Kommen Gemeente Tholen
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Vastgesteld op 14-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen van de gemeente Tholen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0716.bpKommenTholen-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden-beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw;
- b. grondgebonden veehouderij;
- c. intensieve veehouderij;
- d. glastuinbouw;
- e. sierteelt;
- f. fruitteelt;
- g. bollenteelt;
- h. intensieve kwekerij;
- i. een paardenfokkerij.
1.9 agrarisch deskundige
de agrarische adviescommissie van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.
1.10 akker- en vollegrondstuinbouw
de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt.
1.11 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.15 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.16 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.18 bedrijfswoning
een woning, bestaande uit een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- enuitbouwen, in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.19 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.20 beschermd stadsgezicht
de stadsgezichten van de kernen Tholen en Sint-Maartensdijk die ingevolge artikel 35 lid 1 van de Monumentenwet 1988 zijn aangewezen.
1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.25 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.26 bollenteelt
de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen.
1.27 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.29 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.30 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.31 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.33 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.34 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.35 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid 1.34, niet zijnde een gebouw.
1.36 brutovloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.37 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.38 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.39 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.40 containervelden
al dan niet verharde percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.
1.41 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.42 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.43 dansschool
een inrichting waarin voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimten dansen en het geven van onderricht daarin, zonder dat zalen worden verhuurd en zonder dat gelegenheid wordt geboden voor het houden van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- of dansevenementen.
1.44 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.45 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.46 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.47 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.48 evenement
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.49 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.50 fruitteelt
de teelt van fruit op open grond.
1.51 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.52 glastuinbouw
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.
1.53 grootschalige detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- b. tuincentra met een vloeroppervlak van 1500 m² of meer;
- c. detailhandelsbedrijven met een vloeroppervlak van 1500 m² of meer in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- d. bouwmarkten met een vloeroppervlak van 1500 m² of meer;
- e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen.
1.54 grondgebonden veehouderij
het houden van melkvee en/of ander vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is.
1.55 hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.56 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.57 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.58 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.59 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.60 intensieve kwekerij
de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.61 intensieve veehouderij
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.
1.62 kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.63 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.64 kas
een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.65 kinderboerderij
een voorziening waar ter wille van kinderen dieren worden gehouden.
1.66 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.67 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.68 kwetsbare objecten
objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.69 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.70 lessenaarsdak
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
1.71 ligplaats
een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om bij verblijf voor korte of langere duur door een woon-, bedrijfs-, recreatie-, of beroepsschip of een schip voor bijzondere of representatieve doeleinden te worden ingenomen.
1.72 molendeskundige
de vereniging De Zeeuwse Molen of de Hollandsche Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens.
1.73 monumentencommissie
een door het bevoegd gezag aangewezen commissie zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 Monumentenwet 1998.
1.74 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.75 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.76 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.77 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.78 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
1.79 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. voor gebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-4': het Normaal Amsterdams Peil (N.A.P);
- c. bij ligging in het water van havens: het gemiddelde waterpeil in de haven zijnde 0 m +NAP;
- d. bij ligging in overig water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
- e. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.80 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.81 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.82 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.
1.83 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.84 schuurkas
een gebouw ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 3 m of meer, waarvan alleen het dak bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal.
1.85 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.86 sierteelt
de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen.
1.87 slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
1.88 SBI-code
de code volgens de Standaard Bedrijfsindeling 2008 die door overheid en bedrijfsleven wordt gebruikt om in statistieken bedrijven naar hun belangrijkste activiteit in te delen.
1.89 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.
1.90 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.
1.91 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.92 teeltondersteunende voorzieningen
stellingen en overkappingsconstructies, permanente tunnels of boogkassen.
1.93 tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.94 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.95 vliesgevel
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.
1.96 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.97 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.98 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.99 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.100 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.101 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geengebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeiboordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
- c. Bij toepassing van een lessenaarsdak wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
2.7 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.3. |
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van agrarische bedrijven die (nagenoeg) geheel afhankelijk zijn van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 m, met uitzondering van fruitteeltbedrijven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens ten hoogste één bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': tevens voor glastuinbouw;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier: uitsluitend een hoveniersbedrijf;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak | nee | ja, met uitzondering van teeltondersteunendevoorzieningen | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | niet van toepassing | ||
2. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - teeltondersteunende voorzieningen: 3 m - muren en terrein- afscheidingen: 2 m - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd, met dien verstande dat ten hoogste 100 m2 aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning is toegestaan | niet gemaximeerd | ||
d. de inhoud bedraagt niet meer dan: | van een bedrijfswoning: 900 m3 | niet van toepassing |
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. een intensieve kwekerij en een intensieve veehouderij zijn niet toegestaan;
- b. fruitteelt binnen een afstand van 50 m van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen) is niet toegestaan;
- c. buiten het bouwvlak is de opslag van mest, al dan niet in mestopslagruimten, afgedekt of verpakt niet toegestaan;
- d. het gebruik van mestopslagruimten voor handelsdoeleinden is niet toegestaan;
- e. Sleufsilo's en kuilvoerplaten zijn buiten bouwvlakken slechts toegestaan in directe aansluiting op een bouwvlak tot een oppervlakte van maximaal 2.000 m² per bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m;
- f. containervelden zijn uitsluitend toelaatbaar in of in aansluiting op bouwvlakken, waarbij de maximale oppervlakte van een containerveld ten hoogste 2 ha bedraagt;
- g. Het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.4. |
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B1': bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B2': bedrijven tot en met categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens ten hoogste één bedrijfswoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslagbedrijven voorzover deze voorkomen in categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonbedrijf': tevens een loonbedrijf met SBI-code 016;
- f. ter plaatse van de onderstaande aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd;
aanduiding | bedrijfsactiviteit | SBI-code |
specifieke vorm van bedrijf - 1 | Opslag | 4621 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 | Groothandel | 52109 |
specifieke vorm van bedrijf - 3 | Zeilmakerij | 139 |
specifieke vorm van bedrijf - 4 | Aannemingsbedrijf b.o.> 1.000 m² | 41, 42, 43 |
specifieke vorm van bedrijf - 5 | Carrosseriefabriek / schadeherstelbedrijf | 451, 452 |
specifieke vorm van bedrijf - 6 | Handel in roerende zaken b.o. > 2.000 m2 | 464, 46733 |
specifieke vorm van bedrijf - 7 | vervaardiging en reparatie metaalproducten | 259, 331 |
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1: uitsluitend een havenontvangstinstallatie en een voorziening voor afvalinzameling;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg':tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie': tevens installaties voor het verzenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een gemaal;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf;
- m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, achterpaden, parkeervoorzieningen, toegangswegen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | niet van toepassing | ||
2. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen: 2 m; - mast of zuil ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': 58 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. van het bouwperceel | 75% tenzij met een aanduiding anders is bepaald, met dien verstande dat ten hoogste 100 m2 aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning is toegestaan | niet gemaximeerd | ||
d. de inhoud bedraagt niet meer dan: | van een bedrijfswoning: 900 m3 | niet van toepassing |
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
- b. Opslag van en detailhandel in meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
- d. Opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijventerrein
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.4. |
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- d. voor een wegensteunpunt met de daarbij behorende opslag van wegenzout, gladheidsbestrijdingsmiddelen en opslag van materieel voor wegonderhoud;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens ten hoogste één bedrijfswoning;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonbedrijf': tevens een loonbedrijf met SBI-code 016;
- g. ter plaatse van de hieronder vermelde aanduidingen: tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':
aanduiding | SBI-code | uit ten hoogste milieucategorie | ||
specifieke vorm van bedrijf - 1 | 45204 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 2 | 301, 3315 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 3 | 52109 | 3.1 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 4 | 494 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 5 | 4623 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 6 | 222 | 4.1 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 7 | 16101 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 8 | 41, 42, 43 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 9 | 27, 28, 33 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 10 | 162 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 11 | 222 | 3.1 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 12 | 1032, 1039 | 4.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 13 | 3099 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 14 | 2561, 3311 | 4.1 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 15 | 4673, 46499 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 16 | 1089 | 4.1 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 17 | 255, 331 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 18 | 46751 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 19 | 162 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 20 | 493 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 21 | 101, 102 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 22 | 82991 | 4.1 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 23 | 4621, 4622 | 4.1 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 24 | 301, 3315 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 25 | 251, 331 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 26 | 46751, 46752 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 27 | 016 | 3.1 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 28 | 251, 255, 331 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 29 | 259, 3313 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 30 | 451, 452, 454 | 3.2 | ||
specifieke vorm van bedrijf - 31 | 451, 452, 454 | 3.2 |
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasstation': uitsluitend een gasdrukregel- en meetstation;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagtank brandstof: tevens een opslagtank voor brandstof;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig': tevens grootschaligedetailhandel;
- k. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van sport - fitnesscentrum : tevens voor een fitnesscentrum annex sportschool;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan': tevens een schietbaan;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg':tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
- o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': een LPG-vulpunt;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie': tevens installaties voor het verzenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- r. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, toegangswegen, nutsvoorzieningen, kleine windturbines, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. per bedrijf mag ten hoogste één windturbine worden gebouwd;
- b. de windturbine wordt geheel binnen het eigen bouwperceel gebouwd;
- c. en voor het overige:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
b. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | niet van toepassing | ||
b. bouwhoogte | zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasstation': 3 m; - muren en terreinafscheidingen elders: 2 m; - mast of zuil ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie': 58 m; - licht- en vlaggenmasten: 9 m; - schotelantennes: 6 m; - windturbines: 17 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. van een bouwperceel | 75% tenzij met een aanduiding anders is bepaald, met dien verstande dat ten hoogste 100 m2 aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning is toegestaan | niet gemaximeerd | ||
4. de inhoud bedraagt niet meer dan: | van een bedrijfswoning: 900 m3 | niet van toepassing |
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijking van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan;
- c. opslag van detailhandel in meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- f. transport- en distributiebedrijven anders dan in lid 5.1 zijn niet toegestaan;
- g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' en 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de daarbij behorende andere detailhandel ten hoogste 125 m²;
- i. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
- j. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Centrum - 1
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.5. |
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijf tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. cultuur en ontspanning zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;
- c. detailhandel, niet zijnde een supermarkt, uitsluitend op de begane grond;
- d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- e. kantoor, uitsluitend op de begane grond;
- f. maatschappelijk: gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- g. sport: sportcentrum, sportschool, uitsluitend op de begane grond;
- h. het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijf gericht op opslag, sorteer en distributie van folders c.q. reclamemateriaal;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een bedrijf met SBI-code 41, 42, 43;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': tevens een horecabedrijf tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens een horecabedrijf behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat vanHoreca-activiteiten;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B1': bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- o. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd: 10 m;
- b. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouwzijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing | |
b. goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | - zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m); - en anders: 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing | |
c. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geengebouw zijnde: 3 m | |
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m2 of meer | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Centrum - 2
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.5. |
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijf tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
- b. cultuur en ontspanning zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;
- c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- d. kantoor uitsluitend op de begane grond;
- e. maatschappelijk: gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- f. sport: sportcentrum, sportschool, uitsluitend op de begane grond;
- g. het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding detailhandel': een detailhandelsbedrijf niet zijnde een supermarkt;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': tevens een horecabedrijf tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens een horecabedrijf behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat vanHoreca-activiteiten;
- k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd: 10 m;
- b. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouwzijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing | |
b. goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | - zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m); - en anders: 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing | |
c. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geengebouw zijnde: 3 m | |
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m2 of meer | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Detailhandel
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.6. |
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens voor een supermarkt.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg':tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
- d. ter plaatse van aanduiding 'detailhandel grootschalig': uitsluitend grootschaligedetailhandel met ondersteunende horeca;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijf met SBI-code 310;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens ten hoogste één bedrijfswoning;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslaglpg': tevens ten behoeve van de opslag van lpg;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | - zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en anders gelijk aan de maximale bouwhoogte | niet van toepassing | ||
2. bouwhoogte | - zie aanduidingen 'Maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - reclamezuilen bij grootschaligedetailhandel: 8 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de opslag van en detailhandel in meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg':
- c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de daarbij behorende andere detailhandel ten hoogste 125 m².
Artikel 9 Gemengd - Voorzieningen-1
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.7. |
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Voorzieningen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. cultuur en ontspanning: atelier, creativiteitscentrum, uitsluitend op de begane grond;
- c. detailhandel, niet zijnde een supermarkt, uitsluitend op de begane grond;
- d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- e. kantoor, uitsluitend op de begane grond;
- f. maatschappelijke voorziening: bibliotheek, drugsopvang, gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- g. wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': tevens een horecabedrijf tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd: 10 m;
- b. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- enuitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouw zijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing | |
b. goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing | |
c. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | |
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m2 of meer | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Gemengd - Voorzieningen-2
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.7. |
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Voorzieningen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. cultuur en ontspanning: atelier, creativiteitscentrum, uitsluitend op de begane grond;
- c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- d. kantoor, uitsluitend op de begane grond;
- e. maatschappelijke voorziening: bibliotheek, drugsopvang, gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- f. wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een garagebedrijf en taxibedrijf met de SBI-codes 493, 451, 452, 454;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens een horecabedrijf behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat vanHoreca-activiteiten;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd: 10 m;
- b. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouwzijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing | |
b. goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing | |
c. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geengebouw zijnde: 3 m | |
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m2 of meer | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Gemengd - Voorzieningen-3
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.7. |
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Voorzieningen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, niet zijnde een supermarkt;
- b. dienstverlening;
- c. kantoor;
- d. maatschappelijke voorziening: bibliotheek, drugsopvang, gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ja | ja | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 3 m | ||
2. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen : 2 m; - schotelantennes 6 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 5 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Gemengd - Voorzieningen-4
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.7. |
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Voorzieningen-4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, niet zijnde een supermarkt;
- b. dienstverlening;
- c. wonen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- b. hoofdgebouwen worden gestapeld of met ten minste drie aaneen gebouwd;
- c. hoofdgebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens of ten hoogste 1,5 m daarachter;
- d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-9' wordt de gevel van de woning aan de zijde van de Grindweg uitgevoerd als dove gevel of als vliesgevel;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt een doorrijhoogte van ten minste 4,2 m ten opzichte van de kruin van de weg gewaarborgd.
- f. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- enuitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouw zijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak | nee | nee | ja | |
2. de diepte bedraagt niet meer dan: | 13 m | niet bepaald | niet bepaald | |
3. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 3 m | niet van toepassing | |
b. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 6 m | - muren en terreinafscheidingen : 2 m; - schotelantennes 6 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 5 m | |
4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | per bouwperceel 40 % tot ten hoogste 60 m2 van het zijerf en achtererf | niet gemaximeerd | |
b. buiten een bouwvlak | niet van toepassing | niet van toepassing | niet gemaximeerd |
12.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Gemengd - Winkelcentrum
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.7. |
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Winkelcentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen'; wonen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteitenen logies met ontbijt, uitsluitend op de tweede bouwlaag en/of hoger;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' worden:
- 1. hoofdgebouwen gestapeld gebouwd;
- 2. binnen een afstand van 54 meter van het bedrijf aan de Ampèrestraat 1 de naar dit bedrijf gerichte gevels van woningen uitgevoerd als dove gevel of als vliesgevel;
- c. woningen zijn uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-2' eerder of tegelijkertijd over de volledige breedte met het perceel Ampèrestraat 1, een muur van ten minste 7,5 m hoog wordt uitgevoerd;
- d. en voor het overige:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ja | ja | ||
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte binnen het bouwvlak | gelijk aan maximale bouwhoogte (zie onder b) | 3 m | ||
b. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen: 2 m; - licht- en vlaggenmasten en antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes: 16 m; -schotelantennes: 6 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 5 m | ||
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
13.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Groen
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.8. |
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': tevens een speeltuin of speelterrein;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens een auto-ontsluiting ten behoeve van aangrenzende percelen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie': tevens installaties voor het verzenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1': tevens parkeerplaatsen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hertenkamp': tevens een hertenkamp;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - oesterput': tevens een voormalige oesterput;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vestingwerk': tevens de voormalige vestingwal met de daaraan eigen landschappelijke waarden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
- j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ballenvangers, ontmoetingsplaatsen, voet- en fietspaden geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk,geen gebouwzijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor ontmoetingsplaatsen en voor nutsvoorzieningen | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | 3 m | - |
1. bewegwijzering | niet van toepassing | 4,5 m |
2. straatmeubilair | niet van toepassing | 3 m |
3. van een mast of zuil ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie' | niet van toepassing | 58 m |
4. lichtmasten en overige masten | niet van toepassing | 9 m |
5. ballenvangers | niet van toepassing | 4 m |
6. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde | niet van toepassing | 3 m |
7. vrijstaande antennemast | niet van toepassing | 15 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | 15 m2 | - |
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Kantoor
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.9. |
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | |||
2. bouwhoogte | - zie aanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
Artikel 16 Maatschappelijk
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.10. |
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een gemaal;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'kazerne': tevens een brandweerkazerne;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan': tevens een schietbaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - molen'; het behoud van de molen als werktuig en beeldbepalend element;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroep, logies met ontbijt en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenement': tevens ten behoeven van evenementen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - partycentrum': tevens een partycentrum uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | ja | ja | ||
3. buiten het bouwvlak zonder de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | - binnen het bouwvlak: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) - ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': 3 m | |||
2. bouwhoogte | - binnen het bouwvlak: zie aanduidingen 'Maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) - ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. binnen een bouwvlak | - 100% tenzij met een aanduiding anders is bepaald, met dien verstande dat ten hoogste 100 m2 aan bijgebouwen bedrijfswoning is toegestaan | niet gemaximeerd | ||
2. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', per bouwperceel | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | ||
d. de inhoud bedraagt niet meer dan: | van een bedrijfswoning: 900 m3 |
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Natuur
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.11. |
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur- en landschapswaarden van een dorpsbos;
- b. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
- c. water en bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ondergrondse faunapassages en de daarbij behorende voorzieningen, fiets- en wandelpaden, bermen en bermsloten, nutsvoorzieningen, bruggetjes en duikers.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ja, uitsluitend observatieposten | |||
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: | 4 m | - muren en terreinafscheidingen: 2 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | hoogste 20 m2 per gebouw | niet gemaximeerd |
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Recreatie
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.12. |
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatieve doeleinden, in de vorm van:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | |||
2. bouwhoogte | zie aanduidingen 'Maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. binnen een bouwvlak | - per volkstuin gezamenlijk ten hoogste 8 m² - voor het overige 100% tenzij met een aanduiding anders is bepaald | niet gemaximeerd |
Artikel 19 Recreatie - Jachthaven
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.13. |
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jacht- en passantenhaven met ten hoogste het aantal aanleg- en ligplaatsen dat met de aanduiding is aangegeven met de daarbij behorende dagrecreatieve en watersportrecreatieve voorzieningen, watersportverenigingen, aan watersportgebonden detailhandel en aanverwante dienstverlening, een kantoor voor het beheer van de haven en voor (overheids)voorzieningen inzake openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen functies;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats': ligplaatsen voor boten ten behoeve van de aangrenzende scheepswerf;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, laad- en losfaciliteiten, opslagruimten voor de watersport en voor havenafval zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. de breedte van een aanlegsteiger bedraagt ten hoogste 2 m;
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | |||
2. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. binnen een bouwvlak | 100% tenzij met een aanduiding anders is bepaald | niet gemaximeerd |
19.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. ligplaatsen zijn uitsluitend toegestaan tegen een aanlegsteiger;
- b. het gebruik als ligplaats voor een woonschip is niet toegestaan;
- c. ondergeschikte horeca tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten is toegestaan.
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 20 Sport
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.14. |
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden, sporthallen en zwembaden met het daarbijbehorende verenigingsleven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens een ijsbaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': tevens voor het verenigingsleven dat niet direct verband houdt met de onder a en b genoemde functies;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - partycentrum': tevens een partycentrum uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenement': tevens een evenementenhal en in ondergeschikte mate voor maatschappelijke voorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie': tevens installaties voor het verzenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': tevens een onoverdekt zwembad;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
b. de afstand bedraagt niet minder dan: | ||||
1. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-11 | 50 m tot de Stoofdijk en 5 m tot de Winkelzeesche Watergang | |||
c. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | |||
2. bouwhoogte | zie aanduiding 'Maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 15 m; - zend/ontvangstinstallatie: 58 m - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
d. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. binnen een bouwvlak | - 100% tenzij met een aanduiding anders is bepaald - ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-11': 50 m2 | niet gemaximeerd |
Artikel 21 Verkeer
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.15. |
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug voor langzaam verkeer;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - weegbrug': tevens een weegbrug;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen, horecaterrassen, niet-permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding brug geldt, in afwijking van het bepaalde in artikel 1 lid 1.79 de kruin van de Eendrachtsweg als peil;
- b. en voor het overige:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk,geen gebouwzijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor ontmoetingsplaatsen en voor nutsvoorzieningen | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | zie aanduiding 'maximale bouwhoogte'; en anders 3 m | - |
1. bewegwijzering | niet van toepassing | 4,5 m |
2. straatmeubilair | niet van toepassing | 3 m |
3. lichtmasten en overige masten | niet van toepassing | 9 m |
4. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde ter plaatse van de aanduiding 'brug' | niet van toepassing | 5 m |
5. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde | niet van toepassing | 3 m |
6. vrijstaande antennemast | niet van toepassing | 15 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | 15 m2 | - |
21.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. evenementen zijn toegestaan.
Artikel 22 Verkeer - Garages En Bergplaatsen
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.16. |
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Garages en bergplaatsen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. garages en bergplaatsen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk,geen gebouwzijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ja | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||
1. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | niet van toepassing |
2. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 2 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||
1. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd |
22.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de berging van voor handel en distributie bestemde goederen is niet toegestaan.
Artikel 23 Water
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.17. |
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. verkeer te water;
- c. ondergeschikt groen;
- d. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegvoorzieningen': tevens voor oever, tuinen en ligplaatsen voor boten behorende bij de aan het water gelegen woningen met de bestemming Wonen - Gestapeld;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanlegplaats beroepsvaart': tevens ligplaatsen voor uitsluitend de beroepsvaart, zoals binnenscheepvaart en voor charterboten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'oever': uitsluitend voor tuin, oever, waterpartijen alsmede aanlegplaatsen, boothellingen en daarmee vergelijkbare voorzieningen behorende bij de aangrenzende woonpercelen;
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers mogen worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegvoorzieningen': tevens één aanlegsteiger, botenhellingen en tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, veranda's, afdaken en vlonders;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanlegplaats beroepsvaart': tevens één aanlegsteiger.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegvoorzieningen' bedraagt het aantal aanleg- en ligplaatsen ten hoogste 63.
- b. Er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanlegplaats beroepsvaart' bedraagt het aantal ligplaatsen ten hoogste 2.
- c. Het gebruik van het water voor een ligplaats voor een woonschip is niet toegestaan.
23.4 Nadere eisen
Artikel 24 Wonen
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - molen'; het behoudt van de molen als werktuig en beeldbepalend element;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. als woningtypen zijn toegestaan: aaneengebouwd, geschakeld, vrijstaand;
- b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
- c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-4' geldt het peil als bepaald in artikel 1 lid 1.79 onder b;
- d. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geengebouw zijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
c. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-voorerf' | nee | ja, ten hoogste 'één per bouwperceel, bijgebouwen zijn niet toegestaan | ja | |
d. buiten het bouwvlak, overig | nee | nee | ja | |
2. de goothoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) - lessenaarsdak: zie lid e - ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-opbouw' zie lid h | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 3 m | niet van toepassing | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | - zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m); - en anders: 3 m | niet van toepassing | |
c. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-voorerf' | niet van toepassing | 3 m | niet van toepassing | |
d. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing | |
3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m | |
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | - zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m); - en anders: 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m - vrijstaande antennemasten: 9 m - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m | |
c. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-voorerf' | niet van toepassing | 6 m | - muren en terreinafscheidingen: 1 m - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m | |
d. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | - muren en terreinafscheidingen: 1 m - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m | |
4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1: inclusief aan- enuitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 60% van het bouwperceel' voor het overige: niet gemaximeerd | ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-1: inclusief aan- enuitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 60% van het bouwperceel' voor het overige: niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m2 of meer | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd | |
c. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-voorerf | niet van toepassing | van een aan- enuitbouw 5 m2 en van een overkapping 18 m2 | niet gemaximeerd |
- e. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd:
- 1. 10 m;
- 2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1': 8 m;
- f. de goothoogte ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1: bij twee hellende dakvlakken met een noklijn evenwijdig aan de straat, aan de zijde van de gevel die van de weg is afgekeerd: 6 m;
- g. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-hoge goot achterzijde': is een hoge goot aan de achterzijde toegestaan;
- h. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - opbouw' mag de maximaal toelaatbare goothoogte worden overschreden door een opbouw met dien verstande dat:
- 1. de overschrijding niet meer dan 3 m mag bedragen;
- 2. de oppervlakte van de opbouw niet meer dan 30% van het grondoppervlak van de betreffende woning mag bedragen.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 25 Wonen - Aaneen Of Geschakeld
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Aaneen of geschakeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. woningen worden - al dan niet via aan- en uitbouwen - geschakeld, danwel met ten minste twee aaneen gebouwd, waarbij de afstand tussen niet aaneengebouwde woningen ten hoogste 2 m bedraagt;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a worden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-6' hoofdgebouwen met ten minste drie aaneen gebouwd;
- c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aanduiding is aangegeven, geldt geen maximum aantal woningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-9' bedraagt de diepte van een hoofdgebouw ten hoogste 12 m;
- e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-6' en de 'specifieke bouwaanduiding-10' worden hoofdgebouwen aan de zijde van de voorgevel van een gebouw gebouwd in de bouwgrens of ten hoogste 1,5 m achter deze bouwgrens;
- f. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geengebouw zijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
c. buiten het bouwvlak, overig | nee | nee | ja | |
2. de goothoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). - lessenaarsdak: zie lid c | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 3 m | niet van toepassing | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 3 m | niet van toepassing | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing | |
3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen 2 m ; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m | |
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | - muren en terreinafscheidingen: 1 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m | |
4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m2 of meer | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
- g. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd: 10 m.
25.3 Specifieke gebruiksregels
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 26 Wonen - Gestapeld
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. als woningtypen zijn toegestaan: grondgebonden en gestapeld;
- b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-4' geldt het peil als bepaald in artikel 1 lid 1.79 onder b;
- c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-5' mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebouwd op een hoogte van ten minste 2,5 m +N.A.P., met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor:
- 1. gebouwen die zodanig zijn geconstrueerd dat zij in geval van hoog water kunnen drijven;
- 2. gebouwen of delen van gebouwen waarbij voorzieningen zijn getroffen ter voorkoming van waterinstroom bij een waterstand tot en met 2,5 m + N.A.P.
- d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-12':
- 1. mag ten hoogste 20% van het bouwvlak bestaan uit gestapelde woningen tot een bouw-hoogte van 11 m;
- 2. mag ten hoogste 40% van het bouwvlak bestaan uit aaneengebouwde woningen tot een bouwhoogte van 8 m;
- 3. mogen per bouwvlak ten hoogste twee hoofdgebouwen worden gerealiseerd;
- 4. mag de dakafdekking uitsluitend uit een horizontale afdekking of een lessenaarsdak bestaan;
- 5. zijn geen bijgebouwen toegestaan;
- 6. is een (half)verdiepte parkeergarage toegestaan;
- e. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geengebouw zijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
c. buiten het bouwvlak, overig | nee | nee | ja | |
2. de goothoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | niet van toepassing | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 3 m | niet van toepassing | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing | |
3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m | |
c. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-voorerf' | niet van toepassing | 6 m | - muren en terreinafscheidingen: 1 m - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | - muren en terreinafscheidingen: 1 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m | |
4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | 0 m2 | ten hoogste 20 m² per woning | ||
c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-12' | inclusief aan- enuitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 60% van het bouwvlak | inclusief hoofdgebouw, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 60% van het bouwvlak | niet gemaximeerd |
26.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 27 Wonen - Twee-aaneen
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
27.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Twee-aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
27.2 bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. als woningtypen zijn toegestaan: aaneengebouwd, geschakeld, vrijstaand;
- b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
- c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-4' geldt het peil als bepaald in artikel 1 lid 1.79 onder b;
- d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-5' mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebouwd op een hoogte van ten minste 2,5 m +N.A.P., met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor:
- 1. gebouwen die zodanig zijn geconstrueerd dat zij in geval van hoog water kunnen drijven;
- 2. gebouwen of delen van gebouwen waarbij voorzieningen zijn getroffen ter voorkoming van waterinstroom bij een waterstand tot en met 2,5 m + N.A.P.
- e. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouwzijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
c. buiten het bouwvlak, overig | nee | nee | ja | |
2. de afstand bedraagt niet minder dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | binnen een afstand van 3 m langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 3 m achter de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak | binnen een afstand van 3 m langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 3 m achter de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak | niet van toepassing | |
b. buiten het bouwvlak | niet van toepassing | tot de perceelsgrens: 0 m. | niet van toepassing | |
3. de goothoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | - binnen de zone als bedoeld onder 2 sub a: 3 m; - voor het overige: * zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). * lessenaarsdak: zie lid f | - binnen de zone als bedoeld onder 2 sub a: 3 m; - voor het overige: * voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). * Voor een overkapping: 3 m | niet van toepassing | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 3 m | niet van toepassing | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing | |
4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. ter plaatse van het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | - muren en terreinafscheidingen: 1 m; - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m | |
5. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m² en groter | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
- f. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd: 10 m.
