Axel, Szydlowskiplein
Bestemmingsplan - gemeente Terneuzen
Vastgesteld op 23-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Axel, Szydlowskiplein met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPAXL09-VG99 van de gemeente Terneuzen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 verbeelding
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het gevalideerde GML-bestand NL.IMRO.0715.BPAXL09-VG99 met bijbehorende regels en bijlagen.
1.4 aan- en uitbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte of als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 archeologisch deskundige
de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het college aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.9 archeologische waarde
de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.
1.10 bebouwing
een of meer gebouwen en/of 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
1.11 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd en dat is aangegeven in de regels of bij uitzondering op de verbeelding is aangeduid.
1.12 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.13 bestaand
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.24 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren.
1.25 cafetaria/snackbar/afhaalservice
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij te denken valt aan kappers of schoonheidsspecialisten in een woonwijk die niet meer passen binnen beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, als ook aan tandartsen, fysiotherapeuten en dierenartsen.
1.28 discotheek of bar/dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
1.29 erf
het deel van het bestemmingsvlak dat buiten het bouwvlak voor het hoofdgebouw en buiten bestemmingsvlakken waarop geen gebouwen mogen staan valt.
1.30 erfafscheiding
de afscheiding van het erf.
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.33 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.34 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.35 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.36 overkapping
een 'bouwwerk, geen gebouw zijnde' voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden.
1.37 peil
- a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. in andere gevallen en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld van het bouwperceel;
- d. bij ligging in of op het water: het Normaal Amsterdams Peil (NAP).
1.38 restaurant
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.39 speelvoorziening
toestel(len) waarop en waarmee kinderen kunnen spelen, zoals klimrekken, voetbaldoelen of baskets.
1.40 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.41 vrijstellingsdiepte
de in bijlage 2 op de vrijstellingenkaart, voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
- a. bij zadel- en schilddaken en platte daken: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, goothoogten met een ondergeschikte lengte ten opzichte van de gevel niet meegerekend;
- b. bij lessenaarsdaken: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, goothoogten met een ondergeschikte lengte ten opzichte van de gevel niet meegerekend en voor zover niet gelijk aan de (bouw)hoogte van het bouwwerk.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen;
- b. op de begane grond: horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1a of 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - fitness': eveneens een fitnesscentrum;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;
- c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- d. de goothoogte van aan- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- e. de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
- f. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. atelier;
- c. buurtcentrum;
- d. vergaderruimte;
- e. theater;
- f. filmzaal;
- g. kantoorruimte;
- h. bedrijfswoning;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. gebouwen ten behoeve van wachthuisjes voor busdiensten en gebouwtjes ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte ten hoogste 3 m en het oppervlak ten hoogste 15 m2 bedraagt;
- c. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;
- d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
- e. de goothoogte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- g. de goothoogte van aan- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- h. de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
- i. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' nadere eisen stellen ten aanzien van het materiaal gebruik en/of de hoogte van de bouwwerken ten behoeve van het behoud van het zicht op de gevels van de naastgelegen bebouwing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de horeca-activiteiten gelden de volgende specifieke gebruiksregels:
- a. aan de horeca-activiteiten gerelateerde en ondergeschikte detailhandel is toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. hondenuitlaatterreinen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. geluidwallen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. verhardingen;
- j. voorzieningen van openbaar nut, waaronder ondergrondse bergbezinkbassins en afvalophaalvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. gebouwen ten behoeve van wachthuisjes voor busdiensten;
- 3. gebouwtjes ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- b. de bouwhoogte van wachthuisjes voor busdiensten en gebouwtjes ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m en het oppervlak bedraagt ten hoogste 15 m2;
- c. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 teneinde een jongerenontmoetingsplaats toe te staan op een daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen locatie, waarbij de regels van lid 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en parkeervoorzieningen;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. geluidwal;
met daaraan ondergeschikt:
- f. voorzieningen van openbaar nut, waaronder ondergrondse bergbezinkbassins en afvalophaalvoorzieningen;
- g. voorzieningen voor het winkelcentrum;
- h. luifels behorende bij de in de aangrenzende bestemming gelegen gebouwen;
met de daarbij behorende:
- i. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en afmetingen van de in lid 6.2.1 bedoelde gebouwen teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige beperkingen of belemmeringen teweegbrengt in de verkeerssituatie dan wel ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijk-functionele situatie ter plaatse.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 teneinde een jongerenontmoetingsplaats toe te staan op een daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen locatie, waarbij de regels van lid 6.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', als bedoeld in artikel 7 lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', als bedoeld in artikel 8 lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Bestaande afstanden en andere maten
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen;
- b. in geval van herbouw is het bepaalde onder a slechts van toepassing als de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in lid a niet van toepassing.
10.2 Bestaande maten en hoeveelheden
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de inwerkingtreding van dit plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.
10.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen voor:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, serres, veranda's, entreeportalen, luifels en afdaken niet meer dan 1,5 m bedraagt en – in geval van serres en veranda's – de overschrijding bovendien niet meer bedraagt dan 50% van de diepte van gronden gelegen tussen de voorste bouwgrens en de voorste perceelgrens;
- b. erkers mogen de begrenzing van het bouwvlak overschrijden indien:
- 1. de diepte maximaal 1 m bedraagt;
- 2. de breedte maximaal 50% van de betreffende gevel bedraagt;
- 3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag;
- 4. de hoeken van de erker minimaal 1 m uit de hoek van de betreffende gevel of de zijdelingse perceelgrens zijn gelegen;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen niet meer dan 1 m bedraagt.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Gebruik van de gronden
Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, verleende ontheffingen, verleende omgevingsvergunning of vastgestelde wijzigingen en de overige regels.
11.2 Strijdig gebruik
11.2.1 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- d. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen.
11.2.2 Onder strijdig gebruik wordt eveneens verstaan:
- a. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen;
- b. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken ten behoeve van de opslag van consumentenvuurwerk (voor zover dit de vergunningplichtige hoeveelheid tussen de 1.000 kg en de 10.000 kg betreft).
11.3 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 11.2.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt, mits, wat het bepaalde in lid 11.2.1 onder b en c betreft, niet buiten het bouwvlak en mits, wat het bepaalde in lid 11.2.1 onder b betreft, niet met een stapelhoogte van meer dan 1,50 m met uitzondering van de opslag van agrarische producten;
- b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming(en);
- c. gebruik dat plaatsvindt krachtens een verleende ontheffing of omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels of vastgesteld wijzigingsplan.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning af te wijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasregelstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en lichtmasten, met dien verstande dat de inhoud van deze gebouwen en bouwwerken niet groter mag zijn dan 35 m3;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 15 m;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- g. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kleine windturbines wordt vergroot tot niet meer dan 15 m, met dien verstande dat:
- 1. wiekturbines niet zijn toegestaan;
- 2. overige kleine windturbines:
- de hoogte dient ondergeschikt te zijn aan en in goede verhoudingen te staan tot de hoogte van bouwwerken waarop zij worden gebouwd en;
- uitsluitend zijn toegestaan op gebouwen of overkappingen met platte daken, voor zover die niet zijn aangewezen als monument, behoren tot een beschermd dorps- of stadsgezicht.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
13.2 Wijzigingsbevoegdheid uitgifte openbare ruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen Verkeer en Groen te wijzigen in de bestemming Wonen of Tuin zonder bouwvlak, teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik, met inachtneming van de volgende regel:
- a. aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Axel, Szydlowskiplein'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Om het toerisme en winkelend publiek langer vast te houden in het centrum van Axel, is een herinrichting van het Szydlowskiplein benodigd. Het plein heeft op dit moment onvoldoende parkeercapaciteit en de mooie plekjes in en rondom het plein worden op dit moment onvoldoende belicht. Als eerste aanzet heeft initiatiefnemer Luitjens Retail de gronden van de pastorie en het aansluitend openbaar gebied verworven om het gebied opnieuw in te kunnen richten en daarmee ook de parkeercapaciteit van het terrein te vergroten.
