KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein - A
Artikel 5 Bedrijventerrein - B
Artikel 6 Bedrijventerrein - Haven
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Leiding
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Recreatie - Volkstuinen
Artikel 14 Sluiswerken
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Verkeer- Railverkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Water - Haven
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Artikel 23 Waarde - Beschermde Dijken
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualiseringsoperatie Bestemmingsplannen
1.2 Verordeningsgebied
1.3 Geldende Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Beheersverordening Als Instrument
2.1 Inleiding
2.2 De Beheersverordening
2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Hoofdstuk 3 De Beheersverordening Voor Oostelijke Kanaaloever
3.1 Inleiding
3.2 Waarom Een Beheersverordening Voor Oostelijke Kanaaloever
3.3 Opzet Beheersverordening Oostelijke Kanaaloever
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Beleidsaspecten
4.3 Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 5 Maatschappelijke Toetsing En Vaststelling
5.1 Resultaten Inspraak- En Overleg
5.2 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Bijlage 1 Bestaande Bedrijfswoningen
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Leidingen
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Lijst Functies Die Niet Passen In De Algemene Milieuzonering
Bijlage 3 Luchtfoto
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactivteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
Bijlage 6 Natuurwaardenkaart
Bijlage 7 Verantwoording Groepsrisico

Oostelijke Kanaaloever

Beheersverordening - Gemeente Terneuzen

Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99 met bijbehorende bestanden.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.6 achtergevel

de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw.

1.7 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.8 achtergevelrooilijn

denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 12 m achter de voorgevel.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en /of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden agrarisch bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruikgemaakt wordt van open grond, nader te onderscheiden in:
    1. 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    2. 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    3. 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    4. 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;
    5. 5. paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en /of melkproductie, handel en /of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
    6. 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  2. b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, nader te onderscheiden in:
    1. 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    2. 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
    3. 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;
  3. c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen, al dan niet in gebouwen;
  4. d. overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.

1.10 agrarische deskundige

de agrarische adviescommissie van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen, op het gebied van land- en tuinbouw.

1.11 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

  1. a. een bedrijf gerelateerd aan de agrarische sector, nader te onderscheiden in:
  2. b. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur (zoals loonbedrijven);
  3. c. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of –apparatuur (zoals landbouwmechanisatiebedrijven);
  4. d. een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en / of het opslaan en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;
  5. e. hoveniersbedrijven.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.17 beperkt kwetsbare objecten

  1. a. Verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden.
  2. b. Kantoorgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  3. c. Hotels en restaurants, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  4. d. Winkels, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  5. e. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen.
  6. f. Kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zijn niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  7. g. Bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  8. h. Objecten die met de onder a. tot en met e. en g. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
  9. i. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.18 bestaand

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
    1. 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
    2. 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  4. d. bestaande goot- of bouwhoogte: goot- of bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  5. e. onder bestemmingsplan en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt tevens verstaan voorgaande wet- en regelgeving die hiermee gelijk wordt gesteld.

1.19 besluit(sub)vlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 boog- en gaaskassen

al dan niet verplaatsbare gebouwen, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.27 brutovloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of (horeca)bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.28 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar /dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.29 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.31 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende volumineuze en gevaarlijke goederen:

  1. a. keukens, badkamers en sanitair;
  2. b. meubels en woninginrichtingsartikelen;
  3. c. bouwmarkten;
  4. d. tuincentra en tuinbenodigdheden;
  5. e. volumineuze dierenbenodigdheden;
  6. f. naar aard en omvang vergelijkbare goederen.

1.32 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.33 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geluidgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.36 geluidzone - industrie

een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.37 grenswaarde

grens, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.38 grootschalige detailhandel

detailhandelsvoorzieningen met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer.

1.39 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.40 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en /of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.41 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.

1.42 kassen

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.43 kwetsbare objecten

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder 1.17 onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.44 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.45 mantelzorg

het langdurig en op vrijwillige basis bieden van zorg aan eenieder die door een zorgdeskundige aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten organisatorisch verband.

1.46 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.47 nevenactiviteit

niet - agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een agrarisch bouwvlak.

1.48 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.49 omgevingskwaliteit

kwaliteiten die van belang zijn voor een goede leefomgeving; bij de beoordeling van de omgevingskwaliteit worden ten minste de volgende aspecten in ogenschouw genomen: luchtkwaliteit, geur, geluid, lichtvervuiling, bereikbaarheid en veiligheid, bodem- en waterkwaliteit (waterbodems en grondwater daaronder begrepen), waterkwantiteit, ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

1.50 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.51 peil

  1. a. De kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt.
  2. b. Bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water.
  3. c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.52 reëel agrarische bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

1.53 risicovolle inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.54 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein die van deze regels deel uitmaakt.

1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.56 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.57 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

1.58 voorerf

gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn.

1.59 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.60 voorgevellijn

denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.61 voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf

  1. a. voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, geoogste producten, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voerdersilo's, sleufsilo's, mestzakken, watertanks en CO2 - opslagtanks;
  3. c. voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, zoals mestzakken, drijvende afdekkingen of foliebassins maar geen verhardingen.

1.62 weidegang

gedurende een substantieel gedeelte van het jaar, nagenoeg dagelijks buiten laten lopen van dieren, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten verzameld wordt en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.

1.63 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.64 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.65 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.66 zorgdeskundige

een als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen op het gebied van zorg en indicatiestelling.

1.67 zijerf

gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn.

1.68 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

1.69 zijgevellijn

(denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelsgrens.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne - installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne - installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne - installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne - installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne - installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne - installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk, geen antenne - installatie zijnde

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  1. a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (rotor)as van de windturbine.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Agrarisch' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

3.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

3.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

3.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

3.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

Artikel 4 Bedrijventerrein - A

4.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Bedrijventerrein - A' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

4.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

4.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

4.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

4.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

Artikel 5 Bedrijventerrein - B

5.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Bedrijventerrein - B' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

5.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

5.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

5.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

5.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

Artikel 6 Bedrijventerrein - Haven

6.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Bedrijventerrein - Haven' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

6.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

6.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

6.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

6.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

6.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Detailhandel' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

7.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

7.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 7.1 is het toegestaan om niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een besluitsubvlak 'detailhandel-bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfs- of dienstwoning toegestaan;
    3. 3. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met de voorgevel in één van de naar de weg gekeerde bouwgrenzen, dan wel op een afstand van ten hoogste 3 m evenwijdig hieraan;
    4. 4. het maximaal toelaatbaar oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 75%;
    5. 5. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;
    6. 6. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
    7. 7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet bedragen dan 7 m;
    8. 8. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
    9. 9. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 1. van erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    2. 2. van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan: 1 m;
    3. 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

7.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

7.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Groen' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

8.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

8.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

8.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

8.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Horeca' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

9.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

9.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

9.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

9.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Kantoor' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

10.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

10.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

10.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

10.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 11 Leiding

11.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Leiding' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

11.2 Aanvullingen ten aanzien van het GEBRUIK

11.3 Aanvullingen ten aanzien van het BOUWEN

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van het in lid 11.1 genoemde besluitvlak uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende besluitvlakken mag - met inachtneming van de voor de betrokken besluitvlakken geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Maatschappelijk' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

12.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

12.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 12.1 is het toegestaan om niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met de voorgevel in één van de naar de weg gekeerde bouwgrenzen, dan wel op een afstand van ten hoogste 3 m evenwijdig hieraan;
    2. 2. het maximaal toelaatbaar oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 60%;
    3. 3. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;
    4. 4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 7 m;
    5. 5. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet bedragen dan 11 m;
    6. 6. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
    7. 7. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 1. van erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    2. 2. van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan: 1 m;
    3. 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

12.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

12.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 13 Recreatie - Volkstuinen

13.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Recreatie - Volkstuinen' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

13.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

13.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

13.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

13.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 14 Sluiswerken

14.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Sluiswerken' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

14.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

14.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

14.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

14.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.3.1 en lid 14.3 voor het bouwen van gebouwen, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 15 m bedragen;
  2. b. het belang van de waterkering(en) en de sluiswerken door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag vraagt hiervoor advies van de beheerder van de waterkering;
  3. c. de oppervlakte van een bestaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  4. d. de inhoud van een bestaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Sport' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

15.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

15.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

15.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

15.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak Verkeer' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

16.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

16.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

16.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

16.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 17 Verkeer- Railverkeer

17.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak Verkeer- Railverkeer gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

17.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

17.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

17.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

17.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 18 Water

18.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Water' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

18.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

18.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

18.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

18.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 19 Water - Haven

19.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Water - Haven' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

19.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

19.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

19.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

19.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Wonen' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

20.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

20.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

20.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

20.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Waterstaat - Waterkering' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

21.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

21.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 21.1 is het toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. a. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 1. terreinafscheidingen: 3 m;
    2. 2. de verkeers- of vaarwegaanduiding: 26 m;
    3. 3. verlichtingsmasten en andere masten: 15 m;
    4. 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m.
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende besluitvlakken mag met inachtneming van de voor de betrokken besluitvlakken geldende (gebieds)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

21.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

21.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

Artikel 22 Waarde - Archeologie

22.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. De in het besluitvlak Waarde - Archeologie gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.
  2. b. Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

22.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

22.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 22.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende bepalingen gelden.

22.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 23 Waarde - Beschermde Dijken

23.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. De in het besluitvlak Waarde - Beschermde Dijken gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.
  2. b. Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

23.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

In aanvulling op het bepaalde in lid 23.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor:

  1. a. de waterkering;
  2. b. beplantingen;
  3. c. fiets- en voetpaden ;
  4. d. overige voorzieningen;
  5. e. behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden.

23.3 Aanvullingen ten aanzien van het BOUWEN

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Overschrijding regels voor het bouwen

De regels voor het bouwen in hoofdstuk 2 mogen worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen;
  3. c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 Geluidzone Industrie

27.2 Vrijwaringszone - Dijk

27.3 Veiligheidszone - bevi

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

28.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Actualiseringsoperatie Bestemmingsplannen

De gemeente Terneuzen is bezig met het actualiseren van de geldende bestemmingsplannen voor onder meer de kernen, buitengebieden en bedrijventerreinen. Deze actualiseringsopgave heeft tot doel:

  • het creëren van samenhang en afstemming van regelingen voor gelijksoortige gebieden;
  • het afstemmen van regelingen op actueel beleid, wet- en regelgeving;
  • het streven naar rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen;
  • het reduceren van het aantal verschillende plangebieden;
  • het vervangen van (in ieder geval) bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar.

Actualisatie van de regeling kan plaatsvinden via een nieuw bestemmingsplan of door een beheersverordening. Voor Oostelijke Kanaaloever is gekozen voor het instrument beheersverordening. In Hoofdstuk 3 is de onderbouwing van de keuze voor de beheersverordening beschreven.

1.2 Verordeningsgebied

Oostelijke Kanaaloever ligt aan de westzijde van de kern Terneuzen.

  • Het verordeningsgebied omvat:
    1. 1. een deel van het Kanaal van Gent naar Terneuzen;
    2. 2. het sluizencomplex;
    3. 3. gezoneerde industrie- en bedrijventerreinen op de oostelijke kanaaloever;
    4. 4. de bebouwingsconcentratie Driewegen;
    5. 5. agrarisch gebied ten zuiden van de kanaalkruising.
  • Het besluitgebied Oostelijke Kanaaloever wordt globaal bepaald door de volgende begrenzingen.
    1. 1. Sluizencomplex aan de noordzijde (Buitenhaven / Schependijk);
    2. 2. De oostgrens wordt bepaald door de Kennedylaan en Meester F.J. Haarmanweg.
    3. 3. Aan de westzijde vormt de regionale waterkering aan de westzijde van het kanaal van Gent naar Terneuzen de grens.
    4. 4. Aan de zuidzijde wordt het verordeningsgebied doorsneden door de beoogde nieuwe kanaalkruising Sluiskil (buiten het verordeningsgebied, separate juridisch-planologische regeling). De N62 (Hoofdweg) maakt deel uit van de begrenzing van het verordeningsgebied.
    5. 5. Ten zuiden van de beoogde nieuwe kanaalkruising ligt agrarisch gebied. Dit gebied ligt separaat van het industrie- en bedrijventerrein Oostelijke Kanaaloever, maar behoort wel tot het verordeningsgebied. Begrenzing wordt gevormd door de Koegorsstraat, agrarische perceelsgrenzen en de westzijde van het kanaal van Gent naar Terneuzen.
  • De ligging van het plangebied is globaal aangegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0001.jpg"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (indicatieve begrenzing)

1.3 Geldende Regeling

Voor het verordeningsgebied Oostelijke Kanaaloever gelden diverse bestemmingsplannen variërend in leeftijd . Met deze beheersverordening worden de bestemmingsplannen samengevoegd tot één actuele juridisch-planologische regeling.

In het verordeningsgebied zijn de volgende planologische regelingen van toepassing.

naam bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
Uitbreidingsplan in hoofdzaak 18-04-1949 11-07-1949
Herziening partieel uitbreidingsplan in hoofdzaak 'industrieterrein oostelijke kanaaloever' 31-01-1963 19-07-1963
Buitengebied (voorm. gem. Terneuzen) 25-11-1976 16-01-1978
Buitengebied, 1e partiële wijziging ('1e herziening') 26-01-1978 05-09-1978
Schependijk 29-01-1987 29-09-1987
Terneuzen Zuidwest 18-12-2008 31-03-2009
Terneuzen Zuidoost 18-12-2008 02-06-2009

Uitbreidingsplan in hoofdzaken /Herziening partieel uitbreidingsplan in hoofdzaak 'industrieterrein oostelijke kanaaloever'

De gronden in dit bestemmingsplan zijn aangewezen voor 'Industrieterrein'. Hierbij geldt de volgende regeling.

