Veere Dishoek
Bestemmingsplan - Gemeente Veere
Vastgesteld op 30-09-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Dishoek van de gemeente Veere, nummer 779100.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0005BPDishkKdkAp-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 archeologisch deskundige
de gemeentelijke of provinciale archeoloog danwel een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.
1.8 architectonische waarde
de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en / of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en / of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving.
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bedrijf
eenonderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.11 bedrijfs- en beroepsmatig gebruik
het gebruik van een deel van een woning of (een deel van) een daarbij behorende aan- of uitbouw of bijgebouw voor kleinschalige bedrijfs- en / of beroepsmatige activiteiten, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en waarbij dat gebruik een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is.
1.12 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van de exploitatie en het beheer van een complex voor verblijfsrecreatie, gericht op het als onderneming aan meerdere, steeds wisselende, personen per jaar aanbieden van recreatief verblijf.
1.13 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.15 bestaande bouwwerken
bouwwerken die bestaan of kunnen worden gebouwdop het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.19 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.
1.28 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van goederen, met inbegrip van afhaal, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 dienstverlening
het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en / of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken.
1.31 evenementen
gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) langer duren dan 10 dagen per evenement.
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.34 horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
- a. het verstrekken van dranken en / of etenswaren, teneinde deze ter plaatse te nuttigen, al dan niet in combinatie met:
- b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
- c. het verstrekken van nachtverblijf.
1.35 inwoning
het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning voor de mantelzorg zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat.
1.36 kantoor / praktijk(ruimte)
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig / bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.37 kampeermiddel
niet als een bouwvergunningplichtig bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.38 mantelzorg
de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.
1.39 milieudeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu.
1.40 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, telefooncellen, abri's en apparatuur voor telecommunicatie.
1.41 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.42 peil
- a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
- b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.43 platte dakafdekking
een horizontaal of nagenoeg horizontaal vlak met een dakhelling van maximaal 3° ter afdekking van een gebouw.
1.44 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld
- a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- c. een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.45 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.46 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.
1.47 terrasoverkapping
de overkapping van een terras van een horecagelegenheid.
1.48 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.
1.49 verkoopvloeroppervlak (vvo)
de verkoopruimte, dat wil zeggen de voor het winkelend publiek toegankelijke ruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbanken en kassa's.
1.50 volumineuze goederen
- a. brand- of explosiegevaarlijke goederen;
- b. auto's, motoren, keukens, badkamers, boten, caravans en landbouwwerktuigen;
- c. tuinbenodigdheden;
- d. grove bouwmaterialen;
- e. meubels en woninginrichtingsartikelen;
en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en / of materialen.
1.51 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.
1.52 voorgevelrooilijn
de naar de weg gekeerde bouwgrens. Indien meerdere bouwgrenzen naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevelrooilijn moet worden beschouwd.
1.53 Wgh-inrichtingen
bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bedrijfswoningen, laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en afvalverzamelvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan;
- c. ondergeschikte verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan is niet toegestaan;
- d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- f. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
- g. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
- h. het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 3.1 toegestane gebruik;
- i. evenementen zijn toegestaan.
3.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bedrijfswoningen, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
- b. opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- d. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
- e. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
- f. het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan de woon- en detailhandelsfunctie is toegestaan;
- g. het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 4.1 toegestane gebruik;
- h. horeca is toegestaan voor zover:
- 1. dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 4.1 genoemde bestemming;
- 2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
- 3. het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 30 m².
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Detailhandel zodanig wijzigen dat de opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
- a. het toevoegen van een nieuw verkooppunt is alleen toegestaan indien tegelijkertijd een bestaand verkooppunt ophoudt te bestaan en definitieve beëindiging hiervan is gewaarborgd;
- b. nieuwe verkooppunten mogen alleen aan de rand van of buiten een kern worden gevestigd;
- c. aan een aanvraag voor nieuwvestiging wordt slechts medewerking verleend indien daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de gewenste gelijkmatige spreiding van vuurwerkverkooppunten over het grondgebied van de gemeente Veere;
- d. de afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven;
- e. vooraf wordt advies ingewonnen bij de brandweer omtrent de vraag of de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk aanvaarbaar is uit het oogpunt van veiligheid;
- f. de wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. wonen;
- c. verblijfsrecreatie;
- d. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten met dien verstande dat deze bestemming op de begane grond wordt gesitueerd;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-1': tevens op de begane grond een speelautomatenhal;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bedrijfswoningen, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. detailhandel en dienstverlening is uitsluitend op de beganegrond toegestaan;
- b. wonen en verblijfsrecreatie is uitsluitend op de verdieping toegestaan;
- c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
- e. opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- g. verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
- h. gebruik van achtererven van horecabedrijven als terras en / of speeltuin is niet toegestaan;
- i. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
- j. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
- k. het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 5.1 toegestane gebruik;
- l. evenementen zijn toegestaan.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Gemengd zodanig wijzigen dat de opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
- a. het toevoegen van een nieuw verkooppunt is alleen toegestaan indien tegelijkertijd een bestaand verkooppunt ophoudt te bestaan en definitieve beëindiging hiervan is gewaarborgd;
- b. nieuwe verkooppunten mogen alleen aan de rand van of buiten een kern worden gevestigd;
- c. aan een aanvraag voor nieuwvestiging wordt slechts medewerking verleend indien daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de gewenste gelijkmatige spreiding van vuurwerkverkooppunten over het grondgebied van de gemeente;
- d. de afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven;
- e. vooraf wordt advies ingewonnen bij de brandweer omtrent de vraag of de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk aanvaarbaar is uit het oogpunt van veiligheid;
- f. de wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, spel- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. evenementen zijn toegestaan.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1c': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de staat van horeca-activiteiten;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bedrijfswoningen, laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. gebruik van achtererven van horecabedrijven te gebruiken als terras en / of speeltuin is niet toegestaan;
- b. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
- c. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
- d. het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 7.1 toegestane gebruik;
- e. evenementen zijn toegestaan.
7.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven en religie;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bedrijfswoningen, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, jongerenontmoetingsplaatsen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 8.1 genoemde bestemming;
- b. horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:
- 1. dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 8.1genoemde bestemming;
- 2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
- 3. het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 30 m²;
- c. per maatschappelijke voorziening als bedoeld in lid 8.1 onder a is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
- d. het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 8.1 toegestane gebruik;
- e. evenementen zijn toegestaan.
8.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud en herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.
9.3 Aanlegvergunning
9.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van artikel 9.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie -1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': verblijfsrecreatie in een complex van recreatiewoningen en / of -appartementen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-1': tevens voor een ondergeschikte congresfunctie en theater, wellness en bij behorende voorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse of halfverdiepte parkeergarage;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1c': uitsluitend horecabedrijven uit categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bedrijfswoningen, sport-, spel- en speelvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. er zijn ten hoogste 2 bedrijfswoningen toegestaan;
- b. uitsluitend verblijfsrecreatie met een bedrijfsmatige exploitatie is toegestaan;
- c. het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 10.1 toegestane gebruik.
10.4 Ontheffing van de gebruiksregels
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie -2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen en / of -appartementen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals sport-, spel- en speelvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
11.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2.2ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' voor uitbreiding van het hoofdgebouw tot een bewoonbaar vloeroppervlak van ten hoogste 120 m², toegestaan, met dien verstande dat de goothoogte met niet meer dan 10% mag worden vergroot.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
- 2. voet- en fietspaden;
- 3. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- 4. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, horecaterrassen, markten, niet permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en reclame-uitingen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
13.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. evenementen zijn toegestaan.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'erf': voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
14.3 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 15 Waarde – Archeologie-3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie-3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- b. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- c. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- d. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
15.3 Aanlegvergunning
15.4 Sloopvergunning
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
15.6 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van artikel 15.3.1 en artikel 15.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2onder c met inachtneming van de volgende regels:
- a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
- c. alvorens omtrent het verlenen van een ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de breedte ten hoogste 3 m.
18.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
- b. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- 1. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- 2. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
18.3 Algemene aanduidingsregels
Artikel 19 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 20 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Wijzigingen naar Recreatie-verblijfsrecreatie - 1
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' de bestemmingen wijzigen in de bestemmingen 'Recreatie-Verblijfsrecreatie-1', met inachtneming van de volgende regels:
- a. in het gebied zijn ten hoogste 5 woningen toegestaan;
- b. de goothoogte van een woning bedraagt ten hoogste 11,5 m en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 13 m bedragen;
- c. in de nieuwe situatie is sprake van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
Artikel 22 Algemene Procedureregels
22.1 Procedure bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
22.2 Procedure bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid
Bij toepassing van de nadere eisen regeling en een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaken van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen en tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage;
- b. de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 23 Overige Regels
23.1 Werking wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Dishoek'.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualisering Bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan Dishoek is opgesteld in het kader van de actualiseringsoperatie bestemmingsplannen binnen de gemeente Veere. Een belangrijke aanleiding voor herziening van de vigerende bestemmingsplannen is gelegen in de wens van het gemeentebestuur om te beschikken over actuele, toekomstgerichte bestemmingsplannen, met eenzelfde systematiek en inhoud van regeling. Daarom zijn voorafgaand aan het opstellen van de komplannen door de gemeente modelregels voor de komplannen opgesteld. Deze regels dienen als basis voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen. De actualiseringsopgave heeft tot doel:
- uniformering van bestemmingsplannen, dat wil zeggen het creëren van samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden;
- het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel en toekomstig beleid, wet- en regelgeving;
- het vergroten van rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen;
- het reduceren van het aantal bestemmingsplannen.
1.2 Planopgave
Deze opgave van het bestemmingsplan Dishoek omvat:
- het opnemen van de gehele kern Dishoek in één bestemmingsplan;
- het vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en bestaande functies in een actuele bestemmingsregeling;
- het mogelijk maken van recreatieve ontwikkelingen ter plaatse van het voormalige hotel Zeeduin (Dorphotel), Lovago en Panaché.
Voor zover sprake is van een consoliderend bestemmingsplan wordt enkel het bestaande gebruik en bestaande functies vastgelegd. Hiermee vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Aanwezige waarden binnen het plangebied zullen moeten worden benoemd (zoals onder andere archeologische waarden, cultuurhistorische waarden, natuur- en landschapswaarden).
Enkel ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen waarover planologische zekerheid bestaat, bijvoorbeeld doordat deze een eigen bestemmingsplan- of vrijstellingsprocedure hebben doorlopen, zijn in het plan opgenomen. Daarnaast wordt de beoogde recreatieve ontwikkelingen voor het Dorphotel, Lovago en Panaché juridisch-planologisch geregeld in dit bestemmingsplan.
Een aantal ruimtelijke en milieuaspecten dienen bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn getoetst. Overeenkomstig de in het Besluit op de ruimtelijke ordening opgenomen verplichting heeft de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld.
Deze benodigde sectorale onderzoeken zijn voor het consoliderende plan uitgevoerd en de resultaten hiervan zijn in de plantoelichting opgenomen. Voor de ontwikkelingen Dorphotel, Lovago en Panaché moeten extra toetsen worden uitgevoerd ten opzichte van het consoliderende deel om te beoordelen of de ontwikkelingen planologisch mogelijk zijn. Deze toetsen zijn in bijlage 6 toegevoegd.
1.3 Plangebied
Dit bestemmingsplan Dishoek heeft betrekking op het bestaande dorpsgebied van Dishoek. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op figuur 1.1.
Figuur 1.1. Ligging en begrenzing plangebied
Het bestemmingsplan Dishoek vervangt (gedeeltelijk) de volgende vastgestelde bestemmingsplannen:
Tabel 1.1. Overzicht vigerende bestemmingsplannen Dishoek
naam | aantal herzieningen | datum vaststelling |
Dishoek | 3 | 13-06-1972 |
Buitengebied Valkenisse | 13-06-1972 | |
Buitengebied Veere | 2 | 30-08-1989 |
Figuur 1.2. Vigerende regelingen Dishoek (overzicht bestemmingsplannen Veere)
De vigerende bestemmingsplannen Dishoek en Dishoek 1H komen integraal te vervallen. Deze bestemmingsplannen worden vervangen door het nieuwe bestemmingsplan Kom Dishoek. Ook delen van de bestemmingsplannen Dishoek 2H, Buitengebied Valkenisse en Buitengebied Veere worden vervangen door het nieuwe bestemmingsplan Kom Dishoek.
1.4 Opzet Plantoelichting
De toelichting is afgestemd op het consoliderend karakter van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling uitvoerig is.
De toelichting is als volgt opgebouwd.
- In hoofdstuk 2 wordt een korte analyse van het plangebied en het vigerende gemeentelijk beleid gegeven, vervolgens worden de toekomstige ontwikkelingen toegelicht met aansluitend de beschrijving van enkele relevante uitgangspunten en randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling.
- Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van enkele voor de bestemmingsregeling relevante milieuaspecten en de waterparagraaf.
- In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling. Eerst wordt een toelichting gegeven op de opzet van de verbeelding en regels. Vervolgens wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de bijbehorende regels.
- In hoofdstuk 5 wordt beschreven op welke wijze de gemeente de handhaving van het bestemmingsplan nastreeft.
- De financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden behandeld in de hoofdstukken 6 en 7.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk is een beknopte analyse van het plangebied gegeven waarin de bestaande situatie en toekomstige ontwikkelingen zijn beschreven. In paragraaf 2.2 worden de recreatieve ontwikkelingen rondom het Dorphotel, Lovago en Panaché toegelicht en in paragraaf 2.3 de belangrijkste beleidsuitgangspunten en –randvoorwaarden benoemd die bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn gehanteerd.
2.1 Huidige Situatie
De badplaats Dishoek is gelegen in de zuidwestelijke kustzone van Walcheren, direct achter de duinenrij / dijk. De (verblijfs)recreatieve functie met de daarbij behorende voorzieningen en de ligging direct onder de duinen met het strand bepalen het karakter van de kern in belangrijke mate.
Hoofdstructuur
Het beeld en de structuur van Dishoek wordt grotendeels bepaald door de imposante duinen die ten westen van de kleine kern liggen. Binnen de kern Dishoek vormt de Kaapduinseweg samen met de Verlengde Dishoekseweg de belangrijkste ontsluitingsstructuur. Het kleinschalige centrum, waar met name enkele horecavoorzieningen zijn gesitueerd, is gelegen rondom de cirkelvormige ruimte direct achter de duinen aan het eind van de Kaapduinseweg. De opbouw van de kern wordt verder gekenmerkt door gedifferentieerde bebouwing in de vorm van woningen en recreatiewoningen aan de Kaapduinseweg, Verlengde Dishoekseweg en een aantal woonstraten. De oriëntatie van wegen evenwijdig aan en loodrecht op de kustlijn, met hieraan gesitueerd individueel vormgegeven panden, is de belangrijkste eigenschap van Dishoek. Aan de noordzijde van Dishoek is ten westen van de Westerscheldelaan een planmatig woongebied gesitueerd. Vrijstaande woningen zijn hier voornamelijk georiënteerd op woonstraten in de vorm van een cul-de-sac ontsluitingsstructuur. Op de locatie van het voormalige hotel Zeeduin wordt een planmatige ontwikkeling voorgestaan met een dorpshotel, appartementen en woningen. Buiten het plangebied ligt aan de zuidzijde van de kern het verblijfsrecreatiepark Vebenabos.
Figuur 2.1. Hoofdstructuur
Groenstructuur
De duinrand vormt een zeer belangrijk en waardevol structuurelement voor Dishoek. De bosgebieden aan de westzijde van de kern zorgen voor de overgang tussen de kern en de duinrand. Het bosgebied aan de Dishoek, is beeldbepalend voor het noordelijke deel van de kern.
Toerisme en recreatie
Dishoek heeft als badplaats een belangrijke (verblijfs)recreatieve functie. Naast een groot aantal recreatiewoningen zijn er een aantal grootschalige panden met een horeca-hotelfunctie binnen de kern gesitueerd. In de directe omgeving van de kern zijn voorts verschillende (mini)campings en recreatiewoningterreinen gelegen.