27.3 specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 28 Wonen - Twee-aaneen Niet Geschakeld
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Twee-aaneen niet geschakeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
28.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. als woningtypen zijn toegestaan: vrijstaand of met een maximum van twee-aaneen;
- b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
- c. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geengebouw zijnde | |
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | |||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja |
c. buiten het bouwvlak, overig | nee | nee | ja |
2. de afstand bedraagt niet minder dan: | |||
a. binnen het bouwvlak | binnen een afstand van 3 m langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 3 m | binnen een afstand van 3 m langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 3 m | niet van toepassing |
b. buiten het bouwvlak | niet van toepassing | tot de perceelsgrens: 0 m | niet van toepassing |
3. de goothoogte bedraagt niet meer dan: | |||
a. binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). - lessenaarsdak: zie lid d | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) Voor een overkapping: 3 m | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 3 m | niet van toepassing |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing |
4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: | |||
a. binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'Maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | voor een aan- enuitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overig bouwwerk,geen gebouw zijnde: 3 m |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overig bouwwerk,geen gebouw zijnde: 3 m |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | - muren en terreinafscheidingen: 1 m; - overig bouwwerk,geen gebouw zijnde: 2 m |
5. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | |||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | |||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd |
b4. aanduidingvlak 401 m2 of meer | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
- d. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd: 10 m.
28.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 29 Wonen - Voorzieningen
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Voorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in combinatie met zorgvoorzieningen of verpleging, (para)medische voorzieningen, dienstverlening;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd - 1': uitsluitend een gymzaal op begane grond en een dorpshuis;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd - 2': tevens een dorpshuis, kleed- en doucheruimten voor de onder b genoemde gymzaal, detailhandel en praktijkruimten;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
29.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. als woningtypen zijn toegestaan: grondgebonden en gestapelde woningen;
- b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mogen gebouwen plat worden afgedekt of met een lessenaarsdak;
- d. indien een lessenaarsdak wordt toegepast is de lage kant uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding gevellijn;
- e. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw en overkappingen | bouwwerk, geengebouw zijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
c. buiten het bouwvlak, overig | nee | nee | ja | |
2. de goothoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | - zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 3 m | niet van toepassing | |
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 3 m | niet van toepassing | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing | |
3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | - zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overig bouwwerk,geen gebouw zijnde: 3 m | |
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overig bouwwerk,geen gebouw zijnde: 3 m | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | - muren en terreinafscheidingen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overig bouwwerk,geen gebouw zijnde: 3 m | |
4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | 100% tenzij met een aanduiding anders is bepaald | 100% tenzij met een aanduiding anders is bepaald | niet gemaximeerd | |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m² | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m² | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m² | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m2 of meer | 0 m² | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
29.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- b. opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- d. het gebruik van het dak van de gymzaal en/of het dorpshuis als bedoeld in lid 29.1 is toegestaan voor buitenterrassen en -balkons bij de woningen.
Artikel 30 Wonen - Vrijstaand
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'oever': uitsluitend voor tuin, oever, waterpartijen alsmede aanlegplaatsen, boothellingen en daarmee vergelijkbare voorzieningen behorende bij de aangrenzende woonpercelen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-praktijk': tevens een praktijk;
- d. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
30.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. als woningtypen zijn toegestaan: vrijstaand;
- b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
- c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-4' geldt het peil als bepaald in artikel 1 lid 1.79 onder b;
- d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-5' mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebouwd op een hoogte van ten minste 2,5 m +N.A.P., met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor:
- 1. gebouwen die zodanig zijn geconstrueerd dat zij in geval van hoog water kunnen drijven;
- 2. gebouwen of delen van gebouwen waarbij voorzieningen zijn getroffen ter voorkoming van waterinstroom bij een waterstand tot en met 2,5 m + N.A.P.
- e. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouw zijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | nee | ja | ja | |
c. buiten het bouwvlak, overig | nee | nee | ja | |
2. de afstand bedraagt niet minder dan: | ||||
b. tot de zijdelingse perceelsgrenzen | 3 m | 3 m | ||
3. de goothoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | - zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 3 m | niet van toepassing | |
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 3 m | niet van toepassing | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing | |
4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen het bouwvlak | - zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | |
b. buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | niet van toepassing | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | |
c. buiten het bouwvlak, overig | niet van toepassing | niet van toepassing | - muren en terreinafscheidingen: 1 m; - vrijstaande antennemasten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | |
5. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | |
b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' | ||||
b1. Aanduidingsvlak kleiner dan 50 m² | 0 m2 | 50% tot ten hoogste 20 m² | niet gemaximeerd | |
b2. aanduidingsvlak 51 m2 tot 200 m² | 0 m2 | 40 % tot ten hoogste 60 m2 | niet gemaximeerd | |
b3. aanduidingvlak 201 m2 - 400 m2 | 0 m2 | 30% tot ten hoogste 80 m² | niet gemaximeerd | |
b4. aanduidingvlak 401 m² en groter | 0 m2 | 20% tot ten hoogste 100 m² | niet gemaximeerd |
30.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 31 Woongebied
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen met de daarbij behorende wegen, paden, verblijfsgebieden, groenvoorzieningen, water en andere binnen een woongebied voorkomende functies, zoals nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins, voorwerpen van beeldende kunst.
31.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
- b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- c. hoofdgebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens of ten hoogste 1,5 m daarachter;
- d. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouwzijnde | ||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja | |
b. buiten het bouwvlak | nee | nee | ja | |
2. de diepte bedraagt niet meer dan: | 12 m | niet bepaald | niet bepaald | |
3. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 3 m | ||
b. bouwhoogte | - gebouwen voor nutsvoorzieningen - voor het overige: zie aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - overkapping: 3 m - gebouwen: 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - licht- en vlaggenmasten en antennemasten: 9 m; - schotelantennes 6 m; - speel- en spelvoorzieningen in openbaar gebied: 5 m; - overig bouwwerk, geengebouw zijnde: 3 m | |
4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | - gebouwen voor nutsvoorzieningen2 - voor het overige: Niet gemaximeerd | per bouwperceel 40 % tot ten hoogste 60 m2 van het zijerf en achtererf | niet gemaximeerd | |
b. buiten een bouwvlak | niet van toepassing | niet van toepassing | niet gemaximeerd |
31.3 Nadere eisen
31.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
31.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 32 Maatschappelijk - Voorlopige Bestemming
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.19. |
32.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming
De voor 'Maatschappelijk - Voorlopige bestemming' bestemde gronden zijn tot uiterlijk 5 jaar na inwerkingtreding van het plan voorlopig bestemd voor:
- a. openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, kinderdagopvang, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
32.2 Bouwregels voorlopige bestemming
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
2. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. goothoogte | gelijk aan maximale bouwhoogte (m) (zie onder 2) | niet van toepassing | ||
2. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouwzijnde: 3 m | ||
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
1. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
32.3 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming
De voor 'Maatschappelijk - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn definitief bestemd voor Agrarisch.
32.4 Bouwregels definitieve bestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse zijn geen gebouwen toegestaan;
- b. voor het overige gelden de bouwregels als genoemd in Artikel 3 Agrarisch, lid 3.2.
Artikel 33 Wonen - Uit Te Werken
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.18. |
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
33.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 33.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:
- a. het uitwerkingsplan dient in één keer voor het gehele gebied te worden toegepast;
- b. het uitwerkingsplan past binnen het beoogde beeld zoals aangegeven in het beeldkwaliteitsplan voor dit gebied;
- c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 25;
- d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedragen ten hoogste 10 m en de bouwhoogte ten hoogste 14 m;
- e. een besluit wordt pas genomen als:
- 1. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein:
- 2. de bodem geschikt is voor de beoogde functie;
- 3. de Rijksdienst voor het Cultuur Erfgoed geraadpleegd is.
33.3 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
33.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
Artikel 34 Leiding - Gas
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.1. |
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een druk van ten hoogste 40 bar.
34.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
34.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
34.4 Specifieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.
34.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 34.4 indien het leidingenbelang door de opslagactiviteiten niet onevenredig wordt of kan worden geschaad en er geen gevaar voor de omgeving is te verwachten.
- b. Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
34.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Leiding - Hoogspanning
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.2. |
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 50 kV.
35.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 35.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Waarde - Archeologie - 1
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.4. |
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
36.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologischdeskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 50 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologischewaarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 37 Waarde - Archeologie - 2
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.4. |
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
37.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologischdeskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologischewaarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 38 Waarde - Archeologie - 3
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.4. |
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
38.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologischdeskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologischewaarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 39 Waarde - Archeologie - 4
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.4. |
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
39.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologischdeskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 2.500 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologischewaarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 40 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.5. |
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Beschermd stadsgezicht aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, (historische) stedenbouwkundige en (historisch-) architectonische waarden in verband met de ligging binnen het beschermd stadsgezicht.
40.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
40.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bepaalde in lid 40.2.1 en 40.2.2 is niet van toepassing op wettelijk beschermde monumenten.
- b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.2.1 en 40.2.2 indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd gezicht en nadat de monumentencommissie om advies is gevraagd.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 41 Waarde - Beschermde Dijk
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.3. |
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor behoud en/of herstel van binnendijken de daaraan eigen landschappelijke, cultuurhistorische waarden en/of natuurwaarden.
41.2 bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 41.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 42 Waarde - Voormalig Kasteelterrein
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.6. |
42.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Voormalig kasteelterrein' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aanwezige cultuurhistorische en landschapswaarden vanwege een voormalig kasteelterrein.
42.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 42.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 43 Waterstaat - Waterkering
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.7. |
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
43.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 43.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
43.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 43.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt of kan worden geschaad.
Artikel 44 Waterstaatswerken
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 3.20. |
44.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterstaatkundige voorzieningen, dijken, sluizen, bruggen en duikers daaronder begrepen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug voor langzaam verkeer;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
44.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding brug geldt, in afwijking van het bepaalde in artikel 1 lid 1.79 de kruin van de Eendrachtsweg als peil;
- b. maatvoeringen:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
b. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. bouwhoogte | zie aanduiding 'Maximale bouwhoogte (m)' | ter plaatse van de aanduiding 'brug': 5 m Voor het overige: 3 m | ||
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | ||
b. buiten een bouwvlak | niet van toepassing | niet gemaximeerd |
44.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 45 Anti-dubbeltelregel
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.8.1. |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 46 Algemene Bouwregels
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.8.2. |
46.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
46.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 47 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.8.3. |
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. de ruimte tussen bouwwerken;
- b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 48 Algemene Aanduidingsregels
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.8.4. |
48.1 Vrijwaringszone - dijk
48.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
48.3 Straalpad
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' bedraagt de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer dan de hoogte die wordt verkregen door interpolatie van de bij deze aanduiding aangegeven hoogtematen.
48.4 Veiligheidszone - lpg
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat binnen deze zone geen nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten zijn toegestaan.
Artikel 49 Algemene Afwijkingsregels
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.8.5. |
49.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 50 Algemene Wijzigingsregels
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.8.6. |
50.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
50.2 Gebieden met wijzigingsbevoegdheid
Artikel 51 Overige Regels
51.1 Werking wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 52 Overgangsrecht
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.9.1. |
52.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
52.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 53 Slotregel
Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.9.2. |
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen'.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1 'lichte horeca'
Horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken al dan niet in combinatie met het tegen vergoeding verstrekken van logies. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, zoals:
- broodjeszaak, crêperie, croissanterie;
- cafetaria, koffiebar, theehuis;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
1b. Overige lichte horeca, zoals:
- bistro, eetcafé;
- hotel;
- hotel-restaurant;
- kookstudio;
- poffertjeszaak/pannenkoekenhuis;
- pension;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- shoarmazaak/grillroom;
- wijn- of whiskyproeverij.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, waaronder:
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een vloeroppervlak) van meer dan 400 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice.
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen van de nacht zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en maaltijden. Hierdoor kunnen zij aanzienlijke hinder voor omwonenden veroorzaken:
- bedrijven uit categorie 1 die gelet op de aard van hun omgeving ook delen van de nacht geopend zijn;
- bar, bierhuis, café, pub;
- biljartcentrum;
- café-restaurant.
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met etenswaren en maaltijden en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- bar-dancing;
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Hoofdstuk 1 Een Nieuw Bestemmingsplan
1.1 Waarom Is Een Nieuw Bestemmingsplan Nodig?
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de negen woonkernen en een buurtschap in de gemeente inclusief de daarbij behorende bedrijventerreinen, met uitzondering van het bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen bij de kern Tholen. Het bestemmingsplan is opgesteld in het kader van de actualiseringsoperatie bestemmingsplannen binnen de gemeente Tholen.
- Wettelijk gezien moeten bestemmingsplannen om de tien jaar worden geactualiseerd. Met de actualisering kunnen gerealiseerde nieuwe initiatieven, zoals functieveranderingen, en regelingen worden ingepast en wordt de bestemmingsregeling afgestemd op actueel beleid en wetgeving. Tevens kan sneller medewerking worden verleend op basis van een actuele visie en nieuwe inzichten.
- Het nieuwe bestemmingsplan wordt digitaal gemaakt. Dat betekent dat het bestemmingsplan overal op internet kan worden geraadpleegd, op ieder gewenst moment.
- Het gemeentebestuur en de gemeentelijke organisatie kunnen inwoners, instanties en bedrijven met het nieuwe bestemmingsplan beter en sneller van dienst zijn.
1.2 En De Andere Bestemmingsplannen Van De Gemeente Tholen?
Voor het buitengebied, de verblijfsrecreatieterreinen, het bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen bij de kern Tholen en het havengebied van Sint-Annaland worden ook nieuwe bestemmingsplannen voorbereid. Deze zullen evenals het voorliggende bestemmingsplan in het jaar 2013 worden vastgesteld.
Daarnaast lopen er nog enkele kleinere bestemmingsplanherzieningen. Deze plannen hebben betrekking op concrete initiatieven en ontwikkelingen. Zo zal voor het beoogde woonservicecentrum in Scherpenisse een afzonderlijke procedure worden doorlopen. Het bestemmingsplan dat die ontwikkeling mogelijk maakt, is overigens verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
1.3 Wat Zijn De Hoofddoelstellingen Van Het Nieuwe Bestemmingsplan?
- De hoofdopgave bestaat uit het opstellen van één digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan waarin de bestaande situatie van alle bebouwde kommen van de gemeente Tholen van een actuele planologische regelgeving wordt voorzien. Dit betekent dat de plannen op basis van de wettelijke ruimtelijke ordeningsstandaarden (hierna: RO-standaarden) worden opgesteld.
- Het nieuwe bestemmingsplan is consoliderend van aard. Uitgegaan wordt van het bevestigen van de bestaande legaal tot stand gekomen situatie, waarbij op perceelsniveau gebruiks- en bouwmogelijkheden worden geboden die ruimte geven aan de wensen van deze tijd. Voorbeelden zijn ruimere erfbebouwingsmogelijkheden en het rechtstreeks toestaan van een grotere diversiteit aan activiteiten vanuit de woning.
- Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en plannen voor nieuwbouw waarvoor eerder een planologische procedure met succes is doorlopen, worden meegenomen In dit bestemmingsplan. Tevens is meegenomen het realiseren van een bouwmogelijkheid voor een woning op de locaties Pr. Bernhardstraat te Stavenisse (achter Wilhelminastraat 7) en Julianastraat 13 te Stavenisse. Realisering van deze plannen ontmoet geen (stedenbouwkundige) problemen, hetgeen reden is geweest deze plannen mee te nemen. Andere nieuwe plannen worden niet in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Indien dat aan de orde is, worden hiervoor afzonderlijke procedures gevoerd. Dat gebeurt In de vorm van partiële herzieningen of postzegelbestemmingsplannen op het moment dat concreet uitgewerkte plannen beschikbaar zijn, belangen zijn afgewogen, effecten zijn bekeken, en geconstateerd is dat het initiatief een juiste invulling geeft aan de visie voor dit gebied.
- Alle soorten gebieden komen voor: centrumgebieden, woongebieden, bedrijfspercelen, bedrijventerreinen en sportcomplexen. Het is de bedoeling dat voor ieder gebiedstype een 'eigen bestemming' wordt opgenomen. Zo krijgen burgers en anderen direct inzicht in de gebruiks- en bouwmogelijkheden in hun gebied.
- Het bestemmingsplan is zo toegankelijk en gebruiksvriendelijk mogelijk. Daarom wordt zoveel mogelijk informatie op de verbeelding zichtbaar gemaakt en wordt in de regels zo veel als mogelijk met tabellen gewerkt in plaats van met uitgeschreven teksten.
Omdat voor een groot gedeelte van het bestemmingsplan enkel het bestaande gebruik en bestaande functies worden vastgelegd, vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Een aantal ruimtelijke- en milieuaspecten dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn getoetst. Overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen verplichting heeft de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld. De resultaten hiervan zijn in de plantoelichting opgenomen.
1.4 Welke Gebieden Zijn Er Te Onderscheiden?
Het bestemmingsplan omvat 9 kernen en een buurtschap: Tholen, Oud-Vossemeer, Poortvliet, Sint-Maartensdijk, Sint-Annaland, Scherpenisse, Stavenisse, Sint-Philipsland, Anna Jacobapolder en Sluis. Onderstaand worden de ruimtelijke structuur van en de functies binnen deze bebouwde kommen beschreven.
1.4.1 Tholen
Ruimtelijke structuur
De stad stamt uit de 14e eeuw. De vestingwerken van begin 17e eeuw geven de stad zijn sterke historische identiteit. Vesten en bolwerken zijn nog grotendeels intact, evenals de oude stadskern. Daarom is Tholen als beschermd stadsgezicht aangewezen (zie ook paragraaf 5.6.2.1). De grote Kerk, het oude raadhuis en de molen de Hoop vormen de markantste gebouwen.
Tholen ligt aan de Eendracht, nu een langgerekte haven naast de Schelde-Rijnverbinding. De historische stad kent meerdere sferen. Het oudste deel met de Markt en de kerk is zeer compact, heeft smalle, bochtige straten en een kleinschalige, gevarieerde bebouwing met een rijke architectuur. Naar de haven toe zijn er meer grote gebouwen. De havensfeer is nog voelbaar, al is het directe zicht door dijkverzwaringen maar beperkt. Ook in westelijke richting verandert de fijne korrel in grotere eenheden en ruimere straatprofielen. In het noordelijk deel, het Slachtveld, is de oude structuur verstoord. In het herstructureringsgebied (Tholen Noord/VesteTuin) zal deze overgangszone weer beter aansluiten op de historische binnenstad.
De schil buiten langs de vesten bestaat uit merendeels vrijstaande bebouwing met verspreid bijzondere functies op knooppunten. Deze veelal begin 20e-eeuwse aangroeiing past in het klassieke beeld van de vestingstad. Daarbuiten liggen de planmatige uitbreidingen. Aan de noordwestkant ligt de wijk Dalempolder met een overwegend rechthoekige blokverkaveling. Aan de zuidwestkant ligt Buitenzorg. Deze wijk kent verschillende delen. Het deel tegen de vesten bestaat uit villa's op grote kavels. De oostelijke delen hebben een strakke verkaveling in tegenstelling tot het westelijk deel met gebogen straten. Aan de westzijde is de meest recente uitbreiding nog in ontwikkeling. Een recente uitbreidingswijk is Stadszicht. Stadszicht 1 is nagenoeg gerealiseerd. Met de aanleg van Stadszicht 2 is pas begonnen. Op het knooppunt met het Zoekweggebied is een woonservicecomplex in aanbouw.
Aan de westkant bevat de Zoekweg een cluster voorzieningen. Door deze concentratie en centrale ligging zijn de scholen en recreatieve voorzieningen optimaal bereikbaar. Het nieuwe gemeentehuis past in deze structuur door de ligging tussen de twee woongebieden Buitenzorg en Stadszicht.
Langs de haven is het Waterfront Tholen ontwikkeld als een snoer van gestapelde en grondgebonden woningen, georiënteerd op het water. Met de vele ligplaatsen voor jachten heeft dit gebied een geheel eigen sfeer. Het meest zuidelijke deel is nog in ontwikkeling. Aan de noordzijde moet de herstructurering van het bedrijventerrein in de woonwijk VesteTuin nog worden gerealiseerd. Het plan voorziet in de bouw van circa 180 woningen in meerdere typen en een voorzieningencluster met 2 supermarkten en enige dagwinkels.
Figuur 1.1 Ruimtelijke structuur kern Tholen
Functies
Als hoofdkern van het eiland heeft de kern Tholen een bovenlokale functie. Hier zijn de meeste voorzieningen aanwezig. Het winkelaanbod is compleet en gevarieerd. Het is geconcentreerd in de oude stad. Vooral in de Kerkstraat en de Botermarkt. De supermarkt aan de Eendrachtsweg is al eerder tijdelijk verplaatst naar de Postweg en zal in de nabije toekomst een plaats krijgen in VesteTuin. Daarnaast is een supermarkt/discounter gevestigd in de wijk Dalempolder. Ook deze supermarkt/discounter gaat naar VesteTuin. Het horeca-aanbod is goed. De ondernemingen liggen verspreid in de oude kern met een kleine cluster bij de haven. Ook dienstverlenende kantoorfuncties zijn aanwezig. De maatschappelijke voorzieningen zijn ruim vertegenwoordigd.
De sociaal-medische sector heeft vestigingen van huisartsen, tandartsen, geestelijke gezondheidszorg, een kruisgebouw, paramedische voorziening, een welzijnsinstelling en een zorgcentrum (Ten Anker).
Onderwijsvoorzieningen bestaan uit meerdere basisscholen, twee scholen voor voortgezet onderwijs, een kinderdagverblijf, een kleuteropvang en buitenschoolse opvang. Met het gemeentehuis, de bibliotheek, het politiebureau en de brandweerkazerne zijn de overheidsfuncties breed aanwezig. Dat geldt ook voor de kerkgenootschappen. De kern Tholen telt meerdere kerkgebouwen die verspreid door de kern liggen.
De sport- en recreatievoorzieningen zijn vooral geconcentreerd aan de Zoekweg. Hier liggen de voetbalvelden, een gymzaal, de tennisvelden, een openluchtzwembad en sport- en gemeenschapscentrum de Meulvliet.
Voor de watersport zijn de ligplaatsen in de haven bij het Waterfront Tholen van belang naast nog enige ligplaatsen voor de beroepsvaart (binnenscheepvaart en voor charterboten) in de handelshaven.
1.4.2 Oud-Vossemeer
Ruimtelijke structuur
De kern ligt midden in de Kerkepolder tussen de Hiksedijk en de Molendijk. De kerkring van dit ringdorp ligt excentrisch ten opzichte van de belangrijkste straten die op de dijken aansluiten. Bij de aansluiting van de Molenstraat op de Molendijk heeft zich een bebouwingscluster ontwikkeld. Aan de andere zijde van de dijk ligt een klein bedrijventerrein. De Kalisbuurt gaat voorbij de Hiksedijk over in de Veerstraat. De lintbebouwing loopt hier door. Vroeger was hier een veerverbinding over de Eendracht. Nu ligt aan de noordzijde buiten de kern een brug. De Dorpsweg als derde uitloper van de ring eindigt tegen de Hiksedijk. De centrale as evenwijdig aan de beide dijken loopt geleidelijk over in het agrarisch gebied. De bebouwing aan de ring is compact en kleinschalig. De kerk, het oude raadhuis en het Ambachtshuis vormen hier bijzondere gebouwen. Aan de zuidzijde is tussen binnen- en buitenring een complex met dorpshuis en ouderenhuisvesting ingevoegd. Langs de oude straten is de lintbebouwing gevarieerd. Over het algemeen kleinschalig met incidenteel loodsen en schuren en een kerk (Dorpsweg).
Planmatige uitbreidingen zijn eerst aan de zuidkant gerealiseerd, later aan de noordzijde (Welhoek).
Door de spinvormige structuur met veel lintbebouwing is er een dorpse groenovergang naar het buitengebied. In de zuidwesthoek ligt een sportveldencomplex en aan de oostkant een jong dorpsbos
Figuur 1.2 Ruimtelijke structuur kern Oud-Vossemeer
Functies
Behalve een supermarkt zijn er onder meer een slagerij, enkele kapsalons en een fietsenwinkel, horeca, kantoren en een dorpshuis aanwezig. Deze voorzieningen zijn vooral rond de ring geconcentreerd. Ook is er aanbod van maatschappelijke voorzieningen. De kern beschikt over meerdere basisscholen en kerken, een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, gymzaal, huisarts, fysiotherapiepraktijk en consultatiebureau. Deze liggen merendeels verspreid aan de oude linten. De sportvelden en de begraafplaats liggen bij de Molendijk.
1.4.3 Poortvliet
Ruimtelijke structuur
Poortvliet is een ringdorp met de kerk in het midden en een driekwart gesloten binnenring. Deze ring is via de radialen Langestraat en Smidsstraat verbonden met de oude doorgaande routes Paasdijkstraat, Zuidstraat en Stoofstraat. Langs deze straten ligt de oudste bebouwing. De watersnoodramp van 1953 heeft grote sporen in de kernopbouw nagelaten. Aan de oude straten en zelfs aan de ring komt daardoor ook veel nieuwere bebouwing voor. De doorgaande wegen aan de oost- en zuidkant vormen harde grenzen. Het gebied tussen deze wegen en de oude kern is verdicht met woningen en verspreide bedrijfsgebouwen. Ook zijn er delen open gebleven, zoals de lange zone tussen de Stoofstraat en de Provincialeweg aan de zuidkant en meer verspreid in de oostelijke helft en aan de westrand (Langeweg-Tolweg). Samen met het open agrarisch gebied buiten de randwegen heeft de kern hierdoor een groene uitstraling. De kleinschalige planmatige uitbreidingen aan de west- en noordkant voegen zich goed in deze structuur. De molen de Korenaar aan de oostkant en de kerk midden in de ring vormen twee markante gebouwen in het dorpssilhouet. Aan de noordzijde ligt een bedrijventerrein. Woonboulevard Poortvliet en Budelpack zijn hier zeer dominant door de schaal van de gebouwen en de specifieke functie.
Figuur 1.3 Ruimtelijke structuur kern Poortvliet
Functies
De kern is voorzien van een aantal voorzieningen, namelijk onder andere een slagerij, supermarkt, kapsalon, kantoren en horeca. De meeste winkels en horeca zijn geconcentreerd aan de Ring en de Langestraat. Poortvliet heeft verder meerdere basisscholen en kerken, een zorgcomplex (Poorthove), een huisarts, fysiotherapiepraktijk, een dorpshuis, kinderopvang en een peuterspeelzaal. Al deze voorzieningen liggen verspreid over de kern.
De sportvoorzieningen betreffen een gymzaal, een sportveldencomplex en een speelveld aan de Deestraat. De begraafplaats ligt buiten de kern aan de oostkant. De bedrijven zijn geconcentreerd op het bedrijventerrein ten noorden van de kern. De hier gevestigde Woonboulevard Poortvliet en Budelpack zijn van bovenregionale betekenis. Ook bij het knooppunt van de Postweg/N286 en Paasdijkweg markeren bedrijven de entree van de kern.
1.4.4 Sint-Maartensdijk
Ruimtelijke structuur
De historie van de kern gaat terug tot de middeleeuwen. Van het kasteel van Jacoba van Beieren noordelijk van de binnenstad resteert alleen nog het terrein en een deel van de gracht. De historische binnenstad is aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie ook paragraaf 5.6.2.2).
De hoofdstructuur wordt bepaald door een centraal gelegen langgerekt plein (de Markt) met het voormalig raadhuis op de kop, de Maartenskerk aan de westzijde, verscholen achter de pleinwand, en de gedempte haven aan de zuidzijde. De gebogen vormen van de vroegere grachten aan de west- en oostrand zijn goed bewaard gebleven (West- en Oostvest). Binnen de oude kern is de historie goed afleesbaar aan het middeleeuwse stratenpatroon, de gesloten straatwanden, de kleinschalige gevarieerde bebouwing en de rijke architectuur van met name het raadhuis en de kerk. De buitenschil van de historische kern is van veel mindere kwaliteit. De vorm van de ruimte en de beplanting zijn bepalender dan de bebouwing. Dat geldt ook voor de gedempte haven. De ruime strakke vorm en de, weliswaar verzwakte, relatie met de Pluimpot, waar de haven op uitmondde, zijn de belangrijkste kwaliteiten. Het sportveldencomplex aan de zuidkant bepaalt nu de relatie met het buitengebied. De planmatige uitbreidingen van de oude kern liggen aan de west- en oostkant. De uitbreiding aan de oostkant is het oudst. Deze bevat veel sociale woningbouw met rijenwoningen. De dijkbebouwing op en onderlangs de Molendijk en de randzone langs de provinciale weg met diverse voorzieningen vormen bijzondere deelgebieden. In de noordelijke punt is het scholencomplex recent vervangen door woningbouw. Nog verder oostwaarts ligt het bedrijventerrein Slabbecoornpolder. De uitbreiding aan de westkant is in fasen tot stand gekomen. In de verschillende typologieën met hoven, blokken, rechte en geknikte straten en villabuurtjes is de ontwikkeling goed afleesbaar. Aan de noordkant naast het voormalige kasteel ligt een groot woonzorgcomplex (Maartenshof).