  • Algemeen is bepaald dat fabrieksgebouwen en daarbij behorende kantoorgebouwen mogen worden gerealiseerd, alsmede loodsen, garages ketelhuizen, reservoirs en dergelijke ten behoeve van industriële bedrijven.
  • Opgenomen is een minimale maat van 5.000 m2 voor een kavel en een bouwhoogte van 12 m voor gebouwen, met uitzondering van schoorstenen.
  • Per bedrijf mag ook een dienstwoning worden gebouwd, als dat noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.

De andere bestemmingen zijn: 'Spoorwegdoeleinden' en 'Weg'. Hier zijn alleen gebouwen toegestaan in verband met de functie.

Buitengebied / Buitengebied, 1e partiële wijziging ('1e herziening')

De gronden in deze plannen zijn in het verordeningsgebied aangewezen voor:

  • Agrarisch gebied A. Agrarische bebouwing dient geconcentreerd te zijn op maximaal 1 bouwvlakken van 1 hectare. bedrijfsbebouwing is maximaal 7 meter hoog, bedrijfswoningen zijn maximaal 6 meter hoog en per woning maximaal 60 m².
  • Sluizencomplex. Bij het Sluizencomplex zijn maximaal 12 dienstwoningen toegestaan. Bedrijvigheid is alleen toegestaan ten dienste van de bestemming.
  • Waterwegen. De hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedragen in de vaarweg maximaal 26 meter.
  • Zeewering; Wegen (van 1e 2e of 3e orde en overige wegen); Spoorwegdoeleinden; diverse leidingen. Deze artikelen zijn vooral gericht op bescherming en het behoud van de bestemmingen. Bouwwerken zijn alleen ten dienste van bestemmingen toegestaan. Er gelden beperkte bouwhoogten (afhankelijk van de bestemming tot 10 meter).

Schependijk

Dit bestemmingsplan maakt slechts in beperkte mate deel uit van het verordeningsgebied. Relevante bestemmingen zijn:

  • Voetpad, berm, rijwielpad, parkeren los- en laadwal en rijweg;
  • Openbaar groen;

Binnen beide artikelen zijn enkele algemene bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voor specifieke technische en verkeerstechnische gebouwen.

Terneuzen Zuid-west

De gronden in dit bestemmingsplan zijn, voor zover gesitueerd in het verordeningsgebied aangewezen voor:

  • Bedrijf. Hiermee zijn bedrijven tot milieucategorie 3.1 mogelijk gemaakt. In de bouwregels geldt een bouwhoogte van 6 meter en een bebouwingspercentage van 70%.
  • Groen.
  • Sport.
  • Tuin.
  • Verkeer.
  • Water.
  • Wonen. Er zijn algemene - per woningtype afhankelijke - bouwregels gegeven. Ook voor achtererven is een regeling opgenomen ten aanzien van het maximum bebouwingspercentage.

Terneuzen Zuid-oost

De bebouwingsconcentratie Driewegen is binnen dit bestemmingsplan opgenomen. De regeling omvat binnen het verordeningsgebied onder andere de bestemmingen:

  • Bedrijf.
  • Gemengd - Garagebox.
  • Groen.
  • Horeca.
  • Recreatie.
  • Tuin.
  • Verkeer.
  • Wonen.

Voor deze bestemmingen zijn soortgelijke regels opgenomen als voor Terneuzen Zuid-west.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd.

  • Hoofdstuk 2 De beheersverordening als instrument beschrijft het instrument beheersverordening en de instrumenten die in aanvulling op de verordening beschikbaar zijn voor het beheer van het Oostelijke Kanaaloever.
  • Hoofdstuk 3 De beheersverordening voor Oostelijke Kanaaloever gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening voor Oostelijke Kanaaloever, de uitgangspunten waarop de beheersverordening is gebaseerd en de toelichting op de inhoud van de verordening. Tevens is ingegaan op handhaving.
  • Hoofdstuk 4 Onderzoek bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid daarvan op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.

Hoofdstuk 2 De Beheersverordening Als Instrument

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee – naast de beheersverordening – het ruimtelijk beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.

2.2 De Beheersverordening

Noodzaak: actualiseringsverplichting Wro

Op basis van artikel 3.1 van de Wro dient de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen.

Indien niet voor het verstrijken van de periode van 10 jaar de raad onderscheidenlijk opnieuw een bestemmingsplan heeft vastgesteld dan wel een verlengingsbesluit heeft genomen, vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten ter zake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan. Dit omvat onder andere het recht tot het invorderen van leges. De sanctie gaat in juli 2013 in, omdat gemeenten na inwerkingtreding van de nieuwe Wro 5 jaar de tijd hebben gekregen om hun juridisch-planologisch regime te actualiseren.

Onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente, waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geschiedt tevens langs elektronische weg.

Bestanddelen beheersverordening

De beheersverordening bevat regels voor het beheer van het verordeningsgebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening wordt digitaal opgesteld en voldoet daarmee aan de wettelijke verplichting van de Wet ruimtelijke ordening. Hierdoor kent de beheersverordening de volgende bestanddelen:

  • een verbeelding met daarop aangegeven het gebied waarop de verordening betrekking heeft, met een of meer objecten binnen het gebied, die op de verbeelding zijn aangeven als besluit(sub)vlak;
  • regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, binnenplans met een omgevingsvergunning afwijken van de verordening en eventueel overgangsrecht.

De beheersverordening bevat tevens een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd.

Voor Oostelijke Kanaaloever bevat de beheersverordening regels voor het gebruik, het bouwen en het afwijken.

  • Er zijn geen regels nodig gebleken voor het slopen. Er wordt geen sloop nagestreefd of tegengegaan. Ook is geen sprake van bebouwing die bescherming tegen sloop behoeft.

Inhoudelijk

Bestaand gebruik

Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin nauwelijks ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (tien jaar). Indien zich binnen deze planperiode toch veranderingen zullen voordoen is via een separaat juridisch planologisch spoor (zie paragraaf 2.3) maatwerk mogelijk. Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.

Bestaand gebruik in 'enge zin'

Bij bestaand gebruik in 'enge zin' worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd.

Bestaand gebruik in 'ruime zin'

Bij gebruik in 'ruime zin' wordt het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Gebruik in 'ruime zin' kan weer worden onderscheiden in een beperkte en een brede variant.

  • In de beperkte variant wordt uitgegaan van het bestaande gebruik met de bijbehorende bouwwerken en passend en vastgelegd in het bestemmingsplan waarin nog beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn die al dan niet zijn gerealiseerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van het hoofdgebouw.
  • In de brede variant kunnen alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestemmingsplan worden opgenomen.

Keuze beheersverordening Oostelijke Kanaaloever

Voor de voorliggende beheersverordening Oostelijke Kanaaloever geldt dat aangesloten is bij de ruime uitleg van bestaand gebruik. In het verordeningsgebied zijn daarom naast het feitelijke bestaande toegestane gebruik ook onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen betrokken en vastgelegd.

Procedureel

Algemeen

De beheersverordening is een gemeentelijke verordening.

  • Er is geen sprake van een wettelijke voorbereidingsprocedure.
  • Bij de voorbereiding van deze beheersverordening is door middel van een toetsingsmoment aan iedereen de gelegenheid gegeven een reactie op de beheersverordening in te dienen, voorafgaand aan de vaststelling.
  • De beheersverordening wordt digitaal vastgesteld.
  • Er staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open.

Keuze beheersverordening Oostelijke Kanaaloever

Het gebied Oostelijke Kanaaloever heeft een lage dynamiek: het is en blijft in hoofdzaak een haven- en industrieterrein. De beheersverordening is voor de actualiseringsverplichting het geschikte instrument, omdat het juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven, voor zover deze passend zijn bij een gebied met lage dynamiek.

Voorts zet de gemeente aanvullende instrumenten in (zie hierna in paragraaf 2.3) om een gebied niet op slot te zetten en binnen het beheer van het gebied aanvaardbare niet-ingrijpende ontwikkelingen mogelijk te maken.

2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten

Beheersverordening en andere instrumenten

De beheersverordening is één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijk beheer van de Oostelijke Kanaaloever en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:

  • het welstandstoezicht;
  • het vergunningvrij bouwen;
  • de planologische kruimelgevallen;
  • de omgevingsvergunning voor afwijken van de beheersverordening (op basis van een ruimtelijke onderbouwing), ook wel de planologische omgevingsvergunning genoemd.

Welstandstoezicht

In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand.

De gemeente heeft op 5 februari 2013 besloten dat voor het gehele grondgebied enkel een repressief welstandstoezicht (excessenregeling) geldt. Een aanvraag om omgevingsvergunning wordt dus niet vooraf getoetst aan redelijke eisen van welstand, maar wel kan na realisatie worden opgetreden als er sprake is van een evidente buitensporigheid in het uiterlijk van een bouwwerk, waarbij afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.

Het vergunningvrij bouwen

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:

  • de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;
  • de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die hoger zijn dan 5 m, zwembaden bij woningen, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken.

Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:

  • vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in een gebied dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven;
  • het aantal woningen mag niet worden veranderd door vergunningvrij bouwen;
  • wanneer een gebied archeologische resten bevat is vergunningvrij bouwen over een oppervlakte van meer dan 50 m² niet toegestaan.

Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.

Planologische kruimelgevallen

In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m² binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.

Het verordeningsgebied maakt deel uit van de bebouwde kom (zie figuur 2.1). Voor de beheersverordening is ervan uitgegaan dat de grenzen van het bestaand bebouwd gebied overeenkomen met de grenzen voor de bebouwde kom, zoals bedoeld in bijlage II van het Bor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0002.jpg"

Figuur 2.1. Bebouwd gebied (Geoloket provincie Zeeland, bestaand bebouwd gebied in licht groen. De indicatieve contour van het verordeningsgebied in zwarte lijn).

Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.

Omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening

Voor – de op dit moment – onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt artikel 2.12 lid 1, onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Door middel van een goede ruimtelijke onderbouwing dient dan te worden aangetoond dat de beoogde ontwikkeling of activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, noch met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft. In dat geval geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, naast de hiervoor genoemde omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening, voor een nieuwe ontwikkeling een specifiek op dat plan toegesneden bestemmingsplan op te stellen

Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening

Bij het opstellen van de beheersverordening is rekening gehouden met de mate waarin bovengenoemde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Gelet op de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt en met name ook de planologische kruimelgevallen, is ervoor gekozen bepaalde bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in de beheersverordening op te nemen.

Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. In paragraaf 3.3 is nader uiteengezet op welke wijze de bestaande situatie voor Oostelijke Kanaaloever is ingevuld. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet, om die eventueel mogelijk te maken of te reguleren.

Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze op Oostelijke Kanaaloever wellicht zullen voorkomen, zijn:

  • vergunningvrij bouwen van erfbebouwing;
  • vergunningvrij bouwen van dakkapellen;
  • vergunningvrij bouwen van algemene voorzieningen, zoals vuilcontainers, straatmeubilair, etc.;
  • gebruiksveranderingen via de kruimelgevallenregeling;
  • niet vergunningvrije algemene voorzieningen via de kruimelgevallenregeling.

Het vergunningvrij bouwen is een wettelijk recht. De gemeente kan hier geen invloed op uitoefenen. Dit is anders voor de activiteiten uit de kruimelgevallenregeling. Deze activiteiten moet de gemeente eerst goedkeuren alvorens deze kunnen worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 De Beheersverordening Voor Oostelijke Kanaaloever

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de toepassing van deze instrumenten op Oostelijke Kanaaloever uiteengezet en worden de gemaakte keuzes inzichtelijk gemaakt. Tevens is een toelichting op de regeling opgenomen met aansluitend aandacht voor handhaving.

3.2 Waarom Een Beheersverordening Voor Oostelijke Kanaaloever

Gebiedstype

Het verordeningsgebied Oostelijke Kanaaloever is een in hoofdzaak haven- en industriegebied (Kanaal van Gent naar Terneuzen, havenbekkens, grootschalige bedrijfspercelen).

Naast het industriële karakter bevinden zich aan de oostzijde ook reguliere bedrijven. Hier ligt verder een gebied met woningen, volkstuinen en sportvoorzieningen: Driewegen.

Aan de zuidoostzijde van het plangebied staat een McDonalds en zijn enkele kantoorgebouwen gerealiseerd.

Het verordeningsgebied wordt doorsneden door het wegtracé van de Sluiskiltunnel. Ten zuiden van het tracé ligt agrarisch gebied, dat ook tot het verordeningsgebied behoort.

Inzet beheersverordening

De geldende bestemmingsplannen voor Oostelijke Kanaaloever zijn toe aan actualisatie. Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (tien jaar).

Lage dynamiek

Het gebied Oostelijke Kanaaloever kan worden getypeerd als een gebied waar zich nauwelijks ontwikkelingen zullen voordoen.

  • Binnen de havenfunctie van het gebied is weinig dynamiek te verwachten.
    1. 1. De diverse havenbekkens zijn alle reeds langer geleden uitgegraven en gerealiseerd en functioneren de komende planperiode. Nieuwe Havens zijn niet voorzien.
    2. 2. De gronden aan de havens zijn alle ontsloten en bouwrijp gemaakt en in belangrijke mate reeds ontwikkeld en uitgegeven. Eventueel beschikbare kavels in het gebied hebben alle reeds een bedrijfsmatige haven of kade gebonden functie, waarop conform de geldende juridisch-planologische regimes bouwmogelijkheden rusten. De dynamiek die te verwachten is, is gebonden aan extensieve bedrijfsmatige exploitatie.
  • Binnen het woongebied Driewegen is voorts weinig dynamiek te verwachten.
    1. 1. Het betreft een uitontwikkelde bebouwingsconcentratie. Nieuwe woningbouw en uitbreiding van het aantal woningen is niet te verwachten of door geldende regelingen onmogelijk (geluidszone / gezoneerd industrieterrein).
    2. 2. Het volkstuinencomplex is laag dynamisch. Het is volledig in gebruik en er worden de komende jaren geen structurele veranderingen voorzien.
  • Binnen het bedrijfsterrein is een groot deel van de kavels uitgegeven. De komende jaren worden eventueel nog beschikbare kavels uitgegeven.
  • Uiteraard is wel sprake van mogelijk kleinschalige ontwikkelingen, zoals:
    1. 1. wijzigingen in gebruik van vrijgekomen bedrijfspercelen/gebouwen (voor zover passend binnen het planologisch kader);
    2. 2. verandering van (het uiterlijk) van hoofdgebouwen door bijvoorbeeld aanbouwen;
    3. 3. beperkte nieuwbouw of aanpassingen van accommodaties;
    4. 4. algehele nieuwbouw op bestaande percelen; dit past binnen het reguliere kader van een dergelijk gebied.