Horeca en detailhandel
In Dishoek komt een aantal vestigingen van horeca voor, met name aan de Kaapduinseweg. Deze straat is tevens de (toeristische) route naar het strand. Detailhandel beperkt zich tot een rijwielhandel aan de Kaapduinseweg.
Maatschappelijke voorzieningen
In Dishoek komt een maatschappelijke voorziening voor aan de Westerscheldelaan. Het betreft hier een toeristische zomerkerk.
Figuur 2.2. Functionele structuur
2.2 Toekomstige Ontwikkeling Dorphotel, Lovago En Panaché
Binnen het plangebied zal binnen de planperiode herontwikkeling plaatsvinden op de locaties van het voormalige hotel Zeeduin, Lovago en Panaché. Voor de ontwikkelingen is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld1 . In deze onderbouwing die is bijgevoegd in bijlage 6 wordt de ruimtelijke ontwikkeling volledig toegelicht op onder andere de aspecten: stedenbouwkundige opzet, architectuur, het beoogde programma, landschappelijke inpassing en het relevante beleidskader. Volgend worden de ontwikkelingen kort toegelicht.
Algemeen
De bebouwingsconcentratie Dishoek kan zich met het Dorphotel zowel ruimtelijk als toeristisch, economisch versterken. Het Dorphotel geeft Dishoek een nieuwe centrale ruimte, direct gelegen aan het duinplein en de Kaapduinseweg. Het Dorphotel geeft Dishoek daarmee een kern. Een kern met al haar karakteristieken, een dorpsplein, straten en losse gebouwen aan de randen. Het Dorphotel is gesitueerd aan de al aanwezige centrale ontmoetingsplaatsen in Dishoek, namelijk het duinplein en de Kaapduinseweg. Met deze invulling sluiten de plannen voor het Dorphotel ook nauw aan bij de uitgangspunten zoals geformuleerd in de notitie “Uitgangspunten en Toetsingskader Zeeduin en Panache” van de gemeente Veere waarin gekozen wordt voor onderscheidende verblijfsaccommodaties binnen de gemeente.
Het Dorphotel is een uniek nog niet in de gemeente Veere gerealiseerd verblijfsconcept. De verblijfsrecreatie krijgt een centrale functie. Het Dorphotel verenigt deze uitgangspunten volledig. Het Dorphotel is een project waarin diverse vormen van verblijfsrecreatie samen gevoegd zijn. De uitstraling van het Dorphotel en het feit dat er niet uitgegaan wordt van een afgesloten terrein maken het complex aantrekkelijk om doorheen te wandelen of te fietsen. Het duinplein kan tevens dienen voor evenementen zowel voor de bebouwingsconcentratie als voor het hotel. Het is hiermee een duidelijke aanwinst voor het dagrecreatieve karakter van het gebied. Daarbij betreft de ontwikkeling een integrale kwaliteitsimpuls voor de bebouwingsconcentratie en versterking van de identiteit, dit betekent een meerwaarde voor het toeristisch recreatief product. Een goede afstemming met de al aanwezige ondernemers rond het duinplein kan een aantrekkelijke combinatie van evenementen, uitvoeringen en optredens tot gevolg hebben. Het Dorphotel is een hotel. Een hotel waarbij de diverse eenheden worden beheerd en geëxploiteerd vanuit een centraal gebouw. De beoogde ontwikkeling versterkt hiermee in ruimtelijk en economisch opzicht de bebouwingsconcentratie Dishoek.
Ontwikkeling Dorphotel Zeeduin (voormalig hotel Zeeduin)
Het perceel van het voormalige hotel Zeeduin is aan de noordzijde van de Kaapduinseweg gelegen. Het hotelcomplex is grotendeels gesloopt en het terrein is nu ingericht met bos en gras. De beoogde ontwikkeling betreft een hotel met een congrescentrum, een restaurant, wellness-voorzieningen, appartementen, recreatiewoningen en suites te realiseren. Deze ontwikkelingen vinden plaats op diverse locaties aan de Kaapduinseweg onder de volgende locatienamen: Dorphotel (1), Lovago (2) en Panaché (3). In figuur 2.3 is de situering van de beoogde ontwikkelingen binnen de bebouwingsconcentratie Dishoek weergegeven.
Figuur 2.3. Beoogde ontwikkeling Dorphotel Zeeduin(bron: Zeelenberg Architectuur)
De ontwikkelingen in de bebouwingsconcentratie Dishoek worden in verschillende deelgebieden opgesplitst. De nummering van de deelgebieden geeft echter niet de volgorde van ontwikkelen aan. Het eerste deelgebied zal bestaan uit de ontwikkeling van de locatie van het voormalige hotel “Zeeduin”. Vervolgens wordt in het deelgebied twee de locatie “Panache” aan de Kaapduinseweg 13 ontwikkeld. Het derde deelgebied betreft de locatie “Lovago” aan de Kaapduinseweg 19. Mogelijk wordt in het vierde deelgebied de locatie van de twee particuliere woningen aan de Kaapduinseweg 20 en 21 herontwikkeld. Alle deelgebieden bij elkaar zullen een samenhangend beeld opleveren dat recht doet aan de bijzondere situatie aan het duinplein en het vernieuwende verblijfsrecreatie-concept.
De deelgebieden zijn aangegeven in figuur 2.4. De planvorming van deelgebied 4 moet nog verder worden uitgewerkt. Vooralsnog zal daarom de huidige situatie van deze fase in dit bestemmingsplan worden bestemd.
Figuur 2.4. Deelgebieden ontwikkeling Dorpshotel Zeeduin (bron: Zeelenberg Architectuur)
Deelgebied 1: Dorphotel Zeeduin
Het terrein van het voormalig hotel "Zeeduin" zal in de toekomst herontwikkeld worden met aan de westzijde een nieuw hotel met 51 kamers, een congrescentrum, restaurant, café en wellness. Rond het hotelplein zijn 38 recreatieappartementen gesitueerd en aan de oostelijke zijde van het terrein komen nog 56 recreatiewoningen.
Het geheel krijgt een Zeeuwse uitstraling. De bebouwing zelf is geïnspireerd op de typisch Zeeuwse bouwkenmerken van gemetselde en gestucte woningen, rode en grijze pannen, zwarte schuren en schuttingen. Een gevarieerd beeld van langs en dwarskappen en straten met individuele woningen.
De hoofdentree van het hotel komt aan het duinplein bij de duinovergang. Dit gedeelte van het centrale hotel vormt de voorzijde van het geheel. Het hotel maakt hierdoor onderdeel uit van het plein, waardoor de pleinwerking vergroot zal worden. Achter het hotel ligt een binnenterrein in de vorm van een hotelplein met een openbaar karakter. Hier aan liggen appartementen. Aan de oostzijde van het terrein zijn recreatiewoningen beoogd.
Naast de entree aan het duinplein wordt het Dorphotel ook ontsloten via de huidige toegangsweg aan de hoek van de Kaapduinseweg. Hierbij is aangesloten op de bestaande verkeerstructuur in de omgeving.
Het Dorphotel moet een open en openbaar karakter krijgen. In het plan is een deel van het gebied openbaar toegankelijk. Het hotelplein en de langzaamverkeersroute zijn ruim opgezet waardoor er ruimte is voor een kwalitatief hoogwaardige inrichting. Waar mogelijk zullen de openbare wegen in de bebouwingsconcentratie aansluiten op de infrastructuur van het plan. Wegen dienen van voldoende afmeting te zijn maar wel te passen bij de schaal van Dishoek. Parkeerruimte is in voldoende mate aanwezig op het terrein. De tuinen, beplanting, erfafscheidingen, muren, schuttingen en verlichting moeten de ruimtelijke kwaliteit en de charme van het gebied versterken en de Ecologische Hoofd Structuur niet verstoren. Het Dorphotel geeft door het verhogen van de bebouwingsdichtheid ook veel kwaliteit terug aan de locatie. Het gaat hierbij om visueel groen, ook op particulier eigendom, welke door de hotelexploitant wordt onderhouden en beheerd.
Figuur 2.5. Gevelimpressie Dorphotel (bron: Zeelenberg Architectuur)
Deelgebied 2: Panache (Kaapduinseweg 13)
In samenhang met het Dorphotel zal in het tweede deelgebied de locatie Panache, Kaapduinseweg 13 ontwikkeld worden. Er worden hier 16 appartementen voorgestaan, die in 2 bouwlagen met een kap uitgevoerd worden met een maximale hoogte van 11 meter. De bebouwing zal in dezelfde sfeer als het Dorphotel worden uitgevoerd.
Figuur 2.6. Gevelimpressie locatie Panaché (bron: Zeelenberg Architectuur)
Deelgebied 3: Lovago (Kaapduinseweg 19)
Op de begane grond van deze locatie wordt een horecagelegenheid en een speelautomatenhal gerealiseerd. Daarnaast worden 4 woningen opgericht waarvan 2 met een winkelbestemming. Deze sluiten aan op de bestaande bebouwing aan de oostzijde. Op de eerste en tweede verdieping zijn 8 appartementen geprojecteerd.
Figuur 2.7. Gevelimpressie locatie Lovago (bron: Zeelenberg Architectuur)
Deelgebied 4: Kaapduinseweg 20-21
In het vierde deelgebied bestaat het voornemen om de twee zomerwoningen aan de Kaapduinseweg 20 en 21, welke nog in particulier bezit zijn, te herontwikkelen tot appartementen. Nadrukkelijk zal dan aansluiting worden gezocht met de appartementen van het Dorphotel en de appartementen op de locatie Lovago.
Landschappelijke inpassing
Voor het Dorphotel wordt aangegeven dat de hoogte overwegend 12 meter is met accenten tot 14 meter. Het Omgevingsplan laat echter buiten de bebouwde kom en aan de randen van kernen een hoogte toe van 12 meter. Afwijking is mogelijk indien aangetoond wordt dat de kernkwaliteiten van het omliggende landschap en de stedenbouwkundige karakteristieken van de omgeving niet worden aangetast. Door de beoogde architectuur en inpassing in de omgeving maakt het Dorphotel deel uit van Dishoek. Daarbij gaat het om slechts enkele accenten in het deelgebied dorphotel (torentjes en een schuindakvlak).
Voor de ontwikkeling is een groenplan2 opgesteld deze is bijgevoegd in bijlage 6. De kernkwaliteiten van de omgeving en het omliggende landschap, alsmede de stedenbouwkundige karakteristieken van de omgeving en het omliggende landschap worden niet aangetast. Er wordt namelijk een overgang naar het westelijke duingebied gemaakt en het bosgebied aan de noordzijde wordt gerespecteerd. Ook blijft de natuur aan de oostelijke zijde gehandhaafd. De fijnmazige structuur van de ontwikkelingsgebieden en de organisch gevormde structuur sluiten aan bij de bebouwingsconcentratie Dishoek. Daarnaast heeft de welstandcommissie van de gemeente Veere meerdere malen het beoogde bouwplan becommentarieerd en haar goedkeuring aan het plan verleend, waarbij ook het bouwwerk als geheel in de omgeving is beoordeeld.
2.3 Uitgangspunten En Randvoorwaarden Voor Het Bestemmingsplan
Deze paragraaf gaat beknopt in op de voor dit bestemmingsplan gehanteerde beleidsuitgangspunten. Basis hiervoor is de in de vorige paragraaf opgenomen analyse van het plangebied. Samengevat zijn de navolgende beleidsuitgangspunten relevant.
- consolideren;
- inbreiding in woongebieden;
- Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- uitbreiding mogelijkheden van mantelzorg;
- duurzaamheid.
Consolideren
Consolidatie van de in het plangebied aanwezige ruimtelijk-functionele situatie betekent dat het bestemmingsplan in belangrijke mate is gericht op het vastleggen van bestaande functies en waarden (voor zover relevant). Tevens is het bestemmingsplan afgestemd op de reeds toegestane planologische ontwikkelingsmogelijkheden van aanwezige gebruiksvormen (waaronder uitbreiding) . Deze ontwikkelingsmogelijkheden blijven beperkt vanwege potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
Herstructureringsgebieden
De komende jaren is binnen de kern Dishoek een aantal ruimtelijke en functionele ontwikkelingen en projecten te verwachten. Voor een regeling in het bestemmingsplan is het evenwel noodzakelijk dat een reëel zicht bestaat op de uitvoering binnen de planperiode (10 jaar). Van de geschetste toekomstige ontwikkelingen (paragraaf 2.2) is het de verwachting dat ze binnen de planperiode zullen worden gerealiseerd. Het gemeentebestuur heeft besloten de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het bestemmingsplan te regelen.
Inbreiding in woongebieden
Er wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van woningbouw mogelijkheden op inbreidingslocaties. Het gemeentebestuur hanteert een hoog ambitieniveau bij de realisatie van inbreidingen. Inbreidingen dienen aan te sluiten op de omgeving en een positieve bijdrage te leveren aan verbetering van de ruimtelijk-functionele structuur en / of opheffing van een milieuknelpunt. Belangrijke aspecten daarbij zijn:
- de ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur (aard en schaal van de omgeving, bebouwingspatroon);
- groenstructuur;
- de overgang tussen kern en landelijk gebied;
- beeldkwaliteit;
- bereikbaarheid / parkeren.
Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
In combinatie met de woonfunctie komen regelmatig ondergeschikte andere activiteiten voor. Gedacht kan onder meer worden aan traditionele vrije beroepen (arts, notaris, advocaat, logopedist, fysiotherapeut), andere vrije beroepen (kunstenaars, ontwerpers, privé-onderwijs) en andere bedrijfsmatige activiteiten (kapsalons, pedicures, reclamebureaus, makelaars, computerservice, kinderopvang).
Het algemene gemeentelijk beleid gericht op behoud van dergelijke functiemenging in de kernen (ten behoeve van waarborging en bevordering van de leefbaarheid en binnen randvoorwaarden voor milieu- en woonkwaliteit) wordt voortgezet. De aanwezigheid van niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Activiteiten die een onevenredige hinder voor het woonmilieu en onevenredige afbreuk van het woonkarakter van de wijk of buurt veroorzaken zijn niet toegestaan. Bij de beoordeling hiervan is onder meer van belang of de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit, de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft en er geen onevenredige nadelige invloed op de verkeersafwikkeling en parkeerbalans ontstaat.
Uitbreiding mogelijkheden van mantelzorg
Aangezien steeds meer mensen arbeid en zorg moeten combineren, ontstaat ook steeds meer behoefte aan mogelijkheden voor tijdelijke inwoning ten behoeve van verzorging van bijvoorbeeld oudere, zieke of gehandicapte familieleden. Deze zogenaamde mantelzorg wordt rechtstreeks toegestaan in / bij permanent bewoonde burger- en bedrijfswoningen en in de daarbij behorende aan- of uitbouwen. Inwoning valt in beginsel onder de activiteit wonen en zal ruimtelijk geen effect hebben, zolang dit niet tot woningsplitsing leidt. Bij inwoning is slechts sprake van één hoofdbewoner. Inwoning dient derhalve nadrukkelijk te gaan om het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning (voor de mantelzorg), zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat. De woning kan daartoe met het oog op privacy worden ingericht met dubbele voorzieningen.
Bewoning van een bijgebouw is echter niet toegestaan. Om in te kunnen spelen op deze steeds groter wordende maatschappelijke vraag zal in dit bestemmingsplan voor het bouwen en / of gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg een regeling worden opgenomen. Verschillende voorwaarden ter verzekering van beëindiging van de mantelzorg na afloop van de zorgperiode, zullen daaraan worden toegevoegd om misbruik te voorkomen.
Duurzaamheid
Met het tekenen van het "Zeeuws convenant duurzaam bouwen" heeft de gemeente Veere zich verplicht bij nieuwbouw maatregelen te treffen die worden genoemd in het "Nationaal pakket duurzaam bouwen". De maatregelen zijn erop gericht de gezondheids- en milieuschade in alle bestaansfasen van een gebouw te beperken (vanaf de winning van de grondstof via bouw tot sloop). De gemeente zal de maatregelen onder de aandacht brengen van indieners en uitvoerders van bouwplannen.