Gezien de beoogde situatie niet binnen het vigerende bestemmingsplan past, is een nieuw juridisch planologisch kader benodigd. In het voorliggend bestemmingsplan is de begrenzing van dit nieuwe kader onderzocht en vervolgens vastgelegd in de regels en de verbeelding.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het centrum van Axel, aan de Nassaustraat. Het plan omvat het noordoostelijk gelegen parkeerterrein op het Szydlowskiplein, het zuidelijk deel van het winkelcentrum, de kerk en pastorie met tuin gelegen aan de Walstraat en het hier tussengelegen deel van de Nassaustraat. In de onderstaande figuur is de ligging van het plangebied met rood aangegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan Axel (2006) en gelden de bestemmingen Centrumdoeleinden, Woondoeleinden, Groenvoorzieningen en Verkeersdoeleinden. Het plangebied wordt opnieuw ingericht en voorzien van nieuwe functies. Het beoogde stedenbouwkundig plan en in te passen nieuwe functies passen deels niet binnen de ter plaatse toegestane functies en bouwregels.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Axel (gemeente Terneuzen, 2006)
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de toekomstige situatie beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt ingegaan op het voor de beoogde ontwikkeling relevante ruimtelijk-planologisch beleidskader en (de resultaten van) de sectorale onderzoeken. Hoofdstuk 5 omvat een toelichting op de nieuwe bestemmingsregeling. Hoofdstuk 6 gaat in op de economisch uitvoerbaarheidsaspecten van het bestemmingsplan en op de resultaten van het vooroverleg en de zienswijzenprocedure.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied ligt in het centrum van Axel, aan de Nassaustraat. Het plan omvat het noordoostelijk gelegen parkeerterrein op het Szydlowskiplein, het zuidelijk deel van het winkelcentrum, de kerk en pastorie met tuin gelegen aan de Walstraat en het hier tussenin gelegen deel van de Nassaustraat.
In het winkelcentrum zijn winkels voor de dagelijkse behoeften en bijpassende winkels en voorzieningen zoals een Bruna, een Gall & Gall en een lunchroom gevestigd. De bibliotheek die in het zuidelijk deel van het winkelcentrum was gevestigd, is verhuisd naar de nieuwe locatie aan de Markt. Daarmee is de bovenverdieping vrijgekomen en via een ontheffing van het bestemmingsplan ingevuld als fitnesscentrum.
Met name op vrijdag en zaterdag ondervindt het centrum van Axel een grote parkeerdruk. Voor bezoekers is het lastig een parkeerplaats te vinden en omwonenden en overige gebruikers van de openbare ruimte ondervinden overlast van de veelvuldig verkeerd geparkeerde auto's.
Figuur 2.1 Het noordoostelijk gelegen parkeerterrein op het Szydlowskiplein
Figuur 2.2 Het zuidelijk deel van het winkelcentrum
2.2 Toekomstige Situatie
In het inrichtingsplan is de Nassaustraat verlegd en het parkeerterrein verhoogd en bovendien in omvang vergroot. Het verhogen van de capaciteit van het parkeerterrein komt ten goede aan de parkeerdruk die omwonenden en bezoekers ervaren en biedt bovendien kans meer winkelend publiek en overige bezoekers naar Axel te trekken. Door ook de omliggende buitenruimte aan te pakken worden nieuwe aantrekkelijke verblijfsruimten gecreëerd die zorgen voor een nog aangenamer en meer divers verblijf in het centrum van Axel.
Figuur 2.3 Inrichtingsschets (KOCH Adviesgroep, mei 2014)
Het noordelijk deel van de voormalige pastorietuin wordt heringericht als openbaar groen. Door het openstellen van de tuin wordt de beleving van de kerk verbeterd. Het oorlogsmomument wordt in samenwerking met het herdenkingscomité, in een gewijzigde vorm, opnieuw ingepast in (of net buiten) het plangebied. Ook het reliëf van Reinaert de Vos wordt opnieuw ingepast in de buitenruimte.
Figuur 2.4 De voormalige pastorietuin
In het onderzoek 'beoordeling bomen', zoals opgenomen in Bijlage 5, is aangegeven welke monumentale en overige waardevolle bomen behouden dienen te worden. De Beuk en de Populier staan op de monumentale bomenlijst van de Bomenstichting. De conditie is redelijk. De populier heeft echter zwaar dood hout in de kroon. In en nabij het deelgebied waar de nieuwe weg en parkeerplaatsen zijn gepland, staan een kastanje, een linde en een esdoorn. Daarnaast is de rij bomen aan de buitenkant van de tuin met lindebomen en eiken ook behoudenswaardig. De conditie van deze bomen is redelijk tot goed. Deze bomen zijn waardevol en zullen behouden blijven. De overige bomen, waaronder 16 acacia's en 2 essen, hebben een sterk verminderde conditie.
Door de planontwikkeling zullen de bomen aan de buitenzijde van de tuin gerooid moeten worden. In het park zullen nieuwe bomen worden ingepast welke een positief effect zullen hebben op de beleving van het groen als geheel.
Figuur 2.5 Het reliëf van Reinaert de Vos (links) en het Pools oorlogsmonument (rechts)
Naast de aanpak van de buitenruimte, wordt ook het winkelcentrum deels vernieuwd. Het aanzicht vanaf de Nassaustraat wil de initiatiefnemer wijzigen. De Albert Heijn krijgt aan de oostzijde een pick-up point. De bibliotheek is onlangs verhuisd naar het voormalig stadhuis. Het toegestane gebruik van de bovenverdieping van het zuidelijk deel het winkelcentrum (Szydlowskiplein 2-16) wordt opnieuw bezien, het reeds gehuisveste fitnesscentrum wordt positief bestemd en het vloeroppervlak van de plint wordt (ondergeschikt) uitgebreid.
Figuur 2.6 De leegstaande kerk met de naastgelegen voormalige pastoriewoning en besloten tuin
Vanaf 1 januari 2013 is de kerk aan de Walstraat niet meer in gebruik. De exacte invulling is nog niet bekend. In overleg met de initiatiefnemers is in de regels van het voorliggend bestemmingsplan opgenomen welke functies in de toekomst mogelijk zijn. De locatie leent zich uitstekend voor levendige en/of sociale functies, waar mensen bij elkaar komen. De nieuwe bestemming 'Gemengd', die wordt opgenomen voor de leegstaande kerk én de voormalige pastoriewoning, laat functies toe zoals een restaurant met terras, een hotel, vergaderruimte, een kantoorruimte, een buurtcentrum, een atelier, een klein theater of filmzaal, of een combinatie van meerdere functies. De voormalige pastoriewoning is momenteeel in gebruik als een normale 'burgerwoning'. Gezien het karakter van de toekomstige functies wordt in de toekomst wonen enkel in de vorm van een bedrijfswoning toegestaan.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Rijks- En Provinciaal Beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De drie rijksdoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de nationale belangen, zoals verwoord in de structuurvisie.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst bekijken of er in de regio vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens bekijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Ook voor de (her)ontwikkeling van het Szydlowskiplein wordt de ladder voor de duurzame verstedelijking toegepast.
Toetsing
Voor de ontwikkeling geldt dat direct wordt ingespeeld op de lokale en regionale behoefte. Momenteel is er een te kort aan parkeerruimte in het centrum van Axel en deze wordt in de toekomstige situatie opgelost. Het winkelcentrum krijgt meer mogelijkheden om in te spelen op de veranderende wens van de klant. Bovendien zal de nu leegstaande kerk samen met de oude pastoriewoning ruimte bieden aan horeca-activiteiten en overige functies die passen bij een levendig centrumgebied.
Het plan is volledig geïntegreerd in het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast wordt de bestaande bebouwing opnieuw gebruikt en komen de architectonische kwaliteiten van zowel de pastoriewoning als de oude kerk meer tot zijn recht door de openstelling van het gebied. Daarmee voldoet het plan ook aan de tweede trede van de ladder van duurzame verstedelijking. De planlocatie is straks voor de automobilist, het langzaam verkeer én voor de reiziger met het openbaar vervoer goed bereikbaar.
Provinciaal beleid
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. Hierin wordt het beleid gesteld voor de hele provincie Zeeland op het gebied van ruimte, milieu, water en natuur.
Beleid ten aanzien van kantoren
De provincie wilt dat grootschalige, zelfstandige, kantoorruimtes zoveel mogelijk gesitueerd worden in de binnenstad van Goes, Middelburg, Vlissingen en Terneuzen. Onder grootschalige zelfstandige kantoren worden kantoren gerekend die meer dan 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte bezitten. In de overige kernen zijn alleen kleinschalige kantoor ontwikkelingen met een publieksfunctie en kantoren met een lokale of regionale functie toegestaan. Kantoren met een publieksfunctie moeten goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer.
Toetsing
Voor de voorgenomen planontwikkeling geldt dat in het Omgevingsplan Zeeland weinig sturende kaders omvat, waaraan het plan moet voldoen. Ten aanzien van eventuele nieuwe kantoorruimte geldt dat het oppervlak niet groter dan 1.000 m2 mag bedragen. De opgenomen oppervlaktebeperking in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Gemengd' voldoet aan deze eis.
