Terneuzen Centrum, Beurtvaartkade
Bestemmingsplan - Gemeente Terneuzen
Vastgesteld op 26-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Terneuzen Centrum, Beurtvaartkade met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPTCT12-VG01 van de gemeente Terneuzen.
1.2 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologisch deskundige
de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.
1.6 archeologisch onderzoek
onderzoek dat uitgevoerd wordt conform de BRL 4000 en dat verricht wordt door een onderzoeksbureau of instelling die beschikt over een geldig certificaat voor de gevraagde KNA-protocollen.
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaand
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van het bestemmingsplan daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- d. bestaande goot- of bouwhoogte: goot- of bouwhoogtematen, die op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- e. onder bestemmingsplan en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt tevens verstaan voorgaande wet- en regelgeving die hiermee gelijk wordt gesteld.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidgevoelige objecten
woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.24 geluidzone - industrie
de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
1.25 gestapeld
en hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.
1.26 groot onderhoud
omvangrijke werkzaamheden, waaronder grondige revisie, die verschillende dagen of weken duren.
1.27 hoofdverblijf
blijkend uit inschrijving in de gemeentelijke Basisadministratie Personen (BRP).
1.28 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.29 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.
1.30 kantoor
een gebouw of deel van een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met de aanwezige hoofdfunctie.
1.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op geldt en die door de beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.32 ligplaats
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig.
1.33 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.34 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.35 onderhoud
zorgen dat iets in een goede toestand blijft.
1.36 opgraving
de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een geldig certificaat voor de gevraagde KNA-protocollen.
1.37 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.38 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.39 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.40 pleziervaartuig
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.
1.41 reparatie
het repareren of herstellen van iets dat beschadigd is.
1.42 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.43 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.44 wonen
permanente bewoning van een woning als hoofdverblijf.
1.45 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
1.46 vrijstellingsdiepte
de in Bijlage 2 Vrijstellingskaart Terneuzen 2017 aangegeven vrijstellingsdiepte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes, installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de goot/druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- 1. sportvoorzieningen;
- 2. kantoren;
- 3. zalen en congresruimten;
- 4. opslagruimten.
- b. wonen met aan-huis-gebonden beroepen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
met daaraan ondergeschikt:
- c. terrassen;
met de daarbij behorende:
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. laad- en losvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. (erf)ontsluitingswegen;
- k. geluidwerende en windreducerende voorzieningen;
- l. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het aantal woningen en aantal hotelkamers zoals bedoeld in lid 3.2.1 onder d., e. en f. te verminderen indien het gerealiseerde aantal minder is.
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jacht- en passantenhaven voor de pleziervaart met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- 1. aanlegsteigers;
- 2. botenliften;
- 3. boothellingen;
- 4. bootkranen;
- 5. kaden,
- 6. loopbruggen
- b. receptie- beheer- en verenigingsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- a. wegen, straten en parkeervoorzieningen;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. laad- en losvoorzieningen;
- f. geluidwerende en windreducerende voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
- a. onderhoud en reparatie van vaartuigen is toegestaan;
- b. groot onderhoud van vaartuigen is niet toegestaan;
- c. wonen is niet toegestaan.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Gemengd' als bedoeld in artikel 3 indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en parkeervoorzieningen;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. geluidwerende en windreducerende voorzieningen;
- f. sanitaire voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Dienstverlening ten behoeve van de beroeps-, binnen-, plezier- en cruisevaart zoals bevoorrading en bunkeren is toegestaan.
Artikel 6 Water - Haven
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water- Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer te water;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. ligplaatsen voor de beroeps-, binnen-, plezier- en cruisevaart met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
- 1. aanlegsteigers;
- 2. botenliften;
- 3. boothellingen;
- 4. bootkranen;
- 5. kaden,
- 6. loopbruggen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. waterstaatkundige voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. geluidwerende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de hoogte van verkeers- of vaarwegaanduidingen mag ten hoogste 26 m bedragen;
- c. de hoogte van licht-, reclame en vlaggenmasten mag ten hoogste 15 m bedragen;
- d. de hoogte van botenliften en -kranen mag ten hoogste 10 m bedragen;
- e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 6 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
- a. het aantal ligplaatsen voor de pleziervaart mag niet meer bedragen dan 18;
- b. onderhoud en reparatie van vaartuigen is toegestaan;
- c. groot onderhoud van vaartuigen is niet toegestaan;
- d. wonen is niet toegestaan;
- e. dienstverlening ten behoeve van de beroeps-, binnen-, plezier- en cruisevaart zoals bevoorrading en bunkeren is toegestaan.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede aangewezen voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor:
- a. bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige functie van de regionale waterkering;
- b. water en bijbehorende voorzieningen voor de waterhuishouding.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder c. ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of het uitbreiden van bestaande bouwwerken, geen gebouw zijnde, met inachtneming van het volgende:
- a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterstaatkundige functie van de regionale waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, liftschachten, balkons, entreeportalen, veranda's, luifels en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
- c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
- d. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
- e. voor de volgende leidingen:
- 1. hoogspanningsleidingen en-verbindingen van 50 kV en hoger die geen deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet milieubeheer;
- 2. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is.
- f. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen;
- g. het gebruik van woningen als recreatiewoningen, tenzij op de verbeelding of in de bestemmingsomschrijving anders is aangegeven;
- h. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken ten behoeve van de opslag van consumentenvuurwerk (voor zover dit de vergunningplichtige hoeveelheid tussen de 1.000 kg en de 10.000 kg betreft).
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Geluidzone - industrie 1
12.2 Geluidzone - industrie 2
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning af te wijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut, zoals transformatiehuisjes, gasregelstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en lichtmasten, met dien verstande dat de inhoud van deze gebouwen en bouwwerken niet groter mag zijn dan 35 kubieke meter;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zendontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 15 Overige Regels
15.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
15.2 Parkeerregels
15.3 Voorwaardelijke verplichting windhinder
- a. Voor gebouwen met een bouwhoogte hoger dan 30 meter geldt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitsluitend mag worden verleend indien uit nader onderzoek conform NEN 8100 is gebleken dat:
- 1. bij de entreegebieden tot het gebouw ten hoogste sprake is van 'geen gevaar' (< 0,05% kans op overschrijding van de drempelwaarde van 15 m/s) voor de activiteit 'slenteren';
- 2. voor de overige gebieden rondom het gebouw ten hoogste sprake is van 'beperkt risico' (0,05 tot 0,30% kans op overschrijding van de drempelwaarde van 15 m/s) voor de activiteit 'doorlopen'.
- b. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d. en 5.2.2 onder a. zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een hoogte van meer dan 3 meter voor zover deze noodzakelijk zijn ten behoeve van het realiseren van het windklimaat zoals bedoeld onder a.;
- c. in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 zijn ondergeschikte en/of uitstekende bouwdelen zoals luifels toegestaan die bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen voor meer dan 2 m overschrijden voor zover deze noodzakelijk zijn ten behoeve van het realiseren van het windklimaat zoals bedoeld onder a.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Terneuzen Centrum, Beurtvaartkade'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
De Beurtvaartkade is onderdeel van het Masterplan Axelsedam zoals vastgesteld in 2003. In dat Masterplan zijn de ruimtelijke en functionele potenties voor diverse deelgebieden rondom de Axelsedam in beeld gebracht en is per deelgebied een ontwikkelingsrichting vastgelegd. Voor de Beurtvaartkade wordt vanuit het Masterplan ingezet op een programma van wonen, gecombineerd met kantoren en verblijfsrecreatieve functies. Deze functies moeten bij voorkeur worden ondergebracht in één of twee bijzondere bouwvolumes.
Aan de Beurtvaartkade is de realisatie van een woontoren voorzien, gecombineerd met een hotel. Deze functies worden gecombineerd in een hoofdvolume van drie bouwlagen (circa 12,5 meter) met daarop een toren die reikt tot circa 77 meter. Deze ontwikkeling geeft invulling aan de door de gemeente Terneuzen gewenste ontwikkeling voor dit gebied zoals verwoord in het Masterplan Axelsedam.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen de geldende beheersverordening Oostelijke Kanaaloever. Hierbinnen is het gebied bestemd als 'Bedrijventerrein - Haven' en 'Verkeer'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, zal een passende bestemming moeten worden toegekend. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt in het westen van de kern Terneuzen, net ten zuiden van het centrum en ten oosten van het kanaal van Gent naar Terneuzen. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de Schependijk. Aan de west- en zuidzijde grenst het plangebied aan het Zijkanaal A. Aan de zuidzijde ligt aan de overzijde van het Zijkanaal A de Beneluxweg met het spoorwegemplacement van Prorail en de gemengde functies aan de Kennedylaan.
Omdat in het plangebied geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, is het noodzaak het plangebied te onttrekken aan het gezoneerd industrieterrein ‘Oostelijke Kanaaloever / Mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen’. Gekozen is om alle gronden en wateren ten noorden van het spoorwegemplacement van Prorail mee te nemen in dit bestemmingsplan met als doel de herbegrenzing van het gezoneerd industrieterrein mogelijk te maken. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1: Globale ligging plangebied
1.3 Geldende Beheersverordening
Ter hoogte van het plangebied geldt de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever, vastgesteld op 25 juni 2013. Nadien zijn nog drie wijzigingen op deze beheersverordening vastgesteld. Deze wijzigingen voorzien in geringe aanpassingen ten aanzien van de bestemmingen, begripsbepalingen en overige regels binnen het plangebied van de beheersverordening.
De gronden ten zuiden van de Schependijk, waaronder ook die van watersportvereniging Neusen, zijn in de beheersverordening bestemd als 'Bedrijventerrein - Haven'. Bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' mogen zich hier vestigen. Kwetsbare objecten zoals woningen, woonschepen en kantoorgebouwen zijn hier niet toegestaan. Voor het bouwen van gebouwen zijn afstandsmaten tot de diverse perceelgrenzen opgenomen en geldt een bouwhoogte van 25 meter. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals schoorstenen, hijskranen en zendmasten gelden verschillende hoogtematen tot 99 meter. Ten behoeve van de ontsluiting van de kade en de watersportvereniging is een deel van de gronden bestemd als 'Verkeer'. Het water tussen de Beneluxweg en de Beurtvaartkade is bestemd als 'Water - Haven'. Hier zijn onder andere verkeer te water, haven- en afmeervoorzieningen en ligplaatsen ten behoeve van de beroepsvaart toegestaan. Voor een deel van deze wateren is de reparatie, het onderhoud en het groot onderhoud van vaartuigen uitgesloten. Ook wonen is op deze wateren niet toegestaan.
Het hele plangebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Tevens geldt in het noorden de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en in het zuiden de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Beide zijn opgenomen ter bescherming van waterstaatkundige voorzieningen. Het noordwesten van het plangebied is deels onderdeel van de geluidzone behorend bij het industrieterrein ‘Terneuzen-West / Logistiek Park’. Ook geldt in het noordoosten de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' ter bescherming van een risicovolle inrichting.
De beoogde woontoren inclusief hotel en aanverwante functies past zowel voor wat betreft gebruiks- als bouwmogelijkheden niet binnen de kaders van de geldende beheersverordening.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.
- In hoofdstuk 2 worden de structuur van het plangebied, de historie van Terneuzen en de beoogde ontwikkeling beschreven. Direct daaropvolgend is aangegeven op welke wijze de nieuwe situatie planologisch-juridisch is geregeld in voorliggend bestemmingsplan;
- In hoofdstuk 3 wordt het actuele beleidskader beschreven en wordt de ontwikkeling hieraan getoetst;
- In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan de diverse milieuaspecten;
- In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Historie En Planopgave
2.1.1 Historie plangebied en directe omgeving
De omgeving van het plangebied en de historie hiervan zijn beschreven in het Masterplan Axelsedam. Het plangebied vormt een onderdeel van de eerste uitbreidingsgebieden rond de binnenstad, die in de loop van de tijd ingrijpend op de schop zijn gegaan voor de aanleg van de vestingwerken, de armen van het kanaal van Gent naar Terneuzen en het spoor. De huidige invulling is daar sterk door bepaald.
Na het slechten van de vestingwerken breidde de stad zich op twee karakteristieke manieren uit:
- vanuit het centrum, langs de Axelsestraat, ontstonden de woonwijken;
- langs het kanaal en het spoor ontwikkelde zich de industrie en bedrijvigheid. Het plangebied vormde in deze ontwikkeling de eerste fase.
De structuur van de eerste uitbreidingen rond het centrum werd sterk bepaald door de voormalige vestingwerken. Deze zijn onder andere nog te herkennen in de Beurtvaartkade en de Verlengde van Steenbergenlaan.
Na het verplaatsen van de monding van het kanaal naar het westen en het afsluiten van de oostelijke arm, verplaatste veel van de aan het kanaal gerelateerde bedrijvigheid zich verder naar het zuiden en nog later ook naar het gebied rond de Braakmanhaven. De woonuitbreidingen van de stad vonden vooral aan de zuid- en oostkant plaats en niet in de geleidelijk leegvallende gebieden rond het centrum.
Het plangebied en de omgeving was tot enkele jaren geleden een soort 'niemandsland' aan de rand van het centrum. Grootschalige infrastructuur en civieltechnische projecten werden afgewisseld met bedrijfshallen, kantoorpanden en parkeerplaatsen. Het gebied was een verzamelplaats van 'actuele' behoeftes. Ontwikkelingen beperkten zich tot ad hoc invullingen, die wel inspeelden op een actuele vraag, maar die er niet in slaagden de uitstraling van het gebied te verbeteren. Inmiddels wordt er hard gewerkt aan de verbetering van deze uitstraling. Dit met de ontwikkelingen rondom het Schuttershof en de Kennedylaan, de planontwikkeling ter hoogte van de Kop van de Noordstraat en de herontwikkeling van het sluizengebied.
