Masterplan Tholen
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Vastgesteld op 24-01-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: |
Plan: |
het bestemmingsplan "Masterplan Tholen"met identificatienummer NL.IMRO.0716.bpmasterplanTHL-VG01 van de gemeente Tholen. |
Bestemmingsplan: |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
Aanduiding: |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens: |
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft. |
Aan- en uitbouw: |
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. |
Aan huis gebonden beroep: |
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is. |
Antennedrager: |
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. |
Antenne-installatie: |
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. |
Archeologisch deskundige: |
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid. |
Archeologisch onderzoek: |
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. |
Archeologische waarde: |
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. |
Bebouwing: |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Bedrijf: |
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen. |
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen: |
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
Bestemmingsgrens: |
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bevoegd gezag: |
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. |
Bijgebouw: |
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. |
Bouwen: |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
Bouwgrens: |
de grens van een bouwvlak. |
Bouwlaag: |
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is. |
Bouwperceel: |
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. |
Bouwperceelgrens: |
een grens van een bouwperceel. |
Bouwvlak: |
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. |
Bouwwerk: |
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. |
Bouwwerk, geen gebouw zijnde: |
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw. |
Bijgebouw: |
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. |
Dakkapel: |
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. |
Evenement: |
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur. |
Gebouw: |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Hoofdgebouw: |
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. |
Kap: |
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°. |
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten: |
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. |
Lessenaarsdak: |
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw. |
Molendeskundige: |
de vereniging De Zeeuwse Molen of de Hollandsche Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens. |
Nutsvoorzieningen: |
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. |
Overkapping |
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak. |
Peil: | |
a. | voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; |
b. | in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. |
Praktijkruimte: |
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. |
Seksinrichting: |
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen. |
Voorgevel: |
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. |
Zijerf: |
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel. |
SBI-code: |
de code volgens de Standaard Bedrijfsindeling 2008 die door overheid en bedrijfsleven wordt gebruikt om in statistieken bedrijven naar hun belangrijkste activiteit in te delen. |
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' |
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt. |
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: |
2.1 | Afstand |
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. |
2.2 | Bouwhoogte van een (schotel)antenne-installatie |
a. | ingeval van een vrijstaande installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de installatie; |
b. | ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde installatie: tussen de voet van de installatie en het hoogste punt van de installatie. |
2.3 | Bouwhoogte van een bouwwerk |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
2.4 | Breedte, lengte en diepte van een gebouw |
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. |
2.5 | Dakhelling |
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. |
2.6 | Goothoogte van een bouwwerk |
a. | vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
b. | bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boei-boordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw; |
c. | bij toepassing van een lessenaarsdak wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel. |
2.7 | Inhoud van een bouwwerk |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
2.8 | Oppervlakte van een bouwwerk |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. |
2.9 | Vloeroppervlakte |
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580. |
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | groen; |
b. | ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': tevens geluidwerende voorzieningen; |
c. | bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ballenvangers, ontmoetingsplaatsen, voet- en fietspaden geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins. |
3.2 | Bouwregels |
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels: |
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor ontmoetingsplaat-sen en voor nutsvoorzieningen | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | 3 m | - |
1. bewegwijzering | niet van toepassing | 4,5 m |
2. straatmeubilair | niet van toepassing | 3 m |
3. van een mast of zuil ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie' | niet van toepassing | 58 m |
4. lichtmasten en overige masten | niet van toepassing | 9 m |
5. ballenvangers | niet van toepassing | 4 m |
6. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde | niet van toepassing | 3 m |
7. vrijstaande antennemast | niet van toepassing | 15 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | 15 m2 | - |
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen; |
b. | ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': tevens een speeltuin of speelterrein; |
c. | bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen. |
4.2 | Bouwregels |
4.2.1 | Algemeen |
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels: |
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||
1. bouwhoogte | - zie aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||
1. binnen het bouwvlak | - zie aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’. | niet gemaximeerd |
4.3 | Specifieke gebruiksregels |
4.3.1 | Bewoning bijgebouw |
Zelfstandige bewoning van een bijgebouw is niet toegestaan. |
Artikel 5 Sport
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | sportvelden en sporthallen met het daarbij behorende verenigingsleven; |
b. | ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': tevens een onoverdekt zwembad; |
c. | bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | Algemeen |
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels: |
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||
1. bouwhoogte | - zie aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - lichtmasten en overige masten: 15 m; - zend/ontvangstinstallatie: 58 m; - overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||
1. binnen het bouwvlak | - zie aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’. | niet gemaximeerd |
5.2.2 | Lichtmasten ten behoeve van sport |
In afwijking van het bepaalde in 5.2.1 is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – lichtmasten uitgesloten’ de bouw van lichtmasten ten behoeve van veldverlichting niet toegestaan. |
5.3 | Afwijken van bouwregels |
Lichtmasten ten behoeve van sport | |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 en toestaan dat lichtmasten ten behoeve van veldverlichting gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat het gebruik daarvan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woonbebouwing. |
Artikel 6 Verkeer
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden; |
b. | verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; |
c. | bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen, horecaterrassen, niet-permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins. |
6.2 | Bouwregels |
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels: |
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor ontmoetingsplaatsen en voor nutsvoorzieningen | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | zie aanduiding 'maximale bouwhoogte'; en anders 3 m | - |
1. bewegwijzering | niet van toepassing | 4,5 m |
2. straatmeubilair | niet van toepassing | 3 m |
3. lichtmasten en overige masten | niet van toepassing | 9 m |
4. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde | niet van toepassing | 3 m |
5. vrijstaande antennemast | niet van toepassing | 15 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | 15 m2 | - |
6.3 | Specifieke gebruiksregels |
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: | |
a. | evenementen zijn toegestaan. |
Artikel 7 Woongebied
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | wonen met de daarbij behorende tuinen, wegen, paden, verblijfsgebieden, groenvoorzieningen, water en andere binnen een woongebied voorkomende functies, zoals nutsvoorzieningen, kleinschalige speelvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen, geluidwerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins, voorwerpen van beeldende kunst. |
7.2 | Bouwregels |
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: | |
a. | uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan; |
b. | in afwijking van het bepaalde in 7.2 onder a zijn ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ ook gestapelde woningen toegestaan; |
c. | het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen, dan aangegeven met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’; |
d: | voor het overige geldt: |
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | |||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja |
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | |||
a. goothoogte | zie aanduiding ‘maximum goot- en bouwhoogte (m)’ | 3 m | niet van toepassing |
b. bouwhoogte | - gebouwen voor nutsvoorzieningen: 3 m - voor het overige: zie aanduidingen ‘maximum bouwhoogte (m)’ en ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)’ | - overkapping: 3 m - gebouwen: maximale goothoogte 3 m, maximale bouwhoogte 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - licht- en vlaggenmasten en antennemasten: 9 m; - schotelantennes 6 m; - speel- en spelvoorzieningen in openbaar gebied: 5 m; - overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m |
4. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | |||
a. binnen een bouwvlak | - gebouwen voor nutsvoorzieningen: 15 m2 - voor het overige: per bouwperceel 75% (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen) | per bouwperceel 75% (inclusief hoofdgebouw) | niet gemaximeerd |
7.3 | Nadere eisen |
Situering, goot- en bouwhoogte | |
Het bevoegd gezag is kan nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: | |
a. | daardoor de gebruikswaarde van het bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad; |
b. | de goot- of bouwhoogte van (delen van) bijgebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; |
c. | geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 7.2 sub d.4 ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. |
7.4 | Specifieke gebruiksregels |
7.4.1 | Voorwaardelijke verplichting ingebruikname woningen |
Woningen binnen het bestemmingsvlak ‘Woongebied’ dat grenst aan het bestemmingsvlak ‘Groen’ met aanduiding ‘geluidwal’, mogen alleen in gebruik worden genomen indien ter plaatse van de in het bestemmingsvlak ‘Groen’ opgenomen aanduidingsvlak ‘geluidwal’ een geluidwerende voorziening is gerealiseerd met een minimale hoogte van 2 meter. Deze geluidwerende voorziening dient tevens in stand gehouden te worden. | |
7.4.2 | Bewoning bijgebouw |
Zelfstandige bewoning van een bijgebouw is niet toegestaan. |
7.4.3 | Uitoefening andere activiteiten in woningen |
Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels: | |
a. | de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving. |
b. | de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2. |
c. | het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend. |
d. | de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' categorie A. |
e. | het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. |
f. | er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten. |
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
8.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waarde - Archeologie - 2’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege. |
8.2 | Bouwregels | |
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: | ||
a. | op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m; | |
b. | ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien: | |
1. | het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is; | |
2. | niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; | |
3. | de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige; | |
c. | het bepaalde in 8.2 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: | |
1. | vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; | |
2. | een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2bedraagt; | |
3. | een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst. |
8.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | |
8.3.1 | Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning | |
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: | ||
a. | het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage; | |
b. | het verlagen of verhogen van het waterpeil; | |
c. | het planten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd; | |
d. | het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. | |
8.3.2 | Uitzondering op het uitvoeringsverbod | |
Het verbod van 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: | ||
a. | normaal beheer of onderhoud betreffen; | |
b. | reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; | |
c. | noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij 8.2 in acht is genomen; | |
d. | niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld; | |
e. | een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²; | |
f. | ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd | |
8.3.4 | Voorwaarden voor een omgevingsvergunning | |
De werken en werkzaamheden, zoals in 8.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien: | ||
a. | de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; | |
b. | de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veilig gesteld; | |
c. | de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op: | |
1. | het behoud van de archeologische resten in de bodem; | |
2. | het doen van opgravingen; | |
3. | het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige. |
8.4 | Wijzigingsbevoegheid |
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming ‘Waarde – Archeologie - 2’ geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: | |
a. | uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; |
b. | het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet. |
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 | Overschrijding bouwgrenzen |
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door: | |
a. | tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; |
b. | tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; |
c. | andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. |
10.2 | Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten | |
a. | Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: | |
1. | bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; | |
2. | bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. | |
b. | In geval van herbouw is 11.2 a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. | |
c. | Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing. |
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 | Strijdig gebruik |
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het (proef)boren naar gas, waaronder schaliegas en het gebruik van (een gedeelte van) gebouwen als seksinrichting. |
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 | Vrijwaringszone - molenbiotoop | |
12.1.1 | Aanduidingsomschrijving | |
De voor 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede aangeduid voor behoud en/ of herstel van de aanwezige molen als werktuig. | ||
12.1.2 | Bouwregels | |
a. | binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek; | |
b. | binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte die meer bedraagt dan 1/50 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen “De Hoop”, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek; | |
c. | in afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere bouwhoogte in de volgende gevallen rechtstreeks toegestaan: | |
1. | het betreft vervanging van een bestaand bouwwerk met een grotere bouwhoogte; | |
2. | het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht en waarbij de bouwhoogte en breedte blijven binnen de bouwhoogte en breedte van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht. | |
12.1.3 | Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | |
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de in 12.1.2 genoemde molen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: | ||
a. | het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting; | |
b. | het ophogen van gronden. | |
12.1.4 | Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod | |
Het verbod van 12.2.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: | ||
a. | reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn; | |
b. | noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend; | |
c. | het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is, niet hoger is dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de gebouwen op het zelfde bouwperceel zoals in het plan is toegestaan of het laagste punt van een zuiver verticaal staande wiek van de in 12.2.2 genoemde molen. |
12.1.5 | Voorwaarden voor een omgevingsvergunning |
a. | de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de in 12.2.2 genoemde molens als werktuig; |
b. | alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de molendeskundige over de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het huidige en / of toekomstige functioneren van de in 12.2.2 genoemde molen als werktuig door windbelemmering. |
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 | Maten en bouwgrenzen |
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: | |
a. | afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; |
b. | overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot; |
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. |
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 | Overschrijding bestemmingsgrenzen |
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. |
Artikel 15 Overige Regels
15.1 | Parkeren |
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in het vastgestelde 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Tholen 2009-2018'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger. |
15.1 | Werking wettelijke regelingen |
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. |
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 | Overgangsrecht bouwwerken | |
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: | ||
a. | een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: | |
1. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; | |
2. | na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; | |
b. | het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 17.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 16.1 onder a met maximaal 10%; | |
c. | 16.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
16.2 | Overgangsrecht gebruik |
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: | |
a. | het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; |
b. | het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 16.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; |
c. | indien het gebruik, bedoeld in 16.2 onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; |
d. | 16.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Masterplan Tholen’. |