Kennedylaan

Momenteel wordt onderzocht of aan de Kennedylaan de ontwikkeling van een perifere detailhandelslocatie tot de mogelijkheden behoort. Op dit moment is de planvorming echter nog niet zo ver gevorderd dat dit voor 1 juli 2013 resulteert in een nieuw vastgesteld juridisch-planologisch regime voor deze plek. Vandaar dat de bestaande - huidige - situatie in deze beheersverordening wordt vastgelegd. Kennedylaan is daarmee een locatie waarvoor te zijner tijd via een separaat juridisch - planologisch spoor een passende regeling wordt opgesteld.

3.3 Opzet Beheersverordening Oostelijke Kanaaloever

3.3.1 Algemeen

Uitgangspunten

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • behoud van het bestaand gebruik;
  • aansluiten op de geldende regelingen (zie paragraaf 1.3) voor gronden binnen het verordeningsgebied Oostelijke Kanaaloever;
  • goed beheren van de bestaande situatie.

Behoud van het bestaand gebruik

Ter plaatse zijn voornamelijk Bedrijventerrein, Bedrijventerrein - Haven en Water en daarnaast beperkt overige functies aanwezig (zoals Wonen en Recreatie). Deze functies worden als feitelijk bestaand gebruik aangemerkt en als zodanig op de verbeelding, bijlage 2 bij de toelichting en in de gebiedsregels (zie Hoofdstuk 2 Gebiedsregels in de regels) bevestigd.

Regeling sluit aan op regelingen in geldende bestemmingsplannen

Met de beheersverordening worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen voor het verordeningsgebied gecontinueerd.

Goed beheren van de bestaande situatie

Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het gebied wordt zo behouden.

Deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is. De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen.

  • Het bestaande gebruik is in hoofdzaak Bedrijventerrein, Bedrijventerrein - Haven en Water en daarnaast beperkt overige functies, zoals Wonen (bebouwingsconcentratie Driewegen met volkstuincomplex en sportvoorzieningen) en enkele kantoren en een horecavoorzieningen en agrarische gronden. Daar tussen bevindt zich de openbare ruimte (verkeer, groen en water). Deze functies zijn als zodanig op de verbeelding vastgelegd.
  • Het bouwen (bestaande bouwwerken) omvat bouwwerken die conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd (ofwel vergunningvrij, ofwel op basis van een vergunning), of nog legaal kunnen worden gebouwd (op grond van een nog niet-benutte vergunning).

Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:

  • overzicht gebruik verordeningsgebied (zie bijlage 1 en bijlage 2);
  • archief omgevings- en bouwvergunningen;
  • luchtfoto (zie bijlage 3).

Overzicht gebruik verordeningsgebied

In bijlage 1 en 2 zijn overzichten opgenomen waarin het gebruik van het verordeningsgebied is weergegeven. Het gaat om een lijst van bedrijven en functies. Deze informatie is ontleend aan de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), de vergunningenadministratie en een veldinventarisatie. Aan de hand van dit overzicht kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie is.

Archief vergunningen

Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw- en omgevingsvergunningen is per geval de bestaande situatie inzichtelijk.

Luchtfoto

Een recente luchtfoto (september 2012) van het verordeningsgebied is als bijlage 3 toegevoegd, zodat inzicht bestaat in de feitelijke gebouwde situatie.

Toekomstvisie Oostelijke Kanaaloever

Voorliggende beheersverordening richt zich alleen op het beheren en continueren van de bestaande, huidige situatie. Flexibiliteit is binnen een beheersverordening slechts in zeer beperkte mate aanwezig of mogelijk in de vorm van afwijkingsbevoegdheden of verandering van functie passend binnen de gebiedsregels.

Wezenlijke ruimtelijke veranderingen, bijvoorbeeld via wijzigingsprocedures of uit te werken bestemmingen, behoren niet tot de ruimtelijke mogelijkheden binnen een beheersverordening. De gemeente wenst - ook binnen de Oostelijke Kanaaloever - een duurzaam en flexibel vestigingsklimaat aan te kunnen bieden voor (toekomstige) bedrijvigheid.

Parallel aan deze beheersverordening wordt daarom gewerkt aan het opstellen van een bestemmingsplan voor de Oostelijke Kanaaloever waarmee uitdrukkelijk ook ruimte kan worden gegeven aan de toekomstige gebruiksmogelijkheden van het gebied.

3.3.2 Opzet van de juridische regeling

Onderdelen en opzet van de beheersverordening

De beheersverordening bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. 1. de verbeelding;
  2. 2. de regels (vier hoofdstukken).

Verbeelding

Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een digitaal bestand. Op deze ondergrond zijn op basis van de bestaande situatie besluitvlakken en besluitsubvlakken getekend waarmee is aangegeven welke functie ter plaatse geldt.

De functies op de verbeelding corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Gebiedsregels).

De regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels van de regels bevat inleidende bepalingen als Begrippen (Artikel 1) en regels voor de wijze van meten (Artikel 2). Deze bepalingen zijn noodzakelijk voor een juiste interpretatie van de regels.
  • In Hoofdstuk 2 Gebiedsregels zijn de gebiedsregels ofwel de gebruiks- en bouwregels opgenomen. In deze bepalingen is het toelaatbare gebruik van gronden en bouwwerken aangegeven en zijn diverse bepalingen inzake het bouwen opgenomen. Deze bouwregels zijn niet van toepassing op de categorie zogeheten 'vergunningvrije bouwwerken'. Van een aantal bouwregels kan worden afgeweken. Deze afwijkingsbepalingen zijn eveneens opgenomen in de gebiedsregels.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels omvat algemene bepalingen die voor het gehele gebied van toepassing zijn: de anti-dubbeltelregel en algemene gebruiksregels.
  • De overgangs- en slotbepalingen zijn ondergebracht in hoofdstuk 4.

Gebiedsregels (hoofdstuk 2)

  • Voor de verschillende bestaande functies zijn afzonderlijke gebiedsregels opgenomen:
    1. 1. Agrarisch;
    2. 2. Bedrijventerrein - A en Bedrijventerrein - B;
    3. 3. Bedrijventerrein - Haven;
    4. 4. Detailhandel;
    5. 5. Groen;
    6. 6. Horeca;
    7. 7. Kantoor;
    8. 8. Leiding;
    9. 9. Maatschappelijk;
    10. 10. Recreatie - Volkstuinen;
    11. 11. Sluiswerken;
    12. 12. Sport;
    13. 13. Verkeer- Railverkeer;
    14. 14. Water;
    15. 15. Water - Haven;
    16. 16. Wonen;
    17. 17. Waterstaat - Waterkering.
  • Het bestaande gebruik mag worden voortgezet.
  • In aanvulling op de bepaling inzake bestaand gebruik zijn voor de afzonderlijke gebruiksvormen bepalingen opgenomen waarmee de planologische ruimte uit de geldende bestemmingsregelingen, zo veel mogelijk is gecontinueerd. In deze beheersverordening wordt uitgegaan van bestaand gebruik in'ruime zin'. Dit betekent dat beperkte flexibiliteit op basis van geldend planologisch regime binnen enkele functies denkbaar is. Hiervoor hoeft (vaak) geen specifieke afwijkingsprocedure te worden gevolgd.
  • Binnen de functie Agrarisch zijn beperkt agrarische bouwvlakken aanwezig. Deze zijn aangegeven met een besluitsubvlak 'agrarisch-bouwvlak' en besluitsubvlak 'windturbine'.Er is aangesloten op een beperkt agrarisch artikel, zoals dat voor het bestemmingsplan Buitengebied in voorbereiding is.
  • Binnen de functie Bedrijventerrein - A en Bedrijventerrein - B en Bedrijventerrein -Haven zijn besluitsubvlakken opgenomen waarmee de milieuzonering is vastgelegd. Aangesloten is op het bestaande gebruik, met een afstemming op de huidige bestaande omgeving. In combinatie met de Staat van Bedrijfsactiviteiten'bedrijventerrein' en de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' kunnen bestaande en toekomstige bedrijven zich vestigen, voorzover passend binnen de gebiedsregels. Binnen deze bedrijvenfuncties zijn verschillende besluitsubvlakken opgenomen waarmee de maximale milieucategorieën van bedrijven zijn geregeld, de begrenzing van de risicovolle inrichtingen en - alleen rondom LPG-installaties - de risicocontouren. De risicocontouren van deze (zgn. 'categorale') inrichtingen liggen namelijk vast, dit in tegenstelling tot de risicocontouren van andere (niet-categorale) risicovolle inrichtingen.
  • De functies Detailhandel, Horeca, Kantoor en Maatschappelijk. Aangesloten is op het bestaande gebruik.
  • Recreatie - Volkstuinen is opgenomen voor het volkstuinencomplex bij de bebouwingsconcentratie Driewegen. De bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn gecontinueerd.
  • Ten aanzien van Groen, Water, Verkeer en Verkeer- Railverkeer zijn de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden gecontinueerd. Wel is aansluiting gezocht bij regelingen elders in de gemeente.
  • Met Water - Haven is het bedrijfsmatige gebruik van de havenbekkens bevestigd.
  • De functie Wonen bevestigd de woonbebouwing in de bebouwingsconcentratie Driewegen. Aangesloten is bij het reguliere artikel Wonen in de gemeente.
  • Met de functie Sluiswerken is het sluizencomplex bevestigd. Met de 'dubbelfunctie' Waterstaat - Waterkering en de Vrijwaringszone - Dijk' is invulling gegeven aan de belangen van de regionale waterkering.
  • De vrijstellingsbepalingen uit de geldende bestemmingsplannen zijn omgezet naar afwijkingsregels. Het betreft hier afwijkingen die zonder uitvoerig onderzoek kunnen worden toegepast. Toepassing van een afwijkingsbevoegdheid vindt plaats na beoordeling van het opgenomen afwegings- en toetsingskader. Hiermee worden de bestaande planologische mogelijkheden gecontinueerd.
  • Wijzigingsbevoegdheden mogen in beheersverordeningen niet worden opgenomen en zijn dan ook niet opgenomen.
  • De aanwezige gebruiksvormen zijn, voor zover niet passend binnen de regeling in de tabel in bijlage 2.3, vermeld.

Algemene regels (hoofdstuk 3)

In de algemene gebruiksregels zijn regels opgenomen die vergelijkbaar zijn met bepalingen uit een bestemmingsplan. Het betreft de anti-dubbeltelregel en algemene bouwregels en afwijkingsregels. Ook is het gezoneerde industrieterrein en de geluidszone opgenomen onder algemene aanduidingsregels. Ten aanzien van de regionale waterkering zijn regels opgenomen voor de vrijwaringszone van de dijken.

Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

De overgangsregels regelen situaties die niet passen binnen de regeling uit hoofdstuk 2, maar wel kunnen blijven bestaan. De slotregel bevat de naam van de beheersverordening: Oostelijke Kanaaloever.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.

4.2 Beleidsaspecten

4.2.1 Algemeen

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening, is uitsluitend stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk.

4.2.2 Rijksbeleid

Het rijksbeleid staat niet aan de beheersverordening in de weg.

4.2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

De voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast.

Conclusie

In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologisch toegestane gebruik vastgelegd. De beheersverordening past daarmee binnen het provinciaal omgevingsbeleid.

Verordening ruimte provincie Zeeland (2012)

Van belang is dat sprake is van een actualisering. Er worden geen nieuwe functies gerealiseerd. Uitgangspunt van de Verordening ruimte provincie Zeeland is dat bestaande juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd. Met de voorliggende beheersverordening is daaraan invulling gegeven. Van belang zijn de artikelen:

  • 2.1 Algemene regels voor duurzame verstedelijking. Hieraan wordt voldaan; er worden géén nieuwe functies mogelijk gemaakt.
  • 2.2 Bedrijven en detailshandelsvoorzieningen. Het gebruik van de bestaande bedrijfspercelen is als zodanig bevestigd. Er is geen detailhandelsfunctie aanwezig, noch voorzien in deze verordening. Nieuwe bedrijfsfuncties en detailshandelsvoorzieningen worden niet mogelijk gemaakt. Voldaan wordt aan de Verordening Ruimte.
  • 2.3 Wonen. Er worden geen nieuwe woningen toegestaan in de beheersverordening.
  • 2.5 Recreatie. Dit artikel heeft betrekking op verblijfsrecreatie. Dat wordt in deze beheersverordening, niet toegestaan. Nieuwvestiging is niet aan de orde. Voldaan wordt aan de Verordening Ruimte.
  • 2.10 Lawaaisporten, gemotoriseerde luchtsporten en landingsplaatsen. Dergelijke terreinen zijn niet toegestaan, anders dan bestaand. In Oostelijke Kanaaloever is dit aspect niet aan de orde.
  • 2.11 Regionale waterkeringen. De regionale waterkeringen langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen zijn conform de Legger van Rijkswaterstaat overgenomen.
  • 2.12 Bestaande natuur. Binnen het verordeningsgebied is geen bestaande natuur aanwezig. De dijken langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen zijn in de verordening aangewezen als bestaande natuur en worden met de dubbelfunctie Waterstaat - Waterkering aangeduid.
  • 2.17 Landschap en Erfgoed. De dijken langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen zijn in de verordening aangewezen als landschap en erfgoed en worden met de dubbelfunctie Waterstaat - Waterkering aangeduid.