2.1.2 Planopgave
Het plangebied heeft een prominente plek in de stad, langs een belangrijke ontsluitingsweg van Terneuzen. Een belangrijk kenmerk van de Beurtvaartkade is de ligging aan het Zijkanaal A. Deze watergang is van historische betekenis voor Terneuzen en heeft nog een maritieme sfeer die Terneuzen in andere delen van de stad is kwijtgeraakt. Aan de kade liggen binnenvaartschepen en plezierjachten.
De gemeente Terneuzen heeft de wens om de concurrentiepositie van het centrum van Terneuzen te verbeteren. Dit kan niet alleen worden gerealiseerd door het verbeteren van het centrum zelf, maar dit vraagt ook om een aanpak van de extensief gebruikte gebieden rondom dat centrum. De gronden aan de Beurtvaartkade zijn hier onderdeel van.
De gemeente Terneuzen en North Sea Port hebben hun gronden op de locatie aan de Beurtvaartkade in Terneuzen verkocht voor de bouw van een woontoren met hotel en aanverwante functies. De exploitatie van het hotel zal worden verzorgd door Golden Tulip/l'Escaut. Het huidige hotel aan de Scheldekade zal hiermee verdwijnen. Dit planconcept past in de visie die in 2003 al is geschreven in het Masterplan Axelsedam en later is bestendigd in de Structuurvisie Binnenstad Terneuzen (2012).
2.2 Huidige Situatie
2.2.1 Omgeving plangebied
In en rond het plangebied zijn de verschillen tussen de diverse ruimtelijke eenheden duidelijk herkenbaar, maar de ruimtelijke relaties ontbreken vaak. De hoofdstructuur in en rond het gebied wordt bepaald door de Schependijk en de Kennedylaan. De Schependijk is een drukke verkeersweg die een barrière vormt met het centrum. Voor het overige bestaat er geen heldere structuur van straten en blokken, maar meer een verzameling losse bouwobjecten met een afwisselende oriëntatie.
Figuur 2.1 Plangebied in rood met omliggende wegen
Ten noorden van de Schependijk bevindt zich een park met het tankstation Texaco. Richting de Kennedylaan ligt het winkelcentrum Schuttershof waar detailhandel afgewisseld wordt met wonen op de verdieping. Ten westen van de Kennedylaan ligt het kantoor van Waterschap Scheldestromen met ten zuiden daarvan de ontwikkelingen aan de Kennedylaan Oost en West, hoofdzakelijk gericht op perifere en grootschalige detailhandel, met supermarkten, horeca, woningen en kantoren. Aan de westzijde van het plangebied zijn voornamelijk bedrijfsfuncties aanwezig op het Schiereiland Schependijk die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van grondstoffen die per schip worden aangevoerd. Langs deze bedrijven liggen verschillende aanlegplaatsen voor vrachtschepen. Aan de Beneluxweg ligt tot slot het spoorwegemplacement van Prorail.
2.2.2 Plangebied
Momenteel ligt het plangebied ter hoogte van de voorziene woontoren grotendeels braak. Aan de zuidzijde is een deel ingericht ten behoeve van het parkeren. Het plangebied wordt aan de zuidzijde ontsloten via de Beurtvaartkade. Dit betreft een doodlopende weg die met een kruising uitkomt op de Schependijk en Kennedylaan. De Schependijk gaat in het westen over in de Buitenhaven, die zorgt voor de ontsluiting over het sluizencomplex dat ten westen van Terneuzen ligt. De Kennedylaan gaat in het zuiden over in de Meester F.J. Haarmanweg die zorgt voor de ontsluiting van het westen van Terneuzen, inclusief het industrieterrein aan de Oostelijke Kanaaloever.
De westelijke punt van het plangebied is in gebruik als binnenhaven van watersportvereniging Neusen. Het terrein biedt in de zomer plaats voor ongeveer 16 ligplaatsen voor pleziervaartuigen. Er maken een gering aantal passanten gebruik van deze binnenhaven. Voor vaste ligplaatshouders en passanten zijn enkel de meest elementaire voorzieningen, zoals toiletten en douches, aanwezig. In de winterperiode (globaal van oktober t/m maart) wordt het terrein gebruikt voor de winterstalling van pleziervaartuigen.
Het Zijkanaal A wordt gebruikt door de beroeps-, binnen- en pleziervaart. Tevens wordt het Zijkanaal A gebruikt voor riviercruises. Voor het aanmeren en overnachten is de kade vernieuwd en voorzien van walstroom. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten plaats en het aantal scheepvaartbewegingen is gering.
Figuur 2.2 Huidige situatie plangebied (Maus, 2018)
Figuur 2.3 Gronden behorend bij de watersportvereniging Neusen (Maus, 2018)
Figuur 2.4 Zijkanaal A en spooremplacement ten zuiden van plangebied (Maus, 2018)
2.3 Toekomstige Situatie
Aan de Beurtvaartkade is de realisatie van een woontoren voor maximaal 110 appartementen voorzien, gecombineerd met een hotel van maximaal 70 kamers inclusief vergaderfaciliteiten, een fitnessruimte, een restaurant met terras en een bar met lounge. Deze functies worden gecombineerd in een hoofdvolume van drie bouwlagen (circa 12,5 meter) met daarop een toren die reikt tot circa 77 meter.
Figuur 2.5 Concept aanzicht vanaf de Beurtvaartkade (bron: Grassodenridder architecten)
Figuur 2.6 Concept impressies vanaf de Beurtvaartkade (bron: Grassodenridder architecten)
2.3.1 Hotel met aanverwante functies
De bij het hotel behorende functies zoals een restaurant, fitnessruimte, bar met lounge, zaal en kantoorruimte worden ondergebracht in het lagere bouwdeel van drie bouwlagen. Aan de westzijde van de toren komt op de begane grond een terras. Ten oosten en noorden de nieuwbouw worden parkeerplaatsen op maaiveld gerealiseerd.
De beoogde invulling van het hotelgedeelte is af te lezen in tabel 2.1.
Type hotelkamer | Aantal (totaal) | Grootte per hotelkamer | |
Comfortkamer | 48 | 25 m² | |
Superior kamer | 8 | 30 m | |
Juniorsuite | 4 | 40 m² | |
Totaal | 60 |
Tabel 2.1 Programma hotelkamers
In principe worden er 60 hotelkamers gerealiseerd. Planologisch worden er 70 toegestaan ten behoeve van de gewenste flexibiliteit.
De hotelkamers en de bijbehorende en overige functies bevinden in het lagere bouwdeel. Naast de hotelkamers wordt een plint met een grootte van circa 985 m2 gerealiseerd ten behoeve van onder andere een restaurant (circa 180 m2), een zaal (circa 255 m2 ), kantoorruimte (circa 60 m2) en een bar met loungeruimte en receptie (circa 110 m2). Op maaiveld worden circa 107 parkeerplaatsen aangelegd voor de bezoekers van het hotel en de bewoners van de woningen.
Figuur 2.7 Concept terreininrichting (bron: KuiperCompagnons en Sprangers Vastgoedontwikkeling BV)
Deze hotelfunctie richt zich voornamelijk op korte, werkgerelateerde overnachtingen en in het weekend en vakantieperiodes op langere, recreatieve overnachtingen.
2.3.2 Woningen
De bovenste 20 lagen van het bouwvolume bestaat uit de toren die wordt ingevuld met appartementen van verschillende omvang voor verschillende doelgroepen. Zo komen op de bovenste lagen grotere lofts, de lagen daaronder reguliere appartementen en de onderste woonlagen zullen ingevuld worden met kleinere studio's en starterswoningen. De beoogde invulling is af te lezen in tabel 2.2.
Type appartement | Aantal (totaal) | Grootte per appartement | Aantal lagen |
Loft | 4 | 200 m² GBO | 2 |
Regulier appartement | 52 | 95 m² GBO | 13 |
Studio's/starterswoning | 40 | 45 m² GBO | 5 |
Totaal | 96 | 20 |
Tabel 2.2 Beoogd programma woningen
In principe worden er 96 appartementen gerealiseerd. Planologisch worden er 110 toegestaan ten behoeve van de gewenste flexibiliteit. Hierdoor is het mogelijk op enkele verdiepingen meer studio's of starterswoningen te maken.
2.3.3 Totaal
Om het aantal eenheden in totaal te beperken wordt in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd dat het totaal aantal woningen en hotelkamers ten hoogste 170 bedraagt. Dit om te voorkomen dat er anders 180 (110 en 70) eenheden opgericht kunnen worden.
2.4 Toelichting Op De Juridische Regeling
2.4.1 Wettelijk kader
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke standaardregels voor de bestemmingsplannen zijn van belang voor bestemmingsplannen.
2.4.2 Opzet van de bestemmingsregeling
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De drie rijksdoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de kust, grote rivieren en militaire terreinen.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit het Barro in het geding zijn.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven.
Toetsing
Het toevoegen van 110 woningen en een hotelfunctie wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Hierna is de behoefte aan beide functies beschreven.
Behoefte woningen
In december 2015 is de Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose Zeeland 2015 verschenen. De prognose is gemaakt met het Primos-IPB model. Deze prognose is uitgegroeid tot dé standaardprognose voor Nederland. Enkele prognoses voor de regio Zeeuws-Vlaanderen zijn dat de bevolkingsomvang krimpt, maar het aantal huishoudens nog stijgt. De Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose Zeeland 2015 is de onderlegger voor de sindsdien gemaakte regionale woningmarktafspraken binnen Zeeland. Voor de regio Zeeuws-Vlaanderen wordt bij de bevolkingsprognose rekening gehouden met de inhaalvraag vanwege de 'crisisjaren' en het aantal woningonttrekkingen (sloop), hetgeen een woningbehoefte van 2.191 woningen oplevert. Een deel van deze behoefte ligt al vast in bestemmingsplannen (zogenoemde harde plancapaciteit). Hierdoor resteert een woningbouwopgave voor 461 woningen, waarvan 231 binnen Terneuzen. Het project Beurtvaartkade vult een deel van de opgave binnen de gemeente Terneuzen in.
De bevolkingscijfers van de afgelopen jaren laten zien dat de prognose voor wat betreft de bevolkingskrimp uit 2015 niet zijn uitgekomen. Er is sprake van een ongeveer gelijkblijvend inwoneraantal. Gelijktijdig is er nog steeds sprake van een afname van het aantal personen per huishouden, ofwel bij gelijkblijvend inwoneraantal, een toename van het aantal huishoudens.
jaar | inwoners | aantal personen per huishouden |
2015 | 54577 | 2,14 |
2016 | 54657 | 2,13 |
2017 | 54588 | 2,12 |
2018 | 54440 | 2,11 |
2019 | 54589 |
Figuur 3.1 Bevolkingscijfers gemeente Terneuzen 2014-2019 (bron: CBS)
De provincie Zeeland stelt ongeveer elke drie jaar een nieuwe prognose voor bevolking en huishoudens op. Gelet op bovenstaande cijfers is een herijking ook nodig. Daarnaast spelen de nieuwste maatschappelijke ontwikkelingen en trends een rol bij de prognose. De nieuwste ontwikkelingen en trends vormen de groeiende stroom immigranten uit het buitenland door arbeidsmigratie en de opleving van binnenlandse immigratie. Recent is daarom het rapport Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose Zeeland 2019 verschenen.
Voor de gemeente Terneuzen wordt in de nieuwste prognose uitgegaan van een licht stijgend inwoneraantal en een verdere toename van de woningbehoefte. Beide worden veroorzaakt door een toegenomen instroom van buitenlandse werknemers en de vestiging van Belgen in met name de grensstreek. Op basis van de jongste cijfers bedraagt de geprognotiseerde woningbehoefte voor Zeeuws-Vlaanderen 876 woningen. Dit betekent zowat een verdubbeling ten opzichte van de eerder gemaakte woningmarktafspraken (461).
Figuur 3.2 Woningbehoefte per Zeeuwse regio 2019-2029 (bron: Provincie Zeeland)
Wanneer weer volgens regionale afspraak 50% in de gemeente Terneuzen wordt gebouwd, gaat het om een toename van 438 woningen.
Uit de prognose 2019 blijkt eveneens dat het aantal alleenstaanden in de leeftijdscategorie 60 plus aanzienlijk toeneemt.
Figuur 3.3 Ontwikkeling huishoudenstypen per leeftijdsgroep 2029-2040 (bron: Provincie Zeeland)
Door individualisering en het langer zelfstandig blijven wonen van ouderen ontstaan er in de toekomst steeds meer eenpersoonshuishoudens, met name in de oudere leeftijdsgroepen. Gelet op de woonvoorkeur van personen in deze leeftijdscategorie bestaat de woonbehoefte voor een belangrijk deel uit (kleine) appartementen. De beoogde ontwikkeling speelt in op de actuele vraag naar dit woningtype. De locatie is door de nabijheid van voorzieningen voor dagelijkse en niet-dagelijkse levensbehoeften ook bijzonder kansrijk voor deze leeftijdsgroep.
Uit de CBS-publicatie 'Honderd jaar alleenstaanden, juni 2018' blijkt dat er ook steeds meer starters alleen zullen zijn. Het aantal alleenwonende volwassenen is vanaf 1947 gegroeid van 4 naar 22%: 3.000.000. Tot 2047 komen er nog 600.000 alleenwonenden bij en zal een kwart van de volwassenen alleen wonen. Daar zit de grootste bouwopgave. Bij jongvolwassenen is meer nadruk komen te liggen op het opdoen van ervaringen en de entree op de arbeidsmarkt voordat zij de keuze maken voor een vaste relatie, samenwonen en kinderen. Daarom kan het huwelijk of ongehuwd samenwonen worden uitgesteld. Bij 50 plussers wil de meerderheid van de alleenstaanden (al dan niet met een relatie) alleen blijven wonen.
