Kampeerterreinen
Bestemmingsplan - Gemeente Veere
Vastgesteld op 15-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Kampeerterreinen van de gemeente Veere.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0026BPKptAP-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.7 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.10 archeologisch deskundige
de gemeentelijke of provinciale archeoloog dan wel een andere door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.24 centrale bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen of een (kleinschalig) kampeerterrein, gericht op het bieden van - permanent wisselend - recreatief nachtverblijf.
1.25 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.
1.26 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.28 evenement
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie, afmetingen of functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.31 kampeerhuisje
een eenvoudig gebouw met een beperkte inhoud en oppervlakte waarvan de muren niet uit steen, beton of vergelijkbare materialen bestaan dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben zoals een kampeerchalet, een trekkershut of een campinglodge.
1.32 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.33 kampeerterrein
een terrein met 16 of meer standplaatsen dat is ingericht en bestemd voor recreatief nachtverblijf.
1.34 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, .picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken
1.35 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.36 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.37 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.38 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.39 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
- c. bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en andere bouwwerken omringende grond;
- d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.40 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.
1.41 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.42 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.43 standplaats voor kampeermiddel
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel.
1.44 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.45 woning
een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.46 zomerhuisje
een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Voor opgaande beplantingen ten behoeve van een adequate groene omzoming van kampeerterreinen en parkeerterreinen.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement' tevens een landschapselement in de vorm van groenvoorzieningen, water, kleinschalige natuurontwikkeling en het hobbymatig houden van vee en de daarbij behorende voorzieningen als paden en verhardingen, schuilgelegenheden voor vee, groen, wallen en water.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidwal 4m': uitsluitend een met opgaande beplantingen beplante geluidwal met een minimumhoogte van 4 m.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidwal 5m': uitsluitend een met opgaande beplantingen beplante geluidwal met een minimumhoogte van 5 m.
- e. Bij deze bestemming behorende onderhoudsstroken van watergangen, nutsvoorzieningen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement': per bestemmingsvlak tevens 1 schuilgelegenheid voor vee met een oppervlakte van ten hoogste 12 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
- c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Recreatie - Kampeerterrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Een kampeerterrein uitsluitend met een centrale bedrijfsmatige exploitatie met niet meer standplaatsen voor kampeermiddelen en camperplaatsen dan in lid 4.2.1 is aangegeven.
- b. In samenhang met het onder a bedoelde gebruik centrale voorzieningen en voorzieningen voor beheer en onderhoud, waaronder begrepen:
- 1. horecavoorzieningen uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- 2. naar aard en omvang aan het kampeerterrein ondergeschikte detailhandel;
- 3. personeels- en kantoorruimten, een receptie, een kantine, sanitaire voorzieningen en bedrijfswoningen.
- 4. spel-, sport- en speelvoorzieningen en andere vormen van ontspanning en recreatie.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein horende bij een kampeerterrein.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': uitsluitend een recreatiewoning.
- e. Bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen en toegangswegen, groen en water, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Het verhuren van kamers in bedrijfswoningen is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan de woonfunctie;
- b. Evenementen en activiteiten zoals kermissen, circussen, festivals, beurzen, rommel / snuffelmarkten, braderieën, faillissementsverkopen of sportevenementen, zijn toegestaan voor zover deze (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 7 dagen per evenement en deze geen grote aantallen bezoekers trekken.
- c. Het permanent bewonen of te laten bewonen van kampeermiddelen, kampeerhuisjes, zomerhuisjes en recreatiewoningen is niet toegestaan.
- d. Het is niet toegestaan gronden en / of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als seksinrichting of voor straatprostitutie.
- e. Kampeermiddelen en kampeerhuisjes zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 1.
- f. Gebouwen voor recreatief nachtverblijf zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 3.
- g. Per kampeerterrein is ten hoogste 13 m3 aan opslag van propaan toegestaan met uitzondering van het bepaalde onder h.
- h. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van opslag - propaan 18' is een opslagtank voor propaan toegestaan met een inhoud van ten hoogste 18 m3toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
- b. voet- en fietspaden;
- c. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuis-houdkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Waterpartijen en (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels, wateraanvoer en -afvoer, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op en boven deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming en indien en voor zover dit voor de verbinding van de oevers nodig is, met uitzondering van overkappingen.
- b. De bouwhoogte van de onder a vermelde bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m.
Artikel 7 Waarde – Archeologie-1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie-1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
- b. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
- c. Het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Waarde – Archeologie-3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie-3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
- b. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
- c. Het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Waarde - Landschap
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en / of herstel van de landschappelijk en cultuurhistorische waardevolle binnendijk.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
- d. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
- c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen.
- b. Brandweeringang.
- c. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
- d. De ruimte tussen bouwwerken.
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
- c. Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Kampeerterreinen'.
Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Kampeerterreinen heeft als doel het bieden van een actuele juridisch-planologische regeling voor alle 'reguliere'1 kampeerterreinen dat voldoet aan de (nieuwe) wettelijke ruimtelijke ordeningsstandaarden en andere nieuwe wetgeving. In het bijzonder wordt met dit nieuwe bestemmingsplan voldaan aan eisen van digitale raadpleegbaarheid. Aangezien het vigerende basisplan (vastgesteld juni 2008) en de eerste partiële herziening (vastgesteld april 2010) relatief recent zijn en nagenoeg actueel, zijn de inhoud en regeling in belangrijke mate overgenomen uit deze bestemmingsplannen.
De toelichting op het bestemmingsplan is op een aantal punten geactualiseerd. De belangrijkste aanpassingen hebben betrekking op het in 2008 aangepaste gemeentelijk archeologiebeleid, externe veiligheidsbeleid en bouwvergunningvrij bouwen recreatief nachtverblijf en het gedeeltelijk aanpassen van bebouwingsvrije zones voor landschappelijke inpassing.
Voorts is het akoestisch onderzoek geactualiseerd (prognosejaar 2021 in plaats van 2018) en zijn de kwaliteitsverbeteringplannen van de campings Schoolzicht en Westhove in het bestemmingsplan verwerkt.
- 1. Niet zijnde specifieke kampeerterreinen, zoals verenigingskampeerterreinen, natuurkampeerterreinen en minicampings.
1.2 Voorgeschiedenis
Door het vaststellen van de Kadernota Kampeerterreinen Veere op 13 oktober 2005 heeft de gemeenteraad van de gemeente Veere besloten tot het voeren van een gedereguleerd dynamisch kampeerbeleid, waarbij ondernemers zo veel mogelijk ruimte krijgen voor hun bedrijfsvoering, met inachtneming van een beperkt aantal randvoorwaarden. Ter voorbereiding van de kadernota is overleg gevoerd met de Recron en de provincie Zeeland. De kadernota is een belangrijke onderlegger geweest voor bestemmingsplan uit 2008 en daarmee van voorliggend bestemmingsplan.
1.3 Plangebied
De gemeente Veere herbergt 23 reguliere kampeerterreinen, 8 verenigings- en natuurkampeerterreinen en ongeveer 170 minicampings. Aangezien het merendeel van de verenigings- en natuurkampeerterreinen is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld in 1999) en het niet voor de hand ligt deze terreinen dezelfde (ruime) ontwikkelingsmogelijkheden te bieden als de reguliere kampeerterreinen, zijn de verenigings- en natuurkampeerterreinen niet in het basisplan uit 2008 en in voorliggend bestemmingsplan opgenomen.
Het plangebied van het bestemmingsplan voor de kampeerterreinen omvat derhalve de volgende reguliere kampeerterreinen (zie figuur 1.1):
1. Olmenveld | 9. Hof Domburg | 17. 't Hoekje |
2. De Zandput | 10. Schoolzicht | 18. Janse |
3. Oranjezon | 11. Nieuwe Erve | 19. Weltevreden |
4. In de Bongerd | 12. De Boomgaard | 20. De Meerpaal |
5. Ons Buiten | 13. Het Hoge Licht | 21. Valkenisse |
6. Dennenbos | 14. Zuiderduin | 22. Duinzicht |
7. De Pekelinge | 15. Caravancamping Westkapelle | 23. Dishoek |
8. Westhove | 16. Kreekebos |
In het bestemmingsplan Kampeerterreinen uit 2008 is ook de oude locatie van Camping 'het Hoge Licht' (toen nog camping Moens geheten) opgenomen. In de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan Kampeerterreinen is wel de nieuwe locatie planologisch-juridisch geregeld maar niet de oude locatie, die zal worden ingericht als natuurgebied. Ook in dit bestemmingsplan is de oude locatie niet meegenomen. In het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied dat in voorbereiding is, zal het terrein worden voorzien van een natuurbestemming.
Figuur 1.1. Plangebied: reguliere kampeerterreinen gemeente Veere
Het plangebied omvat alle ten behoeve van de betreffende kampeerterreinen in gebruik zijnde gronden en terreinen (inclusief voorzieningen, landschappelijke inpassing, parkeerterreinen en dergelijke).
1.4 Opzet Plantoelichting
De toelichting heeft de volgende opbouw. Hoofdstuk 2 bevat een ruimtelijke analyse van de 23 reguliere kampeerterreinen. Op basis van deze ruimtelijke analyse en het beleidskader zoals samengevat in bijlage 1, zijn in hoofdstuk 3 de beleidsuitgangspunten beschreven, die ten grondslag liggen aan de bestemmingsregeling. Alvorens de bestemmingsregeling toe te lichten (hoofdstuk 5) wordt het bestemmingsplan in hoofdstuk 4 getoetst op enkele sectorale aspecten. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op aspecten die te maken hebben met de uitvoerbaarheid van het plan (wettelijke eis).
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke Analyse
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de afzonderlijke kampeerterreinen. In het bijzonder zal daarbij worden ingegaan op de volgende ruimtelijk relevante aspecten:
- oppervlakte kampeerterrein;
- aantal vergunde standplaatsen;
- aard standplaatsen;
- aantal bedrijfswoningen;
- landschappelijke inpassing.
Tevens zal aandacht worden besteed aan eventuele herinrichtings- of uitbreidingsplannen en relevante kenmerken van de omgeving.
2.2 Beschrijving Kampeerterreinen
1. Olmenveld
Camping Olmenveld ligt aan de Gapingseweg ten oosten van Serooskerke. Recent heeft deze camping een kwaliteitsverbeteringplan opgesteld dat voorziet in herinrichting van de bestaande camping en vergroting van het terrein met gronden ten westen en noordoosten van de camping in aansluiting op het tracé van de nieuwe rijksweg N57. De kwaliteitsverbetering is planologisch-juridisch geregeld in de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan Kampeerterreinen (april 2010).
Na realisering van de kwaliteitsverbetering bedraagt de oppervlakte van de familiecamping circa 20,5 hectare en het maximum aantal standplaatsen 469. Het betreft voornamelijk vaste standplaatsen. Een klein deel is beschikbaar voor toeristisch kamperen en camperplaatsen.
Daarnaast wordt in het kwaliteitsverbeteringsplan ingezet op extra sport- en spelvoorzieningen en op extra natuurontwikkeling. Aan de noordzijde van camping wordt namelijk een landschapselement aangelegd van 1,5 ha. Bovendien wordt voldaan aan de voorwaarden van landschappelijke inpassing, brandveiligheidseisen en verevening. Naast deze onderdelen wordt de aansluiting met de parallelweg op de N57 verbeterd.
Er is niet voorzien in wijziging van het totale oppervlak aan centrale voorzieningen. De twee aanwezige bedrijfswoningen blijven behouden.
Om de verkeersveiligheid te verbeteren wordt de hoofdingang verplaatst en zal in de toekomstige situatie aan de zuidwesthoek van de camping worden gerealiseerd. De functie en inrichting van de huidige (nood)ontsluiting op de Noorderweg veranderen niet.
In totaal is dus voorzien in 520 parkeerplaatsen. Dat zijn circa 110% van het aantal standplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de eis van voldoende parkeerplaatsen.
De camping zal in de toekomstige situatie landschappelijk optimaal zijn ingepast. Aan de west- en noordzijde wordt het uitbreidingsterrein omgeven door een 10 meter brede beplantingsstrook. De randbeplanting rondom het huidige terrein wordt aangepast op de minimaal noodzakelijke maat van 5 meter (met een wal). In de huidige situatie is de randbeplanting aan de noord- en oostzijde 10 meter. Deze situatie blijft gehandhaafd.
Verder wordt aan de noordzijde van de camping een speelveld gerealiseerd, dat een overwegend groen-blauw karakter zal hebben. Naast enige beplanting zal hier een vijver worden gerealiseerd. Dit zal een duidelijk overgangsgebied zijn van het overwegend agrarisch omliggende gebied naar de camping.
2. De Zandput
Camping De Zandput ligt ten westen van Vrouwenpolder aan de Vroondijk. De camping ligt tegen de duinen en heeft een oppervlakte van ongeveer 12 hectare. Het maximum aantal standplaatsen bedraagt 632. Iets meer dan de helft van de standplaatsen is beschikbaar voor toeristisch kamperen. Daarnaast zijn 47 zomerhuisjes met een maximale oppervlakte van 35 m². De camping beschikt over één bedrijfswoning. Met uitzondering van de noordzijde is rond het terrein een groenstrook aanwezig. De groenstrook aan de noordzijde ontbreekt. De camping grenst aan deze zijde aan het duingebied dat in 1988 is aangewezen als natuurmonument. De duinen met de beplanting zorgen voor voldoende waarborg voor een goede inpassing in de omgeving.
De camping wordt in tweeën gedeeld door een dijk met natuurwetenschappelijke waarden. Vanwege de beschermde status van deze dijk mogen ter plaatse uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ook is camping De Zandput deels gelegen in de beschermingszone van de Vroondijk.
Aan de zuidkant van de camping is 6 hectare grond gereserveerd ten behoeve van eventuele uitbreiding van de camping. Tot op heden is geen gebruik gemaakt van deze uitbreidingsmogelijkheid.
3. Oranjezon
Camping Oranjezon ligt aan de Koningin Emmaweg ten westen van Vrouwenpolder, achter de duinen en natuurgebied Oranjezon. Het duingebied achter de camping is in 1988 aangewezen als natuurmonument. De camping is ongeveer 10 hectare groot. Het maximum aantal standplaatsen bedraagt 400, waarvan het merendeel toeristisch is. Op de camping is één bedrijfswoning aanwezig. Het kampeerterrein is rondom voorzien van een groenstrook met een variërende breedte.
4. In de Bongerd
Camping In de Bongerd ligt aan de zuidoostrand van Oostkapelle aan de Brouwerijstraat. Recent is een kwaliteitsverbeteringplan uitgevoerd voor herinrichting het bestaande terrein en uitbreiding aan de zuidoostzijde. De kwaliteitsverbetering is planologisch-juridisch geregeld in de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan Kampeerterreinen (april 2010).
Het terrein heeft in de nieuwe situatie een oppervlakte van 11,4 hectare. Het maximum aantal standplaatsen bedraagt 395. De camping is vooral gericht op toeristisch kamperen. Op het terrein zijn daarnaast twee trekkershutten aanwezig. De camping beschikt over één bedrijfswoning.
Voor de ontsluiting van het terrein zal gebruik worden gemaakt van de bestaande uitgang op de Wijkhuisweg (de Vroonstedeweg blijft de ingang). De standplaatsen liggen aan straten of hofjes. De ontsluiting van de vaste standplaatsen ligt los van die van de toeristische standplaatsen.
Het totaal aantal parkeerplaatsen bedraagt 512. Dat zijn circa 130% van het aantal standplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan eis van voldoende parkeerplaatsen. In pieksituaties kan eventueel ook het parkeerterrein aan de overzijde van de Brouwerijstraat worden gebruikt.
Rond het uitbreidingsterrein komt een beplantingsrand van 10 meter. Rond het huidige terrein wordt nagenoeg overal een 5 meter brede beplantingsstrook gerealiseerd met daarop een met bomen en struiken beplante grondwal die een hoogte krijgt van ten minste 2 meter.