Verordening ruimte provincie Zeeland (2012)
Bij een grootschalige detailhandelsvoorziening wordt gestreefd naar een bundeling van functies op een kansrijke locatie. Onder een grootschaligheid wordt verstaan een bruto vloeroppervlak van 1.500 m2. Deze vorm van detailhandel wordt gezien als een bovenregionale functie en genereert hierdoor verhoudingsgewijs veel mobiliteit en een daarmee samenhangende parkeerbehoefte.
Toetsing
Het plangebied ligt binnen de kern Axel. Het winkelcentrum zal slechts met enkele vierkante meters worden uitgebreid om beter te kunnen inspelen op de nieuwe wensen van de klant.
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.2.1 Structuurvisie gemeente Terneuzen 2025
De centrumgebieden van de kleine kernen zijn geschikt voor een grote diversiteit aan kleinschalige
functies die qua maat, schaal, uitstraling, verkeersaantrekkende werking en milieubelasting passen.
Momenteel heeft de gemeente Terneuzen een beperkt aanbod aan verblijfsrecreatie. De kleinere kernen in de gemeente bieden mogelijkheden voor een gevarieerd aanbod aan overnachtingen.
Naast het aanbieden van verblijfsrecreatie is het ook belangrijk dat onder andere in de kern Axel eerstelijnszorg wordt aangeboden. Hiermee worden functies zoals huisartsen, apotheken en dergelijke bedoeld.
Een uitgangspunt van de gemeente Terneuzen is om het imago en de identiteit van de gemeente te versterken. Dit kan onder andere gebeuren op het gebied van kunst en cultuur door het creëren van samenhang op lokale schaal.
De centrum functies die Axel heeft worden daar mogelijk versterkt. De gemeente wil actief beleid voeren om de waarde van het centrum te behouden. Een horecavoorziening in de kern is gewenst, vanwege de mogelijkheid om met vrienden en familie een feest te kunnen houden. Hierdoor wordt de sociale samenhang behouden of verbetert. Voor de vestiging van nieuwe horecagelegenheden wordt de eis gesteld dat deze geen overlast mogen opleveren aan de omliggende (woon)omgeving. In de structuurvisie wordt daarnaast genoemd dat er een groeiende bezorgdheid bestaat over de instandhouding van de levendige multifunctionaliteit.
Verder is het vanuit de gemeente is het gewenst om sport- en bewegingsaanbod op relatief korte afstand van de woonomgeving beschikbaar te hebben.
Toetsing
Binnen het plangebied zijn binnen de bestemming 'gemengd' de bovengenoemde functies toegestaan. De eventuele komst van een dergelijke nieuwe functie wordt door de gemeente positief gezien, omdat dit een verbreding van functies en versterking van het centrumgebied van Axel betekent.
Het positief bestemmen van het fitnesscentrum biedt ruimte aan sportgelegenheid op relatief korte afstand van de woonomgeving van vele inwoners van Axel.
Nota Horecabeleid (2009)
In de Nota Horecabeleid van de gemeente Terneuzen wordt aangegeven dat in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen met name aandacht dient te worden besteed aan de binnenstad van Terneuzen en de kernen Sas van Gent en Axel. Voor het aanleggen van terrassen is een vergunning noodzakelijk. Deze vergunning maakt deel uit van de horeca-exploitatievergunning. Deze vergunning heeft een persoonsgebonden karakter.
Toetsing
Binnen het plangebied is een nieuw terras beoogd. Voor de aanleg zal te zijner tijd een vergunning worden aangevraagd.
3.3 Conclusie
Het voorgenomen plan past binnen de contouren en richtlijnen van de verschillende lagen van de overheid. Op nationaal niveau zijn er geen belangen die in het geding zijn. Verder wordt er voldaan aan de eisen van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het voorgenomen plan is volledig geïntegreerd in het bestaand stedelijk gebied. De kwaliteiten van zowel de pastoriewoning als de oude kerk worden benut en versterkt. Verder is het plangebied straks goed bereikbaar door verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer.
Op provinciaal niveau zijn weinig sturende kaders opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland. Gezien het beperkte oppervlak van de kerk en de pastoriewoning (circa 900 m2) en de zeer beperkte uitbreiding van het bestaande winkelcentrum valt het plan binnen de kaders van het provinciaal beleid en gelden er verder geen beperkende regels ten aanzien van de beoogde ontwikkeling.
Op gemeentelijk niveau wordt in de structuurvisie vooral nadruk gelegd op behoud van de levendigheid in de kernen. Door de uitbreiding van het parkeerterrein, het verbeteren de gevel van het winkelcentrum gericht op de Nassaustraat en de bestemmingswijziging van de pastorie en de oude kerk wordt de levendigheid van de kern Axel behouden en zelfs bevorderd.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
In dit hoofdstuk worden de milieu- en planologische aspecten van de herontwikkelingslocatie nader onderzocht.
4.1 Water
Beleid
Ten behoeve van een ruimtelijk plan dient een watertoets met het Waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf moet overleg gevoerd worden met de waterbeheerder.
Bij het Waterschap Scheldestromen wordt hiervoor een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Onderstaande watertoetstabel is ingevuld voor de ontwikkeling van het Szydlowskiplein te Axel. Hiervoor is de informatie gebruikt uit de door de initiatiefnemer opgestelde watertoets, zie bijlage 1, welke reeds is kortgesloten met het Waterschap.
Toetsing
Tabel 4.1 Watertoetstabel
thema en water(beheer)doelstelling | uitwerking | |
Waterveiligheid Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | De voorziene ontwikkeling is volledig gesitueerd in de binnenstad van Axel en heeft geen impact op een waterkering. Daarmee heeft de ontwikkeling geen (negatieve) invloed op de waterveiligheid. | |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | Ten gevolge van de ontwikkeling wordt er 2.090 m² extra verharding gerealiseerd. Conform de normen van het Waterschap Scheldestromen geldt een watercompensatienorm van 75 mm per vierkante meter. Op basis daarvan kan gesteld worden dat er 157 m³ aan watercompensatie gerealiseerd dient te worden. De ontwikkeling voorziet in de realisatie van een waterbekken van 162 m³. Hiermee wordt ruimschoots aan de norm voldaan. Voor een exact ontwerp van dit bekken wordt verwezen naar bijlage 1. | |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden. | De ontwikkeling heeft geen enkel effect op de grondwaterkwantiteit. Voor zover bekend is er op dit moment ook geen sprake van grondwateroverlast. | |
Hemel- en afvalwater (inclusief water op straat/overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het waterbekken zorgt voor een gecontroleerde afvoer naar het gemeentelijke rioolstelsel, en is zo opgesteld dat dit op een gescheiden riolering kan worden aangesloten, indien dit wordt gerealiseerd. | |
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico water gerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via onder andere de daarvoor benodigde ruimte. | Er worden verschillende voorzieningen getroffen voor ter water gekomen personen om het bekken te verlaten. Deze voorzieningen worden verder omschreven in bijlage 1. | |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Er bestaat in dit project geen risico op bodemdalingen. | |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud/realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. | Zowel tijdens de bouw, als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt, zodat er geen negatief effect kan optreden voor de waterkwaliteit. | |
Grondwaterkwaliteit Behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | Het hemelwater wordt collectief opgevangen en via het bufferbekken afgevoerd op het gemeentelijk rioleringsnet. Er is dus geen wijziging van de grondwaterkwaliteit. | |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | In het plan is geen natte natuur aanwezig. De overige natuurlijke elementen zullen zo veel als mogelijk worden bewaard en zullen secuur worden bechermd tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. | |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied. | |
Andere belangen waterbeheerder(s) | ||
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | Er is geen sprake van belemmering van objecten van het Waterschap. | |
Scheepvaart en/of wegbeheer Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het Waterschap. | In het plangebied worden geen aanpassingen voorzien aan wegen die onder het beheer vallen van het Waterschap. De gemeentelijke weg wordt gewijzigd volgens de eisen en voorschriften van de gemeente Terneuzen. |
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.2 Bodemkwaliteit
Normstelling en beleid
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een aantal functiewijzigingen. In dat kader is er reeds een verkennend bodemonderzoek opgesteld door het Laboratorium van Zeeuws-Vlaanderen. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. Hieruit blijkt dat er één mengmonster genomen is waarbij een sterke verontreiniging met Nikkel is geconstateerd. In de overige grondmonsters zijn geen overschrijdingen geconstateerd.
Door het Laboratorium Zeeuws-Vlaanderen heeft vervolgens het mengmonster uitgesplitst. Deze uitsplitsing is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting. Hieruit blijkt dat de verontreiniging immobiel is, en zich op een diepte van 0,1 tot 1,0 m onder het maaiveld bevindt. In verband met de grondoverdracht heeft nader onderzoek plaatsgevonden om de exacte omvang van de verontreiniging te bepalen. Hieruit blijkt dat de verontreiniging maximaal 4 m³ bedraagt. Het nader onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Het bevoegd gezag zal bepalen of een sanering van deze immobiele verontreiniging noodzakelijk geacht wordt.
