Sas van Gent, Paul Krügersdreef/Glacisstraat/Bolwerk
Bestemmingsplan - gemeente Terneuzen
Vastgesteld op 28-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan "Sas van Gent, Paul Krügersdreef/Glacisstraat/Bolwerk" met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPSVG05-VG01 van de gemeente Terneuzen.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 De verbeelding
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het gevalideerde GML-bestand NL.IMRO.0715.BPSVG05-VG01 met bijbehorende regels en bijlagen.
1.4 Aan- en uitbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte of als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aaneengebouwd
blokken van twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen
1.7 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 Archeologisch deskundige
de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.
1.9 Archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.10 Archeologische waarde
de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.
1.11 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 Bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.13 Beroepsmatige activiteiten in een woning
een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Activiteiten.
1.14 Bedrijfsmatige activiteiten in een woning
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht is op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningplicht op grond van bijlage I van het Bor geldt. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.15 Bestaand
afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen en aantallen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 Bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 Bijgebouw
een gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 Bouwlaag
een bouwlaag is het gedeelte van een bouwwerk gelegen tussen twee vloeren of een vloer en een dak, met uitzondering van de kelder, het souterrain en de zolder.
1.23 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.25 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.26 Dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.27 Dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst, zodanig dat geheel of gedeeltelijk een bouwlaag wordt toegevoegd.
1.28 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
1.29 Dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij te denken valt aan kappers en schoonheidsspecialisten voor zover niet beroeps- en/of bedrijfsmatig, als ook tandartsen, fysiotherapeuten, dierenartsen, makelaars en kinderopvang.
1.30 Erf
het deel van het bouwperceel dat buiten het bouwvlak valt, uitgezonderd het gedeelte buiten het bouwvlak waarop geen gebouwen en/of overkappingen zijn toegestaan.
1.31 Erfafscheiding
de afscheiding van het erf.
1.32 Erker
een ruimte als uitbreiding van een ruimte van een gebouw waarmee het in open verbinding staat, die gedeeltelijk buiten de gevel steekt, op de grond staat, maximaal één bouwlaag telt en plat is afgedekt.
1.33 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 Geluidsgevoelige objecten
Woningen, woonwagenstandsplaatsen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
1.35 Geluidzone - industrie
een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.36 Gemeenschappelijke ruimte
Een ruimte voor gemeenschappelijk gebruik van de ter plaatse gehuisveste personen welke ondergeschikt is aan de woonfunctie voor bijvoorbeeld gemeenschappelijke activiteiten van de eigenaren, niet zijnde bedrijfsmatige activiteiten.
1.37 Hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.38 Hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.39 Huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.
1.40 Kroonprojectie van de boom
de loodrechte projectie van de kruin op de bodem
1.41 Nevenactiviteit
activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwvlak.
1.42 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van maximaal één wand.
1.43 Peil
- voor gebouwen waarvan de toegang op maximaal 5 meter van de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor gebouwen die worden gebouwd in de dijk tot 2 meter onder de kruin van de dijk:
- de kruin van het aanliggende dijklichaam;
- voor gebouwen in de dijk op meer dan 2 meter onder de kruin van de dijk: het gemiddelde bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld van het bouwperceel;
- bij ligging in of op het water: het Normaal Amsterdams Peil (NAP).
1.44 Recreatiewoning
- zomerhuizen: gebouwen die naar de aard en inrichting bedoeld zijn voor recreatieve bewoning;
- tweede woningen: woningen die niet geschikt zijn bevonden voor permanente bewoning en worden gebruikt voor recreatieve bewoning en waarvan de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde elders zijn hoofdverblijf heeft.
1.45 Seksinrichting de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.46 Slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk, inclusief funderingen en kelders.
1.47 Terrein
een aaneengesloten stuk grond van enige omvang met een bepaald gebruik.
1.48 Verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans, woonwagens en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten.
1.49 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw.
1.50 Vrijstaand
een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.
1.51 Vrijstellingsdiepte
De in bijlage 2 op de voorschriftenkaart, de voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte.
1.52 Woning
een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.53 Zijgevel
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Afstand
Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk - bij zadel- en schilddaken en platte daken: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, goothoogten met een ondergeschikte lengte ten opzichte van de gevel niet meegerekend;
- bij lessenaarsdaken: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, goothoogten met een ondergeschikte lengte ten opzichte van de gevel niet meegerekend en voor zover niet gelijk aan de (bouw)hoogte van het bouwwerk.
De hoek tussen het dakvlak en een horizontale lijn. Bij een gebroken kap wordt de dakhoek c.q. hellingshoek gemeten op de (denkbeeldige) lijn tussen de bovenkant van de goot en de bovenkant van de nok.
2.4 De inhoud van een bouwwerk Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 De (bouw)hoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk.
2.6 De oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 Het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein Door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.