Conclusie
Om in de behoefte te voorzien is er in Terneuzen ruimte om woningbouwplannen toe te voegen. Er is vooral behoefte aan woningen voor kleinere huishoudens zoals eenpersoonshuishoudens. De ligging aan het water en bij de binnenstad maakt de locatie kansrijk voor appartementen geschikt voor alle leeftijdsgroepen.
Behoefte hotel
De marktregio voor hotels is op de beoogde locatie de stad Terneuzen. De locatie ligt op een goed bereikbare plek, aan het water en net ten zuiden van de binnenstad van Terneuzen en is daardoor zowel geschikt om de zakelijke als de toeristische markt te bedienen.
Bestaand aanbod Terneuzen
Terneuzen beschikt inclusief Golden Tulip L'Escaut over 4 hotels. Alleen Hampshire Hotel - Churchill Terneuzen opereert in hetzelfde (4-sterren) segment. Dit hotel beschikt over 54 kamers. Ook in de rest van de gemeente is geen viersterrenaanbod beschikbaar. Hotel Triniteit (3 sterren) beschikt over 15 kamers. Hampshire Hotel - City Terneuzen (3-sterren) beschikt over 79 kamers. Het aanbod aan pensions en bed & breakfast/Airbnb is buiten beschouwing gelaten omdat dit andere marktsegmenten betreft.
Figuur 3.4 Hotelaanbod Terneuzen (bron: booking.com)
In de stad Terneuzen zijn 82 kamers in het viersterrensegment beschikbaar, waarvan 28 in het Golden Tulip L'Escaut. Aan dit aanbod worden 42 kamers toegevoegd, aangezien het nieuwe hotel maximaal over 70 kamers zal beschikken. In Terneuzen is alle verblijfsrecreatie specifiek bestemd. Er is geen onbenutte plancapaciteit.
Benchmark
De gemeente Terneuzen (ca 54.600 inwoners) beschikt in totaal over 377 hotelkamers in alle segmenten (bron: HorecaDNA 2018, gegevens over 2017). Hiervan zijn 82 kamers beschikbaar in het luxe (viersterren) segment.
Terneuzen heeft in vergelijking met andere steden in dezelfde grootteklasse een bovengemiddeld aanbod aan hotelkamers. Het gemiddelde in de grootteklasse 50.000 tot 100.000 inwoners ligt op 258 kamers. Dit is goed te verklaren door de perifere ligging in Nederland en de aanwezigheid van grote internationaal opererende bedrijven in het havengebied. De hotels in dit gebied worden vooral zakelijk gebruikt.
Trends en ontwikkelingen in de hotelmarkt
Uit gegevens van Rabobank cijfers en trends (2018) blijkt dat het aantal hotelovernachtingen in Nederland al jaren toeneemt. Het aantal buitenlandse gasten is de afgelopen jaren sterker toegenomen dan het aantal Nederlandse gasten. Hierdoor wordt nu iets meer dan de helft van het aantal overnachtingen door buitenlanders geboekt. De Nederlandse hotelbranche is dus afhankelijk van zowel Nederlandse als buitenlandse bezoekers. Ongeveer 40% van de hotelovernachtingen betreft boekingen van zakelijke reizigers. De overige 60% betreft toeristische reizigers. Voor de komende jaren verwacht de Rabobank dat het aantal overnachtingen verder zal toenemen.
Het aantal hotels neemt al jaren toe. De trend is schaalvergroting en ketenvorming. Daarbij stijgt ook het gemiddelde aantal kamers per hotel. Het gemiddelde aantal kamers per hotel ligt boven de 70 kamers. De toename van het aantal overnachtingen zal gedeeltelijk worden opgevangen door een hogere bezettingsgraad in bestaande hotels en gedeeltelijk door een toename van het aantal hotels. Op langere termijn kan het groeiende aanbod leiden tot verzadiging in de markt. Er worden daarnaast steeds meer overnachtingen geboekt via Airbnb. Hiermee wordt dit platform een geduchte concurrent voor hotels. Hotels zullen een meerwaarde moeten leveren om aantrekkelijk te blijven. Er zijn daarbij grote regionale verschillen als het gaat om de prestaties van hotels. Hotels in de metropoolregio Amsterdam, grote steden en in de kustregio's hebben gemiddeld hogere bezettingsgraden en kamerprijzen. Dit komt met name door het toenemende buitenlandse toerisme in deze regio's.
Hotelonderzoek Horwath HTL
De behoefte aan hotelkamers blijkt uit onderzoek van Horwath HTL: een stijgende bezettingsgraad en kamerprijs, inclusief goede vooruitzichten. De gemiddelde bezettingsgraad van hotels in Nederland is in 2017 gestegen tot 76,8%. Bezettingsgraden van 65-75% worden als gezond gezien.
Figuur 3.5 Bezettingsgraden
In het viersterrensegment was de prijsstijging 4,8%.
Figuur 3.6 Ontwikkeling kamerprijzen
Hoteliers verwachten dat de groei in 2018 vooral gestimuleerd wordt door de economische groei in Nederland en wereldwijd. Ook het lokale toerisme wordt gezien als positieve invloed. Circa 60% van de hoteliers verwacht dat de bezettingsgraad zal stijgen en maar liefst 80% verwacht een stijging van de gemiddelde kamerprijs. De sterkste groei wordt verwacht in het toeristisch individuele segment, gevolgd door het zakelijke segment en het congressegment. Toergroepen zullen naar verwachting slechts licht toenemen.
Conclusie
Om te kunnen voldoen aan de vraag naar meer luxe is in de hotelbranche sprake van ketenvorming en schaalvergroting. Grotere hotels zijn noodzakelijk voor een efficiënte bedrijfsvoering. Daarom mag worden verwacht dat hotelaccommodaties in Terneuzen door de marktvraag zullen verschuiven naar meer luxe. Het verplaatsen, vernieuwen en vergroten van een viersterrenhotel geeft invulling aan deze behoefte. De hotels in Terneuzen worden vooral zakelijk gebruikt, mede door de perifere ligging in Nederland en de aanwezigheid van diverse internationaal opererende bedrijven in het havengebied.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
In het Omgevingsplan geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Het plangebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied waar de gemeente grote beleidsvrijheid heeft bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen.
Wonen
De provincie stelt de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren. Bij woningbouw dient namelijk gezorgd te worden voor bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik. Ontwikkelingen vinden dan ook bij voorkeur plaats binnen bestaand stedelijk gebied. In het beleid is de duurzaamheidsladder vanuit het rijksbeleid overgenomen en hierop wordt in Zeeland ingezet. De volgende stappen worden hiervoor uitgewerkt:
- 1. de ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag;
- 2. realisatie vindt plaats binnen het bestaand bebouwd gebied in de regio;
- 3. de locatie is of wordt multimodaal ontsloten.
Deze wettelijke procesvereisten worden ondersteund met de regionale woningmarktafspraken.
Toetsing
Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De behoefte aan de beide ontwikkelingen is beschreven in paragraaf 3.1. Doordat de locatie multimodaal wordt ontsloten (zie paragraaf 4.2) kan voldaan wordt aan de duurzaamheidsladder.
Bedrijvigheid en recreatievoorzieningen
Langs de Beurtvaartkade en de Beneluxweg en ter hoogte van watersportvereniging Neusen is vanuit provinciaal oogpunt het behoud van laad- en loskades voorzien. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheden hiervoor.
Figuur 3.7 Uitsnede kaart bedrijvigheid met plangebied in rood (bron: provincie Zeeland)
Het plangebied is ook onderdeel van een regionale ontwikkelingslocatie voor recreatieve voorzieningen zoals hotels.
Geluid
Het plangebied maakt onderdeel uit van het gezoneerd industrieterrein Oostelijke Kanaaloever en ligt voor een klein deel binnen de geluidzone van het industrieterrein Terneuzen-West, dat de industrieterreinen Dow, Logistiek Park en Mosselbanken omvat.
Figuur 3.8 Geluidzones industrielawaai met plangebied in blauw (bron: provincie Zeeland)
Externe veiligheid en hoogwaterveiligheid
Het plangebied is onderdeel van de Kanaalzone waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.9. Ook ligt ten noorden en zuiden van het plangebied een regionale waterkering. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.5.
Figuur 3.9 Uitsnede kaart hoogwaterveiligheid met plangebied in rood (bron: provincie Zeeland)
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018
De regels zoals opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (inclusief wijzigingen) hebben een directe doorwerking naar ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan.
Toetsing
De in paragraaf 3.2.1 genoemde regionale waterkering is ook verankerd in de Omgevingsverordening. Deze gronden zijn voorzien van een dubbelbestemming die voorkomt dat belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Terneuzen 2025
In de Structuurvisie Terneuzen 2025 wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Terneuzen op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2025. De structuurvisie steunt op diverse beleidsdocumenten zoals de Gebiedsvisie Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone en een aantal sectorale notities zoals de Structuurvisie Detailhandel, het wegencategoriseringsplan, het actieplan Economie en de notitie 'Op pad' van de provincie Zeeland, die als bouwstenen hebben gediend.
Bij het opstellen van de structuurvisie is gebruik gemaakt van de zogenaamde lagenbenadering, die de kwaliteiten in een gebied met elkaar in verband brengt. De lagenbenadering wordt gezien als een zorgvuldige methode om ruimtelijke keuzes te onderbouwen.
Het strategisch project Axelsedam en omgeving is erop gericht de ambities van het Masterplan te verwezenlijken. Daarin ligt een sterke koppeling met de projecten Binnenstad Terneuzen, Maritieme Toegang en Zuidpoort.
Wonen
De toekomstige woningbehoefte hangt sterk samen met demografische ontwikkelingen. In kwantitatieve zin zal de vraag naar woningen beperkt zijn, omdat het aantal huishoudens in de structuurvisieperiode niet of nauwelijks meer groeit. Een verdere uitbouw van de wijk Othene na het als zodanig in het bestemmingsplan “Othene Zuid”, bestemde deel en het deel “Rietlanden III” dat als structuurschets is meegenomen in het plan “Rondje Kreek Terneuzen”, ligt daarmee niet (meer) voor de hand. In kwalitatieve zin is er sprake van een enorme discrepantie tussen de bestaande voorraad (vooral grondgebonden rijwoningen) en de te verwachten vraag vanuit kleinere huishoudens als gevolg van de vergrijzing en ontgroening. Dit betekent dat er een stevige herstructurering van de bestaande woningvoorraad nodig is, met name op die plekken die voor kleine huishoudens interessant zijn. Nieuwe woonconcepten, zoals nultredenwoningen en levensloopbestendige woningen, verdienen steeds meer aandacht als gevolg van de toenemende vergrijzing.
Verblijfsrecreatie
De gemeente Terneuzen heeft een beperkt aanbod aan verblijfsrecreatie. Er zijn in principe vijf gebieden die voor verblijfsrecreatie geschikt zijn:
- Stedelijk gebied (hotels, truckstop, gereguleerde overnachtingsplaatsen);
- Vakantie-eiland Braakman (reeds aanwezig, mogelijk verplaatsing/uitbreiding);
- gebied nabij Axel (verblijfsrecreatie op bovengemiddelde kwaliteit als aanvulling op hoogwaardige dagrecreatieve buitenvoorzieningen; camping aan de 1e Verkorting);
- Verblijfsrecreatie op het platteland (bed & breakfast, kleinschalige campings, groepsaccommodaties etc.);
- Leisuregebied in het gebied Zuidpoort.
Figuur 3.10 Uitsnede structuurvisiekaart (bron: gemeente Terneuzen)
Toetsing
Uitvoering van het Masterplan Axelsedam is als uitvoeringsproject opgenomen in de structuurvisie. De ambities voor de Axelsedam en omgeving zijn als volgt in de structuurvisie opgenomen:
- een impuls voor de binnenstad door een zorgvuldige programmatische invulling van het gebied;
- een stedelijk, hoogwaardig aanloopgebied voor de binnenstad. Een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte en de architectuur, passend bij de aard en de schaal van de context;
- het creëren van een sterke hoofdstructuur die samenhang brengt en waarde verschaft aan het gebied, met heldere relaties (visueel en fysiek) met de binnenstad, het kanaal en de rest van Terneuzen.
Het Masterplan voorziet, zonder in detail te treden per deelgebied, grofweg in combinaties van wonen, werken, recreëren en (perifere) detailhandel. De beoogde planontwikkeling sluit hierbij aan. De ontwikkeling van de Beurtvaartkade is ook als specifiek project in het bij de structuurvisie behorende uitvoeringsprogramma genoemd.
3.3.2 Masterplan Axelsedam 2003
Het Masterplan Axelsedam biedt op integrale wijze inzicht in de ruimtelijke en functionele potenties van een groot gebied ten zuiden van de binnenstad van Terneuzen. In dit Masterplan worden zes deelgebieden onderscheiden, t.w. de Kop van de Noordstraat, het Schuttershof, de Beurtvaartkade, rand Kennedylaan Oost, Kennedylaan West en het Schiereiland.
In het plangebied Axelsedam vallen vooral de verouderde inrichting en bebouwing op. Vlak naast het centrum, langs een belangrijke invalsweg, liggen oude bedrijfspanden en braakliggende stukken land. Deze hebben een negatieve uitstraling op de directe omgeving en op het centrum. Met behulp van het masterplan kunnen toekomstige initiatieven en ingrepen in het gebied op elkaar afgestemd worden, waardoor een samenhangende en doelgerichte ontwikkeling ontstaat. Ook komt er een goede verbinding tussen Kennedylaan en het kernwinkelgebied van Terneuzen.
