Scholen Sint-Maartensdijk
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Vastgesteld op 26-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Scholen Sint-Maartensdijk van de gemeente Tholen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0716.PMTHLSCHLSMD-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.7 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid bouwwerk, niet zijnde een gebouw.
1.24 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.25 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.28 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.29 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.30 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.31 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.32 peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.33 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.34 slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
1.35 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.36 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeiboordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
- c. Bij toepassing van een peil wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen en groenvoorzieningen;
- b. behoud en versterking van de primaire groenstructuur;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, straatmeubilair en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mag worden gebouwd:
- 1. gebouwen, uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. voor gebouwen en overkappingen 3 meter;
- 2. bewegwijzering 4,5 meter;
- 3. straatmeubilair 3 meter;
- 4. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde 3 meter.
- c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
- 1. gebouwen maximaal 15 m2.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | aan- en uitbouw | bouwwerk, geen gebouwzijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | |||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja |
2. buiten het bouwvlak | nee | nee, uitgezonderd fietsenstallingen | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | |||
1. goothoogte | 4 meter | ||
2. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' | 4 meter, uitgezonderd voor losstaande bijgebouwen: 6 meter | - muren en terreinafscheidingen: 2 meter; - lichtmasten en overige masten: 9 meter; - overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 meter. |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | |||
1. binnen het bouwvlak | de oppervlakte bedraagt niet meer dan 3.000 m2 bvo (tezamen met aan- en uitbouwen) | de oppervlakte bedraagt niet meer dan 3.000 m2 bvo (tezamen met gebouwen en overkappingen) | niet gemaximeerd |
2. buiten het bouwvlak | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
d. het aantal bouwlagen bedraagt niet meer dan: | 2, uitgezonderd voor technische ruimten die niet voor mensen toegankelijk zijn: 3 | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
- a. een speelterrein met speelvoorzieningen ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in 4.1 is uitsluitend toegestaan op een afstand van ten minste 10 m uit het op de gronden met de bestemming 'Wonen' aangegeven bouwvlak.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede voet- en fietspaden;
- b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- c. parkeren en parkeerterreinen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mag worden gebouwd:
- 1. gebouwen, uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. voor gebouwen en overkappingen 3 meter;
- 2. bewegwijzering 4,5 meter;
- 3. straatmeubilair 3 meter;
- 4. lichtmast en overige masten 9 meter;
- 5. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde 3 meter.
- c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
- 1. gebouwen maximaal 15 m2.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie'’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk dat niet dieper dan 1,2 meter onder maaiveld wordt geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
11.2 Parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
- b. De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in het 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan - Tholen 2009-2018' (d.d. 16 december 2008);
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
- d. Met dien verstande dat de omgevingsvergunning voor het afwijken uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt;
- e. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in het 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan - Tholen 2009-2018' (d.d. 16 december 2008);
- f. Indien de beleidsregels zoals geformuleerd in het 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan - Tholen 2009-2018' gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing aan de voorgaande leden rekening gehouden met deze wijziging.
11.3 Laad- en losruimte
- a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
- 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a. en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Scholen Sint-Maartensdijk'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
In Sint-Maartensdijk zijn twee basisscholen aanwezig: Obs De Rieburch aan de Bloemenlaan en Bbs Juliana van Stolberg aan de Oosterscheldestraat. De gebouwen van deze twee scholen voldoen niet meer aan de huidige eisen van het basisschoolonderwijs en zijn toe aan renovatie. Doordat de huidige gebouwen niet kunnen voldoen aan de nieuwe eisen zal er gebruik worden gemaakt van sloop-nieuwbouw en zullen beide scholen worden verplaatst naar de locatie van Bbs Juliana van Stolberg. De twee scholen blijven zelfstandig, waardoor er sprake zal zijn van een twee-onder-één-kap constructie voor de scholen. Ook is er sprake van de mogelijkheid dat de peuterspeelzaal en de buitenschoolse kinderopvang (BSO) naar de nieuwe locatie verhuizen. Hierdoor worden faciliteiten voor kinderopvang en leren in het dorp gecentreerd.
De locatie waar de nieuwbouw van de scholen zal plaatsvinden, ligt tussen de Vier-Meistraat, de Oosterscheldestraat en de Westvest, zoals te zien in figuur 1.1. Naast de scholen in het noorden, wordt aan de zuidzijde een parkeerterrein aangelegd om te kunnen voorzien in de parkeervraag. Ook zal de Oud Gereformeerde Gemeente aan de Westvest in het weekend van dit parkeerterrein gebruik maken. De huidige woningen aan de Hammerskjöldstraat worden voor de aanleg van het parkeerterrein gesloopt. De woningen aan de Zonnebloemstraat blijven behouden en de Zonnebloemstraat wordt heringericht.
Tot slot wordt de ontsluiting van de scholen voor de verschillende modaliteiten verbeterd, wat de verkeersveiligheid ter plaatse ten goede komt.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1.1 Locatie plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster, 2017)
1.2 Huidig Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen', vastgesteld op 14 maart 2013. Binnen het plangebied liggen verschillende enkelbestemmingen: Maatschappelijk, Wonen, Verkeer en Groen. Daarnaast liggen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie -1' en Waarde - Archeologie - 2' op het plangebied. In figuur 1.2. is een fragment van het bestemmingsplan met daarin het plangebied weergegeven.
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn de aangewezen gronden bestemd voor bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen. Binnen het bouwvlak mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. Het bebouwingspercentage binnen de bestemming bedraagt 75%. Binnen en buiten het bouwvlak zijn verschillende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Voor muren en terreinafscheidingen bedraagt de maximale bouwhoogte achter de voorgevel 2 meter en voor de voorgevel 1 meter. Lichtmasten en overige masten hebben een bouwhoogte van 9 meter en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedragen 3 meter.
De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn aangewezen voor het wonen met daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Hoofdgebouwen met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Binnen en buiten het bouwvlak mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De maximale hoogte voor een overkapping bedraagt 6 meter, tenzij anders aangegeven. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen hebben een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter.
De voor 'Verkeer' bestemde gronden zijn aangewezen voor wegen alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden. Daarnaast zijn de gronden aangewezen als verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Tot slot zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen, horecaterrassen, niet-permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins toegestaan. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan voor ontmoetingsplaatsen en voor nutsvoorzieningen. Bewegwijzering is tot maximaal 4,5 meter toegestaan, straatmeubilair tot maximaal 3 meter, lichtmasten en overige masten tot maximaal 9 meter, vrijstaande antennemast tot maximaal 15 meter en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn tot maximaal 3 meter toegestaan.
De voor 'Groen' bestemde gronden zijn aangewezen voor groen en bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ballenvangers, ontmoetingsplaatsen, voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan voor ontmoetingsplaatsen en voor nutsvoorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Verder is bewegwijzering tot een hoogte van 4,5 meter, straatmeubilair tot 3 meter, lichtmasten en overige masten tot 9 meter, ballenvangers tot 4 meter, een vrijstaande antennemast tot 15 meter en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 3 meter hoogte toegestaan.
Daarnaast liggen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 2' over het plangebied. Deze dubbelbestemmingen dienen ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in de grond. Om deze bescherming te kunnen borgen, is er een uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen. Hierin is bepaald dat het verboden is grondbewerkingen zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage uit te voeren zonder een omgevingsvergunning. De vergunningplicht geldt binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' voor grondbewerkingen vanaf 40 centimeter diep en vanaf 50 m² in oppervlakte. Voor 'Waarde - Archeologie - 2' bedraagt dit 40 centimeter diep en 250 m².
Figuur 1.2 Fragment bestemmingsplan 'Kommen Tholen' vastgesteld op 14 maart 2013 (bron: www. ruimtelijkeplannen.nl)
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Huidige basisschool Bbs Juliana van Stolberg
De huidige basisschool heeft twee gebouwen: De Benjamin, een voormalige kleuterschool, en het hoofdgebouw. Groep 1/2 is in de Benjamin gehuisvest samen met de peuterspeelzaal, de groepen 3-8 hebben hun lokaal in het hoofdgebouw. Naast de lokalen zijn ook de overige faciliteiten in het hoofdgebouw gevestigd: de teamkamer, de directiekamer, en een gemeenschapsruimte voor schoolbrede activiteiten zoals de maandopeningen.
