Rotonde Oesterdam
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Vastgesteld op 02-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Rotonde Oesterdam met identificatienummer NL.IMRO.0716.bprotoesterdam-VG01 van de gemeente Tholen
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen
1.3 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.
1.4 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over de, voor het onderzoek noodzakelijke, certificaten beschikt.
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.6 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.12 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.13 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.18 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.20 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met doorgaande rijstroken, alsmede rotondes, opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
alsmede voor:
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, ondergrondse faunapassages en de daarbij behorende voorzieningen, bruggen en viaducten, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding en signalering, informatievoorziening, reclame-uitingen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 4 Waarde-archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m² bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 200 cm onder maaiveld wordt geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologisch waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 5 Waarde-archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 200 cm onder maaiveld wordt geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologisch waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bestemmingsplan worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het (proef)boren naar gas, waaronder schaliegas en het gebruik van (een gedeelte van) gebouwen als seksinrichting.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. voor de bouw van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen dan wel gebouwen die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, met een inhoudsmaat van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
10.2 Wijziging verbreding wegen, dijken en waterlopen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de verbreding van de bestemmingen Water, Verkeer of Waterstaatswerken, met inachtneming van het volgende:
- a. wijziging wordt slechts verleend indien de verbreding van waterlopen, wegen, dijken en/of waterstaatswerken noodzakelijk is;
- b. wijziging wordt slechts verleend indien de gronden gebruiksvrij zijn verworven, dan wel indien de eigenaar en gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de wijziging;
- c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
- d. in combinatie met verbreding van dijken mag ook de begrenzing van de bestemming Waarde - Beschermde dijk worden gewijzigd.
Artikel 11 Overige Regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ' Rotonde Oesterdam'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Op de Oesterdam, een dam tussen Tholen en Zuid-Beveland in het oostelijke deel van de Oosterschelde, ligt een afslag richting Waterrijk. Waterrijk is een vakantiepark aan het Zoommeer met vakantiehuizen, een hotel, jachthaven en verschillende andere faciliteiten. Als gevolg van uitbreiding van het resort Waterrijk neemt het aantal verkeersbewegingen op de afslag toe waardoor de verkeersveiligheid in het geding komt. Voor het verbeteren van de verkeersveiligheid heeft Provincie Zeeland de wens een rotonde aan te leggen op de plaats van de huidige afslag.
De rotonde is deels gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Waterrijk-Oesterdam' en deels binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'. Ter plaatse van het bestemmingsplan 'Waterrijk-Oesterdam' zijn de bestemmingen 'Recreatie-Dagrecreatie' en 'Bos' van toepassing. De ontwikkeling is daarmee in strijd. Daarom is een nieuw bestemmingsplan nodig. Ten opzichte van het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' is er geen strijdigheid.
Figuur 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: www.zeeland.nl, bewerking Juust BV)
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt op de Oesterdam, ter hoogte van vakantieresort 'Waterrijk'. Het betreft het perceel kadastraal bekend, gemeente Tholen, sectie K, nummer 354 ged. (zie figuur 2). Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door een watergang en de weg richting Waterrijk, aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door het verlengde van de N659, aan de zuidzijde door de aanzet van de dijk en aan de westzijde door het verlengde van de N659.
Figuur 2 | Het plangebied (bron: www.scheldestromen.nl,bewerking Juust BV)
1.3 Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.1.1 Huidige situatie
De N659 is een provinciale weg over de Oesterdam. De Oesterdam is een dam tussen Tholen en Zuid Beveland in het oostelijke deel van de Oosterschelde. Aan de oostelijke zijde van de dam ligt het Zoommeer en de Schelde-Rijn verbinding. Aan de westzijde ligt de Oosterschelde. De bouw van de dam begon in 1979 en de dam kwam gereed in 1986.
Figuur 3 | globale ligging plangebied (bron: www.zeeland.nl,bewerking Juust BV)
Op circa 2 kilometer vanaf het eiland Tholen gerekend ligt een afslag naar 'Waterrijk'. Waterrijk is een resort met vakantiehuizen, jachthaven, hotel en andere faciliteiten. Het park is bezig met uitbreidingsplannen. De afslag naar Waterrijk ligt op de N659. Deze weg heeft voor het grootste gedeelte van de dam een snelheidsregime van 100 km/uur. Ter hoogte van het plangebied heeft de weg een snelheidsregime van 70 km/uur. De afslag heeft uit beide richtingen een aparte afslagstrook en wanneer vanaf Waterrijk richting Zuid-Beveland wordt afgeslagen kan gebruik gemaakt worden van een kruisingsvlak.