De groenstructuur van dijken en singels markeert belangrijke overgangen van deelgebieden. Vooral het noordzuid gerichte patroon van kasteelterrein, singel, en beide dijken langs de Pluimpot is een robuuste ruimtelijke drager. In het gebied tussen deze dijken liggen sportvoorzieningen (voetbal, sporthal en zwembad). In dit gebied is ook de toekomstige woninguitbreiding van de kern gepland.
Figuur 1.4 Ruimtelijke structuur kern Sint-Maartensdijk
Functies
Commerciële en maatschappelijke functies zijn goed vertegenwoordigd. Het centrum bevat een diversiteit aan winkels, een supermarkt, een supermarkt/discounter, dienstverlenende kantoren en horeca. Deze zijn vooral geconcentreerd aan de Markt en de Haven. Het aanbod in maatschappelijke functies is redelijk breed: twee basisscholen, een peuterspeelzaal en kinderdagverblijf, medische voorzieningen zoals huisartsen, tandarts en een fysiotherapiepraktijk en meerdere kerken. Daarnaast beschikt de kern, zoals eerder beschreven, over een sporthal en een zwembad.
1.4.5 Sint-Annaland
Ruimtelijke structuur
Sint-Annaland ligt opgespannen tussen de jachthaven aan de waterzijde (Krabbenkreek) en de Stoofweg (ontsluitingsweg) aan de landzijde. Het historische deel is een voorstraatdorp met een grote kerkring - oorspronkelijk omgracht-, een smalle voorstraat en de dijk op de kop (Molendijk, Oude Zeedijk). Het bebouwingspatroon aan de Voorstraat en de Ring verschilt. Aan de Voorstraat zijn het voornamelijk dwarskappen, aan de Ring overheersen langskappen. Oorspronkelijk grensde de haven aan de Voorstraat, maar deze is in 1960 gedempt tot het huidige Havenplein. De nieuwe jachthaven ligt nu los van de kern. Kenmerkend voor de noordrand van de kern is het grillige kleinschalige patroon van bebouwing en dijkniveaus. De eerste planmatige uitbreidingen hebben rond de historische kern plaatsgevonden. De begraafplaats en volkstuincomplexen aan de westzijde zijn hierdoor ingesloten. De Bierensstraat/Dorpsweg heeft zich tot een nieuwe as ontwikkeld. Aan weerszijden hebben de latere uitbreidingen plaatsgevonden tot aan de Stoofweg.
Markante gebouwen naast de oude molens en de kerk zijn het grote zorgcentrum de Schutse aan de F.M. Boogaardweg en het sport- en gemeenschapscentrum 'de Wellevaete' aan de Hoenderweg. Bedrijven zijn geconcentreerd aan de noordkant met vooral watersportgerelateerde bedrijvigheid en aan de oostkant op een bedrijventerrein. In de kern zit nog een aantal kleine bedrijven.
Tussen de kern en het bedrijventerrein ligt een brede strook met de Winkelzeesche Watergang en agrarische functies, merendeels kassen. Aan de westzijde vormt de begraafplaats een zachte overgang naar het buitengebied.
Figuur 1.5 Ruimtelijke structuur kern Sint-Annaland
Functies
De kern is goed voorzien van commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Behalve een supermarkt aan het Havenplein is een groot aantal winkels voornamelijk geconcentreerd in de Voorstraat en aan de Ring. De horeca-ondernemingen liggen aan de Voorstraat en het Havenplein. Er zijn meerdere kerken. Ook in de maatschappelijke dienstverlening is het aanbod ruim. Sint-Annaland heeft twee basisscholen (een brede school), een peuterspeelzaal, een museum, een speeltuin, een politie- en brandweerpost, een bibliotheek (in de brede school), een kruisgebouw, een tandarts en een medisch centrum met huisarts en fysiotherapiepraktijk en het gemeenschapscentrum de Wellevaete. Het moderne woonzorgcentrum de Schutse heeft een belangrijke functie voor ouderen. De sport is goed gefaciliteerd met het voetbalcomplex de Waaije aan de Bierensstraat, de tennisbanen aan de Stoofweg en de sporthal de Wellevaete.
1.4.6 Scherpenisse
Ruimtelijke structuur
Van oorsprong is Scherpenisse een voorstraatdorp, georiënteerd op de Pluimpot (nu de provinciale weg N286) met de kerk aan het eind van de Kerkstraat. De Hoge Markt aan de noordkant en de Lage Markt aan de zuidkant vormen de twee polen van de centrale as. Dit oude deel van de kern is nog compact en kleinschalig met smalle straten. Voortuinen ontbreken hier. Langs de oude wegen en dijken waaiert de lintbebouwing uit. Vooral aan de zuidzijde is de overgang naar het landelijk gebied fraai, mede door de ligging van het kerkhof bij de kerk. De noordkant wordt strak begrensd door de provinciale weg. Aan de west- en oostzijde van het oude kerngedeelte zijn planmatige uitbreidingen gerealiseerd. Aan de Langeweg vooral met villa's in het groen, westelijk meer in geschakelde vormen. Aan de zuidoostzijde nabij de Langeweg is er een bescheiden woningbouwontwikkeling. Op het einde van de Langeweg staat de brede school nabij de provinciale weg. De molen aan de westkant en de watertoren aan de oostzijde markeren de entrees van het dorp.
Aan de Molenweg is, door de verplaatsing van een bedrijf, een dorpsvernieuwingsproject ontwikkeld.
Figuur 1.6 Ruimtelijke structuur kern Scherpenisse
Functies
De woonfunctie is sterk overheersend. Diverse woningtypen komen voor, uiteenlopend van dijkwoningen en oude boerderijen tot moderne villa's. Het commerciële voorzieningenaanbod is heel beperkt en bestaat met name uit enkele winkeltjes en horeca die vooral in het oude deel zijn geconcentreerd. De maatschappelijke voorzieningen bestaan voornamelijk uit meerdere kerken, een brede school, een kinderdagverblijf, een dorpshuis, een sportzaal en een ijsbaan. Verder kent Scherpenisse een Cloveniersgilde. Aan de noordzijde nabij de provinciale weg ligt een benzinestation. Bedrijven komen in de kern nauwelijks voor, uitgezonderd enkele agrarische opslagloodsen.
1.4.7 Stavenisse
Ruimtelijke structuur
Stavenisse is een voorstraatdorp met de kerk op het eind. Bijzonder is de overhoekse kop aan de waterzijde. De Stoof- en Molendijk omklemmen de haven. Het voormalige gemeentehuis staat markant op het knooppunt van beide dijken. De haven, nu jachthaven, ligt daardoor grotendeels verscholen. De lage dijkbebouwing staat eenzijdig aan de waterzijde, waardoor de landzijde met verspreide lager gelegen bebouwing sterk beleefbaar is. Vanaf het centrale plein voor de kerk (v.d. Lek-de Clercqplein) waaieren de wegen uit als een assenkruis (Kerkstraat, Poststraat en Pilootweg). De lintbebouwing hieraan loopt ver door. In de oksels van deze hoofdstructuur heeft de kern zich ontwikkeld. Eerst aan weerszijden van de statige Voorstraat, later vooral aan de zuid- en oostkant. Door de verspreide ligging van volkstuincomplexen, begraafplaatsen en sportvelden heeft de kern zijn dorpse sfeer behouden. In de noordoosthoek nabij de Winkelzeesche Watergang zijn nog restanten van slot Luchtenburg. De Korenmolen markeert de noordelijke begrenzing van de haven. Het merendeel van de bebouwing is van na de watersnoodramp van 1953, waarin het dorp zwaar is getroffen. Het dorp heeft zich daarna met name richting het zuidoosten ontwikkeld. De jongste uitbreiding is aan de zuidoostkant.
Figuur 1.7 Ruimtelijke structuur kern Stavenisse
Functies
Het winkelaanbod is beperkt. De supermarkt vormt een stevige basisvoorziening. De overige winkels bevinden zich vooral in de Voorstraat. Verder bevat de kern enkele horecavestigingen, enkele kantoren (waaronder een bankvoorziening), en een huisarts- en fysiotherapiepraktijk. Er zijn twee basisscholen, kerken, een dorpshuis, een gymzaal en een brandweerpost. Ook zijn er woonzorgcentra voor ouderen, te weten Elenahof aan de Poststraat en Scheldeoord aan de Wethouder C.J. Moerlandstraat.
Een aantal bedrijven bevindt zich verspreid door de kern. De overige bedrijvigheid is geconcentreerd op het bedrijventerrein aan de Pilootweg.
1.4.8 Sint Philipsland
Ruimtelijke structuur
Aan de Krabbenkreek, in het knooppunt van Zuid- en Oostdijk heeft de kern zich vanaf de 17e eeuw ontwikkeld. Het is een voorstraatdorp met een strak geometrisch patroon, dat gerelateerd is aan de polderstructuur. De brede Voorstraat vanaf de dijk eindigt in de groene kerkring, een vierkante ruimte in het rechthoekig patroon. De eerste uitbreiding vond in de 19e eeuw westelijk langs de Achterstraat plaats. Ook ten oosten van de Oostdijk is begin 20e eeuw een wijkje ontwikkeld. Vervolgens groeide de kern west-, maar vooral noordwaarts. Het rechthoekige stratenpatroon werd daarbij vastgehouden. Opvallend zijn de achterkanten van de bebouwing langs het zuidelijk deel van de Oostdijk, die halverwege omklappen in voorkanten. De watertoren ten oosten van de kern bepaalt in belangrijke mate het silhouet van de kern, evenals de molen. Achter de watertoren ligt, los van de kern, het bedrijventerrein.
Door de watersnoodramp van 1953 is er veel geherstructureerd. De provinciale weg vormt een harde noordelijke grens van de kern. Hier liggen de begraafplaats en de sportvelden.
Figuur 1.8 Ruimtelijke structuur kern Sint Philipsland
Functies
In het oude deel van de kern (Voorstraat, Achterstraat, kerkring) zijn de meeste voorzieningen geconcentreerd. Dit betreft een aantal winkels, horecagelegenheden, een bankvoorziening en kantoren. Ook zijn er in de kern medische voorzieningen, zoals een huisartsen- en tandartspraktijk.
Aan maatschappelijke functies kent Sint Philipsland ondermeer een dorpshuis, enkele kerken en twee basisscholen. Aan de noordzijde van de kern ligt het sportcomplex, met onder andere voetbalvelden en tennisbanen, en de begraafplaatsen.
1.4.9 Anna Jacobapolder
Ruimtelijke structuur
Dit wegdorp dateert uit midden 19e eeuw na de bedijking van de Anna Jacobapolder. De bebouwing ontwikkelde zich eerst aan de Noordweg in hoofdzakelijk aaneengesloten arbeiderswoningen. Later groeide de kern langs de Langeweg. Eerst ook vooral in aaneengesloten rijtjes, later in een meer open patroon, dat naar buiten toe geleidelijk verbrokkelt. De begraafplaats ligt daarom buiten het dorp. Het kerkgebouw en de school uit eind 19e eeuw hebben hun functie verloren en worden nu bewoond. In de noordoostelijke oksel heeft een bescheiden verdichting plaatsgevonden.
Figuur 1.9 Ruimtelijke structuur kern Anna Jacobapolder
Functies
De kern beschikt over een basisschool, een dorpshuis en een kerk. Voor overige voorzieningen (supermarkt e.d.) is men op Sint Philipsland of andere plaatsen aangewezen. Aan de noordkant ligt een volkstuinencomplex.
1.4.10 Sluis
Ruimtelijke structuur
Het buurtschap bestaat uit twee loodrecht op elkaar staande straten. Het ligt pal aan de Rijksweg nabij de voormalige veerhaven naar Zijpe. De meeste bebouwing dateert uit de vijftiger jaren. De oudere bebouwing is in de Tweede Wereldoorlog gesloopt ten behoeve van verdedigingswerken.
Figuur 1.10 Ruimtelijke structuur kern Sluis
Functies
Sluis heeft geen bijzondere voorzieningen. Het bestaat louter uit woningen. Aan de oostzijde liggen volkstuinen.
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten Bestemmingsplan
2.1 Hoe Gaan We Om Met De Centrumgebieden En Verspreid Gelegen Voorzieningen?
2.1.1 Centrumgebieden
- Detailhandelsvoorzieningen en overige centrumvoorzieningen worden zo veel mogelijk geconcentreerd binnen centrumgebieden. In het bestemmingsplan worden daarom voor deze gebieden centrumbestemmingen opgenomen waarbinnen in planologisch opzicht een vrije uitwisseling van functies mogelijk zal worden gemaakt. Voor het wijzigen van een woning in een bijvoorbeeld maatschappelijke functie is dus geen planologische procedure nodig. Er gelden alleen bepaalde restricties voor detailhandel, horeca en voor het gebruik van de begane grond en bovenliggende bouwlagen. In paragraaf 3.5 wordt nader op de regeling voor de centrumgebieden ingegaan.
- In het geldende komplan Tholen zijn voor het centrumgebied twee algemene centrumbestemmingen opgenomen en in de komplannen voor de overige kernen één. Binnen de twee centrumbestemmingen in het komplan voor Tholen zijn dezelfde functies toegestaan, met uitzondering van detailhandel.
- In het nieuwe bestemmingsplan wordt de begrenzing van de centrumgebieden overgenomen van de geldende bestemmingsplannen.
- In de geldende bestemmingsplannen is het totale verkoopvloeroppervlak voor detailhandel in de centrumgebieden van alle kernen vastgelegd op ten hoogste 250 m2 per bouwperceel. Voor een deel van het centrumgebied in Tholen-stad (het zuidelijk gedeelte) is de oppervlakte nog verder begrensd tot ten hoogste 100 m2. Het maximeren van detailhandel houdt verband met het cultuurhistorische karakter van de centrumgebieden, de daarmee samenhangende kleinschaligheid van de bebouwing, en de matige/slechte bereikbaarheid voor zowel bezoekers als bevoorradingsverkeer. In het nieuwe bestemmingsplan wordt voor de centrumgebieden uitgegaan van ten hoogste 250 m2 per bouwperceel. Alleen binnen het hiervoor vermelde deel van het centrumgebied in Tholen-stad wordt de omvang van detailhandel nog gemaximeerd op ten hoogste 100 m2.. Vanwege genoemde redenen gaat de oppervlakte gelden voor alle niet-woonfuncties (dus ook voor bijvoorbeeld kantoren, overige dienstverlening en maatschappelijke functies). In de centrumgebieden van de overige kernen bestaat geen noodzaak om maximum oppervlakten vast te leggen.
- In de voorheen geldende bestemmingsplannen was op de verdieping alleen wonen toegestaan. De ervaring met deze bestemming(en) was positief. In het nieuwe bestemmingsplan wordt deze regeling overgenomen.
- In de geldende centrumbestemmingen is een ander gebruik dan wonen alleen toegestaan op de begane grond. Met vrijstelling kan dit gebruik op verdiepingen mogelijk worden gemaakt, mits is aangetoond dat er geen mogelijkheden voor uitbreiding op de begane grond aanwezig zijn. Deze regeling wordt gehandhaafd en aangevuld met de voorwaarde dat 50% van het verkoop- of brutovloeroppervlak zich op de begane grond moet bevinden (zie Artikel 6 Centrum - 1, lid 6.4.1 onder b en Artikel 7 Centrum - 2, lid 7.4.2 onder b).
- Hoewel er dus bepaalde restricties gelden voor detailhandel en horeca zal het gemeentebestuur initiatieven met betrekking tot het vestigen van horeca en detailhandel in de kernen in beginsel positief tegemoet treden. Voor nieuwe horecavestigingen is hiervoor een regeling in het bestemmingsplan opgenomen.
2.1.2 Voorzieningen buiten de centrumgebieden
- Buiten de centrumgebieden zijn verschillende winkels, dienstverleningsfuncties, kantoren en bedrijven gevestigd. Deze andere functies dan wonen kunnen zonder meer worden gecontinueerd.
- In veel gevallen zijn voor de verspreid gelegen winkels, kantoren, de kleinere maatschappelijke voorzieningen en andere voorzieningen buiten de centrumgebieden in de geldende bestemmingsplannen gecombineerde bestemmingen opgenomen waarbij wonen vrijwel altijd één van de bestemmingen is: Woon- en Detailhandelsdoeleinden, Woon- en Kantoordoeleinden en Woon- en Maatschappelijke doeleinden. Hiermee zijn wijzigingen naar een woonfunctie mogelijk c.q. wordt de wijziging naar een woonfunctie bevorderd. (In een aantal gevallen wordt ter plaatse al gewoond.) De ervaringen met deze systematiek zijn positief en worden in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen. Omdat de systematiek van de combineerde bestemmingen uit de geldende bestemmingsplannen volgens de nieuwe wettelijke RO-standaarden niet mogelijk is, worden deze in het nieuwe komplan omgezet en/of ondergebracht binnen verschillende bestemmingen 'Gemengd' (zie hierna).
- De bestemmingen 'Gemengd' bieden omgekeerd ook mogelijkheden voor meer flexibiliteit in uitwisseling van functies. De bedoeling is om andere functies toe te staan als er bijvoorbeeld een winkel wordt beëindigd. Dan kan er, zonder procedure, dienstverlening of kantoor voor in de plaats komen. Mogelijkheden voor kinderdagopvang of ateliers zijn ook denkbaar. Gelet op het beleid gericht op concentratie van winkels in het centrumgebied, worden daarbuiten geen nieuwe winkels wenselijk geacht. In verband hiermee worden vijf gemengde bestemmingen gehanteerd:
- Voor de grotere maatschappelijke functies wordt de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen (overeenkomstig huidige bestemmingsplannen). Het betreft vaak de percelen met de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, gezondheidszorgvoorzieningen en sociaal-culturele voorzieningen. Ook de voorzieningen van overheidswege vallen onder de bestemming Maatschappelijk.
2.1.3 Toelaatbaarheid van horeca
Voor de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten of -bedrijven wordt gebruik gemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. Deze staat is opgenomen in bijlage 3 van de regels. Horeca wordt niet rechtstreeks binnen de bestemmingen toegestaan. Daar waar deze aanwezig is, wordt deze specifiek bestemd.
2.2 Hoe Gaan We Om Met Woongebieden En Woonpercelen?
2.2.1 Functies
- In gebieden met overwegend een woonfunctie (de planmatig opgezette woongebieden) geldt als hoofduitgangspunt dat de woonfunctie in overwegende mate dient te worden behouden en dat het woonkarakter – zowel van de woning als van de woonomgeving – niet wezenlijk wordt aangetast. Dit betekent onder andere dat aan de toelaatbaarheid van bedrijven of bedrijfsactiviteiten beperkingen worden gesteld. De al aanwezige andere functies dan wonen kunnen zonder meer worden gecontinueerd. Voor de uitwerking van dit uitgangspunt wordt verwezen naar de betreffende uitgangspunten in (sub)paragraaf 2.1.2.
- Wooncomplexen met service- en/of zorgvoorzieningen worden bestemd voor Wonen. Dit gaat ook gelden voor complexen waar het accent ligt op intern wonen met verpleging. In de geldende bestemmingsplannen is deze laatste categorie veelal bestemd voor Maatschappelijk.
- Voor zelfstandig gelegen en gebruikte garageboxen in de komplannen is in de wettelijke RO-standaarden geen bestemming aangereikt. Voor deze bouwwerken is gekozen voor de bestemming 'Verkeer- Garages en bergplaatsen'.
2.2.2 Systematiek woonpercelen
- De huidige systematiek voor de woonpercelen waarbij het gehele perceel is bestemd voor wonen en waarbij onderscheid wordt gemaakt in een bouwvlak voor het hoofdgebouw en een vlak voor de erfbebouwing werkt goed. Deze systematiek wordt gehandhaafd. De grenzen van de vlakken worden zo veel mogelijk overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen. Op een enkele uitzondering na (zie paragraaf 3.18 De woonbestemmingen) zijn in de voortuinen geen gebouwen en geen overkappingen toegestaan. Net als in de geldende bestemmingsplannen kan wel worden meegewerkt aan kleinschalige aan- en uitbouwen zoals erkers.
- Voor de reguliere woongebieden wordt een dieptemaat voor het hoofdgebouw opgenomen, veelal 12 of 15 meter, afhankelijk van het woningtype. Binnen deze maatvoering zijn veelal nog uitbreidingsmogelijkheden voor het hoofdgebouw aanwezig. Daarachter kan erfbebouwing worden gerealiseerd of vergroot. Alleen waar sprake is van ondiepe percelen of achtererven en de bebouwing dus kort op andere bebouwing of op de openbare ruimte komt te staan, wordt een kleinere maat aangehouden (10 meter). Woningen behoeven niet geheel binnen het bouwvak voor hoofdgebouwen te worden gebouwd. Ook binnen het vlak voor erfbebouwing mogen aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.
- In bepaalde villa- en bungalowgebieden (bijvoorbeeld in Tholen-Buitenzorg, omgeving Watervliethof, Groot Verrehof) en bijzondere woonlocaties (zoals Welhoek in Oud-Vossemeer, tussen de Botlandstraat en de Heemanstraat) zijn de woningen verspreid over de woonpercelen gebouwd. Deze percelen zijn in de geldende bestemmingsplannen geheel voorzien van een bouwvlak, in plaats van een bouwstrook voor het hoofdgebouw en daarachter de aanduiding 'erf'. Deze systematiek waarbij de situering van de woningen niet dwingend is vastgelegd, wordt in het nieuwe bestemmingsplan vervangen door het systeem van een bouwvlak en een vlak voor de erfbebouwing. De woningen worden daarmee weliswaar vastgelegd, maar daar staat tegenover dat er daardoor ruimere mogelijkheden bestaan voor erfbebouwing.
2.2.3 Vastleggen bouwwijze van woningen/bebouwingstypologie
- Alleen waar dat ruimtelijk-stedenbouwkundig gewenst is, wordt de bouwwijze van woningen vastgelegd. De afweging daarvan is al gemaakt in de geldende bestemmingsplannen. De bouwwijze van woningen wordt geregeld met aparte bestemmingen: Wonen - Aaneen of geschakeld, Wonen - Gestapeld, Wonen -Twee-aaneen, Wonen - Twee-aaneen niet geschakeld, Wonen - Voorzieningen, Wonen - Vrijstaand en Woongebied.
- De open bebouwingsstructuur bij vrijstaande woningen wordt gewaarborgd door een bebouwingsvrije zone van ten minste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen. Hiervan worden er geen afwijkingsbevoegdheden opgenomen. De mogelijkheden van het bouwvergunningvrij bouwen worden toereikend geacht.
2.2.4 Bouwhoogten
- De maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte in het bestemmingplan worden ook grotendeels overgenomen van de geldende bestemmingsplannen. Over het algemeen geldt voor woningen (hoofdgebouw) een goothoogte van 4 of 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter. Binnen de invloedsgebieden van molens kunnen hoogtebeperkingen gelden (zie bijlage 5). Dit is vooral van belang voor nieuwe ontwikkelingen en minder voor bestaande functies.
2.2.5 Oppervlakte bebouwing
- De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met inachtneming van eventuele andere bouwvoorschriften, zoals minimumafstandsmaten.
- In de geldende bestemmingsplannen is de maximum oppervlakte aan erfbebouwing vastgelegd op ten hoogste 40% van het erfbouwvlak met een maximum van 60 m2. (Op achtererven met een oppervlakte van 50 m2 of minder mag ten hoogste 20 m2 worden gebouwd.) Enige verruiming van de mogelijkheden voor erfbebouwing of oppervlakte van gebouwen in totaliteit op een perceel is in de praktijk gewenst. Voor de reguliere woongebieden is de volgende nieuwe staffelregeling opgenomen die gerelateerd is aan de oppervlakte van het vlak voor erfbebouwing:
Vlak voor erfbebouwing | Maximum oppervlak aan gebouwen en overkappingen |
a. Minder dan 50 m2 | 50% met een maximum van 20 m2 |
b. 51 m2 tot 200 m2 | 40% met een maximum van 60 m2 |
c. 201 m2 tot 400 m2 | 30% met een maximum van 80 m2 |
d. 401 m2 of meer | 20% met een maximum van 100 m2 |
- Voor grote percelen sluit de oppervlakte enigszins aan op de oppervlakteregeling voor erfbebouwing bij woningen in het bestemmingsplan Buitengebied.
2.2.6 Andere activiteiten in woningen
- In de woningen zelf worden steeds vaker activiteiten ontplooid met behoud van de woonfunctie. Daarbij gaat het om de zogenaamde 'vrije beroepen' die conform jurisprudentie zonder meer zijn toegestaan, en om andere beroepen die daarmee wat betreft milieu-uitstraling vergelijkbaar zijn. In de geldende bestemmingsplannen zijn deze aan-huis-gebonden-beroepen rechtstreeks mogelijk gemaakt, en zijn voor kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten en voor logies met ontbijt die formeel gezien niet onder de regeling voor aan-huis-gebonden-beroepen vallen, vrijstellingsbevoegdheden opgenomen. In de praktijk is het onderscheid tussen de verschillende activiteiten moeilijk te maken. Het onderscheid wordt daarom losgelaten en voor alle soorten functies wordt ten hoogste 50 m2 rechtstreeks toegestaan. De andere activiteiten dan wonen mogen alleen door de bewoner zelf worden uitgeoefend. Ruimten die zowel voor logies met ontbijt (bed & breakfast) als voor het gebruik van de eigen woning worden gebruikt (bijvoorbeeld een ontbijtruimte of sanitaire ruimte) worden voor toetsing van de oppervlakte niet meegerekend.
Uit jurisprudentie kan in dit verband worden afgeleid dat huisgebonden beroepsuitoefening van traditionele vrije beroepen (zoals arts, notaris, advocaat) binnen een woonbestemming kunnen worden uitgeoefend, mits de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin) in overwegende mate behouden blijft. Dit leidt tot het stellen van een beperkt aantal ruimtelijk relevante randvoorwaarden aan het gebruik van een woning voor "aan-huis-gebonden-beroepen". Daarvoor is aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals die al langer gelden voor kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten e.d..
Binnen de nadere voorwaarden is het heel goed mogelijk een aan-huis-gebonden-beroep uit te oefenen zonder dat de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin geweld wordt aangedaan.
- In de geldende bestemmingsplannen is het gebruik beperkt tot uitsluitend de woning (= het hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen). Omdat de milieueffecten beperkt zullen zijn, kunnen de niet-woonfuncties in de nieuwe komplannen ook worden uitgeoefend in een losstaand bijgebouw.
2.3 Hoe Gaan We Om Met Bedrijfslocaties En Bedrijventerreinen?
- Bedrijvigheid komt op diverse verspreide locaties voor: in de bebouwde kom en op bedrijventerreinen. Dit onderscheid komt in de bestemmingsregeling tot uitdrukking met de bestemming 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein'.
- Voor de bedrijven in de bebouwde kom geldt in zijn algemeenheid dat alleen lichte bedrijvigheid wordt toegestaan.
- De bouwmogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan worden op de eerste plaats ontleend aan de geldende bestemmingsplannen.
- Uit ruimtelijk-kwalitatief oogpunt en uit oogpunt van veiligheid worden regels gesteld aan de opslag van goederen in de open lucht. Dit mag uitsluitend plaatsvinden op zij- en achtererven van bedrijfsgebouwen en de hoogte bedraagt maximaal 4 meter.
2.4 Hoe Gaan We Om Met Recreatiegebieden En Sportcomplexen?
- De jachthavens krijgen een eigen recreatieve bestemming. Zowel het gedeelte op het land als het water worden recreatief bestemd. Het aantal aanwezige ligplaatsen in de jachthaven wordt vastgelegd. Uit informatie van de provincie Zeeland blijkt dat voor de gemeente Tholen moet worden uitgegaan van de volgende aantallen (Bron: Interim-beleid jachthavenontwikkeling Zeeland (6 januari 2009)):
Kern | Deltawater | Aantal |
Tholen -stad | Volkenrak Zoommeer | 367 |
Sint-Annaland | Oosterschelde | 330 |
Stavenisse | 176 | |
De Striene - Poortvliet | 20 |
- De volkstuinen en andere dagrecreatieve functies zoals een kinderboerderij worden bestemd voor Recreatie-Dagrecreatie.
- Sportcomplexen, waaronderopenbare zwembaden, krijgen een sportbestemming. Overeenkomstig de bestaande regeling wordt een groot bouwvlak opgenomen met daaraan gekoppeld de maatvoering voor gebouwen, afgestemd op de huidige bouwmogelijkheden. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende sportactiviteiten, omdat uitwisseling van gebruik binnen de locatie geen relevante ruimtelijke effecten zal hebben.
2.5 Hoe Gaan We Om Met De Openbare Ruimte, Water, Groen, En Cultuurhistorie?
2.5.1 Openbare ruimte, water en groen
- De openbare ruimte blijft op zich zoals die is. Waar sprake is van verkeersruimte en pleintjes, legt het bestemmingsplan de inrichting niet vast, maar biedt juist mogelijkheden voor verbetering of aanpassing aan de wensen van de buurt. Dit kan zonder het toepassen van extra procedures. Dit was in de huidige bestemmingsplannen al mogelijk en heeft goed gewerkt.