Conclusie en aanbevelingen
In het kader van de ruimtelijke procedure is de bodemkwaliteit in beeld gebracht, en blijkt een nikkel-verontreiniging van maximaal 4 m³. In het kader van de grondoverdracht zal de nikkel-verontreiniging worden gesaneerd. Hiermee is voldoende inzicht gegeven in de bodemkwaliteit ter plaatse. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
Het bestemmingsplan voorziet in de diverse ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen worden hieronder eerst genoemd alvorens per ontwikkeling gemotiveerd wordt of, en bij welke functies er nog sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. De ontwikkelingen betreffen:
- de realisatie van een pick-up-point ten oosten van de huidige Albert Heijn;
- het positief bestemmen van de fitnessactiviteiten boven de winkels aan het Szydlowskiplein;
- herbestemming van de leegstaande kerk en de voormalige pastoriewoning;
- vergroten van het parkeerterrein.
Bekeken dient te worden of de verschillende ontwikkelingen gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat voor omliggende woningen. Voor het gehele plangebied geldt dat er sprake is van een gemengd gebied, daar er een grote diversiteit aan centrumfuncties voorkomt. Het Szydlowskiplein wordt gezien als centrumgebied van de kern Axel. Een levendige omgeving is dan ook gewenst.
Pick-up-point
Het pick-up-point wordt ten oosten van de bestaande supermarkt gerealiseerd. De supermarkt zal daarmee maximaal 3 m dichterbij de woningen worden gerealiseerd. Conform de VNG-brochure kent een supermarkt een afstand van maximaal 0 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. De richtafstand voor een supermarkt, en daarmee ook een pick-up-point bedraagt meer dan 75 m. Aan de richtafstand wordt dan ook ruimschoots voldaan. Dit in combinatie met het feit dat er in de huidige situatie reeds een supermarkt is gevestigd vormt dit geen belemmering voor de omliggende woningen. Ter plaatse van de woningen is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Fitnessactiviteiten
Op de bestaande winkels aan het Szydlowskiplein is in de huidige situatie reeds een fitnesscentrum aanwezig. Met behulp van dit bestemmingsplan wordt de huidige functie daadwerkelijk bestemd. Conform de VNG-brochure kent een fitnesscentrum een richtafstand van maximaal 10 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woningen zijn op 70 m afstand gelegen. Aan de richtafstand wordt ruim voldaan, en ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen kan dan ook gesteld worden dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat is.
Onder het fitnesscentrum zijn reeds een winkelcentrum aanwezig. Dit winkelcentrum zal minimaal worden uitgebreid richting het oosten, ten gevolge van de reconstructie van het gevelaanzicht vanaf het Szydlowskiplein. Aan de richtafstand voor detailhandel (0 m) wordt vanzelfsprekend voldaan.
Leegstaande kerk en voormalige pastoriewoning
Aan de Walstraat 31 is een leegstaande kerk en direct daarnaast een voormalige pastoriewoning gelegen. De gebouwen worden herontwikkeld, en daarmee herbestemd voor gemengde doeleinden. De westzijde zal na de uitbreiding van het parkeerterrein en het verleggen van de Nassaustraat grenzen aan de Nassaustraat en het Szydlowskiplein, waar levendigheid gewenst is. De noordoostzijde grenst aan de begraafplaats van de kerk. Op deze begraafplaats worden geen overledenen meer bijgelegd, maar er dient nog wel rekening te worden gehouden met bezoekers. Aan de zuidzijde van de kerk op circa 10 m afstand zijn woningen gelegen. Door de ingang van de kerk aan de westzijde te behouden zal de nadruk en daarmee de meeste activiteiten op het westen georiënteerd zijn. Aan de oostzijde van de kerk zijn geen ingangen aanwezig. Hierdoor zal ten noordoosten van het huidige kerkgebouw geen hinder ondervonden worden van de activiteiten die aan in en nabij het kerkgebouw plaatsvinden.
In de regels van dit bestemmingsplan wordt exact benoemd welke functies mogelijk gemaakt worden in de leegstaande kerk en de voormalige pastoriewoning. Dit betreffen de functies:
- atelier;
- buurtcentrum;
- vergaderruimte;
- een kleine filmzaal of theater;
- kantoorruimte;
- horeca-activiteiten.
Het toetsingskader van de horecafuncties is beschreven in paragraaf 4.4. Voor de overige genoemde functies geldt dat deze over maximaal milieucategorie 2 beschikken, met een richtafstand van 10 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woningen zijn ook gelegen op minimaal 10 m afstand, en daarom kan gesteld worden dat ter plaatse van de woningen sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Parkeerterrein
Het bestaande parkeerterrein aan de Szydlowskiplein wordt uitgebreid. Conform de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering beschikt een parkeerterrein over een richtafstand van maximaal 10 m ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woningen liggen op circa 35 m afstand van het parkeerterrein. Deze afstand wordt niet verkleind ten gevolge van de uitbreiding van het parkeerterrein. Aan de richtafstanden uit de VNG-brochure wordt voldaan. Daarom is er sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Conclusie
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de het bestemmingsplan.
4.4 Horecahinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van horeca-activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende horeca.
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen horeca-activiteiten als milieubelastende functie en gevoelige functies mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten zijn de horeca-activiteiten gerangschikt naar mate van potentiële milieubelasting. De Staat van Horeca-activiteiten is weergegeven in bijlage 1. Voor een nadere toelichting op deze Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 6 van de toelichting.
Onderzoek
In het plangebied wordt ter plaatse van de leegstaande kerk in een horecabestemming voorzien. Gelet op de kenmerken van het gebied, zijn horeca-activiteiten tot en met categorie 2 toegestaan. Dit betreffen middelzware horeca-activiteiten die in de dag- en avondperiode, maar ook in de nachtperiode geopend zullen zijn en die daardoor mogelijk hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken. Gezien het feit dat woningen op minimaal 10 m afstand liggen van de horecabestemming en het plangebied voornamelijk bestemd en bedoeld is als centrumgebied van Axel is milieuhinder niet te verwachten. Functies die passen binnen horeca-activiteiten tot en met categorie 2 betreffen onder andere een hotel, restaurant met terras waar ook feesten georganiseerd kunnen worden, een pension, snackbar en een cafetaria. Het gebruik zal naar het westen toe georiënteerd worden evenals het terras. Bij het verlaten van de horecagelegenheid zullen de mensen voornamelijk richting het westen gaan, daar staan de auto's. Uit de paragraaf 4.8 blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid is. Dit zorgt ervoor dat de dichtstbij gelegen woningen aan de zuidzijde van het plangebied nagenoeg geen hinder zullen ondervinden.
Zoals in paragraaf 4.3 reeds aangegeven is aan de noordoostzijde van het huidige kerkgebouw een begraafplaats. Ter plaatse van deze begraafplaats is rust gewenst. Ook hier geldt dat er geen hinder ondervonden zal worden daar de activiteiten op de westzijde worden georiënteerd zodat aan de oostzijde geen hinder zal worden ondervonden.
Conclusie
Het aspect milieuzonering horeca staat de uitvoering van dit plan niet in de weg. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd ter plaatse van de omliggende woningen.
4.5 Ecologie
4.5.1 Wet- en regelgeving
Inleiding
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Hierna wordt nader ingegaan de aspecten gebieds- en soortbescherming. De relevante wijzigingen in het plangebied zijn:
- het omvormen van de pastorietuin naar parkeerterrein en de verlegde Nassaustraat;
- herinrichten van het resterende deel van de tuin;
- nieuwe functie in de voormalige kerk en pastoriewoning en de directe omgeving;
- de uitbreiding van de supermarkt in de vorm van een pick-up point;
- de (beperkt) uitbreiding van het winkelcentrum aan de zuidoostzijde.
Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet 1998
In de Natuurbeschermingswet 1998 (verder: Nb-wet) is de bescherming van specifieke gebieden geregeld. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Nb-wet verwerkt. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen Natura 2000-gebieden, (gebieden met natuurwaarden van Europees belang, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn);
- b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; deze zijn door de provincies nader begrensd (EHS-gebieden);
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
Voor de Natura 2000-gebieden gelden instandhoudingsdoelen: bepaalde habitattypes die daar voorkomen moeten in stand worden gehouden.
De Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Om de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden te kunnen halen en vergunningen in het kader van de Nb-wet te kunnen verlenen, is het een vereiste dat de neerslag van stikstof – de stikstofdepositie – wordt teruggedrongen. Elke toename aan stikstof op Natura 2000-gebieden wordt daarom getoetst in het kader van de Nb-wet.
Ecologische hoofdstructuur
Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de (herijkte) nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De begrenzing van de EHS is door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Binnen de EHS liggen onder ander ook de Natura 2000-gebieden.
Flora- en faunawet (soortenbescherming)
De Flora- en faunawet (hierna Ffw) is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan is een dergelijk besluit.
Het Ministerie van EL&I beperkt de verbodsbepalingen bij vogels tot alleen de plaatsen waar wordt gebroed, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er wordt gebroed. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen.
4.5.2 Onderzoek
Gebiedsbescherming
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De beoogde ontwikkeling heeft daarom geen negatief effect op beschermde gebieden.
Soortenbescherming
Op grond van de inventarisatie door ir. J.J. van den Berg op 18-09-2014 kunnen de volgende conclusies worden getrokken over beschermde natuurwaarden in het plangebied.
Aan de gevels waar de uitbreiding van het winkelcentrum is beoogd, zijn geen open stootvoegen aanwezig en de dakconstructie biedt geen toegangsmogelijkheden voor vleermuizen of gierzwaluwen. De aanbouwen vinden plaats op verhard terrein. Een nadere toetsing ten aanzien van de beoogde uitbreiding van het winkelcentrum kan achterwege blijven.
De pastorietuin heeft een groot aantal oude bomen. De ondergroei bestaat uit gazon en intensief onderhouden struiken. Deze struiken zijn veelal intensief gesnoeid. In de tuin is een grote vijver aanwezig.
Broedvogels
De tuin biedt broedgelegenheden aan diverse soorten broedvogels. Dit betreft soorten als de heggemus, merel, lijster en het roodborstje. Door de aanwezigheid van holtes in bomen kunnen holenbroeders als koolmees en pimpelmees ook voorkomen. In de bomen zijn geen nesten aanwezig van broedvogels met een vaste nestplaats.
Gezien de flauwe hellingshoek is het dak van de (oude pastorie)woning ongeschikt als nestplaats voor gierzwaluwen. De bebouwing van de kerk is wel geschikt voor broedvogels met een vaste nestplaats zoals huismus en gierzwaluw.
Amfibieën
Door het ontbreken van oppervlaktewater zijn geschikte voortplantingslocatie voor algemene amfibieën zoals kleine watersalamander en gewone pad niet aanwezig. Ook overige soorten zijn, in het centrum van Axel, niet te verwachten.
Zoogdieren
De tuin is geschikt als leefgebied voor algemene grondgebonden zoogdieren zoals egel en diverse soorten muizen. In de kerk is bij een inventarisatie van 2004 laatvliegers aangetroffen (info SLZ). Het is goed mogelijk dat er in de huidige situatie meerdere soorten aanwezig zijn, bijvoorbeeld ook de kleine dwergvleermuis.
In de buitenmuur van de woning zijn geen open stootvoegen aanwezig. Ook de dakconstructie laat geen invliegopeningen voor vleermuizen zien. De woning is dan ook niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen.
Overige beschermde soorten
Overige beschermde soorten zijn gezien het beheer en de inrichting van de tuin niet te verwachten.
Figuur 4.1 Beeld van de pastorietuin met vijver (Geoweb Zeeland, foto 2013)
Figuur 4.2 Beelden vanaf de Walstraat (Rho adviseurs, 2014)
Figuur 4.3 Beelden vanaf de Nassaustraat (Rho adviseurs, 2014)
Figuur 4.4 Beelden van de pastorietuin (Rho adviseurs, 2014)
Beoordeling Flora- en faunawet
Werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep kunnen leiden tot beschadiging of vernietiging van algemene soorten grondgebonden zoogdieren, broedvogels en vleermuizen.
De sanering van de tuin heeft geen effect op de gunstige staat van instandhouding van de voorkomende algemene zoogdieren en amfibieën. Het betreft zogenaamde 'categorie 1 soorten', waarvoor een algemene m geldt in geval van ruimtelijke ingrepen. Voor deze soorten hoeft dus geen ontheffing te worden aangevraagd.
Indien de werkzaamheden voor de geplande ontwikkelingen buiten het broedseizoen plaatsvinden worden voor vogels geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden. Binnen het broedseizoen dient bij het organiseren van activiteiten de zorgplicht nageleefd te worden ten aanzien van het vermijden van verstoring van broedende vogels.
Het is wenselijk om een gerichte inventarisatie naar de aanwezigheid van vleermuizen in de kerk uit te voeren, daar nu onduidelijk is welke soorten mogelijk aanwezig zijn in de kerk. De effecten van het toekomstig gebruik op de kwaliteiten van het gebouw als verblijfplaats voor vleermuizen zijn zeer waarschijnlijk nihil. Op grond van een gerichte inventarisatie is het goed mogelijk dat de functie voor vleermuizen verder gestimuleerd kan worden. Nader afstemming van gebruik en beheer van het gebouw is dan ook noodzakelijk. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de (potentiële) functie niet verstoord wordt en dat de aanvraag van een ontheffing hierdoor niet nodig is.
Voor wat betreft overige zoogdieren, planten, vissen, amfibieën, reptielen en ongewervelden worden bij de uitvoering van voorliggend plan geen verbodsbepalingen overtreden.
De aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig.
4.5.3 Conclusie
Gebiedsbescherming
Gezien de ligging in het centrum van Axel en de afstand tot Natura 2000-gebieden zijn effecten op de beschermde natuurwaarden uit te sluiten. De aanvraag van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet of de EHS is niet nodig.
Soortbescherming
Geconcludeerd wordt dat voor zowel de aanlegperiode als het gebruik geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Broedvogels mogen niet verstoord worden.
Vooralsnog wordt er van uit gegaan dat de (potentiële) functie voor vleermuizen van het kerkgebouw niet verstoord wordt door de veranderingen in het gebruik en beheer. Een nadere inventarisatie van vleermuizen zal worden uitgevoerd op het moment dat de nieuwe invulling van de kerk bekend is.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.6.1 Archeologie
Wet- en regelgeving
Verdrag van Malta
Met de ondertekening van het Verdrag van Malta in 1992 door bijna alle Europese landen (waaronder Nederland), werd archeologie steeds meer een onderdeel van de ruimtelijke planvorming. Sinds het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 dienen alle bestemmingsplannen voorzien te zijn van een archeologische paragraaf, waarin is opgenomen hoe wordt omgegaan met bekende en te verwachten archeologische waarden.
Gemeentelijk archeologie beleid
Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interim beleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. Als vangnet fungeert de Erfgoedverordening Terneuzen 2011. Deze verordening is geactualiseerd en is in samenhang met het archeologiebeleid opnieuw vastgesteld. In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling voor archeologie verleend tot 100 m2 en een diepte van 0,50 m voor de zogenaamde kruimelgevallen. De achterliggende gedachte van het archeologiebeleid is het in beeld brengen van de gebieden in de gemeente Terneuzen met een archeologische verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde kan per gebied en per geologische laag verschillen. De insteek is daarbij soepel waar het kan en streng waar nodig. Voor een aantal gebieden is de huidige kennis ontoereikend. Deze leemten zullen in de toekomst ingevuld worden. Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend. Een en ander is uitgewerkt in een stroomschema in bijlage 1 van 'De onderste steen boven? Interim-beleid archeologie gemeente Terneuzen'.
Wanneer archeologisch onderzoek verplicht is, dient de archeologische monumentenzorg cyclus (AMZ-cyclus) te worden doorlopen. Deze cyclus is er op gericht om te beoordelen of verdergaand onderzoek of behoud noodzakelijk is. Voor de uitvoering en de beoordeling van de onderzoeken wordt aangesloten bij de landelijke en provinciale regelgeving. Door deze cyclus op een goede manier te doorlopen kan een gedegen afweging gemaakt worden waar behoud ter plaatse (in situ) of een opgraving (ex situ) noodzakelijk is of achterwege kan blijven.
Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van een gebied of locatie dient aan vijf criteria te worden getoetst.
- 1. De Archeologische Monumentenkaart (AMK).
- 2. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
- 3. Archis (Archeologisch Informatie Systeem).
- 4. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA).
- 5. De bodemopbouw.
Uitkomsten archeologische toets
Hieronder worden resultaten van de archeologische toets weergegeven:
1. Archeologische Monumentenkaart (AMK)
Het plangebied ligt binnen een Terrein van hoge archeologische waarde op de AMK. Het betreft de historische stadskern van Axel (AMK-monumentnummer 13480). Terrein met daarin de oude stadskern van Axel, daterend uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. In de 9de eeuw zouden de Noormannen (onbewezen) in Axel hebben vertoefd.