Hoofdstuk 3 Toetsen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende (milieu)toetsen die voor het consoliderende bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Allereerst wordt ingegaan op de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Vervolgens worden de aspecten externe veiligheid, archeologie, water en leidingen en telecommunicatieverbindingen behandeld.
De benodigde onderzoeken voor de ontwikkeling van het Dorphotel Zeeduin, Lovago en Panaché zijn zoals eerder aangegeven vermeld in bijlage 6. Hierin wordt geconcludeerd dat de aspecten als geluidhinder, bodemverontreiniging, water, ecologie, archeologie milieuhinder van bedrijven / voorzieningen, externe veiligheid, luchtkwaliteit, en landschappelijke inpassing geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.
Ten aanzien van het aspect verkeer zijn naar aanleiding van de overleg- en inspraak reacties en zienswijzen twee verkeersstudies opgesteld. Het uiteindelijke doel van de verkeersstudies is het verkrijgen van inzicht in de (extra) overlast en hinder die zou kunnen ontstaan op de wegen en kruispunten in Dishoek door toename van de verkeersbewegingen ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen Dorphotel, Lovago en Panaché. En het inzichtelijk maken van mogelijke alternatieve ontsluitingsstructuren. De beide verkeersstudies zijn toegevoegd in bijlage 6. Het groenplan geeft de verweving van de ontwikkeling in het landschap weer en de inrichting van het terrein. Het groenplan is toegevoegd in bijlage 6.
3.1 Toelaatbaarheid Van Bedrijfsactiviteiten
Bedrijven
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van de gevestigde bedrijven in het plangebied is in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan worden vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie dient de werkelijk aan te houden afstand nader te worden bepaald.
Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemening" wordt verwezen naar bijlage 2.
Inschaling van bedrijven
In het plangebied is een bedrijf gevestigd. Dit bedrijf is ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In bijlage 4 is deze inschaling weergegeven.
Uit de inschaling blijkt dat het bedrijf tot categorie B1 behoort. Categorie B1-bedrijven kunnen gezien de aard en invloed op de omgeving tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing worden gesitueerd, echter in het algemeen in gebieden met gemengde functies. In de hiervoor genoemde VNG-brochure wordt voor bedrijven uit categorie B1 een richtafstand van 30 meter gehanteerd.
Milieuzonering
Om milieuhygiënische redenen kunnen in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering gewenst, waarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt per locatie toelaatbaar zijn. Op de bedrijfspercelen in de woonkern waar van oudsher sprake is van een menging van functies, worden gegeven de ligging te midden van woonbebouwing bedrijven tot en met categorie B1 toelaatbaar geacht. Hierbij is van belang dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied gevestigd zijn. Nieuwvestiging van bedrijven op andere dan bestaande locaties in de woonkern is niet mogelijk.
Het hanteren van een milieuzonering betekent overigens niet dat alle bedrijven die passen binnen het geformuleerde toelatingsbeleid (milieuzonering) daadwerkelijk kunnen worden toegestaan. Het bestemmingsplan biedt slechts een globaal kader voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten; in het spoor van de Wet milieubeheer vindt toetsing plaats aan de hand van de concrete situatie. Het kan voorkomen dat een bedrijf wel past binnen het geformuleerde toelatingsbeleid, maar dat het bijvoorbeeld vanwege de werkelijke milieuhinder geen milieuvergunning kan krijgen of aan strengere milieuvoorschriften zal moeten voldoen. De Wet milieubeheer blijft altijd het concrete toetsingskader. Bedrijven die zich willen vestigen, dienen ten alle tijden aan de milieuvergunning te voldoen, ongeacht de in het bestemmingsplan opgenomen toelaatbaarheid.
Daarnaast hoeft de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie niet in alle gevallen onaanvaardbaar te zijn. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een globale inschaling van de mate van hinder van bedrijven. Het komt met name voor dat een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de betreffende activiteit een vrijstelling worden verleend (passende maatregelen worden in dergelijke gevallen geregeld via de vergunning in het kader van onder meer de Wet milieubeheer).
Klachten over bedrijven
Bij de gemeente zijn uit voorgaande jaren geen klachten bekend over het bedrijf in de kern.
Horeca
Staat van Horeca-activiteiten
De drie horecavestigingen (zie bijlage 4) in het plangebied zijn op korte afstand van woningen gelegen. Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: "lichte horeca" (categorie 1), "middelzware horeca" (categorie 2) en "zware horeca" (categorie 3). Voor een nadere toelichting op, deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 2 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten). De inschaling van de gevestigde horecabedrijven overeenkomstig deze staat is opgenomen in bijlage 4.
Inschaling en toelaatbaarheid
Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1c rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Hotels zijn daarbij enkel toelaatbaar op de bestaande locaties. Cafés, bars en zaalverhuur en dergelijke vallen in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 3) en passen daarmee niet in de algemene toelaatbaarheid. Dancings en discotheken vallen in categorie 3 van de staat (zie bijlage 3) en passen daarmee eveneens niet in de algemene toelaatbaarheid. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit een vrijstelling worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.
Klachten over horecabedrijven
Voor zover bij de gemeente bekend veroorzaken de horecabedrijven geen geluid- en/of parkeerhinder.
3.2 Externe Veiligheid
Algemeen
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op:
- a. vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;
- b. bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid.
In het plangebied vinden dergelijke relevante bedrijfsactiviteiten niet plaats. Het transport van gevaarlijke stoffen met scheepvaartverkeer over de Westerschelde brengt echter risico's met zich mee. Het transport van ammoniak en brandbare gassen vormt daarbij de belangrijkste bepalende factor voor de omvang van de te berekenen risico's.
De 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) geeft een kans van één op een miljoen per jaar weer dat een individu komt te overlijden als gevolg van een groot ongeval bij het transport over de vaarroute Westerschelde. Het groepsrisico (GR) geeft, gelet op het aantal mensen dat in de buurt verblijft, de kans aan dat een groep personen overlijdt ten gevolge van een ongeval bij bedoeld transport. De norm voor het plaatsgebonden risico is een grenswaarde en mag niet worden overschreden. De norm voor het groepsrisico is een "oriënterende waarde" waarvan, mits voldoende gemotiveerd, afgeweken mag worden.
Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:
- a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
- b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag)3, of
- c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is4.
Figuur 3.1. Scheepvaartroute gevaarlijke stoffen over de Westerschelde (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)
Figuur 3.2. Globale ligging invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen (rode lijn) en brandbare stoffen (blauwe lijn) (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)
Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.
Vervoer gevaarlijke stoffen Westerschelde
Over de Westerschelde worden gevaarlijk stoffen vervoerd, de scheepvaartroute wordt globaal weergegeven op figuur 3.1. Dit vervoer van gevaarlijke stoffen brengt risico's met zich mee. Om deze risico's inzichtelijk te maken is een risicoanalyse uitgevoerd). Uit de risicoanalyse is gebleken dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Westerschelde zich uitstrekken tot over de oevers (de bebouwde en ongebouwde gebieden langs de Westerschelde). Het invloedsgebied wordt globaal weergegeven op figuur 3.2.
Verantwoording Groepsrisico
Het plangebied is in zijn geheel gelegen in het invloedsgebied van de Westerschelde. Dit betekent dat er bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, rekening moet worden gehouden met een verantwoording van een toename van het groepsrisico. Het TNO-rapport 2007-A-R0562/B (Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde), waaruit de hiervoor aangegeven kaartjes zijn overgenomen, bevat een stappenplan om de criteria a, b en c uit de Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland op een eenvoudige manier uit te werken.
Stappenplan afweging GR vervoer gevaarlijke stoffen over de Westerschelde 3
Stap 1: Ligt het plan binnen het invloedsgebied?
Stap 2: Is het groepsrisico hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico?
- Trek een vierkant van 1 bij 1 km om het plan waarbij het plan in principe centraal wordt genomen in het vierkant, met die toevoeging dat het vierkant wel zo dicht mogelijk bij de vaargeul wordt genomen (maar wel helemaal op het land) en andere relevante bevolking ook zo veel mogelijk wordt meegenomen.
- Ga met behulp van de bevolkingsdichtheden per ha na hoeveel bevolking er aanwezig is in het gebied na realisering van het plan. Tel hier ook toeristen bij op.
- Indien het aantal aanwezigen hoger is dan 2500 personen per km², dan is uitvoering van stap 3 noodzakelijk.
Stap 3: Neemt het groepsrisico met meer dan 10% toe?
- Ga na of ten gevolge van het ontwikkelingsplan, en eventuele andere ontwikkelingen in het gebied, de bevolkingsdichtheid in het gebied met meer dan 10% toeneemt. Zo ja: dan is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico vereist.
Stap 4: Ga na welke risicoreducerende maatregelen kunnen worden toegepast.
Stap 5: Is één van de volgende motieven voor een acceptatie van een hoger risico van toepassing?
- Het opvullen van kleine open gaten of vervangende nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied.
- Een voor de specifieke locatie belangrijke ontwikkeling.
- Een situatie waarbij anders de externe veiligheidsproblematiek (elders) zou toenemen.
Stap 6: Bepaal de hulpvraag en vergelijk die met de hulpverleningscapaciteit met behulp van de vuistregels die in het rapport zijn gegeven.
Voor een aantal ruimtelijke plannen is in het rapport van TNO een afweging voor een toename van het GR gemaakt. Onderhavig bestemmingsplan is echter een consoliderend bestemmingsplan waarmee geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waardoor het GR met meer dan 10% van de oriënterende waarde toe zal nemen (stap 2 van het hiervoor genoemd stappenplan). Om die reden is bij het opstellen van dit bestemmingsplan het doorlopen van stap 3 achterwege gebleven.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde het vaststellen van dit conserverende bestemmingsplan niet in de weg staat.
- 3. bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde
3.3 Archeologie
De provincie Zeeland en gemeente Veere streven naar een versterking van de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening. In de geest van het Verdrag van Malta en vooruitlopend op de wijziging van de monumentenwet 1988 hebben de Walcherse gemeenten een eigen archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2006. Deze nota schrijft nu het vigerende archeologiebeleid binnen de gemeente Veere voor, waardoor het provinciale archeologiebeleid op de tweede plaats komt. Om ervoor te zorgen dat het Nederlandse archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden, is vanuit het Rijk een Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) opgemaakt, waarin alle bekende archeologische waarden zijn opgenomen. Terreinen van archeologisch belang of waarde zijn vastgelegd op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Om een indicatie te krijgen voor een archeologische verwachting is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld in de vorm van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Beide kaarten, naast enkele historische kaarten, liggen aan de basis van de Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De ontheffingsregeling behorende bij het Walchers archeologiebeleid gaat uit van deze laatste kaart.
Onderzoek
De Walcherse Archeologische Dienst heeft een beperkte bureaustudie uitgevoerd naar de te verwachten archeologische waarden in het gebied. Het bureauonderzoek en het is opgenomen in bijlage 1.
Figuur 3.3. Nieuwe inventarisatie archeologische (verwachtings-)waarden 2008 kom
Dishoek
Aandachtspunten voor beleid
Het Walcherse archeologiebeleid is op de eerste plaats gericht op zogenaamd behoud in situ. Dit houdt in dat er naar gestreefd moet worden archeologische waarden ongestoord in de ondergrond te bewaren. Ingrepen die tot de aantasting van de verwachte archeologische resten leiden, moeten zoveel mogelijk worden vermeden. In geval van (plan)wijzigingen waarvoor graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn, moet initiatiefnemer er op worden gewezen, dat voorafgaand aan graafwerkzaamheden, die de in het Walchers archeologiebeleid vastgestelde diepten en oppervlaktes overstijgen, archeologisch vooronderzoek in de vorm van bureauonderzoek, eventueel gevolgd door inventariserend veldonderzoek, moeten worden uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan verdere belangenafweging en besluitvorming plaatsvinden. Bij planontwikkeling op het gebied van ruimtelijke ordening binnen de zogenaamde AMK-terreinen moet bovendien de provincie worden geraadpleegd over het vervolgtraject.
De Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart dient als archeologisch toetsingskader bij de beoordeling van ruimtelijke plannen en projecten. Op basis van het Walchers archeologiebeleid en aan de hand van het in het kader van de totstandkoming van onderhavig bestemmingsplan door de Walcherse Archeologische Dienst uitgevoerde bureauonderzoek zijn voor verschillende zones binnen Dishoek de volgende beleidsregels vastgesteld:
- Het bestemmingsplan voor de kom van Dishoek beslaat twee zones, waarvoor volgens het gemeentelijk archeologiebeleid een bepaalde ontheffing geldt. Bijkomend geldt een specifieke regeling in de nabijheid van bekende vindplaatsen.
- De kom van Dishoek beslaat een zone die op de archeologische beleidsadvieskaart voor Walcheren is aangegeven als gebied met hoge en middelhoge trefkans op archeologische vondsten (verwachtingszone). Hiervoor geldt dat bodemingrepen dieper dan 40 cm onder maaiveld en groter dan 500 m2 voorafgegaan moeten worden door archeologisch onderzoek (donkergeel aangeduid op figuur 3.3).
- Ten tweede werden bij archeologisch onderzoek in het oostelijke deel van de kom Dishoek, langs de Kaapduinseweg, geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats vastgesteld. Deze zone, grijs aangeduid op figuur 3.3. is dan ook vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek.
- Advies over bovenstaande ontheffingen kan ingewonnen worden bij de Walcherse Archeologische Dienst.
3.4 Water
Deze waterparagraaf is overeenkomstig het Besluit op de ruimtelijke Ordening (Bro) opgesteld. Deze vormt de schriftelijke weerslag van de vereiste watertoets en geeft inzicht in de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het waterschap heeft het wateradvies gegeven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 5. Voor de ontwikkelingen Dorphotel, Lovago en Panaché is door het waterschap apart een wateradvies gegeven. Dit wateradvies is opgenomen in bijlage 6.
Dit bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. In het plangebied zijn geen grote en ingrijpende wijzigingen in de bebouwing en infrastructuur voorzien. Voor zover er wel wijzigingen plaats vinden in het plangebied in de bebouwing en infrastructuur geeft de watertoets de randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden.
Bestaande situatie waterhuishouding Dishoek
Algemeen
De kern Dishoek ligt onderlangs het duingebied en heeft daarom nauwelijks oppervlaktewater binnen het bebouwde gebied. Enkel de sloten aan de oostzijde van Dishoek (langs de Westerscheldelaan) zijn in het gebied beschikbaar als oppervlaktewater. De ontwatering van het gebied vindt plaats via deze sloten, welke het water in oostelijke richting afvoeren. Uiteindelijk komt het water uit bij gemaal Boreel waar het wordt uitgeslagen op het kanaal door Walcheren en vervolgens geloosd op de Westerschelde. Gezien het geringe oppervlak aan water in het plangebied zal het hemelwater dat in dit gebied valt zijn weg zoeken naar het grondwater of wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering.
In de kern komt wateroverlast weinig voor en is er nauwelijks risico voor inundatie. Als er water op straat optreedt, is dit het gevolg van onvoldoende mogelijkheden tot afvoer vanuit de riolering
In het gemeentelijk waterplan (2007) zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
- een veerkrachtig en duurzaam watersysteem;
- een optimaal functionerende waterketen;
- een effectieve waterorganisatie.
De algemene doelen zijn concreter uitgewerkt in een aantal streefbeelden. De streefbeelden zijn gekoppeld aan verschillende soorten water. Op basis van alle beschikbare informatie zijn vervolgens maatregelen geformuleerd om invulling te geven aan de streefbeelden en doelstellingen. Het maatregelenpakket is in hoofdzaak gebaseerd op de kansen en knelpunten die zijn gesignaleerd. Voor Dishoek zijn geen bijzondere maatregelen opgesteld. De onderstaande aandachtspunten zullen in beeld gehouden worden.