Toetsing
Voor de Beurtvaartkade wordt vanuit het Masterplan ingezet op een programma van wonen, gecombineerd met kantoren en verblijfsrecreatieve functies op en langs het water van de oostelijke kanaalarm. Deze functies moeten bij voorkeur worden ondergebracht in één of twee bijzondere bouwvolumes in een hoofdzakelijk groene, open context. Bij de uiteindelijke inrichting van de openbare ruimte hier, moet het zichtbaar maken van de stadsrand het uitgangspunt zijn.
Figuur 3.11 Referentiebeelden ontwikkeling Beurtvaartkade (bron: gemeente Terneuzen)
De beoogde ontwikkeling geeft invulling aan het uitgangspunt van één bijzonder bouwvolume voor wonen en verblijfsrecreatie. Bij de nadere uitwerking van de plannen zal de openbare ruimte passend ingericht worden.
3.3.3 Structuurvisie Binnenstad Terneuzen
De aantrekkingskracht van Terneuzen is gebaat bij een goed aanbod aan overnachtingsmogelijkheden. Zowel op het land (hotels, bed and breakfast, stadscamping) als op het water (passantenplaatsen, aanlegplaatsen voor cruiseschepen, verenigingshaven). Groei van het toerisme zal gefaciliteerd moeten worden door een groei van het aantal hotelkamers op zodanige wijze dat dit past in de omgeving, met name bij de bestaande hotels en in kleinschalige voorzieningen.
Op het water ligt een duidelijk onderscheid tussen de Veerhaven en de binnenhaven aan de Beurtvaartkade voor de hand. Daar waar de Veerhaven inzet op grotere zeewaardige jachten, is de omgeving van de Beurtvaartkade vooral geschikt voor binnenvaartschippers en kleinere boten. Belangrijk is om de verbindingen vanuit beide havens naar de binnenstad te optimaliseren zodat passanten niet alleen gebruik maken van de faciliteiten in de haven, maar ook de binnenstad intrekken.
De Beurtvaartkade is één van de projectgebieden in de visie. Aandachtspunten voor de ontwikkeling van de Beurtvaartkade zijn:
- koppeling met Kop van de Noordstraat en Schuttershofcomplex, zowel in programma als in tijd; de ontwikkelingen vullen elkaar aan;
- aandacht voor looproutes van en naar de binnenstad;
- rekening houden met bestaande LPG-station aan de Kennedylaan;
- sterke rand van de binnenstad ter plaatse van Carpet Right vervolmaken;
- visuele relatie tussen Kennedylaan, park en kade (zicht op kade en scheepvaart);
- bij nieuwe bebouwing vrije plaatsing in het groen;
- invulling met gemengde functies: recreatie, wonen, horeca.
Toetsing
In dit geval is sprake van verplaatsing van een bestaand hotel, waarbij het aanbod wordt vernieuwd en uitgebreid. Dit past binnen de beleidsambities uit de structuurvisie. Tevens wordt invulling gegeven aan de wens tot gemengde functies en wordt rekening gehouden met het bestaande tankstation. Hier is nader op ingegaan in paragraaf 4.9.
3.3.4 Hotelvisie gemeente Terneuzen
In de hotelvisie wordt de toekomstige vraag naar hotelfaciliteiten in Terneuzen getoetst en wordt een inventarisatie gemaakt van de uitbreidingsmogelijkheden van het kamer- en hotelaanbod, gespecificeerd naar niveau (sterrensegmenten). Opvallend is het eenzijdige hotelaanbod in het driesterrensegment in Terneuzen. Daarnaast kent Terneuzen weinig vakantiewoningen. Conclusie is dat de hotelmarkt redelijk goed bezet is in Terneuzen. Er bestaat een beperkte uitbreidingsruimte in de hotelbranche (circa 25% in 2008). Deze zou in eerste instantie gerealiseerd moeten worden bij de bestaande hotels.
Toetsing
In dit geval is sprake van verplaatsing van een bestaand hotel, waarbij het aanbod wordt vernieuwd en uitgebreid. Dit past binnen de beleidsambities uit de hotelvisie. De behoefte is in paragraaf 3.1 beschreven.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Besluit M.e.r
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van maximaal 110 woningen, 70 hotelkamers en 985 m2 aan ondersteunende functies. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een m.e.r-beoordelingsnotitie opgesteld op basis waarvan het bevoegd gezag heeft besloten dat geen milieueffectrapportage voor de voorgenomen planontwikkeling noodzakelijk is. Het besluit vormvrije m.e.r. is bijgevoegd als bijlage 1.
4.2 Verkeersaspecten
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
4.2.1 Verkeersontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt aan de zuidzijde ontsloten via de Beurtvaartkade, een doodlopende weg die uitkomt op de voorrangskruising Kennedylaan en Grenulaan. De Kennedylaan is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 50 km/uur geldt. De Kennedylaan gaat in het zuiden over in de Meester F.J. Haarmanweg. In het westen gaat de weg over in de Buitenhaven, vanwaar de provinciale weg N252 wordt bereikt. De Grenulaan is een erftoegangsweg met een snelheidsregime van 30 km/uur. Deze weg verbindt het plangebied met het centrum van Terneuzen. De ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer is goed, al is de Kennedylaan een drukke hoofdweg met een hoge verkeersintensiteit.
Langzaam verkeer
Langs de Schependijk en Kennedylaan liggen aan beide zijden gescheiden eenrichtingsfietspaden. Voor voetgangers zijn aan beide zijden van de weg voetpaden aanwezig. Voor fietsers die vanaf de Schependijk de Beurtvaartkade kruisen, is er een oversteek aanwezig waar zij middels haaientanden voorrang hebben op het gemotoriseerde verkeer. Een fiets- en voetgangersoversteek voor langzaam verkeer dat de oversteek tussen de Beurtvaartkade en de Grenulaan wil maken, ontbreekt. Voor de richting naar het centrum is in oostelijke richting een tunnel voor het langzaam verkeer aanwezig onder de Kennedylaan. In westelijke richting is ook een oversteek mogelijk ter hoogte van de Binnenvaartweg.
Openbaar vervoer
Het plangebied wordt per openbaar vervoer ontsloten met een aantal buslijnen, die reizigers richting Goes of het busstation van Terneuzen brengen. De dichtstbijzijnde bushaltes waar deze lijnen halteren liggen bij de Middensluis, de Westkant of het stadhuis. Deze haltes liggen elk op circa 10 minuten loopafstand van het plangebied.
4.2.2 Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De verkeersgeneratie wordt berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2012). Het kencijfer wordt bepaald aan de hand van het stedelijk karakter van de gemeente en de ligging ten opzichte van de stad. Aangezien het plangebied in Terneuzen ligt, wordt aansluitend met het parkeerbeleid een matig stedelijk karakter gehanteerd en behoort de Kennedylaan tot de schil van het centrum. Binnen de bandbreedte van het kencijfer wordt het gemiddelde gehanteerd.
Het CROW biedt kencijfers voor de verkeersgeneratie van etagewoningen (duur, midden en goedkoop) en viersterrenhotels. Hiermee kan de verkeersgeneratie van een gemiddelde weekdag worden berekend. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld op een gemiddelde werkdag, waarin volgens het CROW voor de functie wonen een factor 1,11 wordt gebruikt. Voor een hotelfunctie wordt geen onderscheid gemaakt met een weekdag. Vervolgens is de beoordeling van de verkeerstoename maatgevend in het drukste uur (een spitsuur). Gemiddeld bedraagt dit voor woningen maximaal 10% van de etmaalwaarde. Bij een hotel zal de verkeersafwikkeling naar verwachting meer verspreid over de dag plaatsvinden. Tabel 4.1 toont de toekomstige verkeersgeneratie van het plangebied in mvt/etmaal (motorvoertuigen per etmaal).
Functietype | CROW 317 | Eenheid | Kencijfer | Weekdag | Factor | Werkdag | Spitsuur | |
toekomstig | ||||||||
Loft | koop, etage, duur | 4 | woningen | 6,9 | 27,6 | 1,11 | 30,6 | 3,1 |
Regulier appartement | koop, etage, midden | 52 | woningen | 5,4 | 280,8 | 1,11 | 311,7 | 31,2 |
Studio's/starterswoning | koop, etage, goedkoop | 40 | woningen | 4,6 | 184 | 1,11 | 204,2 | 20,4 |
Hotel | 4* hotel | 60 | kamers | 14,8 (per 10 kamers) | 88,8 | 1 | 88,8 | 8,3 |
Toekomstige verkeersgeneratie (mvt/uur) | 581,2 | 635,3 | 63 | |||||
Toekomstige verkeersgeneratie (mvt/min) | 1,0 |
Tabel 4.1 Verkeersgeneratie
Door de ontwikkeling dienen de ontsluitingswegen in het spitsuur circa 63 mvt/uur extra af te wikkelen. Per minuut is dit dus circa 1 motorvoertuig bovenop de verkeersintensiteit uit de verkeersprognose van het verkeersmodel dat de gemeente Terneuzen door Goudappel&Coffeng heeft laten opstellen voor de plansituatie 2030 (Verkeersmodel Terneuzen 2030). In dit model zijn de verkeersgeneratiecijfers meegenomen van alle op dat moment bekende (bouw)plannen. Hoewel in dit verkeersmodel ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied Beurtvaartkade al zijn meegerekend, zal de verkeersgeneratie er voor een worst-case benadering toch bij op worden geteld.
Op de Schependijk/Kennedylaan (tussen de Grenulaan en Buitenhaven) is de verkeersintensiteit circa 6.900 mvt/etmaal, verder oostwaarts op de Kennedylaan (tussen de Genulaan en Schuttershofweg) is de intensiteit circa 8.400 mvt/etmaal. De capaciteit op gebiedsontsluitingswegen ligt doorgaans boven de 15.000 mvt/etmaal. In de beoordeling van de verkeersafwikkeling zijn kruispunten vaak cruciaal. Vrij recent is de kruising Binnenvaartweg-Buitenhaven-Schependijk/Kennedylaan vervangen door een rotonde. De capaciteit van de rotonde bedraagt meer dan 15.000 mvt/etmaal. Door het vervangen van de kruising door een rotonde is de doorstroming van het verkeer verbeterd en stropt het verkeer niet meer op.
Figuur 4.1 Verkeersmodel Terneuzen 2030
Voor de ontwikkelingen aan de Beurtvaartkade is in het model rekening gehouden met een verkeersintensiteit van 400 mvt/etmaal. Vanwege het grotere programma dat beoogd wordt, bedraagt de werkelijke verkeersintensiteit na realisatie circa 640 mvt/etmaal.
De Grenulaan heeft ter plaatse van de kruising met de Kennedylaan een verkeersintensiteit van 1.000 mvt/etmaal. Dit is vergelijkbaar met de toekomstige verkeersintensiteit voor de kruising Beurtvaartkade-Kennedylaan. Eerder is onderzocht of de aansluiting Grenulaan-Kennedylaan vervangen zou moeten worden door een rotonde. Met de methode Harvers is een berekening gemaakt om de capaciteit van het kruispunt te kunnen meten. Door middel van de intensiteiten in te voeren kan worden berekend wat de wachttijd per richting is. Uit de berekening blijkt dat met de beschikbare intensiteiten de wachttijden in de spits onder de minuut blijven. Dit is een meer dan acceptabele wachttijd in een spitsuur.
4.2.3 Parkeerbehoefte
Voor de beoogde ontwikkeling is de parkeerbehoefte berekend volgens de parkeernormen die zijn opgenomen in de Parkeernota 2015-2020 (Gemeente Terneuzen), inclusief de aanpassing van de nota zoals die door de gemeenteraad op 26 september 2019 wordt vastgesteld. De aanpassing is gebaseerd op de nieuwste kencijfers uit de CROW, publicatie 381.
Parkeerbehoefte
In de Parkeernota 2015-2020 wordt er onderscheid gemaakt tussen goedkope, gemiddelde en dure etagewoningen. Hierbij is rekening gehouden met een aandeel van 0,3 voor bezoekersparkeren. Hier is geen rekening gehouden met de grootte van woningen. Omdat de studio's/starterswoningen een beperkte omvang hebben, wordt in de aangepaste parkeernota een lagere parkeernorm aangehouden van 1,1 parkeerplaats per woning.
Voor hotels kent deze parkeernota een parkeernorm van 1 parkeerplaats per kamer. Vergeleken met de parkeernormen die het CROW hanteert voor de functie 'viersterrenhotel' (0,51 per kamer) is dit relatief hoog, zeker omdat deze hotelfunctie zich voornamelijk richt op korte, werkgerelateerde overnachtingen. Tabel 4.1 toont de toekomstige parkeerbehoefte van het plangebied, zonder daarbij dubbelgebruik van parkeerplaatsen tussen de verschillende functies mee te wegen en de lagere parkeernorm van het CROW ten aanzien van het 'viersterrenhotel' te hanteren. Omdat er een verschil zit tussen het voorgenomen bouwplan en het planologisch mogelijk aantal woningen en hotelkamers zijn hieronder twee tabellen opgenomen.