Een in de 9de of 10de eeuw gestichte nederzetting wordt in 991 genoemd als Axla (schenking van goederen aan de St.-Pietersabdij te Gent; onder meer Stockman en Everaers 1997:33). De eerste
ambachtsheer wordt in 1177 vermeld. De kerk wordt genoemd in 1108 maar is zeker ouder (waarschijnlijk 1100). Na verwoestingen door de Geuzen in 1574 werden de restanten ervan in 1582/83 afgebroken. De fundamenten van deze St. Petruskerk bevinden zich nog in de bodem op de Algemene Begraafplaats. In 1213 (volgens sommigen al in 1183) kreeg Axel stadsrechten en zou het met
muren en grachten zijn versterkt. Ondanks aangebrachte versterkingen is de stad herhaalde malen verwoest: onder meer in 1248, 1295, 1330, 1381, 1542 en 1574 (ondanks dat Axel in de eerste helft van 1574 werd versterkt met een bolwerk). In 1471 werd de stad getroffen door een grote brand. Uit een kaart van Jacob van Deventer (circa 1560) blijkt dat Axel op dat moment nog vooral een open plaats zonder versterkingen was (Stockmans en Everaers 1997:35). In 1600 begon men de stad in opdracht van prins Maurits door vestingwerken te omgeven. Resten ervan liggen nog aan de zuidzijde. In Axel zijn ook vondsten gedaan uit het Laat-Paleolithum en Mesolithicum. In de zestiger jaren van de 20ste eeuw werden de fundamenten onderzocht van het Hof van de Heren van Axel (monument 67H-001; mon.nr 86) en van een schepenhuis uit de 14de eeuw (Trimpe Burger 1967).
2. Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW)
Het plangebied ligt in een zone die niet gekarteerd is. Niet-gekarteerde zones dienen altijd onderzocht te worden.
3. Archis 2
Binnen het plangebied zijn in Archis2 geen vindplaatsen bekend. In de directe omgeving zijn zeer veel vindplaatsen bekend voortkomende uit (recente) onderzoeken, de literatuur en vondstmeldingen. Vondsten dateren uit de prehistorie, middeleeuwen en Nieuwe tijd. Er zijn nog geen archeologische onderzoeken uitgevoerd binnen het plangebied.
In de nabije omgeving zijn echter veel vindplaatsen aangetroffen die verband houden met de stadskern van Axel in de middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Het betreffen in de omgeving: Axel –Tuinstraat, Axel-Nassaustraat en Axel-Markt. In het onderzoek Axel-Nassaustraat werden resten van zoutraffinage aangetroffen (middeleeuws) en vestingwerken (Nieuwe Tijd).
4. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA)
Er zijn geen andere zaken bekend dan in Archis2.
5. Bodemopbouw
Het plangebied ligt in een zone die niet gekarteerd is op de Geologische Kaart. Bij extrapolatie kan gesteld worden dat de kans groot is dat de ondergrond bestaat uit afzettingen van Duinkerke III op niet geërodeerd pleistoceen dekzand.
Overige
Op recente luchtfoto's is te zien dat het plangebied gelegen is naast de kerk. Resten van een kerkhof kunnen nog in het plangebied aanwezig zijn.
Conclusie
Het gebied heeft een hoge archeologische waarde (AMK), met hoge kans op resten van middeleeuwse stad, vestingwerken (bastion) en kerkhof. Dieper gelegen kan het dekzand intact in de bodem aanwezig zijn, waarin een hoge kans bestaat op het aantreffen van resten uit de prehistorie. Er geldt een onderzoeksplicht.
Daarom wordt in het bestemmingsplan de bestemming Waarde - Archeologie 1 als dubbelbestemming opgenomen. Ondergeschikt wordt aan de rand van het plangebied een Waarde - Archeologie 2 opgenomen.
Parallel aan deze bestemmingsplanprocedure wordt een archeologisch onderzoek gevoerd. De resultaten daarvan worden meegenomen bij het verlenen van de Omgevingsvergunning.
4.6.2 Cultuurhistorie
Binnen het plangebied zijn geen gebouwen aanwezig met een monumentale status. De kerk, de pastoriewoning, tuin en begraafplaats scoren echter hoog als het gaat om cultuurhistorische waarden. De kerk en pastoriewoning zijn karakteristiek en behoudenswaardig. Door de openstelling van de tuin behorende bij de voormalige pastoriewoning, zullen de oude kerk en voormalige pastoriewoning meer tot hun recht komen. Door de openstelling zullen ook de gevels aan de achterzijde en zijzijde te bezichtigen zijn.
In het plangebied zijn daarnaast twee monumentale bomen aanwezig. Deze worden behouden en ingepast in de tuin/het park. Aan het parkeerterrein en het park zal het thema 'bevrijding' worden gekoppeld. Gekeken wordt welke elementen aan het parkeerterrein of park kunnen worden toegevoegd om het verleden weer levendig te maken. Er wordt onderzocht of de begraafplaats vanaf het park bereikbaar gemaakt kan worden zodat op dat punt de beleving ook wordt verbeterd. Het bestaande oorlogsmonument wordt, in een gewijzigde vorm, opnieuw ingepast in (of net buiten) het plangebied.
4.7 Luchtkwaliteit
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 ug/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 ug/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
- 6. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
- 7. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Onderzoek
Wet milieubeheer
In paragraaf 4.8 is de extra verkeersgeneratie berekend. Ten gevolge van de nieuwe functies zal de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag 380 motorvoertuigen per etmaal bedragen. Hierbij is uitgegaan van een vrachtverkeerpercentage van 2,0%. Met behulp van de NIBM-tool is onderzoek gedaan of de verkeersgeneratie mogelijk een in betekende mate bijdrage levert aan de luchtkwaliteit. Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Derhalve is nader onderzoek niet noodzakelijk. In figuur 4.5 is de NIBM-tool weergegeven.
Figuur 4.5 NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat er voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.1.
Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 21,6 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 21,2 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt maximaal 11 dagen. In afbeelding 4.5 zijn de rekenpunten voor het plangebied weergegeven.
Figuur 4.6 Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool
Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
4.8 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De ontwikkeling heeft betrekking op het aantrekkelijker maken van een verblijf in het centrum van Axel. Hiertoe wordt onder andere de capaciteit van het bestaande parkeerterrein op het Szydlowskiplein verruimd, wordt het vloeroppervlak van de aanwezige Albert Heijn vergroot (realisatie pick-up-point) en het vloeroppervlak van de plint wordt (ondergeschikt) uitgebreid. Deze ontwikkelingen worden allen ontsloten op de Tuinstraat. Daarnaast worden de bestaande kerk en pastoriewoning aan de Walstraat herbestemd. De Tuinstraat en Walstraat sluiten, respectievelijk aan de oostzijde en westzijde, aan op de Nassaustraat. Deze weg leidt in noordelijke richting, via de Buitenweg, naar de rotonde met de Stationsstraat, Emmastraat en Nieuwendijk. Deze wegen leiden naar de verschillende woonbuurten ten noorden en westen van de ontwikkeling. De Nassaustraat leidt, vanaf de ontwikkelingen, in zuidelijke richting naar de Kanaalkade. Vanaf hier wordt het verkeer verder ontsloten naar de Zuidsingel en Kinderdijk. Deze wegen sluiten respectievelijk aan op de N62 (richting Terneuzen en grens) en N258 (richting N62 en Hulst). De ontsluiting van de ontwikkelingen is voor gemotoriseerd verkeer goed.
Ontsluiting langzaam verkeer
De ontsluiting van de ontwikkeling vindt voor het langzaam verkeer plaats via dezelfde wegen als voor het gemotoriseerd verkeer. De Tuinstraat, Walstraat en Nassaustraat zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. Fietsers maken op deze wegen gebruik van dezelfde verkeersruimte als het gemotoriseerd verkeer. Gezien de categorisering als erftoegangsweg en het daarbij passende snelheidsregime van 30 km/h sluit deze inrichting aan bij de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Ter hoogte van de aansluitingen van de Nassaustraat (en in het verlengde liggende Buitenweg) op de Stationsstraat en Kanaalkade wordt aangesloten op de daar aanwezige fietsvoorzieningen. Voor voetgangers zijn overal trottoirs aanwezig. De ontsluiting van de ontwikkelingen is voor langzaam verkeer goed.