De twee gebouwen bestaan uit één bouwlaag plus een kap. Het hoofdgebouw aan de westzijde is gebouwd in 1961. In 1975 is het gebouw De Benjamin aan de oostzijde ter aanvulling van de basisschool gebouwd. Het schoolplein bevindt zich aan de noordkant van de school. Aan de noordoostzijde liggen een zandbak en een speelplein. De rest van de noordzijde en de zuidwestzijde is ingevuld met een grasveld dat ook als speelterrein kan worden gebruikt. Rondom het terrein van de school ligt een groenstrook met aan de zuidwest-, west- en noordkant opgaande beplanting. Deze opgaande beplanting zorgt voor een afgesloten beeld aan de straatzijde. Aan de oostzijde is de groenstrook ook aanwezig, maar is de beplanting lager gehouden.
Aan de zuidzijde grenst de school aan de zij- en achterkanten van de woningen aan de Vier-Meistraat, de Zonnebloemstraat en de Hammerskjöldstraat. De groenstrook zorgt voor een afscheiding tussen de woningen en het schoolterrein, behalve voor de woningen aan de Hammerskjöldstraat. Hier grenzen de tuinen van de woningen direct aan de achterzijde van de school.
Figuur 2.1 Huidige basisschool en peuterspeelzaal gezien vanaf de Oosterscheldestraat
Hammerskjöldstraat en Zonnebloemstraat
Ten zuiden van de huidige basisschool liggen de woonstraten Hammerskjöldstraat en de Zonnebloemstraat die samen een doodlopende T-straat vormen. De Zonnebloemstraat ligt hierbij haaks op de Hammerskjöldstraat, die in het oosten aansluit op de Westvest. De woningen aan de Hammerskjöldstraat zijn in het bezit van de woningbouwcorporatie Stadlander. Aan de noordzijde liggen twee woningen die met hun tuinen grenzen aan de huidige basisschool. Aan de zuidzijde liggen vijf woningen die met hun tuinen grenzen aan de straat Achter 't Bos. Door de achterkanten van onder andere de woningen aan de Hammerskjöldstraat oogt het oostelijke deel van Achter 't Bos gesloten.
Figuur 2.1 Woningen aan de Hammerskjöldstraat
Parkeerplaatsen in en langs het plangebied
In de Zonnebloemstraat en Hammerskjöldstraat wordt overwegend gebruik gemaakt van langsparkeervakken. Op de noordelijke kop van de Zonnebloemstraat zijn ook drie haakparkeerplaatsen aanwezig.
Aan de randen van het plangebied zijn verschillende parkeerhofjes. Een zogenoemde 'kiss & ride' voorziening voor het afzetten en ophalen van kinderen is er niet. In de Westvest, aan de oostrand van het plangebied zijn circa 10 haaksparkeervakken gesitueerd. Aan de zuidzijde, aan Achter 't Bos tegen de tuinen van de woningen aan de Hammerskjöldstraat, liggen circa 7 haaksparkeerplekken. In de Vier-Meistraat zijn daarnaast ook een aantal langsparkeerplaatsen aanwezig.
Omgeving plangebied
Het plangebied ligt midden in de kern Sint-Maartensdijk, ten westen van het historische centrum. Aan de noord-, zuid- en westzijde bestaat de omliggende functie volledig uit wonen. Aan de oostkant zijn ook voornamelijk woningen aanwezig, met aan de zuidoostkant op de hoek van de Westvest en Korte Vest een kerk van de Oud Gereformeerde Gemeente.
2.2 Toekomstige Situatie
Nieuw gebouw
De huidige gebouwen behorend bij basisschool Bbs Juliana van Stolberg worden gesloopt. Het nieuwe schoolgebouw voor de twee basisscholen zal bestaan uit één gebouw, dat zodanig wordt ingedeeld dat de twee basisscholen ieder zelfstandig kunnen blijven functioneren. Daarnaast zal er ruimte beschikbaar zijn voor de peuterspeelzaal en de buitenschoolse kinderopvang (BSO) die mogelijk ook naar de nieuwe locatie verhuizen.
Het nieuwe gebouw zal in het noordelijk deel van het plangebied worden gerealiseerd. Het gebouw zal naar verwachting bestaan uit twee bouwlagen voor het schoolgebruik. Een derde bouwlaag wordt tevens mogelijk gemaakt, zodat hier ook technische ruimtes in ondergebracht kunnen worden.
Het gebouw krijgt naar verwachting twee centrale ingangen. Deze sluiten in het zuiden aan op de Zonnebloemstraat en in het noorden op de Oosterscheldestraat. Daarnaast krijgen beide basisscholen een eigen ingang grenzend aan hun eigen schoolplein, de ene aan de noordkant, en de andere aan de zuidkant.
Programma
In de toekomstige situatie zullen er twaalf leslokalen worden gerealiseerd in het gebouw voor de twee scholen. Dit is gelijk aan het aantal bestaande leslokalen: 8 lokalen voor Obs De Rieburch en 4 lokalen voor Bbs Juliana van Stolberg. Daarnaast zal ongeveer 300 m² worden ingericht als gemeenschappelijke ruimte. De twee scholen samen zullen voor circa 300 leerlingen voorzieningen bieden.
Buitenruimte
Beide basisscholen krijgen een eigen schoolplein: hierbij zal één schoolplein aan de noordwestkant van het plangebied worden gesitueerd, waar nu het huidige schoolplein zich ook bevindt. Het andere schoolplein wordt aan de zuidoostkant, tegen het nieuwe parkeerterrein gesitueerd. Door de schoolpleinen maximaal uit elkaar te leggen, wordt de eigen identiteit en zelfstandigheid van beide basisscholen bewaakt.
Rondom het nieuwe schoolgebouw wordt de openbare ruimte opnieuw ingericht. Aan de noord- en oostkant komt een brede groenstructuur om te zorgen voor een groene aanblik en de primaire groenstructuur die langs de Westvest loopt te borgen en te versterken.
Parkeren
Aan de zuidzijde van het plangebied wordt een nieuw parkeerterrein gerealiseerd met circa 63 parkeerplaatsen. Deze dienen voor het parkeren van personeel van de scholen en voor het ophalen- en afzetten van de kinderen. Daarnaast worden aan de noord- en westzijde nieuwe parkeervoorzieningen gerealiseerd.
Aan de Oosterscheldestraat wordt een 'kiss & ride' voorziening voor het afzetten en ophalen van kinderen aangelegd.
Figuur 2.3 Concept stedenbouwkundige inrichting (gemeente Tholen, 2018)
2.3 Toelichting Op De Juridische Regeling
2.3.1 Wettelijk kader
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
2.3.2 Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. De bestemmingen worden door middel van een naam aangeduid, zoals 'Maatschappelijk'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd. Een veel voorkomende bouwaanduiding is die voor de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen; deze worden aangegeven op de verbeelding door 'maximum bouwhoogte (m').
2.3.3 Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde:
- In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
2.3.4 Gehanteerde bestemmingen
De regels zoveel mogelijk aan te sluiten bij de regels van het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen'. De reden hiervoor is om te voorkomen dat binnen hetzelfde gebied (in dit geval de kern Sint-Maartensdijk) grote verschillen ontstaan tussen dezelfde bestemmingen.
Groen (Artikel 3)
De bestemming Groen is in eerste instantie bedoeld voor het beschermen, versterken en in standhouden van groenelementen. Het is een globale bestemming waarbinnen andere (lees: ondergeschikte) functies zijn toegestaan, zoals voet- en fietspaden en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op deze bestemming mogen vrijwel uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De enige gebouwen die in het bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk worden gemaakt zijn gebouwen voor nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 15 m2 en een bouwhoogte van 3,5 meter.
