Woningverplaatsing Provincialeweg (SMD)
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Vastgesteld op 21-02-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: |
Plan: |
het bestemmingsplan "Woningverplaatsing Provincialeweg (SMD)" met identificatienummer NL.IMRO.0716.bpwonprovwegSMD-VG01 van de gemeente Tholen. |
Bestemmingsplan: |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
Aanduiding: |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens: |
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft. |
Aan- en uitbouw: |
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. |
Aan huis gebonden beroep: |
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is. |
Achtererf: |
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. |
Bebouwing: |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen: |
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
Bestemmingsgrens: |
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bevoegd gezag: |
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. |
Bouwen: |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
Bouwgrens: |
de grens van een bouwvlak. |
Bouwlaag: |
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is. |
Bouwperceel: |
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. |
Bouwperceelgrens: |
een grens van een bouwperceel. |
Bouwvlak: |
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. |
Bouwwerk: |
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. |
Bouwwerk, geen gebouw zijnde: |
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw. |
Bijgebouw: |
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. |
Dakkapel: |
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. |
Evenement: |
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur. |
Gebouw: |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Hoofdgebouw: |
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. |
Kap: |
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°. |
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten: |
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. |
Lessenaarsdak: |
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw. |
Overkapping |
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak. |
Peil: | |
a. | voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; |
b. | in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. |
Praktijkruimte: |
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. |
Seksinrichting: |
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen. |
SBI-code: |
de code volgens de Standaard Bedrijfsindeling 2008 die door overheid en bedrijfsleven wordt gebruikt om in statistieken bedrijven naar hun belangrijkste activiteit in te delen. |
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' |
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt. |
Voorgevel: |
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. |
Zijerf: |
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel. |
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: |
2.1 | Afstand |
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. |
2.2 | Bouwhoogte van een (schotel)antenne-installatie |
a. | ingeval van een vrijstaande installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de installatie; |
b. | ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde installatie: tussen de voet van de installatie en het hoogste punt van de installatie. |
2.3 | Bouwhoogte van een bouwwerk |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
2.4 | Breedte, lengte en diepte van een gebouw |
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. |
2.5 | Dakhelling |
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. |
2.6 | Goothoogte van een bouwwerk |
a. | vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
b. | bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boei-boordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw; |
c. | bij toepassing van een lessenaarsdak wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel. |
2.7 | Inhoud van een bouwwerk |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
2.8 | Oppervlakte van een bouwwerk |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. |
2.9 | Vloeroppervlakte |
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580. |
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt; |
alsmede voor: | |
b. | bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water. |
3.2 | Bouwregels |
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: | |
a. | op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; |
b. | per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven; |
c. | de onderlinge afstand tussen gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m; |
d. | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer bedraagt tenminste 20 m; |
e. | in afwijking van het bepaalde onder d, geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer tenminste 30 m bedraagt; |
f. | de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen per bouwperceel ten hoogste: |
bouwwerk | goothoogte | bouwhoogte | Oppervlakte/inhoud |
hoofdgebouwen (inclusief aan- en uitbouwen)/woning | 4 m, tenzij anders aangegeven | ten hoogste 4 m hoger dan de toegestane goothoogte, tenzij anders aangegeven | 750 m³ |
bijgebouwen en overkappingen bij de woning | 3 m | 6 m | 100 m² |
erfafscheidingen | 2 m | ||
lichtmasten | 5 m | ||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 m |
g. | in afwijking van het bepaalde onder f mag een woning worden uitgebreid binnen het bestaande gebouw waar de woning deel van uitmaakt, waaronder worden begrepen de met de woning één geheel vormende ruimten, zoals schuren en stallen; |
3.3 | Afwijken van de bouwregels |
3.3.1 | Herbouw bijgebouwen |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder f juncto artikel 7.2 teneinde herbouw van bijgebouwen mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende: | |
a. | maximaal 50 % van de oppervlakte- en/of inhoud van de gesloopte bebouwing mag worden teruggebouwd (op een andere locatie binnen het bouwperceel) met een maximum van 200 m2per bouwperceel (aanvullend op de toelaatbare oppervlakte van 100 m2); |
b. | de goot- en bouwhoogte mag bij herbouw ten hoogste 3 m respectievelijk 6 m bedragen. |
3.4 | Specifieke gebruiksregels | |
3.4.1 | Algemene gebruiksregels | |
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: | ||
a. | opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; | |
b. | het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan; | |
c. | het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels: | |
1. | de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving; | |
2. | de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2; | |
3. | het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend; | |
4. | de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2; | |
5. | het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; | |
6. | er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten; | |
d. | de opslag van caravans, boten en inboedels is uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegestaan; | |
e. | bij een paardenbak en/of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan; | |
3.4.2 | Voorwaardelijke verplichting – afscherming bestrijdingsmiddelen | |
Het in gebruik nemen van een woning aan de Provincialeweg (deelgebied B) is uitsluitend toegestaan indien: | ||
a. | op de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - windhaag’ een jaarrond groenblijvende windhaag wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden; én | |
b. | op de binnengrens van de aanduiding 'specifieke specifieke vorm van groen - windhaag' een 3 meter hoge dichte schutting wordt geplaatst en in stand wordt gehouden; | |
c. | de in lid 3.4.2 onder a en b vermelde verplichting geldt niet indien op andere wijze is gewaarborgd dat neerslag van toxische stoffen tijdens bespuitingen van aangrenzende agrarische gewaspercelen op het woonperceel wordt beperkt, door bijvoorbeeld: | |
1. | de aanwezigheid van oppervlaktewater; | |
2. | door afspraken met de eigenaren van aangrenzende agrarische percelen; | |
3. | door het in eigendom hebben van agrarische gronden aansluitend aan de woonbestemming met voldoende breedte, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag. |
3.5 | Wijzigingsregels |
3.5.1 | Vergroten aantal woningen |
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen teneinde één extra woning toe te staan per bouwperceel, met inachtneming van het volgende: | |
a. | medewerking wordt slechts verleend aan het toestaan van één extra woning binnen een bestaande bouwmassa waarin al een bestaande woning aanwezig is; |
b. | de extra woning wordt gerealiseerd in de bestaande bebouwing; |
c. | de inhoud van de woningen mag niet minder dan 500 m3 bedragen; |
d. | de oppervlakte van bijgebouwen, inclusief overkappingen mag per woning ten hoogste 100 m2 bedragen; de overige bebouwing dient te worden gesloopt; |
e. | verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; |
f. | er wordt voldaan aan de Wet Geluidhinder; |
g. | de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. |
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waarde - Archeologie - 3’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege. |
4.2 | Bouwregels | |
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: | ||
a. | op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m; | |
b. | ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien: | |
1. | het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is; | |
2. | niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; | |
3. | de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige; | |
c. | het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: | |
1. | vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; | |
2. | een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m2 bedraagt; | |
3. | een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst. |
4.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | |
4.3.1 | Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning | |
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 3’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: | ||
a. | het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage; | |
b. | het verlagen of verhogen van het waterpeil; | |
c. | het planten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd; | |
d. | het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. | |
4.3.2 | Uitzondering op het uitvoeringsverbod | |
Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: | ||
a. | normaal beheer of onderhoud betreffen; | |
b. | reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; | |
c. | noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij 4.2 in acht is genomen; | |
d. | niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld; | |
e. | een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²; | |
f. | ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd | |
4.3.3 | Voorwaarden voor een omgevingsvergunning | |
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien: | ||
a. | de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; | |
b. | de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veilig gesteld; | |
c. | de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op: | |
1. | het behoud van de archeologische resten in de bodem; | |
2. | het doen van opgravingen; | |
3. | het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige. |
4.4 | Wijzigingsbevoegheid |
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 3’ geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: | |
a. | uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; |
b. | het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet. |
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 | Overschrijding bouwgrenzen |
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door: | |
a. | tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; |
b. | tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; |
c. | andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. |
6.2 | Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten | |
a. | Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: | |
1. | bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; | |
2. | bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. | |
b. | In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. | |
c. | Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing. |
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het (proef)boren naar gas, waaronder schaliegas en het gebruik van (een gedeelte van) gebouwen als seksinrichting. |
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 | Maten en bouwgrenzen |
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: | |
a. | afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; |
b. | overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot; |
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. |
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 | Overschrijding bestemmingsgrenzen |
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. |
Artikel 10 Overige Regels
10.1 | Werking wettelijke regelingen |
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. |
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 | Overgangsrecht bouwwerken | |
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: | ||
a. | een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: | |
1. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; | |
2. | na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; | |
b. | het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; | |
c. | dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
11.2 | Overgangsrecht gebruik |
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: | |
a. | het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; |
b. | het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; |
c. | indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; |
d. | dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Woningverplaatsing Provincialeweg (SMD)’, gemeente Tholen. |