Ontsluiting openbaar vervoer
Aan de Nassaustraat, op het wegvak tussen de kruispunten met de Tuinstraat en Walstraat, is en blijft een bushalte aanwezig. Hier halteren lijnbussen in de richting van Terneuzen (en Goes), Hulst en Sas van Gent. De ontsluiting van de ontwikkelingen is voor het openbaar vervoer goed.
Parkeren
Binnen de totale ontwikkeling vinden verschillende ruimtelijke deelontwikkelingen plaats. Deze deelontwikkelingen hebben al dan niet een parkeerbehoefte tot gevolg. In onderstaande tabel zijn de verschillende deelontwikkelingen opgenomen waarbij vervolgens is aangegeven of deze een parkeerbehoefte kennen of niet.
Tabel 4.3 Deelontwikkelingen Szydlowskiplein
deelontwikkeling | wel of geen parkeerbehoefte |
Verrruiming capaciteit parkeerterrein | Geen parkeerbehoefte - De verruiming van het parkeerterrein leidt tot een toename van de parkeercapaciteit om de parkeerbehoefte van de verschillende centrumvoorzieningen en ontwikkelingen die daar plaatsvinden op te kunnen vangen. |
Pick-up-point Albert Heijn | Geen parkeerbehoefte - Klanten van het pick-up-point leveren geen parkeerdruk op. Voor klanten is voorzien in aantal opstelplaatsen waar de af te halen boodschappen worden ingeladen. Na het inladen rijden klanten weer weg. |
Uitbreiding plint detailhandel | Geen parkeerbehoefte - Door de uitbreiding van de plint wordt het oppervlak van een aantal aanwezige winkelvoorzieningen beperkt vergroot. Deze beperkte toename zal niet leiden tot een toename van het aantal klanten. |
'Gemengde bestemming' kerkgebouw en pastoriewoning | Wel parkeerbehoefte - Ter plaatse van het kerkgebouw en de voormalige pastoriewoning wordt een gemengde bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming kunnen functies zoals een restaurant met terras, een hotel, een vergaderruimte, een kantoorruimte, een buurtcentrum, een atelier, een klein theater of filmzaal, of een combinatie van meerdere functies mogelijk worden gemaakt. |
Alleen de deelontwikkeling waarbij binnen het kerkgebouw en pastoriewoning de gemengde bestemming wordt mogelijk gemaakt, leidt tot een parkeerbehoefte. Zoals uit de tabel blijkt, kunnen binnen een dergelijke bestemming een mix aan functies gerealiseerd worden. De exacte invulling is nog niet bekend. Samen met de initiatiefnemer is een reëel programma bepaald op basis waarvan de verwachte parkeerbehoefte is bepaald:
- in het kerkgebouw worden vergaderruimtes ingericht waar kleinere groepen kunnen vergaderen. Hierbij bestaat tevens de gelegenheid voor deze groepen om daar te eten. Deze functie is gericht op de zakelijke markt;
- in de pastoriewoning wordt op de begane grond een grandcafé ingericht en op de verdieping een restaurant.
Rekenvoorbeeld
Voor het bovengenoemde programma is op basis van de parkeernormen van de gemeente Terneuzen ('Parkeernota 2012-2016', gemeente Terneuzen) een parkeerbalans opgesteld (zie bijlage 7). Hierbij is ten aanzien van de vergaderruimtes in het kerkgebouw (613,5 m2) uitgegaan van de functie 'congresruimte'. Hiervoor geldt een parkeernorm van 5,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Voor de restaurant- (140 m2) en caféfunctie (140 m2) binnen de voormalig pastoriewoning geldt respectievelijk een norm van 11,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak en 6,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
Op basis van deze gegevens geldt een totale parkeerbehoefte van 58 parkeerplaatsen. De verschillende functies zullen echter niet tegelijkertijd volledig in gebruik zijn. De vergaderruimtes in het kerkgebouw zullen voornamelijk tijdens de middag op werkdagen in gebruik zijn, gezien deze functie zich richt op de zakelijk markt. Op basis van aanwezigheidspercentages is voor verschillende dagdelen op een werkdag en zaterdag de maatgevende parkeerbehoefte bepaald. Op een werkdag vindt deze plaats tijdens de middagperiode en bedraagt 44 parkeerplaatsen. Op een zaterdag vindt deze plaats tijdens de avondperiode en bedraagt 24 parkeerplaatsen.
Het bestaande parkeerterrein aan het Szydlowskiplein heeft een capaciteit van 60 parkeerplaatsen. De ontwikkeling betreft een verruiming van deze capaciteit tot 148 parkeerplaatsen. De verruiming met 88 parkeerplaatsen biedt voldoende capaciteit om de parkeerbehoefte van de nieuwe functies in het kerkgebouw en pastoriewoning op te kunnen vangen. De overige capaciteit voorziet in het opvangen van de parkeerdruk van de omliggende centrumfuncties.
Tijdens avonden in de weekenden is het tevens mogelijk dat binnen het kerkgebouw en de voormalig pastoriewoning besloten feesten worden georganiseerd. Tijdens de perioden dat dit speelt zal het parkeerterrein voldoende capaciteit bieden om de parkeerbehoefte voor een dergelijk feest op te kunnen vangen, doordat het gebruik van de centrumfuncties dan op zijn eind lopen dan wel niet in gebruik zijn.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Niet alle deelontwikkelingen hebben een verkeersgeneratie tot gevolg. Alleen de ontwikkeling van het pick-up-point bij de Albert Heijn en de realisatie van de functies binnen het kerkgebouw en de voormalige pastoriewoning hebben een verkeerstoename tot gevolg.
Op basis van onderzoek van Rho adviseurs naar de verkeersaantrekkende werking van pick-up-points blijkt voor pick-up-points die direct gesitueerd zijn bij een supermarkt een verkeersgeneratie van maximaal 170 mvt/etmaal op een werkdag (gemeten op een vrijdag). Voor milieuonderzoek (luchtkwaliteit) is de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag van belang. Voor een dergelijk pick-up-point geldt op een gemiddelde weekdag een verkeersgeneratie van 75 mvt/etmaal.
De verkeersgeneratie voor de restaurant- en caféfunctie is bepaald op basis van de parkeerbehoefte. Uitgangspunt is een turnover van twee per parkeerplaats, gekeken naar de parkeerbehoefte van deze beide functies per dagdeel. Verder genereert elk voertuig twee verkeersbewegingen (aankomst en vertrek). Op basis daarvan bedraagt de verkeersgeneratie op een werkdag circa 460 mvt/etmaal. Op een gemiddelde weekdag bedraagt de verkeersgeneratie 380 mvt/etmaal.
De totale verkeersgeneratie van alle ontwikkelingen bedraagt dan 630 mvt/etmaal op een werkdag. Op een gemiddelde weekdag bedraagt dit totaal circa 450 mvt/etmaal. Uit verkeerstellingen van de gemeente Terneuzen (uitgevoerd tussen 15 en 24 september 2014) blijkt op de Nassaustraat in de huidige situatie een gemiddelde werkdagintensiteit van 3.040 mvt/etmaal. Deze intensiteit is omgerekend naar het prognosejaar 2025 op basis van een autonome verkeersgroei van 1% per jaar. Dit leidt op de Nassaustraat tot een autonome toekomstintensiteit van 3.390 mvt/etmaal. Indien daar ook de verkeersgeneratie van de ontwikkeling bij wordt opgeteld bedraagt de intensiteit 4.020 mvt/etmaal. Zoals aangegeven is de Nassaustraat gecategoriseerd als erftoegangsweg. De maximaal wenselijke intensiteit op dit type wegen bedraagt volgens het CROW 5.000-6.000 mvt/etmaal. Deze grens wordt in de toekomstsituatie waarbij de ontwikkelingen zijn doorgevoerd niet overschreden.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer en parkeren de ontwikkeling niet in de weg staat.
4.9 Kabels En Leidingen
Afwegingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen worden als volgt omschreven:
- 1. hoogspanningsleidingen en -verbindingen van 50 kV en hoger die geen deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet milieubeheer;
- 2. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is.
Onderzoek en Conclusie
In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.10 Externe Veiligheid
Beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht.
Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes is de circulaire RVGS per 31 juli 2012 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BEVT worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BEVT wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Terneuzen heeft in 2005 een Beleidsvisie Externe Veiligheid opgesteld. Het doel van dit beleid is het beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum. Het externe veiligheidsbeleid bestaat uit drie sporen:
- brongericht beleid: hiermee worden de oorzaken van risico's aangepakt door vergunningverlening en handhaving;
- omgevingsgericht beleid: door ruimtelijke inrichtingsmaatregelen zorgt de gemeente voor een zo veilig mogelijke leefsituatie;
- rampenbestrijding: hierbij gaat het om de voorbereiding op de (bestrijding van) calamiteiten.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Conform de informatie van de professionele risicokaart van de Nederlandse overheid (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied één risicovolle inrichting aanwezig is. Dit betreft het bedrijf Lehnkering Chemical Transport B.V. aan de noordzijde van de kern Axel (gevestigd op het adres Vaartstraat 3). Het bedrijf beschikt over een PR 10-6-contour die niet buiten de inrichting ligt. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor het plan.
