ontwerpbestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” is een strook van 10 meter opgenomen, dus 5 meter ter weerszijden uit het hart van de leiding. Dit is volgens de indiener niet correct en deze strook dient maximaal 6 meter te zijn, 3 meter aan weerszijden uit het hart van de leiding.

Gemeentelijke reactie

Terecht wordt geconstateerd dat er op een gedeelte van het perceel gemeente Kruiningen, sectie N, nummer 1043, de dubbelbestemming “Leiding – Gas” ligt. Zoals eerder door de gemeente is aangegeven in de beantwoording van de inspraakreactie betreft dit de leiding van Zebra die al reeds lange tijd in de ondergrond van het bedrijventerrein Nishoek ligt. De gemeente is vanuit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) verplicht planologisch relevante leidingen met de belemmerende stroken op te nemen in het bestemmingsplan. De gemeente was in de veronderstelling dat hier ook privaatrechtelijke afspraken over waren gemaakt. Navraag bij de leidingbeheerder leert dat dit voor dit perceel niet is gedaan. Dit laat echter onverlet dat de gemeente verplicht is de belemmerende strook van 5 meter aan weerszijden vanuit het hart van de leiding op te nemen in het bestemmingsplan.

Conclusie

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

8.5 Advies Commissie Voor De Milieueffectrapportage

8.5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” biedt ruimte voor relatief zware bedrijvigheid die mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig kan zijn in het kader van de milieuvergunningenprocedure. Dit betekent dat voor dit bestemmingsplan een planMER moet worden opgesteld. Er is voor gekozen het planMER in hoofdstuk 5 van de toelichting bij het bestemmingsplan “Grote Bedrijventerreinen” op te nemen. Het is wettelijk verplicht om gedurende de formele procedure van het bestemmingsplan (vanaf het ontwerpbestemmingsplan) het planMER voor te leggen aan de Commissie voor de milieueffectrapportage (hierna: Commissie). De Commissie heeft het planMER getoetst en op 5 maart 2013 een advies gegeven aan de gemeenteraad. Navolgend wordt het advies samengevat, volgt de gemeentelijke reactie en wordt aangegeven op welke manier het bestemmingsplan naar aanleiding van het advies is aangepast.

8.5.2 Samenvatting advies

De Commissie concludeert dat op de volgende onderdelen nog informatie in het planMER ontbreekt:

  • De beschrijving van en daarmee het onderscheid tussen de huidige situatie, de autonome ontwikkeling en het voornemen;
  • De beschrijving van de milieueffecten van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, waaronder de effecten op de natuur, zowel ten aanzien van natuurgebieden als (leefgebieden van) soorten.

De Commissie adviseert het planMER op bovengenoemde onderdelen aan te vullen.

8.5.3 Gemeentelijke reactie

Het planMER is naar aanleiding van het advies van de Commissie aangevuld. Daarbij zijn met name in de paragrafen milieu en andere aspecten (5.2), verkeer en vervoer (5.4), geluid (5.5) en ecologie (5.8) verder uitgewerkt. Deze verdere uitwerking heeft overigens niet geleid tot een andere conclusie. Het bestemmingsplan is op basis van de milieu-effecten van de huidige situatie, het autonome voornemen en de beoogde ontwikkeling uitvoerbaar.

8.5.4 Conclusie

Het planMER is aangepast naar aanleiding van het advies van de commissie MER. Het aanvullende onderzoek heeft niet geleid tot andere conclusies.

8.6 Ambtshalve Aanpassingen Naar Aanleiding Van Het Ontwerpbestemmingsplan

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen en het advies van de Commissie worden tevens enkele ambtshalve aanpassingen voorgesteld naar aanleiding van de beoordeling van het ontwerpbestemmingsplan door de ambtelijke dienst van de gemeente alsook overige instanties.

8.6.1 Regels

Artikel “Agrarisch met waarden – beschermde dijken”

Vanwege de uniformiteit met het bestemmingsplan Buitengebied, de actualisatie van de gemeentelijke komplannen en een reactie van het Waterschap is een artikel “Agrarisch met waarden – beschermde dijken” toegevoegd, inclusief de daarbij behorende nadere aanduiding “vrijwaringszone – dijk”. De regels en verbeelding zijn hierop aangevuld.

Artikelen “Waterkering” en “Waterstaat – Waterkering”

De artikelen “Waterkering” en “Waterstaat – Waterkering” zijn geüniformeerd met de overige gemeentelijke plannen. Voor beide artikelen is lid 4 (omgevingsvergunning) naar aanleiding van een opmerking van het Waterschap vervallen.

Artikelen “Waarde – Archeologie 1 t/m 4”

Aan de artikelen “Waarde – Archeologie 1 t/m 4” is aan lid 3, onder b, de zinsnede: ….”tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder” toegevoegd.

Dubbelbestemming “Leiding – Gas”

Delta Infra B.V. / Zebra verzoekt ons ambtshalve de bestemmingsplanregels, artikel 12.4.3 aan te vullen, met de zinsnede “ de in lid 1 genoemde vergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de leidingen en niet eerder dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.

8.6.2 Verbeelding

De Poort

Abusievelijk is voor het plangebied De Poort aan de zuidkant niet aangesloten bij de kadastrale perceelsgrenzen. Dit is alsnog hersteld op de verbeelding.

8.6.3 Toelichting

Beleidskader

De tekst van de PRVZ 2012 is geactualiseerd. Er wordt nu verwezen naar de juiste artikelen. Toegevoegd is een korte toetsing aan artikel 2.1.

Juridische planbeschrijving

Op onderdelen is de toelichting redactioneel aangevuld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein

Bijlage 2 Staat Van Activiteiten

Bijlage 2 Staat van Activiteiten

Bijlage 1 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 1 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 2 Kwantitatieve Risicoanalyse Grootschalige Bedrijventerreinen

Bijlage 2 Kwantitatieve risicoanalyse grootschalige bedrijventerreinen

Bijlage 3 Toelaatbaarheid Activiteiten In Woningen

Bijlage 3 Toelaatbaarheid activiteiten in woningen

Bijlage 4 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

Bijlage 4 Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bijlage 5 Inventarisatie Bedrijven

Bijlage 5 Inventarisatie bedrijven

Bijlage 6 Waterbeleid Grootschalige Bedrijventerreinen

Bijlage 6 Waterbeleid Grootschalige Bedrijventerreinen