Conclusie

In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologisch toegestane gebruik vastgelegd. In de beheersverordening is ook het beleidskader van de Verordening ruimte provincie Zeeland toegepast. Daarmee voldoet de beheersverordening ook aan de Verordening ruimte provincie Zeeland.

4.2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2025

In de structuurvisie wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Terneuzen op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2025. In een lagenbenadering wordt het gemeentelijk grondgebied geanalyseerd en worden structuurbeelden beschreven. Richting wordt gegeven aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het grondgebied en er wordt een basis gelegd voor de uitvoering van de structuurvisie door beleidsuitspraken vast te leggen en strategische projecten te benoemen.

Voor het beheersverordeningsgebied Oostelijke Kanaaloever zijn de volgende relevante beleidsuitspraken opgenomen.

Werkgebieden Oostelijke Kanaaloever

De bestaande werkgebieden Terneuzen-zuid en de Oostelijke Kanaaloever van Terneuzen maken onderdeel van de strategie van 'behouden'. Grote uitbreidingen van deze gebieden worden niet voorgestaan; deze werkgebieden kunnen wel een functie vervullen bij de opvang van te verplaatsen bedrijven uit de kern. De functie en de kwaliteit van de gebieden is zodanig dat vanuit de gemeente geen actieve ontwikkelingshouding noodzakelijk is.

Herstructurering

Op het vlak van infrastructuur wordt de komende jaren voorzien in de herstructurering van het sluizencomplex aan de noordzijde van het kanaal. Uitgangspunt is het vergroten van de capaciteit van de sluizen, waarmee de toegankelijkheid van het kanaal wordt vergroot.

Voorts wordt de Axelsedam en omgeving in Terneuzen de komende periode geherstructureerd. De nadruk bij de herstructurering is gericht op de verbetering van de kwaliteit en de functionaliteit van deze gebieden.

Grootschalige industrieel-logistieke complexen

De grootschalige industrieel-logistieke complexen bestaan uit de vestigingen van Dow en het Valuepark in het noorden, de concentratie rond Yara en de Axelse Vlakte bij Sluiskil en de bedrijvigheid rondom Cargill bij Sas van Gent. Deze complexen hebben een zodanig economische waarde voor de gemeente Terneuzen en Zeeuws-Vlaanderen dat het functioneren van deze bedrijvigheid bescherming verdient. De bedrijfsvoering van deze bedrijven wordt beschermd tegen ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving die de bedrijfsvoering kunnen beperken.

Infrastructuur

Naast de werkgebieden verdient ook het Kanaal van Gent naar Terneuzen een beschermingsstatus als infrastructuurlijn. Dit omdat zij een wezenlijk onderdeel vormt van de hoofdinfrastructuur van de economische kernzone. Om de functie van het kanaal voor het vervoer van goederen veilig te stellen, zijn in en in de directe omgeving van het kanaal geen ontwikkelingen gewenst, die de functie van het kanaal als vervoersas kunnen beperken. Een dergelijke beschermingsstatus verdient ook de buisleidingenstrook; hiervoor is de landelijke Structuurvisie Buisleidingen in voorbereiding. Omdat het tracé nog niet bekend is en omdat het hier gaat om een belang van bovengemeentelijk niveau, die in een landelijke structuurvisie wordt opgenomen, is er in de structuurvisie Terneuzen geen aanduiding op de kaart aangegeven.

Geleding van de Kanaalzone

In de Kanaalzone is het van belang om naast de verschillende industriële complexen ook het groene landschappelijke raamwerk voldoende stevigheid te geven. De Kanaalzone mag daarbij niet dichtslibben tot één aaneengesloten industrieel complex. De geleding is mogelijk op drie plaatsen:

  1. 1. De noordelijkste zone ligt op het grensvlak van de Westerschelde en dient tevens om de relatie tussen de binnenstad van Terneuzen en de Westerschelde te verbeteren.
  2. 2. Het tweede onderdeel van de geledingszone wordt gevormd door de omgeving van de brug van Sluiskil. Op deze plek slechten een aantal infrastructuurbundels de barrière van het kanaal. De ondertunneling van de N61 en de ontwikkeling van Zuidpoort kan hierbij als kans dienen om de verbindingen te versterken.
  3. 3. De zuidelijke geledingszone wordt gevormd door de begrenzing van de Autrichepolder aan de noord-oostzijde en de begrenzing van Ghellinckpolder aan de zuidwestzijde. Deze geleding kent de meest landschappelijke insteek en dient tevens als ecologische verbinding.

Conclusie

Voorliggende beheersverordening Oostelijke Kanaaloever legt alleen het bestaande gebruik vast. Er zijn momenteel geen actuele concrete initiatieven, waarmee het opstellen van een beheersverordening als passend wordt beschouwd.

Het in de structuurvisie vastgelegde beleidskader vormt een toetsingskader voor eventuele verdere ontwikkelingen (herstructurering). Ontwikkelingen, passend binnen de structuurvisie, zijn altijd door middel van separate juridisch planologische procedures mogelijk (zie paragraaf 2.3). De beheersverordening vormt hiervoor uitdrukkelijk geen kader.

4.3 Omgevingsaspecten

4.3.1 Algemeen

In het kader van de beheersverordening heeft voor het beheersverordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.

4.3.2 Archeologie en Cultuurhistorie

Archeologie

Toetsingskader

  • Verdrag van Valetta
  • Monumentenwet 1988
  • Interimbeleid archeologie gemeente Terneuzen 'De onderste steen boven?'

Europees beleid

Verdrag van Valetta

Het Verdrag van Valetta beoogt het cultureel erfgoed, dat zich in de bodem bevind beter te beschermen. Het gaat om archeologische resten als nederzettingen, graf- velden en gebruiksvoorwerpen. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologische erfgoed integrale bescherming nodig heeft en krijgt. In Nederland heeft het Verdrag van Valetta doorwerking gekregen in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).

Op internationaal en nationaal niveau is het belang van ondergrondse monumentenzorg en archeologie in de laatste decennia steeds meer onderkend. Niet alleen het wetenschappelijke belang maar ook het maatschappelijke belang van de archeologie is een onvervangbaar deel van ons cultureel erfgoed. Het accent in het overheidsbeleid verschuift van archeologische opgravingen en noodonderzoek naar behoud en beheer in de bodem. Dit streven naar behoud en beheer 'in situ' is het kernelement van het Europese Verdrag van Valletta (Malta, 1992).

Rijksbeleid

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 regelt de wettelijke bescherming van onroerende (rijks)monumenten en door het Rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten. De Monumentenwet heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stad- en dorpsgezichten en archeologische monumenten boven en onder water. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe gebouwde of archeologische monumenten aangewezen kunnen worden als wettelijk beschermd monument.

Ook geeft de Monumentenwet voorschriften voor het wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen van een beschermd monument. Die voorschriften houden in dat er niets aan het monument mag worden veranderd zonder een vergunning. Een vergunning- plicht is van toepassing op archeologisch monumenten, voor gemeentelijke en rijksmonumenten is het verbod opgenomen in artikel 2.1.1.f (voor rijksmonumenten) en in artikel 2.2.1.b (voor gemeentelijke monumenten) van de Wabo. Deze vergunning moet op voorhand worden aangevraagd bij het bevoegd gezag.

In vervolg op het Verdrag van Valetta is ook de Monumentenwet en enkele andere wetten herziening. Bodemverstoringen door uitvoering van het bestemmingsplan, ontheffing of het rechtstreeks toegelaten bouwen kunnen het bodemarchief aantasten. Het voorgestelde beleid bevat maatregelen die aandacht voor archeologische waarden bij plannen en projecten afdwingbaar maakt, zoals:

- de gemeenteraad dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten;

- in een bestemmingsplan kan in het belang van de archeologie een aanlegvergunningstelsel worden opgenomen. Zowel de aanvrager van een aanlegvergunning als de aanvrager van een reguliere bouwvergunning kunnen langs de weg van het bestemmingsplan de verplichting krijgen tot het laten uitvoeren van een archeologisch vooronderzoek. Zonodig kunnen aan de aanlegvergunning en de bouwvergunning regels worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Met de wetswijziging wordt archeologie dus voortaan een verplicht en onlosmakelijk onderdeel van het ruimtelijke besluitvormingsproces. In de planvormingfase bepalen rijk, provincies en gemeenten welke archeologische waarden in het geding zijn. Zij wegen deze waarden mee in de besluitvorming.

Gemeentelijk beleid

Algemeen

Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interim beleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling voor archeologie verleend tot 100 m2 en een diepte van 0,5 m voor de zogenaamde kruimelgevallen. Aan de hand van de archeologische verwachtings- waarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend. Een en ander is uitgewerkt in een stroomschema (figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0003.jpg"

Figuur 4.1. Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

De archeologische toets

Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van het gebied is het gebied aan vijf criteria getoetst.

  1. 1. De Archeologische Monumentenkaart (AMK).
    Het plangebied maakt geen deel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde op de Archeologische Monumentenkaart Zeeland (AMK, zie figuur 4.2).
  2. 2. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
    Op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, zie figuur 4.2) kan worden gemeld dat het grootste deel van het plangebied is gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door een lage en zeer lage archeologische verwachting (lage en zeer lage trefkans).
  3. 3. Archis (Archeologische Informatie Systeem).
    In Archis 2, de nationale database voor vindplaatsen in Nederland, staan in totaal zes Archiswaarnemingen in of aan de rand van het plangebied weergegeven (zie figuur 4.2):
    1. a. Nr. 45093 betreft de vondst van Romeins aardewerk;
    2. b. Nr. 37789 betreft de resten van de schans Zevenaar uit de Tachtigjarige Oorlog;
    3. c. Nr. 426937 betreft de vondst van kleine stukjes vuursteen in de top van het pleistocene dekzand;
    4. d. Nr. 411031 betreft de vondst van stukken hout in het Hollandveen, die wijzen op de aanwezigheid ter plekke van een prehistorisch bos;
    5. e. Nr. 21112 betreft archeologische grondsporen uit de Nieuwe Tijd (1500-1650);
    6. f. Nr. 411689 betreft restanten van de 19de eeuwse verdedigingswerken van Terneuzen.
    7. g. Verder bevindt zich direct ten oosten van het plangebied het Archiswaarnemings- nummer 52292 en iets erboven nummer 22063. Dit betreft de locatie van het in 1584 verdronken dorp Triniteit. Resten hiervan kunnen nog in het plangebied aanwezig zijn.
  4. 4. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA).
    In het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) is geen aanvullende archeologische informatie genoemd met betrekking tot het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0004.jpg"

Figuur 4.2. Uitsnede kaart Archis 2

  1. 5. De bodemopbouw.
    Uit de geologische kaart van Van Rummelen (fuguur 4.3) blijkt dat het grootste deel van het plangebied zich bevindt in een gebied met afzettingen van Duinkerke-IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op Hollandveen op Pleistoceen (Fo.3b). Het oostelijke deel van het plangebied bestaat uit een zone met kreekafzettingen van Duinkerke-IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke (Do.3b). Het uiterste noordwestelijke deel van het plangebied bevindt zich in een zone met kreekafzettingen van Duinkerke-IIIb.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0005.jpg"

Figuur 4.3. Uitsnede geologische kaart Van Rummelen

Uitkomsten archeologische toets

Volgens de archeologische toets uit het interim-beleid archeologie van de gemeente Terneuzen blijkt dat:

  • waar afzettingen van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op Hollandveen op Pleistoceen van toepassing is (Fo.3b) een onderzoeksplicht geldt indien verstoringen groter dan 500 m² plaatsvinden en dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld. Het gebied ten zuiden van de Duitslandweg en ten westen van de Mr. F.J. Haarmanweg is vanwege grondophoging van deze onderzoeksplicht uitgesloten;
  • waar afzettingen van Duinkerke-IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke van toepassing is (Do.3b) een onderzoeksplicht geldt indien verstoringen groter dan 500 m² plaatsvinden en dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld;
  • er voor het gebied met kreekafzettingen van Duinkerke IIIb geen archeologische onderzoek uitgevoerd hoeft te worden.

Voor de twee genoemde gebieden (Fo.3b) en (Do.3b) van het plangebied is één regeling gericht op bescherming van de archeologische waarden nodig. De functie 'Waarde – Archeologie' wordt daar toegekend. Bij een verstoring binnen het gebied met de aanduiding 'Waarde-Archeologie' is afhankelijk van de omvang en de diepte archeologisch onderzoek nodig voordat een Omgevingsvergunning verleend kan worden voor bouwen of werkzaamheden.

Conclusie

Met de voorgestelde regeling vormt archeologie geen belemmering voor de beheersverordening. Een en ander is uitgewerkt in de definities, regels en de verbeelding.

Cultuurhistorie

Toetsingskader

Monumentenwet 1988.

Wet modernisering monumentenzorg

Onderzoek en conclusie aanwezige cultuurhistorische waarden

In het verordeningsgebied zijn beperkt cultuurhistorische en landschappelijke waarden aanwezig. Rijksmonumenten ontbreken. Een specifieke regeling is in de beheersverordening niet nodig. Het bestaand gebruik wordt immers vastgelegd. De volgende cultuurhistorische waarden zijn aanwezig.

Object Beschrijving
Lange Blikstraat 2, Sluiskil Het perceel ligt ingeklemd tussen grootschalige infrastructuur (huidige en
toekomstige kanaalkruising). Op het erf met toegangspalen, drinkput en fruitbomen zijn een woonhuis, een schuur, een stenen wagenschuur (eerste helft 19e eeuw) en een stenen bakhuisje (1940) in
halfsteensverband en met rode pannen
aanwezig.
De authenticiteitwaarde van de
wagenschuur is hoog. Ook het bakhuisje is nog authentiek.