Maatschappelijk (Artikel 4)
De maatschappelijke bestemming is voor uiteenlopende maatschappelijke voorzieningen. Hiermee worden direct mogelijk gemaakt de functies die te maken hebben met educatie en opvang van kinderen, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, voorzieningen ten aanzien van het verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen. Hierdoor is de bestemming op een brede doelgroep gericht. Dit is een bewuste keuze, omdat op deze manier op voorhand kan worden ingespeeld op toekomstige samenvoegingen en een veranderende vraag. Hierdoor wordt de ontwikkeling beter toekomstbestendig gemaakt en kan er beter worden toegewerkt naar een multifunctionele locatie voor maatschappelijke functies.
Ter plaatse is een ruim bouwvlak opgenomen met een maximale bouwhoogte van 12 meter. Op deze wijze is er voldoende flexibiliteit om de planontwikkeling nog nader uit te werken.
Verkeer (Artikel 5)
Binnen deze bestemming zijn de gebruikelijke verkeersfuncties toegestaan. De inrichting is niet gedetailleerd vastgelegd. De reden hiervoor is dat de bestemming 'Verkeer' binnen het voorliggend bestemmingsplan twee functies zal hebben: allereerst wordt de bestemming verkeer toegekend aan de gronden die zorgen voor de nieuwe ontsluiting van de woningen aan de Zonnebloemstraat. Daarnaast wordt de bestemming 'Verkeer' gebruikt voor het planologisch borgen van het nieuwe parkeerterrein aan de zuidkant van het plangebied.
De locatie van deze twee functies ((ontsluitings)straat en parkeerterrein) is niet met een aanduiding vastgelegd, om flexibiliteit te borgen. Op deze manier kan de meest ideale ontsluiting en parkeermogelijkheden voor de school en omgeving vrij worden bepaald. Hiermee is een ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan. De bouwregeling binnen de bestemming Verkeer is nagenoeg gelijk aan die binnen de bestemming Groen.
Waarde - Archeologie (Artikel 6)
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is opgenomen ter plaatse van de gronden waar mogelijk nog resten aanwezig zijn van de oude Westvest. Nader archeologisch onderzoek is noodzakelijk indien de grondroerende werkzaamheden dieper reiken dan 1,2 meter onder maaiveld.
2.3.5 Algemene regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 7)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (Artikel 8)
Het eerste lid "Overschrijding bouwgrenzen" (lid 8.1) is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 10)
In dit artikel (lid 10.1) is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:
- open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;
- een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;
- een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;
Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.
Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.
Overige regels (Artikel 11)
Ook dit artikel bevat de bepaling ''werking wettelijke regeling". In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor hoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het Staatsblad.
Hiernaast bevat dit artikel ook een parkeerregeling en een regeling ten aanzien van laad- en losruimte.
2.3.6 Overgangs- en slotregels
In Artikel 12 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 12.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 12.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
SVIR en Bro
Het beleid op nationaal niveau met betrekking tot ruimte en mobiliteit is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze visie geeft doelstellingen van de overheid weer voor 2028.
Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet, volgens artikel 3.1.6 lid 2 Bro, vooraf worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
Doordat de sloop-nieuwbouw van de scholen op de huidige locatie van basisschool Bbs Juliana van Stolberg plaatsvindt en er geen sprake is van een uitbreiding in programma (aantal klassen etc.), is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro Daarnaast wordt door de beoogde herontwikkeling 7 woningen uit de markt gehaald die niet één op één worden herbouwd.
Voor de overige beleidsonderdelen, zoals opgenomen in de SVIR, geldt dat een kleinschalige ontwikkeling als bedoeld in deze onderbouwing niet van invloed is op de visie en de doelstellingen zoals opgenomen in de SVIR. De ontwikkeling wordt daarom niet verder getoetst aan het nationale beleid. De beoogde ontwikkeling past binnen nationaal beleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2018
In het Omgevingsplan geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap.
Voorzieningen
Leefbaarheid is volgens de provincie een belangrijke voorwaarde voor een goed woon-, werk- en vestigingsklimaat. De bevolkingssamenstelling van Zeeland verandert door vergrijzing, ontgroening en krimp. Met het aanhouden van deze demografische ontwikkelingen komt op enig moment een ondergrens in zicht voor cruciale voorzieningen zoals scholen, (zorg)voorzieningen en culturele evenementen.
Een betaalbaar, bereikbaar en divers voorzieningenniveau en toekomstbestendig voorzieningenstelsel voor alle bewoners, toeristen en bedrijven is essentieel. Het bieden van een goede kwaliteit van voorzieningen is daarbij belangrijker dan de fysieke nabijheid. Voor veel voorzieningen geldt dat bereikbaarheid organiseren samenhangt met het aantal mensen dat hiervan gebruik maakt en de verzorgingsfunctie van de voorziening.
Provinciale Omgevingsverordening 2018
De regels zoals opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (inclusief wijzigingen) hebben een directe doorwerking naar ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling is een lokale voorziening, die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt. De ontwikkeling zal dus getoetst moeten worden aan het gemeentelijk beleid. In het Omgevingsplan Zeeland is geen relevant ruimtelijk beleid geformuleerd specifiek voor basisscholen. Ook de Omgevingsverordening heeft geen regelgeving inzake de voorgenomen ontwikkeling. Het beoogde initiatief past binnen het relevante provinciale ruimtelijke beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Toekomstvisie Tholen 2025
In de toekomstvisie voor de gemeente Tholen zijn de visie in hoofdlijnen voor het lange termijn beleid van de gemeente vastgelegd. Deze visie vormt het 'casco' waarbinnen ontwikkelingen de komende decennia kunnen plaatsvinden. Daarnaast wordt een uitwerking op de visie gegeven. Hierbij zijn verschillende thema's die betrekking hebben op wonen, werken en leven op Tholen uitgewerkt.
Het thema dat relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling is 'Onderwijs'. De toekomstvisie speelt bij onderwijs in op het coördineren en in goede banen leiden van beslissingen die op hoger beleidsniveau worden gemaakt, zoals de scholendichtheid, minimum aantal leerlingen per school en schoollocaties. Daarnaast zet de toekomstvisie bij (her)ontwikkeling van scholen in op een koppeling van onderwijsvoorzieningen aan andere niet-commerciële voorzieningen. Een koppeling van diverse functies kan namelijk leiden tot een toename van de sociale contacten tussen de verschillende groepen inwoners die van het voorzieningencluster gebruik maken en daarmee tot meer gemeenschapszin.
Groenvisie (2004) en Groenstructuurplannen (2005)
De gemeente Tholen heeft in 2004 de groenvisie opgesteld, die in 2005 is uitgewerkt in één groenstructuurplan per kern. De groenstructuurplannen geven het belang van het groen voor de kernen aan. Er is omschreven hoe de gemeente omgaat met het groen, hoe het groen ingericht wordt en hoe het groen wordt beheerd. Er staat verwoord hoe de waarden die openbaar groen heeft in de kernen kunnen worden vergroot en wat daarvoor nodig is.
In het groenstructuurplan voor Sint-Maartensdijk is langs het plangebied een gewenste doorgaande boomstructuur opgenomen langs de Westvest en Achter 't Bos. De gele vlakken zoals opgenomen in figuur 3.1 zijn onderdeel van de wijkgroenstructuur.
Rondom het nieuwe schoolgebouw wordt de openbare ruimte opnieuw ingericht waarbij langs de Westvest en Achter 't Bos een brede groenstructuur wordt aangelegd met voldoende groeiplaats voor de gewenste doorgaande boomstructuur. Op deze manier wordt het parkeerterrein en het schoolterrein groen ingepast. De oppervlakte aan wijkgroenstructuur blijft ook na de ontwikkeling behouden door de aanleg van de bovengenoemde groenstructuren. Daarnaast blijft langs de Oosterscheldestraat een groenstrook behouden waarin ook bomen een plaats kunnen krijgen. Bomen moeten de ruimte geboden worden om uit te kunnen groeien zodat een klimaatbestendige openbare ruimte kan worden gerealiseerd.
Figuur 3.1 Uitsnede groenstructuurplan Sint-Maartensdijk kaartblad gewenste groenstructuur (Gemeente Tholen, 2005)
Toetsing en conclusie
De beoogde herontwikkeling past binnen de visie van de gemeente Tholen tot het clusteren van voorzieningen. Door twee scholen en naar verwachting een buitenschoolse opvang onder één dak te brengen, ontstaat er een sociaal cluster in de kern van Sint-Maartensdijk. Hiermee wordt ingespeeld op de kernpunten van de toekomstvisie en past de beoogde herontwikkeling binnen het gemeentelijk beleid.
De primaire groenstrook zoals opgenomen in het primaire groenstructuurplan wordt opgenomen in het ontwerp en geborgd in het bestemmingsplan door het waar mogelijk toekennen van de bestemming 'Groen' ter plaatse van de groenstrook.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeersaspecten
4.1.1 Ontsluiting plangebied en verkeersafwikkeling
Toetsingskader
Ter bepaling van de hoeveelheid verkeer dat door deze ontwikkeling wordt gegenereerd, worden kencijfers van het CROW (Rekentool Verkeersgeneratie en Parkeren, 2012) gebruikt. De omvang van de verkeersgeneratie wordt onder andere bepaald door de locatie van het plangebied. In deze situatie ligt het plangebied in de 'rest bebouwde kom' in een niet stedelijke gemeente (volgens de adressendichtheid van het CBS).
Toetsing en conclusie
Ontsluiting
Het nieuwe parkeerterrein, dat aan de zuidzijde wordt gerealiseerd, wordt ontsloten op de Zonnebloemstraat vanwaar in de nieuwe situatie ten zuiden op de wijkontsluitingsweg Achter 't Bos wordt ontsloten. De Zonnebloemstraat loopt voor het gemotoriseerd verkeer dood in de richting van het schoolgebouw.
De Westvest en Achter 't Bos zijn de wijkontsluitingswegen waar een maximum snelheid van 30 km/u geldt. De Vier-Meistraat en Oosterscheldestraat zijn woonstraten. De Vier-Meistraat zal worden verbreed met parkeervakken. Ook wordt hier éénrichtingsverkeer ingesteld om verkeersdrukte te voorkomen. De Oosterscheldestraat wordt tevens heringericht en voorzien van een 'kiss & ride' voorziening voor het afzetten en ophalen van kinderen. De gewenste rijrichting in de Oosterscheldestraat wordt ter hoogte van het plangebied gewijzigd, naar de Westvest toe.
Middels de verschillende wijkontsluitingswegen kan via de omliggende straten de rest van Sint-Maartensdijk en de provinciale weg N286 worden bereikt. Dit alles maakt het plangebied goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer.
Ook de bereikbaarheid per langzaam verkeer is goed te noemen. Op alle omliggende wegen maken fietsers gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer, zoals gebruikelijk bij erftoegangswegen. Langs de wegen zijn overal trottoirs aanwezig. Het plangebied is daarnaast op een loopafstand van circa 550 meter gelegen van de dichtstbijzijnde bushalte aan de provinciale weg, waar bussen ontsluiten in de richting van Stavenisse, Sint Annaland en Bergen op Zoom.
Verkeersveiligheid
De ontsluitende omliggende wegen zijn conform het duurzaam veilig-principe ingericht. De keuze voor eenrichtingsstraten op de Vier-Meistraat en de Oosterscheldestraat maakt de algehele verkeerssituatie overzichtelijk en daarmee veiliger. Auto's kunnen elkaar zodoende beter passeren en hebben beter zicht op het langzaam verkeer.
Verkeersgeneratie
Voor de berekening van de verkeersgeneratie van het plangebied zijn kencijfers van het CROW gehanteerd. Voor de functie is het 'basisonderwijs' gebruikt in de Rekentool Verkeersgeneratie en Parkeren (2012). Onderstaande tabel geeft de verkeersgeneratie in motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) weer op basis van 2 klassen peuterspeelzaal, 6 klassen onderbouw en 6 klassen bovenbouw.
Tabel 4.1 Verkeersgeneratie
Functie | Aantal klassen onderbouw | Aantal klassen bovenbouw | Autoritten (voor) begin schooldag | Autoritten (na) eind schooldag | Autoritten per openingsdag (incl. middagpauze) |
Peuter- speelzaal | 2 (16 per klas) | 26 mvt | 26 mvt | 65 mvt/etmaal | |
Basis- onderwijs | 6 | 6 | 121 mvt | 121 mvt | 394 mvt/etmaal |
Totaal | 147 mvt | 147 mvt | 459 mvt/etmaal |
De totale verkeersgeneratie van de ontwikkeling bedraagt circa 459 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. De huidige basisschool kent twee klassen in de onderbouw en twee in de bovenbouw. De verkeersgeneratie hiervan bedraagt (op basis van de kencijfers uit de rekentool) circa 128 mvt/etmaal. Daarnaast worden 7 woningen gesaneerd, wat neer komt op een reductie van circa 50 mvt/etmaal (circa 7 mvt per woning). De toename van verkeersgeneratie ten opzichte van deze situatie is circa 280 mvt/etmaal. Door de gemeente zijn huidige verkeersintensiteiten van de ontsluitende wegen aangeleverd, zie tabel 4.2.
Tabel 4.2 Huidige intensiteiten ontsluitende wegen
Wegvak | Intensiteit | |
Oosterscheldestraat | 412 mvt/etmaal | |
Achter Het Bos | 827 mvt/etmaal | |
Westvest | 685 mvt/etmaal |
De verkeerstoename zal tijdens het halen en brengen vooral merkbaar zijn op de wegvakken van Achter 't Bos, de Westvest en de Oosterscheldestraat. De intensiteit zal ter plaatse van Achter 't Bos naar verwachting toenemen met circa 200 mvt/etmaal. De overige voertuigen zullen zich, eventueel via de Vier-Meistraat, richting Oosterscheldestraat en Westvest afwikkelen. Deze woonstraten en wijkontsluitingswegen hebben een capaciteit van meerdere duizenden mvt/etmaal. De toekomstige intensiteiten kunnen hier goed afgewikkeld worden. Deze wegen zijn bovendien deels van een éénrichtingsstructuur voorzien, wat tot minder conflictpunten leidt. De verkeersafwikkeling is ook hier gewaarborgd. Ook de heringerichte Zonnebloemstraat biedt voldoende capaciteit om het verkeer te verwerken. Daarnaast komen de verkeersstromen ter hoogte van de huidige bassischool Obs De Rieburch te vervallen, wat ter plaatse de situatie verbeterd.
4.1.2 Parkeren
Toetsingskader
De toekomstige parkeerbehoefte voor het personeel en voor het halen en brengen van leerlingen wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (GVVP Tholen 2009 – 2018, 2008). Net als bij de verkeersgeneratie, wordt hier uitgegaan van een ligging in de 'rest bebouwde kom' en de geraadpleegde categorie is 'onderwijsvoorzieningen – basisonderwijs'.
Parkeerbehoefte
De parkeernorm voor basisonderwijs bedraagt 1,0 parkeerplaats per leslokaal voor het personeel. In de vernieuwde basisschool zullen 12 leslokalen worden gebruikt. Dit betekent dat de parkeerbehoefte van het personeel 12 parkeerplaatsen bedraagt.
Daarnaast worden ook leerlingen met de auto weggebracht en opgehaald. Deze parkeernorm is afhankelijk van het aantal leerlingen van de school en de verdeling onder- en bovenbouw. De kiss & ride voorziening is hierbij niet meegenomen. De gestelde norm vanuit het GVVP is voor parkerende auto's. In het GVVP is hiervoor een reductiefactor opgenomen betreffende de parkeerduur en een reductiefactor voor het aantal leerlingen dat per auto komt. Deze twee reductiefactoren worden bepaald voor het aantal groepen in de boven- en onderbouw.