Functietype | Functie parkeernota | Norm | Parkeerbehoefte | |||
4 Lofts | woningen duur | 1,85 | per woning | 7,4 | ||
52 Reguliere appartementen | woningen midden | 1,7 | per woning | 88,4 | ||
40 Studio's/starterswoning | woningen goedkoop | 1,1 | per woning | 44,0 | ||
60 Hotelkamers | hotel | 1 | per kamer | 60,0 | ||
Toekomstige parkeerbehoefte | 199,8 |
Tabel 4.2 Parkeerbehoefte voorgenomen bouwplan
Functietype | Functie parkeernota | Norm | Parkeerbehoefte | |||
4 Lofts | woningen duur | 1,85 | per woning | 7,4 | ||
36 Reguliere appartementen | woningen midden | 1,7 | per woning | 61,2 | ||
70 Studio's/starterswoning | woningen goedkoop | 1,1 | per woning | 77,0 | ||
60 Hotelkamers* | hotel | 1 | per kamer | 60,0 | ||
Toekomstige parkeerbehoefte | 205,6 |
* Voor hotelkamers is wederom uitgegaan van een aantal van 60 aangezien er in totaal (woningen en hotelkamers maximaal 170 eenheden aanwezig mogen zijn)
Tabel 4.3 Parkeerbehoefte maximaal planologische mogelijkheden
Dubbelgebruik
Verschillende functies hebben op andere tijden een maatgevende parkeerbehoefte. Bij een ontwikkeling waarbij verschillende functies (in dit geval woningen en een hotel) gebruik maken van dezelfde parkeervoorziening, is op bepaalde momenten van de dag dubbelgebruik mogelijk. Dit is alleen mogelijk als het maatgevende dagdeel waarop de parkeerbehoefte het grootst is, niet voor verschillende functies samenvalt.
Voor dubbelgebruik hanteert het CROW aanwezigheidspercentages, waarmee de parkeerbehoefte voor de verschillende functies op verschillende dagdelen kan worden bekeken. Voor hotels biedt het CROW geen aanwezigheidspercentages. De aanwezigheid zal redelijk vergelijkbaar zijn bij woningen, met name in de avond en de nacht. Daarom zijn hiervoor dezelfde aanwezigheidspercentages als bij de functie 'wonen' gebruikt. Tabel 4.4 toont de aanwezigheidspercentages voor de verschillende functies, de bijbehorende parkeerbehoefte en maatgevende parkeerbehoefte bij dubbelgebruik. Hierbij is uitgegaan van de planologisch maximale mogelijkheden.
Functietype | parkeer- behoefte 100% | ochtend | middag | avond | koopavond | nacht | za- middag | za- avond | zo- middag | |
Woningen | 100% | 50% | 50% | 90% | 80% | 100% | 60% | 80% | 70% | |
Woningen (bezoekers) | 100% | 10% | 20% | 80% | 70% | 0% | 60% | 100% | 70% | |
Hotel | 100% | 50% | 50% | 90% | 80% | 100% | 60% | 80% | 70% | |
Woningen | 113 | 57 | 57 | 102 | 91 | 113 | 68 | 91 | 80 | |
Woningen (bezoekers) | 33 | 3 | 7 | 26 | 23 | 0 | 20 | 33 | 23 | |
Hotel | 60 | 30 | 30 | 54 | 48 | 60 | 36 | 48 | 42 | |
Maatgevende parkeerbehoefte | 206 | 90 | 94 | 182 | 162 | 173 | 124 | 172 | 145 |
Tabel 4.4 Aanwezigheidspercentages en parkeerbehoefte bij dubbelgebruik
Zoals is af te lezen uit bovenstaande tabel, is de nacht en zaterdagavond het maatgevende moment bij dubbelgebruik. De parkeerbehoefte is dan 173 parkeerplaatsen.
Parkeeraanbod
Op het eigen terrein worden 100 parkeerplaatsen gerealiseerd. De resterende parkeerbehoefte wordt opgevangen op gemeentelijke grond aan de Binnenvaartweg, wat capaciteit biedt voor 150 parkeerplaatsen en daarmee ruim voorziet in de overige parkeerbehoefte. In de aanpassing van de nota is voor de functie 'ontspanning' een loopafstand van 100 tot 600 meter opgenomen. Voor bezoekersparkeren bij woningen geldt een loopafstand tot 250 meter. De parkeervoorzieningen ten behoeve van de hotelfunctie en het bezoekersparkeren liggen daarmee op acceptabele afstand.
4.2.4 Conclusie
De verkeersontsluiting is voor alle modaliteiten goed. Daarnaast leidt de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen om aan de parkeernormen van de gemeente Terneuzen te voldoen.
4.3 Cultuurhistorie En Archeologie
4.3.1 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met cultuurhistorie. Hierin is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart, als onderdeel van de Structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen beschikbaar.
Onderzoek
De cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Terneuzen bestaat uit drie kaartbladen: 'behoud', 'behoud door ontwikkeling' en 'vernieuwing mogelijk'. In figuur 4.3 - 4.5 is een uitsnede van de drie kaartenbladen voor het beoogde plangebied weergegeven inclusief legenda. Hierna wordt per kaartblad uitgelegd welke strategie voor de locatie geldt.
- Behoud: Het plangebied is deels onderdeel van het stedelijk vestingwerk uit de 19de eeuw (zie figuur 4.2). De kans is zeker aanwezig dat ter plaatse een zeer solide muurwerk in de bodem aanwezig is. Uit het bodemonderzoek (zie bijlage 4) blijkt dat men op 1 locatie (boornummer 119) op een diepte van 160-165 cm op baksteen is gestuit. Bij de bouwplannen dient hiermee rekening te worden gehouden, zodat boringen niet stuiten op ondoordringbaar puin. De strategie voor het plangebied is niet gericht op beschermen of behouden (zie figuur 4.3).
Figuur 4.2 Stedelijke vesting Terneuzen in de 19de eeuw
Figuur 4.3 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Behoud' met plangebied in rood
- Behoud door ontwikkeling: Het plangebied zelf is geen onderdeel van een cultuurhistorische structuur. De strategie is gericht op verbinden.
Figuur 4.4 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Behoud door ontwikkeling' met plangebied in rood
- Vernieuwing mogelijk: Voor het zuidelijk deel van de locatie is de strategie gericht op herstructureren. Voor het noordelijk deel is geen beleid geformuleerd ten aanzien van vernieuwing.
Figuur 4.5 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Vernieuwing mogelijk' met plangebied in rood
Op grond van de Cultuurhistorische waardenkaart zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Hiervoor is echter al aangegeven dat in een deel van het plangebied een muurwerk van de oude vesting aanwezig kan zijn. Op grond van dezelfde waardenkaart valt de locatie niet binnen één van de strategieën van de structuurvisie om cultuurhistorische waarden te behouden of te versterken. Wel ligt de locatie binnen een gebied waar herstructurering mogelijk is. Het planvoornemen sluit daar nadrukkelijk op aan.
Conclusie
De kans is aanwezig dat in een deel van het plangebied in de bodem een zeer solide muurwerk vanwege de oude vesting Terneuzen aanwezig is. Dit wordt bevestigd door het uitgevoerde bodemonderzoek. Bij de bouwplannen dient hiermee rekening te worden gehouden, zodat boringen niet stuiten op ondoordringbaar puin. Er behoeft vanuit het beleid geen rekening te worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
4.3.2 Archeologie
Toetsingskader
Op grond van de Wro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interimbeleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. In een cyclus van 10 jaar zullen alle ruimtelijke plannen aangepast worden, waarbij archeologie in de plannen zal worden ingebracht of geactualiseerd aan de hand van het dan geldende beleid. Zolang de bescherming van archeologische waarde niet is geregeld in een ruimtelijk plan (bestemmingsplan of beheersverordening) fungeert als vangnet de Erfgoedverordening Terneuzen 2011. Deze verordening is geactualiseerd en is in samenhang met het archeologiebeleid opnieuw vastgesteld.
In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling van archeologisch onderzoek verleend tot 100 m2 en een reeds verstoorde diepte van 0,5 meter voor de zogenaamde kruimelgevallen.
Naast de hiervoor vermelde algemene vrijstelling kan vrijstelling van archeologisch onderzoek worden verleend indien reeds eerder aantoonbaar verstoring heeft plaatsgevonden. Hierbij kan gedacht worden aan ophogingen, ontgrondingen, wegcunetten, rioleringsleuven, bodemsanering en dergelijke. Een en ander dient ter beoordeling aan het bevoegd gezag (in de meeste situaties de gemeente) te worden voorgelegd.
Tot slot kan vrijstelling van archeologisch onderzoek eveneens worden verleend als:
- het gebied niet wordt vermeld op de Archeologische Monumentenkaart (AMK),
- volgens de Indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) een zeer lage of lage trefkans heeft (op eventuele waarden tot 1,2 meter beneden het maaiveld),
- in de nationale digitale database ARCHIS en het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) geen gegevens zijn geregistreerd, danwel alleen gegevens die duiden op een lage waarde
- er volgens de Geologische kaart Van Rummelen sprake is van de geologische formatie Duinkerke III.
Een en ander is uitgewerkt in een stroomschema dat is opgenomen in bijlage 1 van 'De onderste steen boven? Interim-beleid archeologie gemeente Terneuzen'. Voor de duidelijkheid is dit schema ook opgenomen in de bijlage 2 bij deze toelichting. Ook als er wel archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, is niet altijd archeologisch onderzoek nodig. Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend.
Voor een aantal gebieden is de huidige kennis ontoereikend. Deze leemten worden in de toekomst ingevuld.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen en vergunningverlening in het kader van de Erfgoedverordening zal de toets aan het stroomschema het uitgangspunt zijn voor de beoordeling. Vergunningverlening in het kader van de Erfgoedverordening is alleen aan de orde voor een gemeentelijk monument en een rijksmonument, niet voor archeologisch verwachtingsgebieden. Daarvoor geldt een verbodsregeling zonder de mogelijkheid van ontheffing.
Het toepassen van een grotere 'vrijstellingsdiepte' is in sommige gebieden denkbaar. Voor een weloverwogen afweging hierover beschikt de gemeente over een 'Vrijstellingenkaart Archeologie'. Hierop is aangegeven of en tot op welke diepte werkzaamheden op of in een terrein kunnen worden vrijgesteld van het opstellen van een archeologisch onderzoek(srapport). De vrijstellingenkaart wordt in bestemmingsplannen gekoppeld aan archeologische dubbelbestemmingen. De 'Vrijstellingenkaart Archeologie' is geen statisch document, maar wordt op basis van nieuwe informatie om de paar jaar geactualiseerd. Op 14 november 2017 is de 'Vrijstellingenkaart Archeologie 2017' gepresenteerd.
Het archeologiebeleid is inmiddels in alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen verwerkt, zo ook in de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever. In de plannen en verordeningen is, voor zover dat op grond van dat beleid nodig is, een regeling ter bescherming van mogelijk aanwezige verwachtingswaarden opgenomen waaraan een nieuwe bouwactiviteit met bodemverstorende werkzaamheden moeten worden getoetst.
Onderzoek
In de bestemmingsplannen wordt doorgaans een diepte van ten hoogste 0,5 meter beneden het maaiveld gehanteerd waarvoor het verlenen van een omgevingsvergunning (voor het bouwen en voor grond- en sloopwerkzaamheden) vrijgesteld is van het opstellen van een onderzoek(srapport).
Hierna wordt beoordeeld of in het bestemmingsplan een regeling (onderzoeksplicht en vergunningstelsel) moet worden opgenomen die eventuele archeologische waarden planologisch beschermt.
AMK en IKAW
Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) geen terreinen met een vastgestelde archeologische waarde.
Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is het plangebied gelegen in een zone die wordt gekenmerkt door een lage en zeer lage archeologische trefkans op het aantreffen van archeologische waarden.
In Archis 3.0, de nationale database voor vindplaatsen in Nederland, worden binnen het plangebied geen waarnemingen vermeld. In de ruimere omgeving zijn wel enkele vindplaatsen bekend. Het gaat om vindplaatsen die binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied gelegen zijn. Er zijn in Archis 3.0 twee waarnemingen gedaan, zie Tabel nummers 3234024100 en 3206793100. Deze resten leiden niet tot nieuwe vindplaatsen en hebben geen betrekking op het plangebied.
Binnen het plangebied heeft nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Er heeft in het (recent) verleden veel archeologisch onderzoek plaatsgevonden in de wijdere omgeving van het plangebied met name ten behoeve van de aanleg van de Nieuwe Sluis. Het onderzoek heeft nieuwe informatie over de Formatie van Koewacht opgeleverd en lagen die refereren aan de pleistocene Schelde. Deze hebben vooralsnog geen relatie tot het plangebied. In het Zeeuws Archeologisch Depot te Middelburg zijn geen aanvullende archeologische gegevens bekend.