- Belangrijke fietsverbindingen en de grotere en structurele waterpartijen en waterlopen moeten volgens de wettelijke standaard SVBP2008 worden bestemd voor Verkeer respectievelijk Water.
- De belangrijkste (groen)structuurbepalende elementen en groenstroken worden bestemd als Groen. Omzetting naar verkeers- of parkeerruimte wordt daarmee voorkomen. Binnen de bestemming Groen zijn kleinere speelvoorzieningen en fiets- en voetpaden wel mogelijk.
- Binnen de groen- en verkeersbestemming worden nutsvoorzieningen rechtstreeks mogelijk gemaakt tot een oppervlakte van 15 m2 en een bouwhoogte van 3 meter. Deze oppervlakte is afgestemd op het bouwvergunningvrij bouwen voor bouwwerken ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2 lid 18 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
- Beschutte, overdekte zitgelegenheden op ontmoetingsplaatsen worden in de geldende bestemmingsplannen binnen de groenbestemming mogelijk gemaakt met toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid. In het nieuwe bestemmingsplan worden deze direct mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen Groen én Verkeer. De maatvoering is gelijk aan de maatvoering van de hiervoor vermelde nutsvoorzieningen.
- Grotere speeltuinen en -terreinen binnen de groenbestemming die als zodanig zijn of worden ingericht, worden specifiek geregeld. Voor de minimumomvang daarvan wordt aangesloten op de hiervoor vermelde oppervlakte van zitgelegenheden op ontmoetingsplaatsen en van de nutsvoorzieningen: 15 m2. Kleinere speeltuinen en -terreinen zijn zonder meer passend binnen de groenbestemming.
2.5.2 Cultuurhistorie
- De ruimtelijke kwaliteit van vooral de beschermde stadsgezichten van Tholen en Sint-Maartensdijk (zie paragrafen 5.6.2.1 en 5.6.2.2 en bijlage 2) noodzaakt tot een zorgvuldige afstemming van bouw- en gebruiksmogelijkheden. In verband hiermee worden deze gebieden gedetailleerder bestemd en worden onder andere eisen gesteld aan gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte. Wat er exact wordt geregeld en hoe, wordt uitgewerkt in het kader van het bestemmingsplan. De monumentencommissie behoudt een adviserende rol bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen en voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
- De eisen die aan gebouwen worden gesteld, hebben niet tot doel om louter historiserend te bouwen. Eigentijdse bouwwerken die geen afbreuk doen aan het historische karakter zijn toegestaan.
- Gelet op het cultuurhistorische karakter van de binnensteden van Tholen en Sint-Maartensdijk en de daarmee samenhangende kleinschaligheid van de bebouwing geldt voor de winkels een maximum verkoopvloeroppervlak per bouwperceel van 100 m2. Bij eventuele vestigingen waar op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp het verkoopvloeroppervlak groter is, mogen de bestaande maten als maximaal worden aangehouden.
- Voor archeologie is nieuw beleid vastgesteld (zie paragraaf 5.5.1 en bijlage 3). Dat wordt meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
- Molens zijn bewegende werktuigen en monumenten. Als zij in werking zijn, stellen ze specifieke eisen aan hun omgeving, namelijk een goede windvang door zo min mogelijk ruimtelijke obstakels. Molens en hun directe omgeving hebben daarmee dus een ruimtelijk technische interactie. Molens zijn tevens monumenten die de identiteit van menig Nederlands landschap (kern) mede bepalen. Het landschap (kern) is andersom gezien ook van invloed op de belevingswaarde van de molen zelf. Molens en hun omgeving hebben met andere woorden een interactie in belevingswaarde. Daarom is het van belang om de cultuurhistorische waarde van de molen te beschouwen. Door deze technische en culturele interactie met de omgeving zijn molens relevante elementen om rekening mee te houden ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Overeenkomstig provinciaal beleid wordt binnen een afstand van 400 meter rondom de molens binnen en buiten het plangebied rekening gehouden met de molenbiotopen van deze molens. Indien in de geldende bestemmingsplannen een molenbiotoop is geregeld, varieert de afwegingszone van 100 meter tot 400 meter en gelden alleen voor het aanbrengen van hoogopgaande beplanting beperkingen. In de nieuwe situatie geldt dit ook voor nieuwe bebouwing(smogelijkheden). In de afweging wordt rekening gehouden met de feitelijke situatie ter plaatse, de huidige planologische rechten en het belang van de molen (bedrijfsmatig gebruik of alleen recreatief). Voor meer uitgebreide informatie over de molens, de relevante molenbiotoopaspecten en de afweging van de belangen van de molens tegenover de andere belangen in het plangebied wordt kortheidshalve verwezen naar bijlage 5.
- Landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle dijken zijn in de geldende bestemmingsplannen bestemd voor "beschermde Dijk" (bD). In het nieuwe bestemmingsplan wordt het huidige gebruik van de dijken bevestigd met enkelbestemmingen (veelal Groen en Verkeer) en is voor de bescherming van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden overeenkomstig de wettelijke RO-standaarden een dubbelbestemming (Waarde - Beschermde dijk) opgenomen.
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
3.1 Het Bestemmingsplan Is Digitaal
Het bestemmingsplan is digitaal beschikbaar
- De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen.
- Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2008 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
- Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke vereisten en is dus raadpleegbaar en uitwisselbaar.
- De gemeente publiceert het bestemmingsplan vanaf het ontwerp op www.ruimtelijkeplannen.nl.
3.2 Hoe Kan Het Bestemmingsplan Worden Geraadpleegd?
Uitgangspunt: bestemmingsregeling raadplegen vanaf het beeldscherm
- Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan op het beeldscherm verschijnt via de verbeelding (kaart). De kleuren geven aan welke bestemmingen zijn gelegd. Bouwvlakken markeren de ruimte voor situering van gebouwen.
- Door met een muis op een perceel te klikken, komt een overzicht in beeld van de relevante gebruiks- en bouwregels. Daartoe behoren ook de andere bepalingen, zoals voor afwijkingen, wijziging en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde.
- In de digitale omgeving is een systeem nagestreefd, zodanig dat vanaf het beeldscherm een doorverwijzing naar de regels en ook naar de specifieke passage van de toelichting en bijlagen mogelijk is.
De toelichting
- Voor een uitleg van de mogelijkheden die de bestemming op perceelsniveau biedt, kan worden doorgeklikt naar de betreffende paragraaf van de toelichting (hoofdstuk 3). In die paragraaf worden antwoorden op de volgende vragen gegeven.
- 1. Waarvoor is de betreffende bestemming opgenomen?
- 2. Welke functies zijn toegestaan?
- 3. Hoeveel mag er worden gebouwd?
- 4. Welke veranderingen worden verwacht?
- 5. Wat zijn de belangrijkste verschillen met de vigerende bestemmingsregeling?
- Naast de bestemmingen op perceelsniveau, gelden er dubbelbestemmingen die van toepassing zijn op gebieden, zoals archeologie, dijken en leidingen. Een toelichting hierop is in hoofdstuk 4 opgenomen.
- Inzicht in de integrale opzet van het bestemmingsplan wordt geboden in hoofdstuk 1 en 2 van de toelichting. Deze hoofdstukken bevatten de uitgangspunten van het bestemmingsplan.
- In de hoofdstukken 6 en 7 wordt aandacht besteed aan handhaving en uitvoerbaarheid.
- De bijlagen geven nadere informatie over de volgende onderwerpen:
- 1. Beleidskader;
- 2. Beschermde stadsgezichten Tholen en Sint-Maartensdijk;
- 3. Beleidskaart archeologie;
- 4. Overzicht monumenten;
- 5. Molens en molenbiotopen;
- 6. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 7. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.
3.3 Agrarisch
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 3 Agrarischkunnen rechten worden ontleend. |
3.3.1 Voor welke gebieden en percelen is de bestemming opgenomen?
Voor de agrarische bedrijven (aanwezig in vrijwel alle kernen) en losse agrarische percelen.
3.3.2 Welke functies zijn toegestaan?
- Vanwege de aanwezigheid van milieugevoelige functies (vooral woningen) in de directe omgeving mogen de agrarische percelen uitsluitend worden gebruikt voor grondgebonden agrarische bedrijven, zoals akkerbouw of veeteelt (zie paragraaf 5.8). In de kernen Sint-Annaland en Scherpenisse zijn glastuinbouwbedrijven aanwezig. Omdat deze niet passen in de omschrijving van grondgebonden bedrijven is voor deze bedrijven de aanduiding 'glastuinbouw' opgenomen. Hiermee zijn deze bedrijven positief bestemd.
- In verband met emissie van bestrijdingsmiddelen is fruitteelt evenmin toegestaan. Fruitteeltbedrijven of percelen met fruitteelt komen in het plangebied overigens nu niet voor.
- Aan de oostzijde van de Molenweg in Scherpenisse is een hoveniersbedrijf gevestigd. Deze functie is bevestigd met een aanduiding.
- Nevenfuncties zijn niet mogelijk gemaakt.
- Per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning mogelijk. Daar waar deze aanwezig zijn, zijn deze vrij nauwkeurig vastgelegd op de verbeelding. Verplaatsing van de woningen is zonder nadere afweging namelijk niet gewenst. In het bestemmingsplan is overigens geen mogelijkheid opgenomen voor verplaatsing (bijvoorbeeld met een wijzigingsbevoegdheid). In voorkomend geval zal hiervoor een afzonderlijke planologische procedure worden gevoerd.
3.3.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Voor de agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen de bedrijfsgebouwen zijn toegestaan. De maximum goot- en bouwhoogten zijn aangegeven met een aanduiding; op de analoge weergave een percentage in een rond symbool.
- De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd.
- Voor de bedrijfswoningen is een maximum inhoud van 900 m3 vastgelegd. Bij de bedrijfswoningen mag ten hoogste 100 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.
3.3.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Voor deze gronden worden geen bijzondere veranderingen verwacht waarvoor een specifieke regeling nodig is.
3.3.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- In een aantal van de voorheen geldende bestemmingsplannen was een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor teeltondersteunende voorzieningen. Deze vrijstellingsbevoegdheid is omgezet in een bevoegdheid voor het afwijken van de bouwregels en kan nu voor alle bebouwde kommen worden toegepast. Eén van de voorwaarden voor toepassing van de bevoegdheid was een adequate landschappelijke inpassing. In het nieuwe bestemmingsplan is aangegeven wat hieronder wordt verstaan. Het voorgeschreven verplichte advies van de agrarische deskundige en van de landschapsdeskundige is komen te vervallen. Verplichte advisering is in verband met nieuwe wettelijke beslistermijnen niet gewenst. Het bevoegd gezag (doorgaans het college van burgemeester en wethouders) moet zelf beoordelen of afwijking nodig is voor een doelmatige bedrijfsvoering, en of de teeltondersteunende voorzieningen bedrijfseconomisch ondergeschikt zijn aan de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Advies hierover inwinnen kan natuurlijk wel, maar is niet langer verplicht.
- Het bestemmingsplan Kom Sint-Annaland bevatte ook bijzondere gebruiksvoorschriften voor het toepassen van verlichting bij glastuinbouw. In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze omgezet naar specifieke gebruiksregels en gelden deze nu ook voor de glastuinbouw in Scherpenisse.
- Verder zijn specifieke gebruiksregels opgenomen om het grondgebonden karakter van de agrarische bedrijfsactiviteiten te waarborgen en zijn regels opgenomen voor de opslag van mest, het gebruik van mestopslagruimten, sleufsilo's, kuilvoerplaten en containervelden.
- In het voorliggende bestemmingsplan is ook geregeld dat fruitteelt binnen een afstand van 50 m van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen) niet is toegestaan.
- Ten aanzien van de bedrijfswoningen is van belang dat de inhoudsmaat is verruimd van 750 m3 naar 900 m3 en dat niet langer is geregeld dat per bedrijfswoning ten hoogste 2 bijgebouwen inclusief overkappingen zijn toegestaan.
3.4 Bedrijf En Bedrijventerrein
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 4 Bedrijfen Artikel 5 Bedrijventerrein en kunnen rechten worden ontleend. |
3.4.1 Voor welke gebieden en percelen zijn de bestemmingen opgenomen?
Zie paragraaf 2.3:
- bestemming Bedrijf: voor de verspreid in de kern gevestigde bedrijven, niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven en kantoren;
- bestemming Bedrijventerrein voor alle overige bedrijventerreinen.
Het onderscheid tussen beide bestemmingen volgt uit de wettelijke RO-standaarden.
3.4.2 Welke functies zijn toegestaan?
- De aanwezige bedrijven kunnen in ieder geval hun bedrijfsactiviteiten voortzetten.
- Op de genoemde bestemmingen worden nagenoeg alle soorten (lokale) bedrijven toegestaan, met uitzondering van nieuwe:
- 1. detailhandelsbedrijven die thuishoren in de centrumgebieden;
- 2. zelfstandige kantoren;
- 3. groothandels-, transport- en distributiebedrijven;
- 4. geluidshinderlijke bedrijven en risicovolle inrichtingen.
- Voor de toelaatbaarheid van bedrijven wordt gebruik gemaakt van twee lijsten waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen en, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Het betreft de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' en de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. In paragraaf 5.8 wordt nader ingegaan op deze staten en de toegepaste milieuzonering/toelaatbare milieucategorieën.
- Mocht een bedrijf worden beëindigd, dan zijn eenzelfde bedrijfstype of bedrijven die passen in de omgeving toegestaan.
- De bedrijven uit een hogere milieucategorie dan algemeen toelaatbaar en bedrijven die niet voorkomen in de staten, worden specifiek geregeld. In sommige gevallen is een koppeling aan de staten niet gewenst. Het gaat dan vooral om gebouwen in de bebouwde kom waar nu niets anders plaatsvindt dan opslag en om bijzonder gelegen bedrijfspercelen buiten woon- of centrumbuurten of bedrijventerreinen. Hier is alleen het huidige gebruik geregeld.
- Via afwijkingsbevoegdheden (artikel 4 lid 4.4.1 en artikel 5 lid 5.6.1) kunnen bedrijven worden toegestaan uit een hogere categorie of bedrijven die niet in de staten worden vermeld. Voorwaarde is dat deze bedrijven naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met algemeen toelaatbare bedrijven.
- Los van de milieuzonering en de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' is op elk bedrijventerrein een wegensteunpunt met de daarbij behorende opslag van wegenzout, gladheidsbestrijdingsmiddelen en opslag van materieel voor wegonderhoud mogelijk gemaakt.
- Hiervoor is aangegeven dat detailhandel op bedrijventerreinen niet is toegestaan. Op sommige bedrijventerreinen is echter detailhandel aanwezig. Het betreft in alle gevallen grootschalige detailhandel. Deze functie is met een aanduiding 'grootschalige detailhandel' bij de bestemming Bedrijventerrein bevestigd (Poortvliet, Sint Maartensdijk, Sint-Annaland en Stavenisse).
- De meubelboulevard bij Poortvliet kan niet meer als een normaal bedrijventerrein worden beschouwd. Daarom is dit gebied bestemd voor Detailhandel met de aanduiding 'grootschalige detailhandel' (zie paragraaf 3.6).
- Uit ruimtelijk-kwalitatief oogpunt en uit oogpunt van veiligheid worden regels gesteld aan de opslag van goederen in de open lucht. Dit mag uitsluitend plaatsvinden op zij- en achtererven van bedrijfsgebouwen en de hoogte bedraagt maximaal 4 meter.
- Er zijn geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. Hiermee wordt bereikt dat de bedrijfspercelen optimaal worden benut voor bedrijfsgebouwen. Naburige bedrijven hebben ook niet te maken met beperkingen in de bedrijfsvoering en milieuregelgeving in verband met nieuwe woningen. De bestaande bedrijfswoningen zijn als zodanig aangeduid en zijn daarmee positief bestemd.
- Op enkele bedrijfslocaties (in de kernen en op de bedrijventerrein) zijn verkooppunten voor motorbrandstoffen gevestigd. Deze bijzondere bedrijfsfuncties zijn specifiek bestemd. Slechts bij één van deze verkooppunten wordt LPG (Liquefied Petroleum Gas, ook wel liquid propane gas) verkocht (Ohmstraat in de kern Tholen). Dit is in het bestemmingsplan bevestigd en rondom het vulpunt van de LPG-installatie is een risicocontour opgenomen waarbinnen geen kwetsbare objecten aanwezig mogen zijn. Deze zijn niet aanwezig (zie paragraaf 5.10.2).
- Bij de verkooppunten voor motorbrandstoffen is een tankshop met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 125 m² toegestaan.
- Binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein zijn nutsvoorzieningen rechtstreeks toelaatbaar. Er gelden geen beperkingen daarvoor. In zowel Tholen Noord als in Scherpenisse is een bijzondere nutsvoorziening aanwezig, namelijk een gasdrukregel- en meetstation. Overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan is deze functie specifiek bestemd.
- Voorts komen op sommige bedrijventerreinen bijzondere functies voor die niet passen binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijven. Deze functies zijn in verband met de locatie en het karakter specifiek aangeduid. De gronden mogen ook voor de algemeen toelaatbare bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. De bijzondere functies zijn:
- 1. zend- en ontvangstmasten voor telecommunicatiedoeleinden;
- 2. een fitnesscentrum annex sportschool (Sint-Maartensdijk, Nijverheidsweg 19);
- 3. een schietbaan (in Sint Maartensdijk, Sint-Annaland en Stavenisse).
3.4.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- De bouwmogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan worden op de eerste plaats ontleend aan de geldende bestemmingsplannen. Elk bouwperceel mag tot ten hoogste 75% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald.
- De gebouwen en overkappingen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak.
- Door enige afstand aan te houden tot de voorste perceelsgrens, blijft de bebouwing in het straatbeeld (met parkeerruimte en groenstroken) passen.
- Net als bij de bestemming Agrarisch is ervoor gekozen om binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein de maximum inhoud van de bedrijfswoningen te begrenzen op 900 m3 en mag bij de bedrijfswoningen ten hoogste 100 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. De maximum goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoningen is gelijk aan die voor de andere bedrijfsgebouwen.
- De maximaal toelaatbare hoogte van zend- en ontvangstmasten voor telecommunicatiedoeleinden is in de regels vastgelegd op 58 meter. Dit is de maximale hoogte die in het plangebied voorkomt.
3.4.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Op zich wordt uitgegaan van het behoud van de bedrijvigheid en mogelijk enige uitbreiding en vernieuwing van bedrijfsgebouwen. Intensivering van het gebruik van het bedrijfsperceel is wel te verwachten. Dit resulteert dan in uitbreiding van bedrijfsgebouwen.
- Het valt te verwachten dat binnen de planperiode bedrijven worden beëindigd. Wanneer dat het geval is, dan kunnen zich ter plaatse nieuwe bedrijven vestigen. Zoals hiervoor (paragraaf 3.4.2) al is aangegeven kan dit dan uitsluitend eenzelfde bedrijfstype zijn of bedrijven die passen in de milieuzonering.
- Planmatige en grootschalige herstructurering van bedrijventerreinen vindt plaats in Tholen Noord (ter plaatse wordt woningbouw en een winkelcentrum ontwikkeld). Deze ontwikkeling is vastgelegd in de bestemmingsplannen Tholen Noord en VesteTuin en is in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
- Verder zal door het bedrijventerrein van Sint-Maartensdijk een ontsluitingsweg worden aangelegd voor een toekomstige woningbouwuitbreiding en voor het vakantiepark De Pluimpot. Omdat de besluitvorming hierover nog niet is afgerond en omdat de gemeente het voorliggende bestemmingsplan daarmee omwille van de voortgang niet wil belasten, zijn enkele percelen niet in het plangebied opgenomen. Voor die percelen blijft voorlopig het bestemmingsplan Sint-Maartensdijk gelden.
- De entree van de kern Poortvliet wordt op dit moment gedomineerd door een cluster van bedrijven op de hoek Paasdijkweg/Lageweg. Herontwikkeling van de locatie kan een opwaardering betekenen voor deze belangrijke entree van de kern Poortvliet. Het college heeft daarom de wens uitgesproken om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om deze locatie te herontwikkelen. Omdat de besluitvorming hierover nog niet is afgerond en omdat de gemeente het voorliggende bestemmingsplan daarmee omwille van de voortgang niet wil belasten, is de bestaande situatie (bedrijfsbestemming) opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
3.4.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- In de geldende bestemmingsplannen was een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen die was gebaseerd op een VNG-brochure van destijds. Er is nu een nieuwe Staat opgenomen, die is ontleend aan de laatste VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering uit 2009 (zie paragraaf 5.8 en bijlage 6).
- Met de nieuwe Staat is een actueler toetsingskader beschikbaar. Enkele bedrijven zijn ten opzichte van de oorspronkelijke Staat lager ingeschaald door veranderingen in de techniek (minder hinder).
- Voor de bedrijfspercelen die liggen in de kern is de oorspronkelijke Staat van Bedrijfsactiviteiten niet goed bruikbaar. Daar komt bij dat jurisprudentie steeds meer is gericht op het 'halen' van het afstandsvereiste.
- Gekozen is voor het toepassen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met 'functiemenging'. Hierin zijn bedrijven opgenomen die in dit soort omgevingstype tussen woonbebouwing passend zijn. De mogelijkheden die het vorige bestemmingsplan bood, zijn op die manier in feite overgenomen. Tegelijkertijd wordt op adequate wijze rekening gehouden met de omgeving en jurisprudentie.
- In de voorheen geldende bestemmingsplannen Kom Poortvliet en Kom Stavenisse was een bevoegdheid opgenomen voor het stellen van nadere eisen omtrent situering van de gebouwen. Deze nadere eisenregeling kan nu worden toegepast voor alle kernen.
- De hoogteregeling voor zend-/ontvangstinstallaties voor telecommunicatie is geüniformeerd.
3.5 Centrumbestemmingen
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 6 Centrum - 1en Artikel 7 Centrum -2 kunnen rechten worden ontleend. |
3.5.1 Voor welke gebieden en percelen zijn de bestemmingen opgenomen?
- Zie paragraaf 2.1.1: Centrum - 1 voor de centrumgebieden van alle kernen. Alleen voor de binnenstad van Tholen is daarnaast de bestemming Centrum - 2 opgenomen.
3.5.2 Welke functies zijn toegestaan?
- De centrumbestemmingen bieden gebruiksmogelijkheden voor de functies wonen, dienstverlening, kantoor, bepaalde vormen van bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen en andere vormen van cultuur en ontspanning. In Centrum - 1 is daarnaast ook detailhandel rechtstreeks toegestaan. Een uitwisseling van functies is daarmee mogelijk zonder dat daarvoor een planologische procedure nodig is.
- In de centrumgebieden is grootschalige detailhandel, zoals supermarkten en warenhuizen, in beginsel niet gewenst. Daar waar deze nu wel aanwezig zijn, is de aanduiding 'supermarkt' opgenomen.
- In de centrumgebieden geldt voor de winkels een maximale verkoopvloeroppervlakte per bouwperceel van 250 m2 (zie paragraaf 2.1.1). Hiermee wordt voorkomen dat twee of meer aangrenzende detailhandelsvestigingen kunnen worden samengevoegd. Binnen de bestemming Centrum - 2 waar detailhandel in beginsel in het geheel niet gewenst is, mag het oppervlak niet meer bedragen dan 100 m2. Eventuele vestigingen die nu reeds groter zijn, vallen onder de werking van artikel 46.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten. Dat betekent dat de bestaande maten als maximaal toelaatbaar kunnen worden aangehouden.
- Wonen, met name op de verdieping, is belangrijk in het centrumgebied. Dit zorgt voor leefbaarheid, ook 's avonds. Woningen zijn toegelaten op de begane grond en op verdiepingen.
- In woningen mogen bepaalde activiteiten worden uitgeoefend. Welke dat zijn en welke voorwaarden er gelden, wordt uitgelegd in de paragrafen 2.2.6 en 3.18.
- De begane grond kan worden beschouwd als het 'stedelijk plint'. Publiektrekkende functies zijn vooral gewenst in dit plint. Een aantal centrumfuncties is daarom alleen toegestaan op de begane grond. In de regels (de leden 6.4.2 en 7.4.2) is de mogelijkheid opgenomen om hiervan met een omgevingsvergunning af te wijken.
- Binnen detailhandel is geen onderscheid gemaakt in dagelijkse en niet-dagelijkse detailhandel (food/non-food), omdat uit jurisprudentie blijkt dat bepalingen die de toelaatbaarheid van detailhandelsvestigingen afhankelijk stellen van een branche, planologisch moeilijk (niet) zijn te onderbouwen.
- Lichte vormen van bedrijvigheid zijn toegestaan. Omdat er al sprake is van een gebied met gemengde functies, kunnen dit bedrijven zijn uit ten hoogste categorie B1 van de staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging.
- De toelaatbaarheid van horecabedrijven is gekoppeld aan de Staat vanHoreca-activiteiten. De aanwezige horecafuncties uit deze categorieën kunnen zonder meer worden gecontinueerd. Deze zijn bevestigd met een specifieke aanduiding ((h=1), (h<2). Voor het reguleren van hinder van deze horecabedrijven beschikken de gemeente en de politie over de algemene plaatselijke verordening. Om de deur voor nieuwe horecavestigingen niet helemaal op slot te zetten, is binnen de bestemmingen voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Verder kunnen ter plaatse van bestaande horecavestigingen uit categorie 1 ook horecabedrijven uit categorie 2 worden toegestaan. Hiervoor is in de leden 6.4.1 en 7.4.1 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Voor horecapanden die lange tijd niet meer als zodanig worden gebruikt, kan eveneens met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid (leden 6.5.3 en 7.5.2) de horeca-aanduiding worden verwijderd. Voor een nadere toelichting op het instrument Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar paragraaf 5.9. en bijlage 8 van de toelichting.
3.5.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Voor de centrumbestemmingen zijn bouwvlakken opgenomen waar hoofdgebouwen mogen worden gebouwd en aanduidingsvlakken 'bijgebouwen' waarbinnen alleen erfbebouwing is toegestaan. De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd. Om te voorkomen dat de achtererven in het centrumgebied dichtslibben, gelden hier wel beperkingen. De oppervlakteregeling sluit aan bij die van de woonbestemmingen, waar de bebouwingsmogelijkheden afhankelijk zijn gesteld van de oppervlakte van de achtererven. Dit biedt enerzijds voldoende uitbreidingsmogelijkheden voor de centrumfuncties en houdt anderzijds voldoende rekening met de omgeving. Op enkele percelen is de bebouwing omvangrijker.
- De maximum goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen sluit aan op het bouwregime uit de te vervangen bestemmingsplannen en bieden voldoende ruimte. Een grotere hoogte is ongewenst in verband met de omgeving.
3.5.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Gedurende de planperiode van tien jaar zullen zich wisselingen in het gebruik van de gebouwen voordoen. Zoals nieuwe winkels op percelen die nu nog als woonperceel in gebruik zijn of beëindiging van een winkel. Er zal sprake zijn van dynamiek in centrumgebieden. Ook uitwisseling met andere functies is denkbaar en past in dit gebied. Tevens is wonen toelaatbaar.
- In de kern Sint Philipsland is de wijzigingsbevoegdheid voor het perceel Kerkring 1 overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt een uitbreiding van de bijeenkomstruimte van de Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland in het voormalig gemeentehuis van Sint Philipsland mogelijk.
3.5.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- Om de wijzigingsbevoegdheid voor functieveranderingen op verdiepingen te kunnen toepassen, is de voorwaarde opgenomen dat 50% van het verkoop- of brutovloeroppervlak zich op de begane grond moet bevinden.
- In de voorheen geldende bestemmingsplannen is het totale verkoopvloeroppervlak voor detailhandel niet zijnde een supermarkt, en het totale vloeroppervlak voor kantoren gemaximeerd op ten hoogste 250 m2. In het zuidelijk deel van het centrumgebied voor Tholen bedraagt deze oppervlakte 100 m2. De oppervlakten gelden nu ook voor alle andere niet-woonfuncties (dus ook voor bijvoorbeeld dienstverlening en maatschappelijke functies).
- In Tholen stad is de vestiging van een supermarkt aan de Eendrachtsweg niet meer mogelijk gemaakt. De betreffende supermarkt is verhuisd naar het nieuwe winkelcentrum VesteTuin aan de noordzijde van de stadskern. Ook voor het perceel van de voormalige supermarkt aan de Kerkstraat te Scherpenisse is de mogelijkheid van een supermarktvestiging ingetrokken. Detailhandel blijft toegestaan, maar geen supermarkt.
- Enkele functies die voorheen onder maatschappelijke doeleinden vielen, behoren volgens wettelijke RO-ordeningsstandaarden tot de categorie 'cultuur en ontspanning'. In de nieuwe centrumbestemmingen wordt deze categorie daarom expliciet genoemd. Wat onder de functie 'maatschappelijk' valt, is in verband met de hiervoor genoemde standaarden eveneens expliciet uitgeschreven.
3.6 Detailhandel
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 8 Detailhandelkunnen rechten worden ontleend. |
3.6.1 Voor welke gebieden en percelen is de bestemming opgenomen?
- De bestemming Detailhandel is vooral opgenomen voor de meubelboulevard in Poortvliet (zie ook paragraaf 3.4.2.) Daarnaast komt deze bestemming voor in Sint-Philipsland (supermarkt aan de Achterstraat) en voor het nieuw te realiseren tankstation aan de rotonde in het plan Tholen Noord.