- De watergang ten westen van het woongebied aan de noordzijde van de kern is erg moeilijk bereikbaar voor onderhoud.
- In het woongebied tussen de Kaapduinseweg, Verlengde Dishoekseweg en een aantal woonstraten is drangwater aanwezig. Dit leidt echter niet tot problemen of klachten.
Onderwatervoerende waterlopen worden alle watergangen, waterpartijen, vijvers en sloten verstaan die in continu watervoerend zijn. Voor een aantal wateren binnen de gemeente heeft de gemeente Veere een hoger ambitieniveau voor ogen dan het minimaal vereiste ecologisch ambitieniveau. Voor Dishoek is dit de sloot langs de Westerscheldelaan. Deze sloot is in beheer bij de gemeente.
Riolering
Het rioleringsstelsel in Dishoek voldoet aan de zogenaamde basisinspanning voor milieumaatregelen: de maatregelen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan (2003) voor dit gebied zijn uitgevoerd. De kern Dishoek heeft een gemengd vrijvervalstelsel waarop diverse injecties plaatsvinden. Het maaiveld varieert van NAP +2.15 tot NAP –0.40.
Waterkwaliteit
Door het waterschap is in haar waterbeheersplan gesteld dat de kwaliteit van het grondwater minimaal voldoende moet zijn om de algemene ecologische functie te vervullen. Dit ecologische ambitieniveau is gedefinieerd als een zodanige toestand, dat zich in het watersysteem een normaal functionerend ecosysteem kan ontwikkelen. Voor het bebouwde gebied van de gemeente Veere is momenteel weinig inzicht in de bestaande waterkwaliteit. Om dit in beeld te brengen kan gebruik worden gemaakt van de indicatieve beoordelingsmethode waterkwaliteit van het waterschap. Het uitvoeren van deze beoordeling en het formuleren van maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit is één van de onderzoeksopgaven die in het gemeentelijk waterplan (2007) zijn gedefinieerd voor de komende periode.
Waterkansenkaarten provincie Zeeland
In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Deze kaarten zijn beschikbaar via de provinciale website. Aan deze kaart zijn voor het plangebied de volgende gegevens te ontlenen.
- De ondergrond van Dishoek bestaat uit lichte schor en ongerijpte grond.
- Het noordelijk grondgebied van Dishoek is sterk zettingsgevoelig. Het overige deel is weinig zettingsgevoeling.
- In het noordelijke deel van Dishoek zijn geen mogelijkheden tot infiltratie. In het overige deel zijn ruime mogelijkheden tot infiltratie.
- Het gebied zelf staat niet onder invloed van zoute kwel. Aan de randen van het gebied komt wel zeer gering zoute kwel voor.
- In het gebied komt langs het strand sterke zoetwaterbelvorming voor. Landinwaarts neemt dit af tot zeer geringe belvorming.
- Het oostelijk deel van het gebied is zeer geschikt voor uitbreiding van de bebouwing. Het overige deel is minder geschikt voor uitbreiding van de bebouwing.
Indicatieve ontwerprichtlijnen en toetsingscriteria4
Veiligheid
Het Waterschap Zeeuwse Eilanden heeft ingevolge de Waterschapswet de bevoegdheid om regels te stellen om zijn taak te kunnen uitoefenen. Een van de taken is de waterkeringszorg. De Keur (in werking getreden op 1 januari 2007) gaat zoveel mogelijk uit van één reglementeringsysteem voor alle waterkeringen. Tot de waterkering worden dan alle werken in of aan de waterkering die (mede) een waterkerende functie hebben, gerekend.
Figuur 3.4. Ligging keurzones waterkering
Het waterschap maakt onderscheid in drie zones, te weten de kernzone, de beschermingszone en de buitenbeschermingszone.
De kernzone (rood) omvat dat deel van de waterkering dat feitelijk voor de huidige veiligheid zorgt. Bij een dijk is dat derhalve het dijklichaam (de kunstmatige verhoging boven het maaiveld) inclusief de bermen. De beschermingszone (oranje) omvat in ieder geval die gronden die technisch / fysisch (mede) een bijdrage leveren aan de stabiliteit van de waterkering. Daarbij geldt echter aan de landwaartse zijde als minimum dat gronden die voor toekomstige dijkverzwaring nodig zijn (profiel van vrije ruimte of reserveringsstroken) in ieder geval binnen de beschermingszone vallen. Buitenbeschermingszones (groen) kunnen worden aangewezen om bepaalde activiteiten, die potentieel grote gevaren voor de waterkering in zich bergen (bijvoorbeeld de aanleg van hogedrukleidingen) ook op grotere afstand van de waterkering te kunnen reguleren.
Het plangebied ligt voor een deel binnen de keurzones, waarvan een klein deel binnen de kernzone, van de primaire waterkering langs de Noordzee. Wanneer er gebouwd wordt binnen de Keurzones van deze waterkering dient er ontheffing bij het waterschap te worden aangevraagd.
Voor kernen zoals Dishoek, gelegen langs de Noordzee en Westerschelde zijn bebouwingscontouren aangegeven. Deze bebouwingscontouren zijn vastgelegd in de keuren van het Waterschap. Binnen de bebouwingscontour is een kwalitatieve impuls via inbreiding, transformatie of meervoudig ruimtegebruik van de ruimte onder voorwaarden mogelijk. Hier geld een "ja, mits" benadering. Wanneer er gebouwd wordt binnen de bebouwingscontour dient er ontheffing bij het waterschap te worden aangevraagd.
Riolering
Bij vervanging van de riolering zal beoordeeld worden of de aanleg van een gescheiden stelsel mogelijk is uit het oogpunt van waterkwaliteit en -kwantiteit. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voordoen, wordt een gescheiden stelsel aangelegd.
Wateroverlast
Binnen het plangebied is geen wateroverlast bekend.
Watervoorziening
Aanvulling van het grondwater met zoet water door middel van infiltratie in de bodem is gezien de bodemsamenstelling niet mogelijk.
Volksgezondheid
De wijze waarop nu met afval- en hemelwater wordt omgegaan levert enkel risico op voor de volksgezondheid bij riooloverstorten. De hiervoor nodige maatregelen worden uitgevoerd in het kader van het rioleringsplan. De dichtst bij zijnde overstort is gesitueerd op ongeveer 120 meter ten noordwesten van de ontwikkelingslocatie Dorphotel. Hier is dus geen sprake van gevaar voor de volksgezondheid voor de beoogde ontwikkelingslocatie.
Bodemdaling
Het gebied bestaat uit een sterk zettingsgevoelige ondergrond. Risico's ten aanzien van bodemdaling zullen daarom bij ontwikkelingen telkens beoordeeld moeten worden.
Grondwateroverlast
Op een aantal locaties aan de binnenduinrand en in het duingebied wordt grondwateroverlast ervaren. Ook de kern Dishoek kent drangwater vanuit de duinen.
Oppervlaktewater
In het gebied is nauwelijks oppervlaktewater aanwezig. Of de ruimte voor water voldoende is om op de steeds intensievere buien voorbereid te zijn, zal moeten blijken uit nadere onderzoeken. Nieuw verhard oppervlak moet gecompenseerd worden, door meer oppervlakte water of waterberging. Indien dit niet mogelijk is biedt het gemeentelijk beleid de mogelijkheid om deze verplichting af te kopen.
Grondwaterkwaliteit
De grondwaterkwaliteit levert op dit moment geen problemen op.
Verdroging
Toevoeging van hemelwater aan de bodem zal (wanneer dit voorkomt) de verdroging verminderen.
Natte natuur
Het gebied is niet verbonden met een gebied met de functie natte natuur.
Conclusie
Uit deze beschrijving van de waterhuishouding en de toetsing aan de richtlijnen en criteria komen behoudens voor de waterkeringen geen directe consequenties naar voren voor de bestemmingsregeling van voorliggend plangebied. Voor wat betreft de eventuele mogelijke noodzaak aan extra ruimte voor water wordt opgemerkt dat binnen alle bestemmingen voorzieningen voor waterberging mogelijk zijn.
- 4. Volgens de Zeeuwse Handreiking Watertoets, april 2005.
3.5 Leidingen En Telecommunicatieverbindingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante solitaire leidingen, leidingstroken en hoogspanningsverbindingen aanwezig. Het optisch vrije pad (straalpad) voor telecommunicatieverbindingen aan de zuidwestzijde van de kern is komen te vervallen. Dit houdt in dat er vanuit dit oogpunt geen milieubelemmeringen voor de in het plangebied aanwezige functies aan de orde zijn.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling
In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (paragraaf 4.1.).
Daarna wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan en vervolgens wordt per bestemming een toelichting gegeven (paragraaf 4.3.).
4.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
Per 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. In deze nieuwe wetgeving is geregeld dat vanaf 1 januari 2010 alle nieuwe ruimtelijke plannen - zoals ook bestemmingsplannen – digitaal moeten worden vervaardigd. Een dergelijk ruimtelijk plan zal moeten worden opgebouwd volgens de afspraken met betrekking tot de presentatie van bestemmingsplannen die zijn voorgesteld door de werkgroep "Standaard Vergelijkbaarheid" in het kader van Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen (DURP). Deze Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bouwt voort op de Digitale Leest van het NIROV, het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Bindende afspraken betreffen wat de bestemmingen aangaat, een (nagenoeg) limitatieve lijst van:
- de hoofdgroepen en de naamgeving;
- de lettercodes en het kleurgebruik van deze hoofdgroepen;
- de naamgeving van de bestemmingen;
- de plaats en volgorde (alfabetisch) ervan in de legenda en in de planregels;
- de wijze waarop de functies worden opgenomen in de bestemmingsomschrijving.
Bindende afspraken met betrekking tot de aanduidingen gaan over:
- de plaats en volgorde van de aanduidingen in de legenda;
- de wijze waarop aanduidingen op de verbeelding worden weergegeven;
- de wijze waarop via de aanduidingen uit te sluiten functies worden weergegeven;
- de wijze waarop de aanduidingen worden opgenomen in de planregels.
Bindende afspraken over de legenda betreffen de opbouw en volgorde:
- bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen;
- aanduidingen bouwvlak, letteraanduidingen functie, letteraanduiding bouwen, aanduidingen figuur, aanduidingen gebied;
- verklaringen.
De SVBP heeft dus (alleen) betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.
4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (planvorm, verbeelding en regels) is het volgende van belang.
Opzet verbeelding
Hoewel in SVBP2008 het begrip plankaart niet meer wordt gebruikt voor digitale bestemmingsplannen, wordt in het dagelijks taalgebruik het begrip nog gebruikt. Dit geldt vooral voor de analoge versie van een bestemmingsplan. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
- de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
- op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
- op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
- de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).
Figuur 4.1. Bestemmingsmethodiek
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'H' voor 'Horeca' en 'G' voor 'Groen'. Verder geldt het volgende:
- hoofdgebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht;
- kleine letters tussen haakjes bij de bestemming hebben betrekking op een aanduiding waarmee hetzij ter plaatse van deze aanduiding een specifieke functie wordt aangegeven, zoals (coc) voor een congrescentrum (functieaanduiding), hetzij ter plaatse van deze aanduiding specifieke bouwregels worden aangeduid zoals [vrij] vrijstaand voor gronden waar woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd (bouwaanduiding);
- maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum goot- of boeibordhoogte en een bebouwingspercentage worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak;
- tenslotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen voorkomen in de vorm van figuren of gebiedsaanduidingen (zoals een plangrens of een gebied met wijzigingsbevoegdheid).
Opzet regels
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
- In Hoofdstuk 1: Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3: Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, een procedurebepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing is, dan wel bepalingen die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsregels).
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels tenslotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing, een strafregel (alleen voor aanlegvergunningen; voor het overige wordt strafbaarheid geregeld in de nieuwe wet) en de titel van het plan.
Op grond van de SVBP moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- ontheffing van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- ontheffing van de gebruiksregels;
- aanlegvergunning;
- wijzigingsbevoegdheid.
Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
4.3 Regeling Bestemmingen
In deze paragraaf worden deze bestemmingen in alfabetische volgorde toegelicht conform de voorgeschreven volgorde op het renvooi van de verbeelding.
Bedrijf (artikel 3)
Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) in het plangebied zijn bestemd tot "Bedrijf". Om eventuele hinder van bedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven in de regels gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". De Staat maakt deel uit van de regels. In het plangebied (hoofdzakelijk een woonomgeving) zijn alleen bedrijven uit categorie A en B1 rechtstreeks toelaatbaar. (Zie ook paragraaf 3.1. en bijlage 2.) Het is toegestaan dat de gevestigde bedrijven worden vervangen door andere bedrijven uit categorie A en B1.
Ontheffing kan worden verleend voor bedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.
Binnen de bedrijfsbestemming zijn ook daarbij behorende voorzieningen toegestaan, zoals detailhandelsactiviteiten als ondergeschikte neventak. Daarnaast is per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan. Geluidshinderlijke (Wgh-inrichtingen) en risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen) zijn daarentegen niet toegestaan. In artikel 1 zijn hiervan begripsbepalingen opgenomen. Evenmin is de (ondergeschikte) verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan voor zover deze meer bedraagt dan 10.000 kg toegestaan.
Ontheffing kan worden verleend voor bedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de categorie-indeling van de Staat te wijzigen. Ook hiervoor dient advies te worden ingewonnen bij een milieudeskundige.
Detailhandel (artikel 4)
De gronden met de bestemming Detailhandel mogen worden gebruikt voor detailhandel en dienstverlening. Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik en / of het bouwen van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf of een bijgebouw voor mantelzorg. Om negatieve gevolgen voor de omgeving te voorkomen kunnen deze activiteiten echter enkel via een ontheffing worden toegestaan. Daarnaast is ondergeschikte horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan (koffiehoekje) mits dit niet meer dan 25% van de verkoopvloeroppervlakte beslaat met een maximum van 30 m². De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
Binnen de bestemming Detailhandel is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan de indeling van het bestemmingsvlak tot uitdrukking gebracht.
Gemengd (artikel 5)
Voor de gronden van Lovago is de bestemming Gemengd opgenomen. Hierbinnen zijn de volgende functies toegestaan: wonen, detailhandel en horeca. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie-1' is tevens een speelautomatenhal toegestaan.
Groen (artikel 6)
Al de bestaande groenvoorzieningen zijn bestemd tot Groen. Binnen de bestemming Groen zijn onder andere speelvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen toegestaan.
Horeca (artikel 7)
Om eventuele hinder van horecabedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van dergelijke bedrijven in de voorschriften gekoppeld aan een Staat van Horeca-activiteiten. De Staat maakt deel uit van de voorschriften. Lichte vormen van horeca zijn rechtstreeks toegestaan (categorie 1a en 1b). Uit milieuhygiënisch oogpunt is in principe categorie 1b maximaal toelaatbaar. Gelet op de recreatieve / toeristische functie van Dishoek en het feit dat de bewoners in Dishoek reeds lange tijd gewend zijn aan de horecabedrijven in hun omgeving, wordt categorie 1c eveneens toelaatbaar geacht. Binnen deze categorisering zijn de zogenaamde "zware" vormen van horeca, zoals discotheken, niet toegestaan.
Ook binnen de bestemming Horeca is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan de indeling van het bestemmingsvlak tot uitdrukking gebracht. Een gebruiksverbod verbiedt het realiseren van een terras of speeltuin op het achtererf. Ontheffing kan worden verleend van dit gebruiksverbod. Ook kan ontheffing worden verleend voor horecabedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.
Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de categorie-indeling van de Staat te wijzigen wanneer eveneens advies wordt ingewonnen bij een milieudeskundige.
Per horecavestiging is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik en / of het bouwen van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf of mantelzorg. Om negatieve gevolgen voor de omgeving te voorkomen kunnen deze activiteiten echter enkel via een ontheffing worden toegestaan.
Maatschappelijk (artikel 8)
De gronden met de bestemming Maatschappelijk mogen worden gebruikt voor de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kerken, overheidsvoorzieningen en zorgvoorzieningen. Daarnaast zijn rechtstreeks met de maatschappelijke voorzieningen samenhangende ondergeschikte detailhandels- en /of horeca-activiteiten toegestaan.
Natuur (artikel 9)
De bescherming die de bospercelen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur genieten wordt vertaald in de bestemming Natuur. De gronden met de bestemming Natuur zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden.
Recreatie – Verblijfsrecreatie-1 (artikel 10)
Voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een bedrijfsmatig geëxploiteerd complex van recreatiewoningen en / of appartementen die in het plangebied voorkomen is de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie-1 opgenomen.
Ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1c' is uitsluitend een hotel toegestaan. Wellness, een congreszaal en theater worden mogelijk gemaakt met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie 1'. De aanduiding 'parkeergarage' maakt het realiseren van een parkeergarage mogelijk.
Waar het situaties betreft van gestapelde recreatieappartementen, is dit met behulp van de bouwaanduiding 'gestapeld' tot uitdrukking gebracht. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' zijn vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen toegestaan. Voor het aantal hotelkamers, recreatieappartementen en recreatiewoningen zijn maximum aantallen opgenomen door middel van een aanduiding. Voor de flexibiliteit van de ontwikkeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om 3 hotelkamers te vervangen in één recreatieappartement. Hier zit echter een maximum aangekoppeld.
Binnen de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie-1 is door middel van een aanduiding de maximale goot- en bouwhoogte en eventueel het maximaal te bebouwen oppervlakte, minimale goothoogte en maximale dakhelling aangegeven.
Recreatie – Verblijfsrecreatie-2 (artikel 11)
Voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen en / of appartementen die niet bedrijfsmatig behoeven te worden geëxploiteerd is de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie-2 opgenomen.
Binnen de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie-2 is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan de indeling van het bestemmingsvlak op de verbeelding tot uitdrukking gebracht.
Waar het situaties betreft van gestapelde recreatieappartementen, is dit met behulp van de bouwaanduiding "gestapeld" tot uitdrukking gebracht.
Voor de woningen aan de Dishoek is een aparte aanduiding opgenomen. Nieuwbouw is op deze gronden niet toegestaan. Door middel van een ontheffingsbevoegdheid is beperkte uitbreiding van gebouwen toegestaan.
Tuin (artikel 12)
De gronden met de bestemming Tuin zijn alleen bestemd voor Tuin. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen voor nutsvoorzieningen zijn hier toegestaan.
Verkeer (artikel 13)
De bestemming Verkeer heeft betrekking op wegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, sloten en watergangen, maar maakt ook pleinen, terrassen, jongerenontmoetingsplekken en afvalverzamelvoorzieningen mogelijk. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn.
Op gronden met de bestemming Verkeer zijn naast niet voor bewoning bestemde gebouwen tevens terrasoverkappingen toegestaan.
Wonen (artikel 14)
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor wonen en de bijbehorende tuinen en erven. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn niet toegestaan. Evenals het gebruik en / of het bouwen van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf of een bijgebouw voor mantelzorg. Via ontheffing kunnen deze gebouwen en / of activiteiten onder voorwaarden worden toegestaan. De woonfunctie van de woning en het woongebied mag evenwel niet worden aangetast.
Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen
Binnen de bestemming Wonen is door middel van het aanwijzen van bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen en overkappingen zijn toegestaan en de functieaanduiding "erf" de indeling van het woonperceel tot uitdrukking gebracht. Woningen behoeven niet geheel binnen bouwvlakken voor hoofdgebouwen te worden gebouwd. Ook op het erfbouwvlak mogen bijgebouwen en aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.
De gronden zonder nadere aanduiding, betreffen de gronden waar geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het gaat hoofdzakelijk om gronden vóór de voorgevel van hoofdgebouwen (woningen). In gevallen waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen (hoekpercelen) zijn de gronden zonder nadere aanduiding merendeels aan twee zijden gelegd. Dit is gedaan omdat aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de voortuin de kwaliteit van de openbare ruimte onder druk kunnen zetten (achterkantsituaties aan de voorzijde van woningen). Kleinschalige aan- of uitbouwen vóór de voorgevellijn – zoals erkers – zijn wel mogelijk.
In een aantal situaties wordt in de bouwvoorschriften de afstand van hoofdgebouwen geregeld ten opzichte van perceelsgrenzen. Los van specifieke situaties geldt als algemeen uitgangspunt dat deze bouwwerken worden gebouwd op ten minste 3 meter uit de perceelsgrens (voor vrijstaande woningen).
Oppervlakte bebouwing
De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen. Wel dienen de in de bouwvoorschriften opgenomen minimumafstandsmaten tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel en minimumafstandsmaten tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen. Om te voorkomen dat te ruime bouwmogelijkheden en extra bouwcapaciteit wordt gecreëerd, is de breedte van de bouwvlakken voor hoofdgebouwen zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.
De gronden met de functieaanduiding "erf" mogen voor ten hoogste 50% en 60 m² worden bebouwd met aan- of uitbouwen en bijgebouwen.
Bouwwijze van woningen
In beginsel is de bouwwijze van woningen vrij gelaten. Waar het karakteristieke situaties betreft, is de bouwwijze met behulp van bouwaanduidingen vastgelegd. De volgende bouwaanduidingen zijn gehanteerd:
[sba-3] voor woningen die in de vorm van landhuizen met een inhoud van minimaal 1.000 m³ die uitsluitend geheel vrijstaand op ruime kavels mogen worden gebouwd.
[vrij] voor woningen die uitsluitend geheel vrijstaand mogen worden gebouwd. Voor het behoud van een open bebouwingsstructuur moet de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedragen. Er zijn geen ontheffingsbepalingen opgenomen om deze voorgeschreven afstand te verkleinen.
[gs] voor woningen die gestapeld worden gebouwd.
Waarde-Archeologie-3 (artikel 15)
Om het archeologische erfgoed veilig te stellen is voor het IKAW gebied met hoge en middelhoge trefkans een beschermende regeling opgenomen. Binnen deze gebieden zijn bouwwerken en overige werken en werkzaamheden slechts toelaatbaar wanneer:
- het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
- het bouwwerk en de fundering niet dieper komen te liggen dan 40 centimeter;
- het grondoppervlak van het bouwwerk niet meer dan 500 m².
Via ontheffing of aanlegvergunning kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om – onder voorwaarden – bestemmings vlakken met de bestemming Waarde-Archeologie waarden geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen of de vorm van bouwvlakken te veranderen.
Waterstaat - Waterkering (artikel 16)
De dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering is opgenomen voor die gronden waar thans ook andere bouwbestemmingen aanwezig zijn of andere functies van belang zijn.
De bescherming van de waterkering is afgestemd op de kernzone van de keur waterkeringszorg van het waterschap. Omdat deze keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering wordt het opnemen van een aanlegvergunningstelsel voor het regelen van werken en werkzaamheden (geen bouwen) niet noodzakelijk geacht. Dubbele regelgeving wordt hiermee voorkomen.
4.4 Algemene Regels (Hoofdstuk 3)
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelbepaling (artikel 17)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4. Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Woondoeleinden mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (artikel 18)
Artikel 18.1 Overschrijding bouwgrenzen
Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn.
Artikel 18.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005) blijkt, dat deze algemene bepaling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn niet nodig. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. Daar waar daadwerkelijk andere situaties worden nagestreefd, is dit door andere bestemmingen of bouwbepalingen vastgelegd. Dit komt overigens in dit bestemmingsplan niet voor. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage.
De bepaling peil zoals genoemd in artikel 1.42 is niet uitvoerbaar voor de ontwikkelingen van het Dorphotel. Het terrein heeft een behoorlijke afmeting en er zijn daarnaast aanzienlijke hoogteverschillen aanwezig.
Artikel 18.3 Algemene aanduidingsregels
Peilzone - 1 (locatie Dorphotel, recreatieappartementen en Lovago)
Ontwikkeling Dorphotel en recreatieappartementen
Voor het peil is voor het hotel de bovenkant van de beganegrondvloer aangehouden. Deze ligt ongeveer 0,70 m6 boven het huidige maaiveld van het duinplein. Het gebied ligt op ongeveer 2,40 m + Normaal Amsterdam Peil (N.A.P.). De maximale bouwhoogte van het hotel ligt op ongeveer 12 m + 0,70 m = 12,7 boven dit peil. Op de verbeelding is hiervoor afgerond 13 m aangehouden.
De recreatieappartementen gelegen achter het Dorphotel zijn niet hoger dan het hotel. Voor de appartementen wordt het zelfde peil als het dorphotel aangehouden. Op de verbeelding is hier dan ook een maximale bouwhoogte opgenomen van ten hoogste 13 meter.
De bouwhoogte van het hotel en de appartementen zijn (afgerond) op maximaal 12 meter boven het peil gesteld. Ondergeschikte bouwdelen zijn (afgerond) toegestaan tot 14 meter boven dit peil.
Lovago
De locatie ligt op ongeveer 2,3 m +N.A.P. De hoogte van het huidige maaiveld is ongeveer gelijk met het maaiveld nabij het toekomstige Dorphotel. Voor deze locatie wordt dan ook het zelfde peil aangehouden als bij het Dorphotel. Het peil is 0,70 boven het huidige maaiveld. Op de verbeelding is dan ook uitgegaan van een maximale bouwhoogte van ten hoogste 11,5 en 13 m.
De bouwhoogte is (afgerond) op maximaal 10,5 en 12 meter boven het peil gesteld. Ondergeschikte bouwdelen zijn (afgerond) toegestaan tot respectievelijk 12,5 en 14 meter boven dit peil.
Peilzone - 2 (locatie recreatiewoningen Dorphotel)
De hoogte van het peil is gebaseerd op de ruimtelijke scheidingslijn tussen de recreatieappartementen van het Dorphotel en de recreatiewoningen. De hoogte van dit peil bedraagt circa 1,6 m onder de bovenkant van de vloer van de appartementen, ongeveer 1,5 m+ N.A.P. De bouwhoogte van de woningen zijn (afgerond) op maximaal 10,5 meter boven het peil gesteld.
Peilzone - 3 (locatie Panaché)
Het huidige maaiveld van Panaché ligt op circa 1,9 m + N.A.P. Dit is nagenoeg gelijk aan de Kaapduinseweg. Voor het peil is de Kaapduinsewg aangehouden.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 19)
Dit is artikel is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.
Algemene ontheffingsregels (artikel 20)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen is een algemene ontheffingsregel opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (artikel 21)
Voor de twee recreatiewoningen centraal gelegen in het herontwikkelingsgebied van het Dorphotel is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen, waarmee herontwikkeling met recreatiewoningen en/ of appartementen mogelijk wordt gemaakt. Dit gebied heeft de aanduiding Wro-zone wijzigingsgebied.l
Algemene procedureregels (artikel 22)
Dit artikel bevat bepalingen inzake de procedure, die moet worden gevolgd bij toepassing van de in het plan opgenomen ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden.
Overige regels (artikel 23)
Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling (artikel 21.1)" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard7. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de voorschriften een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
4.5 Overgangs- En Slotbepalingen (Hoofdstuk 4)
Hoofdstuk 4 bevat bepalingen inzake strijdig gebruik van bouwen en de straf- en titelbepalingen.
Overgangsrecht (artikel 24)
Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 23 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
Hoofdstuk 5 Handhaving
5.1 Algemeen
Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Regels die zijn gebaseerd op gedateerde inzichten, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden nieuwe ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met in bepaalde gevallen een daaraan gekoppelde ontheffingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. Ontheffingen zijn echter gelimiteerd. Daar waar geen ontheffingen meer mogelijk zijn begint de handhaving.
Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren in een steeds verder toenemende belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.
5.2 Handhaving Binnen De Gemeente Veere
Handhavingsbeleid
De gemeente Veere is voornemens handhaving structureel toe te passen en te komen tot een beleidsmatige aanpak. De afgelopen jaren is door de gemeente veel kennis opgedaan op het gebied van handhaving. Als het gaat om tweede woningen, voert de gemeente op basis van de Gebruiksverordening 2e woningen, waarin het gebruik van woningen in de kernen als tweede woningen is verboden, een gericht handhavingsbeleid. Met uitzondering van dit tweede woningenbeleid werd handhaving niet binnen een structuur toegepast, maar veelal werd ingespeeld op incidenten en excessen en werd gereageerd naar aanleiding van klachten, etc. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij van te voren door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Het handhavingsbeleid zal zich primair richten op het voorkomen van nieuwe illegale situaties. Als belangrijke prioritaire handhavingssituaties kunnen worden genoemd:
- het bouwen zonder bouwvergunning, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is;
- grove afwijking van reeds verleende bouwvergunningen.
- Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en / of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en / of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd, het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de overtreder.
Het actualiseren van bestemmingsplannen is op zich zelf reeds een vorm van handhaving. Handhaving is namelijk niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken van heldere en hanteerbare regels en daarin inzicht verschaffen, zodat mensen het vanzelfsprekend achten zich aan de gestelde norm te houden.
Ook de ontwikkeling van een ontheffingenbeleid is een doelstelling voor een goed handhavingsbeleid. In eerste instantie zal de opstelling van een dergelijk beleid plaatsvinden door middel van "leren door te doen". Na enige tijd ervaring zal het beleid worden opgetekend in een beleidsdocument en volgens de daarvoor bestaande regels van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld.
Handhaving van bestaande situaties
Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde "oude" gevallen. Bij de opstelling van bestemmingsplannen wordt nagegaan welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden. Daarbij dient in acht te worden genomen dat het dikwijls om situaties gaat, waarbij sprake is van een groot tijdsverloop. Dat betekent dat een groot aantal situaties niet is gewraakt. De meeste gevallen zullen dan ook voor legalisatie in aanmerking komen en bij de vaststelling van het bestemmingsplan positief bestemd worden. Daarbij wordt ook uitdrukkelijk in acht genomen dat door de wijziging van de Woningwet een groot aantal bouwactiviteiten vergunningvrij is. Voor zover daar redenen voor zijn, zullen uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact geeft op de ruimtelijke kwaliteit. Planologische excessen worden aangepakt. In de gevallen waarbij het om langer bestaande situaties gaat, zal een overgangsregeling worden geformuleerd. Uitgangspunt daarbij is, dat voorkomen wordt dat er een gedoogsituatie ontstaat. Er moet duidelijk gemaakt worden wat er gaat gebeuren en wanneer, zodat er geen sprake is van rechtsongelijkheid.
Ontwikkeling gestructureerd toezicht
De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het "piepsysteem" en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Veere is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Daarvoor zullen afspraken gemaakt worden tussen de verschillende ambtelijke diensten. Niet alleen intern, zoals tussen de bouwinspecteurs, milieu-inspecteurs en dergelijke, maar ook extern, zoals met politie en Waterschap. De afspraken zullen zich niet alleen moeten richten op praktische werkafspraken, maar ook afstemming en coördinatie van beleidsdoelstellingen. Een gestructureerde vorm van oog-en-oor functie sluit rechtsongelijkheid in hoge mate uit, maar heeft tevens een preventieve werking. Geconstateerde overtredingen zullen worden geplaatst op een handhavingslijst, waarvan bestuurlijk de prioriteit van uitvoering zal worden vastgesteld.
Uitvoering handhaving
Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het voornemen bestaat om het proces van bestuursrechtelijke handhaving vast te leggen in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. Hiervoor biedt de Wet Economische Delicten de grondslag. Een concretisering van de rol van het strafrecht met het Openbaar Ministerie en de politie ligt hier voor de hand. Het toepassen van privaatrechtelijke handhaving blijkt langzamerhand door de heersende rechtsopvattingen als een minder adequaat middel te worden gezien, zodat hiervan slechts met uitzondering gebruik zal worden gemaakt.
Gezien het reparatoire karakter van bestuursrechtelijke handhaving, gaat de voorkeur uit naar het toepassen van bestuursdwang, zeker in die gevallen waarbij sprake is van illegale bouwwerken. Illegaal gebruik blijkt in de praktijk dikwijls moeilijk door middel van bestuursdwang te kunnen worden beëindigd, zodat in die situaties een lastgeving onder verbeurdverklaring van een dwangsom voor de hand ligt.