Ook fietsers kunnen de kruising oversteken. Aan de zijde van Waterrijk ligt een vrijliggend fietspad met in het midden van de weg een opstelvak. Ook voetgangers kunnen hier gebruik van maken. Aan de zijde van de Oosterschelde ligt een fietspad op de dijk die via een helling bereikt wordt.
Figuur 4 | Huidige situatie plangebied (bron: Cyclomedia)
2.1.2 Toekomstige situatie
Om de verkeerssituatie veiliger te maken heeft de wegbeheerder Provincie Zeeland het voornemen de afslag naar Waterrijk te vervangen door een rotonde. Door een rotonde aan te leggen wordt het doorgaande verkeer geremd. Dit heeft als voordeel dat autoverkeer vanaf Waterrijk veiliger de N659 kan opdraaien. Daarnaast kunnen fietsers ook gebruik maken van de rotonde door middel van een vrijliggend fietspad aan de oostzijde dat in twee richtingen berijdbaar is. Fietsers moeten op de rotonde voorrang verlenen aan de auto`s. Voetgangers steken aan de westzijde over.
Figuur 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Provincie Zeeland)
2.2 Juridische Regeling
2.2.1 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' van de gemeente Tholen. Dit bestemmingsplan is op 19 december 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Verkeer' (zie figuur 6). De gronden zijn bedoeld voor wegen met doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden en bij deze bestemming horende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groen, ondergrondse faunapassages en de daarbij horende voorzieningen, bruggen en viaducten, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersgeleidingen en signalering, informatievoorziening, reclame-uitingen en water. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3'. Er is geen strijdigheid met dit bestemmingsplan. Vanwege de leesbaarheid en duidelijkheid van het bestemmingsplan is er wel voor gekozen de grens van het plangebied gelijk te stellen met de werkgrens voor het nemen van de maatregelen en dus ook het deel van het plangebied waar geen strijdigheid is met het geldende bestemmingsplan op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan.
Daarnaast geldt voor een deel van het plangebied het bestemmingsplan 'Waterrijk Oesterdam'. Binnen dit bestemmingsplan geldt de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en de bestemming 'Bos'. Daarnaast geldt de dubbelbestemmingen 'Waarde-archeologie 3' en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Een rotonde past niet binnen de bestemming 'Bos' en 'Recreatie- Dagrecreatie'.
Figuur 6 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust BV)
2.2.2 Planuitwerking
De plangrens volgt het technische ontwerp van de rotonde en de aansluitende weg. Voor het gehele plangebied is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Met de regels is aangesloten bij de systematiek van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen'. Naast de bestemming verkeer zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde-Archeologie 2' overgenomen.
2.2.3 Juridische planbeschrijving
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' (hierna Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Het doel van de ministeriële regeling is om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Op de verbeelding is de bestemming verkeer opgenomen, evenals de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 3' en 'Waarde-Archeologie 2'.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Verkeer
De bestemming verkeer geldt voor het gehele plangebied. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor wegen met doorgaande rijstroken, alsmede voor rotondes, opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden.
Waarde-Archeologie 2
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 2'. Deze bestemming is bedoeld om archeologische waarden in de bodem te beschermen. Wanneer bodemingrepen ter plaatse van deze bestemming plaatsvinden op een diepte van 200 centimeter onder het maaiveld met een oppervlakte van 250 m² of meer is een archeologisch onderzoek benodigd.
Waarde-Archeologie 3
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3'. Deze bestemming is bedoeld om archeologische waarden in de bodem te beschermen. Wanneer bodemingrepen ter plaatse van deze bestemming plaatsvinden op een diepte van 200 centimeter onder het maaiveld met een oppervlakte van 500 m² of meer is een archeologisch onderzoek benodigd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen.
.Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bijvoorbeeld het verbod voor het (proef) boren naar (schalie)gas.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Het onderhavige plan betreft het aanleggen van een rotonde. In de structuurvisie zijn geen beleidspunten opgenomen die een dergelijke beperkte ontwikkeling in de weg staat. Het aanleggen van nieuwe infrastructuur wordt ook niet gezien als stedelijke ontwikkeling, waardoor een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking ook niet nodig is.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook ten aanzien van economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. De Provincie noemt verkeersveiligheid als basiswaarde voor Zeeland. Alle verkeersdeelnemers moeten veilig van A naar B kunnen. Door het aanleggen van de rotonde die het onderhavige plan planologische mogelijk maakt, wordt de verkeersveiligheid verbeterd. Door de aanleg van de rotonde kan het verkeer op de N659 doorgang blijven krijgen. Doordat er wel een snelheidsvermindering nodig is voor het passeren van de rotonde ontstaat een veiligere situatie voor verkeer dat afslaat naar Waterrijk en dat vanuit Waterrijk de weg op wil komen. Tevens ontstaat hierdoor een veiligere mogelijkheid voor fietsers en voetgangers om over te steken.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.
Beleidsplan verkeersveiligheid Zeeland 2010-2020
In 2010 heeft de Provincie Zeeland het beleidsplan 'Verkeersveiligheid 2010-2020' vastgesteld. In dit beleidsplan hebben de Zeeuwse overheden, Rijkswaterstaat, politie, justitie en tal van maatschappelijke organisaties zich verbonden aan een ambitieus plan: Zeeland is in 2020 de meest verkeersveilige provincie van Nederland en het aantal vermijdbare ernstige ongevallen is sterk gedaald. Zeeland is op weg naar nul.
De drie pijlers van het verkeersveiligheidbeleid zijn Infrastructuur, Educatie & Voorlichting en Sensibilisering & Handhaving. De pijler infrastructuur richt zich op fysieke maatregelen om de veiligheid te verbeteren. Buiten de bebouwde kom is één van de genoemde maatregelen: 'verkeersveiliger maken van kruispunten op 80/100 km wegen'. Het onderhavige bestemmingsplan maakt het mogelijk een rotonde aan te leggen op een onveilig kruispunt op een 100 km/uur weg. De rotonde zorgt voor een betere verkeersveiligheid. Het onderhavige plan draagt daarom bij aan het behalen van de gestelde doelstellingen. Het beleidsplan staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.3 Gemeentelijk Beleid
De gemeente Tholen heeft geen beleid dat van toepassing is op het onderhavige plan. Het gemeentelijk beleid staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Het plangebied ligt binnen een wettelijk beschermd archeologisch rijksmonument (Reimerswaal, rijksmonumentnummer 532468). Om die reden is zonder meer een monumentenvergunning nodig die de initiatiefnemer aanvraagt bij het Rijk. In het planologisch spoor is van belang dat voor het plangebied gedeeltelijk de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 3' en gedeeltelijk 'Waarde - Archeologie -2' geldt. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is geregeld dat archeologisch onderzoek nodig is wanneer er bodemingrepen plaatsvinden op een diepte van 200 centimeter of dieper onder maaiveld met een oppervlakte groter dan 500 m². Afgeweken kan worden van de 'standaard' vrijstellingsdiepte van 40cm onder het maaiveld omdat voor deze locatie een archeologisch onderzoek is uitgevoerd (Archeomedia, 2006) waaruit is gebleken dat tot op die diepte geen archeologische waarden zullen worden geschaad. De werkzaamheden vinden plaats in het dijklichaam die in de jaren '80 werd opgespoten. Er worden geen werkzaamheden uitgevoerd dieper dan 200 cm onder het maaiveld. Archeologie is geen belemmering voor de uitvoering van het plan en er is geen omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden voor dit onderdeel nodig, wel een monumentenvergunning.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Binnen het plangebied liggen geen cultuurhistorische waardevolle elementen. Dit aspect vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Met het onderhavige plan wordt geen gevoelige functie mogelijk gemaakt. Ook wordt er geen bedrijf opgericht of functies mogelijk gemaakt die relevant zijn in het kader van Bedrijven en milieuzonering. Aan de richtlijnen van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' hoeft niet getoetst te worden. Dit aspect vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.
4.4 Bodem
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Er wordt met het onderhavige bestemmingsplan geen gevoelige functie mogelijk gemaakt. Er is geen bodemonderzoek benodigd. Wel is ten behoeve van de uitvoering een aanvullende toets gedaan door de gemeente, zie bijlage 1.
4.5 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
In de omgeving van het plangebied liggen geen gevaarlijke inrichtingen die relevant zijn voor het plan. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan. De toets is opgenomen in bijlage
4.6 Geluid
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Binnen de zone van de weg zijn recreatiewoningen gelegen. Omdat er sprake is van een aanpassing van de weg moet voor geluidgevoelige functies beoordeeld worden of er wordt voldaan aan de geluidsnormen en richtlijnen van de Wet geluidhinder. Omdat een recreatiewoning geen geluidgevoelige functie betreft hoeft niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder en is akoestisch onderzoek niet benodigd. Los daarvan is een goed verblijfsklimaat voor recreanten ook gewenst. Het aantal verkeersbewegingen neemt als gevolg van de ontwikkeling niet toe, de afwikkeling vindt op een andere wijze plaats. De kortste afstand tussen de nieuwe rotonde en de bestemmingsgrens waar verlijfsrecreatieve eenheden zijn toegestaan bedraagt minimaal 25-30 meter. Er is reeds een geluidwal aanwezig, die weliswaar aangepast wordt, maar de geluidsafschermende werking blijft behouden. De afstand tot het bestemmingsvlak waar de centrale voorzieningen en het hotel zijn toegestaan bedraagt slechts 15 meter. De bebouwing is echter niet op de bestemmingsgrens gebouwd, waardoor de feitelijke afstand veel groter is. Er is sprake van nieuwbouw waarbij een basis geluidreductie minimaal aanwezig is. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.7 Kabels En Leidingen
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Wel zijn er andere belangrijke kabels aanwezig, met name een glasvezelkabel voor bediening van de Kreekraksluizen in de teen van de dijk. Bij de uitvoering moet daarmee rekening worden gehouden. Een dubbelbestemming is gelet op het karakter van de kabel niet noodzakelijk.
4.8 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het onderhavige plan is sprake van de aanleg van een rotonde. Dit is geen ontwikkeling die leidt tot extra verkeer. De weg wordt aangepast voor een betere afswikkeling van het bestaande verkeer naar en van het vakantiepark Waterrijk Oesterdam. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.9 Natuur
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
De Natura 2000-gebieden Oosterschelde en Zoommeer grenzen aan de Oesterdam. Daarmee ligt het plangebied op zeer korte afstand van deze gebieden. Er is echter geen sprake van areaalverlies. De ontwikkeling vindt niet plaats in de richting van de Oosterschelde, maar ligt tussen de bestaande infrastructuur en Waterrijk in. Door Ecoconsult is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd (rapportage 3 augustus 2020, Bijlage 2) Daaruit blijkt dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten op natuurgebieden.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de nieuwe AERIUS Calculator (2019) moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. In het kader van de aanlegwerkzaamheden voor de rotonde is een AERIUS berekening uitgevoerd door de Provincie Zeeland (zie Bijlage 3). Uit de berekening blijkt dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar zijn berekend op Natura 2000 gebieden. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan. Het is niet nodig om voor de gebruiksfase een berekening uit te voeren, omdat er geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen. De toename van het aantal verkeersbewegingen is reeds meegenomen bij de planologische procedure voor uitbreiding van het resort Waterrijk Oesterdam. De aanlegfase van de rotonde, waarin mobiele werktuigen op locatie aanwezig zijn en waarbij het verkeer ook aanwezig blijft is voor deze procedure maatgevend.
Soortenbescherming
In het verkennend natuuronderzoek (Bijlage 2) zijn ook beschermde soorten beschouwd. Daaruit blijkt dat algemene broedvogels zoals de kleine karekiet verstoord kunnen worden. Groen- en houtopstanden dienen buiten het broedseizoen te worden verwijderd. Er is daarvoor geen nader onderzoek of ontheffing nodig. Verder moet rekening worden gehouden met de actieve periode van levendbarende hagedissen. Open plassen en zandhopen waarin de rugstreeppad zich zou kunnen ophouden moeten worden voorkomen. Verder zijn aandachtspunten voor zorgvuldig handelen aangegeven in de rapportage. De provincie als initiatiefnemer van het project zal de voorgesteld maatregelen in acht nemen. Dit aspect is geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Herplant jonge bomen
Omdat een deel van de bestaande wal moet worden afgegraven is het noodzakelijk ook maximaal 40 bomen te kappen. Dit betreft jonge aanplant die door de voorgaande droge jaren slechts deels is aangeslagen. In de directe omgeving is ruimte genoeg om dit bosplantsoen te herplanten. Het vellen van deze houtopstand moet wel worden gemeld bij GS (als bevoegd gezag Wet natuurbescherming), conform artikel 4.2 van de Wet natuurbescherming.
4.10 Verkeer En Parkeren
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Het voorgenomen plan betreft de aanleg van een rotonde. Parkeren en verkeersgeneratie spelen hierbij geen rol. Het plan wordt uitgevoerd ten behoeve van verbetering van de verkeersveiligheid.
4.11 Water
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschre ven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | De Oesterdam is een primaire waterkering in eigendom van Rijkswaterstaat. De werkzaamheden vinden plaats binnen de kernzone en de beschermingszone. Werkzaamheden vinden plaats buiten het storm seizoen. Het aanleggen van de rotonde heeft geen invloed op de werking van de waterkering. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | In de bestaande situatie is geen dakoppervlak aanwezig. Het bestaand verhard oppervlak (rijbaan, uitvoegstrook en twee stroken asfalt in de berm) betreft circa 3400 m². In de nieuwe situatie betreft het verhard oppervlak 2945 m². Dit betekent dat er geen sprake is van extra verhard oppervlak. Compensatie is niet benodigd. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het hemelwater wordt afgevoerd naar de naastgelegen bermen. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. | Niet van toepassing. |
Grondwaterkwaliteit Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | Het aanleggen van de rotonde heeft geen invloed op de grondwaterkwaliteit. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. | Het aanleggen van de rotonde heeft geen invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit. |
Volksgezondheid Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | De verkeersveiligheid op de Oesterdam wordt verbeterd waardoor er minder kans is op ongelukken. Dit komt de volksgezondheid ten goede. Ziekten, plagen en verdrinkingsgevaar zijn hier niet van toepassing. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Het aanleggen van de rotonde heeft geen invloed op de bodemdaling. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | Het plan bevat geen ontwikkeling van natte natuur. Binnen het plangebied is geen natte natuur aanwezig. |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | De huidige afwatering van de weg gaat via de bermen en waar nodig via ondiepe sloten die direct op de vaarweg lozen. Deze situatie wordt bestendigd. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | Er liggen geen eigendommen van het Waterschap in de nabijheid van de aan te leggen rotonde. De watergangen zijn in beheer bij het Rijk. De aanleg van de rotonde heeft geen invloed op de werking van de watergangen. Een beperkte aanpassing van de watergang is noodzakelijk voor de aanleg van de rotonde. Hierover vindt afstemming tussen de Provincie Zeeland en Rijkswaterstaat plaats. |
Scheepvaart en/of wegbeheer Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. | De weg is in eigendom van de Provincie. De aanleg van de rotonde wordt uitgevoerd door de Provincie. |
4.12 Conclusie
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio. De reacties van het waterschap (het wateradvies) en de veiligheidsregio zijn als Bijlage 5 en Bijlage 6 bijgevoegd. De provincie heeft enkele amtelijke opmerkingen geplaatst die ambtshalve zijn meegenomen in de 'Notitie zienswijzen en ambsthalve wijzigingen'. De provincie heeft geen nadere schriftelijke reactie/zienswijze ingediend.
Burgerparticipatie
Betrokkenen, zoals bewoners/eigenaren van de recreatiewoningen zijn op de hoogte gebracht. Het aanleggen van de rotonde is positief ontvangen.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Er zijn 4 zienswijzen ingediend.
Vaststelling bestemmingsplan
De ingediende zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de 'Notitie zienswijzen en ambsthalvewijzigingen'. Tevens zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd in de toelichting van het plan. De wijzigingen hebben betrekking op de aspecten natuur en archeologie en zijn ook beschreven in voormelde notitie. Er hebben bij de vaststelling geen wijzigingen in het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan (regels en verbeelding) plaatsgevonden.
Bijlage 1 Aanvullend Historische Bodemonderzoek
Bijlage 1 Aanvullend historische bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend Natuuronderzoek
Bijlage 2 Verkennend natuuronderzoek
Bijlage 3 Aerius-berekening
Bijlage 4 Notitie Zienswijzen En Ambsthalve Wijzigingen
Bijlage 4 Notitie zienswijzen en ambsthalve wijzigingen