2.8 Ondergeschikte delen Bij het bepalen van afstanden, hoogtes, oppervlakten en inhoud blijven uitstekende bouwdelen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 meter buiten beschouwing.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen met bijbehorende tuinen en erven;
- ter plaatse van de functieaanduiding ‘waardevolle boom’ (wm): tevens voor het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige potentieel monumentale boom;
- ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gemeenschappelijke ruimte’ (sw-gmr): tevens voor een gemeenschappelijke ruimte;
- verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van het op de kaart aangegeven maximale aantal wooneenheden;
- op de gronden met de bouwaanduiding aaneengebouwd [aeg] mogen hoofdgebouwen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
- op de gronden met de bouwaanduiding vrijstaand [vrij] mogen hoofdgebouwen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;
- de afstand van gebouwen, een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij vrijstaande hoofdgebouwen minimaal 1 meter.
- niet gebouwd mag worden binnen een afstand van 1,5 meter van de kroonprojectie van de boom met aanduiding ‘waardevolle boom’ (wm).
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
- in afwijking van het bepaalde onder a. is op de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gemeenschappelijke ruimte’ (sw-gmr) een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een gemeenschappelijke ruimte toegestaan;
- de goot- en bouwhoogte van de gemeenschappelijke ruimte bedraagt maximaal 4 meter;
- niet gebouwd mag worden binnen een afstand van 1,5 meter van de kroonprojectie van de boom met aanduiding ‘waardevolle boom’ (wm).
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, voor zover deze is gelegen langs een zijde die niet grenst aan openbaar gebied;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een woning dan wel het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 meter bedragen;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand binnen 0,5 meter vanaf het openbaar gebied bedraagt maximaal 1 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter;
- niet gebouwd mag worden binnen een afstand van 1,5 meter van de kroonprojectie van de boom met aanduiding ‘waardevolle boom’ (wm).
Het is verboden op de gronden met de functieaanduiding ‘waardevolle boom’ (wm) zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het drastisch snoeien, verwijderen, kappen of rooien van bomen;
- het beplanten van gronden met opgaande beplanting;
- het verlagen van het waterpeil.
Het verbod zoals bedoeld in artikel 3.3.1. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- normaal onderhoud en beheer ten behoeve van de functieaanduiding betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een gevaarlijke situatie en instandhouding van de boom vanwege de staat waarin deze verkeert niet mogelijk is. Er wordt advies gevraagd aan een hiertoe ter zake deskundige.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in een woning met inachtneming van de volgende regels :
- de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven;
- beroepsmatige activiteiten bedragen ten hoogste 25% van het binnenwerkse vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
- bedrijfsmatige activiteiten bedragen ten hoogste 20% van het binnenwerkse vloeroppervlak met een maximum van 20 m²;
- het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
- het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, waarbij de parkeernormen uit de parkeernota Terneuzen leidraad vormen;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd als ondergeschikte detailhandel gerelateerd aan het beroep of de activiteit;
- geen afwijkingsvergunning mag worden verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van bijlage I van het Bor valt;
- er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving 4.1.1 Algemeen
De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
- Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd.
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.
- ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij het te verstoren oppervlak van het plangebied groter is dan 500 m² en waarbij bovendien grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
- het bepaalde onder artikel 4 lid 2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 4 lid 2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 500 m² en dieper dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
4.3.2 Voorwaarden Indien uit het onder artikel 4 lid 3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter en waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
- het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
- het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.
Het in artikel 4 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 500 m²;
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 4 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
- voor zover de in artikel 4 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 4 lid 4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie – 2', als bedoeld in artikel 4 lid 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden de hieronder genoemde ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, entreeportalen, luifels en afdaken voor zover de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen voor zover de overschrijding niet meer dan 1,0 meter bedraagt.
De dakhelling van het dak van een bouwwerk bedraagt maximaal 600.
6.3 Parkeren
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien ten behoeve van de betreffende functie voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de uitgangspunten en parkeerkencijfers zoals opgenomen in de Parkeernota Terneuzen 2015-2020 of een herziening daarvan.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
- als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
- voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
Voorts wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:
- gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen;
- het gebruik van woningen als recreatiewoningen;
- gronden of gebouwen te (laten) gebruiken ten behoeve van de opslag van consumentenvuurwerk (voor zover dit de vergunningplichtige hoeveelheid tussen de 1.000 kg en de 10.000 kg betreft).
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming(en);
- de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op het bij een woning behorend erf;
- gebruik dat plaatsvindt krachtens een verleende ontheffing of omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels of vastgesteld wijzigingsplan;
- gebruik als bedoeld in artikel 7.2 sub b voor zover dat plaatsvindt krachtens een vergunning gebruiksverordening tweede woningen Terneuzen.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Geluidzone – Industrie
Binnen de op de kaart met gebiedsaanduiding ‘Geluidzone – industrie’ aangewezen gronden is het oprichten van nieuwe geluidsgevoelige objecten, in overeenstemming met het bepaalde binnen de bestemming ‘Wonen’, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein ter plaatse van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of vastgestelde hogere grenswaarde.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 3 meter;
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Sas van Gent, Paul Krűgersdreef/Glacisstraat/Bolwerk".