Toetsing en conclusie
Uitgaande van maximaal 300 leerlingen in de toekomst en een standaard onderverdeling van boven- en onderbouw is gekeken welke parkeerbehoefte er bestaat voor leerlingen. De aantallen leerlingen zijn vermenigvuldigd met het percentage dat wordt gebracht en gehaald en de twee reductiefactoren. Zodanig is de parkeerbehoefte in een gemiddeld en hoog scenario berekend. Onderstaande tabel geeft dit alles weer.
Tabel 4.3 Parkeerbehoefte
Functie | Groep | Aantal leerlingen | Aandeel leerlingen auto (gem. scenario) | Aandeel leerlingen auto (hoog scenario) | Reductie factor parkeer duur | Reductie factor aantal leerlingen auto | Parkeer behoefte (gem. scenario) | Parkeer behoefte (hoog scenario) |
Peuter- speelzaal | * | 32 | 50% | 80% | 0,25 | 0,75 | 3 | 5 |
Onderbouw | 1 - 3 | 100 | 45% | 60% | 0,50 | 0,75 | 17 | 23 |
Bovenbouw | 4 - 8 | 200 | 22,5% | 40% | 0,25 | 0,85 | 10 | 17 |
Totaal halen & brengen | 30 pp | 45 pp | ||||||
Personeel | 14 pp | 14 pp | ||||||
Totaal (incl. personeel) | 44 pp | 59 pp |
* aangesloten bij kinderdagverblijf uit het GVVP
De parkeerbehoefte (inclusief halen en brengen) bedraagt maximaal 59 parkeerplaatsen. In de nieuwe situatie wordt een parkeerterrein met circa 63 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit is ruim voldoende, ook wanneer er wordt uitgegaan van een hoog scenario (veel leerlingen die met de auto worden gebracht en gehaald). In het weekend zal het parkeerterrein niet door de school worden gebruikt en als overloopterrein dienen voor omliggende functies, zoals de kerk van de Oud Gereformeerde Gemeente die ten oosten aan de Westvest ligt.
Het plangebied heeft voor alle vervoerswijzen een goede ontsluiting. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling zal opgaan in het heersende verkeersbeeld. De parkeerbehoefte kan ruim worden voorzien in het nieuwe parkeeraanbod. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
4.2.1 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing en conclusie
Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zeeland beschikbaar. Een uitsnede hiervan van het plangebied is weergegeven in figuur 4.1. Hieruit blijkt dat in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. In de directe omgeving is de kerk aan de Westvest aangeduid als cultuurhistorisch waardevol element. De cultuurhistorische waarde van de kerk komt door de beoogde herontwikkeling niet in het geding. Door het verlagen van het plangebied, met name ter hoogte van het parkeerterrein, wordt wel getracht de historische veste optisch terug te brengen.
Figuur 4.1 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Zeeland (bron: Geoloket provincie Zeeland, 2018)
4.2.2 Archeologie
Toetsingskader
In het bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen' zijn dubbelbestemmingen opgenomen om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen. Deze dubbelbestemmingen zijn aan de gebieden toegekend in overeenstemming met de Nota Archeologiebeleid (2012) van de gemeente Tholen.
Toetsing en conclusie
In het plangebied geldt de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 2'. Aan deze dubbelbestemmingen zijn regels verbonden die de archeologische waarden in het plangebied beschermen. Zo is bij 'Waarde - Archeologie - 1' archeologisch onderzoek verplicht voor werkzaamheden van meer dan 50 m² en dieper dan 40 cm. en bij 'Waarde - Archeologie - 2' voor werkzaamheden van meer dan 250 m² en dieper dan 40 cm.
Door de omvang van de beoogde ontwikkeling is voor het gehele plangebied in juli 2018 archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 1. Hieruit blijkt dat de opbouw van de grond van het plangebied bestaat uit wad- en getijdeafzettingen van het Laagpakket van Wormer met daarboven een veenpakket van Hollandveen en getijdeafzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Midden door het plangebied heeft een (mogelijk oost-west georiënteerde) getijdengeul gelegen, en de voormalige Westvest heeft midden door het plangebied van noord naar zuid gelopen.
Voor kreekruggen of kreekoeverafzettingen gold een hoge archeologische verwachting voor het resten uit het Neolithicum. Tijdens het veldonderzoek zijn echter wad- en getijdeafzettingen aangetroffen van het Laagpakket van Wormer, die ongeschikt zijn voor bewoning. De hoge verwachting voor deze periode kan naar beneden, naar laag worden bijgesteld. Voor de intacte (veraarde) top van het Hollandveen gold een hoge verwachting voor resten uit de Bronstijd t/m de Romeinse tijd. Het Hollandveen is niet intact of veraard aangetroffen. De hoge verwachting voor deze periode kan dan ook worden bijgesteld naar laag. Voor de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren gold een lage verwachting voor resten uit de Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Gezien de verstoorde top en de ligging van een getijdengeul kan deze lage verwachting worden gehandhaafd. Voor de Westvest gold een hoge verwachting voor resten uit de Nieuwe tijd die betrekking hebben op de aanleg of gebruik ervan. Tijdens het verkennend booronderzoek is deze Westvest aangetroffen. Van deze Westvest kunnen beschoeiingen, kadewerken of andere archeologische resten worden verwacht die te maken hebben met de Westvest alsmede een geleidelijke opvulling van de oude Westvest met mogelijk archeologische resten.
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen tenzij de bodemingrepen niet dieper reiken dan circa 0,55 meter -NAP.
Het onderzoek van RAAP is beoordeeld door een deskundige van Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband. Gezien het feit dat enkel een verwachting bestaat voor kademuren of beschoeiing (langs de oevers van de Westvest) wordt het niet nodig geacht om een archeologische begeleiding uit te voeren voor de gehele Westvest. Uit de boorgegevens blijkt dat de top van het bodemprofiel waar de Westvest verwacht wordt verstoord is tot 1,2 meter onder maaiveld ter plaatse van boring 4 en tot 1,65 meter onder maaiveld ter plaatse van boring 10. De verstoringsdiepte op basis van de nu bekende plannen reikt tot circa 0,9 meter onder maaiveld. Hoewel niet uit te sluiten is dat eventueel aanwezige resten van beschoeiing of kademuren plaatselijk tot een hoger niveau bewaard zijn wordt geconcludeerd dat mogelijk aanwezige archeologische waarden door de voorgenomen plannen niet onevenredig worden verstoord. Het advies uit het archeologisch onderzoek voor het uitvoeren van een archeologische begeleiding wordt dan ook niet overgenomen. Op basis van de nu voorliggende gegevens wordt geadviseerd dat vervolgonderzoek binnen het plangebied niet noodzakelijk is. Indien de werkzaamheden dieper reiken dan 1,2 meter onder maaiveld zal wel vervolgonderzoek noodzakelijk zijn. Dit is geborgd middels een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' ter plaatse van de voormalige Westvest.
Er bestaat altijd de mogelijkheid dat bij de graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen. Hiervoor bestaat op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet een meldingsplicht Deze melding dient voor Zeeland te gebeuren bij het speciaal daarvoor ingerichte meldpunt van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ).
4.3 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Toetsing en conclusie
Om de bodemkwaliteit van het plangebied te bepalen is in juli 2018 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5725 en NEN 5740. Dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 2. Hieruit blijkt dat de bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie sterk varieert en bestaat uit zand, klein of veen. Bij de meeste boringen wordt in de bovengrond zand of kleiig zand aangetroffen. Daaronder bevindt zich in veel gevallen klei met soms een ingeschakelde veenlaag. Het grondwater bevindt zich op circa 1,5 meter onder maaiveld.
Uit de analyseresultaten blijkt dat bij de boringen 1 en 22 lichte verontreinigen met zware metalen en PAK zijn aangetroffen. Bij boring 21 is de bovengrond sterk verontreinigd met PAK. De ondergrond van boring 23 is sterk verontreinigd met minerale olie. De asbestverdachte afvoerpijp ter plaatse van boring 2 is asbesthoudend. De zwak baksteenhoudende grond direct naast deze afvoerpijp bevat geen asbest. Aanbevolen wordt om nader bodemonderzoek te verrichten ter plaatse van boring 21 ten aanzien van de sterk verontreinigde bovengrond met PAK en de sterk verontreinigde ondergrond met minerale olie bij boring 23. Daarnaast wordt aanbevolen de (loze) asbesthoudende afvoerpijp die is aangetroffen tijdens het plaatsen van peilbuis 2 bij de herontwikkeling te verwijderen. Verder wordt aanbevolen om tijdens het bouwrijp maken de kwaliteit van de opgebrachte grond van de huidige opstelplaatsen te bepalen, zodat inzicht kan worden verkregen in de afzetmogelijkheden. De aanbevelingen worden overgenomen.
Het nader bodemonderzoek naar de verontreinigingen bij boring 21 en 23 is uitgevoerd. Beide boringen zijn gesitueerd in de groenstrook ten westen van de parkeervakken aan de Westvest. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in Bijlage 3. Ook is de toplaag van de moestuin ten zuiden van het schoolgebouw aanvullend onderzocht op de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen (OCB's). Uit het onderzoek blijkt dat de toplaag van de moestuin niet verontreinigd is. Ter plaatse van de groenstrook, de parkeervakken en de Westvest zijn twee kleine gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. In de groenstrook zelf bevindt zich een sterke verontreiniging met PAK met een omvang van circa 80 m3. De omvang van de sterke minerale olieverontreiniging wordt geraamd op 30 m3.
De sterke verontreiniging met PAK zal voor de ontwikkeling gesaneerd worden. De sanering kan worden uitgevoerd onder het Besluit uniforme saneringen. Hiervoor wordt een BUS-melding opgesteld. De minerale olieverontreiniging vormt niet direct een onaanvaardbaar risico, maar dient afhankelijk van de toekomstige inrichting ook gesaneerd te worden. Vooralsnog zijn hier in de nieuwe situatie parkeerplaatsen of een groenstrook voorzien.
4.4 Watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is het aanmeldformulier voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 4). Dit aanmeldformulier moet voorgelegd worden aan het waterschap. Het belangrijkste aandachtspunt is de toename van verharding waarvoor gecompenseerd moet worden. De benodigde waterberging wordt in het plangebied of elders in kern gerealiseerd. In overleg met het waterschap wordt dit nader uitgewerkt.
4.5 Milieuhinder En Bedrijvenzonering
Toetsingskader
Voor de toetsing aan het aspect milieuhinder dient rekening te worden gehouden met de bepalingen uit de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25). Daarnaast geldt op basis van jurisprudentie dat te allen tijde sprake moet zijn van een 'goede ruimtelijke ordening'. Voldaan moet worden aan wettelijke milieueisen indien sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie. Daarbij moet ter plaatse van de scholen een goed leefmilieu worden gegarandeerd en rekening gehouden worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de omliggende functies. Anderzijds houdt het in dat woningen in de omgeving niet door de nieuwe scholen en het nieuwe parkeerterrein onevenredig mogen worden belast.
Toetsing en conclusie
Ter plaatse is reeds een school aanwezig. Woningen zijn geluidgevoelige objecten, zoals toegelicht en onderzocht in paragraaf 4.6.1. Het aspect geluid wordt daarom in deze paragraaf niet verder behandeld.
Voor de overige aspecten geur, gevaar en stof geldt volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) voor een basisschool een richtafstand van 0 meter. Ten aanzien van deze aspecten wordt daarom geen relevante milieuhinder veroorzaakt.
Een basisschool is naast een milieuhinderlijke functie ook een milieugevoelige functie. Omdat in de huidige situatie reeds een basisschool aanwezig is waarmee rekening moet worden gehouden is ter plaatse van het plangebied sprake zijn van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
4.6 Geluid
Toetsingskader
Scholen en woningen worden door de Wet geluidhinder (Wgh) aangemerkt als geluidgevoelige objecten. Daarnaast worden basisscholen, peuterspeelzalen en parkeerterrein gezien als milieubelastende functies volgens de 'Handreiking Bedrijven en Milieuzonering' (2009) van de VNG. Hierbij is het maatgevende aspect geluid en geldt hiervoor een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. In een gemengd gebeid geldt een richtafstand van 10 meter.
Het aspect 'geluid' kan betrekking hebben op wegverkeerslawaai, industrielawaai en inrichtingslawaai. De locatie valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet relevant.
Toetsing en conclusie
Op de aspect inrichtingslawaai en wegverkeerslawaai wordt hierna ingegaan.
4.6.1 Inrichtingslawaai
Voor scholen geldt in principe een richtafstand van 30 meter ten opzichte van geluidsgevoelige objecten zoals woningen. Vanwege de omliggende wijkontsluitingswegen richting de kern, de bestaande school en de aanwezige kerk is sprake van een gemengd gebied. Hierdoor geldt een richtafstand van 10 meter.
Het maatgevende aspect is (stem) geluid. Momenteel kan op de huidige locatie rondom de hele school worden gespeeld door kinderen. Daardoor is het dus ook mogelijk dat het stemgeluid vanaf alle kanten van het schoolterrein kan komen. In de toekomstige situatie zal dit geluid meer gecentreerd worden op twee schoolpleinen. Hierdoor zal in de toekomstige situatie het stemgeluid van kinderen voornamelijk plaatsvinden aan de noordkant ter plaatse van het huidige schoolplein en aan de zuidkant ter plaatse van de huidige leslokalen van groep 1 en 2. Om te borgen dat er minimaal 10 meter afstand zit tussen de gevels van de bestaande woningen en een speelterrein met speelvoorzieningen is een specifieke gebruiksregel opgenomen in artikel 4.3.
4.6.2 Wegverkeerslawaai
De beoogde nieuwbouw is, zoals aangegeven door de Wgh, ook een geluidsgevoelige ontwikkeling. Dit houdt in dat er akoestisch onderzoek voor wegverkeerslawaai moet plaatsvinden wanneer de locatie valt binnen de geluidszone van een gezoneerde weg. Een weg is gezoneerd wanneer de maximale snelheid 50 km/uur of meer bedraagt. In de omgeving van het plangebied liggen geen gezoneerde wegen. Gezien het feit dat er enkel ongezoneerde wegen in de omgeving liggen en er in de huidige situatie ook al sprake is van een school, is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.
4.7 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Toetsing en conclusie
Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling neemt verkeer toe met 280 mvt/etmaal (zie paragraaf 4.1). Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 0,19 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,04 µg/m³. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Figuur 4.2 Uitsnede NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N286 weg bij Tholen. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Figuur 4.3 Uitsnede NSL-monitoring kaart, met plangebied in rood (bron: Nsl-monitoring, 2018)
4.8 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Voor risicovolle functies en/of activiteiten gelden veiligheidsnormen. Indien in de nabijheid van het plangebied sprake is van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen moet beoordeeld worden of dit van invloed is op het planvoornemen. Ook bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen) kunnen van invloed zijn op het planvoornemen.
De veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten dient altijd gewaarborgd te worden. Daarbij moet voldaan worden aan de veiligheidsnormen indien sprake is van risicovolle functies/activiteiten.
Toetsing en conclusie
Volgens de professionele risicokaart en het Risico Portaal Zeeland ligt op circa 325 meter het zwembad Haestinge. Het zwembad heeft een 1% letaliteitsafstand (toxisch) van 150 meter. Het plangebied ligt daar buiten (zie figuur 4.4). Verder vindt in of nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, spoor, water of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Figuur 4.4 Uitsnede professionele risicokaart met plangebied in rood (bron: Risicokaart, 2018)
4.9 Niet-gesprongen Explosieven
Toetsingskader
In een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog (WO II). In het kader van de sloop en de nieuwbouw van de basisscholen zal de bodem namelijk worden geroerd.
Toetsing en conclusie
Uit informatie van het Zeeuws Bodemvenster blijkt dat in de buurt van Sint-Maartensdijk een Duitse bommenwerper is neergestort. Uit archiefonderzoek blijkt dat dit vliegtuig in de Muijepolder is neergestort. Ter plaatse van het plangebied is daarom geen kans op de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven.
4.10 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt.
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.5). Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oosterschelde, ligt op een afstand van circa 360 meter. De stikstofgevoelige habitattypen van dit Natura 2000-gebied bevinden zich op minimaal 1,7 km afstand van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNZ gebied bevindt zich ten noorden van de kern Sint-Maartensdijk en ten noorden van het plangebied (zie figuur 4.6).
Figuur 4.5 Ligging plangebied (rode cirkel) nabij Natura 2000-gebieden (bron: Aerius Calculator, 2018)
Figuur 4.6 Ligging planbied (rode cirkel) nabij NNZ. (bron: Provincie Zeeland, 2018)
Het plangebied ligt niet binnen beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Tevens kunnen effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. De bestaande bebouwing in het plangebied wordt gesloopt. Dit zijn een basisschool, een peuterspeelplaats en 7 woningen. Daarnaast wordt ook de basisschool aan de Bloemenlaan gesloopt. De te slopen bebouwing wordt momenteel nog gasgestookt. In de nieuwe situatie wordt de bebouwing volledig elektrisch verwarmd. Dit is een merkbare verbetering ten opzichte van de huidige situatie met gasgestookte bebouwing.
Volgens de berekende verkeersgeneratie in paragraaf 4.1.1 is sprake van een theoretische toename van het verkeer omdat de huidige verkeersgeneratie van de Obs de Rieburch buiten beschouwing is gelaten. In werkelijkheid is sprake van verplaatsing van de verkeersbewegingen van deze basisschool binnen de kern. Met de sloop van de woningen is in zijn totaliteit zelfs sprake van een afname van het aantal motorvoertuigbewegingen. Het plangebied is gelegen midden in de bebouwde omgeving van Sint-Maartensdijk. Het verkeer wikkelt zich via de straten rond het plangebied af. Het verkeer gaat op in het bestaande verkeersbeeld van de kern en zorgt niet voor een extra belasting op gevoelige natuurgebieden. Ondanks de theoretische toename van de verkeersgeneratie, genereert de wijziging van gasgestookte bebouwing naar gasloze bebouwing een vermindering van stikstofdepositie.
De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie de uitvoering van het project niet in de weg.
Soortenbescherming
De beoogde herontwikkeling voorziet in sloop van het huidige schoolgebouw en daarna de bouw van een nieuwe school. Ook worden de huidige woningen aan de Hammerskjöldstraat voor de aanleg van het parkeerterrein gesloopt. Door de sloop van de huidige bebouwing en het rooien van beplanting bestaat de mogelijkheid dat beschermde flora- en faunasoorten beïnvloed worden door de voorgenomen plannen. Om deze reden is een ecologische quickscan uitgevoerd. De resultaten van quickscan zijn bijgevoegd in bijlage 5.
Uit de quickscan blijkt dat de aanwezigheid van verblijfplaatsen zoals kolonie- en paarplaatsen van vleermuizen niet kan worden uitgesloten. In de bebouwing van zowel de school als de woningen zijn geschikte openingen in de muren vastgesteld. Omdat de bebouwing wordt gesloopt en beplanting wordt gerooid, kunnen vleermuizen zich daarnaast mogelijk minder oriënteren. Negatieve effecten op vliegroutes en foerageermogelijkheden kunnen daarom tevens niet op voorhand worden uitgesloten. Ook zijn er geschikte (potentiële) nestlocaties aangetroffen voor vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen zoals de huismus en de gierzwaluw.
Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie uitgevoerd om eventuele effecten en maatregelen van de voorgenomen plannen op een adequate manier in te kunnen schatten. De resultaten van dit nader onderzoek ecologie zijn bijgevoegd in bijlage 6. Uit dit onderzoek blijkt dat vleermuizen zowel in de voorherfst als het voorjaar foeragerend zijn aangetroffen. Er zijn geen balts-, paar- of kolonieplaatsen dan wel vliegroutes aanwezig. Er zijn in de woningen aan de Hammerskjöldstraat meerdere nesten van huismussen aangetroffen. Nesten van gierzwaluwen zijn niet aanwezig. Negatieve effecten van de plannen op vleermuizen en gierzwaluwen zijn daarmee uitgesloten. Voor de sloop van de woningen dient een ontheffing Wet natuurbescherming verkregen te worden voor de huismus. In een bij de ontheffing behorend Activiteitenplan worden mitigerende en compenserende maatregelen opgenomen.
4.11 Duurzaamheid, Energie En Klimaatadaptatie
Toetsingskader
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Onderzoek en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2020 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Voor onderwijsgebouwen zijn specifieke normen vastgelegd. Aan de gestelde eisen zal voldaan worden.
Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. Ook de scholen zullen aan dit principe voldoen.
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een milieueffectrapportage nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan, ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
De beoogde ontwikkeling ziet toe op de sloop-nieuwbouw van de twee bestaande scholen op de huidige locatie van basisschool Bbs Juliana van Stolberg waarbij er geen sprake is van een uitbreiding in programma (aantal klassen etc.). Er worden voor de beoogde ontwikkeling 7 woningen uit de markt gehaald en gesloopt die niet één op één worden herbouwd. De ontwikkeling heeft om deze reden niet direct een vergroting van het bebouwd volume tot gevolg. Het plangebied ligt daarnaast in een stedelijke omgeving waar nu ook al een basisschool aanwezig is. Er is daarmee geen sprake van een grote wijziging ten opzichte van het huidige gebruik of een toevoeging van een functie die niet passend is binnen stedelijk gebied. Uit de aard van de ontwikkeling en de beschrijving in voorgaande milieuparagrafen blijkt daarnaast dat er geen grote milieueffecten te verwachten zijn door de voorgenomen ontwikkeling. Om deze redenen is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Er wordt dan ook geen m.e.r.-beoordelingsbeslissing genomen door het bevoegd gezag.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Haalbaarheid
Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Zowel de gemeente als de schoolbesturen hebben binnen de onderwijshuisvesting te maken met wettelijke kaders. Met ingang van 1997 is de zorgplicht voor het bekostigen van de huisvesting van het primair en voortgezet onderwijs volledig overgedragen van het Rijk (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) naar de gemeenten. Op grond van de wet is de gemeente vanaf dat moment verantwoordelijk voor de voorzieningen in de huisvesting, zoals nieuwbouw (permanent en tijdelijk) vervanging, uitbreiding en aanpassingen etc. In het kader van die wettelijke verplichting heeft de gemeente in haar meerjarenbegroting financiële middelen beschikbaar om de onderwijshuisvesting te realiseren.
5.2 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Deze paragraaf is gereserveerd voor de uitkomsten uit dit overleg.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Bro is het voorontwerp van het bestemmingsplan Scholen Sint-Maartensdijk aan de volgende adviesorganen/ instanties toegezonden:
- 1. Gedeputeerde Staten van Zeeland;
- 2. Waterschap Scheldestromen;
- 3. VeiligheidsRegio Zeeland.
Reactie Gedeputeerde Staten van Zeeland d.d. 29 januari 2019
Natuur en Landschap
Gedeputeerde Staten geven aan dat uit het nader onderzoek dient te blijken of de Wet natuurbescherming zich niet tegen de ontwikkeling verzet.
Beantwoording
In het voorontwerp is aangegeven dat er nog een veldinventarisatie plaats zal vinden om eventuele effecten en maatregelen van de plannen in te kunnen schatten. Met deze veldinventarisatie is gestart in de nazomer van 2018. In het voorjaar van 2019 zullen de onderzoeksronden verder doorlopen worden. Indien uit het nader onderzoek blijkt dat de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming overtreden worden, zal hiervoor een ontheffing worden aangevraagd.
Archeologie
Aangegeven wordt dat mogelijk voor delen van het plangebied de archeologische verwachting hoog blijft, zodat geadviseerd wordt om daar de dubbelbestemming archeologie te handhaven. Bij nieuwe ontwikkelingen zou diepere verstoring zo voorkomen kunnen worden.
Beantwoording
Het plan wordt aangepast met inachtneming van de opmerking. Voor een deel van het gebied waar de hoge verwachting blijft bestaan zal een dubbelbestemming archeologie worden opgenomen, uitgaande van een beschermende werking lager dan 1,2 meter beneden maaiveld. Gronden boven dit peil zijn reeds verstoord en hierbij zijn geen behoudenswaardige archeologische waarden aangetroffen
Reactie Waterschap Scheldestromen d.d. 3 januari 2019
Overlegreactie
In de waterparagraaf is geconstateerd dat er compensatie nodig is vanwege de toename van de verharding. Verzocht wordt om voor vaststelling van het plan contact op te nemen met het Waterschap.
Beantwoording
Dit overleg zal worden opgestart voor vaststelling.
Reactie VeiligheidsRegio d.d. 17 december 2018
Overlegreactie
- 1. De beschouwde ontwikkeling is van dien aard dat het groepsrisico van het plangebied t.o.v. de aanwezige risicobron(nen) niet significant zal toenemen, waardoor er geen noemenswaardige externe veiligheidsrisico's spelen.
- 2. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron.
Om die redenen is het niet noodzakelijk om ten aanzien van externe veiligheid op deze ontwikkeling te adviseren.
Beantwoording
Hier wordt onder dankzegging kennis van genomen.
Reactie DNWG Infra B.V. d.d. 16 januari 2019
Overlegreactie
Opgemerkt wordt dat er in het plangebied meerdere kabels en leidingen met bijbehorende objecten liggen. Hiervoor is vergunning en/of opstalrecht verkregen. Indien er sprake is van verlegging zal de initiatiefnemer de kosten moeten dragen.
Beantwoording
Onderdeel van de plannen is de verwijdering van de huidige Hammerskjöldstraat inclusief kabels en leidingen. In overleg met DNWG Infra zal een plan opgesteld worden voor de verlegging van de kabels en leidingen. Afhankelijk van de afschrijving zal een kostenverdeling op grond van de concessies plaatsvinden.
5.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan Scholen Sint-Maartensdijk heeft op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Tholen vanaf 14 december 2018 tot en met 24 januari 2019 ter inzage gelegen. Er zijn twee inloopavonden gehouden in dorps- en gemeenschapscentrum Haestinge, één voor direct aanwonenden op 8 januari en één algemene avond op 9 januari 2019.
Er is tijdens de inspraakperiode één inspraakreactie ingediend door een bewoner van de Oosterscheldestraat. Omwille van de privacy zijn de persoons-, en adresgegevens niet openbaar.
Privacy-verlies
De indiener van de inspraakreactie stelt dat er sprake zal zijn van privacy-verlies door het realiseren van twee bouwlagen met een derde bouwlaag voor technische ruimtes. Dit houdt in dat er veel inkijk zou zijn in de achtertuin, zijtuin en woning door de raampartijen in de gevels van de school
Beantwoording
Ter plaatse van de betreffende woning ligt in het vigerende bestemmingsplan een bestemming Maatschappelijk op 14,5 meter afstand en een bouwblok voor de huidige Juliana van Stolbergschool met een goot-, respectievelijk bouwhoogte van 6 en 10 meter op ca. 21 meter. In de nieuwe plannen wordt de Vier-Meistraat verbreed met parkeervakken en derhalve met een bestemming Verkeer. Het bestemmingsvlak Maatschappelijk schuift op tot 21 meter en het bouwvlak tot ca. 26,5 meter. De bouwhoogte in het nieuwe plan is opgerekt naar 12 meter, waarbij echter is bepaald dat er slechts twee bouwlagen mogen komen, tenzij het een bouwlaag is voor een technische ruimte die niet voor mensen toegankelijk is, dan mag er een derde laag bovenop. Qua privacy is dit bestemmingsplan dus een verbetering ten opzichte van de huidige planologische situatie.
Verkeersoverlast
Gevreesd wordt voor verkeersoverlast door de toename van het aantal leerlingen en het daarmee gepaard gaande halen en brengen van kinderen. De indiener verwacht hierdoor chaotische en gevaarlijke situaties, ook in verband met de huidige situatie van verkeer, zoals het gebruik van de Oosterscheldestraat door vrachtwagens van de Lidl door de huidige verplichte rijrichting.
Beantwoording
Tezamen met de ontwikkeling van de planlocatie van de scholen is een verkeersmodel gemaakt in verband met de gewenste ontsluitingen, rijrichtingen en parkeerdruk. Geconstateerd is dat de gewenste rijrichting in de Oosterscheldestraat niet overeenkomt met de huidige situatie. Middels een verkeersbesluit zal de rijrichting van de Oosterscheldestraat ten hoogte van het plangebied worden gewijzigd naar de Westvest toe. Bevoorradingsverkeer (vrachtwagens) in de kern, waaronder dat van de Lidl, zullen alternatieve rijrichtingen gestuurd worden om zodanig niet-bestemmingsverkeer te voorkomen.
Eénrichtingsverkeer Vier-Meistraat
Gevreesd wordt dat éénrichtingsverkeer in de Vier-Meistraat leidt tot hogere verkeersdruk in de omringende straten. Ook zal de verkeersdruk in de Vier-Meistraat toenemen, hetgeen onwenselijk lijkt voor zo een smalle straat.
Beantwoording
Juist om verkeersdrukte en chaotische en/of gevaarlijke situaties te voorkomen is het instellen van éénrichtingsverkeer als middel gewenst.
Groen aan westzijde/open schoolpleinen
Er wordt aan de westzijde groen gemist om het nieuwe gebouw af te schermen. Daarnaast wordt gevraagd of het schoolplein buiten schooltijd afgesloten kan worden om overlast te voorkomen.
Beantwoording
In het bestemmingsplan is (nog) geen bestemming Groen opgenomen aan de Vier-Meistraat. Dat houdt niet in dat hier geen groen komt, alleen planologisch wordt er de voorkeur aan gegeven om de bestemming Verkeer op te nemen. Binnen deze bestemming kan ook groen worden aangelegd, evenals binnen de bestemming Maatschappelijk, maar omdat nog niet geheel duidelijk is hoe de inrichting van de parkeervakken en schoolpleinen zal plaatsvinden wordt voor flexibiliteit gekozen. Het afsluiten van het terrein met hekken is niet iets dat planologisch wordt bepaald. Toegankelijkheid van schoolpleinen zal in overleg met de scholen worden geregeld.
Waardevermindering woning
Aangegeven wordt dat de woning in waarde zal verminderen door verminderde privacy, verkeersoverlast, het instellen van eenrichtingsverkeer, het ontbreken van groen en overlast na schooltijd.
Beantwoording
Indien er sprake is van mogelijke waardedaling van de woning voorziet art. 6.1 van de Wro er in dat na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan een schriftelijk verzoek tot compensatie (planschade) kan worden ingediend bij de gemeente. Het is niet aannemelijk dat er door de voorgenomen planherziening meer planschade zal ontstaan dan wanneer vastgehouden zou worden aan de kaders van het vigerende bestemmingsplan.
Ambtelijke wijzigingen
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn de volgende aanvullende ambtelijke wijzigingen aangebracht in het ontwerpbestemmingsplan:
- Het provinciaal beleid is geactualiseerd naar het Omgevingsplan Zeeland 2018 en de Provinciale Omgevingsverordening 2018.
- In paragraaf 4.1 is de toekomstige verkeerssituatie uitgebreider beschreven.
- De resultaten van het nader bodemonderzoek zijn toegevoegd aan de bijlagen en beschreven in paragraaf 4.3.
- Er is een paragraaf 'vormvrije m.e.r-beoordeling' toegevoegd aan hoofdstuk 4.
Zienswijze
Het ontwerp van het bestemmingsplan is met ingang van 12 april 2019 voor een periode van zes weken, dus tot en met 23 mei 2019, ter inzage gelegd. Een ieder had de mogelijkheid om gedurende de periode van terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
Ter voldoening aan het bepaal de in artikel 3.8 lid 1, sub b, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) juncto artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de Provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en de VeiligheidsRegio Zeeland. Deze organisaties hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het ontwerpbestemmingsplan.
Het bestemmingsplan wordt om deze reden ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch onderzoek
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 3 Nader bodemonderzoek