Er zijn geen monumentale bomen aanwezig.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beheersverordening

4.3.3 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Wet bodembescherming

Onderzoek en conclusie

In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Binnen de beheersverordening worden geen functiewijzigingen mogelijk gemaakt. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

4.3.4 Ecologie

Toetsingskader

  • Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998;
  • het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur;
  • Kaart natuurwaarden gemeente Terneuzen (2012); beleidsregel.

Onderzoek en conclusie

Aan de westzijde van het verordeningsgebied liggen twee EHS-gebieden. Deze zijn weergegeven in figuur 4.4 Het betreffen:

  • Kreekrest Sluispolder;
  • Westelijke Rijkswaterleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0006.png"

Figuur 4.4. EHS-gebieden ten westen van het verordeningsgebied.

Dit betreffen reeds bestaande natuur en bosgebieden, in eigendom bij een terreinbeherende organisatie.

Aangezien het hier een beheersverordening betreft, zijn er geen ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten of beschermde natuurgebieden. De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de uitvoering van dit plan dan ook niet in de weg.

In bijlage 6 zijn de natuurwaardenkaarten van de gemeente opgenomen.

4.3.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  • Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen;
  • Basisnet Weg, Spoor en Water;
  • Besluit Transport Vervoer Gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

Risicobronnen

Bij de inventarisatie is uitgegaan van de navolgende indeling in risicobronnen:

  • inrichtingen;
  • transportroutes gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen.

In of nabij het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:

Risicobron type
LPG tankstation Kennedylaan Bevi-inrichting
LPG tankstation Mr F.J. Haarmanweg Bevi-inrichting
LPG tankstation Guido Gezellestraat Bevi-inrichting
Emplacement Terneuzen Bevi-inrichting
ICL-IP BRZO
Ad Eggebeen Risicovolle inrichting
Philips Lightning Risicovolle inrichting
Rijkswaterstaat en Verhelst Risicovolle inrichting
Vlaeynatie Terneuzen BRZO
TPT Holding BEVI
Leisurecentre BEVI
Werkterreinen Sluiskiltunnel Risicovolle inrichting
Dow Benelux BRZO
Katoennatie Westerscheldeterminal BRZO
Kern centrale Borssele BRZO
WEsterschelde Vaarweg
Kanaal van Gent naar Terneuzen Vaarweg

Inrichtingen (categoriaal en niet-categoriaal)

Inrichtingen binnen het verordeningsgebied

Binnen het verordeningsgebied zijn meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de veiligheidssituatie in het gebied. Deze inrichtingen zijn op de verbeelding weergegeven met besluitsubvlakken (bijvoorbeeld 'Bedrijventerrein - A - risicovolle inrichting'). Het betreffen de volgende inrichtingen:

  • één benzineservicestation waar LPG wordt verhandeld en verkocht: aan de Mr. F.J. Haarmanweg (Total/ Servauto);
  • ICL-IP aan de Frankrijkweg;
  • Ad Eggebeen Terneuzen aan de Energieweg 19;
  • Twee spoorwegemplacementen van Prorail aan de Stationsweg 66 en aan de Mr. F.J. Haarmanweg;
  • Philips Lightning aan de Mr. F.J. Haarmanweg 25;
  • opslagterrein van Rijkswaterstaat en Verhelst, beide aan de Zeevaartweg (schiereiland tegen sluizencomplex);
  • een agrarisch bedrijf aan de Lange Blikstraat 2.
  • Vlaeynatie Terneuzen aan de Finlandweg 19;
  • TPT Holding B.V. Finlandweg 21.

Hierna wordt op deze inrichtingen verder ingegaan.

Total/Servauto aan de Mr. F.J. Haarmanweg beschikt over een PR 10-6 risicocontour van 45 meter vanaf het lpg-vulpunt en een invloedsgebied van 150 meter. Binnen de PR 10-6 risicocontour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig, deze worden ten gevolge van deze beheersverordening ook niet mogelijk gemaakt. Deze PR 10-6 risicocontour wordt bij de vaststelling van deze beheersverordening weergegeven op de verbeelding. Binnen het invloedsgebied van de inrichting worden eveneens geen kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Uit de gegevens van de risicokaart blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Omdat de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk maakt blijft het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. Een verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

ICL-IP betreft een broomchemisch bedrijf met een PR 10-6 risicocontour van circa 470 meter. Binnen deze PR 10-6 risicocontour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Met deze beheersverordening worden ook geen kwetsbare objecten binnen deze contour mogelijk gemaakt. Conform de risicokaart blijkt dat het groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde blijft. Ten gevolge van de beheersverordening worden in het gehele verordeningsgebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarom zal het groepsrisico niet toenemen en blijft dit onder de oriëntatiewaarde. Een verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

Ad Eggebeen Terneuzen betreft een groothandel voor ijzer en metaalwaren. Hier vindt tevens de opslag van een aantal gasflessen plaats. Ten gevolge hiervan beschikt de inrichting over een PR 10-6 risicocontour van 20 meter. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig, de beheersverordening maakt deze ook niet mogelijk.

Het spoorwegemplacement van Prorail aan de Stationsweg 66 is het eindstation van de spoorwegen die door het verordeningsgebied aanwezig zijn. Door AGEL is op 17 september 2012 onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsrisico's ten gevolge van deze inrichting. Uit dit onderzoek blijkt dat de inrichting over een PR 10-6 risicocontour beschikt van 0 meter. Het groepsrisico blijft in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde. Gezien het feit dat de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk maakt zal het groepsrisico niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Een verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

Binnen het plangebied is tevens een tweede spoorwegemplacement gelegen aan de Mr. F.J. Haarmanweg. Dit betreft tevens een spoorwegemplacement van Prorail. Conform de gegevens uit de risicokaart blijkt deze inrichting over een PR 10-6 risicocontour van 50 meter te beschikken. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig, de beheersverordening maakt deze ook niet mogelijk. Het invloedsgebied ten gevolge van deze inrichting is niet bekend, het groepsrisico zal en kan daarom ten gevolge van de beheersverordening niet toenemen. Een verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

Philips Lightning betreft een fabriek waar de starters van TL-verlichting geproduceerd worden. Ten gevolge van dit proces waarvoor gevaarlijke stoffen gebruikt worden geldt een PR 10-6 risicocontour van 0 meter. Het invloedsgebied is echter 90 meter. Binnen deze contour worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het groepsrisico zal daarom ten gevolge van de beheersverordening niet toenemen. Een verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

Het opslagterrein van Rijkswaterstaat biedt tevens de ruimte voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Ten gevolge hiervan beschikt de inrichting over een PR 10-6 risicocontour van 45 meter. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig, de beheersverordening maakt deze ook niet mogelijk.

Verhelst betreft een inrichting waar een bovengrondse propaantank aanwezig is, deze propaantank beschikt over een PR 10-6 risicocontour van 50 meter. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig, de beheersverordening maakt deze ook niet mogelijk.

Aan de Lange Blikstraat is een inrichting aanwezig (agrarisch bedrijf Van der Have) met een propaantank van 3 m3.. Deze propaantank kent geen PR 10-6 risicocontour en het invloedsgebied reikt niet tot buiten het perceel. Daarom is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Vlaeynatie Terneuzen B.V. is een bedrijf dat maximaal 50.000 ton nitraathoudende en niet nitraathoudende kunstmeststoffen opslaat. Ten gevolge van deze activiteiten beschikt de inrichting over een risicocontour die niet buiten de eigen inrichtingsgrenzen komen. Daarom is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

TPT Holding B.V. is een bedrijf wat chemische producten (vloeistoffen en poeders) opslaat en distribueert. Ten gevolge van deze activiteiten beschikt de inrichting over een PR 10-6 risicocontour tot 12 meter buiten de inrichtingsgrens. Er bevinden zich binnen deze risicocontour geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten.Uit de voor deze inrichting opgestelde QRA blijkt dat het groepsrisico ruim onder de orientatiewaarde ligt. Binnen het invloedsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het groepsrisico zal daarom ten gevolge van de beheersverordening ook niet toenemen. Een verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

Inrichtingen buiten het verordeningsgebied

Ook buiten het verordeningsgebied zijn risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de veiligheidssituatie in het gebied. Het betreffen de volgende inrichtingen:

  • Texaco tankstations aan de Guido Gezellestraat en Kennedylaan;
  • Leisure Centre aan de Koegorsstraat;
  • het werkterrein voor de Sluiskil Tunnel eveneens aan de Koegorsstraat;
  • Katoennatie Westerschelde Containerterminal aan de Savoyaardsweg (Logistiek Park Braakmanpolder);
  • Dow Benelux;
  • de kerncentrale EPZ in de gemeente Borsele.

De PR 10-6 risicocontour van de Texaco aan de Guido Gezellestraat ligt binnen het beheersverordeningsgebied. Het tankstation zelf is buiten het verordeningsgebied gesitueerd. Binnen dit gebied liggen echter geen kwetsbare objecten. De beheersverordening maakt hier ook geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk. Uit de risicokaart blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie de oriëntatiewaarde overschrijdt. Voor dit tankstatio geldt dat het LPG-convenant streeft naar een sanering van het groepsrisico tot onder de orientatiewaarde. Ten gevolge van de beheersverordening zal het groepsrisico echter niet verder stijgen. De huidige situatie wordt vastgelegd zonder dat daarbij enige vorm van ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is in bijlage 7 opgenomen.

Het Texaco tankstation ligt ten noorden van het verordeningsgebied. Dit tankstation verkoopt tevens LPG. De PR 10-6 risicocontour ligt deels binnen het beheersverordeningsgebied, binnen dit gebied liggen echter geen kwetsbare objecten. De beheersverordening maakt hier ook geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk. Het invloedsgebied voor het groepsrisico ten gevolge van het tankstation bedraagt 150 meter. Met behulp van het rekenprogramma SAFETY-NL is in de rapportage van Agel adviseurs het groepsrisico berekend voor de autonome situatie zonder nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de rekenresultaten blijkt dat er in de bestaande situatie geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het maximaal aantal slachtoffers bedraagt 100 bij een ongevalfrequentie van 4,4x10-8 per jaar. De oriëntatiewaarde wordt met een factor 0,44 onderschreden. Ten gevolge van de beheersverordening zal het groepsrisico echter niet verder stijgen. De huidige situatie wordt vastgelegd zonder dat daarbij enige vorm van ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is in bijlage 7 opgenomen.

Het Leisure Centre ligt ten zuiden van het verordeningsgebied. Het betreft een inrichting waarbinnen een skihal is gevestigd. Voor deze skihal is een ammoniakkoelinstallatie in gebruik met een sneeuwaanmaak-unit. Deze unit kent een PR 10-6 risicocontour van 45 meter vanaf deze installatie. Deze komt niet tot in het verordeningsgebied.

Op het werkterrein van de Sluiskil Tunnel is propaan opgeslagen. Ten gevolge hiervan beschikt de inrichting over een PR 10-6 risicocontour van 45 meter vanaf deze opslag.

Aan de noordoostzijde ligt op ruim 5 km afstand de Bevi-inrichting Katoennatie Westerschelde Containerterminal. Het verordeningsgebied valt binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico. Dit groepsrisico is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De beheersverordening zorgt niet voor een toename van dit groepsrisico. In bijlage 7 is de verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

In de gemeente Borsele is de kerncentrale EPZ gevestigd. Het verordeningsgebied valt binnen de schuilzone en de Jodiumprofylaxe-zone van deze kerncentrale. De Jodiumprofylaxe-zone houdt in het innemen van jodiumprofylaxe (van personen tot maximaal 45 jaar). De kerncentrale valt onder de Kernenergiewet en niet onder het Bevi. De zones van de kerncentrale die over het beheersverordeningsgebied vallen hebben geen ruimtelijke gevolgen voor de bestaande situatie die in deze beheersverordening wordt vastgelegd.

Beoordeling profesionele risicokaart. Uit de beoordeling van de risicokaart blijkt dat bij geen enkele inrichting sprake is van een ruime PR-contour en deze veelal gelegen is binnen de begrenzing van de inrichting.

  • Het bedrijf Katoennatie heeft een invloedsgebied van ruim 7 km in verband met de kans op een toxisch incidentscenario.
  • De DECO-plant van DOW heeft een invloedsgebied van 3.750 meter in verband met de kans op een toxisch incidentscenario.

Er is sprake van een consoliderende verordening en er wordt geen verandering van de bevolkingssamenstelling voorzien. Derhalve geldt dat in principe geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.

Transportmodaliteiten

In 2006 heeft de Provincie Zeeland een risico-inventarisatie laten uitvoeren naar alle transporten met gevaarlijke stoffen in de provincie Zeeland. Uit deze inventarisatie komen geen aandachtspunten naar voren die van belang zijn voor het verordeningsgebied.

Op basis van het toekomstige Btev wordt thans gewerkt aan het opstellen van een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water. In het Basisnet wordt voor het hoofdwegennet, hoofdvaarwegen en spoorwegen een risicoplafond vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in het gebied tot 200 meter vanaf de infrastructuur.

Voor Zeeuws-Vlaanderen zijn als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangewezen:

  • wegen: Rijksweg N61 en N62;
  • vaarwegen: Westerschelde en Kanaal Gent-Terneuzen;
  • spoorwegen: trajecten Aansluiting Axel, Aansluiting Sluiskil en Aansluiting Sluiskil naar Dow .

Wegen

Aan de zuidzijde van het verordeningsgebied ligt de Rijksweg N61. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Conform het basisnet weg beschikt de rijksweg N61 ter hoogte van het verordeningsgebied niet over een plasbrandaandachtsgebied en ook niet over een veiligheidszone. Het groepsrisico is niet groter dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico zal daarom niet toenemen ten gevolge van de beheersverordening. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Vaarwegen

Het plaatsgebonden risico van 10-6 jaar vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde en het Kanaal Gent-Terneuzen is gelegen binnen de breedte van de vaarweg. Voor beide vaarwegen geldt dat vanwege dit transport het invloedsgebied waarbinnen het groepsrisico wordt bepaald wel over het verordeningsgebied ligt. Conform de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is in principe een verantwoording van het groepsrisico nodig. Echter, omdat er in dit geval sprake is van een consoliderende verordening en er geen verandering van de bevolkingssamenstelling wordt voorzien, geldt dat er geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.