5. Ons Buiten
Ardoercamping (voormalig Zeelandcamping) Ons Buiten ligt aan de Aagtekerkseweg aan de zuidzijde van Oostkapelle. De camping met een oppervlakte van ongeveer 12 hectare richt zich voornamelijk op gezinnen met jonge kinderen. Het maximum aantal standplaatsen bedraagt 369 waarvan het overgrote deel toeristisch is. Ook beschikt de camping over enkele trekkershutten, chalets en stacaravans. Rondom het gehele kampeerterrein is een groenstrook aanwezig. Aan de over-(zuid-)zijde van de Aagtekerkseweg ligt een parkeerterrein voor bezoekers. Dit parkeerterrein is eveneens rondom voorzien van een groenstrook. Op de camping is één bedrijfswoning aanwezig.
6. Dennenbos
Camping Dennenbos ligt aan de Duinweg aan de noordzijde van Oostkapelle. Het maximum aantal standplaatsen bedraagt 153 op een oppervlakte van ongeveer 2,5 hectare. Een waterloop deelt het kampeerterrein in tweeën. Op een groot aantal standplaatsen aan de westzijde van het kampeerterrein zijn chalets geplaatst (60). Daarnaast beschikt de camping over drie Finse bungalows. De omgeving van het terrein bestaat met name uit andere verblijfsrecreatie (recreatiewoningen). De groenstroken ten behoeve van landschappelijke inpassing beperken tot de voor- en de achterzijde van de camping. Op de camping is één bedrijfswoning aanwezig.
7. De Pekelinge
Ardoercamping De Pekelinge ligt ten zuiden van Oostkapelle aan de Landmetersweg. De familiecamping is bijna 18 hectare groot. Op dit terrein zijn ten hoogste 580 standplaatsen toegestaan. Het merendeel van deze standplaatsen is ingevuld met toeristisch kamperen. Rond het kampeerterrein is voorzien in een brede groenstrook. De camping beschikt over twee bedrijfswoningen.
8. Westhove
Ten zuidoosten van Domburg ligt Ardoercamping Westhove aan de Zuiverseweg. Het maximum aantal standplaatsen van deze familiecamping bedraagt 366 op een oppervlakte van ruim 8,3 hectare. De camping is vooral gericht op toeristisch kamperen.
Ook camping Westhove heeft een kwaliteitsverbeteringsplan opgesteld. In bijlage 2 is een uitgebreide ruimtelijke onderbouwing opgenomen waarin de toekomstige situatie wordt beschreven en afgewogen. Op deze plaats wordt volstaan met een beknopte samenvatting.
In de nieuwe situatie wordt de camping in noordelijke richting uitgebreid. De totale oppervlakte van de camping komt daarmee op 12,75 hectare. Het totaal aantal standplaatsen neemt toe naar 403. De kwaliteitsverbeteringen hebben onder andere betrekking op:
- verkeersveiligheid en parkeren;
- landschappelijke inpassing;
- brandveiligheid;
- extra ruimte voor speelvoorzieningen(sport en spel);
- nieuwe receptie en vervanging twee bedrijfswoningen;
- realisering privésanitair en een nieuw toiletgebouw;
- realisering terras bij het restaurant.
De huidige jaarplaatsen met stacaravans zullen op termijn verdwijnen. Ook de seizoensplaatsen komen te vervallen. De camping zal zich volledig richten op de toeristische gast. Op het nieuwe terrein komen extra camperplekken. Om aan de vraag naar meer huurmogelijkheden te kunnen voldoen zal het aantal chalets worden uitgebreid naar 50. Deze chalets worden geplaatst op het bestaande terrein.
Naast het hiervoor genoemde totaal aantal standplaatsen worden op de centrale parkeervoorziening 15 camperplaatsen ingericht. Overdag zullen deze plaatsen dienst doen als parkeerplaats en tijdens de nacht kan een camper deze gebruiken om tegen een gereduceerd tarief te overnachten.
Op het bestaande terrein komt een 5 meter brede beplanting met een wal met een hoogte van 2 meter. Op het uitbreidingsterrein komt een beplanting met een breedte van 10 meter.
De kwaliteitsverbetering van Camping Westhove wordt gefaseerd over een aantal jaren uitgevoerd.
9. Hof Domburg
Recreatieoord Hof Domburg bestaat uit verschillende onderdelen waaronder twee bungalowparken en een camping. Het recreatieoord herbergt daarnaast het vrijetijdscentrum De Parel dat een aantal recreatieve voorzieningen omvat zoals een kuur- en beautycentrum, een binnen- en buitenzwembad, bowling- en squashbanen, een fitnessruimte, een theater met theatercafé, een sportcafé en een restaurant. In het voorliggende bestemmingsplan wordt alleen de camping van een passende bestemming voorzien.
Camping Hof Domburg is een gezinscamping met een oppervlakte van ongeveer 12 hectare. Op dit terrein zijn ten hoogste 520 standplaatsen toegestaan. De camping is vooral gericht op toeristisch kamperen. Rondom de camping is voorzien in een groenstrook. Aan de noordoost- en aan de zuidoostzijde grenst het kampeerterrein aan de hiervoor genoemde bungalowparken. Op het terrein van de camping is één bedrijfswoning aanwezig.
10. Schoolzicht
Camping Schoolzicht ligt aan de Brouwerijweg aan de noordkant van Aagtekerke. De camping is ongeveer 6 hectare groot. Het maximum aantal standplaatsen bedraagt 225. Het overgrote deel betreft in de huidige situatie toeristische standplaatsen. De camping beschikt over één bedrijfswoning.
Ook camping Schoolzicht heeft een kwaliteitsverbeteringsplan opgesteld. In bijlage 3 is een uitgebreide ruimtelijke onderbouwing opgenomen waarin de toekomstige situatie wordt beschreven en afgewogen. Op deze plaats wordt volstaan met een beknopte samenvatting.
In de nieuwe situatie wordt de camping in westelijke richting uitgebreid met 8,3 hectare. De totale oppervlakte van de camping komt daarmee op 13,6 hectare. Het totaal aantal standplaatsen neemt toe naar 265. De kwaliteitsverbeteringen hebben onder andere betrekking op:
- nieuwe en veiligere ontsluitingsstructuur (de huidige noodontsluiting naar de Prelaatweg blijft behouden);
- nieuwe collectieve voorzieningen;
- de aanleg van extra parkeerplaatsen, zowel op de camping als bij de entree vóór de slagboom;
- dierenweide en nieuwe werkschuur;
- nieuwe (tweede) bedrijfswoning aan de zijde van de Brouwerijweg;
- sanering oude agrarische bedrijfsopstallen, mestkelders en voormalige bedrijfswoningen (de functie van het agrarische erf komt volledig te vervallen);
- voldoen aan de eisen ten aanzien van brandveiligheid en omvorming van mestkelder tot kelder voor bluswater;
- verbetering landschappelijke inpassing;
- grootte en type standplaatsen.
Rondom het gehele uitbreidingsterrein is voorzien in een 10 meter brede beplantingsstrook en waar nodig een schouwstrook. Een deel van deze beplanting is al gerealiseerd in het kader van de ingebruikname van het parkeerterrein en speelveld.
Op de huidige camping wordt de randbeplanting ver-breed naar 10 meter. Aan de noordelijke rand is ervoor gekozen om de huidige beplanting te behouden en te verdichten. De bestaande groenstroken die zorgen voor geleding van het terrein en de hofjes en standplaatsen onderling herkenbaar maken, blijven gehandhaafd.
In de zone tussen de camping en de bebouwing aan de Prelaatweg wordt een dierenweide aangelegd. Voor het overige blijft deze zone agrarisch in gebruik.
Op 7 juni 2011 heeft een informatieavond plaatsgevonden over het kwaliteitsverbeteringsplan. Tijdens deze bijeenkomst zijn vragen gesteld over het mogelijke gebruik van de beoogde dierenweide voor (toeristisch) kamperen.
11. Nieuwe Erve
Camping Nieuwe Erve ligt binnen de bebouwde kom van Aagtekerke. De camping heeft een oppervlakte van 0,74 hectare. Het maximum aantal standplaatsen bedraagt 54. (jaarplaatsen). De landschappelijke inpassing van de camping bestaat uit een heg aan de zuid-, oost- en westzijde. Enkel aan de noordzijde is een groenstrook gelegen met een breedte van 10 meter. Bij de entree van de camping staat een bedrijfswoning.
12. De Boomgaard
Op het uiterste puntje van Walcheren (ten oosten van Westkapelle) ligt camping De Boomgaard. De camping heeft een oppervlakte van ruim 15 hectare. Op dit terrein zijn ten hoogste 750 standplaatsen toegestaan. Het overgrote deel betreft jaarplaatsen. De camping beschikt over twee hoofdontsluitingen op de Domineeshofweg en is rondom voorzien van een groenstrook. De camping wordt doorsneden door een waterloop. Op de camping zijn twee bedrijfswoningen aanwezig. Aan de overzijde van de Domineeshofweg (tussen sportvelden en manege) is een parkeerterrein voor bezoekers van de camping aanwezig.
Een uitbreiding van de camping is voorzien aan de noordoostzijde (speelterrein / parkeren).
13. Het Hoge Licht
Camping 'het Hoge Licht' is een in 2009 nieuw aangelegde camping, gelegen aan de Joossesweg, tussen Westkapelle en Zoutelande, op loopafstand van het strand. Camping 'Het Hoge Licht' is ontstaan als gevolg van de verplaatsing van Camping Moens. De nieuwe camping is planologisch-juridisch geregeld in de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan Kampeerterreinen (april 2010).
Camping 'Het Hoge Licht' heeft een ruime opzet, met een oppervlakte van circa 7 ha. Er zijn 230 standplaatsen gerealiseerd; het accent ligt op 170 jaar- en seizoenplaatsen. Nabij de entree van de camping is een cluster van voorzieningen aanwezig: een receptie, campingwinkel, een bedrijfswoning, schuur en ruimte voor opslag. Daarnaast bevinden zich op het terrein een sanitairgebouw, een recreatieruimte en een bedrijfswoning. Het totale oppervlak aan gebouwen met centrale voorzieningen bedraagt 755 m². Centraal gelegen is er een grote speeltuin en een sportveld met basketbalpaal, volleybalnet e.d.
De ontsluiting vindt plaats via de Joossesweg. De inrit van de camping is op enige afstand van de provinciale weg, waardoor een goed uitzicht en een veilige inrit mogelijk zullen zijn.
Op het kampeerterrein zijn verschillende parkeerruimtes gerealiseerd die plaats bieden aan 230 auto's. Het aantal parkeerplaatsen komt hiermee overeen met het aantal standplaatsen. Voor de gasten van de camping is één parkeerplaats voldoende. Langs de inrit van de camping is een openbaar parkeerterrein gerealiseerd met circa 150 parkeerplaatsen. Van deze parkeerplaatsen is 10% bestemd voor bezoekers en komende en gaande campinggasten van de camping.
Aan de noordzijde van de camping is een wal van 4 meter hoog langs de Grindweg aangelegd ter afscherming van de camping in landschappelijk opzicht en wegverkeerslawaai. Langs de oostzijde is eveneens een wal aangelegd. Tussen de camping en de Hooizolder is een multifunctioneel bos ingeplant. Aan de westzijde van de camping is langs de kreek een 10 meter brede beplantingsstrook aangelegd alsmede een natuurvriendelijke oever.
14. Zuiderduin
Camping Zuiderduin maakt deel uit van een cluster van campings aan de Joossesweg ten zuiden van Westkapelle. Zuiderduin ligt aan de westzijde tegen de duinen aan. De familiecamping is 1,4 hectare groot. Op de camping zijn 105 standplaatsen toegestaan waarvan het merendeel is ingericht als jaarplaats. Aan de wegzijde is voorzien in een smalle groenstrook ten behoeve van landschappelijke inpassing. Aan de noord-, oost- en westzijde ontbreken groenstroken. De duinen met de beplanting zorgen aan deze zijden voor voldoende waarborg voor een goede inpassing in de omgeving. Aan de oostzijde grenst de camping direct aan Caravancamping Westkapelle. Tevens ligt de camping deels in de beschermingszone van de primaire waterkering (de duinen). Op de camping is één bedrijfswoning aanwezig.
15. Caravancamping Westkapelle
Tussen camping Zuiderduin en camping Kreekebos ligt Caravancamping Westkapelle aan de Joossesweg. De oppervlakte van de camping bedraagt ruim 1,6 hectare. Op deze familiecamping zijn 125 standplaatsen toegestaan. Het overgrote deel van de standplaatsen betreft jaarplaatsen. De camping beschikt daarnaast over één bedrijfswoning. De landschappelijke inpassing bestaat uit een smalle groenstrook aan de voor-(zuid-)zijde van de camping. Aan de noordzijde ontbreekt een groenstrook. Aan deze zijde grenst de camping aan de beplanting rond de Westkapelse kreek. Deze beplanting zorgt voor voldoende waarborg voor een goede inpassing in de omgeving.
16. Kreekebos
Ook camping Kreekebos maakt deel uit van het cluster verblijfsrecreatie aan de Joossesweg. De camping ligt aan de oostkant van Caravancamping Westkapelle. De oppervlakte van de camping bedraagt bijna 0,9 hectare. Op de camping zijn 47 standplaatsen toegestaan. Op de camping is één bedrijfswoning aanwezig. Het terrein is landschappelijke ingepast door middel van een groenstrook van 3 meter breed. Aan de noordzijde grenst de camping aan de beplanting rond de Westkapelse kreek. Voor het overige wordt de camping omgeven door verblijfsrecreatie (camping, bungalowpark en appartementencomplexen).
17. 't Hoekje
Camping 't Hoekje ligt aan de zuidkant van de Joossesweg tegenover camping Zuiderduin en Caravancamping Westkapelle. De oppervlakte van de camping bedraagt bijna 2,4 hectare. Op de camping zijn 195 standplaatsen toegestaan. De helft daarvan is ingericht als toeristische standplaats. Daarnaast zijn op 6 standplaatsen zomerhuisjes gebouwd en beschikt de camping over één bedrijfswoning. Enkel aan de zuidzijde is de camping voorzien van een strook groen ten behoeve van landschappelijke inpassing. Aan de zuidwestkant grenst de camping aan het duingebied. De beplanting van het duingebied zorgt voor voldoende landschappelijke inpassing. Aan de oostkant is de groenstrook gelegen op het terrein van het aangrenzende bungalowpark. De camping is tenslotte deels gelegen in de beschermingszone van de primaire waterkering (de duinen).
18. Janse
Tussen de Westkapelseweg en de duinen ligt camping Janse. De camping beslaat een oppervlakte van ruim 2,6 hectare en op het terrein zijn 193 standplaatsen toegestaan. Op 6 standplaatsen is een zomerhuisje gebouwd. Daarnaast beschikt de camping over één bedrijfswoning. De camping is ontsloten op de Westkapelseweg. Vanaf de Westkapelseweg wordt de camping aan het zicht onttrokken door een groenstrook aan de oostzijde en deels aan de noordzijde van de camping. Aan de westzijde grenst de camping aan het duingebied langs de Westerschelde. De beplanting in het duingebied zorgt voor voldoende landschappelijke inpassing. Aan de zuidzijde grenst camping Janse aan camping Weltevreden. Beide campings worden van elkaar gescheiden door een smalle groenstrook op het terrein van camping Weltevreden. Camping Janse is ten slotte deels gelegen in de beschermingszone van de primaire waterkering (de duinen). Een waterloop doorsnijdt het kampeerterrein.