Het bewust niet handhavend optreden tegen een illegale situatie zal slechts in uitzonderlijke gevallen plaats mogen vinden, bijvoorbeeld in die situaties waarbij wegens gewijzigde beleidsinzichten aanpassing van de regelgeving daarop nog niet heeft plaatsgevonden en in redelijkheid niet verlangd kan worden dat nog voldaan wordt aan de geldende regels. Uiteraard dienen in dergelijke situaties de belangen van derden-belanghebbenden te worden afgewogen.
Verantwoording
De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal dient onder andere te worden verzekerd bij een bestemmingsplan wat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt. Het voorliggende bestemmingsplan 'Dishoek' maakt op de locaties van het voormalige hotel Zeeduin (Dorphotel), Lovago en Panaché ontwikkelingen mogelijk.
Van een exploitatieplan kan worden afgezien door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (anterieure overeenkomst).
Voor de ontwikkeling is tussen de initiatiefnemers en de gemeente een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over deze ontwikkeling zijn vastgelegd.
De in de bijlage van de overeenkomst opgenomen exploitatieberekening toont aan dat de voorgenomen planontwikkeling economisch c.q. financieel uitvoerbaar is. Met de ontwikkelaar is overeengekomen dat een exploitatiebijdrage wordt betaald aan de gemeente Veere. Hierin zijn de gemeentelijke kosten gedisconteerd. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee voldoende verzekerd en er kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg
In het kader van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties en organisaties.
Overeenkomstig het bepaalde in de Gemeentelijke Inspraakverordening zijn de bevolking en in de gemeente belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft daarom van 28 mei tot en met 8 juli 2009 ter inzage gelegen en op 3 juni 2009 is er een inloopavond gehouden
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. heeft de gemeente Veere 4 overleginstanties in de gelegenheid gesteld om op het voorontwerpbestemmingsplan Dishoek te reageren, namelijk:
- 1. de Provincie Zeeland;
- 2. het waterschap Zeeuwse Eilanden;
- 3. de VROM-Inspectie;
- 4. de dorpsraad Koudekerke.
De VROM-Inspectie heeft in een brief van 10 juli 2009 aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan hen geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De dorpsraad heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een inspraakreactie in te dienen.
Naar aanleiding van de overlegreacties is een groenplan opgesteld. Dit groenplan is overlegd met de provincie.
1. Provincie Zeeland, brief 10 juli 2009
Overlegreactie
- 1. Het plan bevat diverse onzorgvuldigheden en onvolkomenheden. In de toelichting wordt summier verwezen naar enkele ontwikkelingsgerichte onderdelen, waarvoor een aparte ruimtelijke onderbouwing is opgesteld. Deze zou integraal deel moeten uitmaken van het bestemmingsplan. Tevens wordt verwezen naar een artikel 19 WRO-procedure terwijl die niet doorlopen wordt. Het plan is eerder te beschouwen dan een concept dan als een voorontwerp. Verzocht wordt om bij aanlevering van nieuwe plannen hier aandacht aan te schenken.
- 2. De nauwkeurige beschrijving uit de ruimtelijke onderbouwing van het plan is niet terug te vinden in het bestemmingsplan (bijvoorbeeld aantallen eenheden, hoogtes en parkeervoorzieningen). Ook is het aantal dienstwoningen niet begrensd.
- 3. Voor het dorphotel wordt aangegeven dat de hoogte overwegend 12 m is met accenten tot 14 m. Het Omgevingsplan laat echter buiten de bebouwde kom en aan de randen van kernen een hoogte toe van 12 m. Afwijking is mogelijk als aangetoond wordt dat de kernkwaliteiten van het omliggende landschap en de stedenbouwkundige karakteristieken van de omgeving niet worden aangetast. De onderbouwing geeft hierover onvoldoende duidelijkheid, een nadere onderbouwing is gewenst.
- 4. In de ruimtelijke onderbouwing voor het dorphotel dient meer aandacht geschonken te worden aan het nationaal landschap. Dishoek is overigens volgens het Omgevingsplan geen woonkern maar een bebouwingsconcentratie.
- 5. Niet duidelijk is of in de strook aan de oostzijde van het perceel, die binnen de EHS valt, ingrepen plaats zullen vinden. Hierover is met de provincie in ieder geval geen overleg gevoerd. Het is tevens aan te bevelen deze strook de bestemming Natuur te geven in plaats van de bestemming Groen zoals nu het geval is.
- 6. Er dient aandacht geschonken te worden aan de landschappelijke inpassing, met name aan de noord/westkant, waar het plan grenst aan het buitengebied. Het Omgevingsplan geeft als indicatie een algemene norm voor een afschermende groengordel van 10m. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken om te komen tot maatwerk. Of er sprake is van maatwerk of versterking blijkt niet uit de ruimtelijke onderbouwing. Overigens dient, als de gemeente niet zelf het onderhoud van deze groenstroken uitvoert, hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten te worden.
- 7. Niet duidelijk is of er aanvullend onderzoek is gedaan naar vleermuizen. Het onderzoek naar de flora- en fauna dateert uit 2006, wellicht dient dit geactualiseerd te worden.
- 8. Aanvullend archeologisch onderzoek dient uitgevoerd te worden vóór de vaststelling van het bestemmingsplan, ook dienen dan de conclusies en aanbevelingen bekend te zijn.
- 9. Terecht is geconcludeerd dat geen uitgebreide verantwoording nodig is m.b.t. de “Eenmalige afweging Groepsrisico Westerschelde”. Volstaan kan worden met een beknopte verantwoording en de reden waarom geen uitgebreide verantwoording nodig is.
- 10. In de waterparagraaf zit nog een aantal PM-posten, terwijl volgens de ruimtelijke onderbouwing overleg heeft plaatsgevonden met het waterschap. Dit dient op elkaar afgestemd te worden.
- 11. In de ruimtelijke onderbouwing is vermeld dat het plangebied niet in een keurzone primaire waterkeringen ligt, dit is niet juist. In het bestemmingsplan is dit wel correct aangegeven. De ligging van de keurzone dient te worden opgenomen op de verbeelding en te worden voorzien van een passende regeling in de regels.
- 12. Het is wenselijk dat in het hoofdstuk Economische uitvoerbaarheid iets wordt opgenomen over de economische haalbaarheid van de te ontwikkelen locaties. Ook zal aangetoond moeten worden dat deze onderdelen langdurig economisch levensvatbaar zijn.
- 13. In 2004 is een art. 19-procedure gevoerd voor de omgeving Kaapduinseweg / Westerscheldelaan, t.b.v. de aanleg van een parkeerterrein, de aanleg van een bos en de bouw van vrijstaande woningen en landhuizen. Daarbij is een voorontwerpbestemmingsplan als ruimtelijke onderbouwing gebruikt. Er wordt in de toelichting niet aangegeven waarom het bosgedeelte geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan en of er al bouwvergunningen zijn afgegeven voor deze percelen.
- 14. Het onder 13 genoemde voorontwerp heeft blijkbaar als onderlegger gediend voor het voorontwerpbestemmingsplan Dishoek. Op een aantal punten is hier echter van afgeweken, bijv. de groenstroken tussen de landgoedpercelen en op de hoek Kaapduinseweg / Westerscheldelaan. Verzocht wordt deze wijzigingen te motiveren.
- 15. De wijze waarop verevening zal plaatsvinden is in overeenstemming met de met de provincie gemaakte afspraken.
- 16. De gebieden met de bestemming Natuur maken tevens onderdeel uit van de EHS. Artikel 11 (Natuur) dient daarom aangevuld te worden met de voorgestelde bepaling, die artikel 9.3.3.a zou kunnen vervangen.
- 17. Een significante aantasting van de EHS is slechts toelaatbaar met ontheffing van gedeputeerde staten.
- 18. Artikel 11.3.3.b dient aangepast te worden omdat thans het Natuurgebiedsplan Zeeland aan de basis van planvorming voor natuurgebieden ligt.
- 19. In de vergunningplichtige werkzaamheden bij artikel 14.5.1. ontbreekt het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
Reactie gemeente
Ad 1.
De ruimtelijke onderbouwing zal in het plan worden verwerkt. De onderzoeken die uitgevoerd zijn ten behoeve van de ontwikkelingsgerichte onderdelen zullen in een apart bijlagenboek worden samengevoegd. Bij de aanlevering van nieuwe plannen zal een strengere controle plaatsvinden voordat ze toegezonden zullen worden.
Ad 2.
De bestemmingslegging van het bouwplan wordt op de verbeelding gedetailleerder vastgelegd.
Ad 3.
Bij de ontwikkeling van het Dorphotel is door de architect de bebouwingsgrens van 12 meter volgens het Omgevingsplan in acht genomen. Op slechts enkele ondergeschikte bouwwerken, zoals een torentje of een schuin dakvlak, wordt de hoogte maatvoering overschreden tot 14 meter. Omdat het hier om klein aantal ondergeschikte bouwwerken gaat, worden de kernkwaliteiten van het omliggende landschap, alsmede de stedenbouwkundige karakteristieken van de omgeving op generlei wijze geweld aangedaan. Ook de gemeentelijke welstandcommissie heeft op 19 november 2008 haar goedkeuring aan het plan verleend, waarbij ook het bouwwerk als geheel in de omgeving is beoordeeld.
Ad 4.
In de ruimtelijke onderbouwing van het Dorphotel wordt nader ingegaan op het Nationaal Landschap, waarbij aandacht wordt besteed aan de kenmerkende karakteristieken van Walcheren. Door de beoogde ontwikkeling vindt geen aantasting van de voormelde karakteristieken plaats. De ontwikkeling past daarom binnen het rijks- en provinciaal beleid betreffende het Nationale Landschap. Voorts zal het woord “woonkern” gewijzigd worden in “bebouwingsconcentratie”.
Ad 5.
Het gaat het hier om een strook die in eigendom is van Staatsbosbeheer. Deze strook maakt geen deel uit van het plan. De strook grond wordt derhalve uit de plattegrond gehaald zoals die is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing.
Ad 6.
De beoogde ontwikkeling is aan de noord- en westzijde, waar wordt aangesloten op het buitengebied, omringd door bos. Op deze manier wordt de ontwikkeling via maatwerk ingepast in de omgeving. De algemene regel conform het Omgevingsplan, waarbij een 10 meter brede groene afschermzone dient te worden opgenomen bij het inpassen van nieuwe ontwikkelingen is in het onderhavige geval niet van toepassing. De andere zijden van het beoogde plan sluiten aan op het dorpshart en de filosofie van het plan is aan die zijde geen besloten recreatieterrein te bewerkstelligen. De ontwikkeling maakt aan die zijden onderdeel uit van Dishoek en wordt door een aangepaste groeninpassing van een natuurlijke aansluiting voorzien. Een overeenkomst is niet van toepassing.
Ad 7.
Op 12 oktober 2009 heeft Bureau Woets' Insecten, aanvullend onderzoek gedaan naar vleermuizen. Voor de resultaten en conclusies wordt verwezen naar het rapport 'Waarnemingen betreffende de leefomgeving van vleermuizen in het plangebied van Dorphotel Dishoek in het kader van de Flora- en faunawet'. De resultaten en aanbevelingen uit deze rapportage zullen worden opgenomen in de toelichting bij het bestemmingsplan, alsmede in de ruimtelijke onderbouwing. Voorts wordt het gehele onderzoek opgenomen in het bij het bestemmingsplan behorende bijlagenboek.
Ad 8.
Het onderzoek is inwerking gezet. De resultaten worden eind april 2010 in concept verwacht.
Ad 9.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.
Ad 10.
Met het opnemen van de ruimtelijke onderbouwing in het bestemmingsplan zal dit verschil vervallen.
Ad 11.
Met het opnemen van de ruimtelijke onderbouwing in het bestemmingsplan zal dit verschil vervallen.
Ad 12.
In hoofdstuk van de ruimtelijke onderbouwing van de ontwikkeling zal aandacht worden besteed aan de economische uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling door verwijzing naar de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar. Tussen de gemeente en de ontwikkelende partijen is een anterieure overeenkomst gesloten zodat het verhaal van de exploitatiekosten anderszins is verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan kan derhalve achterwege blijven.
Ad 13.
Het bosgedeelte is al opgenomen in de 2e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied, die op 26 juni 2007 (gedeeltelijk) door gedeputeerde staten is goedgekeurd. Er zijn sindsdien 4 bouwvergunningen verleend, 2 voor een vrijstaande woning en 2 voor een landhuis.
Ad 14.
De percelen die in het voorontwerpbestemmingsplan als Groen zijn bestemd zijn (mede) in eigendom van de gemeente en/of Staatsbosbeheer. Het is niet gebruikelijk om particuliere gronden als Groen te bestemmen. Vandaar dat deze percelen uiteindelijk niet als zodanig op de verbeelding zijn aangegeven. Tevens wordt hiermee bereikt dat voor alle betreffende percelen in dezelfde regeling wordt voorzien, wat de uniformiteit en rechtsgelijkheid ten goede komt. Overigens hebben de stroken geen bouwvlak, ze kunnen dus niet bebouwd worden.
Ad 15.
Van deze opmerking wordt met instemming kennis genomen.
Ad 16.
De regels worden hierop aangepast.
Ad 17.
De regels worden hierop aangepast.
Ad 18.
De regels worden hierop aangepast.
Ad 19.
De regels worden hierop aangepast.
Conclusie
- De ruimtelijke onderbouwing voor de ontwikkelingsgerichte onderdelen zal in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen. De onderzoeken zullen worden gebundeld in een bijlagenboek;
- De resultaten uit het Flora en fauna onderzoek worden meegenomen in de toelichting en de ruimtelijke onderbouwing;
- Hoofdstuk 5 van de ruimtelijke onderbouwing wordt aangepast;
- De regels van artikel 11 Natuur worden aangepast aan de gemaakte opmerkingen;
- Voorts zal het woord “woonkern”, “dorp” en “buurtschap” gewijzigd worden in “bebouwingsconcentratie”;
- Artikel 14.5.1 (aanlegvergunningvereiste bij bestemming Waarde – Archeologie) zal worden aangepast aan de gemaakte opmerkingen;
- De strook grond aan de oostzijde van het perceel wordt uit het bestemmingsplan gehaald.
2. Waterschap Zeeuwse Eilanden
Overlegreactie
- 1. Voor de dimensionering van de voorzieningen die nodig zijn voor infiltratie is nog aanvullend (grondwater)onderzoek nodig. Het waterschap wil op de hoogte gehouden worden van de resultaten van dat onderzoek.
- 2. In de tabel dient opgenomen te worden hoe eventueel met hergebruik van afstromend regenwater omgegaan wordt.
- 3. De detaillering van de riolering dient afgestemd te worden met het waterschap.
- 4. Ten behoeve van de waterkering dient informatie verschaft te worden over de parkeergarage.
- 5. In de waterparagraaf staat nog een PM-punt. In het Waterplan Veere 2007 staat dat in dit gebied sprake is van drang(kwel)water. Bij het waterschap zijn geen overlastsituaties bekend.
- 6. In de waterparagraaf wordt onder riolering aangegeven dat bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied een gescheiden rioolstelsel wordt aangelegd. Het waterschap heeft de voorkeursvolgorde hergebruik, infiltreren en lozen voor het afgekoppelde hemelwater. Gewezen wordt op de beleidsnota “Aan- en afkoppelen verhard oppervlak”.
Reactie gemeente
Ad 1.
Zodra dit onderzoek is uitgevoerd zal het aan het waterschap beschikbaar gesteld worden.
Ad 2.
Dit aspect zal in de tabel worden opgenomen.
Ad 3.
Zodra de detaillering bekend is zal hierover contact worden opgenomen met het waterschap.
Ad 4.
Zodra de detaillering bekend is zal hierover contact worden opgenomen met het waterschap.