Spoorwegen

Door het verordeningsgebied is transport van gevaarlijke stoffen aanwezig over het spoor. Dit vindt plaats over het traject 310010 van de aansluiting van Axel naar de aansluiting met Sluiskil. Conform het basisnet kent dit traject een Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Uit de kaart die is opgenomen in het Basisnet-spoor blijkt tevens dat ter hoogte van de beheersverordening het groepsrisico kleiner is dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde. Omdat de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk maakt zal het groepsrisico niet toenemen. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is daarom ook niet noodzakelijk.

Leidingen

Binnen het verordeningsgebied lopen diverse planologisch relevante leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit betreffen onder andere hogedruk aardgasleidingen, ethyleenleidingen en een stikstofleiding. In figuur 4.5 zijn de exacte locaties van de leidingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0007.jpg"

Figuur 4.5. Leidingen met gevaarlijke stoffen binnen verordeningsgebied

Hogedrukaardgasleidingen Gasunie

Binnen het verordeningsgebied zijn 4 leidingen aanwezig die onder beheer van de Gasunie zijn en waardoor onder hoge druk aardgas wordt getransporteerd.

Deze hogedruk aardgasleidingen beschikken over een 1% letaliteitsafstand variërend van 50 tot 220 meter. Binnen deze zone's zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. De beheersverordening maakt deze ook niet mogelijk. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

Aardgasleiding Zebra

Binnen het verordeningsgebied is tevens een hogedrukaardgasleiding aanwezig die onder beheer is van Zebra en heeft het kenmerk A523. Deze hogedruk aardgasleiding beschikt over een effectafstand van 285 meter. In het gehele plangebied (dus ook binnen de effectafstand en de belemmeringenstrook van de aardgasleiding) worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige planologische situatie (geldende bestemmingsplannen inclusief vrijstellingen/ontheffingen). De eventuele ontwikkeling van braakliggende terreinen is binnen deze planologische situatie al mogelijk. Deze beheersverordening heeft dan ook geen invloed op het GR. In bijlage 7 wordt nader ingegaan op het groepsrisico binnen het verordeningsgebied.

Air products

Aan de zuidzijde van het verordeningsgebied liggen twee transportleidingen van Airproducts. Conform de gegevens van de gemeente Terneuzen wordt hierdoor stikstof en stikstof/zuurstof getransporteerd. De PR 10-6 contour van deze leidingen betreft 0 meter. Het eventuele invloedsgebied van deze leidingen is niet bekend. Binnen het gehele verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie mogelijk gemaakt. Een toename van het groepsrisico is daarmee uitgesloten. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

Etheenleidingen

Binnen het verordeningsgebied aan de zuidzijde liggen twee etheenleidingen, dit betreffen leidingen van DOW en Shell. Deze leidingen beschikken over een PR 10-6 risicocontour van 75 meter voor de leiding van DOW, en een PR 10-6 risicocontour van 105 meter voor de leiding van Shell. Het groepsrisico ten gevolge van deze leidingen is niet bekend. Echter gezien het karakter van de omgeving waarbinnen de leidingen liggen mag verwacht worden dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. De beheersverordening zorgt echter niet voor een toename van het groepsrisico omdat alleen de huidige planologische situatie wordt vastgelegd. Een toename van het groepsrisico is daarmee uitgesloten. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 7.

4.3.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen

Onderzoek en conclusie

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de omliggende wegen; Rijksweg Terneuzen-Sas van Gent, Meester F.J. Haarmanweg en de Hoofdweg N61/62 ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Voor stikstofdioxide betreft dit maximaal 25,3 µg/m3 en voor fijn stof maximaal 27,6 µg/m3 (grenswaarden voor beide stoffen: 40 µg/m3 als jaargemiddelde). Het aantal overschrijdingsdagen voor fijn stof betreft 23. Ook hierbij wordt ruimschoots aan de norm uit de Wet Milieubeheer voldaan. Binnen het gehele verordeningsgebied wordt daarmee voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer. De gehalten stikstofdioxide en fijn stof nemen af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor deze beheersverordening.

4.3.7 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009)

Onderzoek en conclusie

Voor het haven- en industrieterrein is een inwaartse milieuzonering toegepast. Dit betekent dat vanuit de milieugevoelige functies in de omgeving is bepaald vanaf welke afstand bepaalde bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden toegelaten. Dit om geen onevenredige beperkingen aan de bedrijvigheid op te leggen en hinder voor de omliggende gevoelige functies te voorkomen. Bij de milieuzonering is uitgegaan van 2 verschillende staten van bedrijfsactiviteiten, zowel de Staat voor gezoneerde industrieterreinen als voor de Staat voor bedrijventerreinen. Het verschil tussen deze twee staten zit hem in het feit dat bij de staat voor gezoneerde industrieterreinen geen rekening is gehouden met het aspect geluid, omdat deze reeds geregeld wordt met de zonering in het kader van de Wet geluidhinder. De kolom met de richtafstanden voor geluid ontbreekt dus in de Staat van Bedrijfsactiveiten gezoneerd industrieterrein. De milieuzonering geeft de algemene toelaatbaarheid van bedrijven op het haven- en industrieterrein weer. Hiermee wordt in het ruimtelijk spoor zo veel mogelijk voorkomen dat ter plaatse van de omliggende woningen en andere gevoelige functies in de omgeving van de bedrijven sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder. Hierbij wordt voor deze beheersverordening uitgegaan van de richtafstanden ten opzichte van omgevingstype 'rustige woonwijk'.

In het verordeningsgebied bevindt zich een veelheid aan verscheidene industriële bedrijvigheid. Aan het water komt met name (zee)haven gerelateerde industrie voor, aan de buitenrand betreft dit met name bouwnijverheid, groothandels- en autoservicebedrijven. Deze functies passen in beginsel binnen de algemene toelaatbaarheid. Bedrijven die niet binnen deze algemene toelaatbaarheid passen (overschrijding of onderschreiding van de ter plaatse toegelaten milieucategorieën), maar wel rechtmatig op de betreffende locaties aanwezig zijn, kunnen ook onder het regime van deze verordening hun activiteiten voort zetten. Deze bedrijven zijn als lijst opgenomen in bijlage 1. In het milieuspoor dienen deze bedrijven reeds rekening te houden met in de omgeving aanwezige gevoelige functies. In het verordeningsgebied worden verder geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aspect milieuzonering staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

4.3.8 Water

Toetsingskader

Waterwet, watertoets en Besluit ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Het verordeningsgebied ligt deels binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen en deels binnen binnen het beheergebied van Rijkswaterstaat. Het waterschap Scheldestromen hanteert een watertabel bij ruimtelijke plannen. Ook voor deze beheersverordening is deze opgesteld. De belangen van Rijkswaterstaat worden hier tevens in meegenomen.

thema en water(schaps)doelstelling uitwerking
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.
Er zijn geen consequenties voor waterkeringen. De verordening voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen.
Er is sprake van primaire en regionale waterkeringen. De primaire waterkering is gesitueerd langs die delen van het kanaal van Gent naar Terneuzen die in directe verbinding staan met de Westerschelde. De regionale waterkering is gelegen aan weerszijden van het Kanaal van Gent naar Terneuzen, aan de binnenzijde (landzijde) van het sluizencomplex.
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.
De verordening voorziet niet in nieuw te realiseren verhard oppervlak en/of ontwikkelingen. Er zal ten gevolge van de verordening dan ook geen (extra) wateroverlast ontstaan.
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van
(schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van over-storten.
De beheersverordening is gericht op het in standhouden van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Een optimalisering van het watersysteem is daarom niet aan de orde.
Waterschapsobjecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.
Binnen de beheersverordening worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Objecten van het watersschap en Rijkswaterstaat ondervinden geen belemmering ten gevolge van de beheersverordening.
Watervoorziening / -aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.
Niet van toepassing.
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Niet van toepassing.
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.
Niet aanwezig in de huidige situatie, in de toekomstige situatie zal dit ook niet aangepast worden.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het
watersysteem.
Geen verandering (laatste is immers niet aan de orde)
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit.
Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie.
Verdroging
(Natuur)
Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone.
Niet aan de orde.

Natte natuur
Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
De natuur wordt niet beïnvloedt door de beheersverordening.
Onderhoud waterlopen
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
kunnen worden.
De onderhoud van waterlopen wordt niet beïnvloedt door de beheersverordening.
Waterschapswegen
Goede bereikbaarheid en in stand houden van wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap.
De bereikbaarheid van de wegen wordt niet beïnvloedt door de beheersverordening.

4.3.9 Geluid

Toetsingskader:

Wet geluidhinder (Wgh).

Onderzoek en conclusie

Binnen het verordeningsgebied c.q. de geluidzones industrielawaai, spoorweglawaai en wegverkeerslawaai worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Deze geluidaspecten vormen dan ook geen belemmering voor de beheersverordening.

4.3.10 Kabels & Leidingen

Toetsingskader

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen
  • Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen;
  • Omgevingsplan Zeeland 2013 - 2018;
  • Structuurvisie Buisleidingen.

Normstelling en beleid

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante (buis)leidingen worden aangemerkt zoals hierna genoemd, voor zover deze geen deel uitmaken van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer :

  • Hoogspanningsverbindingen met een spanning van 50 kV en hoger.
  • Buisleidingen voor transport van aardgas vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 50 mm;
  • Buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een druk vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 70 mm.
  • Buisleidingen voor het transport van andere stoffen dan aardgas en aardolieproducten, die risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken.
  • Buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter buiten de bebouwde kom.
  • Buisleidingen voor transport van afvalwater tussen de afvalwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap aan de Frankrijkweg en het lozingspunt in de Westerschelde.

Niet-planologisch relevante leidingen vervullen een functie voor de aanwezige functies en behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

Onderzoek en conclusie

Naast de in paragraaf 4.3.5 genoemde leidingen waardoor gevaarlijke stoffen vervoerd worden, zijn binnen het plangebied nog meer planologische relevante leidingen aanwezig. Het betreffen onder andere vier ondergrondse elektriciteitsleidingen en (afval)waterleidingen. Deze leidingen zijn weergegeven op een kaart die als bijlage 5 van de regels is opgenomen. Voor deze leidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 meter waarbinnen niet gebouwd mag worden. Omdat er binnen het gehele verordeningsgebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden vormt dit aspect geen belemmering voor de beheersverordening.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke Toetsing En Vaststelling

5.1 Resultaten Inspraak- En Overleg

5.1.1 Inspraakprocedure

Inleiding

In de Wet ruimtelijke ordening is, in tegenstelling tot een bestemmingsplan, geen procedure vastgelegd. De gemeente bepaalt zelf welke procedure wordt gevolgd. In dit geval is de gemeentelijke inspraakverordening van toepassing. Dat wil zeggen dat het ontwerp van de verordening zes weken ter inzage wordt gelegd en iedereen de mogelijkheid heeft om hierop schriftelijk of mondeling reageren. Tegen de vaststelling van een beheersverordening staat geen bezwaar of beroep open.

De ontwerpbeheersverordening 'Oostelijke kanaaloever' heeft van 28 februari 2013 tot en met 10 april 2013 ter inzage gelegen voor de vaststellingsprocedure. Tijdens deze terinzagelegging zijn 6 schriftelijke inspraakreacties kenbaar gemaakt.

  1. 1. TPT Holding B.V., Finlandweg 21, 4538 BL Terneuzen
  2. 2. De Hoop Terneuzen B.V. , Postbus 19, 4530 AA Terneuzen
  3. 3. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen
  4. 4. Rijkswaterstaat Zeeland, Postbus 5014, 4330 KA Middelburg
  5. 5. Boot Haeser Walraven advocaten, Postbus 19265, 3001 BG Rotterdam (namens Jongeneel BV)
  6. 6. BMD advies, Postbus 353, 5000 AJ Tilburg (namens Verbrugge Terminals BV)

De inspraakreacties zijn tijdig (binnen de termijn) kenbaar gemaakt. De inspraakreacties zijn dan ook ontvankelijk.

TPT Holding B.V., Finlandweg 21, 4538 BL Terneuzen

Inspraakreactie

  1. a. Opgemerkt wordt dat TPT Holding B.V. niet is opgenomen in bijlage 1 (Bedrijvenlijst) en bijlage 2 (Lijst functies) behorende bij de plantoelichting.
  2. b. TPT Holding B.V. is niet opgenomen in bijlage 7 (Verantwoording groepsrisico) behorende bij de plantoelichting. Op het terrein is echter een ammoniaktank geplaatst. TPT is daarmee aangemerkt als Bevi-inrichting en de 10-5 en 10-6 contouren zijn bepaald. TPT is opgenomen in het risicoregister.

Overwegingen

  1. a. In bijlage 1 van de plantoelichting is een lijst opgenomen van die bedrijven die qua milieucategorie niet passen binnen de op de verbeelding aangegeven c.q. toegelaten milieucategorie(en). Ondanks dat de milieucategorie van de betreffende bedrijven niet past binnen de aangegeven c.q. toegelaten milieucategorie(en) is de vestiging van deze bedrijven op hun huidige locatie door middel van opname in bijlage 1 positief bevestigd.
    Het bedrijf TPT is ingeschaald in milieucategorie 4.2. Op de locatie waar TPT gevestigd is, is de vestiging van bedrijven behorende tot milieucategorie 4.1 tot en met 5.1 rechtstreeks toegestaan. In dit geval is er dus geen aanleiding om TPT op te nemen in bijlage 1 van de plantoelichting.
    In bijlage 2 van de plantoelichting zijn de bedrijven opgenomen die binnen het plan- gebied van de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever zijn gevestigd. In de ont- werpbeheersverordening is TPT in deze bijlage niet opgenomen. Dit is niet correct. Het bedrijf TPT Holding B.V. is alsnog opgenomen in bijlage 2 (Lijst functies) behorende bij de plantoelichting.
  2. b. Uit de door de provincie Zeeland afgegeven milieuvergunning blijkt dat het bedrijf TPT ten onrechte niet is genoemd in paragraaf 4.3.5 Externe Veiligheid en in bijlage 7 (Verantwoording groepsrisico) van de plantoelichting. Het bedrijf TPT is hier alsnog in opgenomen.