3.6.2 Welke functies zijn toegestaan?
- Voor de meubelboulevard bij Poortvliet is de aanduiding 'detailhandel grootschaligedetailhandel' opgenomen. Andere vormen van detailhandel binnen deze aanduiding zijn niet toegestaan. Bij een meubelbedrijf is ondersteunende horeca mogelijk. De oppervlakte is niet begrensd, maar het moet gaan om een bijbehorende kleine horecavoorziening (koffiehoek, o.i.d.)
- Op het terrein van de meubelboulevard (Paasdijkweg) en in Tholen Noord zijn de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' gelegd. Ter plaatse is geen andere functie mogelijk dan een dergelijk verkooppunt. Bij de verkooppunten is een tankshop met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 125 m² toegestaan.
- Bedrijfswoningen zijn niet mogelijk gemaakt. Hiervoor bestaat ook geen aanleiding.
3.6.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Alle soorten bouwwerken, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen alleen mogen worden gebouwd in een bouwvlak.
- De maximum goot- en bouwhoogten zijn aangegeven met een aanduiding; op de analoge weergave een percentage in een rond symbool.
- Binnen de aanduiding 'grootschalige detailhandel' is een reclamezuil mogelijk met een maximumhoogte van 8 meter.
3.6.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Voor de planperiode van het voorliggend bestemmingsplan (tien jaar) kunnen zich wisselingen in het gebruik van de gebouwen voordoen. Op dit moment bestaat geen inzicht of voor deze veranderingen een regeling in het bestemmingplan nodig is.
3.6.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- Er zijn geen wezenlijke verschillen met de oorspronkelijke bestemmingsregeling.
3.7 Gemengde Bestemmingen
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 9 Gemengd - Voorzieningen-1, Artikel10 Gemengd - Voorzieningen-2, Artikel 11 Gemengd - Voorzieningen-3, Artikel 12Gemengd - Voorzieningen-4 en Artikel 13 Gemengd - Winkelcentrumkunnen rechten worden ontleend. |
3.7.1 Voor welke gebieden en percelen zijn de bestemmingen opgenomen?
- Voor de verspreid gelegen winkels, kantoren, de kleinere maatschappelijke voorzieningen en andere voorzieningen buiten de centrumgebieden. Met uitzondering van de gemengde bestemmingen aan de Kotterstraat in Tholen, komen bij vrijwel alle functies ook woningen voor of zijn woningen in de voorheen geldende bestemmingsplannen toegestaan.
3.7.2 Welke functies zijn toegestaan?
- Zie schema paragraaf 2.1.2: vrijwel dezelfde functies als binnen de centrumbestemmingen met dien verstande dat:
- 1. daar waar nu geen detailhandel is toegestaan, dit ook in het nieuwe bestemmingsplan niet mogelijk wordt gemaakt;
- 2. voor bestemmingen Gemengd - Voorzieningen-1 en Gemengd - Voorzieningen-2 bedrijven uit categorie A zijn toegestaan (en dus niet bedrijven uit categorie B1). Binnen de andere gemengde bestemmingen zijn geen mogelijkheden opgenomen voor de vestiging van bedrijven (met uitzondering van beroepen of bedrijven vanuit de woning);
- 3. geen sportfuncties mogelijk zijn;
- 4. binnen de bestemming Gemengd - Voorzieningen-3 niet de eis is opgenomen dat de functies uitsluitend op de begane grond mogen worden gevestigd. Ter plaatse is namelijk slechts één bouwlaag met kap mogelijk.
- 5. de regeling van de bestemmingen Gemengd - Voorzieningen-4 en Gemengd -Winkelcentrum ontleend is aan de bestemmingen Gemengd uit de geldende bestemmingsplannen Tholen Noord en VesteTuin;
- 6. geen afwijkingsbevoegdheid is opgenomen om functieveranderingen op verdiepingen mogelijk te maken; de publiektrekkende functies zijn uitsluitend gewenst op de begane grond;
- 7. geen wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om nieuwe horecavestigingen mogelijk te maken.
- Met deze regeling kunnen de aanwezige functies anders dan wonen zonder meer worden gecontinueerd.
- Woningen zijn toegelaten op de begane grond en op verdiepingen. Alleen voor de locatie aan de Kotterstraat in Tholen die is bestemd voor Gemengd - Voorzieningen-3 is wonen niet mogelijk gemaakt, omdat het geldende bestemmingsplan hier niet in voorziet en er evenmin onderzoek is gedaan of er belemmeringen zijn voor wonen. Woningen in het plan VesteTuin (bestemming Gemengd - Winkelcentrum) zijn alleen mogelijk op de 2e bouwlaag of hoger, omdat de begane grond is gereserveerd voor centrumvoorzieningen.
- In woningen mogen bepaalde activiteiten worden uitgeoefend. Welke dat zijn en welke voorwaarden er gelden, wordt uitgelegd in de paragrafen 2.2.6 en 3.18.
- De toelaatbaarheid van horecabedrijven is gekoppeld aan de Staat vanHoreca-activiteiten. De aanwezige horecafuncties uit deze categorieën kunnen zonder meer worden gecontinueerd. Deze zijn bevestigd met een specifieke aanduiding. Voor het reguleren van hinder van deze horecabedrijven beschikken de gemeente en de politie over de algemene plaatselijke verordening. Om de deur voor nieuwe horecavestigingen niet helemaal op slot te zetten is binnen bestemmingen
Gemengd - Voorzieningen-1, Gemengd - Voorzieningen-2 en Gemengd -Voorzieningen-3 voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor horecapanden die lange tijd niet meer als zodanig worden gebruikt kan eveneens met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid (leden 9.5.2, 10.5.2 en 11.4.2) de horeca-aanduiding worden verwijderd. Voor een nadere toelichting op het instrument Staat vanHoreca-activiteiten wordt verwezen naar paragrafen 5.9. en bijlage 8 van de toelichting.
3.7.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Voor de bestemmingen Gemengd - Voorzieningen-1, Gemengd - Voorzieningen-2 en Gemengd - Voorzieningen-4 zijn bouwvlakken opgenomen waar hoofdgebouwen mogen worden gebouwd en aanduidingsvlakken 'bijgebouwen' waarbinnen alleen erfbebouwing is toegestaan. Deze systematiek sluit aan op de regeling voor wonen omdat deze bestemmingen doorgaans langs wegen en straten met woningen liggen. In de geldende bestemmingsplannen zijn de betreffende percelen veelal voorzien van de aanduiding 'erf'.
- Voor de bestemmingen Gemengd - Voorzieningen-3 en Gemengd - Winkelcentrum is dit onderscheid niet zinvol omdat het gaat om grotere bijzondere functies. Binnen de bouwvlakken voor deze bestemmingen zijn alle vormen van gebouwen en overkappingen toegestaan. Daarbuiten zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogelijk. Binnen deze bestemmingen komt dan ook geen aanduiding 'bijgebouwen' voor.
- De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd.
- Voor de aanduidingsvlakken 'bijgebouwen' gelden wel beperkingen. Hiermee wordt voorkomen dat de achtererven dichtslibben. De oppervlakteregeling sluit aan bij die van de woonbestemmingen waar de bebouwingsmogelijkheden afhankelijk zijn gesteld van de oppervlakte van de achtererven. Dit biedt enerzijds voldoende uitbreidingsmogelijkheden en houdt anderzijds voldoende rekening met de omgeving. Op enkele percelen is de bebouwing omvangrijker.
- Voor het winkelcentrum VesteTuin (Gemengd - Winkelcentrum) en de aangrenzende winkelstroken aan de Wattstraat (Gemengd - Voorzieningen-4), waar ook woningen zijn toegestaan, zijn bijzondere bouwregels opgenomen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen, zoals bijvoorbeeld het voorschrijven van dove gevels of vliesgevels, het voorschrijven van een afschermende muur met een hoogte van ten minste 7,5 meter en het vastleggen van het maximum aantal wooneenheden.
- De maximum goot- en bouwhoogte van de (hoofd)gebouwen sluit aan op het bouwregime uit de te vervangen bestemmingsplannen en biedt voldoende ruimte. Een grotere hoogte is ongewenst in verband met de omgeving.
3.7.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Gedurende de planperiode van tien jaar zullen zich wisselingen in het gebruik van de gebouwen voordoen. Zoals nieuwe winkels op een perceel dat nu nog als woonperceel in gebruik is of beëindiging van een winkel. Door marktwerking zullen immers functies worden beëindigd. De voorkeur wordt dan gegeven aan herinvulling van het pand in plaats van aan leegstand.
3.7.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- Oorspronkelijk waren alle functies anders dan wonen voorzien van gecombineerde bestemmingen. In het voorliggende bestemmingsplan is gekozen voor het onderbrengen van deze bestemmingen in verschillende bestemmingen Gemengd. Daarmee kan gemakkelijker worden ingespeeld op herinvulling van vrijkomende panden door een andere functie ter voorkoming van leegstand.
- De locatie aan de Kotterstraat was in het bestemmingsplan Kom Tholen uit 2004 uitsluitend bestemd voor een supermarkt. In verband met de verplaatsing van de supermarkt naar het plan VesteTuin wordt deze functie niet langer toegestaan.
- Binnen de gemengde bestemmingen is het gebruik verruimd ten opzichte van de geldende regeling.
- De bestemmingen Gemengd uit de bestemmingsplan Tholen Noord en VesteTuin zijn gesplitst in afzonderlijke bestemmingen. Daarmee kan het aantal aanduidingen worden gereduceerd. Hierdoor ontstaat een rustiger kaartbeeld en zijn de regels beter leesbaar. Inhoudelijk zijn er geen verschillen met de geldende regelingen.
3.8 Groen
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 14 Groenkunnen rechten worden ontleend. |
3.8.1 Voor welke gebieden en percelen is de bestemming opgenomen?
- Voor de beeldbepalende groenstroken en groene gebieden onder andere langs de veste van de kern Tholen, de landtong langs de Eendracht, langs de Oostvest van Sint-Maartensdijk (volgt de historische begrenzing van de oude binnenstad), op en langs de waterkeringen, rond de bedrijventerreinen en de sport- en recreatiecomplexen.
- Daarnaast is de bestemming gehanteerd voor structurele groenvoorzieningen in de verschillende planmatig opgezette woongebieden en restpercelen en gebieden in de oksel van de infrastructuur.
- Verder zijn er enkele bijzondere voorzieningen in de groenbestemmingen opgenomen: de voormalige oesterputten op de eerder genoemde landtong nabij het plan Waterfront Tholen en een hertenkamp in Stavenisse.
3.8.2 Welke functies zijn toegestaan?
- De groenvoorzieningen zijn vooral bedoeld voor (opgaande) beplanting. Daarnaast zijn daarbij behorende (lees: ondergeschikte) functies toegestaan, zoals bijvoorbeeld voet- en fietspaden, kleinschalige speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Structurele verkeers- en watervoorzieningen zijn als zodanig bestemd (voor Verkeer en Water).
- Voor een speeltoestel is dus geen specifieke regeling nodig; voor een aangewezen en daarvoor ingerichte speeltuin en speelterrein wel. Grotere speeltuinen binnen de groenbestemming zijn daarom specifiek geregeld (zie ook paragraaf 2.5.1).
- Op enkele plaatsen komen bijzondere functies in de groenvoorzieningen voor die specifiek zijn geregeld, zoals zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie (Poortvliet) en een hertenkamp (Stavenisse).
- In de kern Tholen (groen rond het zwembad) en in Sint-Maartensdijk (Kaaistraat-Haven-Molendijk) zijn bepaalde verkeersvoorzieningen mogelijk (ontsluiting respectievelijk parkeren). Voor het overige is omzetting van groenvoorzieningen naar verkeersruimte niet toegestaan.
- Voor de bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle oesterputten en de voormalige vestingwal in de kern Tholen is voor deze gebieden de eis van een omgevingsvergunning opgenomen voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk) of van werkzaamheden (geen bouwen). (Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening stond dit instrument bekend als een aanlegvergunning.)
3.8.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Op deze bestemming mogen vrijwel uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
- De enige gebouwen die in het bestemmingsplan - rechtstreeks - mogelijk worden gemaakt zijn gebouwen voor nutsvoorzieningen en overdekte zitgelegenheden op ontmoetingsplaatsen (voor jongeren en ouderen) tot een oppervlakte van 15 m2 en een bouwhoogte van 3 meter (zie ook paragraaf 2.5.1).
3.8.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Van gemeentewege worden geen veranderingen verwacht. De huidige groenvoorzieningen blijven behouden.
- Eventueel kan een ander beheer of herinrichting verandering aanbrengen in de verschijningsvorm.
- Regelmatig wordt de gemeente benaderd door bewoners met de vraag of zij een stuk groen dat grenst aan hun woningen kunnen aankopen en in gebruik mogen nemen als tuin of als erf. In een aantal gevallen is hiermee ingestemd (bijvoorbeeld in Sint-Annaland, aan de achterzijde van de woningen aan de Anna van Bourgondiëstraat). Verwacht wordt dat ook de komende jaren dergelijke verzoeken zullen worden ingediend. Deze verzoeken zullen op hun merites worden beoordeeld.
3.8.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- Gebouwen voor nutsvoorzieningen en overdekte zitgelegenheden op ontmoetingsplaatsen zijn nu rechtstreeks mogelijk (voorheen alleen na vrijstelling).
- De voormalige oesterputten en de voormalige vestingwal zijn nu beter planologisch beschermd met een omgevingsvergunningenstelsel.
- In het bestemmingsplan Kom Oud-Vossemeer uit 2007 waren langs de oostzijde van de Molenstraat, ter hoogte van de begraafplaats, in de bestemming Groenvoorzieningen ook parkeerplaatsen toegestaan. Destijds was de overweging dat de straat heringericht zou worden en daarbij zou een gedeelte van de groenstrook komen te vervallen ten behoeve van extra parkeerplaatsen. In het nieuwe bestemmingsplan zijn geen extra parkeerplaatsen meer mogelijk gemaakt.
- Voor het overige zijn er geen wezenlijke verschillen met de oorspronkelijke bestemmingsregeling.
3.9 Kantoor
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 15 Kantoorkunnen rechten worden ontleend. |
3.9.1 Voor welke percelen is de bestemming opgenomen?
- Voor de (grotere) zelfstandige kantoren in de kernen Tholen en Sint-Maartensdijk die liggen buiten de centrumgebieden (aangeduid met de bestemmingen Centrum - 1 en Centrum - 2).
3.9.2 Welke functies zijn toegestaan?
- Uitsluitend een kantoor.
3.9.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Alle soorten bouwwerken, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen alleen mogen worden gebouwd in een bouwvlak.
3.9.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Voor de planperiode van het voorliggend bestemmingsplan (tien jaar) kunnen zich wisselingen in het gebruik van de gebouwen voordoen. Met een ander gebruik dan kantoren is in dit bestemmingsplan geen rekening gehouden.
3.9.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
Er zijn geen verschillen met de oorspronkelijke bestemmingsregeling.
3.10 Maatschappelijk
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 16 Maatschappelijkkunnen rechten worden ontleend. |
3.10.1 Voor welke gebieden en percelen is de bestemming opgenomen?
- Voor uiteenlopende maatschappelijke voorzieningen buiten de concentratiegebieden voor centrumfuncties.
3.10.2 Welke functies zijn toegestaan?
- In artikel 16 lid 16.1 onder a is een uitgebreide opsomming van de functies opgenomen die zijn toegestaan. Het betreft zowel:
- 1. kleinere percelen met bijvoorbeeld een kerk, een dorpshuis molen of sociale voorzieningen;
als - 2. grote gebieden waar bijvoorbeeld scholen, begraafplaatsen of bijzondere functies als een gemaal, een waterleidingstation (Scherpenisse), een brandweerkazerne (Sint-Annaland, Stavenisse) en het gemeentehuis zijn gevestigd.
- 1. kleinere percelen met bijvoorbeeld een kerk, een dorpshuis molen of sociale voorzieningen;
- De bijzondere functies zijn geregeld met een aanduiding.
- Op 2 locaties (in de kernen Tholen en Stavenisse) zijn binnen de bestemming Maatschappelijk ook kantoren mogelijk. Dit is overgenomen uit de voorheen geldende bestemmingsplannen.
- Het dorpshuis De Wellevaete in Sint-Annaland wordt momenteel ook gebruikt als partycentrum. Voor dit gebouw is dezelfde regeling opgenomen als voor de sporthallen in de kernen Tholen en Sint-Maartensdijk (zie paragraaf 3.14.2), met dien verstande dat de primaire functie maatschappelijk is in plaats van sport.
3.10.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Alle soorten bouwwerken ten behoeve van het toelaatbare gebruik, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen alleen mogen worden gebouwd in een bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
- De bebouwingsmogelijkheden uit de voorheen geldende bestemmingsplannen zijn zo veel als mogelijk overgenomen. Geregeld is dat de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd, tenzij met een aanduiding (op de analoge weergave een percentage in een rond symbool) anders is aangegeven.
- Er zijn geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. In de kern Tholen is één locatie waar nu een bedrijfswoning aanwezig is. Deze is als zodanig aangeduid en daarmee positief bestemd.
- De cultuurhistorisch waardevolle molens zijn voorzien van een beschermende regeling. Deze mogen niet zonder een omgevingsvergunning voor het slopen worden gesloopt. Verder is voor het behoud van deze molens rondom elke molen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen waarbinnen beperkingen gelden voor het bouwen (in geval van nieuwe ontwikkelingen). Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar paragraaf 5.6.2 en bijlage 5.
3.10.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Voor de planperiode van het voorliggend bestemmingsplan (tien jaar) kunnen zich wisselingen in het gebruik van de gebouwen voordoen. Met een ander gebruik dan maatschappelijk is in dit bestemmingsplan geen rekening gehouden.
3.10.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- Er zijn geen noemenswaardige verschillen met van de oorspronkelijke bestemmingsregeling.
3.11 Natuur
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 17 Natuurkunnen rechten worden ontleend. |
3.11.1 Voor welke gebieden en percelen is de bestemming opgenomen?
Voor het dorpsbos bij Oud-Vossemeer.
3.11.2 Welke functies zijn toegestaan?
Een dorpsbos met bijbehorende voorzieningen. Extensieve dagrecreatie is toegestaan.
Met het oog op het behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur- en landschapswaarden gelden regels voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk) of van werkzaamheden (geen bouwen). (Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening stond dit instrument bekend als een aanlegvergunning.)
3.11.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
Alleen een observatiepost van ten hoogste 20 m2, zoals bijvoorbeeld een vogelkijkhut en verder bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.11.4 Welke veranderingen worden verwacht?
Veranderingen worden niet verwacht.
3.11.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
In het nieuwe bestemmingsplan is een vereiste opgenomen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk) of van werkzaamheden (zie onder 3.11.2) en er is observatiepost (een gebouw) mogelijk gemaakt. In het voorheen geldende bestemmingsplan Kom Oud-Vossemeer waren beide zaken niet geregeld.
3.12 Recreatie
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 18 Recreatiekunnen rechten worden ontleend. |
3.12.1 Voor welke gebieden en percelen is de bestemming opgenomen?
Voor verschillende dagrecreatieve voorzieningen zoals de kinderboerderij/accommodatie voor de scouting in Tholen en de volkstuinen die in vrijwel elke kern aanwezig zijn.
3.12.2 Welke functies zijn toegestaan?
- Zie hiervoor.
3.12.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Alleen ter plaatse van de kinderboerderij/accommodatie voor de scouting in Tholen en de volkstuinen mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- Om verstening te voorkomen mag op elke volkstuin ten hoogste 8 m2 aan bergkasten, hobbykasten en overkappingen worden gebouwd. Voor alle volkstuinen is een maximum bouwhoogte van 3 meter vastgelegd.
3.12.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Veranderingen worden niet verwacht.
3.12.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- In de voorheen geldende bestemmingsplannen waren de sporthallen en openbare zwembaden voorzien van de bestemming Maatschappelijke doeleinden of Recreatieve doeleinden. Volgens de wettelijke RO-standaarden krijgen deze functies nu de bestemming Sport.
- Voor het overige zijn er geen noemenswaardige verschillen met de oorspronkelijke bestemmingsregeling.
3.13 Recreatie - Jachthaven
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 19 Recreatie - Jachthavenkunnen rechten worden ontleend. |
3.13.1 Voor welke gebieden is de bestemming opgenomen?
Voor de jachthavens in de kernen Tholen en Stavenisse. In Tholen is daarbij geen onderscheid gemaakt tussen land en water.
3.13.2 Welke functies zijn toegestaan?
Dit is gedetailleerd aangeven in artikel 19, lid 19.1. Het gaat om een jacht- en passantenhaven met alles wat daarbij hoort. Vanwege de effecten op de omgeving is het aantal ligplaatsen vastgelegd. Van het totaal aantal ligplaatsen dat in de kern Tholen is toegestaan (zie paragraaf 2.4) behoren er 80 tot het water van de aangrenzende scheepswerf en 63 bij de woningen rond het noordelijk deel van de haven.
3.13.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het toelaatbare gebruik. Gebouwen en overkappingen dienen daarbij te worden gebouwd in een bouwvlak. Daarvan zijn er in de kern Tholen twee opgenomen die volledig mogen worden bebouwd. Voor de jachthaven van Stavenisse geldt een flexibelere regeling. Hier is voor de gehele jachthaven een bouwvlak opgenomen dat voor ten hoogste 10% mag worden bebouwd.
- Voor beide havens geldt een maximum goothoogte van 4 meter en een maximum bouwhoogte van 8 meter.
- In het water van de jachthavens zijn aanlegsteigers toegestaan.
3.13.4 Welke veranderingen worden verwacht?
Veranderingen worden niet verwacht.
3.13.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- In het bestemmingsplan Kom Tholen uit 2004 werd de jachthaven geregeld in twee bestemmingen: Recreatieve doeleinden en Water. In het nieuwe bestemmingsplan is alles ondergebracht in één bestemming.
- Het aantal ligplaatsen voor de kern Tholen is geactualiseerd (verruimd) en daarbij gebaseerd op provinciale cijfers.
- In het nieuwe bestemmingsplan wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen het aantal vaste, tijdelijke of passantenplaatsen. Dit onderscheid is planologisch niet relevant gebleken.
- De bouwregeling voor de aanlegsteigers is vereenvoudigd. Er wordt niet meer voorgeschreven dat deze recht, al dan niet in een figuratie, moeten worden gebouwd.
3.14 Sport
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 20 Sportkunnen rechten worden ontleend. |
3.14.1 Voor welke gebieden en percelen is de bestemming opgenomen?
Voor de sportvelden, de sporthallen en de openbare zwembaden.
3.14.2 Welke functies zijn toegestaan?
- Vanwege de omvang van de verschillende functies die binnen de bestemming Sport kunnen worden onderscheiden en de invloed die elke functie op zijn omgeving heeft, zijn de functies specifiek bestemd. Een vrije uitwisseling van functies is daardoor niet mogelijk.
- De sporthallen in de kernen Tholen en Sint-Maartensdijk worden daarnaast ook regulier gebruikt als feestgelegenheid/partycentrum en als evenementenhal. Voor dit gebruik is een specifieke regeling nodig en opgenomen. Het partycentrum is gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten (categorie 3).
- Op het sportpark in Oud-Vossemeer is een gebouw aanwezig dat wordt gebruikt door een vereniging die geen directe relatie heeft met het sportpark. Ook dit gebruik is met een aanduiding bevestigd.
3.14.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Voor vrijwel alle sportvelden, sporthal en sportschool zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen moeten worden gesitueerd (alleen niet in Anna Jacobapolder). In de meeste gevallen beslaan de bouwvlakken vrijwel de gehele bestemming. Dit biedt een grote mate van flexibiliteit. Alleen in de kern Sint-Philipsland zijn enkele kleinere vlakken aangeduid.
- Voor de grote(re) bouwvlakken is een laag bebouwingspercentage opgenomen. Twee kleine bouwvlakken in Sint-Philipsland mogen volledig worden bebouwd.
- Op de terreinen met de sportvelden wordt uitgegaan van relatief lage bouwhoogten. Eventuele nieuwbouw past daardoor altijd in de omgeving. De maximum bouwhoogten van de sporthallen zijn afgestemd op de huidige situatie.
- Uit het voorheen geldende bestemmingsplan Kom Stavenisse is overgenomen dat ter plaatse van de ijsbaan ten hoogste 50 m2 mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. De afstand deze gebouwen tot de Stoofdijk dient ten minste 50 m te bedragen en ten minste 5 m tot de Winkelzeesche Watergang.
3.14.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- De Geertruidapolder bij Sint-Maartensdijk is door de gemeenteraad aangewezen voor een toekomstige woningbouwontwikkeling. De voetbalvelden en het bestaande (openlucht) zwembad Haestinge worden binnen afzienbare termijn gesaneerd. De sloop van het zwembad zal plaatsvinden zodra op het zuidelijker gelegen Vakantiepark De Pluimpot een 'slechtweer-voorziening' in de vorm van een overdekt zwembad is gerealiseerd. Het bestemmingsplan dat de bouw van het nieuwe zwembad mogelijk moet gaan maken, is gereed. Zodra de plannen voor de nieuwe woningbouw concreet en gereed zijn, wordt gestart met de voorbereidingen voor het bestemmingsplan dat de uitbreiding mogelijk moet gaan maken. Vooralsnog is ervoor gekozen om het gebied in het voorliggend bestemmingsplan mee te nemen en daarin uit te gaan van de huidige situatie.
- Ook het Zoekweggebied in Tholen krijgt naar verwachting een nieuwe stedenbouwkundige invulling. In het voorliggende bestemmingsplan wordt hiermee echter geen rekening gehouden.
- Voor het overige worden geen noemenswaardige veranderingen verwacht.
3.14.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- In de voorheen geldende bestemmingsplannen waren de sporthallen en openbare zwembaden voorzien van de bestemming Maatschappelijke doeleinden of Recreatieve doeleinden. Volgens de wettelijke RO-standaarden krijgen deze functies nu een sportbestemming.
- Verder zijn er geen noemenswaardige verschillen met de oorspronkelijke bestemmingsregeling.
3.15 Verkeer
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 21 Verkeerkunnen rechten worden ontleend. |
3.15.1 Voor welke gebieden is de bestemming opgenomen?
- Alle doorgaande wegen, woonstraten en pleintjes inclusief niet structurele groen- en watervoorzieningen.
3.15.2 Welke functies zijn toegestaan?
- De gebruikelijke verkeersfuncties met daarnaast bijbehorende groen- en speelvoorzieningen en water zijn toegestaan.
- In het plan Tholen Noord is de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen waarmee de parkeervoorzieningen voor het aangrenzende winkelcentrum zijn gewaarborgd.
- Om een brug voor langzaam verkeer in ditzelfde plandeel mogelijk te maken is een aanduiding 'brug' opgenomen. De hoogte van de brug wordt gemeten vanaf de kruin van de Eendrachtsweg.
- Evenementen zijn belangrijk voor de levendigheid van de centrumgebieden. Deze zijn dan ook algemeen mogelijk gemaakt.
3.15.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Het gebruikelijke straatmeubilair is toegestaan, zoals bijvoorbeeld zitbanken, afvalbakken, afzetpaaltjes e.d..
- In paragraaf 2.5.1 is al aangegeven dat, binnen de bestemming, gebouwen voor nutsvoorzieningen en overdekte zitgelegenheden op ontmoetingsplaatsen (voor jongeren én ouderen) tot een oppervlakte 15 m2 en een bouwhoogte van 3 meter overal rechtstreeks mogelijk zijn gemaakt. (De grotere nutsvoorzieningen zijn specifiek bestemd.) Verder is één bouwvlak opgenomen: voor een apart gelegen fietsenstalling aan de Prins Constantijnlaan in Sint-Maartensdijk. Verder zijn er geen bouwmogelijkheden opgenomen.
3.15.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Belangrijke veranderingen worden niet verwacht.
- Eventueel kan een ander beheer of herinrichting verandering aanbrengen in de verschijningsvorm of het gebruik op detailniveau. Op hoofdlijnen wordt het karakter van het verkeers- en verblijfsgebied behouden.
3.15.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de vigerende bestemmingsregeling?
- Gebouwen voor nutsvoorzieningen en overdekte zitgelegenheden op ontmoetingsplaatsen zijn nu mogelijk.
- Onder bij de bestemming behorende voorzieningen worden nu ook horecaterrassen en niet-permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel verstaan. De horecaterrassen moeten een relatie hebben met aangrenzende horecabedrijven. Overkapping van de terrassen is niet toegestaan.
- Voor het overige zijn er geen wezenlijke verschillen met de oorspronkelijke bestemmingsregeling.
3.16 Verkeer - Garages En Bergplaatsen
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 22 Verkeer - Garages enbergplaatsenkunnen rechten worden ontleend. |
3.16.1 Waarvoor is de bestemming opgenomen?
- Voor de garages en bergplaatsen die niet op een bouwperceel van een aangrenzende functie zijn gesitueerd. Het gaat in vrijwel alle gevallen om garages en bergplaatsen die complexgewijs zijn gebouwd.