Ad 5.
Van deze opmerking wordt kennis genomen.
Ad 6.
Mee wordt gegaan met het voorstel van het waterschap, de voorkeursvolgorde van de afkoppelbeslisboom wordt in acht genomen.
Conclusie
De tabel in de waterparagraaf zal worden aangevuld met het aspect hergebruik van afstromend regenwater.
7.3 Inspraakprocedure
Het voorontwerpbestemmingsplan Dishoek heeft ingevolge de inspraak verordening van 28 mei tot en met 8 juli 2009 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 11 inspraakreacties ingediend. Deze zijn afkomstig van:
- 1. Waterman OZ B.V., Assumburg 55, 1081 GB, Amsterdam;
- 2. Fam. Van Roosendaal, Kaapduinseweg 9, 4371 NP, Koudekerke;
- 3. G.L. Holtkamp, Van Eeghenstraat 108, 1071 GM, Amsterdam;
- 4. Fam. Notebaart, Kaapduinseweg 11, 4371 NP, Koudekerke;
- 5. Eetcafé Pension Duinlust, Dishoek 18, 4371 NS, Koudekerke;
- 6. J.M. de Vries, Dishoek 16, 4371 NS, Koudekerke;
- 7. J. Wielemaker, Kaapduinseweg 11b, 4371 NP, Koudekerke;
- 8. Idem 7;
- 9. Moeliker & Platteeuw Advocaten, Postbus 1, 4330 AA, Middelburg (namens Van Garderen & Dekker Vastgoed B.V., Van Garderen & Dekker Ontwikkelingsmaatschappij B.V. en Kori BV;
- 10. J.C. Lind-van Nieuwenhuizen, Seissingel 68, 4334 AB, Middelburg;
- 11. A.L.L. Smith – Cappon, Thorbeckelaan 3, 4384 CA, Vlissingen.
Uit meerdere inspraakreacties van omwonenden blijkt dat deze hinder verwachten op de Kaapduinseweg en Dishoek door toename van de verkeersintensiteit ten gevolge van de ontwikkelingen. Verder is de zorg geuit over de verkeersveiligheid van voetgangers en fietsers. Naar aanleiding van deze reacties is een verkeersstudie uitgevoerd om inzicht te krijgen in de (extra) overlast en hinder die zou kunnen ontstaan op de wegen en kruispunten in Dishoek door toename van de verkeersbewegingen ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen Dorphotel, Lovago en Panaché. Deze verkeersstudie is bijgevoegd in bijlage 7.
1. Waterman OZ B.V.
Samenvatting
Verzocht wordt om op de bij hen in eigendom zijnde percelen aan de Honte (ongenummerd) meer woningen te kunnen bouwen dan nu in het bestemmingsplan is aangegeven.
Beantwoording
Bij Waterman OZ zijn de percelen kadastraal bekend sectie M nrs. 654, 655, 656, 657 en 928 in eigendom. Deze zijn gelegen aan de Honte, tussen de Kaapduinseweg en de Westerscheldelaan. De oppervlakte van deze percelen is in totaal bijna 3.000 m2. Op zich kan gesteld worden dat een dergelijke oppervlakte voldoende groot is om meer dan 2 woningen op te kunnen bouwen. Echter, de vorm en ligging van perceel nr. 928 is zodanig dat niet van tevoren vaststaat of hier op een goede manier een woning gebouwd kan worden. Een nieuwe verkaveling lijkt ons dan gewenst. Daarom hebben wij op 10 juni 2009 aan Waterman OZ gevraagd om een schets te overleggen waaruit zou blijken hoe zij het terrein willen indelen. Deze reactie is op 17 juli 2009 ontvangen.
Het uitgangspunt van de verkaveling aan de westzijde van de Kaapduinseweg is beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan “Dishoek, gedeelte Kaapduinseweg - Westerscheldelaan” (2003). Hier wordt beschreven dat het gewenst is dat de nieuwe woningen aansluiten op de aan de oostzijde van de Kaapduinseweg gelegen woningen in het groen. De woningen zijn op grote kavels gesitueerd waardoor er voldoende ruimte op de percelen is om groen te realiseren. Het realiseren van 3 in plaats van 2 woningen op de kavels leidt ertoe dat er 'standaard' kavels worden ontwikkeld waarbij veel minder ruimte is op de kavels voor het aanbrengen van groen en dus een ander, niet wenselijk, karakter geeft aan de woonomgeving. Het is dan ook niet wenselijk om op deze locatie 3 woningen te realiseren.
Conclusie
De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2. Familie van Roosendaal
Samenvatting
Bezwaren
- 1. Invulling van de plannen voor Zeeduin en Panaché betekent een enorme toename van het aantal recreanten. Hierdoor zal de overlast toenemen en het woongenot achteruit gaan. De infrastructuur is niet berekend op een dergelijke toename. Het plan zou beter gerealiseerd kunnen worden aan de oostzijde van Dishoek.
- 2. Ook zal langdurig grote overlast ondervonden worden van het bouwverkeer.
- 3. De voorgestelde bebouwing op het terrein van Panaché is te massaal.
Suggesties
- 1. Als het plan aan de oostzijde van Dishoek wordt gerealiseerd kan het huidige terrein van hotel Zeeduin als natuur worden ingericht;
- 2. Als het plan op de voorgestelde locatie wordt uitgevoerd zou de infrastructuur rigoureus aangepast moeten worden door bijvoorbeeld de route over het nieuwe parkeerterrein te laten voeren, via de toeristenkerk.
Verzoeken
- 1. De geplande bestemming Bedrijven van Kaapduinseweg 11 is niet correct, dit moet Wonen zijn.
- 2. Verzocht wordt om op het perceel nr. 9 een extra bouwmogelijkheid te creëren.
Beantwoording
Bezwaren
Ad 1.
Bij het ontwikkelen van de plannen voor het Dorphotel, Panaché en omgeving is het verkeersaspect (verkeersafwikkeling, parkeren en infrastructuur) meegenomen. Ter beoordeling van het voormelde verkeersaspect is door RBOI d.d. 5 november 2009 een verkeersstudie “Verkeersstudie Dishoek" opgemaakt. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar de conclusies van dit verkeersrapport dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen.
Ad 2.
Tijdens de bouwperiode kan overlast ontstaan door bouwverkeer. Het spreekt voor zich dat de ontwikkelaar zich zal inspannen om dit zoveel mogelijk te beperken. Tevens zal de ontwikkelaar er alles aan doen om schade te voorkomen. Alvorens de ontwikkelaar gaat starten met de bouwactiviteiten laat zij zich door een geotechnisch bureau adviseren binnen welke straal de staat van de omliggende bebouwing vastgelegd dient te worden d.m.v. een buiten- en/of binnenopname. De bewoners van de betreffende panden zullen tijdig door de ontwikkelaar worden geïnformeerd. De kosten voor deze buiten- en/of binnenopname komen voor rekening van de ontwikkelaar. Het toe te passen heisysteem zal in overleg met een geotechnisch bureau worden bepaald, waarbij de omliggende bebouwing in ogenschouw wordt genomen. De ontwikkelaar zal de routing van het bouwverkeer zo inrichten dat het bouwverkeer hoofdzakelijk over het te ontwikkelen terrein zal plaatsvinden, zodat de Kaapduinseweg zoveel mogelijk wordt ontzien.
Ad 3.
Door de gekozen verschijningsvorm van de bebouwing en de afstand die aangehouden wordt ten opzichte van de oostelijke perceelsgrens, is de massa van de bebouwing op het terrein van Panaché afgestemd op en in overeenstemming met de omgeving. De kopse woningen (tweelagen met een kap) hebben een goothoogte van maximaal 6 meter en een nokhoogte van maximaal 11 meter. De overige bebouwing (tussen woningen en bijgebouwen) passen binnen het vigerende bestemmingsplan waar een dakvoethoogte van 4 meter geldt en een nokhoogte van 9 meter. Het in procedure zijnde bestemmingsplan is in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan dan ook zo aangepast dat er slechts binnen de bouwvlakken kan worden gebouwd.
Suggesties
Ad 1.
Door herinrichting van het terrein wordt de reeds bestaande recreatieve/horecafunctie gerevitaliseerd. Uiteraard wordt rekening gehouden met de inrichting van het terrein en haar omgeving. Met name het gedeelte van het terrein, waarop de vakantiewoningen zijn geprojecteerd wordt in het groen aangelegd. Voorts sluit, waar mogelijk, de nieuwe bebouwing aan op de bestaande groenstructuur en blijven bestaande bomen en groen gehandhaafd.
Ad 2.
Verwezen wordt naar punt 1 onder de bezwaren.
Verzoeken
Ad 1.
De familie Van Roosendaal is geen eigenaar van het perceel nr. 11, dat is de familie Notebaart. De familie Notebaart verzoekt in hun zienswijze (zie hierna onder nummer 4) niet om de bestemming te wijzigen. Uit telefonische informatie van de familie Notebaart is gebleken dat er vroeger een schildersbedrijf gevestigd was maar dat er op dit moment geen bedrijf meer aanwezig is. Zij willen de bestemming echter handhaven om mogelijk in de toekomst een bedrijfje te kunnen oprichten. Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Met uitzondering van de hiervoor genoemde plannen voor Dorphotel Zeeduin, Lovago en Panaché wordt de bestaande toestand vastgelegd danwel worden eerder verleende vrijstellingen bestendigd. Nu er geen bedrijf gevestigd is en er ook nog geen concrete plannen zijn ligt de bestemming Wonen dan ook voor de hand. Mocht de familie Notebaart ter zijner tijd daadwerkelijk van plan zijn een bedrijf te vestigen dan kan daarvoor altijd een verzoek worden ingediend. Wellicht kan de toekomstige bedrijvigheid ook worden gerealiseerd met de in het artikel Wonen opgenomen ontheffing voor het uitoefenen van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten.
Ad 2.
Het opnemen van een extra bouwmogelijkheid op het perceel zou betekenen dat de nieuw te bouwen woning op de achterzijde van het perceel komt te liggen en wordt ingesloten door de percelen Kaapduinseweg 9 tot en met 13. Wij achten deze vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst, ook al zou de woning ontsloten kunnen worden via de ruimte tussen Kaapduinseweg 7b en 9. Wij wijzen erop dat volgens het voorontwerpbestemmingsplan wel de mogelijkheid bestaat om tussen nummers 7b en 9, in het bouwvlak (dat van kaart gemeten ± 15 meter breed is), een vrijstaande woning te realiseren (met eventueel aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het bouwvlak met de aanduiding erf).
Conclusie
Deze inspraakreactie leidt niet tot aanpassingen.
3. G.L. Holtkamp
Samenvatting
- 1. Bewaar het kleinschalige en landschappelijke karakter van Dishoek. Creëer meer mogelijkheden voor fietsers en voetgangers en minder voor autoverkeer.
- 2. Komend en gaand verkeer dient niet langs de duinen plaats te vinden.
- 3. Verzocht wordt om de bestaande rechten uit het bestemmingsplan Buitengebied, waar het perceel Dishoek 6a nu in gelegen is, te handhaven.
Beantwoording
Ad 1.
Door de architectuur van de beoogde bebouwing af te stemmen op de omgeving wordt de kleinschaligheid en het landschappelijke karakter van Dishoek geen geweld aan gedaan. Voorts wordt er verwezen naar het verkeersonderzoek en de daarbij behorende conclusies van RBOI d.d. 5 november 2009. Dit onderzoeksrapport is de bijlagen opgenomen. Zie ook de bovenstaande inspraakreactie onder 2 en het welstandadvies d.d. 19 november 2008.
Ad 2.
De verkeerssituatie aan de Dishoek blijft ongewijzigd, eenrichtingsverkeer langs de Dishoek.
Ad 3.
Deze opmerking is terecht, de bestemming van het perceel wordt aangepast naar de bestaande rechten uit het bestemmingsplan Buitengebied.
Conclusie
Bestemming van het perceel wordt aangepast naar de bestaande rechten uit het bestemmingsplan Buitengebied. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
4. Familie Notebaart
Samenvatting
- 1. Invulling van de plannen voor Zeeduin en Panaché betekent een enorme toename van het aantal recreanten. Hierdoor zal de overlast toenemen en het woongenot achteruit gaan. De infrastructuur is niet berekend op een dergelijke toename.
- 2. Ook zal langdurig grote overlast ondervonden worden van het bouwverkeer en de bouwactiviteiten.
- 3. Er bestaat geen duidelijkheid over de nokhoogte van de nieuw te bouwen appartementen op het terrein van Panaché. Uit de zakelijke benadering van de ontwikkelaars tijdens de inloopavond blijkt dat zij geen rekening houden met de belangen van omwonenden.
Beantwoording
Ad 1.
Verwezen wordt naar inspraakreactie 2.
Ad 2.
Verwezen wordt naar inspraakreactie 2.
Ad 3.
Verwezen wordt naar inspraakreactie 2.
Conclusie
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5. Eetcafé Pension Duinlust
Samenvatting
- 1. De exploitant van Duinlust maakt melding van een bouwplan om aan de achterkant van het gebouw een serre aan te bouwen.
- 2. Hoewel onderkend wordt dat de huidige bebouwing op het perceel van Panaché aan vernieuwing toe is, wordt de geplande bebouwing op het perceel veel te hoog. Voorgesteld wordt om de goothoogte te verlagen van 6m naar 4,5 m.
Beantwoording
De inspraakreactie is per brief van 22 september 2009 ingetrokken en blijft derhalve verder buiten beschouwing.
6. J.M. de Vries
Samenvatting
- 1. Verzocht wordt om het bouwvlak van Dishoek 16 (met de aanduiding “vrij”) uit te breiden zodat e.e.a. in overeenstemming wordt gebracht met de bouwvergunning d.d. 20 mei 2009.
- 2. Verzocht wordt om de voorgevellijn van Dishoek 16 aan te passen.
- 3. Verzocht wordt om de begrenzing van de aanduiding “erf” voor Dishoek 16 en 16a aan te passen.
- 4. Verzocht wordt om de woningen Dishoek 16 en 16a tekentechnisch ook daadwerkelijk vrijstaand te laten zijn.
- 5. Verzocht wordt om de actuele vergunde toestand voor Dishoek 14 aan te geven, conform de op 23 oktober 2009 verleende bouwvergunning.
- 6. Gewezen wordt op een fout in artikel 13.2.2. onder f (2x het begrip bouwhoogte).
- 7. De ingetekende afstand tussen Dishoek 16 en 16a komt niet overeen met de eis van 3m afstand tot de perceelsgrens in artikel 13.2.2. onder d en ook niet met artikel 2.5.17 van de Bouwverordening.
Beantwoording
Ad 1.
De bouwvergunning van 20 mei 2009 heeft betrekking op het vernieuwen van een plat dak van een schuur. De andere schuur daarachter stond eerst vrij, nu is deze aan de eerste schuur vastgebouwd. Deze is echter niet in gebruik voor het wonen. Gelet hierop zien wij geen reden om ook de schuur aan de achterzijde van het perceel onder de bestemming Wonen met de aanduiding “vrij” te brengen, het is immers een bijgebouw. De aanduiding “erf” is dan ook correct.
Ad 2.
Het is vaste systematiek om geen bebouwing toe te staan tussen de weg en de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw. Inwilliging van het verzoek zou betekenen dat het gebouw juist aan deze zijde behoorlijk vergroot zou kunnen worden, vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit niet gewenst.
Ad 3.
De reden voor dit verzoek ontgaat ons enigszins. Aanpassing van de grens zou tot gevolg hebben dat het deel van het perceel (en dat van Dishoek 16a) met de aanduiding “erf” verkleind zou worden, waardoor de mogelijkheden voor bebouwing zouden verminderen. Uit stedenbouwkundig oogpunt zien wij ook geen noodzaak voor de gevraagde aanpassing. Nu de heer De Vries geen eigenaar is van Dishoek 16a en de eigenaar daarvan geen dergelijk verzoek heeft ingediend zien wij geen reden om aan dit verzoek te voldoen.