Conclusie

De inspraakreactie is deels ongegrond en deels gegrond en leidt tot aanpassing van de toelichting alsmede bijlage 2 en bijlage 7.

De Hoop Terneuzen B.V., Postbus 19, 4530 AA Terneuzen

Inspraakreactie

  1. a. Het bedrijf De Hoop Terneuzen B.V., met bijbehorende ondernemingen, is gevestigd aan de Duitslandweg 2 te Terneuzen en wordt niet genoemd in bijlage 1 en bijlage 2 behorende bij de plantoelichting. Verzocht wordt het bedrijf met bijbehorende ondernemingen alsnog in de bijlagen 1 en 2 op te nemen.

Overwegingen

  1. a. In bijlage 1 van de plantoelichting is een lijst opgenomen van die bedrijven die qua milieucategorie niet passen binnen de op de verbeelding aangegeven c.q. toegelaten milieucategorie(en). Ondanks dat de milieucategorie van de betreffende bedrijven niet past binnen de aangegeven c.q. toegelaten milieucategorie(en) is de vestiging van deze bedrijven op hun huidige locatie door middel van opname in bijlage 1 positief bevestigd.
    Het bedrijf De Hoop Terneuzen B.V. bestaat uit diverse ondernemingen die qua inschaling variëren van milieucategorie 1 (kantoor) tot en met 4.1. Op de locatie waar De Hoop Terneuzen gevestigd is, is de vestiging van bedrijven behorende tot milieucategorie 4.1 tot en met 4.2 rechtstreeks toegestaan. In dit geval is er dus aanleiding om die ondernemingen van De Hoop Terneuzen die zijn ingeschaald in een lagere milieucategorie dan 4.1 op te nemen in bijlage 1 van de plantoelichting.
    In bijlage 2 van de plantoelichting zijn de bedrijven opgenomen die binnen het plan- gebied van de beheersverordening Oostelijke Kanaaloever zijn gevestigd. In de ont- werpbeheersverordening is De Hoop Terneuzen B.V. in deze bijlage niet opgenomen. Dit is niet correct. Het bedrijf De Hoop Terneuzen B.V. met ondernemingen is alsnog opgenomen in bijlage 2 (Lijst functies) behorende bij de plantoelichting.

Conclusie

De inspraakreactie is gegrond en leidt tot aanpassing van de bijlagen 1 en 2 behorende bij de toelichting.

N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA Groningen

Inspraakreactie

  1. a. Opgemerkt wordt dat, wil de gemeente Terneuzen voldoen aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), de gemeente verplicht is voor 1 januari 2016 te beschikken over een actueel bestemmingsplan waarin de aardgastransportleidingen planologisch zijn geregeld.
  2. b. Verzocht wordt om in artikel 10, lid 4, van de planregels tevens het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen afhankelijk te stellen van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'aanleggen'.

Overwegingen

  1. a. Het tracé voor de aardgastransportleidingen is voor de gemeente Terneuzen nog niet definitief vastgelegd. Definitieve besluitvorming hierover wordt in de loop van 2013 verwacht, zie plantoelichting paragraaf 4.2.4. Na vaststelling van de beheersverordening 'Oostelijke Kanaaloever' zal de gemeente Terneuzen de voorbereiding van het bestemmingsplan 'Oostelijke Kanaaloever' hervatten. In dit bestemmingsplan zal het definitieve tracé van de aardgastransportleidingen ook worden meegenomen. Naar verwachting zal het bestemmingsplan 'Oostelijke Kanaaloever' voor 1 januari 2016 door de gemeenteraad zijn vastgesteld, waarmee dan voldaan wordt aan het Bevb.
  2. b. Artikel 10, lid 4, van de planregels is aangepast zoals verzocht.

Conclusie

De inspraakreactie is deels ongegrond en deels gegrond en leidt tot aanpassing van de regels.

Rijkswaterstaat Zeeland, Postbus 5014, 4330 KA Middelburg

Inspraakreactie

  1. a. In de plantoelichting wordt gesproken over een regionale waterkering. De waterkering in het gebied wordt beheerd door Rijkswaterstaat. Aan de buitenzijde van het sluizencomplex betreft het hier een primaire waterkering en langs het Kanaal ten zuiden van het sluizencomplex betreft het een regionale waterkering. Ten behoeve van de waterkering is een dubbelbestemming opgenomen. Verzocht wordt, in het geval dit niet zo is, de bestemming 'Waterstaat-Waterkering' zowel voor de kern- als de beschermingszone (conform Barro) op te nemen.
  2. b. In paragraaf 4.3.8 wordt gesteld dat het verordeningsgebied binnen het gebied van het waterschap Scheldestromen ligt. Dit is dus niet correct. Een groot deel van het plangebied ligt in het beheergebied van Rijkswaterstaat. Verzocht wordt de tekst aan te passen.
  3. c. In paragraaf 4.3.8 wordt in de watertoetstabel aandacht besteed aan objecten van de waterbeheerder, in dit geval waterschapsobjecten. Verzocht wordt ook de objecten van Rijkswaterstaat te benoemen en aan te geven dat ook deze geen belemmering mogen ondervinden ten gevolge van de beheersverordening.
  4. d. Binnen de bestemming 'Water' staan meerdere meerpalen welke de functie hebben een wacht of ligplaats te bieden, met name voor het gebruik van de sluizen. Specifieke meerpalen hebben de functie van ligplaats voor schepen met gevaarlijke stoffen, de zogenaamde kegelschepen. Dit is ook vastgelegd in het officiële ligplaatsenbeleid van Rijkswaterstaat. Deze ligplaatsen lijken nu in strijd met de regels.

Overwegingen

  1. a. De plantoelichting is aangepast zodat duidelijk wordt dat deels sprake is van een primaire waterkering en deels sprake is van een regionale waterkering. De op de verbeelding opgenomen bestemming 'Waterstaat-Waterkering' betreft zowel de kern- als de beschermingszone (conform Barro).
  2. b. De tekst van paragraaf 4.3.8 is aangepast zodat duidelijk wordt dat er tevens sprake is van een beheersgebied van Rijkswaterstaat.
  3. c. De watertoetstabel in paragraaf 4.3.8 is als volgt aangevuld: 'Rijkswaterstaatsobjecten. Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van rijkswaterstaatsobjecten niet belemmeren.'
  4. d. Artikel 16 is aangepast zodat deze lig- en wachtplaatsen ten behoeve van de beroepsvaart zijn toegestaan.

Conclusie

De inspraakreactie is gegrond en leidt tot aanpassing van de toelichting en de regels.

Boot Haeser Walraven advocaten, Postbus 19265, 3001 BG Rotterdam (namens Jongeneel BV)

Inspraakreactie

  1. a. Het is de vraag of de mogelijkheid bestaat te kiezen voor het instrument van een beheersverordening. Uit verschillende documenten volgt dat ter plaatse wel degelijk ontwikkelingen worden verwacht.
  2. b. Anders dan in de toelichting bij de verordening is aangegeven biedt de regeling voor wat betreft gebruik niet de mogelijkheden die gelden op basis van het vigerende planologische kader. Gebruik en bebouwing anders dan het fysiek bestaande zijnde alleen toegelaten voor 'kade- of havengebonden bedrijven, alsmede voor bedrijven die overwegend diensten verlenen voor kade- en havengebonden bedrijven'. Dit is een aanzienlijke beperking.
  3. c. Uit beleidsstukken van de gemeente volgt dat ter plaatse is voorzien in versterking van het industrieel complex van bedrijvigheid. Ook dat staat haaks op de beperking tot het slechts willen toelaten van kade- en havengebonden bedrijven.
  4. d. Gebruik en bebouwing, anders dan het bestaande, zijn allen toegelaten binnen de aangegeven milieucategorieën. Dit stemt niet overeen met het geldende planologische kader. Daarnaast valt het perceel van cliënt in twee verschillende milieucategorieën, hetgeen niet werkbaar is.
  5. e. Uit de regels volgt niet wat het bestaande gebruik en bebouwing is. Dit dient begrepen te worden uit de niet-bindende toelichting met bijlagen, hetgeen onvoldoende rechtszeker is.
  6. f. Uit de stukken blijkt onvoldoende dat een groothandel in hout en bouwmaterialen, houtzagerij en onzelfstandige ondergeschikte detailhandel ter plaatse is toegestaan. Omdat in de toelichting is vermeld dat voldaan wordt aan de provinciale verordening en de provinciale verordening onzelfstandige detailhandel en ondergeschikte detailhandel toestaan, wordt er van uitgegaan dat dit valt onder het toegelaten gebruik van gronden en opstallen in de zin van de verordening.

Overwegingen

  1. a. In diverse gemeentelijke beleidsstukken zijn inderdaad ontwikkelingen voor het gebied voorzien. Eén van deze ontwikkelingen is de aanleg/bouw van een nieuwe zeesluis. In de gemeentelijke 'Structuurvisie 2025' is over deze ontwikkelingen opgemerkt dat 'de onzekerheden het vrijwel onmogelijk maken op dit moment een realistisch scenario te schetsen voor de economische ontwikkeling van de Kanaalzone'. De huidige economische situatie maakt de in de structuurvisie benoemde onzekerheden (blz. 59) er niet minder op. Gelet op het bovenstaande is het gebied op dit moment te karakteriseren als een laag dynamisch gebied waarvoor het vaststellen van een beheersverordening een geschikt instrument is.
  2. b. De regeling is voor het betreffende perceel aangepast overeenkomstig het huidige bestemmingsplan.
  3. c. Uit de gemeentelijke beleidsstukken volgt niet dat ter plaatse is voorzien in versterking van het industrieel complex van bedrijvigheid.
    In het Masterplan Axelsedam (2003) is omtrent het Schiereiland Schependijk o.a. vermeld: 'Op dit moment ligt dit gebied volledig geïsoleerd van de rest van Terneuzen. De aanwezige bedrijvigheid veroorzaakt bovendien geluidoverlast en maakt het niet mogelijk de doorgaande autoroute hierheen te verplaatsen.
    In het Masterplan wordt ingezet op amoveren van de bedrijvigheid waardoor, door de dan ontstane mogelijkheid tot aanpassen van de geluidscontour, de doorgaande autoroute verplaatst kan worden en de ontwikkelingsmogelijkheden voor Kennedylaan West en Schiereiland Schependijk zelf toenemen'.
    In de 'Structuurvisie 2025' is het schiereiland Schependijk opgenomen binnen de strategie 'Herstructureren'. De nadruk ligt op verbetering van de kwaliteit en functionaliteit van deze gebieden.
    Tenslotte speelt nabij het schiereiland Schependijk het rijksproject tot uitbreiding van de sluizencapaciteit. Of, en zo ja, welke gevolgen dit project heeft voor het schier- eiland zijn nog niet bekend.
  4. d. Het bedrijf Jongeneel B.V. is vanwege de aanwezige houtzagerij ingeschaald in milieucategorie 3.2. De beheersverordening (verbeelding) wordt op dit punt aangepast.
  5. e. Het bestaande gebruik blijkt uit de verleende milieuvergunningen en de aanwezige, vergunde bebouwing. Dit biedt in combinatie met bijlage 2 Lijst functies en bijlage 3 Luchtfoto voldoende rechtszekerheid.
  6. f. Bijlage 2 van de plantoelichting is aangepast. Uit deze bijlage blijkt duidelijk dat voor het bedrijf Jongeneel B.V. sprake is van een groothandel in hout en bouwmaterialen (SBI-code 4673.1) en houtzagerij (SBI-code 16101). Onzelfstandige detailhandel en ondergeschikte detailhandel vallen onder het toegelaten gebruik van gronden en opstallen in de zin van de verordening.

Conclusie

De inspraakreactie is deels ongegrond en deels gegrond en leidt tot aanpassing van de toelichting, regels en bijlage 2 en de verbeelding.

BMD advies, Postbus 353, 5000 AJ Tilburg (namens Verbrugge Terminals BV)

Inspraakreactie

  1. a. Verzocht wordt om de bedrijvenlijst in de bijlage te baseren op de actuele situatie.
  2. b. In artikel 6.4.2 van de planregels is in het eerste lid bepaald dat 'de maatgevende risicocontour van het plaatsgebonden risico (contour met kans 10-6 per jaar) is gelegen binnen het bouwperceel van het risicovol bedrijf'. Bij Verbrugge Terneuzen Terminals mogen volgens de huidige milieuvergunning een beperkt aantal (tank)containers met gevaarlijke stoffen worden op- en overgeslagen. Er is momenteel geen QRA voor de inrichting vastgesteld. Die verplichting was er in 2004 niet. Er geldt dat in de vergunde situatie de PR 10-6 risicocontour waarschijnlijk al buiten de inrichting ligt. Het Bevi laat dat ook toe. Verzocht wordt de bedrijfsontwikkeling van Verbrugge Terneuzen Terminals B.V. in lijn te brengen met het Bevi.

Overwegingen

  1. a. De bijlagen 1 en 2 van de plantoelichting zijn aangepast aan de actuele situatie.
  2. b. Bij een beheersverordening is het niet noodzakelijk te toetsen aan het Bevi. Daarnaast geldt dat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt en de huidige vigerende situatie vastlegt. De huidige vergunde situatie is dan ook opgenomen in de beheersverordening.