3.16.2 Welke functies zijn toegestaan?
- De gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de privéstalling van auto's en voor de opslag van goederen door particulieren. Bedrijfsmatige activiteiten in deze gebouwen zijn niet toegestaan.
3.16.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Alle soorten bouwwerken, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen alleen mogen worden gebouwd in een bouwvlak.
- De bouwvlakken zijn doorgaans strak om de bestaande gebouwen gelegd.
3.16.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Belangrijke veranderingen worden niet verwacht.
3.16.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- In de voorheen geldende bestemmingsplannen waren de garages en bergplaatsen voorzien van de gelijknamige bestemming. Volgens de wettelijke RO-standaarden is dit niet meer mogelijk. Er is een bestemmingscategorie 'Overig', maar hiervan dient zeer terughoudend gebruik van te worden gemaakt. Daarom is ervoor gekozen om de garages en bergplaatsen en bijbehorende gronden een eigen verkeersbestemming te geven.
3.17 Water
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 23 Waterkunnen rechten worden ontleend. |
3.17.1 Voor welke gebieden en percelen zijn de bestemmingen opgenomen?
- Voor open water dat voor de waterhuishouding en in de ruimtelijke structuur belangrijk is. Voorbeelden hiervan zijn de Veste bij Tholen, de haven van Tholen (niet zijnde het gedeelte dat tot Recreatie - Jachthaven is bestemd), hoofdwatergangen en water rond de voormalige kasteelterreinen en grotere waterpartijen binnen de bebouwde kom.
3.17.2 Welke functies zijn toegestaan?
- Water en de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggetjes voor langzaam verkeer.
- Daarnaast zijn in de haven van Tholen twee gebieden aangewezen met een extra gebruiksfunctie:
- 1. in het noordelijk deel van de haven zijn ook oevers, tuinen en ligplaatsen voor boten behorende bij de aan het water gelegen woningen in het plan Waterfront Tholen toegestaan;
- 2. zuidelijk daarvan (tegenover de jachthaven en de oude binnenstad) is een gebied gereserveerd en in gebruik voor ligplaatsen voor uitsluitend de beroepsvaart, zoals binnenscheepvaart, en voor charterboten.
3.17.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers mogen worden gebouwd. Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
- In de haven van Tholen mogen ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd voor de aanliggende woningen en voor de beroepsvaart, zoals aanlegsteigers en botenhellingen. Het aantal aanlegsteigers is gemaximeerd.
3.17.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Belangrijke veranderingen worden niet verwacht.
3.17.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
- Inhoudelijk zijn er geen wezenlijke verschillen met de oorspronkelijke bestemmingsregeling. De regeling is iets vereenvoudigd en daardoor beter toegankelijk/leesbaar.
3.18 De Woonbestemmingen
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 24 Wonen, Artikel 25 Wonen - Aaneenof geschakeld, Artikel 26 Wonen - Gestapeld, Artikel 27 Wonen - Twee-aaneen, Artikel 28Wonen - Twee-aaneen niet geschakeld, Artikel 29 Wonen - Voorzieningen, Artikel 30 Wonen -Vrijstaand, Artikel 31 Woongebied en Artikel 33 Wonen - Uit te werken kunnen rechten worden ontleend. |
3.18.1 Voor welke gebieden en percelen zijn de bestemmingen opgenomen?
In dit bestemmingsplan zijn verschillende gedetailleerde woonbestemmingen opgenomen. Dit heeft als voordeel dat de artikelen beter leesbaar zijn. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan worden alleen de regels getoond die voor het betreffende woningtype van belang zijn.
- Voor de bestaande woningen en woonbuurten de bestemmingen:
- 1. Wonen (artikel 24);
- 2. Wonen - Aaneen of geschakeld (artikel 25);
- 3. Wonen - Gestapeld (artikel 26);
- 4. Wonen - Twee-aaneen (artikel 27);
- 5. Wonen - Twee-aaneen niet geschakeld (artikel 28);
- 6. Wonen - Vrijstaand (artikel 30).
- Voor woningen en wooncomplexen met zorg- en/of verpleegvoorzieningen de bestemming Wonen - Voorzieningen (artikel 29).
- Voor het nieuwe woongebied ten noorden van de historische stadskern Tholen zijn uit het bestemmingsplan Tholen Noord twee globale bestemmingen opgenomen. In beide bestemmingen is de toekomstige invulling van het woongebied nog redelijk vrijgelaten:
- 1. één bestemming Woongebied (artikel 31) waar, binnen bepaalde randvoorwaarden, direct mag worden gebouwd;
- 2. één bestemming Wonen - Uit te werken (artikel 33) waarvoor door burgemeester en wethouders eerst een uitwerkingsplan moet worden opgesteld alvorens er – ten hoogste - 25 woningen kunnen worden gebouwd.
3.18.2 Welke functies zijn toegestaan
- Binnen de gedetailleerde bestemmingen en de nog uit te werken bestemming mag uitsluitend worden gewoond. Andere activiteiten in woningen (de 'vrije beroepen', kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten en voor logies met ontbijt) zijn mogelijk. In paragraaf 2.2.6 is hierop al ingegaan.
- Binnen de bestemming Wonen – Voorzieningen mag het wonen worden gecombineerd met zorgvoorzieningen of verpleging, (para)medische voorzieningen en dienstverlening. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een huisarts die regelmatig ter plaatse praktijk houdt, een fysiotherapie, een apotheek of een zorgkantoor.
- Binnen bestemming Woongebied zijn ook openbare voorzieningen mogelijk, zoals infrastructuur, groen en water. De bestemming omvat dus meer dan gronden die privaat eigendom (zullen) zijn.
3.18.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
3.18.4 Welke veranderingen worden verwacht?
- Een verbreding van de woonfunctie is de komende periode te verwachten. Hiervoor zijn specifieke regels opgenomen die daarin voorzien.
- Er zijn niet zo veel locaties waar nog woningbouw is te realiseren. In het bestemmingsplan zijn hiervoor enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
3.18.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de vigerende bestemmingsregeling?
- De bouwwijze van woningen/bebouwingstypologie is vastgelegd met bestemmingen in plaats van met nadere aanwijzingen. Hiermee is de leesbaarheid/toegankelijkheid van de regeling vergroot.
- De bebouwingsregeling voor de erfbouwvlakken is aangepast. Op de grotere percelen is nu 80 m2 tot 100 m2 aan gebouwen en overkappingen toegestaan. Voorheen was dit ten hoogste 60 m2.
- Wooncomplexen met service- en/of zorgvoorzieningen waar het accent ligt op intern wonen met verpleging zijn bestemd voor Wonen - Voorzieningen. In de geldende bestemmingsplannen is deze laatste categorie veelal bestemd voor Maatschappelijk.
- In de geldende bestemmingsplannen was voor bepaalde percelen (zie paragraaf 2.2.2) één bouwvlak opgenomen dat voor ten hoogste 30% mocht worden bebouwd. Deze systematiek waarbij de situering van de woningen niet dwingend is vastgelegd, wordt in het nieuwe bestemmingsplan vervangen door het systeem van bouwvlak waarbinnen het hoofdgebouw is toegestaan en een vlak voor de erfbebouwing. De woningen worden daarmee weliswaar vastgelegd, maar daar staat tegenover dat er daardoor ruimere mogelijkheden bestaan voor erfbebouwing.
- In de geldende bestemmingsplannen is bepaald dat gebouwen en overkappingen op ten minste 1 meter uit de perceelsgrens worden gebouwd óf in de perceelsgrens. Deze regeling hield verband met artikel 56 boek 5 van het Burgerlijk wetboek ('tijdelijk gebruikmaken van erf van de buurman voor het verrichten van (onderhouds)werkzaamheden aan een bouwwerk'). De bepaling in de bestemmingsplannen is in de praktijk als te star ervaren en wordt niet meer opgenomen in de nieuwe bestemmingsplannen.
- Het onderscheid tussen aan-huis-gebonden beroepen enerzijds en kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt anderzijds wordt losgelaten en voor alle soorten functies wordt ten hoogste 50 m2 rechtstreeks toegestaan. Deze niet-woonfuncties kunnen volgens het nieuwe bestemmingsplan ook worden uitgeoefend in een losstaand bijgebouw.
3.19 Maatschappelijk - Voorlopig
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Maatschappelijk - Voorlopige bestemmingkunnen rechten worden ontleend. |
3.19.1 Waarvoor is de bestemming opgenomen?
In 2010 zijn op een perceel aan de Zoekweg in Tholen gebouwen (units) geplaatst die worden gebruikt als peuterspeelzaal, buitenschoolse opvang en als een consultatiebureau/centrum voor jeugd en gezin. Voor het betreffende perceel gold in het geldende bestemmingsplan Kom Tholen uit 2004 de bestemming 'Agrarische doeleinden'. Omdat het gebruik en de gebouwen niet pasten in dat bestemmingsplan, is medewerking verleend met een tijdelijke ontheffing (op grond van artikel 3.22 van de Wro). De termijn waarvoor ontheffing is verleend, bedraagt maximaal 5 jaar. Besloten is om deze tijdelijke functie in het voorliggende bestemmingsplan te regelen met een voorlopige bestemming en daarbij uit te gaan van een iets langere termijn waarop de gebouwen kunnen blijven staan. Geregeld is dat tot uiterlijk 1 januari 2021 een maatschappelijke bestemming geldt. Na deze datum wijzigt deze bestemming automatisch in de bestemming Agrarisch. Deze bestemmingswijziging volgt uit de voorlopige bestemming en zal zonder dat hiervoor een nieuwe planologische procedure wordt gevoerd, plaatsvinden.
3.19.2 Welke functies zijn toegestaan?
Hoewel ontheffing is verleend voor bepaalde maatschappelijke functies, zijn binnen de tijdelijke maatschappelijke bestemming vrijwel dezelfde functies toegestaan als de algemene functies in de bestemming Maatschappelijk. Na 1 januari 2021 mag het perceel alleen nog worden gebruikt voor grondgebonden agrarische bedrijven.
3.19.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
Voor het gehele perceel is een bouwvlak opgenomen dat volledig mag worden bebouwd met maatschappelijke voorzieningen. Dat is meer dan waarvoor tijdelijke vrijstelling is verleend, maar eventuele extra bebouwing zal ook na 1 januari 2021 moeten zijn verwijderd. Na deze datum zijn namelijk geen gebouwen meer toegestaan.
3.20 Waterstaatswerken
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 44 Waterstaatswerkenkunnen rechten worden ontleend. |
3.20.1 Waarvoor is de bestemming opgenomen?
Het betreft een enkelbestemming die exclusief in de kern Sint-Philipsland is opgenomen voor het dijklichaam langs de Krabbenkreek. Dit dijklichaam is, in tegenstelling tot de andere dijklichamen (bijvoorbeeld in de kern Tholen, langs de haven), de belangrijkste functie.
3.20.2 Welke functies zijn toegestaan?
- Het dijklichaam is primair een waterkering. Ander ondergeschikt gebruik dat hiermee samenhangt, is toegestaan. Het dijklichaam mag dus, zoals gebruikelijk in heel Nederland, worden gebruikt om er bijvoorbeeld gras te laten groeien of schapen op te laten grazen. Ook dagrecreatief medegebruik is mogelijk.
3.20.3 Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Alleen voor de weegbrug aan de Oostdijk bij de haven in Sint-Philipsland is een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 3 meter. Voor het overige kunnen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
- In verband met het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de weegbrug (zie paragraaf 5.6.2.7) is geregeld dat deze niet zonder een omgevingsvergunning voor het slopen mag worden gesloopt.
3.20.4 Welke veranderingen worden verwacht?
Veranderingen worden niet verwacht.
3.20.5 Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?
In het bestemmingsplan 'Kommen Sint Philipsland' uit 2006 was de dijk langs de Krabbenkreek bestemd tot 'beschermde Dijk', dit vanwege het landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle karakter ervan. Binnen deze bestemming mocht de dijk ook worden gebruikt voor verkeersdoeleinden. De bestemming 'beschermde Dijk' kan niet meer worden gehanteerd volgens de wettelijke RO-standaarden. Voor de bescherming van het landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle karakter is de dubbelbestemming Waarde - Beschermde dijk beschikbaar (zie paragraaf 4.3). Omdat de primaire functie van de dijk waterkering is, is hieraan voorrang gegeven en is de genoemde dubbelbestemming niet voor dit dijkvak gehanteerd. Gekozen is voor de 'enkelbestemmming' Waterstaatswerken. De waterkerende functie is planologisch geregeld met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (zie paragraaf 4.7).
Binnen de bestemming Waterstaatswerken zijn bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, fietspaden, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen mogelijk.
Hoofdstuk 4 Dubbelbestemmingen En Overige Bepalingen
4.1 Leiding - Gas
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 34 Leiding - Gaskunnen rechten worden ontleend. |
Er ligt in het plangebied één planologisch relevante gasleiding. Voor de beschrijving daarvan wordt verwezen naar de paragrafen 5.10.2 en 5.11. De gasleiding is als zodanig bestemd. De breedte van de bestemming bestaat uit de leiding zelf en de belemmerende strook (4 meter aan weerszijden van de leiding). Aangezien de leiding samenvalt met andere bestemmingen is deze bestemming als dubbelbestemming opgenomen. Ten behoeve van de dubbelbestemming Leiding - Gas (Artikel 34) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor de samenvallende bestemmingen dient het bouwen steeds aan het leidingenbelang te worden getoetst.
4.2 Leiding - Hoogspanning
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 35 Leiding - Hoogspanningkunnen rechten worden ontleend. |
De ondergrondse hoogspanningsleiding bij Sint-Maartensdijk (zie paragraaf 5.11) is als zodanig bestemd. De breedte van de bestemming bestaat uit de hoogspanningsleiding zelf en de belemmerende strook (5 meter aan weerszijden van de leiding). Aangezien de hoogspanningsleiding samenvalt met andere bestemmingen is deze bestemming als dubbelbestemming opgenomen. Ten behoeve van de dubbelbestemming Leiding -Hoogspanning (Artikel 35) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor de samenvallende bestemmingen dient het bouwen steeds aan het leidingenbelang te worden getoetst.
4.3 Waarde - Beschermde Dijk
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 41 Waarde - Beschermde dijkkunnen rechten worden ontleend. |
In verschillende kernen zijn landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle dijken aanwezig die beschermingswaardig zijn. Deze dijken zijn in de voorheen geldende bestemmingsplannen veelal bestemd voor "beschermde Dijk" (bD). De bescherming geldt nu voor alle binnendijken die volgens de Verordening Ruimte Provincie Zeeland zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevol element.
In paragraaf 3.20.5 is al aangegeven dat deze bestemming niet meer kan worden gehanteerd. Aangezien de te beschermen waarden samenvallen met andere bestemmingen ligt een dubbelbestemming voor de hand. Overeenkomstig de wettelijke RO-standaarden is de dubbelbestemming Waarde - Beschermde dijk opgenomen. Ten behoeve van deze dubbelbestemming (artikel 41) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor het bouwen ten behoeve van de samenvallende enkelbestemmingen (veelal Groen en Verkeer) dient steeds aan de te behouden waarden van de dubbelbestemming te worden getoetst.
4.4 Waarde – Archeologie
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 36 Waarde - Archeologie - 1,Artikel37 Waarde - Archeologie - 2, Artikel 38 Waarde - Archeologie - 3 en Artikel 39 Waarde -Archeologie - 4 kunnen rechten worden ontleend. |
In paragraaf 5.5 wordt ingegaan op het aspect archeologie en op het (nieuwe) archeologiebeleid van de gemeente Tholen. Daarin is aangegeven dat in het plangebied verschillende archeologische (verwachtings)waarden voorkomen en dat deze een beschermende regeling in het voorliggende bestemmingsplan behoeven.
De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is.
Omdat de archeologische (verwachtings)waarden samenvallen met een groot aantal andere bestemmingen, zijn zogenoemde dubbelbestemmingen gehanteerd. De dubbelbestemmingen zijn met arceringen (kruizen) op de verbeelding weergegeven.
Voor de regeling in het bestemmingsplan zijn de maatregelencategorieën 2 tot en met 7 relevant. In de onderstaande tabel is per kern met de nummers 2 t/m 7 (2 is 'hoog' en 6 is 'laag', 7 is de 'waterbodem' (scheepswrakken)) aangegeven welke verwachtingswaarden in elke kern voorkomen met daarbij in de 2e rij de vertaling naar de in het bestemmingsplan opgenomen beschermende regeling (de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 1 t/m 4).
Tabel 4.1 Archeologische verwachtingswaarden en bijbehorende dubbelbestemming
archeologische verwachtingswaarde | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | |
dubbelbestemming | WR-A-1 | WR-A-1 | WR-A-2 | WR-A-3 | WR-A-4 | WR-A-3 | |
Tholen | x | x | x | x | x | x | |
Oud-Vossemeer | x | x | |||||
Poortvliet | x | x | x | ||||
Sint-Maartensdijk | x | x | x | x | |||
Sint-Annaland | x | x | x | ||||
Scherpenisse | x | x | x | ||||
Stavenisse | x | x | x | x | |||
Sint Philipsland | x | x | x | ||||
Anna Jacobapolder | x | ||||||
Sluis | x | x |
De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie zijn opgenomen in de artikelen 36 t/m 39. Binnen deze dubbelbestemmingen is het volgende geregeld.
- Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.
- Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
Het onderscheid tussen de verschillende archeologische bestemmingen is de oppervlaktemaat, waarboven bij een bodemverstoring een onderzoeksplicht geldt. Deze oppervlaktematen zijn:
- bestemming Waarde - Archeologie - 1: meer dan 50 m2;
- bestemming Waarde - Archeologie - 2: meer dan 250 m2';
- bestemming Waarde - Archeologie - 3: meer dan 500 m2;
- bestemming Waarde - Archeologie - 4: meer dan 2.500 m2.
In alle gevallen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek wanneer werkzaamheden niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld worden uitgevoerd.
Omdat in de loop van de tijd (i.c. de planperiode van het bestemmingsplan) steeds meer kennis over het archeologisch erfgoed wordt verkregen, kan het zijn dat in een bepaalde situatie toch geen archeologisch onderzoek nodig is, ook al worden de hiervoor genoemde oppervlaktematen overschreden. Daarom in is elk artikel met een archeologische dubbelbestemming de bepaling opgenomen dat kan worden afgezien van archeologisch onderzoek indien het bevoegd gezag (doorgaans burgemeester en wethouders) beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologischewaarden van de betrokken locatie niet nodig is.
4.5 Waarde – Beschermd Stadsgezicht
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 40 Waarde - Beschermd stadsgezicht kunnen rechten worden ontleend. |
Met behulp van de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht (Artikel 40) worden de cultuurhistorische, (historisch) stedenbouwkundige en (historisch-) architectonische waarden van de beschermde stadsgezichtenvan Tholen en Sint-Maartensdijk beschermd en veiliggesteld. In de paragrafen 5.6.2.1 en 5.6.2.2 en in bijlage 2 zijn de waarden en overwegingen beschreven die hebben geleid tot aanwijzing van de stadskernen tot beschermd stadsgezicht.
Ten opzichte van de bestemmingsplannen Kom Tholen uit 2004 en Kom Sint-Maartensdijk uit 2005 is de regeling iets vereenvoudigd omdat een aantal aspecten ook via het welstandstoezicht en door de monumentencommissie kan worden bewaakt. Zo is geen regeling meer opgenomen voor het gebruik van materialen en het toepassen van kleuren. Ook zijn bestaande noklijnen niet meer aangeduid en planologisch geregeld.
Wat wel is overgenomen uit de hiervoor genoemde bestemmingsplannen is het borgen van de rooilijn en situering van bebouwing, de bebouwingsschaal, het historisch bebouwingsbeeld (voorgevels) en de afdekking van hoofdgebouwen door schuine kappen.
Ook is de regeling voor het uitvoeren van werkzaamheden en werken, geen bouwwerken zijnde, overgenomen. Dat betekent dat voor een groot aantal werken en werkzaamheden die betrekking hebben op de inrichting van de openbare ruimten, zoals bestratingswerkzaamheden, bodemwerkzaamheden en het planten, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting, een omgevingsvergunning nodig is.
De monumentencommissie behoudt een adviserende rol bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen en voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
4.6 Waarde - Voormalig Kasteelterrein
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 42 Waarde - Voormalig kasteelterreinkunnen rechten worden ontleend. |
De dubbelbestemming Waarde - Voormalig kasteelterrein (artikel 42) heeft betrekking op de voormalige kasteelterreinen in Sint-Maartensdijk en Stavenisse (zie paragraaf 5.6.2.5). Voor de bescherming en veiligstelling van dit cultuurhistorisch erfgoed en de daarmee samenhangende landschappelijke waarden is voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning verplicht gesteld.
4.7 Waterstaat - Waterkering
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Artikel 43 Waterstaat - Waterkeringkunnen rechten worden ontleend. |
De waterkerende dijken zijn planologisch geregeld met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (artikel 43). De begrenzing van de bestemming is afgestemd op het in de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011 aangewezen waterstaatswerk (zie paragraaf 5.3.2.). De beschermingszones die te maken hebben met de stabiliteit van de waterkering en eventuele toekomstige dijkverzwaringen zijn niet in de bestemming opgenomen. Er wordt namelijk van uitgegaan dat de Keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering en de beschermingszones. Voor werken in en op de waterkering is namelijk een ontheffing van de Keur, i.c. een watervergunning nodig.
Om dezelfde reden is evenmin een eis van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen. Hiermee wordt dubbele regelgeving voorkomen.
Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Onder voorwaarden is het bij een omgevingsvergunning mogelijk hier vanaf te wijken. Één van de voorwaarden is dat de waterstaatkundige belangen door de bouwactiviteiten niet worden geschaad.
4.8 Algemene Regels
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Hoofdstuk 3 Algemene regelskunnen rechten worden ontleend. |
In hoofdstuk 3 Algemene regels zijn regels opgenomen die voor alle bestemmingen in dit bestemmingsplan van toepassing of relevant zijn. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk algemene wijzigingsregels opgenomen en wijzigingsbevoegdheden die betrekking hebben op meerdere bestemmingen.
4.8.1 Anti-dubbeltelregel
In artikel 45 is een anti-dubbeltelregel opgenomen. Dit artikel is verplicht voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Bro. Het doel van dit artikel is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
4.8.2 Algemene bouwregels
Artikel 46 Algemene bouwregels bevat twee leden.
- In lid 46.1 is een regeling opgenomen voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.
- Lid 46.2 bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht komen te vallen. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005) blijkt dat deze algemene bepaling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn niet nodig. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. Daar waar daadwerkelijk andere situaties worden nagestreefd, is dit door andere bestemmingen of bouwbepalingen vastgelegd. Dit komt overigens in dit bestemmingsplan niet voor. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage.
4.8.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Artikel 47 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening is vooral van belang voor globale bestemmingen. Het is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008, de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.
4.8.4 Algemene aanduidingsregels
Ook artikel 48 Algemene aanduidingsregels bevat drie leden.
- In lid 48.1 is beschermingszone A geregeld, behorende bij de primaire waterstaatswerk, op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Onder voorwaarden is bouwen in deze zone mogelijk.
- In lid 48.2 is de bescherming van de molenbiotopen geregeld. Rondom elke molen is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' toegekend. Dit gebied strekt zich uit tot 400 meter rondom de molen. Binnen dit gebied gelden hoogtebeperkingen voor nieuwe bebouwing ten behoeve van de samenvallende bestemmingen. Bestaande bebouwing die hoger is dan op grond van het molenbiotoop wenselijk is, kan worden gehandhaafd. In de eerste 100 meter is voor het planten van hoogopgaande beplanting een omgevingsvergunning vereist.
- In lid 48.3 is het in paragraaf 5.11 vermelde straalverbindingstracé geregeld. De daarin aangegeven hoogtebeperkingen zijn alleen een theoretische beperking, aangezien de maximum bouwhoogten voor de onderliggende bestemmingen in dit tracé onder de maximum hoogte blijven vanwege de straalverbinding.
4.8.5 Algemene afwijkingsregels
- Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is in artikel 49 een algemene afwijkingsregel opgenomen.
4.8.6 Algemene wijzigingsregels
4.9 Overgangs- En Slotbepalingen
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregelskunnen rechten worden ontleend. |
Dit hoofdstuk van de regels bevat 2 artikelen.
4.9.1 Overgangsrecht
In artikel 52 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 52.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 52.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
4.9.2 Titel van het bestemmingsplan
De titel of de naam van het bestemmingsplan is vastgelegd in artikel 53 van de regels.
Hoofdstuk 5 Sectoraal Onderzoek
5.1 Inleiding
Voor het ontwikkelen en in stand houden van een prettig leefklimaat dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en/of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld, waar mensen graag wonen, werken en recreëren. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
5.2 Bodem
5.2.1 Beleid en normstelling
Volgens artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
5.2.2 Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in functiewijzigingen. Ter plaatse van de centra van de kernen worden weliswaar ruimere mogelijkheden geboden dan het vigerend bestemmingsplan biedt, maar de gronden waarop deze mogelijkheden worden geboden zijn in de huidige situatie al bestemd voor dergelijke centrumdoeleinden. Om deze redenen is een historisch of verkennend bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij concrete plannen zal in de toekomst in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen een actueel bodemonderzoek moeten worden overlegd. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
5.3 Water
5.3.1 Beleid en normstelling
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn meegenomen in de totstandkoming van de definitieve versie.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
Waterschap Scheldestromen is verantwoordelijk voor het beheer van het binnendijkse oppervlaktewater in Zeeland. Doel van het waterbeheer is het bereiken en in stand houden van een goede toestand van dit oppervlaktewater, zowel wat de waterkwaliteit betreft als de waterkwantiteit. Voor het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan is het plan van het voormalige waterschap Zeeuwse Eilanden van toepassing. Het gaat hierbij om 'integraal waterbeheer': waterzuiveringsbeheer en watersysteembeheer.
Het waterschap streeft met het beleid, beheer en onderhoud naar een optimale status en aanwezigheid van oppervlaktewater en grondwater, dat van geschikte kwaliteit is voor mens en omgeving. Dit wordt bereikt met veilige en duurzame systemen voor wateraanvoer, -afvoer en -berging. Het waterschap draagt zorg voor een veilig en goed bewoonbaar gebied met gezonde en duurzame watersystemen. Recreatief medegebruik en 'beleving' van het water hebben daarbij ook de aandacht.
Gemeentelijk beleid
In het Waterplan Tholen 2010-2012 heeft de gemeente Tholen in samenwerking met Waterschap Scheldestromen in beeld gebracht welke keuzes zijn gemaakt op het gebied van water en wat er wordt gedaan om ook in de toekomst te kunnen rekenen op een duurzaam, veilig en gezond watersysteem.
De gemeente streeft drie doelen na:
- het realiseren van een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- een goede afstemming tussen oppervlaktewater, grondwater en de (afval)waterketen;
- een effectieve organisatie van het waterbeheer binnen de gemeente en in afstemming met de waterpartners.
5.3.2 Onderzoek
Huidige situatie
Algemeen
De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigrond. In het plangebied is voor het grootste deel sprake van grondwatertrap VI. Verder komen ook de grondwatertrappen II, III, IV en V in het plangebied voor. In de tabel staat weergegeven wat deze watertrappen inhouden.
De maaiveldhoogte in het plangebied varieert tussen circa NAP -1,2 en +1,5 m.
Tabel 5.1 Watertrappen
grondwatertrap | gemiddelde hoogste grondwaterstand (m-mv) | gemiddelde laagste grondwaterstand (m-mv) |
II | <0,4 | 0,5-0,8 |
III | <0,4 | 0,8-1,2 |
IV | >0,4 | 0,8-1,2 |
V | 0,25-0,4 | >1,2 |
VI | 0,4-0,8 | >1,2 |
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied zijn verschillende primaire, secundaire en tertiaire waterlichamen gelegen.
Waterkwaliteit
Binnen het grondgebied van de gemeente Tholen is een aantal KRW-waterlichamen te onderscheiden (zie figuur 5.1). Slechts een klein gedeelte van deze waterlopen grenst nabij Stavenisse en Tholen aan het stedelijk gebied. Voor het waterlichaam bij Stavenisse (Winkelszeese watergang) zijn reeds natuurvriendelijke oevers aangelegd. Hiermee is een doelstelling uit het waterplan uitgevoerd.
Figuur 5.1 Natuurambities oppervlaktewater gemeente Tholen
(Bron: stedelijk waterplan Tholen 2010-2012)
Veiligheid en waterkeringen
De Zeeuwse eilanden worden omringd door een primaire waterkering. Hierdoor liggen delen van het plangebied (delen van de kernen Tholen, Sint-Annaland, Sint-Philipsland en Sluis) binnen de beschermingszone van een waterkering. Daarnaast liggen er in (de omgeving van) het plangebied diverse dijken die behoren tot de regionale waterkeringen.
Figuur 5.2 Primaire waterkering met keurzone bij Tholen
(Bron: http://zldims.zeeland.nl/geoweb/Map.aspx)
Afvalwaterketen en riolering
In de gemeente Tholen wordt het afvalwater van huishoudens en industrie voor een groot deel ingezameld met riolering. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zowel vrijverval riolering als drukriolering. Via een stelsel van persleidingen wordt het afvalwater getransporteerd naar de rioolafvalwaterzuivering.