Ad 4.
De analoge plankaart is gemaakt in de gebruikelijke schaal van 1:1000. Op deze grootte is het onvermijdelijk dat de lijnen van de bouwvlakken van de 2 gebouwen, nu die zo dicht bij elkaar staan, elkaar raken. Op de bijlage bij de inspraakreactie (die een schaal heeft van ongeveer 1:250) is overigens goed te zien dat, zodra er wordt ingezoomd, de lijnen daadwerkelijk los van elkaar liggen. Daar komt nog bij dat het plan is gemaakt volgens de nieuwste richtlijnen met betrekking tot de digitalisering en dat na 1 januari 2010 de digitale versie bepalend wordt, waar dat nu nog de papieren versie is.
Ad 5.
Het bouwvlak is in overeenstemming met de op 23 oktober 2008 (en niet 2009) verleende bouwvergunning.
Ad 6.
Deze constatering is correct, deze fout was ons overigens zelf ook al opgevallen. Het 2ebegrip bouwhoogte zal worden vervangen door goothoogte.
Ad 7.
Deze bepaling is alleen van toepassing bij nieuwe situaties. Voor bestaande situaties is in artikel 16.2 een specifieke regeling opgenomen. Nu er een bestemmingsplan geldt blijft de Bouwverordening buiten toepassing (zie artikel 9, lid 1 van de Woningwet).
Conclusie
In artikel 13.2.2. onder f zal het 2e begrip bouwhoogte worden vervangen door het begrip goothoogte. Voor het overige leiden de inspraakreacties niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
7. J. Wielemaker
Samenvatting
Verzocht wordt om langs de geplande parkeerplaatsen van Panaché een scherm van 2m hoog te plaatsen, op 1m afstand uit de perceelsgrens, om overlast van geluid en uitlaatgassen tegen te gaan.
Beantwoording
Bij de ontwikkeling van de locatie heeft de ontwikkelaar rekening gehouden met de omwonenden. In overleg met de omwonenden en de gemeente is de planopzet en de bebouwingshoogte van de eerdere plannen aangepast. Gekozen is om aan de oostzijde geen bebouwing te realiseren, om zo hier een overgangsgebied naar de naastliggende bebouwing te creëren. De ontwikkeling past in het vigerende bestemmingsplan.
Conclusie
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
8. J. Wielemaker
Samenvatting
- 1. Bezwaar wordt gemaakt tegen de geplande bouw van 2 woningen tegenover Kaapduinseweg 11b.
- 2. Om deze 2 woningen te kunnen bouwen zullen minsten 50 bomen gekapt moeten worden, daardoor komt de nieuw te bouwen huizen volledig in het zicht. De huidige bestaande beplanting is van grote waarde voor de omgeving;
- 3. Uit een oogpunt van verkeersveiligheid dient het voetpad vanaf de ingang van Zeeduin tot aan het plein gelegd te worden.
Beantwoording
Ad 1.
Inspreker vindt het realiseren van twee woningen niet wenselijk. Reden hiervoor ligt kennelijk in het verdwijnen van de groenstructuur ter plaatse. Bij het opstellen van de stedenbouwkundige opzet voor dit gebied heeft de Welstandscommissie aandacht gevraagd voor de afronding hiervan. Door de toevoeging van twee woningen aan deze zijde van de Kaapduinseweg wordt hier de straatwand verder afgemaakt.
Ad 2.
De ontwikkelaar is doende met het opstellen van een groenplan voor de gehele ontwikkeling en het is de bedoeling de ontwikkeling in het groen in te pakken. In het plan wordt strategisch groen aangebracht dan wel waar mogelijk gehandhaafd, om op deze manier het plan in de bestaande omgeving in te passen.
Ad 3.
Het huidige voetpad blijft ongewijzigd liggen.
Conclusie
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
9. Moeliker & Platteeuw (namens Van Garderen en Dekker)
Samenvatting
De bestemmingen van de percelen Verlengde Dishoekseweg 8 en Drie Turkenlaan 11 - 21 zijn nu verschillend, terwijl deze in het geldende bestemmingsplan eenzelfde bestemming hebben. Hierdoor kan het ene perceel wel en het andere niet meer permanent bewoond worden. Voor beide percelen is een bouwvergunning afgegeven die onherroepelijk is. Het bestemmingsplan is niet in overeenstemming met deze bouwvergunningen. Op beide percelen rust tevens de bestemming Waarde - Archeologie, terwijl uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Beantwoording
Deze constatering is correct. Gelet op de afgegeven bouwvergunningen zal aan beide percelen de bestemming Wonen worden toegekend en zullen de bouwvlakken op de bouwplannen worden afgestemd. Daarin zullen ook de bergingen worden meegenomen. Overigens is de op de verbeelding aangegeven goothoogte wel correct, deze hoeft dan ook niet gewijzigd te worden. Omdat Dishoek niet in het werkingsgebied van de Gebruiksverordening Tweede Woningen is opgenomen kunnen percelen met de bestemming Wonen zowel permanent bewoond als recreatief gebruikt worden.
4. Dit onderdeel van de inspraakreactie is per e-mailbericht van 16 december 2009 ingetrokken door Van Garderen en Dekker aangezien ook zij niet beschikt over een rapport dat haar stelling staaft.
Conclusie
De bouwvlakken zullen worden afgestemd op de bouwplannen.
10. J.C. Lind-van Nieuwenhuizen
Samenvatting
- 1. De bouwmogelijkheden die in het voorontwerpbestemmingsplan aan Dishoek 20 zijn toegekend betekenen een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan.
- 2. De in het voorontwerp opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor Dishoek 20 dient te vervallen.
- 3. De ontsluiting en parkeerplaats van Dishoek 20 zijn niet op de verbeelding aangegeven.
- 4. De bouwactiviteiten kunnen schade veroorzaken aan het zomerhuis.
- 5. De bebouwingsdichtheid, bouwhoogte en afstanden voor de nieuwbouwplannen voor Zeeduin en omgeving dienen beperkt te blijven tot die uit het vigerende bestemmingsplan.
- 6. De bestemming Bos- of beplantingsstrook aan de noordzijde van het zomerhuis uit het vigerende bestemmingsplan dient gehandhaafd te blijven.
- 7. De bouwplannen zullen een grote aantasting tot gevolg hebben van de privacy, de bezonning en het uitzicht van Dishoek 20.
- 8. De verkeersoverlast zal enorm toenemen.
- 9. De bouwhoogte van Zeeduin is in strijd met het Omgevingsplan.
- 10. Er wordt geen aandacht besteedt aan verevening.
- 11. Het plan past niet in een Nationaal Landschap en is in strijd met de gemeentelijke Welstandsnota.
- 12. Er is geen sprake van een vernieuwend concept, kijk maar naar hotel Westduin.
- 13. Als de fietsenstalling van het plein wordt verwijderd zal dit leiden tot een chaos bij het stallen van fietsen.
Beantwoording
Ad 1.
Het bouwvlak van Dishoek 20 zal worden aangepast aan de mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan.
Ad 2.
Een wijzigingsbevoegdheid is geen verplichting maar een mogelijkheid. Alleen een belanghebbende kan verzoeken om van deze bevoegdheid gebruik te maken, dus derden kunnen niet zomaar vragen om de bestemming te wijzigen. Zolang de eigenaar hier geen gebruik van wil maken zullen wij deze bevoegdheid dan ook niet toepassen. Het bestemmingsplan kent echter een looptijd van 10 jaar en in deze periode is het heel goed mogelijk dat ter plaatse toch een ontwikkeling gaat plaatsvinden. Vandaar dat er voor gekozen is om voor Dishoek 20 nu alvast een wijzigingsbevoegdheid op te nemen.
Ad 3.
Een eigen ontsluiting en parkeerplaatsen op eigen terrein hoeven niet specifiek op de verbeelding te worden aangegeven. Dit soort voorzieningen wordt geacht deel uit te maken van de bestemming.
Ad 4.
Verwezen wordt naar inspraakreactie 2.
Ad 5.
Revitalisering van het plangebied zoals deze momenteel beoogd wordt, komt het plangebied Dishoek ten goede. Door niets te ondernemen dan wel niets te wijzigen ten opzichte van de huidige planologische situatie, zou een ontwikkeling als de onderhavige niet mogelijk zijn. Daarnaast is gebleken dat onder de vigerende planologische situatie het vroegere hotel economisch niet levensvatbaar was. Derhalve vraagt een levensvatbare ontwikkeling op de onderhavige locatie nu eenmaal wijziging van het planologische regime. De voorgestane recreatieve ontwikkeling betreft een hoogwaardige stedenbouwkundige en kwalitatieve impuls. Om aan te sluiten bij de bestaande structuur van de bebouwingsconcentratie Dishoek, is als uitgangspunt gekozen om de hoogwaardige stedenbouwkundige rand aan de Kaapduinseweg af te ronden. Verwezen wordt naar het welstandadvies d.d. 19 november 2008.
Ad 6.
De inspreker doelt kennelijk op de bos- en beplantingsstrook aan de oostzijde in plaats aan de noordzijde. Om de ontwikkeling uit te kunnen voeren en haalbaar te maken is er voor een planopzet gekozen zoals die thans onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan en waarin de bos- en beplantingsstrook voor de ontwikkeling wordt benut.
Ad 7.
De ontwikkeling zal gevolgen hebben voor de omgeving en op en rondom het perceel Dishoek 20. Door de ontwikkelaar is rekening gehouden met de inpassing van deze locatie in haar ontwikkeling, maar dit is hierin niet leidend geweest. Mocht de inspreker als gevolg van deze ontwikkeling schade lijden dan zij verwezen naar de Wet ruimtelijke ordening die de mogelijkheid biedt voor compensatie van planschade.
Ad 8.
Verwezen wordt naar inspraakreactie 2.
Ad 9.
Verwezen wordt naar de beantwoording van de vooroverlegreactie van de provincie Zeeland.
Ad 10.
Uit de reactie van de provincie in het vooroverleg blijkt dat de verevening in overeenstemming is met hetgeen in het voortraject is afgesproken met de Provincie Zeeland.
Ad 11.
Verwezen wordt naar de beantwoording van de vooroverlegreactie van de provincie Zeeland. Het Dorphotel wordt in de omgeving ingepast zoals dat door de Welstandcommissie is aangegeven.
Ad 12.
Ten opzichte van hotel Westduin is de huidige hotel ontwikkeling anders en vernieuwend. Het hotel is als een zogenaamd aparthotel aan te merken. De appartementen bij het hotel kunnen alleen via het hotel worden gehuurd. Hotel Westduin heeft geen appartementen die verhuurd kunnen worden. Voorts blijkt uit de economische haalbaarheid van de ontwikkeling dat daar waar de hotels elkaar qua marktbenadering overlappen er genoeg ruimte bestaat voor een hotel als het onderhavige.
Ad 13.
Weliswaar wordt de fietsenstalling geherlocaliseerd aan het plein, de capaciteit van deze stalling blijft minimaal gehandhaafd en indien mogelijk uitgebreid.
Conclusie
In de toelichting op het bestemmingsplan als mede in de ruimtelijke onderbouwing zal nader aandacht worden besteed aan het aspect Nationaal Landschap. Het bouwvlak wordt aangepast aan de mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
11. A.L.L. Smith-Cappon
Samenvatting
Het perceel van inspreker heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming “Eensgezinshuizen in open bebouwing, klasse A, met bijbehorende erven”. Hierop mogen meerdere woningen worden gebouwd. In het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan is de bestemmingslegging zodanig dat de bouw van een extra woning op perceelsdeel dat aan de Schooneveldlaan is gelegen, geen woning meer kan worden gebouwd. Verzocht wordt deze bouwmogelijkheid terug te leggen door het bouwvlak in zuidoostelijke richting door te trekken, conform de bij de inspraakreactie gevoegde schetstekening, aangezien inspreker binnen enkele jaren een woning wil realiseren op dat gedeelte van het perceel.
Beantwoording
Op het meest oostelijke deel van de strook is een woning gebouwd. Tussen deze woning en de al voor 1980 bestaande woning is nog een onbebouwde ruimte aanwezig, waarop het uit stedenbouwkundig oogpunt verantwoord is om een woning te realiseren. Hoewel het bestemmingsplan in hoofdzaak een conserverend karakter heeft is er op meerdere percelen in Dishoek een op grond van het vigerende bestemmingsplan bestaande uitbreidingsmogelijkheid c.q. bouwmogelijkheid gerespecteerd, ook in de directe nabijheid van het aan de orde zijnde perceel. Ingestemd wordt met het verzoek van inspreker, de bouwmogelijkheid zal worden teruggebracht door het bouwvlak zodanig te situeren dat er een woning kan worden gebouwd tussen de bestaande woningen Verlengde Dishoekseweg 7 en Schooneveldlaan 5.
Conclusie
De verbeelding zal hierop worden aangepast.
7.4 Ambtshalve Aanpassingen
Per 1 juli 2008 is de nieuwe wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht. Het bestemmingsplan is conform de Wro met de daarbij behorende wettelijke RO-standaarden 2008 (SVBP2008, IMRO2008 en STRI2008) opgesteld. Op basis van voortschrijdend inzicht is besloten de bestemmingsregeling op enkele onderdelen te wijzigen of aan te vullen.
Hoofdstuk 8 Bij Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Het ontwerp van het bestemmingsplan Dishoek heeft in het kader van de vaststellingsprocedure ter inzage gelegen van 18 maart tot en met 28 april 2010. In de periode van terinzagelegging zijn 64 zienswijzen ingediend.
De volgende wijzigingen zijn naar aanleiding van de zienswijzen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd.
Verbeelding:
- 1. het bouwvlak op het perceel Verlengde Dishoekseweg 8 is voorzien van de aanduiding gestapeld.
- 2. de toegestane bouwhoogte op het perceel Dishoek 14a is gewijzigd van 8 meter in ten hoogste 4.6 meter.
- 3. de grens van het bouwvlak ten behoeve van de nieuwbouw van Panaché is aan de zijde van Duinlust gewijzigd.
- 4. de bestemming van het perceel Kaapduinseweg 14a is overeenkomstig de huidige functie gewijzigd in wonen.
Regels:
- 1. In artikel 11.2.2. zijn de leden gewijzigd in volgorde.
Toelichting:
- 1. Aan de toelichting is een nieuw hoofdstuk 'Bij vaststelling aangebrachte wijzigingen' toegevoegd.
- 2. In de bijlage is het volgende gewijzigd:
- a. in bijlage 6.8 is het Groenplan Dishoek van 12 februari 2010 vervangen door het Groenplan Dishoek Definitief Ontwerp d.d. 20 juli 2010;
- b. er is een Aanvullende verkeersstudie opgesteld (25 augustus 2010, RBOI) deze is toegevoegd aan bijlage 7.
De volgende wijzigingen zijn naar aanleiding van ambtshalve wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd.
Verbeelding:
- 1. De gronden op de percelen Verlengde Dishoekseweg 12, 14 en 16 met de bestemming Groen zijn gewijzigd in Tuin.
- 2. Het bouwvlak op het perceel Schoneveldlaan 5 is conform de huidige situatie aangepast en vigerend plan aangepast.
Regels:
- 1. er is een nieuwe bestemming Tuin toegevoegd;
- 2. door toevoeging van een nieuwe bestemming is de nummering van de artikelen gewijzigd.
Toelichting:
- 1. In bijlage 6.2 ontbreekt nog het aanvullende vleermuizenonderzoek zomerwaarnemingen en in het verlengde hiervan is er nog geen eindconclusie voor het vleermuizenonderzoek. De rapportage wordt voor vaststelling afgerond. Dan zijn ook de conclusies van het vleermuizenonderzoek bekend.
- 2. Aan bijlage 6.3 is het aanvullende archeologisch onderzoek toegevoegd (Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Kaapduinseweg, Dishoek, juni 2010, SOB Research). Op basis van de onderzoeksresultaten wordt nader archeologisch onderzoek of het nemen van archeologie beschermende maatregelen niet noodzakelijk geacht.