Conclusie

De inspraakreactie is gegrond en leidt tot aanpassing van de bijlagen 1 en 2 behorende bij de toelichting.

5.1.2 Overlegprocedure

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is de ontwerpbeheersverordening 'Oostelijke Kanaaloever' toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Zeeland;
  • Waterschap Scheldestromen;
  • Veiligheidsregio Zeeland.

In deze paragraaf wordt het resultaat van de overlegprocedure beschreven. De reacties zijn afzonderlijk samengevat en beantwoord.

Provincie Zeeland

Overlegreactie

De voorgelegde beheersverordening 'Oostelijke Kanaaloever' geeft de provincie Zeeland geen aanleiding voor opmerkingen.

Waterschap Scheldestromen

Overlegreactie

De voorgelegde beheersverordening 'Oostelijke Kanaaloever' geeft het waterschap geen aanleiding voor opmerkingen.

Veiligheidsregio Zeeland

Overlegreactie

Van de Veiligheidsregio Zeeland is binnen de daartoe gestelde termijn geen reactie ontvangen. Buiten deze termijn is nog een reactie ontvangen. Deze reactie is op onderdelen verwerkt in de toelichting (zie paragraaf 4.3.5 en bijlage 7).

5.2 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen

Bij de vaststelling van de beheersverordening zijn de volgende wijzingen aangebracht.

5.2.1 Toelichting

De toelichting is op enkele onderdelen aangepast.

  • Paragraaf 1.3. in de tabel is toegevoegd 'Terneuzen Zuidoost 18-12-2008 02-06-2009'.
  • Paragraaf 2.3 : alinea vóór figuur 2.1. is aangepast.
  • Paragraaf 4.3.2.: de tekst ten aanzien van archeologie is aangevuld en de consequenties verwerkt in de planregels en op de verbeelding.
  • Paragraaf 4.3.5.: het Texaco tankstation aan de Guido Gezellestraat ligt buiten het beheers- verordeningsgebied. De PR 10-6 contour ligt er deels binnen. De tekst is verplaatst en de opsomming is aangepast.
  • Paragraaf 4.3.7: De functie/doel van de in bijlage 1 opgenomen lijst is verduidelijkt.
  • Paragraaf 4.3.10: het toetsingskader is aangepast.
  • Bijlagen 1 en 2 zijn vervangen door nieuwe lijsten van in het gebied gevestigde bedrijven met bijbehorende SBI-code en milieucategorie, e.e.a. conform de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering, editie 2009'.
  • Bijlage 5: de kaart met de leidingen is zodanig aangepast dat drukken, diameters en stoffen nu wel zichtbaar zijn.

De aanpassing van de toelichting hebben geen juridische betekenis.

5.2.2 Regels

Artikel 1

  • Lid 1.1: verordening: de (vastgestelde) beheersverordening is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99 met bijbehorende bestanden.
  • Lid 1.31 is aangepast. De onderdelen a., g., en h. zijn niet vastgesteld.
  • Lid 1.38: het begrip 'grens zone industrielawaai' is niet vastgesteld. De opvolgende begrippen zijn vernummerd.

Artikel 3

  • Sublid 3.3.1 onder b: de verwijzing naar de wijze van meten voor een windturbine is aangepast.

Artikel 4

  • Sublid 4.2.1 onder a: de zinsnede 'ten hoogste' is niet vastgesteld.
  • Sublid 4.2.1, onder c is gewijzigd in: "nieuwe activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 zijn uitsluitend toegestaan indien het activiteiten betreft waarvan voldoende wordt aangetoond dat geen sprake is van significante effecten voor het milieu en indien dit wel het geval is, middels een door een erkend bureau opgesteld rapport, wordt aangetoond dat deze door middel van mitigerende en zonodig compenserende maatregelen voorkomen kunnen worden;"
  • Sublid 4.2.1, onder d is gewijzigd in: "nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt niet over kwetsbare objecten;
    2. 2. er dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;"
  • Sublid 4.4.1 onder a: na de zinsnede 'twee categorieën hoger' is de volgende zinsnede opgenomen: 'en lager'.
  • Sublid 4.4.1, onder b: de bepaling onder 1 is niet vastgesteld. De bepaling onder 3 is zodanig gewijzigd dat vestiging van activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan.
  • Toegevoegd is sublid 4.5.1 dat luidt als volgt:

“4.5.1 Hogere gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 onder d, e.3 en e.4 voor een hogere bouwhoogte, met in achtneming van de volgende bepalingen:

1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 25 m;

2. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.”

Artikel 5

  • Sublid 5.2.1 onder a: de zinsnede 'ten hoogste' is niet vastgesteld.
  • Sublid 5.2.1. onder a.3 is vernummerd in 5.2.1. onder b. De opvolgende leden b tot en met g zijn eveneens vernummerd in c tot en met h. Alle onderlinge verwijzingen zijn eveneens aangepast.
  • Sublid 5.2.1, onder c (nieuwe nummering): is gewijzigd in: "nieuwe activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 zijn uitsluitend toegestaan indien het activiteiten betreft waarvan voldoende wordt aangetoond dat geen sprake is van significante effecten voor het milieu en indien dit wel het geval is, middels een door een erkend bureau opgesteld rapport, wordt aangetoond dat deze door middel van mitigerende en zonodig compenserende maatregelen voorkomen kunnen worden;"
  • Sublid 5.2.1 onder d (nieuwe nummering) is gewijzigd in: "nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt niet over kwetsbare objecten
    2. 2. er dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;"
  • Sublid 5.3.1. Toegevoegd is een nieuwe bepaling e die luidt als volgt: “e. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste:
    1. 1. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - B van categorie 2': de bestaande goothoogte dan wel 6 m in geval dat de bestaande goothoogte minder bedraagt dan 6 m;
    2. 2. voor het overige: de maximum bouwhoogte;

De opvolgende leden 'e' en 'f' zijn vernummerd in 'f 'en 'g'.

  • Sublid 5.3.1 onder f (nieuwe nummering) is gewijzigd in:”de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan:
    1. 1. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - B van categorie 2': 4 m meer dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte;
    2. 2. voor het overige: 15 m;"
  • Sublid 5.4.1 onder a: na de zinsnede 'twee categorieën hoger' is de volgende zinsnede opgenomen: 'en lager'.
  • Sublid 5.4.1 onder b: De bepaling onder 4 is zodanig gewijzigd dat vestiging van activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan.
  • Toegevoegd is sublid 5.5.1 dat luidt als volgt:

“5.5.1 Hogere gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1 onder f.2, g.3 en g.4 voor een hogere bouwhoogte, met in achtneming van de volgende bepalingen:

1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 25 m;

2. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken."

Artikel 6

  • Sublid 6.2.1 onder a: de zinsnede 'ten hoogste' is niet vastgesteld.
  • Sublid 6.2.1. onder a: de bepalingen 1 tot en met 5 zijn vernummerd in 1 tot en met 6. Voorts is toegevoegd een nieuwe bepaling 1 die luidt als volgt: “1. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - Haven van categorie 2 - 3.1': bedrijven uit categorie 2 tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';”
  • Sublid 6.2.1.: de bepalingen b tot en met h zijn vernummerd in c tot en met i. Voorts is toegevoegd een nieuwe bepaling b die luidt als volgt: “b. tevens niet kade- of havengebonden bedrijven ter plaatse van het besluitsubvlak 'niet kade- of havenbedrijven' voor zover deze voorkomen in:
    1. 1. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - Haven van categorie 3.2': bedrijven uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein',"
  • Sublid 6.2.1, onder d (nieuwe nummering) is gewijzigd in: "nieuwe activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 zijn uitsluitend toegestaan indien het activiteiten betreft waarvan voldoende wordt aangetoond dat geen sprake is van significante effecten voor het milieu en indien dit wel het geval is, middels een door een erkend bureau opgesteld rapport, wordt aangetoond dat deze door middel van mitigerende en zonodig compenserende maatregelen voorkomen kunnen worden;
  • Sublid 6.2.1 onder e (nieuwe nummering) is gewijzigd in: "e. nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt niet over kwetsbare objecten
    2. 2. er dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;"
  • Sublid 6.3.1. onder d1: toegevoegd is de zinsnede "besluitsubvlak 'Bedrijventerrein - Haven van categorie 2 - 3.1',"
  • Sublid 6.3.1 onder e. Toegevoegd is een nieuwe bepaling 8 die luidt als volgt: “8. van een opslagtank of -silo: 40 m;”. De opvolgende bepaling onder 9 is vernummerd in 10.
  • Sublid 6.4.1 onder a: na de zinsnede 'twee categorieën hoger' is de volgende zinsnede opgenomen: 'en lager'.
  • Sublid 6.4.1, onder b: de bepaling onder 1 is vastgesteld. De bepaling onder 3 is zodanig gewijzigd dat vestiging van activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan.
  • Sublid 6.4.2 is niet vastgesteld.
  • Toegevoegd is sublid 6.5.1 dat luidt als volgt:

“6.5.1 Hogere gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 onder d.1 en d.2 voor een hogere bouwhoogte, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

1. ter plaatse van de besluitsubvlakken 'Bedrijventerrein - Haven van categorie 3.1', 'Bedrijventerrein - Haven van categorie 3.2' , 'Bedrijventerrein - Haven van categorie 4.1' en 'Bedrijventerrein - Haven van categorie 4.1 - 4.2' : 40 m;

2. ter van de besluitsubvlakken 'Bedrijventerrein - Haven van categorie 4.1 - 5.1': 80 m;

b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.”

Artikel 8

  • Sublid 8.2.1. onder a: de zinsnede 'uit categorie 1' is gewijzigd in uit 'categorie 2'.

Vernummering artikelen en toevoeging artikelen:

  • De artikelen 7 tot en met 10 zijn vernummerd in 8 tot en met 11.
  • De artikelen 11 tot en met 19 zijn vernummerd in 13 tot en met 21.
  • De artikelen 20 tot en met 25 zijn vernummerd in 24 tot en met 29.

Toegevoegd zijn de volgende artikelen:

  • artikel 7. Detailhandel. .
  • artikel 10. Maatschappelijk;
  • artikel 22. Waarde – Archeologie
  • artikel 23. Waarde - Beschermde Dijken

Voor de exacte inhoud van de artikelen wordt verwezen naar de regels.

Artikel 13 (nieuwe nummering)

  • Sublid 13.2.1. onder b: toegevoegd is een bepaling die luidt als volgt: “6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 15 (nieuwe nummering)

  • Sublid 15.2.1. onder b: toegevoegd is een bepaling die luidt als volgt: “6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 19 (nieuwe nummering)

  • Sublid 19.2.2, onder b. De bepaling is als volgt gewijzigd vastgesteld: 'In afwijking van het bepaalde onder lid 19.2.1 onder d.7 is ter plaatse van het besluitsubvlak 'ligplaats' geen reparatie en serviceonderhoud voor vaartuigen toegestaan'.

5.2.3 Verbeelding

  • In de toelichting staat dat de PR 10-6 contour op de verbeelding wordt weergegeven. De op de verbeelding ontbrekende PR 10-6 contour bij lpg-tankstation is alsnog op de verbeelding weergegeven.
  • Wgh-inrichtingen op de landtong in het verlengde van de grote zeesluis moeten worden uitgesloten. Dit terrein heeft de functie Bedrijventerrein - B gekregen.
  • Het besluitvlak voor logiesgebouw Leger des Heils (Stationsweg 37-39) is gewijzigd in Maatschappelijk.
  • De uitgang van de middensluis, noordzijde links, heeft de functie Sluiswerken gekregen.
  • De aanduiding nabij de Haarmanweg/Industrieweg (bt-1= enz.) is gewijzigd in (bt-A= enz.).
  • Oudelandseweg 35, 37 en 39 hebben de functie Wonen gekregen.
  • Oudelandseweg was niet goed ingetekend (loopt door): is gewijzigd in Verkeer in plaats van Bedrijventerrein - B.
  • Guido Gezellestraat 27 heeft de functie Detailhandel gekregen met aanduiding (tc) tuincentrum, een en ander overeenkomstig het geldende plan Terneuzen Zuidwest.
  • Oudelandseweg 19 heeft de functie Wonen gekregen, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan.
  • Voor de strook met de functie Bedrijventerrein - B en aanduiding (bt-B=2-3.1) gelegen langs de N61 is de aanduiding gewijzigd overeenkomstig een in 2007 verleende vrijstelling ex. artikel 19, lid 1, WRO in (bt-B=1-3.1).

Bijlage 1 Bestaande Bedrijfswoningen


Adres

Functie
Ambachtsstraat 7 bedrijfswoning
Ambachtsstraat 11 bedrijfswoning
Ambachtsstraat 12 bedrijfswoning
Hogendijk 5 bedrijfswoning
Hogendijk 7 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 4 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 8 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 10 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 12 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 14 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 21 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 24 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 43 bedrijfswoning
Mr. F.J. Haarmanweg 67 bedrijfswoning
Informaticastraat 7 bedrijfswoning
Lange Reksestraat 12 bedrijfswoning
Lange Reksestraat 14 bedrijfswoning
Nijverheidstraat 1 bedrijfswoning
Nijverheidstraat 10 bedrijfswoning
Nijverheidstraat 55 bedrijfswoning
Oudelandseweg 19 bedrijfswoning
Oudelandseweg 21 bedrijfswoning
Polenweg 1 bedrijfswoning
Transportstraat 2 bedrijfswoning

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'

Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'

Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 5 Leidingen

Bijlage 5 Leidingen

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 2 Lijst Functies Die Niet Passen In De Algemene Milieuzonering

Bijlage 2 Lijst functies die niet passen in de algemene milieuzonering

Bijlage 3 Luchtfoto

Bijlage 3 Luchtfoto

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactivteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'

Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactivteiten 'gezoneerd industrieterrein'

Bijlage 6 Natuurwaardenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0009.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0010.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0011.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BVOKO-VG99_0012.jpg"

Bijlage 7 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 7 Verantwoording groepsrisico