Circa driekwart van de vrijverval riolering maakt onderdeel uit van een gemengd rioolstelsel, waarbij het regenwater en het afvalwater gezamenlijk worden afgevoerd. De recentere in- en uitbreidingen zijn voorzien van (verbeterde) gescheiden rioolstelsels, evenals een aantal gebieden waar verhard oppervlak is afgekoppeld (bron: Stedelijk Waterplan Tholen 2010-2012, d.d. 8 juli 2010).
Water en waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het structurele oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Voor wat betreft de waterkeringen maakt het waterschap onderscheid tussen het waterstaatwerk en beschermingszones.
- De waterstaatswerken, die bestaan uit de feitelijk aanwezige dijklichamen (de waterkering), ondersteunende kunstwerken en bijbehorende onderhoudsstroken (zie de zone tussen de rode belijning in figuur 5.2) zijn overgenomen in het bestemmingsplan.
- Een beschermingszone A en B (de zones binnen de groene en blauwe belijning): dit zijn aan een waterstaatswerk grenzende zones, waarin ter bescherming van het waterstaatswerk voorschriften (beperkingen) krachtens de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011 van toepassing zijn. Voor de beperkingen in de beschermingszones wordt verwezen naar de genoemde Keur (zie ook paragraaf 4.7).
Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden geldt dat de watertoets bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt uitgevoerd. Het waterschap zal dus te allen tijde worden geraadpleegd op het moment dat van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er zijn geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen gepland. Binnen de bestemmingsregels bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al dan niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid worden aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water worden gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
5.3.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van water. Het aspect water staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg. De vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem in het plangebied.
5.4 Ecologie
5.4.1 Onderzoek
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan dient getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortbescherming).
Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998
Het Natura 2000-gebied Oosterschelde ligt nabij het plangebied en een aantal kernen grenzen aan de door de provincie Zeeland aangeduide Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De huidige situatie vormt geen aantasting van de beschermde natuurwaarden. Negatieve effecten als gevolg van het continueren van de huidige situatie of enige bouwactiviteiten zijn niet te verwachten.
Soortenbescherming: Flora- en faunawet
Bij de beoordeling van de effecten van nieuwe ontwikkelingen op natuurwaarden wordt de volgende indeling gehanteerd:
- ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan;
- ontwikkelingen die via een nadere toetsing (wijzigingsbevoegdheden en afwijken via een omgevingsvergunning) mogelijk worden gemaakt.
Ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan
De rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan beperken zich tot bestaande functies. Daarbij kunnen nieuwbouw en uitbreiding van gebouwen, verbouwingen, ondergeschikte bouwwerken en dergelijke aan de orde zijn. Hierbij is nog een onderscheid aan te brengen tussen ingrepen waarvoor een (omgevings)vergunning noodzakelijk is en ingrepen die zonder vergunning door de initiatiefnemer kunnen worden uitgevoerd.
Vergunningplichtige activiteiten kunnen betrekking hebben op activiteiten als het rooien van bomen, het slopen van gebouwen of diverse bouwactiviteiten. Een beoordeling van de gewenste ontwikkeling in het licht van de Flora- en faunawet is niet mogelijk en doelmatig in het kader van het bestemmingsplan, maar wel bij de aanvraag van de betreffende vergunning. In het kader van de vergunningaanvraag dient altijd onderzoek naar de beschermde dier- en plantensoorten te hebben plaatsgevonden (rechtstreekse werking Flora- en faunawet). Afhankelijk van de activiteit en de periode dient een ontheffing als gevolg van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Voor een deel betreft dit werkzaamheden die zijn gekoppeld aan een vergunning die door de gemeente verstrekt moet worden: bijvoorbeeld omgevingsvergunning voor het bouwen, kappen of slopen. Voor bijvoorbeeld een ontgrondingsvergunning is de provincie het bevoegd gezag.
Diverse activiteiten zijnniet gekoppeld aan een vergunning. Bijvoorbeeld vergunningvrij bouwen en regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen. Dergelijke activiteiten worden niet vooraf getoetst door de gemeente. In het kader van de Flora- en faunawet is het echter noodzakelijk in voorkomende gevallen ontheffing aan te vragen als een activiteit de gunstige staat van instandhouding van soorten in gevaar kan brengen, op grond van de rechtstreekse werking van de Flora- en faunawet. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met de aanwezigheid van broedende vogels of vleermuizen in tuinen en in/op of onder daken.
Ter voorkoming van schade aan de natuurwaarden dienen werkzaamheden altijd buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden. Daar waar sprake is van vaste broed- of verblijfplaatsen (bijvoorbeeld van gierzwaluw of huismussen) is het noodzakelijk om bij sloop of renovatie alternatieve nestlocaties aan te bieden. In die situaties is de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Ontwikkelingen die via een nadere toetsing mogelijk worden gemaakt
In het bestemmingsplan worden diverse ontwikkelingen met behulp van een wijzigingsbevoegdheid of afwijken van het plan via een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt. De beoordeling van effecten op beschermde plantensoorten en dieren en een eventuele aanvraag voor het afwijken, dienen bij de toepassing van de betreffende bevoegdheid te zijn uitgevoerd.
5.4.2 Conclusie
Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998
Het Natura 2000-gebied Oosterschelde ligt nabij het plangebied. De huidige situatie vormt geen aantasting van de beschermde natuurwaarden. Negatieve effecten als gevolg van het continueren van de huidige situatie zijn niet te verwachten.
Soortbescherming: Flora- en faunawet
Bij vergunningplichtig bouwen, vergunningvrij bouwen en regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen geldt rechtstreeks de Flora- en faunawet en is het in voorkomende gevallen noodzakelijk ontheffing aan te vragen als een activiteit de gunstige staat van instandhouding van soorten in gevaar kan brengen. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met de aanwezigheid van broedende vogels of vleermuizen in tuinen en in/op of onder daken.
Bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of het afwijken van specifieke bestemmingen moet een nadere beoordeling beschikbaar zijn. Mogelijk dient op termijn een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
5.5 Archeologie
5.5.1 Beleid en normstelling
Om te voorkomen dat archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen inbouwen voor de omgang met dit bodemarchief.
Met de ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht er op toe te zien dat met archeologische vindplaatsen rekening wordt gehouden bij ruimtelijke ordening, milieueffectrapportage, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied.
Het verdrag heeft inmiddels zijn weerslag verkregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, die op 1 september 2007 in werking is getreden en de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Gecombineerd met de Wro, die op 1 juli 2008 in werking is getreden, en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden, zijn behoud en beheer van het bodemarchief daarmee integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. De uitvoering van de Monumentenwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening zijn daarmee een primair gemeentelijke opgave geworden.
De gemeente Tholen heeft in 2012 eigen archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld in de Nota Archeologiebeleid gemeente Tholen (zie bijlage 1.3 en bijlage 3).
In het archeologiebeleid zijn verwachtingskaarten gemaakt voor het gehele grondgebied van de gemeente. Hierin worden 4 verschillende archeologische niveaus (4 lagen: laag 1 Walcheren, laag 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) onderscheiden. Uit de onderzoeken is gebleken dat alleen de verwachtingskaart laag 1 Walcheren voor Tholen relevant is. De verwachtingen uit de lagen 2, 3 en 4 komen ook weer terug in laag 1. In bijlage 3 zijn per kern uitsneden van de beleidskaart archeologie toegevoegd.
Er zijn diepte- en oppervlaktematen bepaald voor de verplichting van archeologisch onderzoek bij bodemverstorende activiteiten. De archeologische verwachtingen zijn onderverdeeld in de volgende beleidscategorieën:
- Categorie 1 (archeologisch rijksmonument). Hier is altijd een monumentenvergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die hier optreedt als bevoegde overheid. Deze terreinen vallen niet binnen het gemeentelijke beleid.
- Categorie 2 (terrein van archeologische verwachtingswaarde = AMK-terreinen): vooronderzoek indien oppervlakte van de bodemverstoring meer dan 50 m2 bedraagt.
- Categorie 3 (stads- en dorpskernen met een archeologische verwachtingswaarde en nieuwe vindplaatsen): vooronderzoek indien oppervlakte van de bodemverstoring meer dan 50 m2 bedraagt.
- Categorie 4 (hoge archeologische verwachtingswaarde): vooronderzoek indien oppervlakte van de bodemverstoring meer dan 250 m2 bedraagt.
- Categorie 5 (gematigde archeologische verwachtingswaarde): vooronderzoek indien oppervlakte van de bodemverstoring meer dan 500 m2 bedraagt.
- Categorie 6 (lage archeologische verwachtingswaarde): vooronderzoek indien oppervlakte van de bodemverstoring meer dan 2.500 m2 bedraagt.
- Categorie 7 (waterbodem met verwachte maritiem archeologische verwachtingswaarde): altijd overleg plegen met de gemeente.
- Categorie 8 (geen archeologische verwachtingswaarde): geen vooronderzoek. Dit blijft ongewijzigd.
Met uitzondering van beleidscategorie 1 geldt dat, ongeacht het te verstoren oppervlak, geen vooronderzoek hoeft plaats te vinden als de dieptemaat van 40 cm bij bodemverstorende activiteiten niet wordt overschreden. Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
5.5.2 Onderzoek
In de volgende tabel zijn de categorieën per kern weergegeven (zie ook bijlage 3).
Tabel 5.2 Archeologische verwachtingswaarden per kern
kern/beleidscategorie | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | |
Tholen | x | x | x | x | x | x | |
Oud-Vossemeer | x | x | |||||
Poortvliet | x | x | x | ||||
Sint-Maartensdijk | x | x | x | x | |||
Sint-Annaland | x | x | x | ||||
Scherpenisse | x | x | x | ||||
Stavenisse | x | x | x | x | |||
Sint Philipsland | x | x | x | ||||
Anna Jacobapolder | x | ||||||
Sluis | x | x |
Daarnaast zijn er ook gebieden zonder een archeologische verwachtingswaarde (categorie 8). Deze zijn echter niet opgenomen in voorgaande tabel. Uit bijlage 3 en tabel 5.1 blijkt dat de archeologische verwachtingswaarde in het plangebied varieert van terreinen van archeologische waarde (categorie 2) tot terreinen met een lage verwachtingswaarde (categorie 7). Categorie 1 komt binnen het plangebied niet voor.
Voor gebieden met de categorieën 2 tot en met 6 is, in geval van bouwplannen of van andere werkzaamheden die de ondergrond kunnen verstoren en dieper gaan dan 40 cm, archeologisch onderzoek mogelijk noodzakelijk. (Per categorie zijn hieraan voorwaarden gekoppeld.)
Voor beleidscategorie 7 zal altijd onderzoek moeten worden uitgevoerd wanneer de ingreep betrekking heeft op een gewaardeerd scheepswrak (opgenomen als waarneming in Archis 2). De onderzoekseisen worden in overleg met de gemeente bepaald.
Bij de vaststelling van de Nota Archeologiebeleid is afgesproken dat waterbodems een middelmatige verwachting krijgen (vergelijkbaar met beleidscategorie 5).
5.5.3 Conclusie
Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Door het opnemen van dubbelbestemmingen voor archeologische waarden wordt een adequate bescherming geboden aan de archeologische waarden die in het plangebied voorkomen. De vertaling van de in tabel 5.3 genoemde categorieën naar de dubbelbestemmingen is toegelicht in paragraaf 4.4.
5.6 Cultuurhistorie
5.6.1 Beleid en normstelling
Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. Dit is ook een wettelijke verplichting. Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). De volgende regel is dan van kracht:
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan zijn daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Dit betekent dat er voor gemeenten de verantwoordelijkheid komt om cultuurhistorische waarden te betrekken bij de bestemmingsplannen en hierover verantwoording af te leggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreid eigen beleid.
5.6.2 Onderzoek
De minister heeft de historische stadskernen van Tholen en Sint-Maartensdijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het doel hiervan is het onderkennen van de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzingsbesluiten met de daarbij behorende onderbouwing zijn opgenomen in bijlage 2. Hieronder wordt kort ingegaan op de beschermde stadsgezichten.
5.6.3 Conclusie
Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. De bestaande structuren worden vastgelegd in de daarop toegespitste bestemmingen. Door het opnemen van de beschermde gezichten en het opnemen van een molenbeschermingszone rondom de molens worden de cultuurhistorische waardevolle elementen van het plangebied behouden en gewaarborgd.
5.7 Geluid
5.7.1 Beleid en normstelling
Woningen en onderwijsgebouwen/ scholen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg of indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een bedrijventerrein. Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen.
5.7.2 Toetsing/beoordeling
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het aantal geluidsgevoelige functies kan uitbreiden. Akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
5.7.3 Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai of industrielawaai is voor voorliggend bestemmingsplan niet relevant.
5.8 Bedrijven En Milieuhinder
5.8.1 Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
5.8.2 Onderzoek
Milieuzonering
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering en is ingedeeld volgens de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI) die onder andere wordt gebruikt door het Centraal bureau voor de Statistiek en de Kamers van Koophandel. In dit bestemmingsplan worden twee verschillende staten gehanteerd:
- Voor de bedrijventerreinen wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' gehanteerd. In deze staat wordt iedere milieucategorie vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Het gaat uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie wordt de werkelijk aan te houden afstand bepaald. Op de bedrijventerreinen zijn bedrijven tot ten hoogste categorie 3.2 toelaatbaar. Lagere categorieën zijn echter ook aan de orde: maximaal categorie 3.1 of categorie 2.
- Voor de overige bedrijven wordt de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' als uitgangspunt genomen, omdat deze bedrijven verspreid in de kernen in de omgeving van woningen en maatschappelijke voorzieningen liggen. In deze Staat vanBedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt niet gewerkt met richtafstanden, maar met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving. In de kernen blijven de huidige bedrijfsactiviteiten gehandhaafd. De bedrijfsbestemmingen grenzen aan een aantal percelen direct aan de woonbestemmingen. Daarom worden ter plaatse van de bedrijfsbestemmingen bedrijven uit maximaal categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' algemeen toelaatbaar geacht.
Voor een uitgebreide toelichting op beide staten en de toepassing daarvan wordt verwezen naar Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Inschaling van bedrijven
Met behulp van beide staten wordt ook de mate van milieubelasting van de al aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal beoordeeld. Dit heeft geresulteerd in een inschaling van de verschillende bedrijven in de desbetreffende milieucategorieën van de staten (zie bijlage 7). Hieruit blijkt dat de meeste bedrijven die zijn gevestigd in de bebouwde kom in categorie B1 vallen. Categorie B1-bedrijven kunnen direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
De meeste bedrijven op de bedrijventerreinen vallen in de categorieën 2, 3.1. of 3.2. Enkele bedrijven vallen in categorie 4.1 en één in categorie 4.2 en passen vanwege de aard en omvang niet in de hiervoor aangegeven milieuzonering. Voor deze bedrijven gelden op grond van milieuwetgeving beperkingen voor de bedrijfsvoering. In planologisch opzicht zullen bestaande rechten echter worden gerespecteerd.
Voor zover bedrijven in de bebouwde kom niet aan milieuwetgeving kunnen voldoen, is verplaatsing gewenst naar een bedrijventerrein waar ook op langere termijn kan worden voldaan aan de (veranderende) milieuwetgeving en dat voldoende ruimte biedt voor een gezonde bedrijfsontwikkeling. Op dit moment zijn dergelijke bedrijven niet bekend.
Een aantal bedrijven kan niet worden ingeschaald in de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' en Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Ook voor deze bedrijven zullen de huidige bedrijfsactiviteiten in planologisch opzicht worden gerespecteerd.
Zowel voor de bedrijven die niet passen binnen de aangegeven milieuzonering als de bedrijven die niet kunnen worden ingeschaald is het van belang dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied zijn gevestigd.
Agrarische bedrijven
Emissie van bestrijdingsmiddelen zoals toegepast in de akkerbouw, fruitteelt en de glastuinbouw kan milieuproblemen veroorzaken (diffuse verspreiding via lucht, bodem en water). Ook speelt de aanwezigheid van gevoelige functies een rol. Op grond van het Omgevingsplan dient daarom rekening te worden gehouden met een aan te houden afstand van minimaal 50 meter van glastuinbouwbedrijven en fruitteeltpercelen tot woon- en verblijfsrecreatiegebieden. In twee kernen zijn nu glastuinbouwbedrijven aanwezig: Sint-Annaland en Scherpenisse. In niet alle gevallen wordt de afstand gehaald. Aangezien het gaat om bestaande bedrijven waarop milieuwetgeving van toepassing is die gevaar of hinder moet voorkomen, behoeft in het voorliggend bestemmingsplan hiermee geen rekening te worden gehouden.
In opdracht van de gemeente Tholen is onderzoek uitgevoerd naar de veiligheidszones en verantwoorde afstanden rondom akkerbouw- en fruitteeltpercelen als gevolg van bespuitingen met toxische stoffen en de blootstelling hiervan op (nieuwe) woningen. Omdat fruitteeltbedrijven of percelen met fruitteelt nu niet in het plangebied voorkomen en in het plangebied binnen een afstand van 50 meter van woon- en verblijfsrecreatiegebieden ook niet worden toegestaan, wordt hieronder alleen ingegaan op drift vanuit bespuitingen in de akkerbouw.
In het onderzoek is gekeken naar het effect van driftbeperkende toedieningstechnieken. Berekeningen zijn uitgevoerd op 5, 10, 20, 30, 40 en 50 meter afstand van de perceelrand en voor een hoogte van 0-3 meter en 3-6 meter. Daaruit volgde dat bij neerwaartse bespuitingen van veldgewassen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de minimaal vereiste driftarme spuittechniek volgens het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) (DRT50), een afstand van minimaal 50 meter tussen bebouwing en perceelrand nodig is om overschrijding van de AEL-dermaal (opname van schadelijke stoffen in de menselijke huid) te voorkomen. Als er op de perceelsgrens een windhaag aanwezig is, dan kan voor deze spuittechniek de afstand tot 40 m worden verkleind voor omstanders (0-3 meter hoogte), maar blijft voor bebouwing minimaal 50 m (3-6 meter hoogte) noodzakelijk. De benodigde afstand kan verder worden verkleind of zeker worden gesteld door het gebruik van een dubbele windhaag of een constructie met een vergelijkbare filterende werking op de perceelsgrens. Ook is berekend dat de benodigde veiligheidszone voor een standaard spuittechniek 30 meter bedraagt vanaf de perceelsgrens, als er geen sloot langs het landbouwperceel ligt. Indien een sloot aanwezig is langs het landbouwperceel en de minimaal vereiste driftreducerende techniek volgens LOTV (DRT50) wordt gebruik, is een afstand van 10 meter vanaf de perceelsgrens nodig om onder de dermale blootstelling van voor de mens schadelijke toxische stoffen (0-3 meter hoogte) en voor bebouwing (3-6 meter hoogte) te komen.
De resultaten van het onderzoek zijn vooral van belang bij de beoordeling van nieuwe woningbouwinitiatieven. Deze zijn niet in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. In bestaande situaties zal het betreffende agrarisch bedrijf rekening moeten houden met woonpercelen van derden.
Hiervoor is aangegeven dat fruitteeltbedrijven of percelen met fruitteelt in het plangebied nu niet voorkomen. Op korte afstand van het plangebied komt dit wel voor. Ook voor deze agrarische bedrijfsactiviteit zal milieuwetgeving gevaar of hinder moeten voorkomen.
Klachten over bedrijven
Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden over de aanwezige bedrijven bekend.
5.8.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van woningen binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens worden bedrijven door het voorliggende bestemmingsplan niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van dit bestemmingsplan daarom niet in de weg.
5.9 Horeca
5.9.1 Beleid en normstelling
Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt.
Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte, middelzware en zware horeca. Voor een uitgebreide toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 8.
5.9.2 Onderzoek
Inschaling en toelaatbaarheid
Uit milieuhygiënisch oogpunt kunnen in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar worden geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. De gemeente kiest echter voor een scherper toelatingsbeleid en laat in navolging van de voorheen geldende bestemmingsplannen alleen horecabedrijven toe waar deze in het verleden al toelaatbaar waren.
Inschaling van horecabedrijven
De thans gevestigde horecabedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de Staat. Daaruit blijkt dat ongeveer de helft van de bedrijven in categorieën 1a of 1b valt. De cafés en de bedrijven met zalenverhuur vallen in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een algemene indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. In bepaalde gevallen kan onder voorwaarden worden meegewerkt aan de vestiging van een zwaardere categorie. Dit is het geval als het bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld.
Klachten over horecabedrijven
Voor zover bij de gemeente bekend veroorzaken de horecabedrijven geen structurele en/of parkeerhinder.
5.9.3 Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering voor horeca die in de bestemmingsplanregeling en op de verbeelding is opgenomen, zorg gedragen voor een goede afstemming tussen gevoelige functies (zoals woningen) en horeca-activiteiten.
5.10 Externe Veiligheid
5.10.1 Beleid en normstelling
5.10.1 Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschreden wordt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR. Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
De provincie heeft beleid opgesteld voor het omgaan met het groepsrisico voor gevallen waarbij het invloedsgebied bij weertype F1.5 (zeer stabiel, zeer licht winderig 1,5m/s) groter is dan 1500 m. Afgesproken is om dan uit te gaan van het invloedsgebied bij weerklasse D5 (overdag, het meest voorkomende weertype met wind, 5m/s).
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
5.10.2 Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
In (de omgeving van) het plangebied zijn verschillende risicorelevante inrichtingen aanwezig. Op deze inrichtingen wordt hierna ingegaan.
Binnen de Kern Tholen is de risicovolle Bevi-inrichting Autobedrijf H.Y. Eskes gelegen aan de Ohmstraat 2. Dit is een Bevi-inrichting met LPG-vulpunt (vergunde jaardoorzet 499 m3). De PR 10-6 risicocontour ligt rondom het vulpunt en bedraagt 45 m. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 150 m. In 2009 is in het kader van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Noord te Tholen een kwantitatieve risicoberekening voor dit bedrijf gemaakt (QRA ontwikkeling Noord, d.d. april 2009). Hieruit blijkt dat binnen de PR 10-6 risicocontour geen kwetsbare objecten zijn gelegen. Wel bevindt zich hier een beperkt kwetsbaar object (Quaak, Ampèrestraat S1). Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR-contour echter als richtafstand waar beargumenteerd van afgeweken mag worden. Omdat het om bestaande bebouwing gaat, wordt de situatie aanvaardbaar geacht. Binnen het invloedsgebied van het groepsrisico is één kwetsbaar object gelegen, namelijk de supermarkt aan de Wattstraat 1. Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico maximaal 0,41 is. Er vindt dus geen overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico plaats. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en zal daardoor niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Wel is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Binnen de kern Sint-Maartensdijk is de risicovolle Bevi-inrichting Dacomex BV gelegen aan de Provinciale weg 46. Bij deze inrichting vindt opslag van propaan plaats. De PR 10-6 risicocontour is 30 m. Binnen de PR contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Daarnaast blijkt uit de risicokaart en standaardberekeningen van het RIVM1 dat er geen overschrijding van het groepsrisico plaatsvindt. Ook hier zal door het consoliderende karakter van het voorliggende bestemmingsplan de vaststelling van dit bestemmingsplan geen gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico. Wel is hiervoor een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
In de kern Sint-Annaland was de risicovolle inrichting P. Dekker en Zn. gelegen aan de Spuistraat 40. Het ging hierbij om een garagebedrijf, tot voor kort met LPG-vulpunt (vergunde jaardoorzet 499 m3). Rondom deze inrichting lagen drie PR 10-6 risicocontouren. Recent is het LPG-vulpunt bij deze inrichting gesaneerd en binnenkort wordt de vergunning voor de verkoop van LPG ingetrokken. Na sanering geldt voor het tankstation zonder LPG geen plaatsgebonden- en groepsrisicocontour meer, waardoor deze inrichting geen belemmering meer vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Over het plangebied ligt het invloedsgebied van het bedrijf SABIC Innovative Plastics BV te Bergen op Zoom. Dit invloedsgebied is berekend op basis van weerklasse F1.5. Op basis van het provinciale beleid kan gekeken worden naar het invloedsgebied op basis van weerklasse D5. Vermoedelijk zal het invloedsgebied, indien gerekend wordt met weerklasse D5, niet meer over het plangebied komen. Tevens wordt nogmaals aangehaald dat er sprake is van een consoliderend bestemmingsplan waardoor het huidige risico niet vergroot zal worden.
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in (de omgeving van) de overige kernen (Sint-Philipsland, Sluis, Anna Jacobapolder en Stavenisse) geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Deze worden hier ook niet mogelijk gemaakt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Vervoer van gevaarlijke stoffen in leidingen
In de omgeving van de kernen Scherpenisse, Poortvliet en Tholen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de aardgasleiding Z-525 (uitwendige diameter: 6 inch, maximale werkdruk: 40 bar). In opdracht van de provincie Zeeland heeft de Regionale Milieudienst West-Brabant op 1 april 2012 de risico's van de buisleidingen in de Zeeuwse gemeenten in kaart gebracht. Deze berekening is opgenomen als bijlage 9 in de toelichting. Dit door middel van CAROLA berekeningen. Uit deze berekeningen is geconcludeerd dat binnen de gemeente Tholen geen hogedruk aardgasleiding gelegen is met een risicocontour van 10-6. Het groepsrisico ten gevolge van leidingen is in de gemeente Tholen niet vastgesteld omdat de populatiedichtheid zeer beperkt is. De kans op incidenten is dan ook nihil. Doordat het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal het groepsrisico niet toenemen. De aanwezigheid van de leiding staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Figuur 5.5 Tracé aardgasleiding Z-525 (3 lijnstukken met verschillende diameters)
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
In de omgeving van het plangebied vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over de Schelde-rijnverbinding en de route tussen het Kanaal van Zuid-Beveland en de Krammersluizen plaats. Beide routes zijn opgenomen in het in ontwerp zijnde basisnet als zijnde “zwarte vaarwegen”. Voor zwarte vaarwegen geldt dat de PR-contour niet buiten de waterlijn komt. Dit betekent geen nieuwe kwetsbare objecten op/in het water. Gezien het feit dat dit bestemmingsplan consoliderend van aard is, voorziet dit niet in nieuwe ontwikkelingen op het water. Een zwarte vaarweg beschikt tevens over een Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Conform het Basisnet Water blijkt het Plasbrandaandachtsgebied 25 m landwaarts te zijn vanaf de waterlijn en in uiterwaarden van vrijstromende rivieren. Ook hier geldt dat het bestemmingsplan consoliderend is en het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen binnen het plasbrandaandachtsgebied.
Conform de circulaire risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen geldt dat het groepsrisico alleen betrokken moet worden bij de besluitvorming indien dit toeneemt of de oriëntatiewaarde overschreden wordt. Uit het basisnet blijkt dat indien de bevolkingsdichtheid onder de 1.500 personen/hectare blijft ter weerszijden van de vaarroute of 2.250 personen/hectare aan enkele zijde het groepsrisico onder de 0,1 * oriëntatiewaarde blijft. Om deze reden en omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is hoeft het groepsrisico niet betrokken te worden bij de besluitvorming.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
De gemeente Tholen heeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg een route gevaarlijke stoffen aangewezen. De route zoals hieronder weergegeven op de kaart met de rode lijn, ligt in enkele gevallen nabij de in het bestemmingsplan benoemde kernen.
Deze route loopt langs de kernen Tholen, Poortvliet, Sint-Annaland en Sint-Philipsland.
Hoewel over deze weg gevaarlijke stoffen vervoerd worden is deze niet opgenomen in het Basisnet Weg of de risicokaart. Uitgangspunt is dat de vervoersaantallen dusdanig laag zijn, dat een PR-contour niet te verwachten is. Daarnaast maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, ook niet op korte afstand van de aangewezen route.
Conform de circulaire vervoer gevaarlijke stoffen dient het groepsrisico verantwoord te worden indien het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt of indien het bestemmingsplan het groepsrisico verhoogt. Gezien het feit dat de weg niet opgenomen is in het Basisnet Weg en niet op de risicokaart staat is een overschrijding van de oriëntatiewaarde niet aan de orde. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Een verhoging van het groepsrisico is niet aan de orde. Derhalve is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Verantwoording groepsrisico
Voor het voorliggende bestemmingsplan is nog een verantwoording van het groepsrisico nodig. Bij deze verantwoording zal aandacht moeten worden besteed aan de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied. De verantwoording is toegegevoegd in bijlage 10.
5.10.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.11 Planologisch Relevante Leidingen En Straalpaden
In de omgeving van de kernen Scherpenisse, Poortvliet en Tholen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door een hogedruk aardgastransportleiding. De leiding ligt voor een klein deel in het plangebied. Aan deze leiding is in de paragraaf externe veiligheid (paragraaf 5.10) al aandacht besteed. De leiding is volgens het provinciaal beleid geen hoofdtransportleiding (het criterium voor aardgas is een diameter vanaf 47,5 cm). Vanwege het belang (afhankelijkheid) van deze gasvoorziening voor de gemeente, acht de gemeente de leiding echter toch planologisch relevant en is een beschermende regeling gewenst.
Door en langs (het bedrijventerrein van) Sint-Maartensdijk ligt het ondergrondse tracé van een 50 kiloVolt elektriciteitsverbinding (zie figuur 5.6).
Figuur 5.6 Tracé 50 kV -verbinding
Verder zijn er geen hoogspanningslijnen aanwezig. Over het meest zuidelijke gedeelte van het plangebied nabij de kern Tholen loopt een straalverbindingstracé, zie figuur 5.7.
Figuur 5.7 Straalverbindingstracé
De gasleidingen, de elektriciteitsverbinding en het straalverbindingstracé zijn vastgelegd in het voorliggende bestemmingsplan. Voor het overige zijn er geen kabels en leidingen die relevant zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.12 Luchtkwaliteit
5.12.1 Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.3 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 5.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a) of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.
Besluit niet in betekenende mate (Nibm)
In het Nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
5.12.2 Onderzoek
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en biedt alleen beperkte uitbreidingsmogelijkheden binnen de kernen. Deze ontwikkelingen hebben slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking. Hierdoor kan zonder verdere berekening worden geconcludeerd dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://viewer2010.nsl-monitoring.nl/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 in het plangebied de jaargemiddelde achtergrondconcentratie stikstofdioxide <37 ug/m3 is. In datzelfde jaar is de jaargemiddelde achtergrondconcentratie fijn stof hier <30 ug/m3. De concentraties liggen onder de grenswaarden uit de Wlk.
5.12.3 Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
Hoofdstuk 6 Handhaving
6.1 Actuele Veranderingen
- Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren in een steeds verder toenemende belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland.
- Door enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.
- Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Regels die zijn gebaseerd op gedateerde inzichten hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden nieuwe ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische veranderingen mogelijk zijn.
- De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met in bepaalde gevallen een daaraan gekoppelde ontheffingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. Afwijkingen zijn echter gelimiteerd. Daar waar geen afwijkingen meer mogelijk zijn begint de handhaving.
- Gelet op de huidige (woning)marktsituatie kan sprake zijn van achterstallig onderhoud van panden of langdurige leegstand. Het bestemmingsplan is zodanig opgezet dat in een pand meer functies dan voorheen zijn toegestaan. Hiermee kan eenvoudiger worden voorzien in wensen die gericht zijn op intensivering, verbreding of vernieuwing van functies. Dit draagt bij aan het voorkomen van leegstand en daarmee aan het voorkomen van verpaupering. De mogelijkheden voor behoud van de kwaliteit van het gebouw en de uitstraling, alsmede behoud van het gebruik van panden worden hiermee verruimd.
6.2 Handhaving Binnen De Gemeente Tholen
De gemeente Tholen heeft mede door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nieuw handhavingsbeleid opgesteld, namelijk 'Integrale handhaving gemeente Tholen 2010 - 2014'. Het bevat het beleidsmatig inzicht in de wijze waarop Tholen de komende jaren invulling wil geven aan haar toezichts- en handhavingsbeleid. Bij de opstelling van het handhavingsbeleid is rekening gehouden met de wettelijke richtlijnen waaraan het gemeentelijk handhavingsbeleid moet voldoen.
Het handhavingsbeleid heeft de volgende speerpunten:
- programmatisch handhaven: handhavingsprioriteiten en handhavingsactiviteiten worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In een programmatische aanpak wordt de beleidsvaststelling gevolgd door de uitvoering.
- keuzes en prioriteiten: het zwaartepunt van de handhaving ligt bij de prioritaire onderwerpen die uit de risicoanalyse naar voren komen.
- naleefgedrag: Tholen zet in op het verbeteren van naleefgedrag. De oorzaak van niet-naleving bepaalt mede de gemeentelijke reactie.
- handhavingsuitvoeringsprogramma: ter uitvoering van de uitvoeringsnota worden jaarlijks uitvoeringsprogramma's opgesteld. In deze programma's wordt aangegeven welke aanpak wordt gekozen om de gestelde doelen te realiseren.
- realistische taakstelling: om naleefgedrag van burgers en bedrijven te verbeteren is een consistente en consequente aanpak nodig. Geconstateerde overtredingen moeten een vervolg krijgen en eenmaal ingezette handhavingstrajecten worden afgerond.
- afstemming en samenwerking: in de gemeentelijke organisatie is toezicht en handhaving ondergebracht bij de afdeling Vergunningen en Handhaving. Binnen de organisatie worden toezicht en handhaving integraal opgepakt en afgestemd met de afdelingen Ruimtelijke ontwikkeling, Concernzaken, Publiekszaken en Brandweer. Tholen stemt haar handhavingsinspanning af met externe handhavingspartners waaronder de politie.
Wanneer overtredingen op het bestemmingsplan worden geconstateerd, is de algemene lijn dat onderzocht wordt of legalisatie achteraf tot de mogelijkheden behoort middels een ontheffing van het bestemmingsplan of een bestemmingsplanwijziging. Is dat niet het geval, dan dient de overtreding te worden beëindigd. In de praktijk betekent dat, dat gebruik in strijd met de bestemming moet worden gestopt of dat een bouwwerk moet worden afgebroken.
Als handhavingsinstrumenten worden de lasten onder dwangsom en bestuursdwang ingezet.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Bro in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wro de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en plankosten, deze te verhalen op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. De gemeente legt dit kostenverhaal bij voorkeur vast in een privaatrechtelijke overeenkomst met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst kan worden gesloten en het kostenverhaal dus niet anderszins is verzekerd, wordt een exploitatieplan opgesteld. Dat exploitatieplan wordt dan tegelijkertijd met het bestemmingsplan vastgesteld. In onderhavig bestemmingsplan worden geen rechtstreekse ontwikkelingen toegestaan die exploitatieplanplichtig zijn.
7.2 Wat Is Er Tot Nog Toe Gebeurd?
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 27 juli 2012 voor een ieder tijdens de openingsuren gedurende zes weken, tot en met 6 september 2012, ter inzage gelegen in de openbare leesruimte van het gemeentehuis. Het plan was ook in te zien op de gemeentelijke website www.tholen.nl, onderdeel Actueel, rubriek Bekendmakingen, subrubriek Bestemmingsplannen.
In de periode van 15 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2012 zijn over het voorontwerp van het bestemmingsplan 4 informatieavonden voor de bevolking georganiseerd. Deze informatieavonden zijn aangekondigd in de gemeenterubriek van Tholenderwijs/Eendachtsbode, en hebben plaatsgevonden in Sint Philipsland, Tholen, Sint-Maartensdijk en Sint-Annaland. Tijdens de informatiebijeenkomsten hebben ongeveer 35 belangstellenden kennis genomen van het plan.
Tegelijkertijd is aan 4 overleginstanties gevraagd het voorontwerp van het bestemmingsplan te beoordelen en hierop hun reactie te geven als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.
7.3 Resultaten Overleg En Inspraak
Vanuit de inloopavonden maar ook door de publicatie van het voorontwerp van het bestemmingsplan is een aantal inspraakreacties ontvangen. Ook de overlegpartners hebben een aantal kanttekeningen gemaakt bij het voorontwerp van het bestemmingsplan. De inspraak- en overlegreacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in de nota 'inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Kommen Tholen'. De nota is toegevoegd in bijlage 11.
7.4 Ambtshalve Aanpassingen
Na de overlegprocedure is het plan uit ambtshalve overwegingen op enkele onderdelen gewijzigd.
- 1. Algemeen: in de toelichting en de regels is een kwaliteitsslag gemaakt (tekstuele en redactionele aanpassingen).
- 2. De bedrijveninventarisatie is geactualiseerd.
- 3. Het huidige horecabeleid wordt gehandhaafd.
Hoofdstuk 8 Bij Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Het ontwerp van het bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen heeft met ingang van 7 december 2012 zes weken ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan is op 14 maart 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Naar aanleiding van zienswijzen en ambtshalve overwegingen zijn ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan (versie 4 december 2013) wijzigingen aangebracht. In bijlage 12 wordt hierop ingegaan.
Achtergronden Van Het Bestemmingsplan
Bijlage 1 Beleidskader
1.1 Rijk
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie gooit het rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Een aantal van deze belangen is:
- ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.
Relevantie voor plangebied
Een onderdeel van de SVIR is het programma Ruimte voor de Rivier. In het kader van dit programma wordt het Volkerak-Zoommeer geschikt gemaakt als tijdelijke berging voor rivierwater in extreme situaties. Inzet van de waterberging biedt Zuidwest-Nederland bescherming in geval van gesloten stormvloedkeringen en zeer hoge afvoeren van de rivieren. Om het Volkerak-Zoommeer geschikt te maken als waterberging is een aantal maatregelen nodig. Zo worden op verschillende plaatsen de dijken verbeterd en wordt bij de haven van Tholen een keersluis aangelegd. Met een rijksinpassingsplan worden deze maatregelen en het bergen van water mogelijk gemaakt. Volgens de actuele planning zal het voorliggende bestemmingsplan eerder worden vastgesteld dan het rijksinpassingsplan. Dat betekent dat in het voorliggende bestemmingsplan nog niet de bij de waterberging behorende bestemmingen kunnen worden opgenomen. De bestemmingen ten behoeve van de Waterberging Volkerak-Zoommeer worden met de vaststelling van het rijksinpassingsplan over het voorliggende bestemmingsplan gelegd.
Voor het overige is in de structuurvisie infrastructuur en ruimte concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat direct van belang is voor het voorliggende bestemmingsplan. Met onderhavig conserverend plan zijn de relevante nationale belangen geborgd.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In dit besluit worden regels gesteld voor verschillende aspecten van nationaal belang. Vele daarvan moeten nog worden uitgewerkt en vastgesteld. De aspecten die wel zijn uitgewerkt, zijn voor het voorliggende bestemmingsplan niet relevant.
Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. In paragraaf 5.6 wordt hier nader op ingegaan.
1.2 Provincie en regio
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Op 28 september 2012 is het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 vastgesteld. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheidt drie deelgebieden:
- produceren op Land aan Zee;
- beleven van Land en Zee;
- bloeien op Land en in Zee.
Relevantie voor het plangebied
Tholen maakt deel uit van het deelgebied 'Bloeien op Land en in Zee'. Op Tholen staan de kernbegrippen rust, ruimte, duurzaam en samenleven met Brabant centraal.
Verordening Ruimte
Met de vaststelling van het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 is ook de Verordeoning Ruimte in werking getreden. Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is geregeld in de verordening. Van gemeenten wordt een loyale bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het plan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn opgenomen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Onderstaand is een aantal uitsneden van verordeningskaarten, die van toepassing zijn, opgenomen. Het bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen beoogt met name het conserveren van het bestaande. Voor aanwezige waarden (cultuurhistorie, natuur, waterkeringen, etc.) wordt een beschermende regeling opgenomen.
Figuur B1.1 Grootschalige bedrijventerreinen
Figuur B1.2 Detailhandelsvoorzieningen
Figuur B1.3 Regionale kering met waterstaatkundige functie
Figuur B1.4 Bestaande natuur
Figuur B1.5 Landschappen, landschapselementen en cultuurhistorische elementen
Detailhandelsvoorzieningen
Behoud en versterking van het aanbod aan detailhandelsvoorzieningen alsmede bundeling en concentratie die bijdraagt aan de vitaliteit van binnensteden en dorpscentra, worden als elementen van provinciaal belang aangemerkt.
Het beleidsdoel is bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Met kernwinkelgebieden worden bedoeld de binnen de centra van kernen gelegen gebieden waarin detailhandelsvoorzieningen zijn geconcentreerd. Een bestemmingsplan dat geen bijdrage levert aan bundeling en concentratie is in beginsel strijdig met het beleidsdoel (behoudens in de bijlage benoemde uitzonderingen). Hierbij bestaat wel afwegingsruimte.
Handel in volumineuze en gevaarlijke goederen wordt doorgaans op bedrijventerreinen aan de rand van de stad gevestigd.
Branches in de dagelijkse boodschappen en recreatief winkelen horen niet op perifere locaties (zoals bedrijventerreinen) en evenmin op locaties voor grootschalige detailhandel (PDV/GDV) te worden gevestigd. Bij grootschalige detailhandelsvoorzieningen is niet de aard en de omvang van de goederen bepalend, maar de grootschaligheid van de vestiging. Onder grootschaligheid wordt verstaan een vloeroppervlak van 1500 m² of meer. Deze vorm van detailhandel heeft een bovenregionale functie en genereert verhoudingsgewijs veel mobiliteit en een daarmee samenhangende parkeerbehoefte.
1.3 Gemeente
Toekomstvisie bestemming Tholen (2003)
Op 24 april 2003 stelde de gemeenteraad de toekomstvisie "bestemming Tholen" vast. Het document bevat de toekomstvisie voor de gemeente Tholen tot 2025.
Wonen
De gemeente streeft naar een gedifferentieerd, evenwichtig en toekomstgericht woningaanbod. Uit oogpunt van intensief ruimtegebruik wordt de voorkeur gegeven aan herstructurering en inbreiding boven uitbreiding.
Detailhandel
De gemeente streeft ernaar om de bestaande detailhandelsvoorzieningen te behouden en in de ontwikkelingskernen de detailhandelsstructuur te versterken. Nieuwvestiging van winkels met een bovenlokaal niveau vindt bij voorkeur in de ontwikkelingskernen plaats. Door het winkelaanbod in deze kernen te versterken, wordt een positief effect voor de koopkrachtbinding van de gehele kern beoogd. Door een compleet en geconcentreerd winkelaanbod te bieden, wordt een verbetering van de concurrentiepositie nagestreefd.
Bedrijven
Zolang bestaande bedrijven in de kernen zich qua maat, schaal, uitstraling en milieubelasting voegen naar de woonfunctie, dat wil zeggen geen hinder veroorzaken, kan de bedrijfsvoering in de woonomgeving worden voortgezet en draagt deze bij aan de levendigheid van de kern. Als een bedrijf niet langer in de woonomgeving past, dan wordt verplaatsing naar een bedrijventerrein voorgestaan.
Dienstverlening
Tholen-Stad is de meest geëigende vestigingsplaats voor zakelijke dienstverlening. Kenmerkend voor zakelijke dienstverlening is dat zij hecht aan een sterk representatieve omgeving.
Besluit kleine windturbines (2005)
Bij besluit van het college van Burgemeester en Wethouders op 11 januari 2005 is besloten in bepaalde gebieden binnen de gemeente Tholen kleine windturbines toe te staan. Het gaat om de plaatsing van kleine windturbines op bedrijventerreinen (en op agrarische bouwvlakken in zone I van het landelijk gebied). Per initiatiefnemer/bedrijf is één windturbine mogelijk. Plaatsing van een windturbine op een bedrijventerrein dient plaats te vinden op het gedeelte dat reeds bebouwing toestaat of op het gebouw zelf, mits de hoogte van 15 meter niet wordt overschreden. Dit houdt in dat in de kernen (en in bebouwingsconcentraties in het landelijk gebied, op burgerwoningen en kampeerterreinen) dergelijke turbines niet toegestaan zullen worden.
Groenvisie (2004) en Groenstructuurplannen (2005)
De gemeente Tholen heeft in 2004 de groenvisie vastgesteld. De groenvisie is vervolgens in 2005 uitgewerkt in een groenstructuurplan per kern.
De groenstructuurplannen geven het belang van het groen voor de kernen aan. Er is omschreven hoe de gemeente omgaat met het groen, hoe het groen ingericht wordt en hoe het groen wordt beheerd. Het is een plan voor de komende 10 jaar. Er staat verwoord hoe de waarden die openbaar groen heeft in de kernen kunnen worden vergroot en wat daarvoor nodig is.
In de Groenstructuurplannen worden voor elke kern de projecten genoemd die uitgevoerd zullen worden om op termijn de gewenste kwaliteit te krijgen.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Tholen 2009 - 2018 (2008)
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Tholen 2009 - 2018 (GVVP) wordt het beleid op het gebied van verkeer en vervoer in de gemeente Tholen aangegeven voor de komende 10 jaren. De hoofddoelstelling van het GVVP luidt: het creëren van een doelmatig, veilig en duurzaam verkeers- en vervoerssysteem waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. De verkeershinder voor de omgeving dient hierbij tot een minimum te worden beperkt.
De in het GVVP beschreven parkeernormen voor de gemeente Tholen zijn van toepassing op alle (nieuwe) ruimtelijke plannen en projecten. Qua bereikbaarheid van het autoverkeer wordt de Grindweg, de belangrijkste ontsluiting van de kern Tholen, benoemd als aandachtspunt. Daarnaast is in het GVVP een breed maatregelenpakket opgenomen om de knelpunten omtrent de verkeersveiligheid in de gemeente Tholen aan te pakken.
Waterplan Tholen 2010-2012 (2010)
In het Waterplan Tholen 2010-2012 brengt de gemeente Tholen in samenwerking met het Waterschap Scheldestromen in beeld welke keuzes zijn gemaakt op het gebied van water en wat er wordt gedaan om ook in de toekomst te kunnen rekenen op een duurzaam, veilig en gezond watersysteem.
De gemeente streeft de volgende doelen na:
- het realiseren van een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
- een goede afstemming tussen oppervlaktewater, grondwater en de (afval)waterketen;
- een effectieve organisatie van het waterbeheer binnen de gemeente en in afstemming met de waterpartners.
De gemeente Tholen heeft in het waterplan de volgende ambitie uitgesproken: "Het uiterlijk in 2015 realiseren van een aantrekkelijke en veilige woonomgeving met een grote belevingswaarde, waarvan water een belangrijk deel uitmaakt. Het waterpeil varieert daarbij niet te sterk, het water is helder en schoon, er ligt niet teveel slib op de bodem en de overgang van water naar oever is geleidelijk. In het watersysteem komt een gevarieerde levensgemeenschap voor. Overtollig water wordt in of buiten de woonwijk opgevangen voor zover dat mogelijk is middels een goede afvoer en zonder overlast. Daar waar mogelijk en gewenst, wordt het water gebruikt voor recreatie, waarvoor goede voorzieningen aanwezig zijn."
Bodembeleidsplan (2007) en Nota Bodembeheer (ontwerp, 2012)
Het Bodembeleidsplan bevat de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid ten aanzien van:
- bouwen op verontreinigde grond;
- sanering van ondergrondse tanks;
- de bodemtoets in het kader van de ruimtelijke ordening;
- preventie, onderzoek en monitoring in het kader van de Wet milieubeheer;
- hergebruik van grond en bagger;
- sanering van ernstig en niet ernstig verontreinigde grond.
De Nota bodembeheer geeft uitvoering aan het onderdeel hergebruik van grond- en/of baggerspecie van het Bodembeleidsplan. In de Nota is aangegeven welke vrijkomende grond in welke gebieden kan worden hergebruikt. Het doel van de Nota is het hergebruik van gebiedseigen grond te stimuleren en de (gewenste) bodemkwaliteit af te stemmen op de specifieke bodemfunctie.
Nota Archeologiebeleid (2011)
In opdracht van de Vereniging Zeeuwse Gemeenten en de gemeente Tholen is archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente. Doel daarvan is een verantwoorde balans tussen het belang van de archeologie en andere belangen die spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het uitgangspunt voor het nieuwe beleid is een verantwoorde invulling van de beleidsruimte die de Monumentenwet gemeenten biedt. Met dit archeologiebeleid kan de gemeente beargumenteerd afwijken van de wettelijke plicht tot archeologisch vooronderzoek bij bodemingrepen groter dan 100 m2 (Monumentenwet).
Het archeologiebeleid is vastgelegd in de Nota Archeologiebeleid. Dit rapport bestaat uit twee delen.
In deel A (Beleidsnota gemeentelijke archeologische monumentenzorg) geeft de gemeente aan hoe zij invulling gaat geven aan haar rol van bevoegde overheid, de reikwijdte en ambities van het beleid, en de uitvoering daarvan (taken, instrumenten, actiepunten).
Deel B (Archeologische beleidskaart en toelichting) bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting. Samen bevatten deze de noodzakelijke informatie en motivering hoe de gemeente bij besluitvorming over gebruik en inrichting van de ruimte omgaat met “bekende en te verwachten in de grond aanwezige archeologische monumenten” (artikel 38a Monumentenwet). Daarmee is deel B de ruimtelijke uitwerking van het archeologiebeleid in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
In paragraaf 5.5.1 wordt inhoudelijk ingegaan op de aanwezige waarden en in paragraaf 4.4 is de vertaling naar de regeling in het voorliggende bestemmingsplan toegelicht.
Bijlage 2 Beschermde Stadsgezichten Tholen En Sint-maartensdijk
Bijlage 3 Beleidskaart Archeologie
Bijlage 4 Overzicht Monumenten
4.1 Tholen
Adres | Monumentnummer |
Bakstraat 7, hoekpand, R 579 | 35328 |
Bakstraat hoek Dalemsestraat 16, pand | 35336 |
Botermarkt 1 | 496110 |
Botermarkt 2 en Hoogstraat 1,3, hoekpand | 35330 |
Botermarkt 11,13/Bakstraat 2,4 hoekpand | 35329 |
Brugstraat 1, hoekpand | 35331 |
Brugstraat 11,13 hoek Botermarkt, sectie R 749 | 35332 |
Brugstraat 16, pand | 35333 |
Dalemsestraat 3, pand | 35334 |
Dalemsestraat 5, pand | 35335 |
Hertenkamp 3, pand | 495990 |
Hertenkamp 3, koetshuis | 495997 |
Hoogstraat 4, pand | 35341 |
Hoogstraat 5,7 sectie R 740, hoekpand | 35337 |
Hoogstraat 12, pandjes naast stadhuis | 35343 |
Hoogstraat 12, vml. Stadhuis | 35342 |
Hoogstraat 13, pand | 35338 |
Hoogstraat 15, pand | 35339 |
Kerkplein 1, NH kerk | 35344 |
Kerkplein 3, toren NH kerk | 35345 |
Kerkstraat 4, pand | 35350 |
Kerkstraat 9,11. 2 dwarspanden | 35346 |
Kerkstraat 10, pand | 35351 |
Kerkstraat 13,15, Gasthuiskapel | 35347 |
Kerkstraat 18, pand | 35352 |
Kerkstraat 19, pand | 35348 |
Kerkstraat 21, pand | 35349 |
Kerkstraat sectie R nr 254 zijgevel | |
Markt 1 en Kerkstraat, pand | 35354 |
Markt 3, pand | 35355 |
Markt 5, pand | 35356 |
Markt 7, pand | 35357 |
Markt 11, pand | 35358 |
Markt 17, pand | 35359 |
Markt 19, pand | 35360 |
Markt 21, pand | 35361 |
Markt 22, RK kerk | 496069 |
Markt 26, pand | 35362 |
Markt sectie R nr 220, marktpomp | 35363 |
Oudelandse Poort 25, korenmolen "De Hoop" | 35364 |
Omwalling bastions (zie voor sectienrs. onderdelen complex | 498170 |
Sectie N nr 1376, sectie R 111, 112, 523 289 bastion V met terreplein en gracht | 500169 |
sectie N nr 1377 rivierfront van Eendrachtsweg tot Brugstraat | 500173 |
sectie O nr 254 , 510, 625 en R 726 bastion II met gracht | 500163 |
sectie O nr 254, 507, 510 en R 293, 523 courtine II-III met gracht | 500164 |
sectie O nr 323, 506 en 725 en R 293 bastion III met terreplein en gracht | 500165 |
sectie O nr 510 omwalling | 46924 |
sectie O nr 626 bastion met terreplein en gracht | 500161 |
sectie O nr 626 en R 726 courtine I-II met gracht | 500162 |
sectie O nr 725 en 727 courtine III-IV met gracht | 500166 |
sectie R nr 111 en R 112 bastion VI met terreplein | 500171 |
sectie R nr 111 en R 112 Courtine V-VI met gracht | 500170 |
sectie R nr 287 courtine IV-V met gracht | 500168 |
sectie R nr 293 en 523 en courtine II-III met gracht | 500164/500165 |
sectie R 726 Bastion I | 500161 |
sectie R nr 289 omwalling | 46924 |
sectie R nr 293, 523 Bastion IV | 500167 |
5sectie R nr 293 omwalling | 46924 |
sectie R nr 289 omwalling bastions | 46924 |
sectie R nr III courtine VI-VII met gracht | 500172 |
Stoofstraat 5, pand | 35365 |
Stoofstraat 7, pand | 35366 |
4.2 Oud-Vossemeer
Adres | Monumentnummer |
Dorpsweg 7, RK kerk | 35368 |
Dorpsweg 9, RK pastorie | 496075 |
Patrijzenweg 28, electr.station + woning | 496135 |
Raadhuisstraat 5, ambachtsherenhuis | 35372 |
Raadhuisstraat 15, woning + smidsklok | 35373 |
Ring 10, NH kerk | 35374 |
4.3 Poortvliet
Adres | Monumentnummer |
Kerkplein sectie N nr 386, toren NH kerk | 35376 |
Molenstraat 38, molen De Korenaar | 35377 |
Noordstraat 9, boerderij | 35378 |
Noordstraat sectie N nr 843 NH kerk | 35375 |
Zuidstraat 12, boerderij | 35380 |
4.4 Sint-Maartensdijk
Adres | Monumentnummer |
Hazenstraat 1, NH kerk | 35410 |
Hazenstraat 1, toren NH kerk | 35411 |
Hazenstraat 2, pand | 35412 |
Hazenstraat 12, pand | 35413 |
Markt 1, hoekpand | 35415 |
Markt 3, raadhuis | 35416 |
Markt 5, pand | 35417 |
Markt 10, pand | 35418 |
Markt 22, dwarspand | 35419 |
Markt 26, pand | 35420 |
Markt 27, pand | 35422 |
Markt 40, pand | 35424 |
Markt 41, pand | 35425 |
Markt 48, pand | 35426 |
Markt 49, pand | 35427 |
Markt 51, pand | 35428 |
Markt 52, pand | 35429 |
Markt 55, pand | 35430 |
Markt 57, pand | 35432 |
Markt 58, pand | 35433 |
Markt Marktpomp sectie N nummer 1407 | 35434 |
Onder de Linden sectie N nummer 1341, Toegangshek begraafplaats | 35438 |
Onder de Linden sectie N nummer 2169, Omgracht vml kasteel | 35439 |
4.5 Stavenisse
Adres | Monumentnummer |
Het Bos, sectie F nr 851, kasteelterrein | 35408 |
Molendijk 72, korenmolen | 35402 |
Poststraat 2/Kerkstraat 1,3 voormalig postkantoor en 2 woningen | 496118 |
Van der Lek de Clercqplein, 2 wapens fam. Van der Lek de Clercq | 35400 |
Van der Lek de Clercqplein 4, toren NH kerk | 35401 |
Voorstraat 17,19, pand | 35403 |
Voorstraat 28, pand | 35404 |
Voorstraat 29, pand | 35405 |
Voorstraat 42, voormalig raadhuis | 35406 |
Van de Leck de Clercqplein 2 sectie, F nr 1214 NH kerk | 35407 |
4.6 Sint-Annaland
Adres | Monumentnummer |
Boogaardweg (F.M.) sectie G nummer 2247 korenmolen "De Vier Winden" | 35382 |
Molendijk sectie G nummer 32, korenmolen | 35384 |
Voorstraat 4, pand | 35385 |
Voorstraat 6, pand | 35386 |
Voorstraat 38, pand (nonnetjeshuis) | 35387 |
Voorstraat 43, pand | 35388 |
4.7 Sint-Philipsland
Adres | Monumentnummer |
Nederlands Hervormde Kerk, Kerkring 2 | PM |
molen 'De Hoop', Oostdijk 2 | PM |
4.8 Anna Jacobapolder
Geen rijksmonumenten aanwezig.
4.9 Sluis
Geen rijksmonumenten aanwezig.
Bijlage 5 Molens En Molenbiotopen
Bijlage 6 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 7 Inventarisatie En Inschaling Van Bedrijven
Bijlage 8 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom aangesloten bij de systematiek van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Ook voor horecabedrijven bieden de milieuregelgeving en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op deze regelgeving op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten. Wanneer relevant wordt daar in de plantoelichting apart op ingegaan.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten bieden de richtafstandenlijsten uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):
- 1. 'lichte horeca': Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend en in hoofdzaak etenswaren en maaltijden verstrekken. Zij veroorzaken hierdoor slechts beperkte hinder voor omwonenden: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in rustige woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden vindt mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
- 2. subcategorie 1a: qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
- 3. subcategorie 1b: overige lichte horeca: restaurants, pensions en dergelijke;
- 4. subcategorie 1c: bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels;
- 5. 'middelzware horeca': Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook deels 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Het kunnen ook bedrijven uit categorie 1 zijn die gelet op hun locatie en de aard van hun omgeving delen van de nacht geopend zijn, bijvoorbeeld een snackbar in een centrumgebied;
- 6. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Bij de verschillende horecabedrijven zijn de activiteiten die in hoofdzaak worden uitgevoerd richtinggevend voor de categorie-indeling: de hoofdfunctie van het bedrijf wordt ingedeeld met behulp van de Staat van Horeca-activiteiten. Ondergeschikte functies maken onderdeel uit van de hoofdactiviteit en worden niet bij de categorie-indeling betrokken. Zo is het verhuur van ruimtes/zalen bij een café een ondergeschikte activiteit die niet tot andere milieuhinder leidt: voor die ruimtes gelden dezelfde openingstijden als bij de hoofdactiviteit en deze ruimtes zijn in het algemeen beperkt in aantal en omvang. Voor hotels met bar geldt dat de bar in het algemeen een ondergeschikte activiteit betreft die bedoeld is als service richting hotelgasten: een dergelijke activiteit zal in het algemeen geen andere bezoekers aantrekken en leidt als ondergeschikte functie niet tot relevant andere milieueffecten.