Figuur 4.6 Kaart met daarop alle archeologische onderzoeken in donkergeel weergegeven. Het plangebied is in zwart aangegeven (bron: Archis 3.0 8 februari 2019)
In de onderstaande tabel is een overzicht met alle onderzoeken en vindplaatsen uit de omgeving weergegeven:
Archisnummer | Project | Uitvoerend bedrijf | Type onderzoek |
4568760100 | Gemeente Terneuzen Vrijstellingenkaart 2017 | Edufact 2017 | Bureauonderzoek/ Beleidsnota |
2434360100 | Gemeente Terneuzen Vrijstellingenkaart 2014 | SCEZ 2014 | Bureauonderzoek/ Beleidsnota |
2439204100 | Gemeente Terneuzen Kennisplan Buitengebied | Artefact 2014 | Bureauonderzoek/ Beleidsnota |
4005963100 | Artefact Kennedylaan 2016 | Artefact 2016 | Bureauonderzoek met boringen |
2453509100 | Terneuzen Nieuwe Sluis | Artefact 2014 | Bureauonderzoek |
2434596100 | Terneuzen Nieuwe Sluis | Particulier 2014 | Archeologische Begeleiding |
2445571100 | Kanaaloevers Gent-Terneuzen | ADC Archeoprojecten 2014 | Bureauonderzoek met boringen |
4013414100 | Terneuzen Nieuwe Sluis | ADC Archeoprojecten 2016 | Bureauonderzoek met boringen |
2414256100 | Terneuzen Nieuwe Sluis | BAAC 2013 | Bureauonderzoek |
4610093100 | Vlooswijkstraat 59 | Aeres Milieu 2018 | Bureauonderzoek met boringen |
3234024100 | Archeologische waarnemingen. Restanten van een stenen beer uit vermoedelijk de 19de eeuw in grote bouwput i.v.m. aanleg riool. De muur was nog 18.5 lang aanwezig en kon grotendeels behouden blijven. | ||
3206793100 | Archeologische waarnemingen door de SCEZ bij de sloop van de panden Vlooswijkstraat 9 en 11 in de binnenstad van Terneuzen. De waarnemingen waren erop gericht om te kijken of de bodem onder de vloeren van de panden louter uit een verwachte grachtbodem van de vestingwerken uit de Nieuwe tijd zou bestaan, of dat er eventueel nog andere sporen te voorschijn zouden komen. Onder de betonnen vloeren waren nog enkele waterkelders en een regenbak aanwezig met een diepte van circa twee meter. Beide kelders dateerden op grond van hun uiterlijke kenmerken uit de 20e eeuw. Verder was er nog een kleine gemetselde put aanwezig, die vermoedelijk een welputje is geweest en iets ouder kan zijn. Onder de vloeren bestond de bodem uit een laagje opgebracht zand van 20 cm. en vervolgens uit een dik, homogeen en vettig blauwgrijs kleipakket met daarin hier en daar humeuze vegen. Dit pakket kan als grachtvulling worden geïnterpreteerd. |
Tabel 4.5 Overzicht uitgevoerde onderzoeken Archis 3.0
Op basis van bovenstaande gegevens kan niet worden herleid dat zich binnen het plangebied archeologische vindplaatsen bevinden. Het plangebied zelf maakt wel onderdeel uit van de in 1830 aangelegde vestingwerken van Terneuzen (zie figuur 4.2). In de ondergrond kunnen resten van deze fortificatie nog aanwezig zijn, zoals ondoordringbaar puin.
Geologische kaart Van Rummelen
Aan de hand van de geologische kaart kan nagegaan worden welke geologische, voor de archeologie relevante, bodemlagen aanwezig zijn.
- Pleistoceen: vanaf de Steentijd;
- Hollandveen: vanaf de IJzertijd en Romeinse tijd;
- Duinkerke II, inclusief ‘oudere afzettingen van Duinkerke’: vanaf de Middeleeuwen;
- Duinkerke III; vanaf de Nieuwe Tijd.
In de gemeente Terneuzen kunnen archeologische resten in de bodem voorkomen tot in de Pleistocene afzettingen.
Op de geologische kaart (zie figuur 4.7) blijkt dat voor het landgedeelte in het plangebied rekening moet worden gehouden met de afzettingen F0.3b 'Afzetting van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke (kreekafzettingen DIIIb op kreekafzettingen DII) op Hollandveen. Bovenste 0 tot 5 meter beneden het maaiveld (-mv) zou bestaan uit klei met (bijmenging) van zand of zandige klei of kleiig fijn zand. Het Hollandveen zou op een diepte van 5 tot 6 meter -mv moeten liggen. Onder het Hollandveen bevindt zich het pleistocene dekzand. Uit onderzoeken voor de Sluiskiltunnel en de Nieuwe Sluis Terneuzen is gebleken dat ook in deze lagen archeologische resten (uit de steentijd) voorkomen. Het open water is niet gekarteerd.
Figuur 4.7 Geologische kaart Van Rummelen met plangebied in blauw globaal aangeduid
Uit het bodemonderzoek is gebleken dat in 3 boorstaten veen is aangetroffen. De diepte van het veen ligt niet op 5 of 6 meter -mv maar op 90-130 cm (boorstaat 204), op 190-200 cm (boorstaat 103) en op 200-230 cm (boorstaat 111). Onder het veen van boorstaat 204 bevindt zich klei. De andere 2 boorstaten geven geen duidelijkheid wat er onder het veen aanwezig is. Duidelijk is wel dat eventueel pleistoceen zand op een diepte ligt van meer dan 2 meter.
Op basis van het eerdere vermelde stroomschema geldt voor de afzetting Duinkerke III geen onderzoeksplicht. Voor Duinkerke II wel, namelijk vanaf een te verstoren oppervlakte van 500 m2 of meer. Voor het Hollandveen en voor het pleistoceen zand dat dieper ligt dan 2 meter -mv geldt een onderzoeksverplichting pas vanaf een oppervlakte van 1.000 m2.
In 2015 is een gedeelte van het gebied, namelijk perceel K 956 (zie figuur 4.8) gesaneerd en opgehoogd met schone grond (zie ook het bodemonderzoek).
Figuur 4.8 Kadastraal perceel K 956 dat is gesaneerd en opgehoogd
Voor de geologische laag F0.3b kreekafzettingen DIIIb op kreekafzettingen DII zouden volgens het gemeentelijke beleid in de ruimtelijke plannen moeten worden voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 3'. In gebieden met een 'Waarde - Archeologie 2' geldt een onderzoeksplicht bij een te verstoren oppervlak > 500 m2 en voor gebieden met een 'Waarde - Archeologie 3' geldt een onderzoeksplicht bij een te verstoren oppervlak > 1.000 m2. In beide gevallen gaat het om verstoringen die dieper reiken dan 0,5 meter onder maaiveld. Omdat niet kan worden uitgesloten dat (een deel van) het zand boven het Hollandveen behoort tot een kreekafzetting Duinkerke II, zou voor de bovenste 1,3 tot 2 m -mv kunnen worden uitgegaan van een 'Waarde - Archeologie 2'. Hiermee wordt ook aangesloten bij de regeling in de beheersverordening voor de Oostelijke Kanaaloever.
In 2017 heeft de gemeente Terneuzen de geactualiseerde vrijstellingenkaart Archeologie vastgesteld met daarop aangegeven in welke zones binnen de gemeente Terneuzen een vrijstelling geldt van 0,50 meter (conform gemeentelijk archeologiebeleid) en in welke zones een ruimere vrijstelling in de diepte geldt. Binnen het plangebied komt een grote zone voor waar 'Waarde-Archeologie 2' geldt en waar op de vrijstellingenkaart 2017 meerdere vrijstellingen in de diepte gelden. In het plangebied geldt de standaard 0,50 meter -mv (rode zone).
Figuur 4.9 Uitsnede 'Vrijstellingenkaart Archeologie 2017'
Omdat in voorliggend bestemmingsplan een archeologische bestemming wordt opgenomen, wordt het
onderzoek, doorgeschoven naar de omgevingsvergunningaanvraag.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg. In het bestemmingsplan wordt wel een regeling opgenomen die eventuele archeologische waarden planologisch beschermt. In lijn met het beleid wordt dit dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Voor het gehele plangebied wordt een koppeling gelegd met de in 2017 geactualiseerde 'Vrijstellingenkaart Terneuzen 2017 (zie bijlage 2). Op grond van deze kaart geldt voor deze bestemming een vrijstellingsdiepte van 0,5 meter -mv.
4.4 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek en conclusie
In 2015 zijn bodemsaneringswerkzaamheden uitgevoerd om een sterke verontreiniging met minerale olie en zink te verwijderen en te komen tot het niveau van bodemfunctieklasse 'wonen' voor de bovengrond en 'industrie' voor ondergrond. Dit om de locatie geschikt te maken voor het op dat moment geplande kantoorgebouw met parkeervoorziening (zie bijlage 3).
Na uitvoering van de bodemsanering is ten behoeve van de verkoop van een deel van de gronden in 2016 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Doel van dit onderzoek was tweeledig: een eindverificatie van de uitgevoerde bodemsanering en het bepalen van de huidige milieuhygiënische bodemkwaliteit.
Uit dit bodemonderzoek volgt dat er lichte verontreinigingen in de grond en grondwater aanwezig zijn. De bodem (onder- en bovengrond) is ingedeeld in de kwaliteitsklasse industrie/vrij toepasbaar. De aangetoonde verontreinigingen geven geen aanleiding voor een nader bodemonderzoek en zijn dermate gering dat deze geen belemmering vormt voor eventuele bebouwing en/of andere activiteiten.
Indien grond ten behoeve van bouwwerkzaamheden en/of andere activiteiten wordt ontgraven en afgevoerd, kan het mogelijk worden geacht dat de vrijkomende grond gekeurd en getoetst dient te worden aan het Besluit bodemkwaliteit. Dit kan middels een partijkeuring conform de AP04.
4.5 Water
Toetsingskader
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen en het beheergebied van Rijkswaterstaat.
Onderzoek
Bij het Waterschap Scheldestromen wordt gebruik gemaakt van een aanmeldformulier watertoets. Het ingevulde formulier is opgenomen in bijlage 5 . Uit de watertoets komt naar voren dat een klein deel van de bebouwing is gelegen binnen de beschermingszone van een regionale waterkering van Rijkswaterstaat. Hiervoor wordt een aanvraag voor een watervergunning ingediend. Extra verharding wordt planologisch niet mogelijk gemaakt. Compensatie is daarmee niet aan de orde. De nieuwbouw wordt daarnaast aangesloten op het gemeentelijk gescheiden rioolstelsel.
Conclusie
Het planvoornemen heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
4.6 Geluid
4.6.1 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dient voor nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, aannemelijk gemaakt te worden dat voldaan wordt aan de wettelijke geluidnormen indien deze zijn gelegen binnen de wettelijke geluidzone van gezoneerde wegen. Wegen zijn gezoneerd indien hier een maximum snelheid geldt van 50 km/uur of hoger. De breedte van de geluidzone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging.
Indien gelegen binnen de geluidzone van een weg dient in principe voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Onderhavig plan kent een ligging binnen de bebouwde kom. De maximale ontheffingswaarde bedraagt 63 dB.
Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn.
Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB geldt hierbij als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde van 63 dB volgens de Wgh als maximaal aanvaardbare waarde.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling maakt geluidgevoelige functies mogelijk welke aan de normen van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen te worden getoetst indien gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. Het plangebied is gelegen in de geluidzone van de Kennedylaan, Beurtvaartkade, Schependijk, Verlengde van Steenbergenlaan, Beneluxweg, Binnenvaartweg en Stationsweg. Akoestisch onderzoek is daarom uitgevoerd. De resultaten zijn bijgevoegd in bijlage 6.
Uit het onderzoek blijkt dat de maximale geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Beurtvaartkade 51 dB bedraagt op de woonlagen tot 25 meter hoogte. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. De maximale geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Kennedylaan bedraagt ook 50 dB. De overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vindt plaats de vanaf de onderste woonlaag tot en met de zestiende woonlaag. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Maatregelen
Maatregelen aan de bron zijn mogelijk ter hoogte van de Beurtvaartkade. Door het instellen van een 30 km/uur regime kan de geluidbelasting verlaagd worden tot maximaal 47 dB (inclusief aftrek 5 dB). De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt dan niet meer overschreden. Deze maatregel zal dan ook genomen worden.
Maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied zijn bij de Kennedylaan niet mogelijk. De functie als ontsluitingsweg met een snelheidsregime van 50 km/uur moet ten behoeve van een goede bereikbaarheid worden behouden. Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidafschermende voorzieningen zijn bijvoorbeeld een scherm of wal. Dergelijke geluidafschermende voorzieningen zijn vanwege de hoogte van de woontoren niet toepasbaar. Het reducerende effect zal zeer gering zijn omdat de woonlagen pas op circa 11,5 meter beginnen. Maatregelen door middel van het vergroten van de afstand is niet wenselijk, omdat de ruimte op het perceel niet groot genoeg is en de Beurtvaartkade en de Kennedylaan zich aan weerszijden van de woontoren bevinden.
Geconcludeerd kan worden dat maatregelen om de geluidbelasting vanwege de Kennedylaan te reduceren redelijkerwijs niet mogelijk en/of gewenst zijn vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of vervoerskundige aard. Aangezien de uiterste grenswaarde van 63 dB ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat aanvraag van een hogere grenswaarde noodzakelijk is.
4.6.2 Spoorweglawaai
Toetsingskader
De zonebreedte van spoorwegen is afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde Geluidproductieplafond (GPP) en wordt gemeten uit de kant van de buitenste spoorstaaf. Meest nabijgelegen spoorlijn is de spoorlijn tussen Terneuzen en Sas van Gent (goederenspoor). Indien nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van een spoorweg worden gerealiseerd, dient onderzoek plaats te vinden naar de geluidbelasting vanwege deze spoorweg. Voor nieuwe woningen bedraagt de voorkeursgrenswaarde van een spoorlijn 55 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. De maximale ontheffingswaarde mag daarbij niet worden overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 68 dB.
Onderzoek
Voor het meest nabijgelegen spoortraject tussen Terneuzen en Sas van Gent (goederenspoor), geldt op basis van de vastgestelde GPP's een geluidzone van 100 meter. Het plangebied ligt op grotere afstand van het spoor, waardoor akoestisch onderzoek naar spoorweglawaai achterwege kan worden gelaten. Er zal ten aanzien van het spoor sprake zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat.
4.6.3 Industrielawaai
Toetsingskader
Geluidzone industrielawaai
Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. De bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - zijn nader genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidzone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai.
Aanpassing geluidzone industrielawaai
Op grond van de Wet geluidhinder kan een geluidzone alleen worden aangepast door de vaststelling van een bestemmingsplan waarin de gewijzigde zone is opgenomen. Als gevolg van de zonewijziging mag geen gebied waar de geluidbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt buiten de zone komen te liggen. Tevens moeten daarbij de geldende grenswaarden bij woningen (en andere geluidgevoelige bestemmingen) in acht worden genomen.
Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies
Binnen de geluidzone zijn woonbestemmingen en andere geluidgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidzone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Op grond van de momenteel geldende Wet geluidhinder kan het bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.
Onderzoek en conclusie
Oostelijke Kanaaloever / Mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen
Het plangebied is onderdeel van het gezoneerd industrieterrein ‘Oostelijke Kanaaloever / Mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen’. Omdat in het plangebied geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, is het noodzaak het plangebied te onttrekken aan het gezoneerd industrieterrein. De woningen komen daarmee binnen de geluidzone van dit industrieterrein te liggen. Akoestisch onderzoek industrielawaai is om deze reden uitgevoerd. De resultaten zijn bijgevoegd in bijlage 6.
De maximale geluidbelasting ten gevolge van industrieterrein bedraagt 53 dB(A). De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) niet.
Maatregelen
De geluidbelasting is berekend op basis van de juridische geluidruimte voor de bedrijven op het industrieterrein. Het is niet mogelijk om de geluidemissie van het industrieterrein te reduceren zonder de rechten tot het emitteren van geluid van de bedrijven in te perken. Hierdoor is het in het kader van dit ruimtelijk plan niet mogelijk om maatregelen aan de bron te treffen. Vanwege de uitgestrektheid van het brongebied is het niet mogelijk om doelmatige afschermende maatregelen te treffen rond het industrieterrein. Vanwege de grote hoogte van de woontoren is het evenmin mogelijk om geluidschermen bij de woningen te plaatsen. Het treffen van overdrachtsmaatregelen is daarom tevens niet mogelijk.
Aangezien de uiterste grenswaarde van 55 dB(A) niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat aanvraag van een hogere grenswaarde noodzakelijk is.
Terneuzen-West / Logistiek Park
De noordoosthoek van het plangebied ligt tevens binnen de geluidzone van het industrieterrein ‘Terneuzen-West / Logistiek Park’. Omdat hier geen geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk.
Beide geluidzones zijn met een aanduiding opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'.
Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
De ontwikkeling bestaat uit zowel milieuhinderlijke als milieugevoelige functies. Er dient getoetst te worden of:
- de realisatie van gevoelige objecten (woningen) niet leidt tot beperkingen bij omliggende bedrijven;
- ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat,
- de realisatie van functies zoals een hotel, fitnesszaal, restaurant en kantoor niet leiden tot nadelige milieueffecten ter plaatse van de woningen.
Bestaande omliggende bedrijvigheid
Het plangebied wordt voornamelijk omgeven door havengerelateerde bedrijvigheid. Zo bevinden zich aan de westzijde van het plangebied, op het Schiereiland Schependijk, bedrijven die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van grondstoffen die per schip worden aangevoerd. Langs deze bedrijven liggen verschillende aanlegplaatsen voor vrachtschepen. Vanwege de havengerelateerde bedrijvigheid in de omgeving is sprake van gemengd gebied.
De gronden ter hoogte van het plangebied en in de directe omgeving mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik. De activiteiten ter plaatse mogen worden vervangen door activiteiten met een gelijkwaardige milieuhinder. In de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever is per besluitsubvak een milieucategorie toegekend. In onderstaande tabel zijn de milieucategorieën van de huidige aanwezige bedrijven opgenomen. Voor de bedrijven die op het gezoneerde industrieterrein liggen is tevens de milieucategorie zonder geluid aangegeven. Voor deze bedrijven geldt in principe geen richtafstand voor het aspect geluid waardoor de aan te houden richtafstand lager is.
Het Schiereiland Schependijk is onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan Nieuwe Sluis. De Schependijk 28 maakt geen onderdeel meer uit van het gezoneerde industrieterrein en daarom is rekening gehouden met het maatgevende aspect geluid. Ter plaatse geldt de milieucategorie 3.1.
Bedrijfsnaam | Adres | Milieu categorie | Maatgevend aspect | Milieu categorieZonder geluid | Richtafstand (m) t.o.v. rustige woonwijk | Richtafstand (m) t.o.v. gemengd gebied | Afstand tot planlocatie woningen en hotel (m) | |
TMS Terneuzen | Schependijk 28 | 3.1 | geluid | - | 50 | 30 | 85 | |
Action en overige detailhandel | Kennedylaan 5 | 2 | geluid | - | 0 | 0 | 90 | |
Spooremplacement Terneuzen | Stationsweg 66 | 4.2 | geluid en gevaar (zie paragraaf 4.9) | 4.2 | 300 | 200 | 110 | |
Dries Hamelink B.V. | Stationsweg 60 | 3.2* | geluid | 2 | 30 | 10 | 90 | |
Van Fraeijnhove scheepsinstallatie | Stationsweg 60a | 1 | geluid | 1 | 10 | 0 | 100 | |
LPG Tankstation Texaco | Kennedylaan 20 | 3.1 (<1.000 m3/jr) | gevaar (zie paragraaf 4.9) | - | 50 | 30 | 130 |
* In het kader van de ontwikkeling aan de Kennedylaan (BP Kennedylaan) is de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever ter plaatse van de bedrijfspercelen overeenkomstig de huidige bedrijfsvoering een milieucategorie 2 opgenomen (4 juni 2015) zodat in de toekomst geen ander bedrijf van milieucategorie 3.2 zich hier kan vestigen.
Tabel 4.6 Overzicht bedrijvigheid in omgeving en bijbehorende milieucategorie
Direct ten westen van de planlocatie was de jachtwerf Vermeulen gevestigd. Sinds 1 juli 2017 heeft dit bedrijf haar bedrijfsactiviteiten beëindigd vanwege onteigening voor de constructie van de nieuwe zeesluis. Met dit bedrijf hoeft derhalve geen rekening te worden gehouden.
Uit tabel 4.6 blijkt dat er kan worden voldaan aan de maximale richtafstanden ten opzichte van zowel een rustige woonwijk (worst-case) als gemengd gebied (voor bedrijven in op het gezoneerde terrein exclusief geluid). De bedrijven in de omgeving worden derhalve niet beperkt in hun bedrijfsvoering en ter plaatse van de woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Enkel voor het spoorwegemplacement kan niet worden voldaan aan de richtafstand voor gevaar Hier gelden echter de eisen uit het Bevi/Revi. Dit aspect (externe veiligheid) wordt daarom nader behandeld in paragraaf 4.9.
Bedrijven in het plangebied
De westelijke punt van het plangebied is in gebruik als binnenhaven van watersportvereniging Neusen. Een dergelijke functie kan vergeleken worden met een jachthaven waarvoor volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' milieucategorie 3.1 geldt met een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Het maatgevende aspect is geluid. De afstand tot het beoogde hotel met woningen bedraagt 0 meter. Aan de richtafstand wordt niet voldaan. Van de richtafstand kan gemotiveerd worden afgeweken. Om de volgende redenen zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat:
- Voor het aspect gevaar geldt voor een jachthaven een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De ligplaats is volgens de professionele risicokaart geen risicobron. Het aspect gevaar vormt geen belemmering.
- Voor de aspecten geur en stof geldt voor een jachthaven een richtafstand van 0 meter in gemengd. Beide aspecten vormen dan ook geen belemmering.
- De beperkte omvang van de binnenhaven. Naast circa 16 vaste ligplaatsen zijn hier ook nog enkele elementaire faciliteiten zoals toiletten, douches en een bootkraan aanwezig. Er maken slechts enkele passanten gebruik van deze binnenhaven. In principe wordt de binnenhaven gebruikt als winterstalling. In de zomer gaan de pleziervaartuigen naar hun zomerligplaats in het Zijkanaal of de buitenhaven. Ter plaatse is het mogelijk pleziervaartuigen af te meren, te onderhouden (alleen klein onderhoud), te repareren en af te spuiten. De aanwezige bootkraan wordt slechts incidenteel gebruikt om de vaartuigen in het voorjaar te water te laten en in de winter weer op de kant te halen. Tussentijds wordt de kraan niet of nauwelijks gebruikt. Voor al deze activiteiten heeft de watersportvereniging een melding Activiteitenbesluit gedaan waardoor zij verplicht zijn zich te houden aan de eisen voor het voorkomen (geluid)hinder op omliggende functies.
Langs de kade van het Zijkanaal A zijn aanlegplaatsen voor beroeps-, binnen-, en pleziervaart aanwezig. Tevens wordt het Zijkanaal A gebruikt voor riviercruises. Voor het aanmeren en overnachten is de kade vernieuwd en voorzien van walstroom. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten plaats en het aantal scheepvaartbewegingen is gering.
De jachthaven ligt binnen het plangebied en krijgt de bestemming 'Recreatie' bestemd voor een jacht- en passantenhaven voor pleziervaart met de daarbij behorende voorzieningen. Het Zijkanaal A krijgt de bestemming 'Water-Haven' bestemd voor verkeer te water en ligplaatsen voor de beroeps-, binnen- en pleziervaart en de daarbij behorende voorzieningen. Groot onderhoud en wonen in de vaartuigen is hier niet toegestaan. Klein onderhoud en de reparatie van vaartuigen wel.
De aanwezigheid van beroeps-, binnen- en pleziervaartuigen op korte afstand van de woningen past bij de nautische omgeving. Het geluid afkomstig van klapperend want en fluitende masten is specifiek geluid in nabijheid van een kanaal en jachthavens. Deze vorm van geluid is dan ook inherent aan het wonen op deze locaties.
Beoogde ontwikkeling
Op de begane grond wordt de entree naar de woningen en het hotel gerealiseerd. In de eerste drie bouwlagen zijn tevens functies als een fitnessruimte, restaurant, grote zaal, bar met lounge, kantoorruimte en opslagfuncties voorzien. Aan de westzijde van de toren komt op de begane grond een terras. Ten oosten en noorden de nieuwbouw worden parkeerplaatsen op maaiveld gerealiseerd.
De onderste drie bouwlagen worden ingericht ten behoeve van het hotel met bijbehorende functies. De bovenste 20 lagen van het bouwvolume bestaat uit de toren die wordt ingevuld met appartementen van verschillende omvang voor verschillende doelgroepen.
De fitnessruimte, het kantoor en het restaurant maken onderdeel uit van de voorzieningen van het hotel. De functies zijn weinig milieubelastend en zijn hierdoor direct onder of naast woningen toelaatbaar. Voor een restaurant en hotel gelden namelijk een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Voor een fitnessruimte geldt een richtafstand van 10 meter. Tussen de fitnessruimte zal een laag met hotelkamers zitten. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden.
Van belang is dat er tijdens de nadere invulling van het terrein rekening gehouden wordt met de te woningen zodat overlast van parkeerbewegingen, geur (restaurant), technische (koel)installaties, (stinkende) containers, en/of laad- en losactiviteiten geminimaliseerd wordt. Omdat de woningen zich op een minimale hoogte van 12 meter bevinden, wordt hier geen onaanvaardbare hinder verwacht.
In de directe omgeving van de planlocatie zijn 54 woningen aanwezig aan de andere zijde van het Zijkanaal A in 'De Sluiswachter'. Deze liggen op ruime afstand. De omliggende woningen zullen daarom eveneens geen hinder ondervinden van de nieuwe functies behorend bij het hotel.
Conclusie
Voor milieuhinder van bedrijven in de omgeving wordt voldaan aan de richtafstanden, voor de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook is daarmee onderbouwd dat bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun functioneren worden belemmerd. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.8 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de onderstaande weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.7 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek en conclusie
De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling bedraagt 635,3 mvt/etmaal op een middelde weekdag (zie paragraaf 4.2). Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 0,45 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,10 µg/m³. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Figuur 4.10 Resultaten NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Guido Gezellestraat, ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2017; 21,2 µg/m³ voor NO2, 18,6 µg/m³ voor PM10 en 10 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
In de directe omgeving van het plangebied zijn meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig zoals het tankstation Texaco aan de Kennedylaan (opslag en verkoop LPG). Ook vindt er vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde, door het Kanaal Gent-Terneuzen, door buisleidingen en over de weg. De beoogde ontwikkeling betreft een kwetsbaar object conform de wetgeving op het gebied van externe veiligheid. Vanwege de toevoeging van personen is een onderzoek externe veiligheid naar al deze risicobronnen uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 7. Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van de planvorming zoals bekend ten tijde van het opstellen van het concept-ontwerpbestemmingsplan. Het aantal woningen en hotelkamers is (planologisch gezien) toegenomen. De woontoren is verlaagd in hoogte.
Uit dit onderzoek komt het volgende:
- De beoogde bebouwing in het plangebied bevindt zich niet in een PR10-6 risicocontour van een risicobron.
- Het plangebied ligt in het invloedsgebied van het groepsrisico van LPG-tankstation Texaco, het spoor (traject Sluiskil –Dow Chemical), zeevaartroutes (Kanaal Gent – Terneuzen en Westerschelde), spooremplacement Stationsweg 66, Katoennatie en DOW Benelux. Uit de onderbouwing in het onderzoek blijkt dat enkel het groepsrisico van het LPG-tankstation een aandachtspunt is. Daarom is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico van het LPG-tankstation toeneemt van 13% van de oriëntatiewaarde naar 19% van de oriëntatiewaarde. Het maximum slachtofferaantal neemt toe van 150 naar 400 slachtoffers. Het groepsrisico neemt met meer dan 10% toe, echter wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden.
Verantwoording groepsrisico
Vanwege de ligging in het invloedsgebied van het groepsrisico van de hiervoor beschreven risicobronnen is in principe een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. In deze verantwoording dienen de aspecten ruimtelijke inrichting, zelfredzaamheid, hulpverlening/rampbestrijding en organisatorische mogelijkheden beschreven te worden. In het onderzoek naar externe veiligheid zijn reeds diverse aanbevelingen beschreven.
Maatregelen
Na uitvoering van de QRA heeft het college van burgemeester en wethouders op 12 maart 2019 besloten in te stemmen met het beëindigen/opzeggen van de huurovereenkomst voor het gebruik van het vulpunt en het reservoir. De opzegtermijn is 6 maanden. Het vulpunt en de tank moeten weg zijn per 1 oktober 2019. Als reactie op deze brief is op 21 juni 2019 een verzoek ingediend tot het intrekken van de vergunning voor de aflevering van LPG bij het tankstation. Dit verzoek is door het college van burgemeester en wethouders bevestigd. Hiermee is ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan voldoende aannemelijk dat de risicobron is weggenomen voor realisatie van de woningen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.10 Ecologie
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In de provincie Zeeland heten deze gebieden dan ook NNZ (Natuurnetwerk Zeeland). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.11). Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, ligt op een afstand van circa 620 meter. Het dichtstbijzijnde NNZ-gebied ligt op gelijke afstand (figuur 4.12).
Figuur 4.11 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebied
Figuur 4.12 Ligging plangebied in rood t.o.v. Natuurnetwerk Zeeland (Bron: provincie Zeeland)
Het plangebied ligt niet in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen daarom worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen ook effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten.
Met de uitspraak van de Raad van State is het Programma Aanpak Stikstof komen te vervallen. Ieder plan en project zal daarom moeten aantonen dat er geen sprake is van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en habitattypen uit de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige delen in de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden. Zoals aangegeven ligt het plangebied op circa 620 meter van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Binnen dit Natura 2000-gebied zijn enkele stikstofgevoelige habitattypen aanwezig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattype zijn de zogenaamde Slijkgrasvelden richting Hoofdplaat. Deze Slijkgrasvelden zijn hier echter niet overbelast. De huidige achtergronddepositie op deze locatie is 854,01 mol/ha/jr. De kritische depositiewaarde van dit habitattype Slijkgrasvelden is 1643 mol/ha/jr. Deze kritische depositiewaarde is hier dus nog lang niet bereikt. De afstand van het plangebied tot deze Slijkgrasvelden is daarnaast meer dan 6 kilometer, waarbij het verkeer vanuit het beoogde plan tevens deels afwikkelt richting het zuiden over de Kennedylaan (en daarmee van de stikstofgevoelige habitattypen af). Ook bij de diverse stikstofgevoelige gebieden bij Ellewoutsdijk is de achtergrondwaarde ruim lager dan de kritische depositiewaarde. De ontwikkeling leidt daarmee niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Soortenbescherming
Er is op dit moment hoofdzakelijk sprake van een braakliggend terrein bestaande uit verruigd grasland zonder opgaande vegetatie. In het zuidwesten van het plangebied bevinden zich enkele bomen die mogelijk gerooid moeten worden ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling. De bomen aan de onderkant van de Schependijk blijven gehandhaafd. Ook de kade en de watergang blijven gehandhaafd in hun huidige staat.
De aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten is onderzocht door middel van een ecologische quickscan (zie bijlage 10). Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied geschikt habitat is voor verschillende soorten en dat door de planontwikkeling mogelijk verstoring kan ontstaan. Voor aanvang en tijdens werkzaamheden dient er rekening te worden gehouden met broedende vogels. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of wanneer er geen broedgeval aanwezig is. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming). Voorafgaand aan de ontwikkeling dient het aangetroffen eksternest verwijderd te worden om te voorkomen dat het hergebruikt wordt door een jaarrond beschermde vogelsoort. Het plangebied kan gebruikt worden door in de omgeving verblijvende vleermuizen om te foerageren. De plannen zullen echter geen aantasting van belangrijk foerageerhabitat vormen. De rij met jonge bomen in de berm langs de Schependijk kan in potentie dienen als een vliegroute voor vleermuizen tussen hun verblijfplaats en geschikt foerageerhabitat. Omdat deze bomenrij niet verwijderd wordt, zijn er geen effecten te verwachten.
Uiteraard geldt ook de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
4.11 Leidingen En Kabels
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.12 Windhinder
Toetsingskader
In Nederland bestaat geen wetgeving waarin is vastgelegd dat aspecten zoals windhinder beoordeeld dienen te worden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. De grondslag voor de beoordeling van dit aspect zit in artikel 3.1 Wro, de zorg voor een goede ruimtelijke ordening. Sinds maart 2006 bestaat er in Nederland de NEN 8100, die eisen voor de overschrijdingskans van windhinder en windgevaar voor voetgangers en eisen aan het onderzoek naar windhinder en windgevaar stelt.
Onderzoek en conclusie
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan naar windhinder uitgevoerd. De resultaten zijn bijgevoegd in bijlage 8. Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van de planvorming zoals bekend ten tijde van het opstellen van het concept-ontwerpbestemmingsplan. Het aantal woningen en hotelkamers is (planologisch gezien) toegenomen. De woontoren is verlaagd in hoogte.
Uit dit onderzoek blijkt dat met de voorgenomen plannen er een grote kans op windhinder is. Dit komt met name door de hoogte van de beoogde woontoren. Naar aanleiding van de quickscan windhinder heeft er een aanpassing plaats gevonden in het ontwerp van het beoogde gebouw. De woontoren is verschoven ten opzichte van de plint om ter plaatse van het beoogde terras te voorzien in een windklimaat passend bij het beoogde gebruik (zitten).
Nader onderzoek is noodzakelijk en zal worden uitgevoerd bij de voorbereiding van de omgevingsvergunning. In de regels van het bestemmingsplan is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 15.3.
Met de quickscan windhinder is niet in beeld gebracht wat de effecten van de realisatie van de beoogde nieuwbouw zijn op de wijdere omgeving. Het effect van de beoogde nieuwbouw op de omgeving is in onderstaande figuur gevisualiseerd.
Figuur 4.13 Simulatie windhinder omgeving
4.13 Bezonning En Schaduwwerking
Er zijn in Nederland geen vaste normen voor bezonning die door wet- en regelgeving worden aangestuurd. Om conclusies aan de bezonningsstudie te verbinden, wordt meestal aan de TNO normen gerefereerd. Om inzicht te krijgen in eventuele schaduwwerking als gevolg van het bouwplan zijn de volgende dagen in het jaar volgens TNO-normen representatief:
- 19 februari en 21 oktober;
- 21 juni, doorgaans de langste dag van het jaar;
- 21 april en 21 september.
Voor de toetsing van de schaduwwerking worden doorgaans twee normen gebruikt, een lichte en een strenge norm. Bij de lichte norm moet een gebouw in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober minimaal twee uren per etmaal zonlicht kunnen krijgen. De twee uren hoeven niet aaneensluitend te zijn. Er wordt op een hoogte van 75 centimeter boven de vloer van de verdieping van de woonkamer gemeten ter plaatse van het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam. Bij de strenge norm wordt in de periode tussen 21 januari tot en met 22 november gekeken. Daarbij worden drie uren per dag als minimum gehanteerd. Deze uren dienen aansluitend te zijn.
Op basis van het toekomstige bouwplan is een bezonningsstudie uitgevoerd. De meest relevante afbeeldingen uit de bezonningsstudies zijn opgenomen in bijlage 9.
Uit de studie blijkt dat de toekomstige bebouwing in het voor- en najaar en de zomer in de vroege ochtenduren zorgt voor schaduw op het omliggende gebied aan de overzijde van de Schependijk. Voor het gebouw 'De Sluiswachter', aan de overzijde van het Zijkanaal A, is op 19 februari, op 21 september en op 21 oktober geen sprake van extra schaduwwerking als gevolg van het planvoornemen. Op 21 april is er tussen 18.00 uur en 20.00 uur sprake van extra schaduwwerking op het noordelijk deel van het gebouw. Vanaf 20.00 uur is het donker. Op 21 juni is er vanaf 17.30 uur extra schaduw op een deel van het gebouw. De schaduw verplaatst zich over het gebouw tot circa 21.30 uur. Vergeleken met een toren van 50 meter hoog geldt dat er op 21 juni vanaf 18.00 uur schaduwwerking optreedt en deze schaduwwerking beperkter is.
Uit de bezonningsstudie volgt dat er, ondanks de extra schaduwwerking alsnog ruim voldaan kan worden aan de strenge TNO normen.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling daarvan is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
- de bouw van één of meer woningen;
- de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² bvo of met één of meer woningen;
- de verbouwing van één of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bvo bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bvo.
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal en eventuele planschade zijn geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet noodzakelijk. Voor de aankoop, planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerpbestemmingsplan op 11 december 2018 toegezonden aan de diverse overleginstanties.
Provincie Zeeland
In een brief d.d. 10 januari 2019 heeft de provincie Zeeland meegedeeld dat het aantal woningen, die ten laste komen van de restcapaciteit, passen binnen de regionale woningmarktafspraken. Het aspect archeologie heeft geen aanleiding gegeven voor een aanvullend advies. Deze reactie wordt daarmee voor kennisgeving aangenomen.
Waterschap Scheldestromen
Het Waterschap Scheldestromen heeft bij brief d.d. 17 december 2018 meegedeeld dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft voor opmerkingen. In de waterparagraaf (paragraaf 4.5 en bijlage 4 van de plantoelichting) zijn de thema's uiteengezet, wat de consequenties zijn, en hoe daarmee omgegaan wordt. Deze reactie wordt daarmee voor kennisgeving aangenomen.
Rijkswaterstaat
In de brief van 11 januari 2019 vraagt Rijkswaterstaat aandacht voor zowel het effect van het bouwplan op de regionale waterkering als op de waterhuishouding.
Waterkering
Het plangebied ligt deels binnen de beschermingszone van de regionale waterkering. Het beoogde bouwplan ligt buiten de zonering. Gelet op de omvang van het gebouw wenst Rijkswaterstaat toch nader onderzoek/inzicht in het effect van het plan op de waterkering. Het gaat met name om de diepte van de fundering en het type fundering.
Reactie gemeente:
De diepte van de fundering is afhankelijk van de diepteligging en draagkracht van de vaste (zand) grondlaag. Op dit moment wordt uitgegaan van heipalen met een lengte van 20 meter. Een en ander moet echter nog verder uitgewerkt worden op basis van sondatieonderzoek en het definitieve bouwplan. Bovenstaande komt, zoals Rijkswaterstaat opmerkt, bij de benodigde watervergunning aan de orde.
Waterhuishouding
Door de aanzienlijke toename van het bebouwd oppervlak vraagt Rijkswaterstaat nader onderzoek naar de effecten op het grond- en oppervlaktewater.
Reactie gemeente:
Op dit punt wordt opgemerkt dat op grond van het huidige bestemmingsplan het terrein volledig verhard en nagenoeg volledig bebouwd mag worden. Bij een vergelijkbaar bouwplan ten behoeve van de geldende bestemming zou zondermeer een omgevingsvergunning moeten worden afgegeven. Het in beeld brengen van de gevraagde effecten op de waterhuishouding zou in dat geval niet aan de orde zijn c.q. komen.
Veiligheidsregio Zeeland
De Veiligheidsregio Zeeland heeft bij brief d.d. 12 december 2018 advies uitgebracht over het beoogde bouwplan. Het bouwplan wordt gerealiseerd binnen het invloedsgebied van een aantal risicobronnen. De risicobron met de meeste impact op het bouwplan is het naastgelegen vulpunt van het LPG-station Texaco Kennedylaan. Het advies van de Veiligheidsregio gaat hier uitgebreid op in. Op het moment van uitbrengen van het advies van de Veiligheidsregio was nog niet bekend dat de LPG verkooppunt per 1 oktober 2019 wordt gesaneerd. Met het vervallen van het LPG tankstation als risicobron ziet de veiligheidsregio de beoogde ontwikkeling niet meer als ongewenst. De effecten van de overige risicobronnen kunnen worden beperkt met vaak gebruikte, algemene maatregelen als het toepassen van uitschakelbare (mechanische) ventilatie. Deze aspecten komen aan de orde in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen'.
5.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 16 mei 2019 tot en met 26 juni 2019 ter inzage gelegen voor de vaststellingsprocedure (op grond van artikel 3.8, lid 1, Wet ruimtelijke ordening). Tijdens deze periode zijn 4 schriftelijke zienswijzen kenbaar gemaakt. Eén zienswijze is van Bewonerscommissie De Sluiswachter namens ondertekenaars. Dit betreft 21 adressen binnen het complex 'De Sluiswachter'. De zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien in bijlage 11.
5.2.3 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Vrijstellingskaart Terneuzen 2017
Bijlage 2 Vrijstellingskaart Terneuzen 2017
Bijlage 1 Besluit Vormvrije M.e.r.
Bijlage 1 Besluit vormvrije m.e.r.
Bijlage 2 Stroomschema Archeologie
Bijlage 2 Stroomschema Archeologie
Bijlage 3 Evaluatierapport Bodemsanering 2015
Bijlage 3 Evaluatierapport bodemsanering 2015
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek 2016
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek 2016
Bijlage 5 Aanmeldformulier Watertoets
Bijlage 5 Aanmeldformulier Watertoets
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek
Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 7 Onderzoek externe veiligheid
Bijlage 8 Quickscan Windhinder
Bijlage 8 Quickscan windhinder
Bijlage 9 Bezonningsstudie
Bijlage 10 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 10 Onderzoek flora en fauna
Bijlage 11 Antwoordnota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen
Bijlage 11 Antwoordnota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen