Axelse Vlakte
Beheersverordening - Gemeente Terneuzen
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 verordening
de beheersverordening Beheersverordening Axelse Vlakte overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BVAXVL-VG99 met bijbehorende bestanden.
1.2 beheersverordening
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.6 achtergevel
de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw.
1.7 achtergevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.
1.8 achtergevelrooilijn
denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 12 m achter de voorgevel.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en /of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. grondgebonden agrarisch bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruikgemaakt wordt van open grond, nader te onderscheiden in:
- 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;
- 5. paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en /of melkproductie, handel en /of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
- 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, nader te onderscheiden in:
- 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
- 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;
- c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen, al dan niet in gebouwen;
- d. overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.
1.10 agrarische deskundige
de agrarische adviescommissie van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen, op het gebied van land- en tuinbouw.
1.11 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
een bedrijf gerelateerd aan de agrarische sector, nader te onderscheiden in:
- a. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur (zoals loonbedrijven);
- b. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of –apparatuur (zoals landbouwmechanisatiebedrijven);
- c. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en / of het opslaan en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;
- d. hoveniersbedrijven.
1.12 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.14 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.17 beperkt kwetsbare objecten
- a. Verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden.
- b. Kantoorgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- c. Hotels en restaurants, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- d. Winkels, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- e. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen.
- f. Kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zijn niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- g. Bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- h. Objecten die met de onder a. tot en met e. en g. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
- i. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.18 bestaand
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- d. bestaande goot- of bouwhoogte: goot- of bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- e. onder bestemmingsplan en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt tevens verstaan voorgaande wet- en regelgeving die hiermee gelijk wordt gesteld.
1.19 besluit(sub)vlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 boerderij- en streekproducten
al dan niet bewerkte agrarische producten en overige producten afkomstig van het eigen bedrijf of van andere agrarische bedrijven in de streek alsmede exotische fruit- en groentensoorten.
1.22 boog- en gaaskassen
al dan niet verplaatsbare gebouwen, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.29 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.32 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.35 geluidszone - industrie
een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.36 gezoneerd industrieterrein
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.37 grenswaarde
grens, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.
1.38 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.39 kantoor
een gebouw waarvan ten minste 50% van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten.
1.40 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.41 kampeerseizoen
de periode van 1 maart tot en met 31 oktober.
1.42 kassen
een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.44 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.45 kwetsbare objecten
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder1.17 onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.46 mantelzorg
het langdurig en op vrijwillige basis bieden van zorg aan eenieder die door een zorgdeskundige aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten organisatorisch verband.
1.47 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.48 nevenactiviteit
niet - agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een agrarisch bouwvlak.
1.49 neventak
een agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf die wat productieomvang betreft ondergeschikt is aan de agrarische hoofdtak.
1.50 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.51 omgevingskwaliteit
kwaliteiten die van belang zijn voor een goede leefomgeving; bij de beoordeling van de omgevingskwaliteit worden ten minste de volgende aspecten in ogenschouw genomen: luchtkwaliteit, geur, geluid, lichtvervuiling, bereikbaarheid en veiligheid, bodem- en waterkwaliteit (waterbodems en grondwater daaronder begrepen), waterkwantiteit, ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.
1.52 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.53 peil
- a. De kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt.
- b. Bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water.
- c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.54 permanente standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.
1.55 reëel agrarische bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
1.56 risicovolle inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.57 seizoensgebonden standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het kampeerseizoen.
1.58 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.59 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.60 standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.61 teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en / of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en / of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in:
- a. boog- en gaaskassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
- b. afdekfolie: folie die op de bodem wordt aangebracht;
- c. containervelden: al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten;
- d. overkappingconstructies: bouwwerken zonder wanden, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, zoals hagelnetten;
- e. stellingen: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld;
waarbij geldt dat sprake kan zijn van:
- f. lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst zoals afdekfolies, acryldoek en tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1.50 m;
- g. permanente voorzieningen: voorzieningen die langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst zoals containervelden, boog- en gaaskassen, stellingen en regenkappen.
1.62 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en kampeermiddelen zijnde.
1.63 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
1.64 voorerf
gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn.
1.65 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.66 voorgevellijn
denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.
1.67 voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf
voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, geoogste producten, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voerdersilo's, sleufsilo's, mestzakken, watertanks en CO2 - opslagtanks;
- b. voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, zoals mestzakken, drijvende afdekkingen of foliebassins maar geen verhardingen.
1.68 vrij kamperen
vorm van kamperen met tenten, waarbij behalve een waterkraan of pomp geen voorzieningen op het terrein aanwezig zijn.
1.69 weidegang
gedurende een substantieel gedeelte van het jaar, nagenoeg dagelijks buiten laten lopen van dieren, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten verzameld wordt en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.
1.70 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.71 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.72 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
1.73 zorgdeskundige
een als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen op het gebied van zorg en indicatiestelling.
1.74 zijerf
gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn.
1.75 zijgevel
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
1.76 zijgevellijn
(denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelsgrens.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
tussen de bovenkant van de goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil, ervan uitgaande dat de dakhelling niet groter is dan 60 graden; indien de dakhelling meer dan 60 graden bedraagt, mag de maximale bouwhoogte van een gebouw de goothoogte niet overschrijden; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
2.5 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (rotor)as van de windturbine.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Agrarisch' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
3.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
3.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
3.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
3.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Bedrijventerrein' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
4.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
4.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
4.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
4.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
Artikel 5 Bedrijventerrein - Haven - A
5.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Bedrijventerrein - Haven - A' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
5.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
5.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
5.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
5.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
5.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
Artikel 6 Bedrijventerrein - Haven - B
6.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Bedrijventerrein - Haven - B' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
6.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
6.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
6.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
6.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
Artikel 7 Groen
7.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Groen' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
7.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
7.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
7.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
n.v.t.
7.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
n.v.t.
Artikel 8 Leiding
8.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Leiding' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
8.2 Aanvullingen ten aanzien van het GEBRUIK
8.3 Aanvullingen ten aanzien van het BOUWEN
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Verkeer' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
9.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
9.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
9.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
n.v.t.
9.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
n.v.t.
Artikel 10 Water
10.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Water' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
10.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
10.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
10.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
n.v.t.
10.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
n.v.t.
Artikel 11 Water - Haven
11.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Water - Haven' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
11.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
11.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
11.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
n.v.t.
11.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
n.v.t.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het besluitvlak 'Waterstaat - Waterkering' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
12.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
12.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
12.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK
n.v.t.
12.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
Artikel 13 Waarde - Archeologie
13.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. De in het besluitvlak Waarde - Archeologie gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.
- b. Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
13.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
13.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN
In aanvulling op het bepaalde in lid 13.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende bepalingen gelden.
13.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 14 Waarde - Beschermde Dijken
14.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. De in het besluitvlak Waarde - Beschermde Dijken gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.
- b. Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
14.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK
In aanvulling op het bepaalde in lid 14.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor:
- a. de waterkering;
- b. beplantingen;
- c. fiets- en voetpaden ;
- d. overige voorzieningen;
- e. behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden.
14.3 Aanvullingen ten aanzien van het BOUWEN
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Overschrijding regels voor het bouwen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.
- b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt.
- c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen;
- c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
18.1 Geluidzone Industrie
18.2 Vrijwaringszone - Dijk
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Beheersverordening Axelse Vlakte.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualiseringsoperatie Bestemmingsplannen
De gemeente Terneuzen is bezig met het actualiseren van de geldende bestemmingsplannen voor onder meer de kernen, buitengebieden en bedrijventerreinen. Deze actualiseringsopgave heeft tot doel:
- het creëren van samenhang en afstemming van regelingen voor gelijksoortige gebieden;
- het afstemmen van regelingen op actueel beleid, wet- en regelgeving;
- het streven naar rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen;
- het reduceren van het aantal verschillende plangebieden;
- het vervangen van (in ieder geval) bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar.
Actualisatie van de regeling kan plaatsvinden via een nieuw bestemmingsplan of door een beheersverordening. Voor de Beheersverordening Axelse Vlakte is gekozen voor het instrument beheersverordening. In Hoofdstuk 3 is de onderbouwing van de keuze voor de beheersverordening beschreven.
1.2 Verordeningsgebied
De Beheersverordening Axelse Vlakte ligt ten zuiden van Sluiskil en Industriegebied Koegorspolder. Op enige afstand (circa 1,5 km ten oosten van de Axelse Vlakte) ligt de kern Axel.
- Het verordeningsgebied omvat:
- 1. het Kanaaleiland (gesitueerd tussen zijkanaal D, zijkanaal B en kanaal Gent - Terneuzen);
- 2. het kanaal Gent-Terneuzen, de zijkanalen B, C en D en de Autrichehaven;
- 3. Axelse Sassing;
- 4. Axelse Vlakte;
- 5. Dekkerspolder;
- 6. delen van gronden in de Oude Papeschorpolder;
- 7. delen van gronden in de Zevenaarpolder.
- De begrenzing loopt als volgt:
- 1. aan de westzijde via de N252 en Kanaalzicht;
- 2. aan de noordzijde via het zijkanaal C, het zijkanaal Axelse Sassing en rondom delen van de Zevenaarpolder naar de Tractaatweg (N 62);
- 3. langs de oostzijde via Axelse Sassing, Finlandweg, Ameliaweg, Autricheweg;
- 4. aan de zuidzijde rondom gronden in de Oude Papeschorpolder.
- Een ruimtelijke karakterisering en beschrijving is beschreven in paragraaf 4.3Omgevingsaspecten.
- De ligging van het plangebied is globaal aangegeven op figuur 1.1.
Figuur 1.1. Ligging plangebied (indicatieve begrenzing)
1.3 Geldende Regeling
In het verordeningsgebied zijn de volgende planologische regelingen van toepassing.
regeling | vaststelling | |
Bestemmingsplan Axelse Vlakte | 23-05-1985 | |
Bestemmingsplan Toevoeging Geluidzone | 25-09-1997 | |
Bestemmingsplan Axelse Vlakte II, 1996 | 25-09-1997 | |
Bestemmingsplan Axelse Vlakte I | 16-09-1999 | |
Buitengebied (voormalige gemeente Terneuzen) | 25-11-1976 | |
Buitengebied, 1e partiële wijziging ('1e herziening') | 26-01-1978 |
Bestemmingsplan Axelse Vlakte
Dit bestemmingsplan is grotendeels overschreven door de bestemmingsplannen Axelse Vlakte I en Axelse Vlakte II, met uitzondering van de verbreding/insteek van het Zijkanaal Axelse Sassing. Hiervoor geldt de bestemming Water, waarbinnen water, vaarwegen, havenwerken, waterlopen en waterpartijen zijn toegestaan, met inbegrip van andere bouwwerken voor het laden en lossen van schepen.
Bestemmingsplan Toevoeging Geluidzone
In het bestemmingsplan is de geluidszone vastgelegd. Binnen de geluidszone zijn woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen uitgesloten.
Bestemmingsplan Axelse Vlakte II, 1996
De voorliggende beheersverordening omvat het gehele plangebied van het bestemmingsplan Axelse Vlakte II, 1996. Binnen dat bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen.
- Bedrijfsdoeleinden I en II. In dit artikel is vastgelegd dat gronden zijn bestemd voor haven- en kadegebonden bedrijven, alsmede voor niet direct aan de kade of haven gebonden bedrijven (groothandelsbedrijven, industriële bedrijven, opslag-, transport- en distributiebedrijven en installaties). Binnen Bedrijfsdoeleinden II zijn bedrijven uit de Staat van bedrijfsactiviteiten niet toegestaan. Ook zijn niet toegestaan luchthavens , detailhandel, kantoren, en bedrijven die werkzaam zijn in olie- en steenkoolverwerkende industrie. Tot slot zijn kerncentrales en bedrijven die splijt- en kweekstoffen en/of radio-actief afval verzamelen, behandelen of bewerken niet toegestaan.
- Stortplaats en bedrijfsdoeleinden. Toegestaan zijn hier opslag- en overslag, bewerking en verwerking alsmede handel in grond- en bouwstoffen. Ook is stalling, onderhoud en herstel van wegenbouwmachines en voertuigen toelaatbaar. Daarnaast is op - en overslag en bewerking van ballastgrind en zeefzand, alsmede bacteriële grondreiniging mogelijk. Windturbines mogen tot slot ook worden opgericht. Via een wijzigingsbevoegdheid is onder voorwaarden planwijziging naar Bedrijfsdoeleinden I en II mogelijk.
- Slibdepot en bedrijfsdoeleinden. Het betreft hier een slibdepot waar de berging en reiniging van verontreinigd slib is toegestaan. Ook op - en overslag en bewerking van ballastgrind en zeefzand, bacteriële grondreiniging en stalling en onderhoud van materieel is toegestaan. Via een wijzigingsbevoegdheid is onder voorwaarden planwijziging naar Bedrijfsdoeleinden I en II mogelijk.
- Waterstaats- en verkeersdoeleinden. Hiermee is de waterkerende functie van de gronden grenzend aan het Kanaal Gent - Terneuzen en de zijkanalen en de Autrichehaven gewaarborgd.
- Water. Met deze bestemming is de Autrichehaven bestemd. Toegestaan zijn waterlopen, vaarwegen en waterpartijen.
Bestemmingsplan Axelse Vlakte I
De gronden in dit plan zijn, voor zover gesitueerd binnen het verordeningsgebied, bestemd voor:
- Bedrijven met subbestemming tot en met milieucategorie 4.1 toelaatbaar, waarmee het bedrijventerrein Axelse Sassing is geregeld.
- Beschermde dijken, waarmee de cultuurhistorische waarde van een dijk ten westen van de Smitsschoreweg is geborgd.
- Waterstaatwerken. Het betreft hier de waterkerende functie van gronden direct naast het Zijkanaal Axelse Sassing. Met subbestemmingen zijn vastgelegd:
- 1. een loswal (aan de noordzijde van het bedrijventerrein Axelse Sassing);
- 2. de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de dijk naast de Tractaatweg.
- Verkeersdoeleinden. Hiermee zijn de wegen in het gebied bestemd voor verkeer. Met een subbestemming Spoorwegdoeleinden is het goederenspoortracé bevestigd.
- Agrarische doeleinden. Het betreft hier gronden tussen de feitelijke Axelse Vlakte aan de westzijde en het bedrijventerrein Axelse Sassing. De agrarische functie wordt hiermee mogelijk gemaakt.
- Groenvoorzieningen. De grotere groengebieden (landschappelijke inpassing) zijn met deze bestemming aangeduid. Met subbestemming voormalige vuilstort is deze voormalige vuilstort bevestigd.
- Langs de Tractaatweg ligt een buisleidingenstrook.
Buitengebied / Buitengebied, 1e partiële wijziging ('1e herziening')
De gronden in deze plannen zijn in het verordeningsgebied aangewezen voor:
- Agrarisch gebied A. Agrarische bebouwing dient geconcentreerd te zijn op maximaal 1 bouwvlakken van 1 hectare. bedrijfsbebouwing is maximaal 7 meter hoog, bedrijfswoningen zijn maximaal 6 meter hoog en per woning maximaal 60 m².
- Waterwegen. De hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedragen in de vaarweg maximaal 26 meter.
- Zeewering; Wegen (van 1e, 2e of 3e orde en overige wegen); Spoorwegdoeleinden; diverse leidingen. Deze artikelen zijn vooral gericht op bescherming en het behoud van de bestemmingen. Bouwwerken zijn alleen ten dienste van bestemmingen toegestaan. Er gelden beperkte bouwhoogten (afhankelijk van de bestemming tot 10 meter).
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd.
- Hoofdstuk 2 De beheersverordening als instrument beschrijft het instrument beheersverordening en de instrumenten die in aanvulling op de verordening beschikbaar zijn voor het beheer van het Beheersverordening Axelse Vlakte.
- Hoofdstuk 3 De beheersverordening voor Axelse Vlakte gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening voor Beheersverordening Axelse Vlakte, de uitgangspunten waarop de beheersverordening is gebaseerd en de toelichting op de inhoud van de verordening. Tevens is ingegaan op handhaving.
- Hoofdstuk 4 Onderzoek bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid daarvan op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.
Hoofdstuk 2 De Beheersverordening Als Instrument
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee - naast de beheersverordening - het ruimtelijk beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.
2.2 De Beheersverordening
Noodzaak: actualiseringsverplichting Wro
Op basis van artikel 3.1 van de Wro dient de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen.
Indien niet voor het verstrijken van de periode van 10 jaar de raad onderscheidenlijk opnieuw een bestemmingsplan heeft vastgesteld dan wel een verlengingsbesluit heeft genomen, vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten ter zake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan. Dit omvat onder andere het recht tot het invorderen van leges. De sanctie gaat in juli 2013 in, omdat gemeenten na inwerkingtreding van de nieuwe Wro 5 jaar de tijd hebben gekregen om hun juridisch-planologisch regime te actualiseren.
Onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente, waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geschiedt tevens langs elektronische weg.
Bestanddelen beheersverordening
De beheersverordening bevat regels voor het beheer van het verordeningsgebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening wordt digitaal opgesteld en voldoet daarmee aan de wettelijke verplichting van de Wet ruimtelijke ordening. Hierdoor kent de beheersverordening de volgende bestanddelen:
- een verbeelding met daarop aangegeven het gebied waarop de verordening betrekking heeft, met een of meer objecten binnen het gebied, die op de verbeelding zijn aangeven als besluit(sub)vlak;
- regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, binnenplans met een omgevingsvergunning afwijken van de verordening en eventueel overgangsrecht.
De beheersverordening bevat tevens een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd.
Voor Beheersverordening Axelse Vlakte bevat de beheersverordening regels voor het gebruik, het bouwen en het afwijken met een omgevingsvergunning.
- Er zijn geen regels nodig gebleken voor het slopen. Er wordt geen sloop nagestreefd of tegengegaan. Ook is geen sprake van bebouwing die bescherming tegen sloop behoeft.
- Voorzien is in een stelsel voor Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor de bescherming van de in het gebied aanwezige leidingen (zie ook de kaart in bijlage 1 van de Regels).
Inhoudelijk
Bestaand gebruik
Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin nauwelijks ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (tien jaar). Indien zich binnen deze planperiode toch veranderingen zullen voordoen is via een separaat juridisch planologisch spoor (zie paragraaf 2.3) maatwerk mogelijk. Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.
Bestaand gebruik in 'enge zin'
Bij bestaand gebruik in 'enge zin' worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd.
Bestaand gebruik in 'ruime zin'
Bij gebruik in 'ruime zin' wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Gebruik in 'ruime zin' kan weer worden onderscheiden in een beperkte en een brede variant.
- In de beperkte variant wordt uitgegaan van het bestaande gebruik met de bijbehorende bouwwerken en passend en vastgelegd in het bestemmingsplan waarin nog beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn die al dan niet zijn gerealiseerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van het hoofdgebouw.
- In de brede variant kunnen alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestemmingsplan worden opgenomen.
Keuze beheersverordening Beheersverordening Axelse Vlakte
Voor de voorliggende beheersverordening Beheersverordening Axelse Vlakte geldt dat aangesloten is bij de ruime uitleg van bestaand gebruik. In het verordeningsgebied zijn daarom naast het feitelijke bestaande toegestane gebruik ook onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen betrokken en vastgelegd.
Procedureel
De beheersverordening is een gemeentelijke verordening.
- Er staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open.
- Bij de voorbereiding van deze beheersverordening is door middel van een toetsingsmoment aan iedereen de gelegenheid gegeven een reactie op de beheersverordening in te dienen, voorafgaand aan de vaststelling.
- De beheersverordening wordt digitaal vastgesteld tegelijk met de verordening op papier. Bij verschil in uitleg is de digitale versie beslissend.
Keuze beheersverordening Beheersverordening Axelse Vlakte
Het gebied Beheersverordening Axelse Vlakte heeft een lage dynamiek, ook al zijn nog niet overal alle percelen uitgegeven. Het ruimtelijke karakter van het gebied zal de komende jaren nauwelijks wijzigen: het is en blijft in hoofdzaak een haven- en industrieterrein, voor grootschalige bedrijfsmatige activiteiten. De beheersverordening is voor de actualiseringsverplichting het geschikte instrument, omdat het juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven, voor zover deze passend zijn bij een gebied met lage dynamiek.
Voorts zet de gemeente aanvullende instrumenten in (zie hierna in paragraaf 2.3) om een gebied niet op slot te zetten en binnen het beheer van het gebied aanvaardbare niet-ingrijpende ontwikkelingen mogelijk te maken.
2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Beheersverordening en andere instrumenten
De beheersverordening is één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijk beheer van het Beheersverordening Axelse Vlakte en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:
- het vergunningvrij bouwen;
- de planologische kruimelgevallen;
- omgevingsvergunning voor afwijken van de beheersverordening te voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, ook wel de planologische omgevingsvergunning genoemd.
Welstandstoezicht
In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand.
De gemeente heeft op 5 februari 2013 besloten dat voor het gehele grondgebied enkel een repressief welstandstoezicht (excessenregeling) geldt. Een aanvraag om omgevingsvergunning wordt dus niet vooraf getoetst aan redelijke eisen van welstand, maar wel kan na realisatie worden opgetreden als er sprake is van een evidente buitensporigheid in het uiterlijk van een bouwwerk, waarbij afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
Het vergunningvrij bouwen
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:
- de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;
- de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die hoger zijn dan 5.00 m, zwembaden bij woningen, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken.
Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:
- vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in een gebied dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven;
- het aantal woningen mag niet worden veranderd door vergunningvrij bouwen;
- wanneer een gebied archeologische resten bevat is vergunningvrij bouwen over een oppervlakte van meer dan 50 m2 niet toegestaan.
Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.
Planologische kruimelgevallen
In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m2 binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.
Het verordeningsgebied maakt geen deel uit van de bebouwde kom (zie figuur 2.1). Voor de beheersverordening is ervan uitgegaan dat de grenzen van het bestaand bebouwd gebied overeenkomen met de grenzen voor de bebouwde kom, zoals bedoeld in bijlage II van het Bor. Het verordeningsgebied maakt zodoende geen deel uit van de bebouwde kom.
Figuur 2.1. Bebouwd gebied (Geoloket provincie Zeeland, bestaand bebouwd gebied in licht groen, indicatieve contour van het verordeningsgebied in zwart).
Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.
Omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening
Voor – de op dit moment – onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt artikel 2.12 lid 1, onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Door middel van een goede ruimtelijke onderbouwing dient dan te worden aangetoond dat de beoogde ontwikkeling of activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, noch met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft. In dat geval geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, naast de hiervoor genoemde omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening, voor een nieuwe ontwikkeling een specifiek op dat plan toegesneden bestemmingsplan op te stellen
Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening
Bij het opstellen van de beheersverordening is rekening gehouden met de mate waarin bovengenoemde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Gelet op de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt en met name ook de planologische kruimelgevallen, is ervoor gekozen bepaalde bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in de beheersverordening op te nemen.
Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. In paragraaf 3.3 is nader uiteengezet op welke wijze de bestaande situatie voor het Beheersverordening Axelse Vlakte is ingevuld. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet, om die eventueel mogelijk te maken of te reguleren.
Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze op het Beheersverordening Axelse Vlakte wellicht zullen voorkomen, zijn:
- vergunningvrij bouwen van erfbebouwing;
- vergunningvrij bouwen van dakkapellen;
- vergunningvrij bouwen van algemene voorzieningen, zoals vuilcontainers, straatmeubilair, etc;
- gebruiksveranderingen via de kruimelgevallenregeling;
- niet vergunningvrije algemene voorzieningen via de kruimelgevallenregeling.
Het vergunningvrij bouwen is een wettelijk recht. De gemeente kan hier geen invloed op uitoefenen. Dit is anders voor de activiteiten uit de kruimelgevallenregeling. Deze activiteiten moet de gemeente eerst goedkeuren alvorens deze kunnen worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 3 De Beheersverordening Voor Axelse Vlakte
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de toepassing van deze instrumenten op het Beheersverordening Axelse Vlakte uiteengezet en worden de gemaakte keuzes inzichtelijk gemaakt. Tevens is een toelichting op de regeling opgenomen met aansluitend aandacht voor handhaving.
3.2 Waarom Een Beheersverordening Voor De Axelse Vlakte
Gebiedstype
Het verordeningsgebied Beheersverordening Axelse Vlakte is een gebied waarvan het grondgebruik zich kenmerkt door het volgende:
- Grootschalige bedrijvigheid in de vorm van het Kanaaleiland en het haven en industriegebied Axelse Vlakte en het bedrijventerrein Axelse Sassing.
- Grootschalige agrarische productiefunctie: zuidelijk deel van het verordeningsgebied en ten noorden van het bedrijventerrein Axelse Sassing.
Andere functies zijn het Kanaal van Gent naar Terneuzen, de havenbekkens en beperkt het wonen in (bedrijfs)woningen.
Inzet beheersverordening
De geldende bestemmingsplannen voor Beheersverordening Axelse Vlakte zijn toe aan actualisatie. Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (tien jaar).
Lage dynamiek
Het gebied Beheersverordening Axelse Vlakte kan worden getypeerd als een gebied waar zich nauwelijks ontwikkelingen zullen voordoen. Dit wordt onder andere gemotiveerd vanuit het volgende.
- Binnen de havenfunctie van het gebied is weinig dynamiek te verwachten.
- 1. De diverse havenbekkens zijn alle reeds langer geleden uitgegraven en gerealiseerd en functioneren de komende planperiode. Nieuwe Havens zijn niet voorzien.
- 2. De gronden aan de havens zijn alle ontsloten en bouwrijp gemaakt. Eventueel beschikbare kavels in het gebied hebben alle reeds een bedrijfsmatige haven of kade gebonden functie, waarop conform de geldende juridisch-planologische regimes bouwmogelijkheden rusten. De dynamiek die te verwachten is, is gebonden aan extensieve bedrijfsmatige exploitatie.
- Binnen de agrarische functie van het gebied geldt dat eveneens weinig dynamiek is te verwachten.
- 1. Er is sprake van een grootschalig agrarisch productielandschap, met een beperkt aantal agrarische bouwvlakken. Substantiële uitbreiding van de agrarische bebouwing en functie wordt de komende planperiode niet verwacht.
- Uiteraard is wel sprake van mogelijk kleinschalige ontwikkelingen, zoals:
- 1. wijzigingen in gebruik van vrijgekomen bedrijfspercelen/gebouwen (voor zover passend binnen het planologisch kader);
- 2. verandering van (het uiterlijk) van hoofdgebouwen door bijvoorbeeld aanbouwen;
- 3. beperkte nieuwbouw of aanpassingen van accommodaties;
- 4. algehele nieuwbouw op bestaande percelen; dit past binnen het reguliere kader van een dergelijk gebied.
3.3 Opzet Beheersverordening Axelse Vlakte
3.3.1 Algemeen
Uitgangspunten
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- behoud van het bestaand gebruik;
- aansluiten op de geldende regelingen (zie paragraaf 1.3) voor gronden binnen het verordeningsgebied Beheersverordening Axelse Vlakte;
- goed beheren van de bestaande situatie.
Behoud van het bestaand gebruik
Ter plaatse zijn voornamelijk Bedrijventerrein, Bedrijventerrein - Haven - A, Bedrijventerrein - Haven - B, Water en Water - Haven en daarnaast beperkt overige functies aanwezig (zoals Groen en Verkeer en Agrarisch). Deze functies worden als feitelijk bestaand gebruik aangemerkt en als zodanig op de verbeelding, 1en 2 bij de toelichting en in de gebiedsregels (zie Hoofdstuk 2 Gebiedsregels in de regels) bevestigd.
Regeling sluit aan op regelingen in geldende bestemmingsplannen
Met de beheersverordening worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen voor het verordeningsgebied gecontinueerd. Daarbij is overigens voor een deel ook aangesloten op de ingezette actualiseringsoperatie binnen de gemeente Terneuzen. waar mogelijk is heeft tevens afstemming op recente bestemmingsplannen plaatsgevonden.
Goed beheren van de bestaande situatie
Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het gebied wordt zo behouden.
Deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is. De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen.
- Het bestaande gebruik is in hoofdzaak Bedrijventerrein, Bedrijventerrein - Haven en Water en de agrarische productie functie (Agrarisch). Daar tussen bevindt zich de openbare ruimte (Verkeer, Groen en Water). Deze functies zijn als zodanig op de verbeelding vastgelegd. Voorts bevinden zich enkele waterkeringen in het gebied (weerszijden van het kanaal van Gent naar Terneuzen) en enkele cultuurhistorische dijken (Waterstaat -Waterkering).
- Het bouwen (bestaande bouwwerken) omvat bouwwerken die conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd (ofwel vergunningvrij, ofwel op basis van een vergunning), of nog legaal kunnen worden gebouwd (op grond van een nog niet-benutte vergunning).
Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:
- overzicht gebruik verordeningsgebied (zie bijlage 1 en bijlage 2);
- archief omgevings- en bouwvergunningen;
- luchtfoto (zie bijlage 3).
Overzicht gebruik verordeningsgebied
In bijlage 1 en bijlage 2 is een overzicht opgenomen waarin het gebruik van het verordeningsgebied is weergegeven. Het gaat om een lijst van bedrijven en functies. Deze informatie is ontleend aan de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), de vergunningenadministratie en een veldinventarisatie. Aan de hand van dit overzicht kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie is.
Archief vergunningen
Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw- en omgevingsvergunningen is per geval de bestaande situatie inzichtelijk.
Luchtfoto
Een recente luchtfoto (september 2012) van het verordeningsgebied is als bijlage 3 toegevoegd, zodat inzicht bestaat in de feitelijke gebouwde situatie.
Toekomstvisie Axelse Vlakte
Voorliggende beheersverordening richt zich alleen op het beheren en continueren van de bestaande, huidige situatie. Flexibiliteit is binnen een beheersverordening slechts in zeer beperkte mate aanwezig of mogelijk in de vorm van afwijkingsbevoegdheden of verandering van functie passend binnen de gebiedsregels.
Wezenlijke ruimtelijke veranderingen, bijvoorbeeld via wijzigingsprocedures of uit te werken bestemmingen, behoren niet tot de ruimtelijke mogelijkheden binnen een beheersverordening. De gemeente wenst - ook binnen de Axelse Vlakte - een duurzaam en flexibel vestigingsklimaat aan te kunnen bieden voor (toekomstige) bedrijvigheid.
Parallel aan deze beheersverordening wordt daarom gewerkt aan het opstellen van een bestemmingsplan voor de Axelse Vlakte waarmee uitdrukkelijk ook ruimte kan worden gegeven aan de toekomstige gebruiksmogelijkheden van het gebied. De huidige planologische mogelijkheden voor uit te werken bedrijfsbestemmingen worden daarbij mee genomen.
3.3.2 Opzet van de juridische regeling
Onderdelen en opzet van de beheersverordening
De beheersverordening bestaat uit de volgende onderdelen:
- 1. de verbeelding;
- 2. de regels (vier hoofdstukken).
Verbeelding
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een digitaal bestand. Op deze ondergrond zijn op basis van de bestaande situatie besluitvlakken en besluitsubvlakken getekend waarmee is aangegeven welke functie ter plaatse geldt.
De functies op de verbeelding corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Gebiedsregels).
De regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 van de regels bevat inleidende bepalingen als begripsbepalingen (artikel 1) en regels voor de wijze van meten (artikel 2). Deze bepalingen zijn noodzakelijk voor een juiste interpretatie van de regels.
- In hoofdstuk 2 zijn de gebiedsregels ofwel de gebruiks- en bouwregels opgenomen. In deze bepalingen is het toelaatbare gebruik van gronden en bouwwerken aangegeven en zijn diverse bepalingen inzake het bouwen opgenomen. Deze bouwregels zijn niet van toepassing op de categorie zogeheten 'vergunningvrije bouwwerken'. Van een aantal bouwregels kan worden afgeweken. Deze afwijkingsbepalingen zijn eveneens opgenomen in de gebiedsregels.
- Hoofdstuk 3 omvat algemene bepalingen die voor het gehele gebied van toepassing zijn: de anti-dubbeltelregel en algemene gebruiksregels.
- De overgangs- en slotbepalingen zijn ondergebracht in hoofdstuk 4.
Gebiedsregels (hoofdstuk 2)
- Voor de verschillende bestaande functies zijn afzonderlijke gebiedsregels opgenomen:
- 1. Agrarisch;
- 2. Bedrijventerrein;
- 3. Bedrijventerrein - Haven - A en Bedrijventerrein - Haven - B;
- 4. Groen;
- 5. Leiding;
- 6. Verkeer;
- 7. Water;
- 8. Water - Haven;
- 9. Waterstaat - Waterkering;
- 10. Waarde - Archeologie;
- 11. Waarde - Beschermde Dijken.
- Het bestaande gebruik mag worden voortgezet.
- In aanvulling op de bepaling inzake bestaand gebruik zijn voor de afzonderlijke gebruiksvormen bepalingen opgenomen waarmee de planologische ruimte uit de geldende bestemmingsregelingen, zo veel mogelijk is gecontinueerd. In deze beheersverordening wordt uitgegaan van bestaand gebruik in'ruime zin'. Dit betekent dat beperkte flexibiliteit op basis van geldend planologisch regime binnen enkele functies denkbaar is. Hiervoor hoeft (vaak) geen specifieke afwijkingsprocedure te worden gevolgd.
- Binnen de functies Bedrijventerrein, Bedrijventerrein - Haven - A en Bedrijventerrein -Haven - Bzijn besluitsubvlakken opgenomen waarmee de milieuzonering is vastgelegd. Aangesloten is op het bestaande gebruik, met een afstemming op de huidige bestaande omgeving. In combinatie met de Staat van Bedrijfsactiviteiten'gezoneerd industrieterrein' en Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' kunnen bestaande en toekomstige bedrijven zich vestigen, voorzover passend binnen de gebiedsregels. Specifiek is opgenomen dat Wgh-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de Beleidsregels Axelse Vlakte, die integraal is opgenomen in bijlage 2 van de gebiedsregels. De geluidruimte wordt daarmee optimaal geborgd.
- Ten aanzien van Groen, Water en Verkeer zijn de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden gecontinueerd. Wel is aansluiting gezocht bij regelingen elders in de gemeente.
- Met Water - Haven is het bedrijfsmatige gebruik van de havenbekkens bevestigd. Ook in het kanaal zijn stroken, buiten de vaarweg met dit besluitvlak opgenomen.
- Met Waarde - Archeologie is de verwachtingswaarde archeologie vastgelegd.
- Met Waarde - Beschermde Dijken zijn de waardevolle dijken vastgelegd.
- Met het 'dubbelbesluitvlak' Waterstaat - Waterkering en het aanduidingsbesluitvlak' 'Vrijwaringszone - Dijk' is invulling gegeven aan de belangen van de regionale waterkering.
- De diverse planologisch relevante bestaande leidingen in het gebied zijn met een besluitvlak 'Leiding', waarop alle leidingen zijn aangeduid, bevestigd. In de bijlage bij de regels (bijlage 1) is een afzonderlijke kaart opgenomen.
- De vrijstellingsbepalingen uit de vigerende bestemmingsplannen zijn, voor zover mogelijk, omgezet naar afwijkingsregels. Het betreft hier afwijkingen die zonder uitvoerig onderzoek kunnen worden toegepast. Toepassing van een afwijkingsbevoegdheid vindt plaats na beoordeling van het opgenomen afwegings- en toetsingskader. Hiermee worden de bestaande planologische mogelijkheden gecontinueerd. Er is sprake van afwijkingsregels voor het gebruik en voor het bouwen.
- 1. Binnen het artikel Agrarisch is aansluiting gezocht bij de regeling zoals die voor het Buitengebied in voorbereiding is.
- 2. Binnen de besluitvlakken Bedrijventerrein, Bedrijventerrein - Haven - A en Bedrijventerrein - Haven - B is een bevoegdheid opgenomen om bedrijven toe te laten maximaal 2 categorieën hoger dan bestaand. Dit betekent dat als ter plaatse een milieucategorie 3.1 bedrijf is toegelaten, na afwijking een bedrijf uit maximaal milieucategorie 4.1 is toegestaan (2 afstandstappen hoger). Overigens geldt daarbij de voorwaarde dat dit alleen mogelijk is indien de milieueffecten vergelijkbaar zijn. Het is daarmee uitgesloten dat een zich een verzwaring van de milieu-effecten zou voordoen. Voor het gezoneerde terrein geldt bovendien dat voldaan wordt aan de opgestelde beleidsregel voor het beheer van het zonemodel. Deze beleidsregel maakt integraal deel uit van de regels van deze verordening en is opgenomen in bijlage 2 van de regels.
- Wijzigingsbevoegdheden mogen in beheersverordeningen niet worden opgenomen en zijn dan ook niet opgenomen.
- De aanwezige gebruiksvormen zijn, voor zover niet passend binnen de regeling in de tabel in bijlage 1 vermeld.
Algemene regels (hoofdstuk 3)
In de algemene gebruiksregels zijn regels opgenomen die vergelijkbaar zijn met bepalingen uit een bestemmingsplan. Het betreft de anti-dubbeltelregel en algemene bouwregels en afwijkingsregels. Ook is het gezoneerde industrieterrein en de geluidszone opgenomen onder algemene aanduidingsregels. Ten aanzien van de regionale waterkering zijn regels opgenomen voor de vrijwaringszone van de dijken.
Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)
De overgangsregels regelen situaties die niet passen binnen de regeling uit hoofdstuk 2, maar wel kunnen blijven bestaan. De slotregel bevat de naam van de beheersverordening: Beheersverordening Axelse Vlakte.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.
4.2 Beleidsaspecten
4.2.1 Algemeen
In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening, is uitsluitend stil gestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk.
4.2.2 Rijksbeleid
Het rijksbeleid staat niet aan de beheersverordening in de weg.
4.2.3 Provinciaal beleid
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
De voorliggendE beheersverordening legt de bestaande situatie vast.
Conclusie
In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologische toegestane gebruik vastgelegd. De beheersverordening past daarmee binnen het provinciaal omgevingsbeleid.
Verordening Ruimte Zeeland (2012)
Van belang is dat sprake is van een actualisering. Er worden geen nieuwe functies gerealiseerd. Uitgangspunt van de Ruimtelijke Verordening Zeeland is dat bestaande juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd. Met de voorliggende beheersverordening is daaraan invulling gegeven. Van belang zijn de artikelen:
- 2.1 Algemene regels voor duurzame verstedelijking. Hieraan wordt voldaan; er worden géén nieuwe functies mogelijk gemaakt.
- 2.2 Bedrijven en detailshandelsvoorzieningen. Het gebruik van de bestaande bedrijfspercelen is als zodanig bevestigd. Er is geen detailhandelsfunctie aanwezig, noch voorzien in deze verordening. Nieuwe bedrijfsfuncties en detailshandelsvoorzieningen worden niet mogelijk gemaakt. Voldaan wordt aan de Verordening Ruimte.
- 2.3 Wonen. Er worden geen nieuwe woningen toegestaan in de beheersverordening.
- 2.10 Lawaaisporten, gemotoriseerde luchtsporten en landingsplaatsen. Dergelijke terreinen zijn niet toegestaan, anders dan bestaand.
- 2.11 Regionale waterkeringen. De regionale waterkeringen langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen zijn conform de Legger van Rijkswaterstaat overgenomen.
- 2.12 Bestaande natuur. Binnen het verordeningsgebied is geen bestaande natuur aanwezig. De dijken langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen zijn in de verordening aangewezen als bestaande natuur en worden met het besluitvlak Waterstaat - Waterkering aangeduid.
- 2.17 Landschap en Erfgoed. De dijken langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen zijn in de verordening aangewezen als landschap en erfgoed en worden met het besluitvlak Waterstaat - Waterkering aangeduid.
Conclusie
In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologische toegestane gebruik vastgelegd. In de beheersverordening is ook het beleidskader van de Verordening Ruimte Zeeland toegepast. Daarmee voldoet de beheersverordening ook aan de Verordening Ruimte Zeeland.
4.2.4 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie 2025
In de structuurvisie wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Terneuzen op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2025. In een lagenbenadering wordt het gemeentelijk grondgebied geanalyseerd en worden structuurbeelden beschreven. Richting wordt gegeven aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het grondgebied en er wordt een basis gelegd voor de uitvoering van de structuurvisie door beleidsuitspraken vast te leggen en strategische projecten te benoemen.
Voor het beheersverordeningsgebied Beheersverordening Axelse Vlakte zijn de volgende relevante beleidsuitspraken opgenomen.
Zuidelijk deel Autrichepolder
Het gebied van de Autrichepolder ten zuiden van de nieuwe insteekhaven zal mogelijk worden getransformeerd als werkgebied voor havengebonden bedrijvigheid. De definitieve omvang zal moeten worden bepaald aan de hand van de vraag en in samenhang met de geleding van de kanaalzone.
Koegorspolder
In het gebied van de Koegorspolder dat tussen de verdubbelde Tractaatweg/Sluiskiltunnel en de industriële bebouwing van Yara aan het kanaal ligt, bestaat de mogelijkheid van een transformatie in de richting van diverse vormen van bedrijvigheid, zowel voor stedelijke bedrijvigheid, voor glastuinbouw als voor toeleveranciers voor het industrieel-logistieke complex. Hierdoor ontstaat op den duur langs het kanaal een consistent samenhangend geheel van bedrijfscomplexen opgespannen tussen de weg en het kanaal. De invullingsmogelijkheden in de Koegorspolder worden wel beperkt door de aanwezigheid ter plaatse van een leidingenstrook en de windmolens. Tegelijkertijd verdient het aanbeveling om het samenhangende geheel van bedrijfscomplexen aan de westzijde van de Tractaatweg landschappelijk in te passen, zodat er geen (continu) zicht is vanuit de hoofdinfrastructuur op het bedrijfscomplex. Een inpassingszone langs de Tractaatweg is opgenomen.
Herstructurering Werkgebieden
De werkgebieden van Stroodorpe-Oost (eiland bij Sluiskil) en Zijkanaal C worden de komende periode geherstructureerd. De nadruk bij de herstructurering is gericht op de verbetering van de kwaliteit en de functionaliteit van deze gebieden.
Geleding van de Kanaalzone
In de Kanaalzone is het van belang om naast de verschillende industriële complexen ook het groene landschappelijke raamwerk voldoende stevigheid te geven. De Kanaalzone mag daarbij niet dichtslibben tot één aaneengesloten industrieel complex. De geleding is mogelijk op drie plaatsen:
- 1. De noordelijkste zone ligt op het grensvlak van de Westerschelde en dient tevens om de relatie tussen de binnenstad van Terneuzen en de Westerschelde te verbeteren.
- 2. Het tweede onderdeel van de geledingszone wordt gevormd door de omgeving van de brug van Sluiskil. Op deze plek slechten een aantal infrastructuurbundels de barrière van het kanaal. De ondertunneling van de N61 en de ontwikkeling van Zuidpoort kan hierbij als kans dienen om de verbindingen te versterken.
- 3. De zuidelijke geledingzone wordt gevormd door de begrenzing van de Autrichepolder aan de noord-oostzijde en de begrenzing van Ghellinckpolder aan de zuidwestzijde. Deze geleding kent de meest landschappelijke insteek en dient tevens als ecologische verbinding.
Conclusie
Voorliggende beheersverordening Beheersverordening Axelse Vlakte legt alleen het bestaande gebruik vast. Er zijn momenteel geen actuele concrete initiatieven, waarmee het opstellen van een beheersverordening als passend wordt beschouwd.
Het in de structuurvisie vastgelegde beleidskader vormt een toetsingskader voor eventuele verdere ontwikkelingen (herstructurering en uitbreiding werkgebieden). Ontwikkelingen, passend binnen de structuurvisie, zijn altijd door middel van separate juridisch planologische procedures mogelijk (zie paragraaf 1.13). De beheersverordening vormt hiervoor uitdrukkelijk geen kader.
4.3 Omgevingsaspecten
4.3.1 Algemeen
In het kader van de beheersverordening heeft voor het verordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten binnen het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.
4.3.2 Archeologie en Cultuurhistorie
Archeologie
Toetsingskader
- Verdrag van Valetta
- Monumentenwet 1988
- Interimbeleid archeologie gemeente Terneuzen 'De onderste steen boven?'
Europees beleid
Verdrag van Valetta
Het Verdrag van Valetta beoogt het cultureel erfgoed, dat zich in de bodem bevind beter te beschermen. Het gaat om archeologische resten als nederzettingen, graf- velden en gebruiksvoorwerpen. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologische erfgoed integrale bescherming nodig heeft en krijgt. In Nederland heeft het Verdrag van Valetta doorwerking gekregen in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).
Op internationaal en nationaal niveau is het belang van ondergrondse monumentenzorg en archeologie in de laatste decennia steeds meer onderkend. Niet alleen het wetenschappelijke belang maar ook het maatschappelijke belang van de archeologie is een onvervangbaar deel van ons cultureel erfgoed. Het accent in het overheidsbeleid verschuift van archeologische opgravingen en noodonderzoek naar behoud en beheer in de bodem. Dit streven naar behoud en beheer 'in situ' is het kernelement van het Europese Verdrag van Valletta (Malta, 1992).
Rijksbeleid
Monumentenwet 1988
De Monumentenwet 1988 regelt de wettelijke bescherming van onroerende (rijks)monumenten en door het Rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten. De Monumentenwet heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stad- en dorpsgezichten en archeologische monumenten boven en onder water. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe gebouwde of archeologische monumenten aangewezen kunnen worden als wettelijk beschermd monument.
Ook geeft de Monumentenwet voorschriften voor het wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen van een beschermd monument. Die voorschriften houden in dat er niets aan het monument mag worden veranderd zonder een vergunning. Een vergunning- plicht is van toepassing op archeologisch monumenten, voor gemeentelijke en rijksmonumenten is het verbod opgenomen in artikel 2.1.1.f (voor rijksmonumenten) en in artikel 2.2.1.b (voor gemeentelijke monumenten) van de Wabo. Deze vergunning moet op voorhand worden aangevraagd bij het bevoegd gezag.
In vervolg op het Verdrag van Valetta is ook de Monumentenwet en enkele andere wetten herziening. Bodemverstoringen door uitvoering van het bestemmingsplan, ontheffing of het rechtstreeks toegelaten bouwen kunnen het bodemarchief aantasten. Het voorgestelde beleid bevat maatregelen die aandacht voor archeologische waarden bij plannen en projecten afdwingbaar maakt, zoals:
- de gemeenteraad dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten;
- in een bestemmingsplan kan in het belang van de archeologie een aanlegvergunningstelsel worden opgenomen. Zowel de aanvrager van een aanlegvergunning als de aanvrager van een reguliere bouwvergunning kunnen langs de weg van het bestemmingsplan de verplichting krijgen tot het laten uitvoeren van een archeologisch vooronderzoek. Zonodig kunnen aan de aanlegvergunning en de bouwvergunning regels worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
Met de wetswijziging wordt archeologie dus voortaan een verplicht en onlosmakelijk onderdeel van het ruimtelijke besluitvormingsproces. In de planvormingfase bepalen rijk, provincies en gemeenten welke archeologische waarden in het geding zijn. Zij wegen deze waarden mee in de besluitvorming.
Gemeentelijk beleid
Algemeen
Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interim beleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling voor archeologie verleend tot 100 m2 en een diepte van 0,5 m voor de zogenaamde kruimelgevallen. Aan de hand van de archeologische verwachtings- waarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend. Een en ander is uitgewerkt in een stroomschema.
Figuur 4.1. Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen
De archeologische toets
Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van het gebied is het gebied aan vijf criteria getoetst.
1. De Archeologische Monumentenkaart (AMK).
Het plangebied maakt geen deel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde op de Archeologische Monumentenkaart Zeeland (AMK, zie figuur 4.1).
Nabij het plangebied bevindt zich een terrein met een hoge archeologische waarde (Archeologisch Monumentnummer 13555). Het betreft het verdedigingswerk en inundatiesluis Zwartenhoek uit de nieuwe tijd (klein oranje vlek ten zuid-oosten van het plangebied (zie figuur 4.2).
2. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
Op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, zie figuur 4.1) kan worden gemeld dat het plangebied is gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door een lage en zeer lage archeologische verwachting (lage en zeer lage trefkans).
3. Archis (Archeologische Informatie Systeem).
In Archis 2, de nationale database voor vindplaatsen in Nederland, staan diverse waarnemingen in en direct bij het plangebied weergegeven (zie figuur 4.2):
- 1. Nr. 408381 betreft het verdronken dorpje Peerboom (eind 15de eeuw overstroomd);
- 2. Nr. 411665 betreft de vondst van een aantal vuursteenafslagen uit de steentijd (oppervlaktevondsten); daaronder juist buiten het plangebied bevindt zich een hele cluster met waarnemingen die betrekking hebben op het verdronken laat-middeleeuwse dorp Oud-Westdorpe (de cijfers en gele bolletjes staan door elkaar);
Verder bevinden zich nabij het plangebied twee waarnemingen. Deze betreffen de batterij Zwartenhoek (Archeologisch Monumentnummer 13555). Daaronder ligt nr. 36840: resten van de schans Eversdam.
Figuur 4.2. Uitsnede kaart Archis
4. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA).
In het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) is geen aanvullende archeologische informatie genoemd met betrekking tot het plangebied.
5. De bodemopbouw.
Uit de geologische kaart van Van Rummelen blijkt dat het plangebied zich deels bevindt in een gebied met afzettingen van Duinkerke IIIb op niet geërodeerd Pleistoceen (DPo.3b, zie figuur 4.3), deels in een gebied met afzettingen van Duinkerke IIIb op Hollandveen op Pleistoceen (Fo.3b=lichtbruin, zie figuur 4.3) en voor het grootste deel in een gebied met kreekafzettingen van Duinkerke IIIb (Do.3b, zie figuur 4.3). De noordoostpunt, die zich in lichtbruin met witte stippen bevindt, ligt in een zone waar de Duinkerke IIIb afzetting nog eerst op oudere afzettingen van Duinkerke ligt en vervolgens op Hollandveen op Pleistoceen.
Figuur 4.3. Uitsnede geologische kaart Van Rummelen
Uitkomsten archeologische toets
Volgens de archeologische toets uit het interim-beleid archeologie van de gemeente Terneuzen blijkt dat:
- beschermenswaardige zaken volgens ARCHIS in voorkomend geval nader beoordeeld dienen te worden;
- waar afzettingen afzettingen van Duinkerke IIIb op geërodeerd Pleistoceen van toepassing is (DPo.3b) een onderzoeksplicht geldt indien verstoringen groter dan 500 m² plaatsvinden en dieper dan 0,50 meter beneden maaiveld;
- waar afzettingen van Duinkerke IIIb op Hollandveen op Pleistoceen van toepassing is (Fo.3b) een onderzoeksplicht geldt indien verstoringen groter dan 500 m² plaatsvinden en dieper dan 0,50 meter beneden maaiveld;
- waar afzettingen van Duinkerke-IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke van toepassing is (Do.3b) een onderzoeksplicht geldt indien verstoringen groter dan 500 m² plaatsvinden en dieper dan 0.5 meter beneden maaiveld;
- er voor het gebied met kreekafzettingen van Duinkerke IIIb geen archeologische onderzoek uitgevoerd hoeft te worden;
Voor drie genoemde gebieden (DPo.3b), (Fo.3b) en (Do.3b) van het plangebied is een regeling gericht op bescherming van de archeologische waarden nodig. De functie 'Waarde – Archeologie' wordt daar toegekend. Bij een verstoring in één van deze drie gebieden is afhankelijk van de omvang en de diepte archeologisch onderzoek nodig voordat een Omgevingsvergunning verleend kan worden voor bouwen of werkzaam- heden.
Conclusie
Met de voorgestelde regeling vormt archeologie geen belemmering voor de beheersverordening. Een en ander is uitgewerkt in de definities, regels en de verbeelding.
Cultuurhistorie
Toetsingskader
Monumentenwet 1988.
Wet modernisering monumentenzorg
Onderzoek en conclusie aanwezige cultuurhistorische waarden
In het verordeningsgebied zijn beperkt cultuurhistorische en landschappelijke waarden aanwezig. Rijksmonumenten ontbreken. Een specifieke regeling is in de beheersverordening niet nodig. Het bestaand gebruik wordt immers vastgelegd.
De volgende cultuurhistorische waarden zijn aanwezig.
object | beschrijving |
Koegorsstraat 23, Sluiskil | Boerderij. De boerderij is omgeven door akkerland met daarnaast zeer nadrukkelijk het industrieterrein Sluiskil-Oost. Hierdoor is de stedenbouwkundige context volledig verstoord. De woning, met aan de achterzijde een bakhuis, is nauwelijks aangetast en hierdoor van hoge cultuurhistorische waarde. De schuur is mogelijk in de 17de eeuw gebouwd. Naast de schuur staat een authentieke, gedeeltelijk open wagenschuur met houten gevels. Door de aanwezigheid van de diverse gebouwen is de ensemblewaarde hoog. |
Koegorsstraat 25, Sluiskil | De boerderij is omgeven door akkerland met industriegebied op de achtergrond. Aan het eind van de oprijlaan staan een losse woning, een oude schuur en een bakhuisje. De erfindeling is licht gewijzigd door de bouw van een nieuwe schuur. De woning dateert uit het einde van de 18de of het begin van de 19de eeuw en ligt evenwijdig aan de weg. De woning is bijzonder door zijn leeftijd, zijn vorm en oorspronkelijkheid. De schuur is eind 18de of begin 19de eeuw gebouwd en ligt evenwijdig aan de straat. De schuur is niet geheel onaangetast, maar bijzonder door zijn leeftijd. De moderne schuur die evenwijdig aan de oude schuur gebouwd is, verstoort de authenticiteit enigszins. |
In het plangebied zijn enkele monumentale bomen aanwezig; in deze beheersverordening worden deze niet beschermd door specifieke besluit(sub)vlakken.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beheersverordening.
4.3.3 Bodem
Toetsingskader
Wet bodembescherming.
Onderzoek en conclusie
In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Binnen de beheersverordening worden geen functiewijziging mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
4.3.4 Ecologie
Toetsingskader
- Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998.
- Kaart natuurwaarden gemeente Terneuzen (2012); beleidsregel.
Onderzoek en conclusie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Tegen het verordeningsgebied aan liggen vier EHS-gebieden. Deze zijn weergegeven in figuur 4.4. Het betreffen:
- De Axelse Kreek;
- Emmapolder;
- Westdorpe noord;
- Papeschorpolder.
Figuur 4.4. EHS-gebieden nabij het verordeningsgebied.
Dit betreft reeds bestaande natuur en bosgebied, in eigendom bij een terreinbeherende organisatie of particulier natuurbeheerder en/of bestaande natuur met aankooptitel.
Aangezien het hier een beheersverordening betreft, zijn er geen ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten of beschermde natuurgebieden. De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de uitvoering van dit plan dan ook niet in de weg.
In bijlage 6 zijn de natuurwaardenkaarten van de gemeente opgenomen.
4.3.5 Externe Veiligheid
Toetsingskader
- Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- Besluit externe veiligheid buisleidingen;
- Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen;
- Basisnet Weg, Spoor en Water;
- Besluit Transport Vervoer Gevaarlijke stoffen.
Onderzoek en conclusie
Inrichtingen binnen het verordeningsgebied:
Binnen het verordeningsgebied zijn drie risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de veiligheidssituatie in het gebied. Het betreffen de inrichtingen CZAV, Den Doelder en Mammoet.
- Coöperatieve Zuidelijke Aan- en Verkoopvereniging (CZAV) (Industrieweg-Zuid 11), betreft een risicovolle inrichting omdat er opslag van bestrijdingsmiddelen plaatsvindt. De inrichting beschikt over een PR 10-6 risicocontour van 115 meter. Binnen deze contour bevinden zich geen kwetsbare objecten. De beheersverordening maakt deze verder ook niet mogelijk. Uit de gegevens van de risicokaart blijkt dat het groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen het invloedsgebied van de inrichting. Van een toename van het groepsrisico is daarom geen sprake. In bijlage 7 is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
- Den Doelder (Finlandweg 8), betreft een palletfabriek waar tevens de opslag van brandbare stoffen plaatsvindt. De inrichting beschikt over een PR 10-6 risicocontour van 0 meter. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en binnen het invloedsgebied maakt de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk die invloed kunnen hebben op de hoogte van het groepsrisico. In bijlage 7 is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
- Mammoet (Finlandweg 1 en Autricheweg ongenummerd) betreft een laad-, loos en overslag bedrijf voor schepen. Ten gevolge hiervan beschikt de inrichting over een PR 10-6 risicocontour van maximaal 70 meter en een invloedsgebied van 30 meter voor het groepsrisico. Binnen deze contouren zijn geen kwetsbare objecten aanwezig, de beheersverordening maakt dit ook niet mogelijk. Het groepsrisico is niet relevant gezien het beperkt aantal aanwezige personen in het gebied.
- g. In bijlage 7 is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Inrichtingen buiten het verordeningsgebied:
Buiten het verordeningsgebied is één Bevi-inrichting en één andere risicovolle inrichting aanwezig die van invloed zijn op de veiligheidssituatie in het gebied. de Bevi-inrichting betreft de inrichting YARA Sluiskil.
- YARA Sluiskil betreft een fabriek waar gewasvoedingsstoffen geproduceerd wordt. De inrichting beschikt daardoor over een PR 10-6 risicocontour tot circa 900 meter. Deze contour valt daarmee ook binnen het verordeningsgebied Axelse Vlakte. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. In het gehele verordeningsgebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, dus ook geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 risicocontour. Het invloedsgebied voor het groepsrisico betreft 1.644 meter. Het huidige groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde en zal niet toenemen, omdat binnen de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. In bijlage 7 is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
De andere risicovolle inrichting betreft de inrichting VOF van Waes-Haers.
- VOF van Waes-Haers betreft een akkerbouwbedrijf waar fruit geteeld wordt. Op deze inrichting is een propaantank aanwezig met een inhoud van 5 m3. Deze inrichting beschikt over een PR10-6 risicocontour van 50 meter welke niet tot het verordeningsgebied reikt. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 84 meter en reikt wel tot het verordeningsgebied. Gezien het feit dat binnen het verordeningsgebied geen nieuw ontwikkelingen gerealiseerd worden zal het groepsrisico ten gevolge van de beheersverordening niet toenemen. In bijlage 7 is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Weg
Aan de oostzijde van het verordeningsgebied ligt rijksweg N62, hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Conform het Basisnet weg beschikt de rijksweg ter hoogte van de beheersverordening niet over een plasbrandaandachtsgebied en ook niet over een veiligheidszone. Het groepsrisico is daarbij niet groter dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
Water
Het kanaal van Gent naar Terneuzen ligt deels binnen het verordeningsgebied. Deze vaarweg betreft conform het Basisnet water een "rode-vaarweg". De PR 10-6 contour reikt maximaal tot aan de oever. Tevens beschikt het kanaal over een Plasbrandaandachtsgebied, 40 m landinwaarts ten opzichte van de waterlijn.
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk ten opzichte van de huidige situatie. De aanwezigheid van de rode vaarweg vormt geen belemmering voor de beheersverordening. Conform het in concept zijnde Besluit Transport Vervoer Gevaarlijke stoffen blijkt dat deze vaarroute niet zorgt voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Dit in combinatie met het feit dat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt zorgt ervoor dat het groepsrisico niet zal toenemen. De oriëntatiewaarde zal niet overschreden worden en een verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.
Leidingen
Binnen het verordeningsgebied zijn diverse leidingen aanwezig waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit betreffen onder andere hogedruk aardgas leidingen, een waterstofleiding en een stikstofleiding. In figuur 4.5 zijn de exacte locaties van de leidingen weergegeven. In de regels is voorts een besluitvlak Leiding opgenomen voor de bestaande (vergunde) leidingen. De bestaande leidingen worden daarmee beschermd en behouden. In de bijlage 1 bij de regels is een kaart opgenomen, waarop de positie van de leidingen is opgenomen.
Figuur 4.5. Locatie leidingen in het verordeningsgebied.
Hogedrukaardgasleidingen Gasunie
Binnen het verordeningsgebied zijn leidingen aanwezig die worden beheerd door de Gasunie zijn en waardoor onder hoge druk aardgas wordt getransporteerd.
Deze hogedruk aardgasleidingen beschikken over een effectafstand van respectievelijk 200 en 470 meter. Binnen deze zone's zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen binnen dit gebied mogelijk. Een toename van het risico is daarmee uitgesloten. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.
Aardgasleiding Zebra
Binnen het verordeningsgebied is tevens een hogedrukaardgasleiding aanwezig die onder beheer is van Zebra. Deze hogedruk aardgasleiding beschikt over een effectafstand van 415 meter. In het gehele plangebied (dus ook binnen de effectafstand en de belemmeringenstrook van de aardgasleiding) worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige planologische situatie (geldende bestemmingsplannen inclusief vrijstellingen/ontheffingen). De eventuele ontwikkeling van braakliggende terreinen is binnen deze planologische situatie al mogelijk. Deze beheersverordening heeft dan ook geen invloed op het GR. In bijlage 7 wordt nader ingegaan op het groepsrisico binnen het verordeningsgebied.
Air products
Aan de oostzijde binnen het verordeningsgebied ligt een stikstof transport leiding van Air Products. Conform gegevens van de risicokaart blijkt deze leiding over een PR 10-6 contour van 0 meter te beschikken. Het invloedsgebied van de stikstofleiding is niet bekend. Binnen het gehele verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie mogelijk gemaakt. Een toename van het groepsrisico is daarmee uitgesloten. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.
Middenin het verordeningsgebied - van het westen richting het oosten - ligt een waterstofleiding. Deze waterstofleiding is onder beheer van Air Liquide en beschikt Conform de gegevens van de risicokaart over een PR 10-6 risicocontour van 0 meter. Het invloedsgebied van deze leiding is niet bekend, echter gezien het feit dat binnen het volledig verordeningsgebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden zal de personendichtheid rondom de leiding niet toenemen. Het groepsrisico zal daarom nooit toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.
4.3.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen
Onderzoek en conclusie
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de dichtstbijzijnde weg waar de luchtkwaliteit gemonitord wordt; Hoofdweg N61 ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Voor Stikstofdioxide betreft dit maximaal 24,7 µg/m3 en voor fijn stof maximaal 25,8 µg/m3 (grenswaarden voor beide stoffen: 40 µg/m3 als jaargemiddelde). Het aantal overschrijdingsdagen voor fijn stof betreft 18. Ook hierbij wordt ruimschoots aan de norm uit de Wet Milieubeheer voldaan. Binnen het gehele verordeningsgebied wordt daarmee voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer. De gehalten stikstofdioxide en fijn stof nemen af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de beheersverordening.
4.3.7 Bedrijven en milieuhinder
Toetsingskader
Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering
Onderzoek en conclusie
Gebiedstype
Voor het verordeningsgebied wordt uitgegaan van zogenoemd 'gemengd' gebied. Hiervoor geldt de volgende overweging.
- De losse woningen rondom het verordeningsgebied liggen nabij de provincialeweg N62 en verspreid over het gebied, geen clusters. Rondom deze inrichtingen is sprake van bedrijvigheid (agrarisch).
- De woningen aan de westzijde van het verordeningsgebied liggen vlakbij de N252, hebben aan de oostzijde scheepvaartverkeer en een bedrijventerrein waar scheepvaart gerelateerde industrie plaatsvindt.
Gezoneerd bedrijventerrein
Voor het industrieterrein is een inwaartse milieuzonering toegepast. Dit betekent dat vanuit de omgeving is bekeken vanaf welke afstand bepaalde bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden toegelaten om geen onevenredige beperkingen op te leggen op en hinder voor de omliggende gevoelige functies. Bij de zonering is het aspect geluid niet opgenomen omdat het industrieterrein gezoneerd is in het kader van de Wet geluidhinder. Het geluidaspect is daarmee reeds geborgd. De zonering geeft de algemene toelaatbaarheid van bedrijven op het industrieterrein weer. Hiermee wordt in het ruimtelijk spoor zo veel mogelijk voorkomen dat ter plaatse van de omliggende woningen en andere gevoelige functies in de omgeving van de bedrijven sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder.
In het verordeningsgebied bevinden zich een veelheid aan verscheidene industriële bedrijvigheid. Deze functies passen in beginsel binnen de algemene toelaatbaarheid. Bedrijfsactiviteiten die niet binnen deze algemene toelaatbaarheid passen, maar wel legaal op de betreffende locaties aanwezig zijn, kunnen ook onder het regiem van deze verordening hun activiteiten voort zetten. Deze niet binnen de algemeen toelaatbaarheid passende bedrijven zijn als lijst opgenomen in bijlage 2. Vanuit het milieuspoor vindt hier afbakening ten opzichte van de omliggende functies plaats. In het verordeningsgebied worden verder geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er worden dan ook geen hinder veroorzakende of hinder gevoelige functies mogelijk gemaakt. Een nader onderzoek naar milieuhinder van bedrijvigheid is niet noodzakelijk.
Niet gezoneerd bedrijventerrein
Voor die delen van het verordeningsgebied die niet zijn inbegrepen in het gezoneerde industrieterrein, maar waar wel een bedrijfsfunctie aanwezig is, is gebruik gemaakt van de reguliere Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Ook voor deze gronden is een inwaartse milieuzonering toegepast.
4.3.8 Water
Toetsingskader
Waterwet, watertoets en Besluit ruimtelijke ordening.
Onderzoek en conclusie
Het verordeningsgebied ligt deels binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen en deels binnen binnen het beheergebied van Rijkswaterstaat. Het waterschap Scheldestromen hanteert een watertabel bij ruimtelijke plannen. Ook voor deze beheersverordening is deze opgesteld. De belangen van Rijkswaterstaat worden hier tevens in meegenomen.
thema en water(schaps)doelstelling | uitwerking |
Veiligheid waterkering Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte. | Er zijn geen consequenties voor eventueel aanwezige waterkeringen. De verordening voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water. | De verordening voorziet niet in nieuw te realiseren verhard oppervlak en/of ontwikkelingen. Er zal ten gevolge van de verordening dan ook geen (extra) wateroverlast ontstaan. |
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van over-storten. | De beheersverordening is gericht op het in standhouden van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Een optimalisering van het watersysteem is daarom niet aan de orde. |
Waterschapsobjecten Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen. | Binnen de beheersverordening worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De waterschapsobjecten en objecten van Rijkswaterstaat ondervinden geen belemmering ten gevolge van de beheersverordening. |
Watervoorziening / -aanvoer Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water. | Niet van toepassing. |
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Niet van toepassing. |
Grondwateroverlast Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast. | Niet aanwezig in de huidige situatie, in de toekomstige situatie zal dit ook niet aangepast worden. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. | De oppervlaktewaterkwaliteit zal niet veranderen ten opzichte van de huidige situatie ten gevolge van de beheersverordening. |
Grondwaterkwaliteit Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. | Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie/kwaliteit. |
Verdroging (Natuur) Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone. | Niet aan de orde. |
Natte natuur Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | De beheersverordening heeft geen effect op de karakteristieke aquatische natuur. De huidige situatie zal niet wijzigen. |
Onderhoud waterlopen Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden kunnen worden. | De onderhoud van waterlopen wordt niet beïnvloedt door de beheersverordening. |
Waterschapswegen Goede bereikbaarheid en in stand houden van wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap. | De bereikbaarheid van de wegen wordt niet beïnvloedt door de beheersverordening. |
Conform de watertoetstabel blijkt dat het aspect water binnen de beheersverordening geen belemmering vormt voor de beheersverordening.
4.3.9 Geluid
Toetsingskader:
Wet geluidhinder
Onderzoek en conclusie
In de Wet geluidhinder is bepaald dat nieuwe geluidgevoelige functies moeten voldoen aan de eisen die gesteld worden in de Wet geluidhinder.
Een gedeelte van het verordeningsgebied (Axelse Vlakte II) is aangewezen als gezoneerd industrieterrein waar 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan. De "Beleidsregel zonebeheersysteem industrieterrein Axelse Vlakte II gemeente Terneuzen (2011)" is van toepassing voor inrichtingen die ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtig en zich bevinden gevestigd zijn of zich willen vestigen op dit gezoneerde industrieterrein (zie ook bijlage 2 van de regels van deze beheersverordening).
Op grond van de Wgh is rondom het gezoneerde industrieterrein een geluidzone aangewezen. Op het gezoneerde industrieterrein en binnen de geluidszone die tevens (deels) binnen het verordeningsgebied valt worden geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Tevens worden er binnen het verordeningsgebied geen geluidbronnen mogelijk gemaakt of gewijzigd zoals, gezoneerde wegen, -industrieterreinen of -spoorwegen. Daarmee vormt het aspect geluid (vanwege wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai) geen belemmering voor de beheersverordening. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein en de geluidszone is opgenomen in de beheersverordening.
4.3.10 Kabels en Leidingen
Toetsingskader
- Besluit externe veiligheid buisleidingen
- Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen;
- Circulaire K1, K2- en K3-stoffen (1991);
- Provincie Zeeland.
Normstelling en beleid
Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante (buis)leidingen worden aangemerkt zoals hierna genoemd, voor zover deze geen deel uitmaken van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer :
- Hoogspanningsverbindingen met een spanning van 50 kV en hoger.
- Buisleidingen voor transport van aardgas vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 50 mm;
- Buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een druk vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 70 mm.
- Buisleidingen voor het transport van andere stoffen dan aardgas en aardolieproducten, die risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken.
- Buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter buiten de bebouwde kom.
- Buisleidingen voor transport van afvalwater tussen de afvalwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap aan de Frankrijkweg en het lozingspunt in de Westerschelde.
Niet-planologisch relevante leidingen vervullen een functie voor de aanwezige functies en behoeven geen bescherming c.q. regeling in een beheersverordening. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.
Onderzoek en conclusie
Naast de in paragraaf 4.3.5 genoemde leidingen waardoor gevaarlijke stoffen vervoerd worden zijn binnen het verordeningsgebied nog meer planologisch relevante leidingen aanwezig. Het betreffen onder andere ondergrondse hoogspanningsleidingen aan de noordzijde en midden in het verordeningsgebied. Deze leidingen zijn weergegeven op een kaart die als bijlage 1 is bijgevoegd aan de regels. Voor deze leidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 meter waarbinnen niet gebouwd mag worden. Omdat er binnen het gehele verordeningsgebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden vormt dit aspect geen belemmering voor de beheersverordening.
Hoofdstuk 5 Maatschappelijke Toetsing En Vaststelling
5.1 Resultaten Inspraak- En Overleg
5.1.1 Inspraakprocedure
Inleiding
In de Wet ruimtelijke ordening is, in tegenstelling tot een bestemmingsplan, geen procedure vastgelegd. De gemeente bepaalt zelf welke procedure wordt gevolgd. In dit geval is de gemeentelijke inspraakverordening van toepassing. Dat wil zeggen dat het ontwerp van de verordening zes weken ter inzage wordt gelegd en iedereen de mogelijkheid heeft om hierop schriftelijk of mondeling reageren. Tegen de vaststelling van een beheersverordening staat geen bezwaar of beroep open.
De ontwerpbeheersverordening 'Axelse Vlakte' heeft van 28 februari 2013 tot en met 10 april 2013 ter inzage gelegen voor de vaststellingsprocedure. Tijdens deze terinzagelegging zijn de volgende reacties kenbaar gemaakt.
- 1. Govaert-Walrave, Autricheweg 1, 4554 LZ Westdorpe;
- 2. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen;
- 3. Grontmij Nederland B.V., Postbus 7060, 4330 GB Middelburg;
- 4. Moeliker & Platteeuw Advocaten, Postbus 1, 4330 AA Middelburg (namens Innovarec B.V. en Combinatie Slib Innovatie B.V.);
- 5. Rijkswaterstaat Zee en Delta, Postbus 5014, 4330 JA Middelburg.
De inspraakreacties zijn tijdig (binnen de termijn) kenbaar gemaakt. De inspraakreacties zijn dan ook ontvankelijk.
Govaert-Walrave, Autricheweg 1, 4554 LZ Westdorpe
Inspraakreactie
Opgemerkt wordt dat het perceel Autricheweg 1 te Westdorpe de bestemming agrarisch bouwvlak (b) heeft. Op de lijst van bestaande bedrijfsgebouwen staat het terecht opgenomen. Evenwel niet op de verbeelding. Verzocht wordt dit aan te passen.
Overwegingen
Op de verbeelding is ten onrechte geen agrarisch bouwvlak opgenomen.
Conclusie
De inspraakreactie is gegrond en leidt tot aanpassing van de verbeelding.
N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
Inspraakreactie
- a. Opgemerkt wordt dat, wil de gemeente Terneuzen voldoen aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), de gemeente verplicht is voor 1 januari 2016 te beschikken over een actueel bestemmingsplan waarin de aardgastransportleidingen planologisch zijn geregeld.
- b. Verzocht wordt om in artikel 8.4.1, van de planregels tevens het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen afhankelijk te stellen van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'aanleggen'.
Overwegingen
- a. Het tracé voor de aardgastransportleidingen is voor de gemeente Terneuzen nog niet definitief vastgelegd. Definitieve besluitvorming hierover wordt in de loop van 2013 verwacht, zie plantoelichting bladzijde 25. Na vaststelling van de beheersverordening 'Axelse Vlakte' zal de gemeente Terneuzen de voorbereiding van het bestemmingsplan 'Axelse Vlakte' hervatten. In dit bestemmingsplan zal het definitieve tracé van de aardgastransportleidingen worden meegenomen. Naar verwachting zal het bestemmingsplan 'Axelse Vlakte' voor 1 januari 2016 door de gemeenteraad zijn vastgesteld, waarmee dan voldaan wordt aan het Bevb.
- b. Artikel 8, lid 4, van de planregels is aangepast zoals verzocht.
Conclusie
De inspraakreactie is deels ongegrond en deels gegrond en leidt tot aanpassing van de planregels.
Grontmij Nederland BV, Postbus 7060, 4330 GB Middelburg
Inspraakreactie
Grontmij meldt dat men namens Dry Bulk B.V. te Amsterdam bezig is met het opstellen van de aanvraag omgevingsvergunning voor de oprichting van een meststoffenterminal op de Axelse Vlakte (Autrichweg). In het ontwerp van de beheersverordening worden op het beoogde bouwperceel risicovolle bedrijven niet toegestaan. In het huidige bestemmingsplan zijn deze daar wel toegestaan. Verwijzend naar het consoliderende karakter van de beheersverordening, daarbij geen verandering plaatsvindt aan bestemmingen en mogelijkheden, wenst men een bevestiging dat de inwerkingtreding van de verordening de verlening van de omgevingsvergunning niet in de weg staat.
Overwegingen
In artikel 6.2.1, onder d., van de regels van de ontwerp beheersverordening Axelse Vlakte is bepaald: “risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande risicovolle inrichtingen ter plaatse van een besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - Haven B - risicovolle inrichting'”. Deze bepaling is niet correct en zal zodanig aangepast worden dat risicovolle inrichting zich wel kunnen vestigen op het besluitvlak 'Bedrijventerrein - Haven - B'.
Conclusie
De inspraakreactie is gegrond en leidt tot aanpassing van de planregels.
Moeliker & Platteeuw Advocaten, Postbus 1, 4330 AA Middelburg (namens Innovarec B.V. en Combinatie Slib Innovatie B.V.)
Inspraakreactie
Cliënten stellen dat in het ontwerp van de Beheersverordening Axelse Vlakte het bestaande gebruik van de bij hen in gebruikzijnde percelen aan de Ameliaweg te Westdorpe niet volledig en/of niet correct wordt vastgelegd. Cliënten leiden uit de verbeelding af dat hun percelen aan de Ameliaweg worden bestemd voor 'Bedrijventerrein – Haven – B' waarbij bedrijven worden toegestaan vanaf milieucategorie 3.1 tot en met categorie 5.2. Bijlage 1 van de toelichting betreft een 'Lijst functies' waarop alle ondernemingen genoemd worden die thans in het verordeninggebied actief zijn. De wijze waarop cliënten worden vermeld behoeft evenwel aanpassing. In plaats van de nu vermelde milieucategorie 3 dient milieucategorie 4 (Sbi-code 372) vermeld te worden.
Overwegingen
Ingevolge de handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vallen de activiteiten die cliënten verrichten in ieder geval onder de SBI-code 383202 (SBI-code 2008). De SBI-code 372 ging daaraan vooraf (1993). Aan de SBI-code 383202 dient de milieucategorie 4.2 gekoppeld te worden. In de 'Lijst functies' wordt deze dan aangeduid met categorie 4.
Conclusie
De inspraakreactie is gegrond en leidt tot aanpassing van de 'Lijst functies' (bijlage 1 van de plantoelichting).
Rijkswaterstaat Zee en Delta, Postbus 5014, 4330 JA Middelburg.
Inspraakreactie
- a. Externe veiligheid. In paragraaf 4.3.5 wordt onder het kopje “Water” gemeld dat aan de westzijde het plangebied tegen het kanaal van Terneuzen naar Gent ligt. Deze formulering is niet correct. Het kanaal van Terneuzen van Gent is onderdeel van het plangebied. Verzocht wordt de tekst aan te passen.
- b. Watertoets en Waterwetvergunning. In Paragraaf 4.3.8 wordt gesteld dat het verordeningsgebied binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen ligt. Het verordeningsgebied ligt ook (voor een deel) in het beheersgebied van Rijkswaterstaat. Verzocht wordt dit in de tekst op te nemen.
- c. In de watertabel in paragraaf 4.3.8 wordt aandacht besteed aan objecten van de waterbeheerder, in dit geval waterschapsobjecten. Verzocht wordt om hier ook te verwijzen naar objecten van Rijkswaterstaat en aan te geven dat ook deze geen belemmering in hun werking mogen ondervinden ten gevolge va de beheersverordening.
- d. In Artikel 10 en 11 van de regels zijn bepalingen opgenomen voor het gebruik van het Besluitvlak 'Water' en 'Water-Haven'. Men gaat ervan uit dat deze bepalingen het huidige gebruik niet in de weg staan. Tevens wordt gevraagd om artikel 10.2.1, onder c.1, zodanig aan te passen dat de betreffende haven- en afmeervoorzieningen niet alleen door de in het plangebied gevestigde bedrijven gebruikt mag worden.
Overwegingen
- a. Het kanaal van Terneuzen naar Gent is gedeeltelijk gelegen in het plangebied van de Beheersverordening. De tekst zal overeenkomstig worden aangepast.
- b. Het verordeningsgebied is eveneens gelegen in het beheersgebied van Rijkswaterstaat. De tekst zal overeenkomstig worden aangepast.
- c. In de watertabel zal ook aangegeven worden dat de in het plangebied aanwezige objecten van Rijkswaterstaat geen belemmering ten gevolge van de beheersverordening mogen ondervinden.
- d. Met de artikel 10 en 11 van de regels wordt beoogd het bestaande gebruik voort te kunnen zetten. Ontwikkelingsmogelijkheden die nu in het geldende bestemmingsplan aanwezig zijn worden meegenomen in de regels van de beheersverordening voor zover dit milieutechnisch mogelijk is. Artikel 10.2.1, onder c, is aangepast zodat de haven- en afmeervoorzieningen ten behoeve van de beroepsvaart zijn toegestaan.
Conclusie
De inspraakreactie is gegrond en leidt tot aanpassing van de plantoelichting en de planregels.
5.2 Overlegprocedure
Inleiding
De ontwerpbeheersverordening 'Axelse Vlakte' is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegestuurd aan:
- Provincie Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen;
- Veiligheidsregio Zeeland.
In deze paragraaf wordt het resultaat van de overlegprocedure beschreven. De reacties zijn afzonderlijk samengevat en beantwoord.
Provincie Zeeland
Overlegreactie
De voorgelegde beheersverordening 'Axelse Vlakte' geeft de provincie Zeeland geen aanleiding voor opmerkingen..
Waterschap Scheldestromen
Overlegreactie
De voorgelegde beheersverordening 'Axelse Vlakte' geeft het waterschap geen aanleiding voor opmerkingen.
Veiligheidsregio Zeeland
Overlegreactie
Van de Veiligheidsregio Zeeland is binnen de daartoe gestelde termijn geen reactie ontvangen. Buiten de daarvoor gestelde termijn is op 2 mei 2013 alsnog een overlegreactie ontvangen. De overleg reactie is voor zover mogelijk verwerkt in de toelichting en bijlage bij deze beheersverordening.
5.3 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Bij de vaststelling van de beheersverordening zijn de volgende wijzigingen aangebracht.
5.3.1 Toelichting
De toelichting is op enkele onderdelen aangepast.
- Paragraaf 1.3:
- 1. Bestemmingsplan Axelse Vlakte I, groenvoorzieningen. "De grotere groengebied": groengebieden.
- 2. De beschrijving 'Sluizencomplex' is verwijderd. Deze functie komt in het plangebied niet voor.
- Paragraaf 3.3.2 onder 'Gebiedsregels (hoofdstuk 2)': Punt 3 van de afwijkingsregels voor het gebruik en voor het bouwen is geschrapt.
- Paragraaf 4.3.2.: De uitwerking en resultaten van de scan naar de archeologische verwachtingswaarden zijn aan de tekst toegevoegd.
- Paragraaf 4.3.5:
- 1. Van de binnen het verordeningsgebied genoemde inrichtingen zijn de adressen toegevoegd.
- 2. De Veiligheidsregio heeft alsnog een overlegreactie ingediend (zie bijlage). Deze reactie is waar mogelijk verwerkt.
- Toegevoegd is een Hoofdstuk 5 'Maatschappelijke toetsing en vaststelling'.
- Bijlage 7: Tekst (Pm advies veiligheidsregio). Binnen de daartoe gestelde termijn is geen advies ontvangen van de Veiligheidsregio Zeeland. De bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten is aangemerkt als goed. De tekst is hiermee aangevuld.
De aanpassingen van de toelichting hebben geen juridische betekenis.
5.3.2 Regels
Artikel 1
- Lid 1.1: verordening: de (vastgestelde) beheersverordening is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BVAXVL-VG99 met bijbehorende bestanden.
Artikel 4
- Sublid 4.2.1 onder a: de zinsnede 'ten hoogste' is niet vastgesteld.
- Sublid 4.2.1, onder c is gewijzigd in: "nieuwe activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 zijn uitsluitend toegestaan indien het activiteiten betreft waarvan voldoende wordt aangetoond dat geen sprake is van significante effecten voor het milieu en indien dit wel het geval is, middels een door een erkend bureau opgesteld rapport, wordt aangetoond dat deze door middel van mitigerende en zonodig compenserende maatregelen voorkomen kunnen worden;"
- Sublid 4.2.1, onder d is gewijzigd in: "nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt niet over kwetsbare objecten;
- 2. er dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;"
- Sublid 4.4.1 onder a: na de zinsnede 'twee categorieën hoger' is de volgende zinsnede opgenomen: 'en lager'.
- Sublid 4.4.1, onder b: de bepaling onder 1 is niet vastgesteld. De bepaling onder 3 is zodanig gewijzigd dat vestiging van activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan.
- Toegevoegd is sublid 4.5.1 dat luidt als volgt:
“4.5.1 Hogere gebouwen en bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 onder d, e.3 en e.4 voor een hogere bouwhoogte, met in achtneming van de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 25 m;
2. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.”
Artikel 5
- Sublid 5.2.1 onder a: de zinsnede 'ten hoogste' is niet vastgesteld.
- Sublid 5.2.1, onder c is gewijzigd in: "nieuwe activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 zijn uitsluitend toegestaan indien het activiteiten betreft waarvan voldoende wordt aangetoond dat geen sprake is van significante effecten voor het milieu en indien dit wel het geval is, middels een door een erkend bureau opgesteld rapport, wordt aangetoond dat deze door middel van mitigerende en zonodig compenserende maatregelen voorkomen kunnen worden;"
- Sublid 5.2.1 onder d is gewijzigd in: "nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt niet over kwetsbare objecten;
- 2. er dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
- Sublid 5.3.1 onder e is gewijzigd in: de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen.
- Sublid 5.3.1 onder f. Toegevoegd is een nieuwe bepaling 8 die luidt als volgt: “8. van een opslagtank of -silo: 40 m;". De opvolgende bepaling onder 9 is vernummerd in 10.
- Sublid 5.4.1 onder a: na de zinsnede 'twee categorieën hoger' is de volgende zinsnede opgenomen: 'en lager'.
- Sublid 5.4.1 onder b: de bepaling onder 1 is niet vastgesteld. De bepaling onder 3 is zodanig gewijzigd dat vestiging van activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan.
- Toegevoegd is sublid 5.5.1 dat luidt als volgt:
“5.5.1 Hogere gebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1 onder e voor een hogere bouwhoogte, met in achtneming van de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m;
2. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.”
Artikel 6
- Subleden 6.2.1 onder a, 6.2.2 en 6.2.3 onder a: de zinsneden 'ten hoogste' zijn niet vastgesteld.
- Sublid 6.2.1, onder c is gewijzigd in: "nieuwe activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 zijn uitsluitend toegestaan indien het activiteiten betreft waarvan voldoende wordt aangetoond dat geen sprake is van significante effecten voor het milieu en indien dit wel het geval is, middels een door een erkend bureau opgesteld rapport, wordt aangetoond dat deze door middel van mitigerende en zonodig compenserende maatregelen voorkomen kunnen worden;"
- Sublid 6.2.1 onder d is gewijzigd in: "nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt niet over kwetsbare objecten;
- 2. er dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;".
- Sublid 6.3.1 onder d is gewijzigd in: "de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m."
- Sublid 6.3.1 onder e. Toegevoegd zijn nieuwe bepalingen 9 en 10 die luiden als volgt: “9. van een opslagtank of -silo: 40 m; 10. laad- en losfaciliteiten: 30 m;” De opvolgende bepaling onder 9 is vernummerd in 11.
- Sublid 6.4.1 onder a: na de zinsnede 'twee categorieën hoger' is de volgende zinsnede opgenomen: 'en lager'.
- Sublid 6.4.1: de verwijzingen naar lid 5.2 zijn gewijzigd in 6.2.
- Sublid 6.4.1, onder b: de bepaling onder 1 is niet vastgesteld. De bepaling onder 3 is zodanig gewijzigd dat vestiging van activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan.
- Sublid 6.4.2 is niet vastgesteld.
- Toegevoegd is sublid 6.5.1 dat luidt als volgt:
“6.5.1 Hogere gebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 onder d voor een hogere bouwhoogte, met in achtneming van de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 80 m;
2. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken".
Artikel 9
- lid 9.2.1. Toegevoegd is een nieuwe bepaling, die luidt als volgt: “b. spoorwegen;”. De opvolgende bepalingen b tot en met e zijn vernummerd in c tot en met f.
Artikelen 13 tot en met 18/20
- Toegevoegd is een nieuw 'Artikel 13 Waarde – Archeologie'. Voor de exacte inhoud van de regeling wordt verwezen naar de regels.
- Toegevoegd is een nieuw 'Artikel 14 Waarde - Beschermde Dijken'. Voor de exacte inhoud van de regeling wordt verwezen naar de regels.
- De artikelen 13 tot en met 18 uit het ontwerpplan zijn vernummerd in 15 tot en met 20.
Artikel 18 (na vernummering)
- Lid 18.2.3 onder b. Toegevoegd is een bepaling die luidt als volgt: “5. laad- en losinrichtingen: 30 m.”
5.3.3 Verbeelding
- Op de verbeelding zijn drie verbindingen tussen de Finlandweg en de Industrieweg Zuid weergegeven met de functie 'verkeer'. De middelste verbinding betreft echter geen fysieke verbinding maar een beschermde dijk. De functie is daarop aangepast.
- Ten behoeve van een bestaand bedrijf aan de Sassing 1 te Sluiskil is de functie 'Bedrijventerrein' toegevoegd. Het betreft een bedrijfsmatige winterstalling voor jachten.
- Een tussen de Finlandweg en de Industieweg Zuid gelegen perceel met de functie 'Bedrijventerrein' is gewijzigd in de functie 'Agrarisch'.
- Een tussen de Finlandweg en de Industrieweg Zuid gelegen perceel met de functie 'Groen' is gewijzigd in de functie 'Agrarisch'.
- Aan twee perceel met de 'functie 'Groen' gelegen tussen de Finlandweg en de Industrieweg Zuid is de aanduiding 'voormalige vuilstortplaats' toegevoegd.
- Een gedeelte van de Autricheweg is als beschermde dijk aangeduid.
- Voor een perceel ten westen van de Autrichehaven is het besluitvlak 'Bedrijventerrein' opgenomen.
Bijlage 1 Leidingen
Bijlage 2 Beleidsregel Zonebeheersysteem Industrieterrein Axelse Vlakte Ii Gemeente Terneuzen 2011
Bijlage 2 Beleidsregel zonebeheersysteem industrieterrein Axelse Vlakte II gemeente Terneuzen 2011
Bijlage 3 Lijst Met Bestaande Bedrijfswoningen
aanwezige bedrijfswoningen plangebied Beheersverordening Axelse Vlakte | ||
adres | functie | |
Industrieweg Zuid 23 4554 LL Westdorp | Agrarisch | |
Koegorsstraat 23 4541 HT Sluiskil | Agrarisch | |
Koegorsstraat 25 4541 HT Sluiskil | Agrarisch | |
Wervenweg 8 4551 MC Sas van Gent | Bedrijf | |
Wervenweg 13 4551 MC Sas van Gent | Bedrijf | |
Autricheweg 1 4554 LZ Westdorpe | Agrarisch | |
Autricheweg 2 4554 LZ Westdorpe | Agrarisch (= 2e bedrijfswoning bij agrarisch bedrijf Autricheweg 1) | |
Zeedijk 2 4554 LN Westdorpe | Agrarisch | |
Zeedijk 3 4554 LN Westdorpe | Agrarisch |
Bijlage 4 Nieuwe Economische Dragers
Bijlage 4 Nieuwe Economische Dragers
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Bijlage 6 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
Bijlage 6 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
Bijlage 1 Lijst Functies
Bijlage 2 Bedrijvenlijst
Bijlage 3 Luchtfoto
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactivteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactivteiten 'gezoneerd industrieterrein'