19. Weltevreden
Camping Weltevreden ligt aan de zuidkant van camping Janse, eveneens langs de Westkapelseweg. Het betreft een camping met een oppervlakte van 2,5 hectare met ten hoogste 144 standplaatsen. Dit betreft met name toeristische standplaatsen. Op 20 standplaatsen zijn bungalows gebouwd. Op het terrein van de camping is geen bedrijfswoning aanwezig. Langs de Westkapelseweg, tussen camping Janse en camping Weltevreden en aan de zuidzijde van de camping is voorzien in een groenstrook ten behoeve van landschappelijke inpassing. Evenals camping Janse grenst camping Weltevreden aan het duingebied langs de Westerschelde. Ook is camping Weltevreden deels gelegen in de beschermingszone van de primaire waterkering (de duinen).
20. De Meerpaal
Familiecamping De Meerpaal ligt in de binnenduinrand ten zuiden van Zoutelande. Ook voor deze camping is een kwaliteitsverbeteringplan uitgevoerd dat voorzag in herinrichting van het bestaande terrein en uitbreiding op enkele percelen aan de noordoostzijde van de camping. De nieuwe situatie biedt ruimte aan 212 standplaatsen op een oppervlakte van in totaal 9,4 hectare. Aan de noordzijde van het terrein zijn drie velden beschikbaar voor chalets. In totaal zullen 74 chalets worden geplaatst. Alle standplaatsen zijn voorzien van privé sanitair. Het oorspronkelijke kampeerterrein wordt volledig heringericht. Daarnaast wordt het voorzieningenniveau geoptimaliseerd door aanvulling van de bestaande voorzieningen door het upgraden volgens het thema beachconcept.
21. Valkenisse
Camping Valkenisse ligt aan de Valkenisseweg ten zuiden van Valkenisse. Ook voor deze camping is recent een kwaliteitsverbeteringplan opgesteld. De kwaliteitsverbetering is planologisch-juridisch geregeld in de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan Kampeerterreinen (april 2010).
Het terrein is aan de noordzijde uitgebreid. De totale oppervlakte van het kampeerterrein is vergroot van 6,2 ha naar 8,4 ha. Op het terrein zijn ten hoogste 376 standplaatsen toegestaan.
Aan de zuidzijde van de camping is een perceel van 1 ha ingericht ten behoeve van natuur- en landschapsbouw en is ook als zodanig bestemd. Hier is de vereveningsopgave van de camping gerealiseerd.
Aan de noordzijde van de uitbreiding is een terrein aan de Valkenisseweg ingericht als bloemenakker.
Het totaal aan parkeerplaatsen bedraagt ongeveer 420. Aan de eis van voldoende parkeerplaatsen wordt voldaan. In pieksituaties kan eventueel ook het terrein van waterschap worden gebruikt.
Rond het uitbreidingsterrein is een groenstrook aangelegd met een breedte van 10 meter. Daarbij is tevens de bestaande grondwal langs het bestaande terrein verlengd tot aan het hiervoor genoemde terrein met de bloemenakker. Aan de westzijde, waar de camping grenst aan het duingebied, is ook een met bomen en struiken beplante grondwal aangelegd.
Op enkele plaatsen langs de bosrand, langs het zuidelijk gedeelte van de camping met de niet- permanente standplaatsen, is een hek met klimop aangelegd. Langs de meest zuidelijke punt van de camping zijn enkele standplaatsen ingeleverd en toegevoegd aan het bosperceel. De afstand tot het nabijgelegen doorgaande fietspad is hiermee vergroot.
22. Duinzicht
Camping Duinzicht ligt aan de Strandweg ten oosten van Dishoek. De camping heeft een oppervlakte van 6,5 hectare waarop ten hoogste 351 standplaatsen zijn toegestaan. De toeristische standplaatsen zijn in de minderheid ten opzichte van de vaste standplaatsen. Daarnaast beschikt camping Duinzicht over één bungalow en één bedrijfswoning. De camping is rondom landschappelijk ingepast door middel van een groenstrook die varieert tussen de 3 en de 10 meter. Aan de noordzijde van de Strandweg is een parkeerterrein voor bezoekers van de camping gelegen. Dit parkeerterrein is eveneens rondom voorzien van een groenstrook met lage beplanting.
23. Dishoek
Familiestrandcamping Dishoek ligt tegen de duinen tussen Vebenabos en Dishoek. De camping beslaat een oppervlakte van 4,6 hectare waarop 275 standplaatsen zijn toegestaan. Het overgrote deel van de standplaatsen is toeristisch. Op de camping staat één bedrijfswoning. Het kampeerterrein is aan de noord-, oost- en zuidoostzijde voorzien van een groenstrook ten behoeve van landschappelijke inpassing. Aan de overige zijden grenst de camping aan groen op aangrenzende percelen. Camping Dishoek is deels gelegen in de beschermingszone van de primaire waterkering (de duinen).
Hoofdstuk 3 Beleidsuitgangspunten
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat beknopt in op de voor dit bestemmingsplan gehanteerde beleidsuitgangspunten. Basis hiervoor is het algemene beleidskader (met in het bijzonder de Kadernota Kampeerterreinen Veere) en de in voorgaand hoofdstuk opgenomen ruimtelijke analyse van het plangebied. In bijlage 1 wordt het relevante beleidskader samengevat. In paragraaf 3.2 worden de conclusies uit het beleidskader samengevat. Paragraaf 3.3 gaat nader in op de vertaling van de Kadernota Kampeerterreinen Veere in onderhavig bestemmingsplan.
3.2 Beleidskader
Algemeen
Het rijksbeleid geeft een globale ontwikkelingsrichting voor Walcheren aan (Nota Ruimte). Op provinciaal niveau is vooral het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 van belang. De Kadernota Kampeerterreinen Veere geeft richting aan het kampeerbeleid op gemeentelijk niveau. De Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen hoeven niet in het bestemmingsplan te worden vertaald aangezien deze beleidsregels een eigen uitvoerings- en handhavingstraject krijgen.
Ruimte voor de ondernemer
Actueel beleid van het rijk en beleidsvoornemens van de provincie laten een koerswijziging zien: van restrictief beleid naar meer voorwaardenscheppend beleid. Wat betreft de verblijfsrecreatie wordt ruimte geboden aan met name kwalitatieve ontwikkeling van de sector om aan de eisen van de consument te voldoen en de concurrentiepositie te behouden, in combinatie met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving. Daarnaast is diversificatie en het vergroten van de keuzemogelijkheden voor de recreant gewenst. Dit beleid is op rijksniveau in de Nota Ruimte vastgelegd. Ook het provinciale beleid zoals vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland biedt recreatieondernemers verschillende mogelijkheden om in te spelen op de veranderende vraag van de consument. Sprake is van een ontwikkelingsgericht beleid waarbij ruimte wordt geboden aan kwaliteitsimpulsen en nieuwe innovatieve initiatieven in de verblijfsrecreatieve sector. Daarbij worden voorwaarden gesteld aan de landschappelijke inpassing om de (landschappelijke) kernkwaliteiten van de omgeving te behouden en zo mogelijk te versterken. Ook de Kadernota Kampeerterreinen Veere gaat uit van een ontwikkelingsgerichte benadering. Met inachtneming van een beperkt aantal randvoorwaarden, krijgen ondernemers zo veel mogelijk ruimte om in te kunnen spelen op de ontwikkelingen in de markt.
Intrekking Wet op de openluchtrecreatie en instrument bestemmingsplan
Met de intrekking van de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) per 1 januari 2008 is het instrumentarium op basis van deze wet vervallen. Sterker dan in het verleden dienen alle ruimtelijk relevante aspecten vanaf dat moment in het bestemmingsplan te worden geregeld.
Als voorbeelden van onderwerpen die in een bestemmingsplan kunnen worden vastgelegd kan worden gedacht aan het maximum aantal standplaatsen en de minimale grootte ervan. Door de bestemmingslegging op de plankaart kan ook een bepaalde minimumafstand van de kampeermiddelen vanaf bijvoorbeeld de openbare weg worden vastgelegd. Ook kunnen uiteraard bouwregels worden opgenomen.
In een nieuwe integrale regeling in het bestemmingsplan is het mogelijk om het onderscheid tussen kampeerhuisjes (een kampeerchalet, een trekkershut of een campinglodge), zomerhuisjes en stacaravans voor een belangrijk deel los te laten. Op beide is immers dezelfde regeling in het bestemmingsplan van toepassing.
In het bestemmingsplan kunnen ook instrumenten worden ingebouwd om ruimte en sturing te bieden aan de ontwikkeling van terreinen van bijvoorbeeld toeristisch kamperen naar vaste standplaatsen. Hiervoor kunnen in het bestemmingsplan wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden worden opgenomen, die de mogelijkheid bieden om bijvoorbeeld de bouw van chalets toe te staan indien aan bepaalde in het bestemmingsplan op te nemen criteria wordt voldaan. Uiteraard gelden voor een dergelijke regeling de gebruikelijke eisen met betrekking tot de onderbouwing (goede ruimtelijke ordening).
Bouwvergunningplicht stacaravans / kampeerhuisjes
Met de intrekking van de Wor is ook de relatie tussen de Wor en de Woningwet (Ww) komen te vervallen. Caravans en andere kampeermiddelen die voldoen aan de algemene definitie van bouwwerk vallen vanaf 1 januari 2008 onder het systeem van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De uitzondering voor stacaravans op de bouwvergunningsplicht is daarmee komen te vervallen.
Net als onder de Ww is binnen de systematiek van de Wabo als hoofdregel blijven gelden dat voor het bouwen een (omgevings)vergunning nodig is en dat het verboden is de gronden in strijd met de geldende planologische regeling te gebruiken. In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is op dit uitgangspunt een uitzondering gemaakt. In de artikelen 2 en 3 van deze bijlage worden bouwactiviteiten aangewezen die binnen dit zogeheten omgevingsvergunningvrije bouwen vallen. Het vergunningvrij bouwen is geknipt in twee categorieën:
- Artikel 2 van de bijlage bepaalt welke activiteiten, ook indien deze strijdig zijn met de vigerende planologische regeling, zonder omgevingsvergunning kunnen worden verricht.
- Artikel 3 van de bijlage bepaalt voor welke activiteiten geen omgevingsvergunningplicht geldt, voor zover deze activiteiten niet strijdig zijn met de vigerende planologische regeling.
De eerste categorie is vergelijkbaar met het bouwvergunningvrij bouwen van het oude Besluit bouwvergunningvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) De tweede categorie is in deze vorm nieuw.
Voor het voorliggende bestemmingsplan is het vergunningvrij bouwen als bedoeld in artikel 3 lid 2 van bijlage II van het Bor van belang. In dit artikel is bepaald dat geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, mits wordt voldaan aan de volgende eisen
- a. niet hoger dan 5 m, en;
- b. de oppervlakte niet meer dan 70 m2.
Op grond van deze nieuwe wetgeving zijn stacaravans, chalets, campinglodges, kampeerhuisjes op kampeerterreinen onder voorwaarden (bijvoorbeeld maximumoppervlakte en passend binnen het bestemmingsplan) vrijgesteld van de bouwvergunningplicht. Voor hogere en in oppervlakte grotere chalets, campinglodges, kampeerhuisjes, is de bouwvergunningplicht blijven bestaan.
3.3 Vertaling Beleidsuitgangspunten Kadernota En Notitie Bestemmingsmethodiek
Inleiding
De gemeente Veere kiest – in het verlengde van rijks- en provinciaal beleid – met betrekking tot het bestemmingsplan Kampeerterreinen voor een grote flexibiliteit en globaliteit. Naast een grotere vrijheid voor ondernemers worden beperkte randvoorwaarden gesteld die ruimtelijk relevant zijn. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Kadernota Kampeerterreinen Veere en verder uitgewerkt in de notitie bestemmingsmethodiek die op 29 juni 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld. In deze paragraaf worden enkele beleidsuitgangspunten die in het bestemmingsplan Kampeerterreinen zijn verwerkt, nader toegelicht.
Aantal standplaatsen
Het aantal standplaatsen op een kampeerterrein heeft directe ruimtelijke gevolgen voor de omgeving (onder andere verkeersbewegingen, landschappelijke uitstraling en hinder). Deze ruimtelijke effecten moeten in het bestemmingsplan worden getoetst. Indien het aantal standplaatsen niet in het bestemmingsplan wordt geregeld, zijn de ruimtelijke effecten niet begrensd. Op basis van jurisprudentie is dat – met het oog op de rechtszekerheid van omwonenden en de overige ruimtelijke effecten – in beginsel niet gewenst.
De Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen bieden te weinig waarborgen voor een adequate planologische regeling. Binnen de Beleidsregels is het in beginsel namelijk mogelijk te komen tot verdichting, waardoor het aantal standplaatsen kan toenemen, tenzij er strijd is met wettelijke brandveiligheidseisen. Bovendien vormen de brandveiligheidsregels een afzonderlijk instrument, dat naast het bestemmingsplan functioneert, maar dat daardoor ook afzonderlijk kan worden aangepast. Daardoor zou in beginsel verdergaande uitbreiding van het aantal eenheden kunnen optreden, los van toetsing van de ruimtelijke effecten in het bestemmingsplanspoor.
Hoewel er in de kadernota in beginsel voor is gekozen om het aantal eenheden niet langer te regelen, heeft het gemeentebestuur al bij de vaststelling van het bestemmingsplan kampeerterreinen in 2008 op basis van het voorgaande toch besloten het maximaal vergunde aantal eenheden per kampeerterrein vast te leggen in het bestemmingsplan. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is wel dat de gewenste flexibiliteit zo weinig mogelijk wordt aangetast. Gekozen is daarom voor het vastleggen van het aantal standplaatsen dat voorheen op basis van de Wor was vergund omdat de meeste kampeerterreinen over minder standplaatsen beschikken dan er zijn vergund. De meeste bedrijven beschikken dan toch nog over mogelijkheden het aantal standplaatsen uit te breiden zonder een procedure te voeren. Om meer flexibiliteit te bieden en enige uitbreiding ten behoeve van de bedrijfsvoering niet uit te sluiten, wordt daarnaast de mogelijkheid geboden het aantal standplaatsen met maximaal 10% te vergroten. Dan dient echter wel aan de voorwaarden van landschappelijke inpassing en brandveiligheidseisen te worden voldaan.
Onderscheid permanent-toeristisch
In het bestemmingsplan Kampeerterreinen uit 2008 is geen onderscheid meer gemaakt tussen permanente en toeristische standplaatsen. Dit betekent echter dat op elke standplaats één kampeerhuisje en bijgebouwen (in de vorm van bergingen, individuele sanitairgebouwen en dergelijke) worden toegestaan met inachtneming van de Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen Veere.
De gemeente verwacht niet dat hierdoor overlast voor woningen in de omgeving zal toenemen. In het zomerseizoen zal de geluidshinder van een toeristische standplaats vergelijkbaar zijn met de geluidshinder van een permanente standplaats. In de winter kan worden verwacht dat permanente standplaatsen vaker worden gebruikt (stacaravan / kampeerhuisje). Dit zal echter nauwelijks tot meer hinder leiden aangezien activiteiten in de winter met name in het kampeermiddel zullen plaatsvinden en minder daarbuiten.
Kampeerhuisjes
Met het concept van kampeerhuisjes wordt door ondernemers ingespeeld op de vraag van de consument naar meer luxe en comfort. Een kampeerhuisje is een eenvoudig gebouw waarin personen recreatief kunnen overnachten. Inmiddels bestaan er verschillende vormen van kampeerhuisjes zoals kampeerchalets, trekkershutten en campinglodges. Overeenkomstig de Kadernota Kampeerterreinen Veere zal aan het aantal kampeerhuisjes per kampeerterrein geen maximum worden verbonden. Echter gezien het karakter van een kampeerterrein, is de gemeente Veere wel van mening dat de muren / wanden van een kampeerhuisje niet van steen mogen zijn en dat de oppervlakte van een kampeerhuisje maximaal 55 m² mag bedragen.
Teneinde een goede landschappelijke inpassing van de kampeerhuisjes te kunnen waarborgen, worden alleen de reeds aanwezige kampeerhuisjes rechtstreeks in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Bij het plaatsen van nieuwe kampeerhuisjes dient aan de voorwaarden van een goede landschappelijke inpassing te worden voldaan.
Aantal kampeermiddelen per standplaats
De Kadernota Kampeerterreinen Veere gaat ervan uit dat per standplaats een hoofdkampeermiddel en twee kleine (slaap)tentjes mogen worden geplaatst. Met het oog op de brandveiligheidseisen is echter de noodzaak vervallen aantallen kampeermiddelen per standplaats te regelen. Gelet op de afstandsmaten die worden genoemd in de Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen Veere kan slechts een beperkte oppervlakte per standplaats worden benut ten behoeve van kampeermiddelen.
Goede landschappelijke inpassing
In ruil voor de ruime mogelijkheden om keuzes te maken met betrekking tot aard en omvang van standplaatsen, voorzieningen en gebouwen is, meer nog dan in het verleden, een goede landschappelijke inpassing van de kampeerterreinen van belang. Uitgangspunt is dat kampeerterreinen gedurende het hele jaar vanaf openbare wegen of paden of van andere erven aan het zicht wordt onttrokken door middel van een adequate randbeplanting met opgaande en streekeigen beplanting. Dit geldt vooral voor (delen van) kampeerterreinen waar gedurende het hele jaar bebouwing en kampeermiddelen zijn. Voor een goede landschappelijke inpassing van kampeerterreinen wordt een ten minste 10 meter brede beplantingsstrook met streekeigen opgaande beplanting rondom de terreinen aangehouden. Hierbij moet een beplantingsvrije strook van ten minste 2 meter (op grond van het burenrecht) aan worden toegevoegd.
Een goede landschappelijke inpassing van een terrein kan echter situatiespecifiek op verschillende manieren worden ingevuld. Niet op alle plaatsen is immers ruimte voor een strook van 10 meter. Daarnaast grenzen sommige kampeerterreinen aan andere verblijfsrecreatieve terreinen of aan reeds bestaande bossen of natuurgebieden.
Onder voorwaarden kan daarom worden ingestemd met een groenstrook voor landschappelijke inpassing van minder dan 10 meter. De volgende situaties zijn daarbij denkbaar:
- een beplantingsstrook met streekeigen opgaande beplanting met een breedte van ten minste 5 meter, in de situatie waar de kampeerterreinen grenzen aan reeds bestaande bossen, natuurgebieden of andere verblijfsrecreatieve terreinen met een beplantingsstrook;
- een strook met een breedte van ten minste 5 meter met daarop een met bomen en struiken beplante grondwal, die een hoogte heeft van ten minste 2 meter;
- een situatiespecifieke beplantingsstrook van minder dan 5 meter, mits een goede en hoogwaardige inpassing in de omgeving is en blijft gewaarborgd (maatwerk). Daarbij kan worden gedacht aan een dichte, jaarrond groenblijvende haag waarvan de instandhouding ook privaatrechtelijk is gewaarborgd.
In de huidige situatie voldoen niet alle campings aan de hiervoor genoemde doelstelling van een goede landschappelijke inpassing. In de Kadernota Kampeerterreinen Veere is daarom als belangrijke doelstelling aangegeven dat de landschappelijke inpassing de komende jaren moet worden verbeterd.
Om de benodigde ruimte voor een goede landschappelijke inpassing veilig te stellen, zal bovendien rond kampeerterreinen een strook worden opgenomen, waarbinnen geen gebouwen zijn toegestaan. Door het opnemen van deze waarborgzone wordt voorkomen dat door de realisatie van gebouwen een goede landschappelijke inpassing
Nu de WOR is ingetrokken, is het bestemmingsplan het enige instrument waarin een regeling kan worden opgenomen met betrekking tot de landschappelijke inpassing. Voor campings waar nog geen kwaliteitsverbeteringsplan is goedgekeurd of gerealiseerd geldt als vertrekpunt de landschappelijke zoals deze aanwezig was op het moment van vaststelling het bestemmingsplan Kampeerterreinen (26 juni 2008). Nadere afwegingsmomenten voor ontwikkelingsmogelijkheden bieden in het bestemmingsplan de mogelijkheid om voorwaarden te stellen aan verbetering van de reeds aanwezige landschappelijke inpassing. Zoals reeds aangegeven onder het kopje kampeerhuisjes dient bij het plaatsen van nieuwe kampeerhuisjes aan de voorwaarden van een goede landschappelijke inpassing te worden voldaan.
Om de benodigde ruimte voor een goede landschappelijke inpassing veilig te stellen, zal bovendien rond kampeerterreinen waarvoor nog geen kwaliteitsverbeteringsplan is goedgekeurd of gerealiseerd een strook worden opgenomen, waarbinnen geen gebouwen zijn toegestaan. Door het opnemen van deze waarborgzone wordt voorkomen dat door de realisatie van gebouwen een goede landschappelijke inpassing onmogelijk wordt2.
De totale breedte langs de randen van de kampeerterreinen waarbinnen ten behoeve van een adequate landschappelijke inpassing niet mag worden gebouwd bedraagt daarmee ten minste in principe 10 meter, vermeerderd met een beplantingsvrije strook van ten minste 2 meter (op grond van het burenrecht langs een kavelgrens zonder watergang) tot ten hoogste 5 of 7 meter (op grond van de Keur van het waterschap, langs een watergang) bij worden opgeteld3.
Regeling parkeerplaatsen
In de kadernota is bepaald dat ieder kampeerterrein op eigen terrein dient te beschikken over voldoende parkeerplaatsen voor de eigen gasten en bezoekers. Hier zijn echter geen aantallen of normen aan gekoppeld. In de praktijk wordt per kampeerterrein uitgegaan van 110% parkeerplaatsen ten opzichte van het aantal standplaatsen (één parkeerplaats per standplaats plus 10% bij de ingang van het terrein ten behoeve van bezoekers). In het bestemmingsplan zijn voor bestaande situaties geen directe eisen gesteld aan het waarborgen van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein. Aan nieuwe situaties worden wel eisen gesteld (zie voor nadere toelichting paragraaf 5.2).
Oppervlakte bebouwing
Het bestemmingsplan is de basis voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. In het bestemmingsplan wordt daarom een regeling opgenomen voor de oppervlakte op te richten bebouwing. Gelet op de beleidsintenties uit de kadernota wordt op dat punt zo veel mogelijk flexibiliteit geboden. De locatie van bebouwing is niet vastgelegd. Wel is de oppervlakte bebouwing voor centrale voorzieningen gereguleerd. Daarbij wordt één algemeen bebouwingspercentage per kampeerterrein gehanteerd voor alle gebouwen die niet aan afzonderlijke standplaatsen zijn gekoppeld: receptie, overige centrale voorzieningen (waaronder centraal sanitair) en beheersgebouwen. In het bestemmingsplan Kampeerterreinen uit 2008 is uitgegaan van 150% van de gezamenlijke oppervlakte van bestaande gebouwen voor centrale voorzieningen. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze oppervlakten overgenomen.
Door het opnemen van een bebouwingspercentage dat van toepassing is op het gehele terrein met uitzondering van de waarborgzone landschappelijke inpassing, is de ondernemer vrij bebouwing te plaatsen waar hij of zij wil. In bepaalde gevallen kan dit tot problemen leiden met betrekking tot de uitstraling op de omgeving en overlast voor omwonenden. Om met name de overlast voor omwonenden te beperken (zowel visueel als wat betreft geluidshinder) zal een zonering worden toegepast (situatiespecifiek). Binnen een afstand van 50 meter van omliggende woningen is geen bebouwing voor centrale voorzieningen toegestaan.
Daarnaast wordt ook op standplaatsen bebouwing toegestaan: kampeerhuisjes en bijgebouwen. Kampeerhuisjes mogen maximaal 55 m² groot zijn (zie kopje kampeerhuisjes). De hoeveelheid bijgebouwen is niet gekoppeld aan een maximum. De oppervlakte bijgebouwen per standplaats bedraagt echter maximaal 10 m². De Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen bevat voorwaarden voor het plaatsen van bijgebouwen (in het kampeervak). Tevens geldt de beperking dat bebouwing op standplaatsen niet in de waarborgzone is toegestaan (zie kopje Goede landschappelijke inpassing).
Bedrijfswoningen
In beginsel is per kampeerterrein één bedrijfswoning toegestaan. Indien echter meer bedrijfswoningen aanwezig zijn of indien op grond van een goede ruimtelijke onderbouwing eerder is ingestemd met een of meer extra bedrijfswoningen, wordt het grotere aantal vastgelegd.
Kwaliteitsverbeteringsplannen
Op basis van de Kadernota Kampeerterreinen Veere is een aantal initiatieven voor kwaliteitsverbetering actueel. Het betreft de volgende kampeerterreinen:
- Schoolzicht.
- Westhove.
- 2. Het bestemmingsplan is op dit punt door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld. Voor uitbreiding van bestaande bebouwing voor centrale voorzieningen binnen de waarborgzone landschappelijke inpassing is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen. Verder heeft de gemeenteraad uitgesproken dat voor uitbreiden en wijzigen van bestaande terreinen in relatie tot de landschappelijke inpassing geldt dat de nieuwe eisen voor de landschappelijke inpassing uitsluitend van toepassing zijn op het deel van het kampeerterrein waar de uitbreiding/wijziging plaatsvindt. Voor het bestaande terrein blijven de bestaande rechten qua landschappelijke inpassing gewaarborgd. Voor voorliggende bestemmingsplan is deze uitspraak niet van belang, aangezien het voorliggende bestemmingsplan geen uitbreidingen of structurele wijzigingen van bestaande terreinen mogelijk maakt.
- 3. In het kader van voorliggend bestemmingsplan behoeft alleen rekening te worden gehouden met onderhoudsstroken van 5 meter (zie paragraaf 4.2 onder het kopje "water", onderhoud) .
Hoofdstuk 4 Sectorale Toetsingen
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het bestemmingsplan getoetst aan de volgende sectorale aspecten: archeologie, water, ecologie, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. De sectorale toetsing heeft primair betrekking op de rechtstreeks toelaatbare ontwikkelings- en bouwmogelijkheden. Dit betreft met name de mogelijkheden voor verplaatsing en vergroting van de gebouwen ten behoeve van dienstverlening, beheer en centrale voorzieningen, bebouwing op de standplaatsen en de mogelijke beperkte vergroting van het aantal standplaatsen.
Allereerst komen de ruimtelijke aspecten aan de orde (paragraaf 4.2); vervolgens de milieuaspecten (paragraaf 4.3).
4.2 Ruimtelijke Aspecten
Archeologie
Op 1 september 2007 is een wijziging van de Monumentenwet 1988 in werking getreden, de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belangrijke bepaling dat de wet niet van toepassing is op projecten met oppervlakte kleiner dan 100 m²; de gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen.
Op 23 april 2009 heeft de gemeenteraad de 'Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren, evaluatie 2008' (NAMW 2008) vastgesteld. Het beleid dat daarin is geformuleerd heeft tot doel de regeling in het bestemmingsplan eenvoudiger te maken en vooral meer op de praktijk toe te snijden. In het archeologiebeleid wordt onderscheid gemaakt tussen AMK-gebieden (beschermde monumenten, historische plaatsen, vindplaatsen met vastgestelde begrenzingen op basis van onderzoek, vindplaatsen als puntlocaties op basis van (voornamelijk) vondstmeldingen) en de verwachtingsgebieden. Op basis hiervan zijn vier verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De gebieden zijn globaal aangeduid in figuur 4.1.
Figuur 4.1. Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Veere
Binnen deze archeologisch waardevolle gebieden is, afhankelijk van de te onderscheiden archeologische waarderingen een daarop geënte bestemmingsregeling ontworpen.
Het archeologiebeleid met de nieuwe van archeologisch onderzoek vrij te stellen maten bij bodemverstoringen is overzichtelijk weergegeven in tabel 4.1.
Tabel 4.1. Archeologiebeleid gemeente Veere
Buiten de bebouwde kom geldt voor het ophogen van gronden > 2 meter (bijvoorbeeld aanleg geluidswallen) een verplichting om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden aan te vragen.
Toetsing
Hoewel het bestemmingsplan Kampeerterreinen niet direct hoeft te leiden tot bouwactiviteiten of werkzaamheden, worden bepaalde werkzaamheden / bouwactiviteiten wel rechtstreeks mogelijk gemaakt. Twee kampeerterreinen liggen in een gebied met een lage verwachtingswaarde zonder een bekende vindplaats in de buurt (De Zandput en Oranjezon). Het oostelijk deel van camping de Meerpaal valt in een gebied waarvoor geen vervolgonderzoek nodig is.
De overige kampeerterreinen liggen in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Hier dient men rekening te houden met het in tabel 4.1 vermelde archeologiebeleid en de daarin aangegeven drempelwaarden waaronder geen onderzoek is vereist in geval van nieuwe bouwplannen en ontwikkelingen.
Ten slotte liggen delen van kampeerterreinen binnen een straal van 50 meter rond een bekende vindplaats of een AMK-terrein.
Water
Watertoets
De watertoets is een belangrijk instrument om te verzekeren dat de waterhuishouding vanaf het begin van de planvorming integraal onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling. Met name het vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn gemeenten verplicht om bij de voorbereiding van een structuurplan of bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van de betrokken Waterbeheerders. In de toelichting bij het ruimtelijk plan dient voorts een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het betreffende ruimtelijke plan voor de waterhuishouding en vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets.
Het waterkwantiteitsbeheer is in handen van het Waterschap Scheldestromen. Ten behoeve van het bestemmingsplan Kampeerterreinen uit 2008 heeft op 25 april 2006 een bespreking met de waterbeheerder plaatsgevonden in het kader van de watertoets. Naar aanleiding van deze bespreking heeft het Waterschap in een brief (d.d. 28 augustus 2006) voor een aantal waterhuishoudkundige aspecten aandachts- en knelpunten gegeven. Deze zijn in de voorliggende waterparagraaf verwerkt.
Huidige situatie en te verwachten ontwikkelingen
Afwatering
Het plangebied waarin de campings zijn gesitueerd maakt deel uit van de Polder Walcheren. Door de aanleg van de nieuwe rijksweg N57 is de waterhuishouding op Walcheren gewijzigd. Voorheen bestond het buitengebied uit twee afwateringseenheden, die geheel van elkaar waren gescheiden:
- De afwateringseenheid Walcheren Noord die via het gemaal Oostwatering te Veere afwaterde op het Veerse Meer.
- Het afwateringsgebied Walcheren Centraal die via het gemaal Boreel in Middelburg afwaterde op het Kanaal door Walcheren richting de Westerschelde.
Inmiddels (in 2008) is langs het Kanaal door Walcheren, precies op het nieuwe tracé van de N57, het nieuwe gemaal Poppekinderen in gebruik genomen. Dit gemaal voert sindsdien het polderwater uit westelijk en noordelijk Walcheren af, samen met het gemaal Boreel.
Door de aanleg van het nieuwe gemaal wordt het water uit het noordelijk deel van Walcheren niet meer in het Veerse Meer geloosd. Hierdoor zal de waterkwaliteit van het Veerse Meer verbeteren. Het gemaal Oostwatering kan worden ingezet in tijden van extreme neerslag. De verwachting is dat dit hooguit enkele keren per jaar zal voorkomen.
Het waterbeheer op Walcheren is aanzienlijk verbeterd door de in gebruikname van het nieuwe gemaal. Het zorgde ervoor dat de capaciteit van gemaal Boreel niet behoefde te worden aangepast. Het waterpeil kan in de nieuwe situatie beter worden beheerst, doordat er meer capaciteit en berging komt.
Waterkwaliteit
Een kenmerkend verschijnsel in Zeeland en op Walcheren is het zoute grondwater. Ook in het plangebied is het grondwater zout. In een aantal hooggelegen gebieden (duinen en kreekruggen) komt zoet water voor tot maximaal enkele tientallen meters diepte. Door het zoute grondwater en de zoute kwel is het oppervlaktewater in de poelgebieden brak tot zout. Dit zoute water vormt een grote beperking voor de landbouwkundige gebruiksmogelijkheden, maar betekent met het oog op de natuurwaarden potenties voor bijzondere levensgemeenschappen.
Plaatselijk komen echter, ook in de poelgebieden, (kleine) zoete watervoorraden dan wel zoete kwel voor. In een aantal gevallen worden ook de drinkwaterputten gevoed door zoet water. Deze drinkwaterputten waren van groot belang voor de drinkwatervoorziening van het vee in de gebieden met brak en zout water en zijn dat in gebieden zonder waterleiding nog steeds.
Door mineralisatie van het veen vormt de kwel een belangrijke bron van fosfaat en nitraat. Naast de zoute kwel wordt de waterkwaliteit beïnvloed door bemesting, riooloverstorten en verspreide lozingen van huishoudelijk afval. Deze vervuilingsbronnen kunnen beperkingen opleveren voor ecologische ontwikkelingsmogelijkheden. Over het algemeen zijn de natuurwaarden in de watergangen reeds aangetast door het voedselrijke water (bron: Waterhuishoudingsplan provincie Zeeland).
Afstemming ruimtelijke ordening met het waterbeheer
In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening heeft de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Zo is op deze kaart aangegeven of een bepaald gebied wel of niet kwetsbaar is in gevallen van extreme neerslag.
Voor voorliggend bestemmingsplan is van belang dat op het merendeel van de campings ruime mogelijkheden bestaan voor infiltratie van hemelwater. Deze gebieden zijn op de waterkansenkaart aangeduid als gebied met een laag inspanningsniveau voor stedelijke ontwikkeling. Het betreft de campings Olmenveld, De Zandput, Oranjezon, In de Bongerd, Dennenbos, De Pekelinge, Westhove, Hof Domburg, Nieuwe Erve, "t Hoekje, Zuiderduin, De Meerpaal, Valkenisse, Duinzicht en Dishoek. Beperkte infiltratiemogelijkheden zijn er op De Boomgaard, Caravancamping Westkapelle en Kreekebos.
Camping 'het Hoge Licht' is op de waterkansenkaart aangeduid als: "gebied met een normaal inspanningsniveau voor stedelijke ontwikkelingen". Dit houdt in dat de doelstellingen ten aanzien van het duurzaam waterbeheer relatief eenvoudig zijn te realiseren.
Voor de overige campings moet rekening worden gehouden met het feit dat de gebieden kwetsbaar zijn in gevallen van extreme neerslag. Voor stedelijke uitbreiding zijn in principe bijzondere aanvullende maatregelen noodzakelijk om nadelige effecten op het watersysteem te voorkomen.
Daarnaast heeft het waterschap het regionale watersysteem getoetst aan de normen voor wateroverlast die zijn opgesteld in het kader van Waterbeheer 21e eeuw. Voor recreatieterreinen met vaste bebouwing is de norm voor bebouwd gebied van toepassing, dat wil zeggen dat de terreinen slechts mogen inunderen bij een regenbui die statistisch gezien één keer in de 100 jaar voorkomt. De toetsing laat zien dat een aantal kampeerterreinen (deels) gevoelig is voor wateroverlast. Het betreft Olmenveld, Ons Buiten, De Pekelinge, Janse, Weltevreden en Duinzicht. Op deze campings verdient de situering van voorzieningen die gevoelig zijn voor wateroverlast de nodige aandacht. Bij situering in lage delen is het raadzaam om maatregelen te treffen.
Relevante ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot waterberging
In onderhavig bestemmingsplan wordt primair de huidige situatie bestemd. Door een globale bestemmingsregeling worden bepaalde ontwikkelingen echter rechtstreeks mogelijk gemaakt. Ontwikkelingen zoals het vergroten van de hoeveelheid bebouwing kunnen wijzigingen in het verhard oppervlak in het plangebied inhouden. In dat kader zal moeten worden bepaald welke consequenties deze ontwikkelingen hebben voor de waterhuishouding en hoe met waterberging wordt omgegaan.
Algemene eisen duurzaam water
Onderstaand is per waterhuishoudkundig criterium aangegeven op welke wijze daar bij de mogelijke ontwikkelingen mee wordt omgegaan.
Veiligheid
Binnen of in de directe nabijheid van een aantal kampeerterreinen zijn diverse dijken en duinen gelegen die behoren tot de waterkering. Het betreft de campings De Zandput, 't Hoekje, Zuiderduin, Janse, Weltevreden en Dishoek (zie ook beschrijving van de terreinen in paragraaf 2.2). Binnen de invloedssfeer van deze dijken en duinen worden van overheidswege duidelijke grenzen gesteld aan de bebouwingsmogelijkheden.
De Keur waterschap Zeeuwse Eilanden 2009 verbiedt het zonder vergunning of ontheffing gebruik te maken van een waterkering door in strijd met zijn functie diverse handelingen te verrichten in de diverse zones van de waterkering. Het onderscheid in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone, zoals deze tot en met 2009 gold, is in de Waterwet losgelaten en vervangen door waterstaatswerk en beschermingszone. Het begrip buitenbeschermingszone wordt niet meer gebruikt, maar is opgenomen in het begrip beschermingszone. In dat deel is echter wel een minder streng beleid mogelijk. In de keur zijn daarom voor een deel van de beschermingszone bepaald dat een aantal verboden in dat deel niet van toepassing zijn.
Onder waterstaatswerk wordt dan verstaan dat deel van de waterkering dat feitelijk voor de huidige veiligheid zorgt. Bij een dijk is dat derhalve het dijklichaam (de kunstmatige verhoging boven het maaiveld) inclusief de bermen. De beschermingszone omvat in ieder geval die gronden die technisch/fysisch (mede) een bijdrage leveren aan de stabiliteit van de waterkering. Daarbij geldt echter aan de landwaartse zijde als minimum dat gronden die voor toekomstige dijkverzwaring nodig zijn (profiel van vrije ruimte of reserveringsstroken) in ieder geval binnen de beschermingszone vallen. Daarnaast is in de beschermingszone een deel aangewezen om bepaalde activiteiten, die potentieel grote gevaren voor de waterkering in zich bergen (bijvoorbeeld de aanleg van hogedrukleidingen, of de opslag van vuurwerk) ook op grotere afstand van de waterkering te kunnen reguleren.
Voor elke van deze zones zijn in deze keur regels opgenomen ten aanzien van bouwen en diverse andere activiteiten. Voor het afwijken van de Keur (bouwen en bepaalde activiteiten) een watervergunning is vereist.
Het Waterschap is het bevoegd gezag om het waterkeringsbelang veilig te stellen. Op basis van de Keur Waterkeringszorg heeft het Waterschap voldoende mogelijkheden om de regels uit de Keur toe te passen en te handhaven.
Wateroverlast
Om de waterafvoer bij extreme neerslagsituaties te kunnen reguleren is de trits “eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren” richtinggevend voor het waterbeheer bij nieuwe ontwikkelingen. Overeenkomstig afspraken met de gemeente en het Waterschap zullen nieuwe (en bestaande) ontwikkelingen zo mogelijk worden afgekoppeld.
Van belang daarbij is dat op de juiste manier wordt omgegaan met het afgekoppelde hemelwater. De waterbeheerder hanteert een ondergrens van 1.000 m². Als het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, dan dient ten behoeve van de ontwikkeling extra waterberging te worden gerealiseerd. Rekening houdend met toekomstige klimaatontwikkelingen dient dan per m² verhard oppervlak 75 mm te worden geborgen. Demping van oppervlaktewater (bijvoorbeeld wegsloten) dient eveneens te worden gecompenseerd. Waterberging kan worden gerealiseerd door het graven van extra water, door verlaagde oevers aan te leggen die kunnen meebergen of door de aanleg van een doorlatende verharding. Voor het lozen van hemelwater op het afwateringstelsel is een keur-ontheffing van het waterschap vereist.
Uitgangspunt van onderhavig bestemmingsplan is zoveel mogelijk ruimte bieden aan ondernemers om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de markt. Daartoe wordt de mogelijkheid geboden de totale hoeveelheid verhard oppervlak ten behoeve van centrumvoorzieningen uit te breiden met 50%. Dit betekent voor een aantal campings een mogelijke toename van verhard oppervlak van meer dan 1.000 m² (zie bijlage 4). Voor deze campings is de realisatie van voldoende waterberging als voorwaarde in de planregels opgenomen bij vergroting van de oppervlakte gebouwen met meer dan 1.000 m². Het is de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers overige nieuwe verharding af te koppelen (zoals straatverharding). Daarnaast biedt de afwijkingsbevoegdheid voor kampeerhuisjes een aanknopingspunt om de ondernemer te verplichten extra waterberging te realiseren. Deze voorwaarde is eveneens in de planregels opgenomen.
Overigens is het waterschap samen met de gemeenten in Zeeland bezig met de ontwikkeling van een waterbergingsfonds. Zodra gemeenten besluiten het waterbergingsfonds toe te passen zal de 1.000 m² grens worden verlaten. Alle toename verharding wordt dan gecompenseerd door waterberging aan te leggen of via het waterbergingsfonds. In het voorliggend bestemmingsplan is hiermee nog geen rekening gehouden.
Grondwateroverlast
Op grond van de Verordening waterhuishouding Zeeland bedraagt de gewenste ontwatering 70 centimeter onder maaiveld voor met name woningen. Eventuele initiatiefnemers zullen zelf zorg dragen voor voldoende ontwatering.
Riolering
De kampeerterreinen zijn in de huidige situatie voorzien van riolering. Bij toekomstige ontwikkelingen dient in acht te worden genomen dat hemelwater van relatief schone verharde oppervlakken (vooral daken) volledig wordt afgekoppeld van de riolering. In volgorde van voorkeur wordt het water hergebruikt, geïnfiltreerd in de bodem of naar het oppervlakwater afgevoerd. Deze mogelijkheden verdienen de voorkeur boven de aanleg van een gescheiden riolering waarbij wordt geloosd op oppervlaktewater. Hierdoor ontstaat een positief effect op de werking van de rioolzuivering, omdat deze minder regenwater krijgt aangevoerd. Voor de situaties dat infiltratie niet mogelijk is, zal via een filtervoorziening moeten worden geloosd op oppervlaktewater.
Voor nieuwe parkeerplaatsen geldt dat voorzieningen (bijvoorbeeld doorlatende verharding) moeten worden getroffen om infiltratie in de bodem mogelijk te maken. Rechtstreekse lozing op oppervlaktewater of aansluiten op het gemengde rioolstelsel wordt niet toegestaan.
Watervoorziening
De waterbeheerder vraagt nadrukkelijk aandacht voor hergebruik van water. Neerslagwater is van goede kwaliteit. Door het gebruik van regenwater kan op het drinkwatergebruik worden bespaard. Regenwater kan nuttig gebruikt worden, bijvoorbeeld bij koeling van machines of voor het doorspoelen van het toilet.
Volksgezondheid
Door bij het afkoppelen de beslisboom van het Waterschap te hanteren, zal geen risico ten aanzien van de volksgezondheid ontstaan.
Bodemdaling
Dit aspect is niet aan de orde.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Door bij het afkoppelen de beslisboom van het waterschap te hanteren, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat eventuele vervuiling van de weg en parkeerplaatsen in het oppervlaktewater terecht komt. Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt dient het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood te worden voorkomen en dient het gebruik van duurzame bouwmaterialen te worden bevorderd.
Natte natuur
Sommige kampeerterreinen grenzen aan bestaande natuurgebieden. Bij mogelijke ontwikkelingen dient daarom rekening te worden gehouden met eventuele bufferzones ter bescherming van de (natte) natuur.
Onderhoud
Ingevolge de Keur van het waterschap dienen ten opzichte van door het Waterschap beheerde waterlopen obstakelvrije stroken / beplantings- en bebouwingsvrije onderhoudstroken (schouwstroken) in acht te worden genomen.
De breedte van de aan weerszijden van waterlopen aan te houden onderhoudstroken is afhankelijk van de bovenbreedte van de waterlopen.
Langs waterlopen met een bovenbreedte van minder dan 14 meter (gemeten vanaf de insteek sloot tot aan de betuiningsgrens aan de overzijde) moeten stroken van 5 meter en langs waterlopen met een bovenbreedte van 14 meter of meer stroken van 7 meter worden vrijgehouden van opgaande beplanting. Voor bebouwing geldt dat langs waterlopen met een bovenbreedte van minder dan 8 meter stroken van 5 meter en langs waterlopen met een bovenbreedte van 8 meter of meer stroken van 7 meter moet worden vrijgehouden.
Voor het aanbrengen van bebouwing en beplanting binnen deze stroken is een ontheffing van het waterschap vereist.
Als gevolg van onderhavig bestemmingsplan zal de onderhoudssituatie niet veranderen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient met voorgaande rekening te worden gehouden.
In het kader van voorliggend bestemmingsplan behoeft alleen rekening te worden gehouden met onderhoudsstroken van 5 meter. De Kampeerterreinen liggen niet langs waterlopen met een bovenbreedte van 14 meter of meer. Het waterschap heeft aangegeven dat waar op dit moment een bestaande groenstrook direct aan een waterloop grenst er vanuit mag worden gegaan dat door het waterschap ontheffing is verleend van het beplantingsvrij houden van de schouwstrook.
Ecologie
Algemeen
De mogelijkheden voor verplaatsing en vergroting van de gebouwen ten behoeve van dienstverlening, beheer en centrale voorzieningen, bebouwing op de standplaatsen en de mogelijke beperkte vergroting van het aantal standplaatsen zal slechts geringe gevolgen hebben voor de flora en fauna op de kampeerterreinen aangezien het bestaande kampeerterreinen betreft, die intensief worden gebruikt. Bij ingrijpende veranderingen (kwaliteitsverbeteringplannen) dient aandacht te worden besteed aan de Natuurbeschermingswet (Natura-2000 gebieden) en de Flora- en faunawet.
Natuurmonument
Camping Oranjezon en camping De Zandput grenzen aan het duingebied dat in 1988 is aangewezen als natuurmonument (Natura-2000 gebied). Bij nieuwe ontwikkelingen nabij gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd, dient de externe werking van deze ontwikkelingen te worden getoetst.
Voor zover sprake is van uitbreiding tot het reeds toegestane aantal plaatsen kan worden gesteld dat het gaat om bestaand gebruik en kan toetsing achterwege blijven. Voor wat betreft de mogelijke uitbreiding van het maximum aantal standplaatsen met 10% (zie paragraaf 3.3.) is er echter geen sprake van bestaand gebruik maar van nieuwe ontwikkelingen. Deze ontwikkeling dient wel te worden getoetst in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De vereiste toetsing is in het kader van het bestemmingsplan Kampeerterreinen uit 2008 uitgevoerd. De vereiste goedkeuring in het kader van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is verkregen.
4.3 Milieuaspecten
Milieuafstemming kampeerterreinen op omgeving
De brochure “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, 2009) geeft voor kampeerterreinen (met keuken) (SBI-code 552/553) een richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen, vanwege het milieuaspect geluid. Voor de milieuaspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 30 meter. Naast deze milieuaspecten kan ook de verkeeraantrekkende werking van belang zijn voor de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten op een bepaalde locatie. Dit aspect kan niet worden vertaald naar afstanden maar wordt kwalitatief beoordeeld. Voor kampeerterreinen heeft parkeren een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking. Bij eventuele uitbreidingen op de kampeerterreinen dient hiermee rekening te worden gehouden
Ten aanzien van mogelijke milieuhinder van de kampeerterrein op de omgeving is het (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (ook wel het Activiteitenbesluit) van belang.
In het Activiteitenbesluit zijn milieuvoorschriften opgenomen ter voorkoming of zo veel mogelijk beperken van gevaar, schade of hinder voor de directe omgeving. Zo dienen de inrichtingen ervoor te zorgen dat de geluidsoverlast van het bedrijf of de accommodatie bepaalde grenzen niet overschrijdt. Daarnaast zijn onder andere eisen opgenomen ten aanzien van brandveiligheid. Tevens zijn meer op preventie gerichte voorschriften opgenomen betreffende verwijdering, preventie en hergebruik van afvalstoffen en zuinig gebruik van energie en water.
In het Activiteitenbesluit worden ook eisen gesteld aan verlichting en het beperken van de (directe) lichtuitstraling naar de omgeving. De gemeente vindt het echter belangrijk dat de (directe) lichtuitstraling van functies naar de omgeving tot een minimum wordt beperkt. Met het oog hierop verdienen relatief lage lichtmasten (maximum hoogte tot 6 meter) en een type verlichtingsarmatuur met weinig lichtuitstraling naar de omgeving (opzij en / of omhoog en eventueel LED-verlichting) de voorkeur. In voorkomend geval zullen ondernemers worden gewezen op de mogelijkheden om de lichtuitstraling te beperken.
Bodem
Beleid
Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek (historisch bodemonderzoek) te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
Toetsing
Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de kampeerterreinen is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan vrijwel geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aangetoond dient te worden dat niet wordt gebouwd op verontreinigde grond. Voor zover nieuwe functies wel gewenst zijn, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevoerd. Alleen voor uitbreiding voorzieningen ten behoeve van ontspanning en vermaak is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zal pas plaatsvinden nadat bodemonderzoek en eventueel daaruit voortkomende (uitgevoerde) saneringsmaatregelen hebben uitgewezen dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Voor deze locaties wordt het bodemonderzoek aldus uitgesteld tot het moment van concrete planontwikkeling (in casu de start van de planologische procedure).
Luchtkwaliteit
Normstelling en beleid
Besluit luchtkwaliteit
In de nabijheid van wegen en parkeerterreinen kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging die negatieve effecten voor de gezondheid kan hebben. De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit' (hierna Wlk). Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in amvb's en ministeriële regelingen. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof van belang.
Onderscheid in gevoelige functies wordt niet gemaakt, hetgeen inhoudt dat de wettelijke grenswaarden overal in de buitenlucht gelden. Alleen werkplekken (arbeidsplaats als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet) worden in de Wlk uitgesloten en kunnen daarmee als niet-gevoelige functie worden beschouwd.
Bedrijven zelf kunnen beschouwd worden als functies waar mensen niet gedurende lange tijd in de buitenlucht verblijven. In het kader van Arbo-wet moeten reeds maatregelen worden genomen in verband met luchtkwaliteit en geur.
Toetsing
Binnen het plangebied wordt slechts beperkt een toename van het aantal standplaatsen toegestaan aangezien het maximum aantal standplaatsen is vastgelegd (door middel van het aantal vergunde standplaatsen). De hoeveelheid verkeersbewegingen als gevolg van de theoretische uitbreiding van het aantal standplaatsen is dan ook beperkt. Ook de ruimere bouwmogelijkheden zullen eerder leiden tot afname dan tot een toename aan verkeer. Daarnaast zijn geen werkzaamheden aan straten en / of wegen voorzien, die als een herinrichting moeten worden gezien. Mede omdat de luchtkwaliteit in de gemeente Veere goed is, hoeft in het kader van onderhavig bestemmingsplan geen onderzoek naar luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
Met betrekking tot de kwaliteitsverbeteringsplannen kan worden opgemerkt dat de toetsing van het aspect luchtkwaliteit in het kader van de vrijstellingsprocedures ex artikel 19 WRO zal worden uitgevoerd. Ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid kunnen in het kader van de wijzigingsprocedure worden getoetst.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit legt geen belemmeringen op voor voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
De voor het voorliggende bestemmingsplan Kampeerterreinen relevante regelgeving is de volgende:
- Beleidsvisie provincie Zeeland.
- Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi).
- Het Activiteitenbesluit.
- Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004).
Normstelling en beleid
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken4 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
De normstelling is voorts afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Kampeerterreinen zijn in dit kader aan te merken als een kwetsbaar object.
Voor het groepsrisico bestaan geen wettelijke normen, bij nieuwe ontwikkelingen bestaat echter wel een verantwoordingsplicht. Gemotiveerd moet worden waarom voor de bewuste ontwikkeling op deze locatie een toename (of een overschrijding) van het GR aanvaardbaar wordt geacht.
Beleidsvisie provincie Zeeland
Op grond van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) en het gemeentelijke milieubeleid is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:
- de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
- het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag), 5 of
- het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is. 6
Als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico vereist. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de aspecten zelfredzaamheid van personen, beheersbaarheid van het ongeval en de resteffecten die overblijven zelfs als alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen.
Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi)
Het besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten7. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de voeren van een planologische procedure moet aan deze normen worden voldaan. Campings die beschikken over een propaantank van meer dan 13 m³ vallen onder de werkingssfeer van het Bevi.
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
Campings en verblijfsrecreatieterreinen waar ten hoogste 13 m³ propaan in ten hoogste twee bovengrondse opslagtanks wordt opgeslagen, vallen binnen de werkingsfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Dit besluit geeft aan te houden afstanden tussen de propaantank(s), het vulpunt van de tank(s) en de opstelplaats van de tankwagen en (beperkt) kwetsbare objecten die zijn gelegen buiten de inrichting. Voor de opslag van propaan de volgende veiligheidsafstanden:
Uit de nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit kan worden afgeleid dat de afstanden ook gelden voor gebouwen binnen de inrichting. Het Activiteitenbesluit regelt niet de afstanden tot andere beperkt kwetsbare objecten, zoals op een camping de tenten en caravans die binnen de inrichting zijn gelegen. Dit aspect kan worden geregeld in een bestemmingsplan, indien opslag van propaan in bovengrondse opslagtanks plaatsvindt.
Bij de plaatsing van propaantanks moet worden gestreefd naar een veilige afstand tussen de tank en derden. De technische eisen waaraan een propaantank moet voldoen, zijn opgenomen in de bij het Activiteitenbesluit behorende regeling. Hierin wordt verwezen naar de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nummer 19. Ook tot kwetsbare objecten dient te worden gezorgd voor een zo groot mogelijke afstand. Propaantanks moeten zodanig worden geplaatst dat ze voor het vullen bereikbaar zijn, zonder dat daarvoor gebieden met kwetsbare objecten (kampeerterreinen) moeten worden doorkruist (dus aan de rand van het terrein bij de weg).
Wet vervoer gevaarlijke stoffen en Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004)
Deze wet is van belang voor de routering van gevaarlijke stoffen (aanwijzing routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen). Het aanwijzen van een route is een facultatieve bevoegdheid van de gemeenteraad. In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 meter van binnenwateren en (spoor)wegen vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
De circulaire geeft geen afstanden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. Om de risico's van deze vervoersas inzichtelijk te maken is in 2003-2004 door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) een herberekening van de potentiële risico's van het scheepstransport van gevaarlijke scheepsladingen op de Westerschelde uitgevoerd8. Uit de risicoberekeningen is gebleken dat de contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 zich langs de vaargeul bevindt en het land niet raakt. Het PR vormt derhalve geen belemmering voor de in voorliggend bestemmingsplan opgenomen kampeerterreinen.
In 2007 is een analyse uitgevoerd met betrekking tot de het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. 9 Uit deze risicoanalyse is gebleken dat het invloedsgebied van het groepsrisico van de Westerschelde zich uitstrekt tot enkele honderden meters uit over het land. Het invloedsgebied wordt globaal weergegeven op de onderstaande figuur. Er geldt een groot invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen (rode lijn) en brandbare stoffen (blauwe lijn). '
Figuur 4.1. Globale ligging invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen (rode lijn) en brandbare stoffen (blauwe lijn) (bron: TNO)
Enkele (delen van) kampeerterreinen liggen binnen dit invloedsgebied, vooral campings in het gebied tussen Zoutelande en Vlissingen. Dit betekent dat in bepaalde gevallen een afweging moet plaatsvinden over het GR. Deze motivering is vereist indien het GR de oriënterende waarde (bijna) overschrijdt of wanneer sprake is van een aanzienlijke toename (>10%) van het aantal slachtoffers. In de analyse uit 2007 is hiervoor een stappenplan opgenomen. Allereerst moet worden nagegaan of de bevolkingsdichtheid boven de 2.500 personen per km² komt. Hierbij moeten toeristen worden geteld. Indien het aantal aanwezigen hoger is dan 2.500 personen per km² dan moet worden nagegaan of als gevolg van een voorgenomen ontwikkeling op een camping de bevolkingsdichtheid in het gebied met meer dan 10% toeneemt. Is dit het geval dan moet een (uitgebreide) beoordeling en verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen die mogelijk zullen leiden tot een toename van het aantal personen op de camping (10% uitbreiding standplaatsen, uitbreiding centrumvoorzieningen). Overeenkomstig de artikelen 5 en 13 van het Bevi zal bij de vaststelling van een besluit tot afwijking rekening worden gehouden met het GR.
Vanwege de status van de Westerschelde als internationale vaarroute, geldt dat de verantwoordelijkheid voor het monitoren en borgen van de veiligheidssituatie rondom de vaarroute over de Westerschelde bij de internationale Scheldecommissie ligt. Momenteel vindt in opdracht van deze commissie een herijking plaats van de risico's die samenhangen rondom het transport van gevaarlijke stoffen op de Westerschelde. Gebleken is namelijk dat ten aanzien van het groepsrisico in 2004/2007 mogelijk een te lage aanname is gedaan voor wat betreft de aanwezigheid van dagjesmensen op het strand in de zomermaanden en het aantal gasten op verblijfsrecreatieve terreinen. De hoogte van het groepsrisico is daarom mogelijk onderschat. De correctie voor het groepsrisico ziet daarom vooral toe op grote verblijfsrecreatieve terreinen in de gemeente Veere.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de aard van de maatgevende ongevalscenario's (een ongeval met een zeeschip of een aanvaring tussen een zeeschip en een binnenvaartschip) niet ter discussie staat. Uit de het onderzoek zullen dan ook geen andersoortige relevante ongevalscenario's naar voren komen dan in 2004/2007 reeds zijn onderzocht. Enkel de hoogte van het groepsrisico wordt nader beschouwd.
De resultaten van de aangepaste groepsrisicoberekening zijn naar verwachting medio 2011 bekend.
Toetsing
- In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die vallen onder het Bevi. Nieuwe bedrijven zijn in het plangebied niet aan de orde.
- Geen enkele camping ligt binnen de “bebouwingsafstand” van een planologisch relevante aardgastransportleiding.
- Zes van de hiervoor genoemde kampeerterreinen beschikken over een propaangastank. Alleen camping Olmenveld heeft een zodanig grote opslagtank (18.000 liter) dat dit kampeerterrein onder het Bevi valt. Aan de afstanden als genoemd in het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Ook bij het uitvoeren van kwaliteitsverbeteringplannen zullen de afstanden in acht worden genomen.
- De provinciale wegen N288 (Middelburg-Westkapelle) en N287 (Westkapelle-Serooskerke) en de rijksweg N57 (Middelburg-Vrouwenpolder) zijn aangewezen als transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Een enkele camping ligt binnen de hiervoor genoemde afstand van 200 meter van een van deze wegen. In opdracht van de provincie Zeeland is een risico-inventarisatie uitgevoerd voor het wegtransport van gevaarlijke stoffen in Zeeland10. Binnen de gemeente Veere is voor één (maatgevend) telpunt gerekend, namelijk op N57 (Veerse Gatdam). Gebleken is dat op geen van de beschouwde wegvakken het PR een niveau van 10-6 per jaar bereikt. Bij geen enkele locatie langs de beschouwde wegen overschrijdt het berekende GR de oriënterende waarde.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid legt geen belemmeringen op voor voorliggend bestemmingsplan.
Wegverkeerslawaai
In dit bestemmingsplan worden mogelijkheden geboden voor het realiseren van bedrijfswoningen en recreatie-eenheden. Een bedrijfswoning is volgens de Wet geluidhinder een geluidgevoelige functie. Recreatie-eenheden dienen volgens provinciaal beleid en op basis van jurisprudentie ook te voldoen aan de wettelijke normen. Ingevolge de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek verplicht als geluidgevoelige functies liggen binnen de wettelijke geluidszone van een weg. In buitenstedelijk gebied met maximaal 2 rijstroken bedraagt deze geluidszone 250 meter aan weerszijden van de weg. Binnen de wettelijke geluidszone bedraagt de voorkeursgrenswaarde aan de buitengevel van geluidgevoelige functies 48 dB. Voor voorliggend bestemmingsplan wordt vastgehouden aan deze voorkeursgrenswaarde. Een beperkt aantal kampeerterreinen ligt binnen de geluidszone van een weg. Voor deze kampeerterreinen zijn berekeningen uitgevoerd naar de ligging van de 48 dB-contouren van de relevante wegen. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is voor de overige wegen een berekening uitgevoerd, waarbij is uitgegaan van een standaardbenadering. Voor de verkeersintensiteiten is uitgegaan van de situatie 10 jaar na de terinzagelegging van het plan (2021). De in- en uitvoergegevens van het akoestisch onderzoek zijn opgenomen in bijlage 5. De verkeersgegevens zijn bepaald door de gegevens uit het bestemmingsplan Kampeerterreinen (2008) op te hogen met een autonome groei van 1,5%.
- 4. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
- 5. Tot een factor 10 onder de oriënterende waarde vereist de provincie geen uitgebreid onderzoek naar het groepsrisico.
- 6. Tot een toename van het groepsrisico van 10% beschouwt de provincie de toename als marginaal.
- 7. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Ook campings worden beschouwd als kwetsbare objecten. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. Gebouwen zoals kantoren /slaapvertrekken/leslokalen met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer mogen aldus niet binnen de PR-contour 10-6 worden gebouwd. Bij kleinere vloeroppervlakten of bij werkplaatsen/parkeergarages etc. mag enkel ingeval van zwaarwegende redenen binnen deze contour worden gebouwd.
- 8. Eindnoot Actualisatie Risicoanalyse (Wester)Schelde; Det Norske Veritas, juni 2004.
- 9. TNO, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde, kenmerk 2007-A-R0562/B, d.d. juni 2007
- 10. Risico-inventarisatie wegtransport Zeeland, Adviesgroep AVIV BV, 2006
Hoofdstuk 5 Beschrijving Juridische Regeling
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling toegelicht, waarbij inzicht wordt gegeven in de juridisch-planologische vertaling van de beleidsuitgangspunten zoals genoemd in hoofdstuk 3 alsmede in de opzet en methodiek van de bestemmingsregeling (plankaart en planregels).
Om de ondernemer zo veel mogelijk vrijheid te bieden om te kunnen inspelen op de (veranderende) wensen van de kampeerder is gekozen voor een globaal bestemmingsplan waarin zo weinig mogelijk wordt geregeld. De regeling blijft beperkt tot het meest noodzakelijke met het oog op een goede ruimtelijke ordening.
De regeling is inhoudelijk zo veel mogelijk gelijk aan het bestemmingsplan Kampeerterreinen uit 2008.
5.2 Wettelijke Eisen
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2008 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
Ook de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen. In deze wet zijn circa oude 25 regelingen die samen de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, flora & fauna en water, gebundeld in een één nieuwe omgevingsvergunning. De Wabo introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Dit betekent dat bestemmingsplannen die na 1 oktober 2010 worden vastgesteld aan deze nieuwe terminologie moeten voldoen.
5.3 Toelichting Op De Inleidende Regels
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
Begripsbepalingen (artikel 1)
Daar waar nodig zijn – in aanvulling op het normale spraakgebruik – voor een goede toepassing van de regels begrippen opgenomen.
In de bestemmingsregeling worden mogelijkheden gecreëerd voor het bouwen van kampeerhuisjes op kampeerterreinen als alternatief voor kampeermiddelen, met als doel in te kunnen spelen op de markt, kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie. Naast kampeermiddelen zijn daarom ook kampeerhuisjes genoemd als voorziening in relatie tot het begrip kampeerterrein.
Om het begrip kampeerhuisje nader te bepalen is een begripsbepaling opgenomen. Het betreffen eenvoudige gebouwen bestemd voor recreatief nachtverblijf. Als voorbeelden van kampeerhuisjes kunnen worden genoemd kampeerchalets, trekkershutten en campinglodges. De begripsbepaling is zodanig geformuleerd dat eveneens vergelijkbare voorzieningen kunnen worden toegestaan. De maximale maten en overige regels zijn geregeld in het bestemmingsartikel. Muren mogen niet bestaan uit steen, beton of vergelijkbaar materiaal.
Het begrip standplaats is bepaald als dat gedeelte van een kampeerterrein waar één of meerdere kampeermiddelen dan wel een kampeerhuisje mag staan. Er wordt geen nader onderscheid gemaakt in permanente of toeristische standplaatsen.
5.4 Toelichting Op De Bestemmingsregels
In het hoofdstuk bestemmingsregels worden alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving en bouwregels. Bij deze bestemmingen wordt het volgende opgemerkt.
Groen (G) (artikel 3)
De randbeplanting rond de kampeerterreinen is bestemd tot Groen. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor opgaande beplanting ten behoeve van een adequate landschappelijke inpassing. Om te voorkomen dat de betreffende beplantingen rond het kampeerterrein zonder toetsing worden verwijderd, is de eis van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunningstelsel genoemd) opgenomen.
Voor twee grotere groenvoorzieningen, de landschapselementen ten noorden van camping Olmenveld en ten zuiden van Valkenisse, is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement' opgenomen.
De vereiste geluidwallen voor camping Het Hoge Licht zijn geborgd met de aanduidingen 'specifieke vorm van groen-geluidwal 4 m' en 'specifieke vorm van groen-geluidwal 5 m'.
Recreatie - Kampeerterrein (R-KT) (artikel 4)
Gebruik van gronden
De kampeerterreinen zijn geheel voorzien van de bestemming Recreatie-Kampeerterrein (met uitzondering van de hiervoor vermelde groenstrook ten behoeve van landschappelijke inpassing). De inrichting van de terreinen wordt aan de ondernemer overgelaten. Dit geldt eveneens voor de locatie van bebouwing.
Teneinde uitponding te voorkomen is bepaald dat voor kampeerterreinen sprake is van één centrale bedrijfsmatige exploitatie. Wat hieronder wordt verstaan is, is aangegeven in artikel 1 (begrippen). Deze eis is vooral van belang voor nieuwvestiging en na het realiseren van kwaliteitsverbetering. Volgens het Omgevingsplan Zeeland moet de bedrijfsmatige exploitatie dan zijn gegarandeerd. Voor zover bestaande kampeerterreinen nog niet aan deze eis voldoen, zijn de in artikel 13.2 opgenomen overgangsbepalingen van toepassing.
Binnen deze bestemming zijn bijbehorende en ondergeschikte voorzieningen gericht op alleen het eigen terrein toegestaan. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan centrale voorzieningen zoals horeca / detailhandel of voorzieningen en aan sport en speelvoorzieningen. Grootschalige horeca / detailhandel of voorzieningen die het niveau van het betreffende kampeerterrein overstijgen, zijn niet mogelijk. Aangezien bepaalde voorzieningen ook een meerwaarde voor de omgeving kunnen hebben (zwembad, speelparadijs, beautyfarm) is voor voorzieningen met een groter verzorgingsgebied dan de eigen camping een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Binnen de bestemming Recreatie - Kampeerterrein is geen onderscheid gemaakt tussen de terreinen met standplaatsen en terreinen met de centrale voorzieningen.
Voor camping Schoolzicht is naar aanleiding van reacties tijdens de gehouden informatieavond (zie paragraaf 2.2) de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie- dierenweide' opgenomen waarmee het gebruik van deze weide voor kamperen is uitgesloten.
Om eventuele hinder van horeca-activiteiten zoveel mogelijk te voorkomen, is een zonering toegepast (zie kopje 'Toelaatbare bebouwing en bouwregels') en zijn deze activiteiten gekoppeld aan een Staat van Horeca-activiteiten. De toelaatbaarheid is beperkt tot ten hoogste horecabedrijven uit de categorie 1b van genoemde Staat. Zogenaamde “zware” vormen van horeca, zoals (zelfstandige) cafés, discotheken, etc. zijn niet toegestaan. De Staat van Horeca-activiteiten is gekoppeld aan de planregels en is een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend. Een uitgebreide toelichting op de Staat is opgenomen in bijlage 6.
In lid 4.1 juncto lid 4.2.1 onder e is per kampeerterrein het maximum aantal standplaatsen voor kampeermiddelen en campers vastgelegd, vanwege de ruimtelijke effecten op de omgeving (verkeersaantrekkende werking). In vrijwel alle gevallen zijn op de kampeerterreinen minder standplaatsen aanwezig. In die gevallen hebben ondernemers ruimte voor extra eenheden indien zij het kampeerterrein op een andere wijze wensen in te richten. Een beperkte vergroting van het aantal standplaatsen (maximaal 10%) is mogelijk met toepassing van de in lid 4.5.1 opgenomen afwijkingsbevoegdheid.
Het staat de ondernemers vrij om de parkeervoorzieningen centraal of verspreid (waaronder parkeren op de standplaats) te situeren. Parkeerterreinen die op enige afstand van de camping zijn gelegen (al dan niet gescheiden door een weg), zijn voorzien van de aanduiding 'parkeerterrein'.
Overeenkomstig het bestemmingsplan Kampeerterreinen uit 2008 en de 1e herziening daarop is in de planregels het aantal parkeerplaatsen niet vastgelegd. Wel zijn in de voorwaarden voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van het aantal standplaatsen en voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding voorzieningen ten behoeve van ontspanning en vermaak eisen opgenomen die voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten waarborgen.
Om te voorkomen dat kampeermiddelen en kampeerhuisjes permanent worden bewoond, is een specifieke gebruiksregel opgenomen.
Toelaatbare bebouwing en bouwregels
Bebouwingsvrije zones
Binnen de bestemming mag in beginsel overal worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met uitzondering van 3 zones. Deze zones zijn ontleend aan het bestemmingsplan Kampeerterreinen uit 2008 en de 1e herziening daarvan.
De breedte van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' hangt af van de concrete situatie en, voor zover het kampeerterrein grenst aan een waterloop, of de betreffende ondernemer van het kampeerterrein een ontheffing heeft verkregen van het waterschap om in de onderhoudsstrook van de waterloop beplanting aan te brengen. Voor de meeste terreinen heeft het waterschap aangegeven dat waar op dit moment een bestaande groenstrook direct aan een waterloop grenst (deze zijn ingetekend op de plankaart) er vanuit mag worden gegaan dat ontheffing is verleend van het beplantingsvrij houden van de onderhoudsstrook. Voor deze situaties kan worden volstaan met een totale breedte van de bebouwingsvrije zone (bestemming Groen en Recreatie-Kampeerterrein met de specifieke bouwaanduiding - 1) van maximaal 12 meter. Voor zover geen ontheffing is verleend bedraagt de totale breedte 15 meter.
Voor de campings waar de gemeente heeft ingestemd met een kwaliteitsverbeteringsplan en waarin een goede landschappelijke is gewaarborgd, bestaat geen noodzaak tot het opnemen van een bebouwingsvrije zone.
De breedte van de zone met de 'specifieke bouwaanduiding - 2' is opgenomen binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden. Hiermee wordt beoogd hinder voor omwonenden te voorkomen.
Kampeerhuisjes, zomerhuisjes en recreatiewoningen
De reeds aanwezige kampeerhuisjes, zomerhuisjes en recreatiewoningen zijn in de regels vastgelegd. Voor kampeerhuisjes zijn maximum oppervlakte- en inhoudsmaten geregeld (55 m² en 182,5 m³). Voor nieuwe gebouwen voor recreatief nachtverblijf geldt dat deze overeenkomstig de bepalingen uit bijlage II van het Bor (zie paragraaf 3.2) vergunningvrij kunnen worden gebouwd, mits de in de planregels geregelde aantallen, hoogten en oppervlaktematen niet worden overschreden.
Kampeerhuisjes mogen voorts niet van steen zijn. De reden daarvan is dat het gemeentebestuur het – met het oog op productdifferentiatie – noodzakelijk acht dat een duidelijk onderscheid wordt gehandhaafd tussen recreatiewoningenterreinen en kampeerterreinen. Omzetting van een kampeerhuisje in een recreatiewoning is dan ook niet toegestaan.
Uitbreiding van het aantal kampeerhuisjes is wel mogelijk. Hiervoor is in lid 4.3.6 een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Er is gekozen voor een koppeling aan een afwijkingsbevoegdheid bij een omgevingsvergunning om een goede landschappelijke inpassing te kunnen waarborgen. Met het oog op een goede landschappelijke inpassing geldt de bevoegdheid niet voor de “bebouwingsvrije zone landschappelijke inpassing” ([sba-1]).
Alvorens medewerking voor een extra kampeerhuisje kan worden verleend, dient voldoende extra waterberging te worden gerealiseerd aangezien met de plaatsing van een kampeerhuisje het totale verharde oppervlak van het kampeerterrein wordt vergroot.
Voor bijgebouwen op een standplaats geldt een maximum oppervlakte van 10 m² en een maximum bouwhoogte van 3,5 meter.
Centrale voorzieningen
De bebouwing ten behoeve van centrale voorzieningen is aan een maximale m²-maat gebonden om te voorkomen dat het hele terrein wordt volgebouwd. In lid 4.2.1 is per kampeerterrein een m²-maat opgenomen, geldig voor alle bebouwing op het terrein, met uitzondering van individuele bebouwing op de standplaats (bergingen, individuele sanitairgebouwen en dergelijke). Alle overige bebouwing op het terrein wordt meegeteld: was- en toiletgebouwen, gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen en bedrijfswoningen.
In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de bestaande en maximaal toelaatbare oppervlakte ten behoeve van centrale voorzieningen (inclusief bedrijfswoningen in m²) per kampeerterrein teneinde aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen eenvoudig te kunnen toetsen.
Om toekomstige ontwikkelingen niet uit te sluiten, wordt de mogelijkheid geboden de bestaande bebouwing met 50% uit te breiden. Vertrekpunt daarbij is de situatie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan Kampeerterreinen 2008.
Uitbreiding tot de in bijlage 4 vermelde maten is gedeeltelijk rechtstreeks mogelijk gemaakt in lid 4.2.1. Voor het overige zijn deze gekoppeld aan afwijkingsbevoegdheden (opgenomen in lid 4.3.4.). Voor toepassing daarvan gelden afhankelijk van (de ligging van) het kampeerterrein en de grootte van de uitbreiding eisen ten aanzien van verevening en water(berging).
Bedrijfswoningen
Per kampeerterrein is in beginsel één bedrijfswoning toegestaan, tenzij meer bedrijfswoningen aanwezig zijn. Voor bedrijfswoningen is een maximale oppervlakte van 200 m² en een maximale inhoud van 750 m³ opgenomen.
Door middel van een afwijkingsbevoegdheid kunnen maximaal twee bedrijfswoningen per kampeerterrein worden toegestaan, wanneer dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.
Water (WA) (artikel 5)
Deze bestemming is opgenomen voor belangrijke waterlopen die door of langs de campings Olmenveld, In de Bongerd, Dennenbos, De Boomgaard en Janse lopen. De bestemming spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Verkeer (V) (artikel 6)
Aan het parkeerterrein en de ontsluitingsweg bij camping het Hoge Licht is de bestemming Verkeer toegekend. Deze bestemming spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Waarde-Archeologie -1 (WR-A) (artikel 7)
Waarde-Archeologie -3 (WR-A) (artikel 8)
De in deze artikelen aangegeven bestemmingen betreffen zogenoemde dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen zijn met arceringen op de kaart weergegeven. De bestemmingen vallen samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld in paragraaf 4.2.
Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.
Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
Waarde - Landschap (WR-L) (artikel 9)
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de beschermde dijk op camping De Zandput. Voor het behoud van deze dijk is voor het voeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de eis van een omgevingsvergunning opgenomen voorheen aanlegvergunning genoemd).
Waterstaat - Waterkering (WS-WK) (artikel 10)
De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor de kernzone van de keur waterkeringszorg van het waterschap. Omdat de keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering wordt het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden niet noodzakelijk geacht. Dubbele regelgeving wordt hiermee voorkomen.
Op de gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Onder voorwaarden is het bij een omgevingsvergunning mogelijk hier vanaf te wijken. Één van de voorwaarden is dat de waterstaatkundige belangen door de bouwactiviteiten niet worden geschaad.
5.5 Toelichting Op De Algemene Regels
Anti-dubbeltelbepaling (artikel 11)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4. Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 12)
Dit is artikel is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.
5.6 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Hoofdstuk 4 bevat bepalingen inzake strijdig gebruik van bouwen en de straf- en titelbepalingen.
Overgangsrecht (artikel 13)
Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 13 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 13.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.
In lid 13.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
Hoofdstuk 6 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Het ontwerpbestemmingsplan Kampeerterreinen heeft in het kader van de vaststellingsprocedure vanaf 1 september 2011 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn 2 zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van één van de zienswijzen zijn er wijzigingen in het bestemmingsplan doorgevoerd. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn hierna vermeld. Volstaan is met een opsomming van de aangebrachte wijzigingen. voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar de zienswijze nota en het raadsvoorstel en -besluit zelf.
6.1 Aanpassingen Naar Aanleiding Van Zienswijzen
In de regels is artikel 4 Recreatie - Kampeeerterrein als volgt gewijzigd:
- In de tabel onder lid 4.2.1 is het maximum aantal toegestane bedrijfswoningen voor camping De Meerpaal gewijzigd van 1 in 2 en voor camping Weltevreden gewijzigd van 0 in 1.
- In de tabel onder 4.2.1 is het maximum aantal toegestane kampeerhuisjes voor de camping Olmenveld, In de Bongerd, Westhove, Schoolzicht en Westhove gelijk gesteld aan het maximum aantal standplaatsen.
6.2 Ambtshalve Wijzigingen
In de regels is artikel 4 Recreatie - Kampeerterrein als volgt gewijzigd:
- In lid 4.3.6 en lid 4.3.7 is de zinsnede 'van het bepaalde in lid 4.2.1. onder f' gewijzigd in 'van het bepaalde in lid 4.2.1 onder e'.
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Samenvatting Beleidskader
Nota Ruimte
Nationaal beleid
Met betrekking tot het nationaal beleid is de Nota Ruimte van belang. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. De Nota Ruimte is van een hoog abstractieniveau en leent zich moeilijk voor de toetsing van de concrete initiatieven. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de rijksoverheid lagere overheden meer kansen biedt in het ontwikkelen van eigen ruimtelijk en kampeerbeleid. Hierna zijn enkele accenten uit de nota uitgelicht.
Economische vitaliteit
In de Nota Ruimte is de economische vitaliteit als belangrijk speerpunt opgenomen. Vitaliteit van het platteland moet worden versterkt onder andere door ruimte te geven aan aanpassing van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden.
Recreatie
De groei en samenstelling van de bevolking en de toenemende vrijetijdsbesteding vragen om aanpassing van het huidige toeristisch-recreatieve aanbod. De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte van de samenleving. Provincies dienen hiervoor voldoende ruimte te scheppen in hun streekplannen. Concreet betekent dit dat rekening moet worden gehouden met nieuwe vormen van recreatie en toerisme en met uitbreiding en aanpassing van bestaande toeristische en verblijfsrecreatieve voorzieningen. Het gaat daarbij ook om vergroting van de mogelijkheden voor recreatie als nevenactiviteit op agrarische bedrijven. Het rijk zal zowel de aanpassing als omvorming van recreatiebedrijven in kwetsbare gebieden procesmatig faciliteren door middel van bijvoorbeeld de EHS-saldobenadering.
Zuidwestelijke Delta
Kwaliteiten en problemen
Kernkwaliteiten van de Zuidwestelijke Delta zijn de internationale waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op de grens van land, rivier en zee. Het gebied is aantrekkelijk als grootschalige open ruimte binnen het verstedelijkte gebied in Noordwest-Europa. Daarnaast heeft het gebied een belangrijke rol in de nationale economie. Naast belangrijke haven- en industriegebieden zijn ook landbouw, visserij en toerisme van belang voor de Zeeuwse economie.
Naast kwaliteiten heeft de Zuidwestelijke Delta te kampen met enkele problemen. Zo is door de Deltawerken de kwaliteit van de Deltawateren op veel plaatsen verminderd. Het aantal recreanten uit het omliggende stedelijke gebied is met de uitbreiding van het wegennet in de Delta en de toegenomen mobiliteit, sterk gegroeid. Het gebied wordt kwetsbaar voor een ongecontroleerd gebruik van het landelijk gebied, inclusief de vele grote wateren.
Doel
Op basis van kwaliteiten en problemen in het gebied is voor de Zuidwestelijke Delta het volgende doel geformuleerd: de ontwikkeling van activiteiten die de nationale concurrentiepositie versterken combineren met ontwikkelingen die de veiligheid tegen overstromingen vergroten en de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie versterken. Om dit doel te bewerkstelligen is een deel van Zeeland aangewezen als Nationaal Landschap.
Walcheren
Nationaal Landschap
Walcheren is in de Nota Ruimte aangewezen als Nationaal Landschap. Nationale Landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Deze moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is "behoud door ontwikkeling" het uitgangspunt van het ruimtelijk beleid. Uitgangspunt is dat de Nationale Landschappen zich sociaal-economisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden en versterkt. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappenen werken daarin de per nationaal landschap benoemde kernkwaliteiten uit. Deze zijn leidend voor de ruimtelijke ontwikkeling. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn binnen nationale landschappen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt. In paragraaf 3.2 wordt nader ingegaan op het Nationaal Landschap.
Kernkwaliteiten
Als kernkwaliteiten van Walcheren worden genoemd:
- kleinschalige openheid;
- groen karakter;
- reliëf door duinen, kreekruggen, kommen en vliedbergen.
Omgevingsplan Zeeland 2016-2012
Algemeen
Kwaliteit en dynamiek zijn de sleutelwoorden in het Omgevingsplan Zeeland (vastgesteld 30 juni 2006). Kort gezegd komen deze sleutelwoorden erop neer dat vanuit het Omgevingsplan een bijdrage moet worden geleverd aan de voor Zeeland noodzakelijke economische en sociaal-culturele dynamiek. Tegelijkertijd is het Omgevingsplan gericht op het versterken en ontwikkelen van de kernkwaliteiten van de regio. Duurzaam ontwikkelen is daarom het centrale uitgangspunt: ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen, met kwaliteit en afgestemd op de omgevingskwaliteiten.
In het Omgevingsplan spitst het recreatiebeleid zich toe op de volgende punten:
- de recreatie voldoende (fysieke) ruimte geven om zich te ontwikkelen;
- het in relatie brengen met elkaar van enerzijds de sanerings- of herstructureringsopgave en anderzijds nieuwe impulsen, ambities en uitbreidingen;
- het gelijktijdig doen van investeringen in de recreatie en in de omgevingskwaliteit (landschappelijke inpassing en verevening).
Voorts is Walcheren in de Nota Ruimte opgenomen in het Nationaal Landschap Zuidwest Zeeland. Het doel van de provincie is, samen met het Rijk, de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap te versterken en de kansen die dit biedt voor recreatie en toerisme optimaal te benutten.
- de recreatiesector dient voldoende (fysieke) ruimte te worden gegeven om zich te ontwikkelen (groei aantal eenheden en bijbehorende groei van fysieke omvang);
- het gelijktijdig doen van investeringen in de recreatie en in de omgevingskwaliteit (landschappelijke inpassing en verevening).
- gezien de veranderende vraag (meer luxe) is omschakeling naar andere vormen van verblijfsrecreatie (verstening) onder voorwaarden (inpassing / beeldkwaliteit) mogelijk;
- concentratie dient met name plaats te vinden in recreatieve concentratiegebieden; Oostkapelle en Valkenisse zijn aangeduid als recreatieconcentratie. Concreet houdt dit in dat op en aansluitend aan deze concentraties ontwikkelingen in de recreatiesector planologisch worden gestimuleerd. De ontwikkelingsrichting vanuit deze concentraties is op sommige locaties wel verbonden aan de opgaven voor de complexe gebieden of aan kansen en belemmeringen met het oog op natuur.
- de provincie kan een rol spelen als aanjager om het vernieuwingsproces in complexe gebieden (kustgebieden) aan de gang te krijgen door het inzetten van instrumenten om de grondmobiliteit te bevorderen;
- bij nieuwvestiging en na het realiseren van kwaliteitsverbetering moet bedrijfsmatige exploitatie worden gegarandeerd;
- de exploitant is verantwoordelijk voor het voorkomen van permanente bewoning; dit moet in geval van nieuwe terreinen en kwaliteitsverbetering contractueel tussen exploitant en gebruiker worden vastgelegd, zodat er geen ongewenste vormen van uitponding op zullen treden en er garanties zijn voor het nakomen van private afspraken.
Handreiking Verevening (15 januari 2008)
Voor de verdere uitwerking van het principe van verevening is de provinciale Handreiking Verevening opgesteld. Voor de hoogte van de noodzakelijk geachte vereveningsbijdrage dient maatwerk geleverd te worden. Belangrijkste aspecten hierbij zijn de aard van de activiteit en de locatie. De handreiking biedt handvaten voor het leveren van dit maatwerk.
In de handreiking wordt aangegeven dat het principe van verevening eveneens van toepassing is bij intensivering van bestaande initiatieven. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan uitbreidingsmogelijkheden voor sanitair en centrale voorzieningen.
Als stelregel kan worden gehanteerd dat het dient te gaan om een wenselijke ontwikkeling in het buitengebied waarvoor een aanpassing van het vigerende bestemmingsplan (of bestemmingsregeling) noodzakelijk is om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
In de handreiking is aangegeven dat niet voor iedere ontwikkeling sprake is van het vereveningsprincipe. Voor kleinschalige initiatieven, waarbij geen of nauwelijks sprake is van een aantasting van de omgevingskwaliteit, is een drempel ingesteld waaronder niet hoeft te worden verevend. Ten slotte is in de handreiking aangegeven dat deze niet volledig is.
De noodzakelijke investering in de omgevingskwaliteit die voortvloeit uit het principe van verevening dient door de betreffende initiatiefnemer te worden geleverd. Bij de actualisatie van bestemmingsplannen kan het echter ook zo zijn dat extra ontwikkelruimte geboden wordt zonder dat hiertoe al een concreet verzoek door een initiatiefnemer is gedaan. In dat geval is óók het principe van verevening van toepassing. Of er daadwerkelijk ook een invulling aan het vereveningsprincipe gegeven dient te worden is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de ingestelde vereveningsdrempel wordt overschreden. Wanneer dit niet het geval is, hoeft er géén toepassing aan het vereveningsprincipe gegeven te worden. Wanneer dit wel het geval is, moet aan de geboden ontwikkelruimte de voorwaarde van verevening worden gekoppeld.
Kadernota Kampeerterreinen Veere
Algemeen
De kadernota Kampeerterreinen Veere bevat het gemeentelijk kampeerbeleid. Dat beleid is gericht op een diversiteit aan kwalitatief hoogwaardige kampeerterreinen, die een bijdrage leveren aan:
- een versterking van de economische positie, zowel bedrijfseconomisch voor de sector als sociaal-economisch voor de lokale economie;
- een verbetering van de integrale ruimtelijke kwaliteit van de omgeving door onder andere een goede landschappelijke inpassing en een aantrekkelijke omgeving;
- de verlenging van het toeristenseizoen.
Om genoemde doelen te bereiken, gaat de Kadernota uit van regelgeving op hoofdlijnen en een grote(re) verantwoordelijkheid voor de ondernemer. Campingeigenaren krijgen meer ruimte om in te kunnen spelen op de veranderende recreatieve vraag en om de sociale en economische betekenis van kampeerterreinen veilig te stellen.
Het streven naar kwalitatief hoogwaardige terreinen houdt daarnaast in dat alle kampeerterreinen op het gebied van veiligheid en landschappelijke inrichting vóór 2011 voldoen aan een basiskwaliteitsniveau.
In de kadernota zijn nader uit te werken uitgangspunten geformuleerd die kunnen dienen als:
- stimulans in het proces van kwaliteitsverbetering, productdifferentiatie en seizoensverlenging;
- kaders voor het toetsen van nieuwe ontwikkelingen.
Uitgangspunten
Uit de kadernota komen de volgende uitgangspunten naar voren.
Algemeen
- nieuwe kampeerterreinen zijn onder voorwaarden toelaatbaar;
- waar uitbreiding mogelijk is, wordt geen maximum gesteld aan de uitbreidingsmogelijkheden (in oppervlakte); uitbreiding dient primair te worden ingezet ten behoeve van kwaliteitsverbetering;
- uitbreiding van het totaal aantal standplaatsen in het kader van kwaliteitsverbetering is vastgesteld op 700 ten opzichte van het huidige totaal aantal vergunde eenheden voor de hele gemeente (ongeveer 10%); de noodzaak van uitbreiding van het aantal eenheden dient te worden aangetoond in een ondernemersplan;
- kampeerterreinen die op de huidige locatie de gewenste kwaliteitsverbetering niet kunnen realiseren, kunnen een plan voor bedrijfsverplaatsing indienen; als gebieden voor bedrijfsverplaatsing komen de compensatielocaties in het zuidwestelijk kustgebied in aanmerking; aan dependances of nevenvestigingen wordt geen medewerking verleend;
- met provincie, Recron en ZLTO worden de mogelijkheden onderzocht tot het oprichten van een eenheden- dan wel grondbank;
- uitponding van standplaatsen op kampeerterreinen is niet toegestaan;
- winterkamperen is toegestaan.
Brandveiligheid
kampeerterreinen moeten voldoen aan brandveiligheidseisen zoals opgenomen in de notitie Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen in de gemeente Veere.
Collectieve ruimte
- het kampeerterrein dient rondom te zijn voorzien van een randbeplanting met opgaande en streekeigen beplanting die de kampeermiddelen jaarrond aan het zicht onttrekt;
- de interne groenstructuur wordt overgelaten aan de ondernemer;
- er worden ruime bouwmogelijkheden geboden voor het bouwen van de centrale en recreatieve voorzieningen;
- ieder kampeerterrein dient op eigen terrein te beschikken over voldoende parkeerplaatsen voor de eigen gasten en bezoekers;
- kampeerterreinen dienen te voorzien in een goede, ruime en verkeersveilige ontsluiting.
Exclusieve ruimte
- de ondernemer is binnen het toegestane aantal kampeermiddelen vrij in de keuze voor permanente dan wel toeristische kampeermiddelen;
- het opnemen van een minimale bruto- of netto-oppervlakte van standplaatsen is niet noodzakelijk;
- per standplaats zijn twee slaaptentjes toegestaan;
- op een permanente standplaats zijn bijgebouwen en individueel sanitair binnen het kampeervak toegestaan;
- zowel op toeristische als op permanente standplaatsen is het plaatsen van chalets, trekkershutten, campinglodges en dergelijke11 toegestaan; (stenen) recreatiewoningen zijn niet toegestaan.
Beheer en toezicht
- per kampeerterrein is één bedrijfswoning toegestaan; in bijzondere situaties kan worden ingestemd met een tweede bedrijfswoning;
- voor tijdelijke huisvesting van vakantiekrachten (werkzaam op het kampeerterrein) zijn maximaal drie extra toeristische standplaatsen toegestaan.
Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen Veere
De Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen hebben tot doel alle voorschriften met betrekking tot brandveiligheid die vanuit verschillende wet- en regelgeving op de kampeerterreinen van toepassing zijn, in één document op te nemen. Op 11 november 2005 zijn de regels door de gemeente Veere vastgesteld. Kampeerterreinen met minder dan 100 standplaatsen dienen binnen 3 jaar aan de voorwaarden van dit beleid te voldoen; kampeerterreinen met meer dan 100 standplaatsen hebben 5 jaar de tijd om aan de gestelde voorwaarden te voldoen.
De Beleidsregels Brandveiligheid Kampeerterreinen bevatten voorschriften voor kampeerterreinen uit het oogpunt van brandveiligheid. Het gaat daarbij in hoofdzaak om de volgende punten:
- de bereikbaarheid van de kampeerterreinen en de kampeermiddelen voor de brandweer;
- de inrichting van het kampeerterrein (afstand tussen kampeervakken en kampeermiddelen onderling);
- normen ten behoeve van elektrische en gasinstallaties;
- gebruiks- en gedragsvoorschriften.
In ruimtelijk opzicht worden de kampeerterreinen onderverdeeld in standplaatsen, kampeervakken en brandcompartimenten. Een kampeervak betreft het gedeelte van een standplaats waarop een cluster van kampeermiddel(en), aan- en bijbouwsels en voertuig(en) is toegestaan. Een brandcompartiment is een cluster van niet-permanente standplaatsen met een oppervlakte van maximaal 1.000 m². Om te voorkomen dat een brand eenvoudig van het ene naar het andere kampeervak / brandcompartiment kan overslaan, dienen (vrije) afstanden tussen kampeervakken onderling en tussen brandcompartimenten onderling te worden aangehouden: op een bestaand terrein dient deze afstand 3 meter te bedragen; op nieuwe terreinen of op terreinen waar sprake is van vernieuwing 5 meter.
- 11. Voor dergelijke onderkomens zal in het vervolg van deze notitie en in de bestemmingsregeling het verzamelbegrip "kampeerhuisjes" worden gebruikt.
Bijlage 2 Kwaliteitsverbeteringsplan Camping Westhove
Bijlage 3 Kwaliteitsverbeteringsplan Camping Schoolzicht
Bijlage 4 Maximale Maten Bebouwd Oppervlak
kampeerterrein | huidige bebouwde oppervlakte (in m²) | maximale bebouwde oppervlakte (in m²) |
1. Olmenveld | 2.040 | 3.060 |
2. De Zandput | 1.474 | 2.220 |
3. Oranjezon | 2.120 | 3.180 |
4. In de Bongerd | 1.683 | 2.340 |
5. Ons Buiten | 2.853 | 4.280 |
6. Dennenbos west oost | 842 - | 1.270 100 |
7. De Pekelinge | 3.720 | 5.580 |
8. Westhove | 4.300 | 6.110 |
9. Hof Domburg | 2.600 | 3.900 |
10. Schoolzicht | 1.429 | 2.661 |
11. Nieuwe Erve | 390 | 590 |
12. De Boomgaard noord zuid | 2.037 141 | 3.060 220 |
13. Het Hoge Licht | 755 | 871 |
14. Zuiderduin | 399 | 600 |
15. Caravancamping Westkapelle | 740 | 1.110 |
16. Kreekebos | 234 | 360 |
17. 't Hoekje | 525 | 790 |
18. Janse west oost | 285 245 | 430 370 |
19. Weltevreden | 490 | 740 |
20. De Meerpaal | 636 | 1980 |
21. Valkenisse | 2.774 | 4.770 |
22. Duinzicht | 1.372 | 2.060 |
23. Dishoek | 1.068 | 1.610 |