Het invloedsgebied ten behoeve van het groepsrisico bedraagt 1.400 m. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 700 m van het bedrijf. Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde. De bijdrage van de ontwikkeling in het plangebied voor het groepsrisico wordt ten opzichte van de bijdrage van de kern Axel verwaarloosbaar klein geacht. De ontwikkeling zorgt in geen geval voor een toename van meer dan 10% van het groepsrisico; conform het beleid van de gemeente Terneuzen is daarom ook geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Door de veiligheidsregio Zeeland is eveneens aangegeven dat nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk geacht wordt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving is er geen sprake van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.11 Geluid
Toetsingskader
Onderdeel van de planvorming is een verruiming van de parkeercapaciteit op het Szydlowskiplein. Daartoe wordt de het wegvak van de Nassaustraat tussen de Walstraat en de Tuinstraat in oostelijke richting verlegd. Op deze te reconstrueren wegen geldt in alle gevallen een maximumsnelheid van 30 km/h, waardoor voor deze wegen in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh) geen wettelijke geluidzone geldt. Akoestisch onderzoek naar de reconstructiesituatie ten aanzien van bestaande woningen binnen het invloedsgebied van de ontwikkeling, kan daarom achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient, op grond van vaste jurisprudentie, wel aannemelijk gemaakt te worden dat voor deze woningen sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat.
Onderzoek
Het huidige T-kruispunt Nassaustraat - Walstraat, vormgegeven als gelijkwaardig kruispunt (punaise), wordt verlegd naar een meer noordoostelijke ligging. Daarnaast wordt de rijbaan van de Nassaustraat in noordoostelijke richting uitgebogen. Hierbij komt de rijbaan echter niet dichter op de bestaande hoekwoning aan de Walstraat te liggen. Daarnaast wordt de rijbaan van de Walstraat in noordelijke richting afgebogen. Ook de wegas van de Walstraat komt in de toekomstige situatie niet dichter bij bestaande woningen te liggen. Het is dan ook niet te verwachten dat het geluidbelasting op de gevels van de woningen aan de Walstraat zal toenemen als gevolg van de reconstructie.
Ter hoogte van de voormalige pastoriewoning verschuift de rijbaan welliswaar richting de toekomstige bedrijfswoning, maar gezien de maximaal toegestane snelheid van 30 km/h zal dit zal naar verwachting geen onevenredige verhoogde geluidhinder ten opzichte van de huidige situatie met zich meebrengen.
Voor de meest zuidelijke appartementen binnen het appartementencomplex aan de Van Halewijnstraat geldt dat de rijbaan van de Nassaustraat dichter op de gevels komt te liggen. De afstand bedraagt dan circa 34 m. De 48 dB-contour (voorkeursgrenswaarde uit de Wgh voor gezoneerde wegen) van de Nassaustraat ligt op circa 25 m uit de as van de weg. Het verleggen van de weg zal er zodoende niet toe leiden dat voor deze appartementen in de toekomstige situatie sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Dit betekent dat voor deze woningen in de toekomstige situatie altijd sprake zal zijn van een acceptabel akoestisch klimaat.
Conclusie
Met betrekking het aspect geluid kan geconcludeerd worden dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Uitgangspunten
De Wro bepaalt dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels.
Het bestemmingsplan is opgesteld conform SVBP2012. Hieronder wordt nader ingegaan op de opzet van de verbeelding en de inhoud van de regels.
5.2 Verbeelding
Het plangebied omvat het deel van het winkelcentrum waar een fysieke en/of functionele uitbreiding gewenst is, de oostelijk gelegen parkeerplaats, de voormalige pastoriewoning met tuin en de naastgelegen kerk en de openbare ruimte die opnieuw ingericht zal worden.
Op de verbeelding is de nieuwe bestemminglegging en de maximale bouwhoogte dan wel goothoogte aangegeven. Met behulp van functie- en bouwaanduidingen voorzien in het nodige maatwerk. Hierover meer in paragraaf 5.3.
5.3 Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Centrum
Ter plaatse van het winkelcentrum is de bestemming 'Centrum' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de functies detailhandel, dienstverlening, kantoorfunctie, maatschappelijke voorzieningen en horeca toegestaan. Het fitnesscentrum mag enkel in het meest zuidelijk gelegen gebouw worden gehuisvest.
De gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwvlakken zijn om die reden richting oostzijde iets verruimd, zodat het beoogde pick-up-point en de nieuwe gevel van het zuidelijk gelegen gebouw binnen de kaders van het bestemmingsplan kunnen worden gerealiseerd.
Gemengd
Voor de leegstaande kerk en de voormalige pastoriewoning zijn nieuwe functies beoogd. Functies, die ervoor zorgen dat bezoekers langer van het centrum van Axel kunnen genieten. De bestemming 'Gemengd' laat functies toe zoals een grandcafé, restaurant, een terras, een hotel, een vergaderruimte, een kantoorruimte, een buurtcentrum, een atelier, een klein theater of filmzaal, of een combinatie van meerdere functies.
Groen
De tuin behorende bij de voormalige pastoriewoning wordt opengesteld voor publiek. Het noordelijk deel van de tuin, wordt heringericht tot een structurele groenvoorziening in de vorm van een park. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, langzaamverkeersroutes, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, nutsvoorzieningen en dergelijke. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wachthuisjes voor busdiensten en gebouwtjes voor nutsvoorzieningen worden gebouwd. Hiervoor zijn bouwregels opgenomen ten aanzien van de hoogte en het oppervlak.
Verkeer
De wegen en het parkeerterrein kunnen de bestemming Verkeer. De gronden binnen deze bestemming zijn onder andere bestemd voor wegen, parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere ondergeschikte functies, als voorzieningen voor het openbaar nut en voorzieningen voor het winkelcentrum.
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, mits ze voldoen aan de genoemde afmetingen.
Waarde - Archeologie
De aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden beschermd via de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2. Op grond van deze dubbelbestemmingen is het voor activiteiten waarbij tot de in de regels bepaalde diepte gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk eerst een archeologisch onderzoek te laten uitvoeren dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan te vragen. Indien is aangetoond dat de te verrichten activiteiten de archeologische waarden niet zullen schaden kan worden gebouwd, dan wel kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden verleend.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Een aantal zaken is algemeen van aard of heeft niet zozeer betrekking op een specifieke bestemming uit hoofdstuk 2 van de regels. Deze zaken zijn geregeld in hoofdstuk 3 Algemene regels. Wat de maatvoering betreft, is vermeld in welke gevallen sprake mag zijn van overschrijdingen hiervan. Verder bevat dit hoofdstuk regels met betrekking tot overschrijding van bouwgrenzen, het buiten werking stellen van de bouwverordening en algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarnaast is een regel opgenomen ter bepaling van de wettelijke regeling waarnaar in de regels wordt verwezen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de regels ondergebracht met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
De bij het plan betrokken gronden zijn in eigendom bij de initiatiefnemer dan wel bij de gemeente. De gemeente is eigenaar van de huidige Nassaustraat en het huidige parkeerterrein. De initiatiefnemer is eigenaar van de overige gronden. Tussen beide partijen is een overeenkomst gesloten waarbij de initiatienemer eigenaar wordt van het volledige nieuwe parkeerterrein en de gemeente de 'nieuwe' weg overneemt van de initiatiefnemer. Daarnaast is in een exploitatieovereenkomst het kostenverhaal en planschade afgedekt.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg
Het concept van het ontwerpbestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, in vooroverleg gezonden naar de betreffende instanties.
6.2.2 Zienswijzen
Op 29 januari 2015 is een informatiebijeenkomst georganiseerd om omwonenden, ondernemers en overige belanghebbenden te informeren over de planvorming en het voorliggend bestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan 'Axel, Szydlowskiplein' heeft van 22 januari 2015 tot en met 4 maart 2015 ter inzage gelegen. Op 3 maart 2015 is een zienswijze ingekomen van De Steltkluut. In de bijlage van het raadsbesluit is de zienswijze samengevat en beantwoord.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Vrijstellingsdiepten
Bijlage 2 Vrijstellingsdiepten
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Aanvullend bodemonderzoek
Bijlage 4 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 4 Nader bodemonderzoek
Bijlage 5 Beoordeling Bomen
Bijlage 6 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten