KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschaps- En Natuurwaarden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Beschermde Dijk
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Natuur - Buitenplaats
Artikel 13 Natuur - Strand
Artikel 14 Paardenbak
Artikel 15 Recreatie
Artikel 16 Recreatie - Strand
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Verkeer - Uit Te Werken
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Wonen - Landgoed
Artikel 23 Leiding - Gas
Artikel 24 Leiding - Riool
Artikel 25 Leiding - Water
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 27 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 29 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 31 Waterstaat - Waterkering
Artikel 32 Waterstaatwerken
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Artikel 34 Algemene Bouwregels
Artikel 35 Algemene Gebruiksregels
Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 37 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
Artikel 39 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Regeling Kleinschalig Kamperen
2.1 Inleiding
2.2 Overweging
2.3 Conclusie
Hoofdstuk 3 Eenheden Per Kleinschalig Kampeerterrein
3.1 Inleiding
3.2 Non-discriminatie
3.3 Noodzakelijkheid
3.4 Evenredigheid
3.5 Conclusie
Hoofdstuk 4 Scoutingterrein 'T Poldertje
4.1 Inleiding
4.2 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai
4.3 Geuronderzoek
4.4 Aanscherping Bestemmingsregeling
Hoofdstuk 5 Scoutingterrein De Waterkant
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Intensieve Veehouderijen
Bijlage 2 Bedrijven
Bijlage 3 Semi - Agrarische Bedrijven
Bijlage 4 Detailhandel
Bijlage 5 Horeca
Bijlage 6 Recreatie En Sport
Bijlage 7 Monumenten En Karakteristieke Panden
Bijlage 8 Molens
Bijlage 9 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 10 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 11 Overzicht Van Streekeigen Beplanting
Bijlage 12 Leidraad Landschappelijke Inpassing
Bijlage 13 Lijst Nieuwe Economische Dragers
Bijlage 14 Lijst Nevenactiviteiten Strandpaviljoens
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai
Bijlage 2 Geuronderzoek

3e herziening Buitengebied Veere Wijzigingsbesluit ex artikel 6.19 AWB

Bestemmingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 06-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Het bestemmingsplan '3e herziening Buitengebied Veere' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding zoals vervat in NL.IMRO.0717.0124BPGh-OW01
- de in magenta gemarkeerde onderdelen van de regels zoals hierna in de tot en met de 2e herziening
van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' geldende regels aangegeven.
Daarbij zijn:
1. doorgehaalde/doorgestreepte regels in magenta vervallen/ingetrokken;
2. niet doorgehaalde teksten in magenta zijn toegevoegd.

Het 'Wijzigingsbesluit 3e herziening Buitengebied Veere' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding zoals vervat in NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG02
- de in geel gemarkeerde onderdelen van de regels zoals hierna in de tot en met de 3e herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' geldende regels aangegeven.
Daarbij zijn:
1. doorgehaalde/doorgestreepte regels in geel vervallen/ingetrokken;
2. niet doorgehaalde teksten in geel zijn toegevoegd.

De nummering van de artikelen en leden na vaststeling van het Wijzigingsbesluit 3e herziening Buitengebied Veere geldt zoals in dit Wijzigingsbesluit 3e herziening Buitengebied Veere vervat.

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Wijzigingsbesluit 3e herziening Buitengebied Veere' van de gemeente Veere. Het bestemmingsplan 'Wijzigingsbesluit 3e herziening Buitengebied Veere' heeft uitsluitend betrekking op onderdelen van de verbeelding van het plan NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG02 en de in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het plan.

het bestemmingsplan 2e herziening Buitengebied Veere met identificatienummer NL.IMRO.0717.0104BPBgbGh-VG01 van de gemeente Veere;het bestemmingsplan 1e herziening Buitengebied Veere van de gemeente Veere; het bestemmingsplan Buitengebied Veere de gemeente Veere;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagenals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG02 ;

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagende geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand IMRO-code NL.IMRO.0717.0085BPBgbGh- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0016BPBgbAp-VG02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 bestemmingsplan 'Buitengebied Veere':

het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere', met identificatienummer NL.IMRO.0717.0016BPBgbAp-VG01 en met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Veere op 30 mei 2013;

1.4 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.5 aan-huis-gebonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 afdekfolie:

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:

  • het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
  • het houden of fokken van vee, pluimvee, pelsdieren of vissen;

nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden bedrijf:

een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter;

  1. b. kassenbedrijf:

een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

  1. c. niet-grondgebonden bedrijf:

een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen:

    1. 1. intensieve veehouderij: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;
    2. 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel in gebouwen en (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
    3. 3. de teelt van slakken, wormen en vissen;
  1. d. aquacultuur:

de teelt van (zout)watergebonden organismen, waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;

1.10 agrarisch deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het agrarisch gebied, zoals de agrarische adviescommissie voor de provincie Zeeland;

1.11 agrarisch hulp en nevenbedrijf:

  1. a. een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
  2. b. een niet-industrieel bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen – uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden (zoals loonploeg- en dorsbedrijven);

1.12 agrarische randzone:

agrarisch gebied gelegen in de directe nabijheid van aanwezige woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen dan wel te verwachten uitbreidingen hiervan;

1.13 appartement:

een als zelfstandig bewoonbare eenheid aan te merken gedeelte van een gebouw, bestemd voor verblijfsrecreatie;

1.14 archeologisch deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie, zoals de Walcherse Archeologische Dienst;

1.15 avondperiode:

de periode tussen 19:00 uur en 23:00 uur;

1.16 bestaande situatie:

  1. a. bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, dan wel bouwwerken die krachtens overgangsrecht aanwezig mogen zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan:
  2. b. bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.17 bijbehorend onderkomen:

een bij het hoofdkampeermiddel functioneel verbonden kampeermiddel of ander aanvullend onderkomen, dat door zijn aard, functie en afmetingen niet kan worden aangemerkt als hoofdkampeermiddel;

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.19 bedrijfsmatig gebruik molen:

een molen welke als werktuig bedrijfsmatig functioneert en wordt gebruikt;

1.20 bedrijfsvloeroppervlak:

de gezamenlijke oppervlakte van vloeren die kunnen of worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van mestopslagruimten zoals mestkelders;

1.21 bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij:

de gezamenlijke oppervlakte van vaste vloeren in gebouwen – mestdoorlatende vloeren daaronder begrepen – die worden gebruikt voor de huisvesting van dieren, ten behoeve van intensieve veehouderij, bestaande uit de ruimten waar de dieren worden gehuisvest, waaronder worden begrepen de hok- of stalruimten, inclusief scheidingswanden en gangpaden;

1.22 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.23 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.24 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.25 boerderij en streekproducten:

al dan niet bewerkte agrarische producten, afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf of van andere agrarische bedrijven uit de streek, waaronder begrepen van ondergeschikt belang (sub)tropische of exotische producten, en in hoofdzaak op menselijke consumptie gerichte, ambachtelijk vervaardigde en aan de streekgebonden producten;

1.26 boog en gaaskassen:

al dan niet verplaatsbare constructies, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruitteelt of sierteelt, met een hoogte van 2,5 meter of minder;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwvlak:

een aaneengesloten oppervlakte met één bestemmingsaanduiding en voorzien van een hoogteaanduiding en eventueel een percentage, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

1.29 centrale bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van alle op een recreatieterrein of in een gebouw aanwezige standplaatsen, kampeerhuisjes, zomerhuisjes, appartementen, hotelkamers en slaapplaatsen in kampeerboerderijen, gericht op het bieden van – permanent wisselende – recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden;

1.30 containervelden:

al dan niet verharde percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten;

1.31 dagperiode:

de periode tussen 07:00 uur en 19:00 uur;

1.32 dagrecreatie:

vorm van recreatie waarbij het ruimtegebruik een kortstondig karakter heeft en gericht is op ontspanning of de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, bijvoorbeeld wandelend, per fiets of te paard dan wel geconcentreerd is ter plaatste van een attractie;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt mede verstaan het uitoefenen van aanverwante, dienstverlenende bedrijven, zoals reisbureaus, kapsalons, bankfilialen en wasserettes, maar niet horecabedrijven;

1.34 evenementen:

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement;

1.35 gebruiksgerichte paardenhouderij:

het houden van paarden en/of pony's gericht op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen en recreatief gebruik van paarden en pony's, met daaraan ondergeschikt het stallen van paarden van derden en het geven van instructie;

1.36 geluidsproducerende inrichtingen:

inrichtingen, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

1.37 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in enige bedrijfsactiviteit;

1.38 hofstedecamping:

een terrein of plaats behorende bij een agrarisch bedrijf en/of direct daaraan grenzende, volgens het bestemmingsplan Buitengebied zijnde agrarisch bestemde gronden, welke geheel of gedeeltelijk zijn ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen, of geplaatst houden van mobiele kampeermiddelen en verblijfseenheden met maximaal 25 standplaatsen;

een terrein of plaats behorend bij een agrarisch bedrijf en/of direct daaraan grenzende volgens het bestemmingsplan Buitengebied als agrarisch bestemde gronden, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen, of geplaatst houden van toeristische kampeermiddelen, verblijfseenheden ten behoeve van recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben met maximaal 25 standplaatsen alsmede 5 appartementen in bestaande bedrijfsgebouwen;

1.39 hoofdgebouw:

hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.40 hoofdkampeermiddel:

kampeermiddel dat op een standplaats door zijn aard, functie en afmetingen als belangrijkste kampeermiddel wordt aangemerkt;

1.41 horecabedrijf:

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van voedsel en/of dranken met het oogmerk dat deze ter plaatse worden genuttigd al dan niet in combinatie met;
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het verstrekken van nachtverblijf;

1.42 hoveniersbedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het verkopen en leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen en/of de aanleg en het onderhoud van tuinen voor derden;

1.43 inwoning:

het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning voor de mantelzorg zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat;

1.44 kampeermiddel:

een mobiel of plaatsgebonden kampeermiddel;

1.45 kampeerseizoen:

de jaarlijkse periode die loopt van 1 maart tot en met 15 november;

1.46 kassen:

bouwwerken van glas met een hoogte van 1 meter of meer ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruitteelt of sierteelt;

1.47 kleinschalig kampeerterrein:

een terrein of plaats gelegen op een (voormalig) agrarisch bouwvlak of een bouw- en/of bestemmingsvlak met de bestemming Sport, Wonen of Bedrijf en/of op direct daaraan grenzende volgens het bestemmingsplan Buitengebied als agrarisch bestemde gronden, welke geheel of gedeeltelijk zijn ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen, of geplaatst houden van kampeermiddelen met maximaal 25 standplaatsen;

1.48 kwekerij:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen alsmede op het verkopen en leveren van gewassen, met dien verstande dat detailhandel in snijbloemen en kamerplanten en daarmee direct samenhangende producten zoals plantenbakken, potten en vazen is toegestaan;

1.49 kwetsbaar object:

  • Woningen, woonschepen en woonwagens;
  • Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
  • kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
  • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
  • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.50 landschapsdeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van landschap;

1.51 landschapscamping:

een terrein of plaats behorende bij een agrarisch bedrijf en/of direct daaraan grenzende, volgens het bestemmingsplan Buitengebied als agrarisch bestemde gronden, welke geheel of gedeeltelijk zijn ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen, of geplaatst houden van mobiele kampeermiddelen met maximaal 60 standplaatsen;

1.52 logeergebouw:

een gebouw, bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.53 maalderij:

een bedrijf gericht op het malen van granen en de daarmee samenhangende opslag en verkoop van boerderij- en streekproducten;

1.54 manege:

een bedrijf dat is gericht op het (lesgeven in) paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt met daaraan ondergeschikt horeca en het stallen van paarden van derden;

1.55 mantelzorg:

de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben;

1.56 mestbassins:

werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag;

1.57 mestopslagruimten:

bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestverzamelsilo's en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag;

1.58 middagperiode:

de periode tussen 13:00 uur tot 19:00 uur;

1.59 milieudeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van milieu;

1.60 mobiel kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto, camper of caravan dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar onderkomen, voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.61 nachtperiode:

de periode tussen 23:00 uur en 07:00 uur;

1.62 NED:

kleinschalige nevenactiviteiten die qua aard, schaal, omvang en verkeersaantrekkende werking passen in het landelijke gebied;

1.63 niet permanente standplaats

deel van een kleinschalig kampeerterrein, landschapscamping of hofstedecamping geschikt voor de plaatsing van een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor een aaneengesloten periode van ten hoogste het kampeerseizoen aanwezig mag zijn;

1.64 ochtendperiode:

De periode tussen 07.00 uur tot 13:00 uur;

1.65 ondersteuningsvoorziening:

een ondersteunende voorziening, zijnde een onderdeel van of behorende bij een kampeermiddel, bedoeld ter fundering, bevestiging, aansluiting, koppeling dan wel ondersteuning anderszins, zoals een vlonder;

1.66 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw of teeltondersteunende voorziening zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.67 overkappingsconstructies:

bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht, zoals regenkappen en hagelnetten;

1.68 overloopparkeerterrein:

een terrein dat pas als parkeerterrein in gebruik wordt genomen, nadat is gebleken en geconstateerd dat de overige parkeerterreinen in de betreffende kern, onvoldoende parkeercapaciteit hebben om aan de parkeerbehoefte op de betreffende dag te kunnen voldoen;

1.69 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.70 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van een hoofdtoegang;
  2. b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld;
  4. d. voor strandpaviljoens bovenzijde vloer, waarbij de vloerhoogte wordt bepaald door het waterschap;

1.71 pension:

een gebouw, bestemd om gelijktijdig door meerdere gezinnen of daarmee gelijk te stellen groepen van personen te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

1.72 permanente standplaats:

deel van een kleinschalig kampeerterrein, geschikt voor de plaatsing van een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn;

1.73 permanente bewoning:

niet tijdelijke bewoning van een ruimte;

1.74 permanente woning:

een woning die door de bewoner(s) gebruikt wordt als hoofdverblijf;

1.75 plaatsgebonden kampeermiddel:

een op de grond staand of vast met de grond verbonden bouwwerk, ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is;

1.76 plattelandswoning:

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, welke door een derde bewoond mag worden en welke wordt beschouwd als onderdeel van het betreffende agrarische bedrijf;

1.77 recreatief verblijf:

een niet langdurig verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.78 recreatiewoning:

een als woning aan te merken gebouw, bestemd voor verblijfsrecreatie door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.79 risicovolle inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.80 rolkassen:

kassen of boogkassen die kunnen worden verplaatst over een perceel;

1.81 scouting:

het organiseren van groepsgerichte activiteiten voor jongeren die met name buiten plaatsvinden, zoals sport- en spelactiviteiten en het bouwen van tijdelijke houten constructies , waaronder ook begrepen het stoken van houtvuren;

1.82 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch, pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhandel, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83 standplaats:

deel van een kleinschalig kampeerterrein of landschapscamping ingericht en bestemd voor de plaatsing van een of meer kampeermiddelen;

1.84 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels;

1.85 Staat van Horeca-activiteiten:

de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels;

1.86 strandhuis:

een gebouw, opgericht en gebruikt voor verblijfsrecreatie, dat gedurende het zomerseizoen (april t/m oktober) een standplaats inneemt op het strand;

1.87 strandpaviljoen:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van voedsel en/of drank ten behoeve van de dagrecreatie op het strand met ondergeschikte activiteit en als de verhuur van strandstoelen, parasols en windschermen en detailhandel in strandartikelen;

1.88 teeltondersteunende voorzieningen:

boog- en gaaskassen, overkappingsconstructies en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden teelten;

1.89 theeschenkerij:

een nieuwe economische drager, die alleen overdag en 's avonds is geopend en waar dranken en etenswaren mogen worden verstrekt;

1.90 tuincentrum:

detailhandel in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en de daarmee samenhangende artikelen, met een breed assortiment, waaronder worden verstaan planten (waaronder begrepen kamerplanten, coniferen, bomen en heesters), zaden, bloembollen, tuingereedschappen, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, grondproducten, bouwmaterialen voor de tuin (waaronder begrepen vijvermaterialen, tuinhout, bestratingsmaterialen, beelden en ornamenten, blokhutten, kasjes, serres en hobbyschuurtjes), tuinmeubelen en tuinverlichting, en voorts de verkoop van snijbloemen, droog- en zijden bloemen, potterie, kerst-, paas- en halloweenartikelen, barbecueartikelen en accessoires, levende dieren en dierenbenodigdheden, tuinkleding, zwembaden, tuinspeelgoed, cadeauartikelen en woningdecoratie en consumentenvuurwerk en detailhandel in een aanvullend assortiment (huishoudelijke artikelen en apparaten en outdoorartikelen en zeeuwse producten) tot een maximum van 10% van het verkoopvloeroppervlak alsmede aan de overige activiteiten ondergeschikte horeca;

1.91 vast kampeermiddel:

een op de grond staand of vast met de grond verbonden bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waarvoor ingevolge artikel 3, twee lid, van Bijlage II behorend bij het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning vereist is;

1.91 verblijfsmiddel:

voor verblijf geschikte –al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken– voer- en vaartuigen, arken, caravans, woonwagens en andere soortgelijke verblijfsmiddelen, alsmede tenten; een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde;

1.92 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

1.93 verkoopvloeroppervlak:

de verkoopruimte, dat wil zeggen de voor het winkelend publiek toegankelijke ruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbanken en kassa's;

1.94 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat op basis van een toetsing aan de volgende elementen als volwaardig kan worden aangemerkt:

  1. a. de aard en omvang van het bedrijf;
  2. b. de arbeidsbehoefte die het agrarisch hoofdberoepsbedrijf vergt;
  3. c. de mate waarin het bedrijf voorziet in het hoofdinkomen;
  4. d. de continuïteit van het bedrijf dient ook op de langere termijn te zijn verzekerd;
  5. e. de outillage van het bedrijf;
  6. f. eventuele voorziene investeringen;
  7. g. de opleiding/ervaring van het bedrijfshoofd;
  8. h. de leeftijd van het bedrijfshoofd en de eventuele opvolging;

alsmede voor intensieve veehouderijbedrijven: het beschikken over voldoende mestproductierechten en voor zover van toepassing dierrechten;

1.95 voorgevellijn:

de lijn die is gelegen:

  1. a. evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen voorgevel (niet zijnde een gevel van een bijgebouw);

dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):

  1. b. evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels (niet zijnde een gevel van een bijgebouw);

1.96 voorgevel van een gebouw:

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw; indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel) bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd;

1.97 waterbassins:

werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van water, zoals foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag;

1.98 wateropslagruimten:

bouwwerken, ten behoeve van de opslag van water, zoals wateropslagtanks en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag;

1.99 windturbine:

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van de windkracht als aandrijfbron van bewegende delen (wieken of rotoren);

1.100 woning, wooneenheid:

woning, wooneenheid: een hoofdgebouw, dan wel een onderdeel van een hoofdgebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.101 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil; de hoogte van windturbines en molens wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt dat de rotor of wiek kan innemen;

2.4 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

2.5 de oppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de inhoud van een gebouw:

wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen; tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt van de goot of het boeibord van de dakkapel uitgegaan;

2.8 de inhoud van een (regionale) mestverzamelsilo:

de inhoud van een (regionale) mestverzamelsilo wordt gemeten tussen het peil, de buitenzijde van de wanden en de buitenzijde van de overkapping;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 ondergeschikte bouwonderdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken tot een overschrijding van het bouwvlak met maximaal 3 meter alsmede een bouwhoogte van maximaal 3 meter buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschaps- En Natuurwaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor:
  2. b. kassen als neventak;
  3. c. intensieve tuinbouw in gebouwen als neventak;
  4. d. aquacultuur in gebouwen;
  5. e. de teelt van wormen of slakken;
  6. f. toeristisch-recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen en paardrijden;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij': een kwekerij;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ned': een nieuwe economische drager;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij': een theeschenkerij, waarvan het gezamenlijk oppervlak voor bezoekers ten hoogste 150 m2 per bouwperceel mag bedragen;

en tevens voor:

  1. k. het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige landschaps, natuurwaarden en/of cultuurhistorische waarden;
  2. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch randzone': het behoud, herstel en/of versterking van het karakter van het gebied als agrarische randzone, het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden en/of bufferfunctie ten opzichte van een aangrenzende bestemming natuurgebied;
  3. m. de volgende niet-agrarische neventakken:
    1. 1. verkoop van boerderij- en streekproducten;
    2. 2. de opslag van strandhuisjes en kleedcabines;
    3. 3. opslag van kampeermiddelen en boten;
    4. 4. opslag van agrarische producten;
    5. 5. stalling van paarden van derden waaronder begrepen wordt het geven van instructie ten behoeve van paardrijden;
    6. 6. sanitaire voorzieningen en kleine recreatieruimten ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein;

met dien verstande dat:

  • uitsluitend sprake is van een neventak;
  • de activiteiten als genoemd onder 1 tot en met 5 uitsluitend zijn toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak en binnen bestaande bebouwing (met uitzondering van het geven van instructie ten behoeve van het paardrijden);
  • de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de verkoop van boerderij- en streekproducten niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • de totale oppervlakte ten behoeve van de verkoop van boerderij- en streekproducten niet meer mag bedragen dan 150 m2;
  • geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven, natuurgebieden en andere functies;
  • voldoende parkeer-, laad en losgelegenheid op eigen terrein beschikbaar is;
  1. n. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en als genoemd in bijlage 1: een intensief veehouderijbedrijf, mits de bedrijfsvloeroppervlakte van de desbetreffende gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij niet meer bedraagt dan de in Bijlage 1 per agrarisch bedrijf genoemde bedrijfsvloeroppervlakte;
  2. o. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een kassenbedrijf;
  3. p. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': een windturbine;
  4. q. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen;
  5. r. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  6. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstallen': paardenstallen;
  7. t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - fruitboomteeltbedrijf': een fruitboomteeltbedrijf alsmede voor het behoud en/of herstel van de uit landschappelijk oogpunt waardevolle hoogstamfruitbomen en vrije spillen;
  8. u. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': op- en overslag in de vorm van:
    1. 1. opslag van zand, grind, grond en schelpen;
    2. 2. opslag van zeewier met een maximale doorzet van 1.000 ton per jaar;
    3. 3. opslag van vetten van maximaal 50 m3;
    4. 4. opslag van afvalwater uit sceptictanks van maximaal 20 m3;
  9. v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hulp- en nevenbedrijf': een agrarisch hulp- en nevenbedrijf.
  10. w. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatie;
  11. x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scouting': een scoutingterrein met daarbij behorend nachtverblijf;
  12. y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' en de direct daarop aangrenzende agrarische gronden: een kleinschalig kampeerterrein.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor:
  2. b. kassen als neventak;
  3. c. intensieve tuinbouw in gebouwen als neventak;
  4. d. aquacultuur in gebouwen;
  5. e. de teelt van wormen of slakken;
  6. f. toeristisch-recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen en paardrijden en de hierbij behorende voorzieningen;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij', een kwekerij;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - Nieuwe Economische Drager': een Nieuwe Economische Drager;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag kunstmest zaai- en pootgoed': een opslag voor kunstmest zaai- en pootgoed;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulp- en nevenbedrijf - 1': agrarische hulp- en nevenbedrijven en een tijdelijke opslag, met uitzondering van regionale mestopslagruimten of mestbassins;

en tevens voor:

  1. l. het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige landschaps en/of cultuurhistorische waarden;
  2. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch randzone': het behoud, herstel en/of versterking van het karakter van het gebied als agrarische randzone, het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden en/of bufferfunctie ten opzichte van een aangrenzende bestemming natuurgebied;
  3. n. de volgende niet-agrarische neventakken:
    1. 1. verkoop van boerderij- en streekproducten;
    2. 2. de opslag van strandhuisjes en kleedcabines;
    3. 3. opslag van kampeermiddelen en boten;
    4. 4. opslag van agrarische producten;
    5. 5. stalling van paarden van derden waaronder begrepen wordt het geven van instructie ten behoeve van paardrijden;
    6. 6. sanitaire voorzieningen en kleine recreatieruimten ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein;

met dien verstande dat:

  • uitsluitend sprake is van een neventak;
  • de activiteiten als genoemd onder 1 tot en met 5 uitsluitend zijn toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak en binnen bestaande bebouwing (met uitzondering van het geven van instructie ten behoeve van het paardrijden);
  • de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de verkoop van boerderij- en streekproducten niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • de totale oppervlakte ten behoeve van de verkoop van boerderij- en streekproducten niet meer mag bedragen dan 150 m2;
  • geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven, natuurgebieden en andere functies;
  • voldoende parkeer-, laad en losgelegenheid op eigen terrein beschikbaar is;
  1. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - appartementen in schuur': appartementen in de schuur;
  2. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulp- en nevenbedrijf': agrarische hulp- en nevenbedrijven met uitzondering van regionale mestopslagruimten of mestbassins;
  3. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag': mestopslag;
  4. r. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en als genoemd in bijlage 1 een intensief veehouderijbedrijf, mits de bedrijfsvloeroppervlakte van de desbetreffende gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij niet meer bedraagt dan de in Bijlage 1 per agrarisch bedrijf genoemde bedrijfsvloeroppervlakte;
  5. s. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een kassenbedrijf;
  6. t. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': een windturbine;
  7. u. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  8. v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstallen': paardenstallen;
  9. w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gebruiksgerichte paardenhouderij': een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  10. x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitairgebouw': een sanitairgebouw annex recreatieruimte voor een kleinschalig kampeerterrein;
  11. y. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': een ijsbaan;
  12. z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rolkas': een rolkas;
  13. aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in kringloopproducten': opslag en detailhandel in kringloopartikelen;
  14. ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij':een theeschenkerij waarvan het gezamenlijk oppervlak voor bezoekers ten hoogste 150 m2 per bouwperceel bedraagt;
  15. ac. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping': een landschapscamping, waarbij het aantal standplaatsen gezamenlijk minimaal 10 en maximaal 60 bedraagt, en waarbij de standplaatsen uitsluitend van 1 maart tot 15 november mogen worden gebruikt;
  16. ad. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': op- en overslag in de vorm van:
    1. 1. opslag van zand, grind, grond en schelpen;
    2. 2. opslag van zeewier met een maximale doorzet van 1.000 ton per jaar;
    3. 3. opslag van vetten van maximaal 50 m3;
    4. 4. opslag van afvalwater uit sceptictanks van maximaal 20 m3;
  17. ae. ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning' een plattelandswoning;
  18. af. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege - 2': een manege met daarbij behorende verblijfsrecreatie;
  19. ag. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - groentewinkel': groentewinkel;
  20. ah. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hofstedecamping': een hofstedecamping;
  21. ai. ter plaatse van de aanduiding: 'parkeerterrein-overloopterrein': tevens een overloopparkeerterreinter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 4': verblijfsrecreatie in een recreatiewoning, met dien verstande dat maximaal vier recreatiewoningen zijn toegestaan;
  22. aj. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van reacreatie recreatie - recreatiewoning 2': verblijfsrecreatie in een recreatiewoning, met dien verstande dat maximaal twee recreatiewoningen zijn toegestaan;
  23. ak. ter plaatse van de aanduiding 'sport', een sportbedrijf;
  24. al. ter plaatse van de aanduiding 'boekhandel': een boekhandel met vloeroppervlak van maximaal 70 m²;
  25. am. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - appartementen in schuur': maximaal 5 appartementen van maximaal 50 m² in een bestaande schuur;
  26. an. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - partijen': horeca in de vorm van besloten feesten en bijeenkomsten;
  27. ao. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen': een kleinschalig kampeerterrein.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

4.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (9), alsmede;

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': een caravanstalling;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': een hovenier;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension': een dierenpension;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': een aannemersbedrijf;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf en kraanverhuur': een aannemersbedrijf/kraanverhuurbedrijf;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto- en staalhandel': een auto- en staalhandelbedrijf;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autodemontage- en recyclebedrijf': een autodemontage- en recyclebedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation': een gasontvangststation;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraanverhuur en loonbedrijf': buitenopslag (opslag van grondstoffen waaronder zand, grind, grond en schelpen), een kraanverhuurbedrijf en loonbedrijf;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en verkoop van maaimachines': opslag en verkoop van maaimachines;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - molen': een molen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - olie- en gashandel': een olie- en gashandel;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - op- en overslag van graan en kunstmeststoffen': op- en overslag van graan en kunstmeststoffen;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag kraan- en hijsvoertuigen': opslag kraan- en hijsvoertuigen;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sloopbedrijf': een sloopbedrijf;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterleidingbedrijf': een waterleidingbedrijf;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant': een restaurant;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': een tuincentrum;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen': een kleinschalig kampeerterrein;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch': een grondgebonden agrarisch bedrijf;

alsmede:

  1. x. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en afvalverzamelvoorzieningen;

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de oppervlakte van de aan- of uitbouw of het bijgebouw bedraagt ten hoogste 60 m²;
  2. b. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  3. c. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;
  4. d. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in 5.2.3is bepaald;
  5. e. mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  7. g. afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven;
  8. h. er wordt een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente afgesloten waarin is vastgelegd dat na afloop van de zorgperiode de mantelzorg wordt beëindigd.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Beschermde Dijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor 'Beschermde dijk' zijn bestemd voor het behoud en/of herstel van de daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, alsmede voor verkeersdoeleinden en groenvoorzieningen, met dien verstande dat:

  1. a. de gronden met de aanduiding 'natuurwaarden' mede zijn voor het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden;
  2. b. wegen uit ten hoogste twee rijstroken mogen bestaan;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van maximaal 2 meter.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in antiek': detailhandel in antiek;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - caravanhandel': detailhandel in volumineuze goederen in de vorm van caravans;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in dierverzorgingsproducten annex molen: detailhandel in dierverzorgingsproducten annex molen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in gebruikte meubelen, voedings- en verzorgingsproducten: detailhandel in gebruikte meubelen, voedings- en verzorgingsproducten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in woningaccessoires': detailhandel in woningaccessoires;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (opgaande) beplantingen ten behoeve van een adequate landschappelijke inpassing alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2tot een hoogte van maximaal 6 meter.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca onder de categorie 1 zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten (Bijlage 10), alsmede:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek': een discotheek;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - midgetgolfbaan': midgetgolf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - pension': een pension;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel restaurant': een hotel restaurant;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel-café-restaurant-pension met sportvoorzieningen': een hotel-café-restaurant-pension met sportvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen en nutsvoorzieningen;

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3 Nadere eisen

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de oppervlakte van de aan- of uitbouw of het bijgebouw bedraagt ten hoogste 60 m²;
  2. b. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  3. c. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;
  4. d. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in 9.2.2 is bepaald;
  5. e. mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  7. g. afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven;
  8. h. er wordt een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente afgesloten waarin is vastgelegd dat na afloop van de zorgperiode de mantelzorg wordt beëindigd.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de gronden zonder aanduiding: de uitoefening van het openbaar bestuur, de dienstverlening van overheidswege, het sociale en culturele leven, de godsdienst uitoefening, het onderwijs, de bejaardenzorg, de volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen instellingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot': een depot voor baggerspecie c.q. grond;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bunker': een bunker;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voorziening luchtvaartverkeer': een voorziening voor het luchtvaartverkeer;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'museum': een museum;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - sterrenwacht': een sterrenwacht;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verpleegtehuis': een verpleegtehuis;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woon- en werkvoorziening gehandicapten - 1': een woon- en werkvoorziening voor gehandicapten;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woon- en werkvoorziening gehandicapten - 2': een woon- en werkvoorziening voor gehandicapten;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend- en ontvangstinrichting;
  13. m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen, jongerenontmoetingsplaatsen, ondergeschikte horeca, sport-, speel- en nutsvoorzieningen;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud en/of herstel van de daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Nadere eisen

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, en tevens voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bos': bos;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duingebied': duingebied;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'water': waternatuur alsmede waterbeheersing;

alsmede voor:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - voormalige vuilstort': een voormalige vuilstort;
  2. e. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping': behoud en ontwikkeling van landschastreekeigenppelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in combinatie met een landschapscamping;
  3. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - consumptiekraam': een consumptiekraam;
  4. g. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': een ijsbaan;
  5. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - uitkijktoren': een uitkijktoren;
  6. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - radartoren': een radartoren;
  7. j. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend- en ontvangstinstallatie;
  8. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. l. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': een golfbaan;
  10. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie': verblijfsrecreatie in een groepsaccommodatie;
  11. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kelder 1': een kelder bij een woning;
  12. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kelder 2': een kelder bij een woning;
  13. p. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': aan de natuur ondergeschikt extensief dagrecreatief medegebruik;
  14. q. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen.
  15. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting': scouting met daarbij behorend nachtverblijf.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Natuur - Buitenplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Buitenplaats' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor natuur en voor het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en karakteristieke waarden alsmede voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie': verblijfsrecreatie in een groepsaccommodatie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel': een hotel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'museum': een museum;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': woondoeleinden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;

met dien verstande dat:

  1. f. onder karakteristieke waarden mede wordt verstaan het uitwendig karakter van een gebouw, zoals aanwezig ten tijden van de inwerkingtreding van dit plan, bestaande uit de totaliteit van:
    1. 1. bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
    2. 2. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
    3. 3. gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
    4. 4. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
    5. 5. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
  2. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.3 Nadere eisen

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Natuur - Strand

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Strand' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de zeewering alsmede voor de recreatie in de vorm van natuurbeleving en het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden en tevens voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen': een horecavestiging in de vorm van een strandpaviljoen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleedcabine': kleedcabines;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'strandhuis': strandhuisjes ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

13.3 Nadere eisen

13.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Paardenbak

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Paardenbak' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een onverlichte paardenbak;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor een parkeerterrein.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatieve voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': uitsluitend een bedrijfswoning ten dienste van een elders gelegen verblijfsrecreatief bedrijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie': verblijfsrecreatie in een groepsaccommodatie;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - imkerij': een imkerij;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven met additionele voorzieningen zoals een zeilschool, jachtwerf, botenbergingen, watersportkampeerterrein, clubgebouw en café-restaurant, waarbij het maximaal aantal ligplaatsen niet meer dan 520 mag bedragen en het aantal standplaatsen ten behoeve van het kampeerterrein niet meer dan 30;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen waarbij het aantal standplaatsen niet meer dan 42 mag bedragen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - midgetgolfbaan': een midgetgolfbaan;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scouting': scouting en additionele voorzieningen zoals een kampeerterrein waarbij het aantal standplaatsen niet meer dan 2 mag bedragen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': speelvoorzieningen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershut': verblijfsrecreatie in trekkershutten;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping': een landschapscamping, waarbij het aantal standplaatsen binnen de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping' minimaal 10 en maximaal 60 bedraagt, en waarbij de standplaatsen uitsluitend van 1 maart tot 15 november mogen worden gebruikt;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatiewoningen;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': het behoud en versterken van de natuurwaarden;
  16. p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen,
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'sport': sportvoorzieningen;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': een sportveld;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van maatschappelijk - Nieuwe Economische Drager': een Nieuwe Economische Drager;
  20. t. ontsluitingswegen, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

Voor artikel 15 Recreatie aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. u. ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1b': horecavoorziening met een maximale vloeroppervlakte van 40 vierkante meter uitsluitend ten dienste van de groepsaccommodatie.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de oppervlakte van de aan- of uitbouw of het bijgebouw bedraagt ten hoogste 60 m²;
  2. b. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  3. c. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;
  4. d. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in 15.2.2 is bepaald;
  5. e. mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  7. g. afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven
  8. h. er wordt een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente afgesloten waarin is vastgelegd dat na afloop van de zorgperiode de mantelzorg wordt beëindigd.

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Recreatie - Strand

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Strand' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de zeewering alsmede voor de recreatie en het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige natuurwetenschappelijke waarden en tevens voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - catamarancentrum': een catamarancentrum;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen': een horecavestiging in de vorm van een strandpaviljoen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorzieningen': sanitaire voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleedcabine': kleedcabines;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'strandhuis': strandhuisjes ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden, sporthal en sportvoorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen en (ontsluitings)wegen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege - 1': een manege;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege - 2': een manege met daarbij behorende verblijfsrecreatie;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepskamperen': verblijfsrecreatie in de vorm van groepskamperen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuilstal': een schuilstal met maximale hoogte van 4 meter;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen': tevens een kleinschalig kampeerterrein.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeerswegen, parkeerplaatsen, fiets-, voetpaden en pleinen, alsmede voor de daarbijbehorende bermstroken, taluds, tunnels, bermsloten, beplantingen en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat:

  1. a. de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - beheersgebouw' bestemd zijn voor een beheersgebouw ten behoeve van een fietsparkeerplaats;
  2. b. de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' mede bestemd zijn voor het behoud en/of herstel van de aldaar aanwezige cultuurhistorische waarden, bestaande uit oppervlakteverharding door middel van klinkerbestrating;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend- en ontvangsinstallatie;
  4. d. wegen uit ten hoogste twee rijstroken mogen bestaan.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  1. a. gebouwen in de vorm van beheersgebouwen, waarvan de hoogte ten hoogste 4 meter en de oppervlakte ten hoogste 20 m2 bedraagt;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.3 Nadere eisen

18.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.1 onder d tot een hoogte van maximaal 6 meter, met uitzondering van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een zend- of ontvangstmast is waarvoor kan worden afgeweken tot een hoogte van maximaal 15 meter.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan;

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Verkeer - Uit Te Werken

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de vestiging van een benzineservicestation met bijbehorende detailhandelsruimte;
  2. b. voorzieningen voor het beheer van wegen;
  3. c. bijbehorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, al dan niet deel uitmakend van rijksweg N57, waaronder een carpoollocatie.

19.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken gronden met deze bestemming geheel of in delen uit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. bij planuitwerking voor situering van een voorziening dient de aanvaardbaarheid hiervan te worden aangetoond aan de hand van de criteria doelmatigheid, noodzaak en - voor wat betreft de aard en omvang - de ruimtelijke effecten op de omgeving;
  2. b. de ontsluiting van de gronden is alleen toegestaan aan de zuid- en / of westzijde van het uitwerkingsgebied;
  3. c. gebouwen dienen op ten minste 5 meter uit de perceelsgrens te worden gesitueerd;
  4. d. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 8 meter bedragen;
  5. e. de bouwhoogte van een luifel mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  6. f. de bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mogen ten hoogste 12 meter bedragen;
  7. g. er dient te worden zorg gedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing die aansluit op de landschappelijke inpassing van de rijksweg N57;
  8. h. een benzineservicestation met verkoop van LPG is niet toegestaan;
  9. i. een benzineservicestation is uitsluitend toegestaan, indien is aangetoond dat er geen belemmeringen ingevolge de Wet milieubeheer zijn en de belangen en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  10. j. het totale verkoopvloeroppervlak bij een benzineservicestation mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  11. k. in het kader van de planuitwerking stellen burgemeester en wethouders nadere regels vast, gebaseerd op de voorgaande bepalingen.

19.3 Bouwregels

Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft gekregen en krachtens in een zodanig plan gestelde eisen.

19.4 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in lid 19.3 mag op de gronden met de in lid 19.1 genoemde bestemming, voordat een uitgewerkt plan rechtskracht heeft verkregen uitsluitend worden gebouwd indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en voorgenomen gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitgewerkt plan of een daarvoor gemaakt ontwerp.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterlopen, waterpartijen, vaarwater voor plezier- en beroepsvaart, de visserij en waterbeheersing, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende voorzieningen alsmede voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden zoals deze zijn opgenomen in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit tot Natura 2000 gebied, bekend als PDN/N 2010-119.

20.2 Bouwregels

  1. a. op en boven deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming en indien en voorzover dit voor de verbinding van de oevers nodig is;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 tot een hoogte van maximaal 6 meter.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de huisvesting van personen in een woning;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartement': verblijfsrecreatie in appartementengebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatiewoning': uitsluitend verblijfsrecreatie in een recreatiewoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf ': de huisvesting van personen in de bebouwing behorende bij een voormalig agrarisch bedrijf, waarbij één woning is toegestaan tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'een ander aantal is aangeduid;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis': een landhuis met bijbehorende bouwwerken, alsmede voor het behoud en herstel van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - Nieuwe Economische Drager': een Nieuwe Economische Drager;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant': een restaurant;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepskamperen': verblijfsrecreatie in de vorm van groepskamperen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - sterrenwacht': een sterrenwacht.
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 4': verblijfsrecreatie in een recreatiewoning, met dien verstande dat maximaal vier recreatiewoningen zijn toegestaan;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij': tevens theeschenkerij;

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen': een kleinschalig kampeerterrein.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

21.3 Nadere eisen

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

21.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Wonen - Landgoed

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de huisvesting van personen in landhuizen, alsmede voor het behoud en herstel van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': wonen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'natuur': natuurgebied;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bos': bos;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'water': waterpartijen;

alsmede voor:

  1. f. bijbehorende voorzieningen zoals wandel- en fietspaden, landschapstuinen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

22.3 Nadere eisen

22.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.3:

  1. a. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
  2. b. tot een hoogte van maximaal 6 meter op gronden waar geen gebouwen zijn toegestaan;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder 22.2.3f a en b tot een hoogte van maximaal 15 meter, indien het bouwwerk, geen gebouw zijnde, een zend- of ontvangstmast is.

22.5 Specifieke gebruiksregels

22.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Leiding - Gas

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' een aardgastransportleiding, met dien verstande dat rondom de afsluitschema's een belemmeringsstrook van 4 meter ter weerszijden van het schema geldt.

23.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw) regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende regels worden in acht genomen;
  2. b. de veiligheid van de betrokken leiding wordt niet geschaad het belang van de leiding wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad ;
  3. c. kwetsbare objecten worden niet toegelaten de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 23.1 bedoeld, bedraagt ten hoogste 15 m2 en de bouwhoogte ten hoogste 3,5 meter;
  4. d. alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder over de vraag of de veiligheid van de buisleiding niet wordt geschaad door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad .

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Leiding - Riool

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor persleidingen, afvalwatertransportleidingen en de daarbij behorende beschermingszone.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de instandhouding van de leiding (leidingbelang) hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder omtrent de toelaatbaarheid van de voorgenomen bouw.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Leiding - Water

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor (de bescherming van) een watertransportleiding.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2 ten behoeve van het bouwen in overeenstemming met andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) indien:

  1. a. daardoor geen onevenredig aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding
  3. c. ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waarde - Archeologie - 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in artikel 26.2 onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 27 Waarde - Archeologie - 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in artikel 27.2 onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 28 Waarde - Archeologie - 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in artikel 28.2 onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 29 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel, versterking en bevordering van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals deze staan beschreven in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit tot beschermd stadsgezicht d.d. 12 maart 1970.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 29.2.1 tot en met 29.2.3 indien:

  1. a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel of bevordering is verzekerd van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht in redelijkheid niet te handhaven zijn;
  3. c. vooraf, in gevallen onder a en b, advies is ingewonnen bij de Walcherse Monumenten- en Welstandscommissie.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen de volgende sloopwerkzaamheden te verrichten:

  1. a. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen, sluizen, kademuren, tuinmuren, steigers en andere voorkomende bouwwerken, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. b. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht dan wel van de omringende bebouwing tot gevolg heeft. Hierover dient vooraf advies te zijn ingewonnen bij de Walcherse Monumenten- en welstandcommissie.

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, zoals tankwerende voorzieningen in de vorm van drakentanden, het Landfront Vlissingen, de geledingszone en vliedbergen.

30.2 Bouwregels

  1. a. indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden conform de Verordening inzake monumenten en archeologie van de gemeente Veere noodzakelijk is, mag het bouwen op de in artikel 30.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning heeft verleend;
  2. b. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.

30.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 31 Waterstaat - Waterkering

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor:

  1. a. waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal hoofdbadposten': maximaal het aantal aangeduide hoofdbadposten.

31.2 Bouwregels

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2.4 onder a met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 32 Waterstaatwerken

32.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaatwerken' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de waterkering en de waterbeheersing, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' voor verkeersdoeleinden indien dit uit oogpunt van de waterstaatsbelangen toelaatbaar is, met dien verstande dat wegen uit ten hoogste twee rijstroken mogen bestaan;

alsmede:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': een sluis;
  2. c. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van horeca – strandpaviljoen': uitsluitend een horecavestiging in de vorm van een strandpaviljoen;
  3. d. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - opslag tbv onderhoud waterschap': uitsluitend een steunpunt voor opslag van weg- en waterbouwmaterialen en grond;
  4. e. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - sluisdeurenopslag': een sluisdeuren opslagplaats;
  5. f. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - vuurtoren': uitsluitend een vuurtoren;
  6. g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal hoofdbadposten': maximaal het aantal aangeduide hoofdbadposten.

32.2 Bouwregels

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.2.3 onder a tot een hoogte van maximaal 10 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 33 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene Bouwregels

34.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande dakhelling, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is artikel 34.1 onder a.1 en a.2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het bepaalde in 38.1Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

34.2 Bestaande maten en afstanden

Artikel 35 Algemene Gebruiksregels

35.1 Strijdig gebruik

35.2 Niet strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet het volgende gebruik van de gronden en bouwwerken gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
  2. b. vormen van gebruik als bedoeld in 35.1 die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  3. c. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  4. d. uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening tot ten hoogste 50 m2 bedrijfsvloeroppervlak;
  5. e. de stalling van caravans en boten in bestaande gebouwen;
  6. f. het tijdelijk plaatsen van motorvoertuigen ter plaatse van de op de kaart opgenomen bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden -Landschaps- en natuurwaarden' met de aanduiding 'parkeerterrein' in de periode tussen 15 maart en 31 oktober;
  7. g. het ter plaatse van de bestemming Recreatie met de aanduiding 'kampeerterrein' geplaatst hebben maximaal 50 kampeermiddelen met bijbehorende sanitaire voorzieningen;
  8. h. de aanleg van recreatieve fietspaden op de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch met waarden- Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden', al dan niet voorzien van een aanduiding;
  9. i. het tijdelijk inrichten en gebruiken van gronden als bedoeld in artikel 3 en artikel 4 als kampeerterrein ten behoeve van een evenement.

35.3 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels

36.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in relatie tot de waterwinning.

36.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

36.3 Vrijwaringszone - Straalpad

36.4 Karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

  1. 1. Bouwwerken die zijn aangeduid als 'karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing', zoals opgenomen in Bijlage 7, mogen:
    1. a. op onderdelen worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. worden uitgebreid, voor zover binnen de bestemmingsgrenzen en de voorschriften toelaatbaar, mits het betrokken bouwplan mede strekt tot behoud van het uitwendige karakter van het gebouw in bestaande toestand, zulks ter beoordeling van de gemeentelijke monumentencommissie.
  2. 2. Onder het uitwendig karakter van een bouwwerk in bestaande toestand wordt verstaan de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande totaliteit van:
    1. a. bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
    2. b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
    3. c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;

onder dat uitwendige karakter kunnen mede worden verstaan:

    1. 1. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
    2. 2. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten.
  1. 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde in bouwwerken die zijnopgenomen in Bijlage 7 woningen toe te staan, met dien verstande dat:
    1. a. het aantal woningen per complex niet meer dan drie mag bedragen met inbegrip van eventueel reeds aanwezige bedrijfswoning(en);
    2. b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van aangrenzende percelen;
    3. c. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en functies.
  2. 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde in bouwwerken die zijn opgenomen in Bijlage 7 kleinschalige (intramurale) woonzorginstellingen toe te staan, met dien verstande dat:
    1. a. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van aangrenzende percelen;
    2. b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en functies.

36.5 Specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol 1t/m 46

36.6 Specifieke bouwaanduiding - rijksmonument 1 t/m 62

36.7 Zone nieuwe landgoederen en landschapscampings

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', 'Agrarisch met waarden - Landschaps-en natuurwaarden', 'Bedrijf', 'Wonen', 'Maatschappelijk', 'Detailhandel', 'Horeca' en 'Recreatie' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Landgoed'' met de aanduiding 'wonen', 'natuur' en 'water' teneinde de vestiging van een landgoed mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  1. a. het terrein is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Zone nieuwe landgoederen enlandschapscampings';
  2. b. de minimale oppervlakte privéterrein 0,55 hectare bedraagt;
  3. c. de minimale aaneengesloten oppervlakte bos en natuurterrein (inclusief paden) 5 hectare bedraagt;
  4. d. de minimale oppervlakte bos 2,5 hectare;
  5. e. het bos hoofdzakelijk bestaat uit streekeigen soorten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied waterhouderij' het te realiseren natuurterrein in overwegende mate bestaat uit natuurlijke waterpartijen met als doel wateropvang ten behoeve van de landbouw in de omgeving;
  7. g. aangetoond dient te zijn dat het bosgebied en natuurgebied openbaar toegankelijk is en over ten minste 250 meter doorgaande paden beschikt;
  8. h. landgoederen niet mogen worden doorsneden door openbare wegen;
  9. i. de minimale afstand tussen landgoederen onderling bedraagt minimaal 250 meter;
  10. j. ten hoogste één hoofdgebouw (woning) met maximaal drie wooneenheden is toegestaan met een inhoud van minimaal 1.500 m3 en maximaal 4.500 m3, met een voorgevel van minimaal 20 meter breedte en een goothoogte van minimaal 6 meter;
  11. k. per hoofdgebouw ten hoogste drie bijgebouwen zijn toegestaan, waarbij per bijgebouw een maximale oppervlakte geldt van 150 m2;
  12. l. planwijziging niet mag leiden tot:
    1. 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bouwvlakken;
    2. 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    3. 3. onevenredige schade aan infrastructuur, met name gelet op de capaciteit van de ontsluitingsweg, wat betreft de breedte en draagkracht hiervan en onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
    4. 4. onevenredige aantasting van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
    5. 5. onevenredige schade aan de landschapsstructuur en het landschapsbeeld;
    6. 6. strijdigheid met wetgeving op het gebied van bescherming van natuurwaarden;
    7. 7. negatieve effecten op de waterhuishouding;
    8. 8. onevenredige schade aan de archeologische waarden zoals bedoeld in Artikel 26 tot en met Artikel 28;
    9. 9. een strijdigheid met het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  13. m. het verzoek om planwijziging ter toetsing wordt voorgelegd aan de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarden als bedoeld in de nummer 4 en 5 onder l k.

36.8 Waarborgzone

Voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'Waarborgzone' gelden, behalve de regels in verband met de daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen niet worden gebouwd:
    1. 1. binnen een afstand van 40 meter van beide zijden van rijks- of provinciale wegen met een gebiedsverbindende en een gebiedsontsluitende functie gemeten vanaf de as van de dichtstbij gelegen hoofdrijbaan;
    2. 2. binnen een afstand van 20 meter van beide zijden van wegen met een doorgaande plattelandsfunctie gemeten vanaf de as van de dichtstbij gelegen hoofdrijbaan.
  2. b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde onder a, met dien verstande dat ontwikkelingen binnen de waarborgzone geen afbreuk doen aan de verkeersplanologische functie van de betreffende weg;
  3. c. alvorens te beslissen omtrent het afwijken als bedoeld onder b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de wegbeheerder.

36.9 Besloten, nagenoeg onbebouwd gebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Besloten, nagenoeg onbebouwd gebied' het benutten van de bouwmogelijkheden op grond van de daar voorkomende bestemming(en), met uitzondering van de ter plaatse aanwezige bouwvlakken, rekening wordt gehouden met het besloten, nagenoeg onbebouwde karakter van het gebied.

36.10 Broedgebied weidevogels

Voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'Broedgebied weidevogels' zijn de volgende regels van toepassing.

36.11 Grasland met bijzondere vegetatie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Grasland met bijzondere vegetatie' dient bij het benutten van de bouwmogelijkheden op grond van de daar voorkomende bestemming(en) rekening ten worden gehouden met het aanwezige grasland met bijzondere vegetatie besloten, nagenoeg onbebouwde karakter van het gebied.

36.12 Kreekruggen, gebied met kenmerkend bebouwingspatroon

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Kreekruggen, gebied met kenmerkendbebouwingspatroon' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor kreekbruggen.

36.13 Open, nagenoeg onbebouwd gebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Open, nagenoeg onbebouwd gebied' dient bij het benutten van de bouwmogelijkheden op grond van de daar voorkomende bestemming(en) rekening ten worden gehouden met het open, nagenoeg onbebouwde karakter van het gebied.

36.14 Zone Paardenstallen

Binnen de aangegeven 'Zone Paardenstallen' is het oprichten van paardenstallen met in achtneming van het bepaalde in 3.4.5, 3.5.1, 4.4.5 en 4.5.1 toelaatbaar.

36.15 Veiligheidszone - lpg

Binnen de aangegeven 'Veiligheidszone - lpg' mogen geen (dienst)woningen, of andere krachtens het Besluit LPG-tankstations milieubeheer niet toegestane objecten, worden gebouwd.

36.16 Veiligheidszone - Bevi

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - Bevi' zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

36.17 Geluidzone - weg

Woningen en andere, krachtens de Wet geluidhinder als geluidsgevoelige objecten aan te merken gebouwen, waaronder begrepen gebouwen voor verblijfsrecreatie, recreatiewoningen en kampeermiddelen die toelaatbaar zijn ingevolge de regels van hoofdstuk II, mogen worden gebouwd binnen de aangeduide geluidzones.

36.18 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemmingen wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. in het gebied zijn woningen toegestaan;
  2. b. de goothoogte van een woning bedraagt ten hoogste 6 m en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 11 m;
  3. c. in de nieuwe situatie is sprake van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  5. e. de samenstelling van de woningvoorraad in de kern wordt niet onevenredig verstoord;
  6. f. het gebied dient adequaat te worden ontsloten waarbij een relatie wordt gelegd met het aantal woningen.

Artikel 37 Overige Regels

37.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

38.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 38.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 38.1 met maximaal 10%.

38.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 38.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

38.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

38.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 38.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

38.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 38.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

38.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 38.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Wijzigingsbesluit 3e herziening Buitengebied Veere'

Regels van het bestemmingsplan '2e herziening Buitengebied Veere'.

Regels van het bestemmingsplan 1e herziening Buitengebied Veere.

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Veere.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Tegen het besluit tot vaststelling van de 3e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is beroep aangetekend. De beroepen richten zich onder meer op de planregels waarmee het aantal kleinschalige kampeerterreinen en het totaal aantal standplaatsen op de kleinschalige kampeerterreinen is gemaximeerd, en op de regels waarmee het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein is begrensd. Door de indieners van de beroepen wordt verwezen naar de Dienstenrichtlijn. Daarnaast is beroep aangetekend tegen de regeling voor scoutingterrein 't Poldertje.

Naar aanleiding van de beroepen is door Hekkelman Advocaten juridisch advies uitgebracht over de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn op de regeling voor de kleinschalige kampeerterreinen. Samengevat luidt het advies als volgt:

  • De quota voor het maximaal totaal aantal kleinschalige kampeerterreinen en het maximaal aantal standplaatsen in de hele gemeente – zoals geregeld in de artikelen 3.7.11., 3.7.12., 4.7.12., en 4.7.13. van het bestemmingsplan – te laten vervallen.
  • Aanvullend de plantoelichting te verbeteren.

In deze toelichting is de planologische onderbouwing van de volgende punten verwerkt:

  • het laten vervallen van het maximaal aantal kleinschalige kampeerterreinen (171) voor de gehele gemeente, zoals opgenomen in artikel 3.7.12. onder a en artikel 4.7.13 onder a;
  • het laten vervallen van het maximaal aantal standplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen in de gehele gemeente (3.015), zoals opgenomen in de artikelen 3.7.11. onder a, 3.7.12. onder b, 4.7.12 onder a en 4.7.13 onder b;
  • het handhaven van het maximaal aantal standplaatsen en het maximaal aantal vaste standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein.

Naast de regeling ten aanzien van het kleinschalig kamperen wordt in deze toelichting ook ingegaan op de bestemmingsregeling van de scoutingterreinen 't Poldertje (naar aanleiding van een beroepschrift) en Veerse Meer (uit ambtshalve overwegingen).

Op basis van het advies aangaande de dienstenrichtlijn en recent uitgevoerde onderzoeken met betrekking tot de overlast van het scoutingterrein is op onderdelen aanpassing van de geldende bestemmingsregeling noodzakelijk. Door middel van dit bestemmingsplan wordt het, op basis van artikel 6.19 Awb door de gemeenteraad genomen wijzigingsbesluit, juridisch- planologisch vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Regeling Kleinschalig Kamperen

2.1 Inleiding

De maximale aantallen kleinschalige kampeerterreinen en standplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen zijn in het verleden opgenomen in het gemeentelijk beleid om het aanbod te reguleren en overaanbod en leegstand te voorkomen. Het hanteren van deze maximale aantallen op de wijze zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied is echter strijdig met de Dienstenrichtlijn. In het bestemmingsplan is niet gemotiveerd dat de opgenomen beperkingen op deze punten niet discriminatoir, noodzakelijk en evenredig zijn. Dit motiveringsgebrek is bovendien niet eenvoudig te herstellen; een goede (ruimtelijke) motivering voor de opgenomen maximale aantallen die voldoet aan de criteria uit de jurisprudentie over de Dienstenrichtlijn is in dit geval niet goed te geven. In dat licht ligt het voor de hand de maxima voor het aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente en het aantal standplaatsen op deze kampeerterreinen te laten vervallen.

2.2 Overweging

Het laten vervallen van het aantal standplaatsen op kampeerterreinen laat wel de volgende vragen open:

  • Hoe zal het aantalsverloop van het aantal kleinschalige kampeerterreinen en het aantal standplaatsen zich vervolgens gaan ontwikkelen?
  • Zal als gevolg van het laten vervallen van deze maxima het aanbod zodanig uitbreiden dat overaanbod en leegstand ontstaan?

Het verloop van het aantal kleinschalige kampeerterreinen en het aantal standplaatsen is met name afhankelijk van bedrijfseconomische factoren (de interesse van agrarische ondernemers om een neventak verblijfsrecreatie te starten en de bedrijfseconomische noodzaak daartoe) en marktomstandigheden (vraag). Wat betreft de bedrijfseconomische factoren blijven de agrarische opbrengsten in het algemeen onder druk staan en is de agrarische structuur op Walcheren relatief kleinschalig. Dat is een belangrijke factor in het verhoudingsgewijs grote aantal minicampings in de gemeente Veere, in combinatie met de ligging aan de kust. Daarnaast voorziet het kleinschalig kamperen, op een agrarisch bedrijf in een aantrekkelijk landelijk gebied in een duurzame vraag, met name voor gezinnen met jonge kinderen en ouderen.

De gemeente Veere heeft onderzocht hoe veel agrarische bedrijven – die nu nog geen kleinschalig kampeerterrein hebben – daarvoor wel de mogelijkheid hebben. Belangrijke voorwaarde daarvoor is dat aansluitend aan het bouwvlak minimaal 4 ha agrarische grond in gebruik is bij het bedrijf. Een inventarisatie heeft uitgewezen dat er binnen de gemeente Veere ongeveer 96 agrarische bedrijven zijn die in beginsel in aanmerking komen voor de nieuwvestiging van een kleinschalig kampeerterrein. Daarnaast zijn de afgelopen 10 jaar de betreffende quota niet gehaald.

In dat licht is het verloop van het aantal kleinschalige kampeerterreinen en van het aantal standplaatsen op deze kampeerterreinen van belang. Vanaf 1998 hebben die aantallen zich als volgt ontwikkeld:

jaar aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente Veere totaal aantal standplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente Veere bron
1998 161 2.092 Beleidsvisie kleinschalig kamperen c.a. gemeente Veere
2008 169 Ongeveer 2.500 Kader- en beleidsnota kleinschalig kamperen c.a. Veere 2008
2018 162 2.494 Info gemeente Veere

Op basis van dit aantalsverloop kan het volgende worden opgemerkt:

  • het aantal kleinschalige kampeerterreinen en het aantal standplaatsen zijn de laatste 20 jaar steeds lager geweest dan de beleidsmatige maxima (quota);
  • het aantal kleinschalige kampeerterreinen was de afgelopen 20 jaar relatief constant, met een toename van 8 in de eerste 10 jaar en vervolgens weer een afname met 7 in de tweede periode van 10 jaar;
  • het aantal standplaatsen op de kleinschalige kampeerterreinen is tussen 1998 en 2008 toegenomen met ruim 400 eenheden en vervolgens nagenoeg constant gebleven;
  • de groei van het aantal standplaatsen is met name het gevolg van een toename van het aantal eenheden op bestaande kleinschalige kampeerterreinen.

Gelet op het aantalsverloop in de laatste jaren is niet te verwachten dat het aantal kleinschalige kampeerterreinen en het aantal standplaatsen sterk zullen toenemen. Dat heeft te maken met de interesse van de agrarische ondernemers om een kleinschalig kampeerterrein te starten en met de vraag vanuit de markt.

2.3 Conclusie

Tegen de achtergrond van het voorgaande is de verwachting dat het aantal kleinschalige kampeerterreinen en het aantal standplaatsen door het laten vervallen van de maximale aantallen in de bestemmingsregeling niet sterk zal groeien.

Gelet op het voorgaande zijn in de regels van dit wijzigingsbesluit de quota voor het maximaal aantal kleinschalige kampeerterreinen en het totaal aantal standplaatsen op de kleinschalige kampeerterreinen, zoals opgenomen in de artikelen 3.7.11., 3.7.12., 4.7.12., en 4.7.13., komen te vervallen.

Hoofdstuk 3 Eenheden Per Kleinschalig Kampeerterrein

3.1 Inleiding

In de geldende bestemmingsregeling zijn de bestaande kleinschalige kampeerterreinen voorzien van een specifieke (functie-)aanduiding ('specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen'). Gekoppeld aan deze aanduiding is voor ieder kleinschalig kampeerterrein een maximaal aantal standplaatsen (onderscheiden in permanent en niet-permanent) vastgelegd. Via wijzigingsbevoegdheden is uitbreiding van het totaal aantal standplaatsen naar 25 eenheden en van het aantal vaste standplaatsen naar 5 eenheden mogelijk gemaakt. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee nieuwe kleinschalige kampeerterreinen mogelijk gemaakt kunnen worden met maximaal 25 standplaatsen, waarvan maximaal 5 permanent.

Het hanteren van een maximum aantal standplaatsen is een regelingseis zoals bedoeld in het kader van artikel 15 lid 3 van de Dienstenrichtlijn. In dat licht wordt in het vervolg van deze toelichting gemotiveerd dat de regeling in overeenstemming is met de voorwaarden van non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid. In de volgende paragrafen wordt daar nader op ingegaan.

3.2 Non-discriminatie

Wat betreft het criterium non-discriminatie is van belang dat het in het bestemmingsplan toegestane aantal standplaatsen gebaseerd is op de vergunde situatie. De verleende toestemmingen zijn in het verleden getoetst op basis van algemeen geldende criteria. Het gaat daarbij om criteria met betrekking tot:

  • de agrarische bedrijfsvoering:
    1. 1. er moet sprake zijn van een agrarisch bedrijf met een bepaalde oppervlakte;
    2. 2. de aanwezigheid van voldoende oppervlakte grond direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
    3. 3. de aanwezigheid van een bedrijfswoning;
  • de ruimtelijke situatie:
    1. 1. de afstand tot woningen in de omgeving;
    2. 2. de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai;
    3. 3. afstand tot (agrarische) bedrijven in de omgeving;
    4. 4. voorkomen van aaneengroeien van kleinschalige kampeerterreinen;
    5. 5. landschappelijke inpassing;
  • recreatieve voorwaarden:
    1. 1. kampeerperiode;
    2. 2. aantal en soort standplaatsen.

Het bestemmingsplan maakt via wijzigingsbevoegdheden uitbreiding van bestaande en de vestiging van nieuwe kleinschalige kampeerterreinen mogelijk tot een maximum van 25 standplaatsen, waarvan 5 permanent. Dit aantal is niet discriminatoir. In de regeling wordt namelijk geen onderscheid gemaakt naar land van herkomst van de verleners van de diensten (de agrarische bedrijven). Bovendien gelden de regels in het algemeen, voor alle kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente. Er wordt dan ook voldaan aan de voorwaarden van non-discriminatie

3.3 Noodzakelijkheid

Wat betreft het criterium van de noodzakelijkheid kan worden opgemerkt dat begrenzing van het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein noodzakelijk is vanuit een goede ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de volgende aspecten:

  • behoud van het agrarische karakter, de kwaliteit en openheid van het buitengebied;
  • behoud van een goed evenwicht tussen de agrarische en de recreatieve functie, waarbij de recreatieve functie ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de agrarische functie;
  • voorkomen van te grote toeristische druk;
  • onderscheid ten opzichte van de reguliere recreatiesector.

Als het aantal eenheden op een kleinschalig kampeerterrein niet zou worden gemaximeerd, zouden deze doelstellingen in gevaar komen. Zo'n 40% van de kleinschalige kampeerterreinen beschikt over 25 standplaatsen. Als dat maximum aantal niet zou worden gehanteerd, zou een deel van deze bedrijven wellicht een groter kampeerterrein willen exploiteren. Daarmee komt de ruimtelijke verhouding met het agrarisch bedrijf in het geding en wordt het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk en qua ruimtebeslag concurrerend met de agrarische functie.

Het beleid voor het buitengebied is in het algemeen gericht op het behoud van de kwaliteiten van, dan wel het bieden van ontwikkelingsruimte aan de primair aan het buitengebied gebonden functies: landbouw, natuur en landschap en bij het buitengebied passend recreatief medegebruik. In het verlengde daarvan is het beleid (van zowel rijk, provincie als gemeente) gericht op het reguleren van overige, niet primair aan het buitengebied gebonden functies. Daarbij is uitgangspunt dat voor deze functies de bestaande legale situatie wordt bevestigd, met beperkte ontwikkelingsruimte.

Verblijfsrecreatie is als functie in beginsel niet aan het buitengebied gebonden. Desondanks wordt, in afwijking van dit beleid, kleinschalige, aan de landbouw verbonden verblijfsrecreatie in de vorm van het kleinschalig kamperen, binnen grenzen, toegelaten in het buitengebied. De doelstelling is daarbij tweeledig:

  • bieden van mogelijkheden voor passende vormen van bedrijfseconomische ondersteuning aan (in de gemeente Veere in het algemeen kleinschalige) agrarische bedrijven (extra inkomstenbron);
  • het bieden van verblijfsrecreatieve mogelijkheden die complementair zijn aan het reguliere verblijfsrecreatieve aanbod op reguliere kampeerterreinen (kleinschalig en aan het agrarisch bedrijf verbonden, met als extra recreatief aspect de beleving van het agrarisch bedrijf van dichtbij).

Maximering van het aantal permanente standplaatsen is noodzakelijk om ongewenste verstening van het buitengebied te voorkomen, door de permanente (jaarrond) aanwezigheid van kampeermiddelen (stacaravans en chalets) in het buitengebied. Ook met het oog op de gewenste productdifferentiatie is begrenzing van het aantal permanente standplaatsen noodzakelijk, in verband met het onderscheid met reguliere kampeerterreinen. Uitgangspunt is dat het kleinschalig kamperen gericht is op het toeristisch kamperen in caravans en tenten die gedurende korte perioden aanwezig zijn. In afwijking van dit algemene uitgangspunt kan vanwege de marktvraag en vanwege de economische meerwaarde voor de agrarische bedrijven een beperkt aantal permanente standplaatsen worden toegestaan. Begrenzing van dit aantal eenheden is echter van groot belang.

In dat licht is het hanteren van een maximale omvang voor de kleinschalige kampeerterreinen en een maximaal aantal permanente standplaatsen noodzakelijk voor de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied en een goed evenwicht tussen de agrarische en recreatieve functie. Het kleinschalig kamperen biedt een bedrijfseconomische aanvulling voor de agrarische sector en dient mede in dat licht ondergeschikt te zijn aan de agrarische hoofdfunctie.

3.4 Evenredigheid

Wat betreft de evenredigheid kan worden opgemerkt dat beperking van het aantal standplaatsen een geschikt middel is om het nagestreefde doel (de kwaliteit van het buitengebied en de recreatieve meerwaarde) te bereiken. Met de omvang van 25 standplaatsen wordt een balans gecreëerd tussen enerzijds de wens om economisch van ondersteunende betekenis te kunnen zijn voor het agrarisch bedrijf, onderscheid ten opzichte van de reguliere kampeerterreinen (kleinschalig versus grootschaliger) en een ruimtelijke impact die past bij de aard en schaal van het Veerse landschap.

Bij een omvang van 25 standplaatsen bedraagt de omvang van een kleinschalig kampeerterrein ongeveer 0,5 ha tot 1 ha. Uitgaande van een bouwvlak met een oppervlakte van 1,5 ha is de oppervlakte van het kleinschalig kampeerterrein ruimtelijk en landschappelijk ondergeschikt aan de oppervlakte van het bouwvlak en daarmee aan het agrarisch bedrijf. Ook in de feitelijke situatie (waarbij het agrarische erf vaak kleiner is dan het agrarisch bouwvlak) is een kleinschalig kampeerterrein met een omvang van 25 standplaatsen qua omvang veelal nog ondergeschikt aan het agrarische erf.

Wat betreft het maximum van 5 permanente standplaatsen kan worden opgemerkt dat het uitgangspunt voor het kleinschalig kamperen is dat het gaat om toeristische kampeerplaatsen, die alleen gedurende het zomerseizoen gebruikt mogen worden. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te voeren:

  • vanuit ruimtelijk en landschappelijk oogpunt is terughoudendheid geboden met betrekking tot permanent aanwezige kampeermiddelen op kleinschalige kampeerterreinen;
  • vanuit toeristisch recreatief oogpunt is productdifferentiatie een belangrijk doel; door met name in te zetten op toeristische standplaatsen voor de kleinschalige kampeerterreinen, is er een duidelijk onderscheid met de reguliere kampeerterreinen, waar voor een belangrijk deel permanente standplaatsen aanwezig zijn.

Dat neemt niet weg dat er, zowel vanuit de marktvraag als vanuit bedrijfseconomisch perspectief, ook op kleinschalige kampeerterreinen vraag is naar permanente eenheden. In dat licht biedt het provinciaal en gemeentelijk beleid ruimte voor een ondergeschikt aantal (20%) permanente standplaatsen per terrein.

Een maximale omvang van 25 standplaatsen, waarvan maximaal 5 standplaatsen een permanente standplaats mogen zijn, is gelet op het voorgaande een evenredige maatregel, die niet verder gaat dan nodig. Het beoogde doel, een goed ruimtelijk evenwicht en een duidelijk herkenbaar onderscheid met de reguliere kampeerterreinen kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt. Deze regeling wordt voor alle kleinschalige kampeerterreinen opgenomen. Deze kampeervorm onderscheidt zich ruimtelijk en functioneel van reguliere verblijfsrecreatieve terreinen, waarvoor andere regels gelden. De regeling voor kleinschalig kamperen is daarmee ook coherent en systematisch, en voldoet ook in dit opzicht aan de vereisten uit de jurisprudentie inzake evenredigheid.

3.5 Conclusie

Op basis van de motivering in paragrafen 2, 3.3 en 3.4 kan worden geconcludeerd dat de regeling, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan, ten aanzien van het maximaal aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein in overeenstemming is met de voorwaarden van non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid. De regeling is niet in strijd met de Dienstenrichtlijn.

Hoofdstuk 4 Scoutingterrein 'T Poldertje

4.1 Inleiding

Beroep is aangetekend tegen de bestemmingsregeling voor het scoutingterrein 't Poldertje, vanwege negatieve effecten op het woon- en leefmilieu bij de woningen die zowel aan de Veerse zijde als aan de Middelburgse zijde aan het terrein grenzen. Twee aspecten zijn daarbij met name van belang: geluidsoverlast en geuroverlast vanwege het stoken van houtvuren. Beide aspecten zijn in het kader van de beroepsprocedure onderzocht. Verwezen wordt naar de rapporten die respectievelijk als 2 en 2 bij deze toelichting zijn gevoegd. De conclusies zijn opgenomen in paragrafen 4.2 en 4.3.

4.2 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai

In het akoestisch onderzoek inrichtingslawaai is het gebruik van het terrein gemodelleerd conform de gebruiksvergunning. Uit de geluidberekeningen volgt:

  • Bij de woningen in de omgeving wordt voldaan aan de richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau, zoals die worden aanbevolen voor woningen in een rustig buitengebied. Bij de onderzochte woningen is daarom sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.
  • De geluiduitstraling van locatie 't Poldertje voldoet aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit.
  • De geluidbelasting van het komen en gaan van verkeer op de openbare weg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de circulaire “Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wm”.

De geluiduitstraling van locatie 't Poldertje vormt, gezien het bovenstaande, geen belemmering voor het gebruik van het scoutingterrein zoals mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan en vergund in de gebruiksvergunning.

Overigens wordt met betrekking tot het geluidonderzoek nog opgemerkt, dat daarin het beheer en onderhoud van de beplanting niet is meegenomen. In de winterperiode wordt in het kader van het bosbeheer periodiek beplanting gerooid, met behulp van een motorzaag. Dat gebeurt alleen overdag tussen 10 en 16 uur, in overleg met de bewoners van de woningen in de omgeving. Deze activiteit staat ook los van het recreatieve gebruik van het terrein. Wel is in de regels bepaald dat gemotoriseerd gereedschap uitsluitend gedurende de dagperiode gebruikt mag worden.

4.3 Geuronderzoek

Om te kunnen beoordelen of het verbranden van hout vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is, is door Buro Blauw een geuronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2). In dat onderzoek is het stoken van houtvuren in de vorm van kampvuren en zogenoemde tafelvuren (waarop wordt gekookt) op basis van het feitelijk gebruik van het terrein gemodelleerd. Uit de modelberekeningen blijkt, dat gedurende een aantal uren per jaar sprake is van overlast. Uitgaande van een bestaande situatie wordt de overlast, gelet op de geurnormen van de provincie Zeeland, zoals vastgelegd in het Milieuprogramma Provincie Zeeland 2018 –2022, echter aanvaardbaar geacht.

4.4 Aanscherping Bestemmingsregeling

In de geldende bestemmingsregeling, zoals die luidt tot en met de 3e herziening, is slechts een algemene, marginale bestemmingsregeling opgenomen voor het scoutingterrein. Gelet op het beroepschrift verdienen het overnachten en het voorkomen van overlast in de bestemmingsregeling nadere aandacht. Met de aangepaste regels wordt ook verzekerd dat de bestemmingsregeling aansluit op de uitgangspunten bij de uitgevoerde onderzoeken.

In dat licht zijn de volgende aanpassingen in de bestemmingsregeling verwerkt:

  • Het terrein is voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden – landschaps- en natuurwaarden'. Deze bestemming en de toegekende aanduiding (specifieke vorm van recreatie – scouting) blijven gehandhaafd. Wel vervalt de betreffende aanduiding voor de gronden die niet in gebruik zijn als scoutingterrein (de noordoostelijke punt en de zuidwestelijke punt van de huidige gronden met de aanduiding).
  • Om het nachtverblijf in de regels te verankeren, is in de bestemmingsomschrijving voor de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting' bepaald dat de betreffende aanduiding mede bestemd is voor een scoutingterrein, met daarbij behorend nachtverblijf.
  • Aanvullend is op de verbeelding de aanduiding 'kampeerterrein' opgenomen waarmee de kampeerfunctie wordt toegekend aan de velden B tot en met E;
  • Aan de begripsbepaling van het begrip 'scouting' is toegevoegd: 'waaronder begrepen het stoken van houtvuren'.
  • Op de verbeelding is een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kampvuurplaats' opgenomen voor de kampvuurplaats aan de zuidwestzijde van het terrein. Deze aanduiding is ook opgenomen in de bestemmingsomschrijving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG02_0001.png"

Figuur 4.1 Inrichting scoutingterrein't Poldertje

  • In de gebruiksregels is bepaald dat nachtverblijf uitsluitend mogelijk is in de vorm van het slapen in tenten ten behoeve van de scouting binnen het vlak met de aanduiding 'kampeerterrein'.
  • In de gebruiksregels is vastgelegd dat parkeren van auto's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting' alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
  • In de gebruiksregels is opgenomen dat het terrein, inclusief het Middelburgse deel, door niet meer dan 100 personen tegelijkertijd gebruikt mag worden.
  • In de bouwregels is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scouting' geen gebouwen zijn toegestaan.
  • Met het oog op het reguleren van de effecten op de omgeving zijn de volgende (gebruiks)regels opgenomen:
    1. 1. De geluidsbelasting op de gevels van woningen in de omgeving als gevolg van het scoutingterrein bedraagt maximaal:
      periode langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) maximale geluidbelasting (LA,max)
      Dagperiode (07:00 - 19:00) 45 dB(A) 65 dB(A)
      Avondperiode (19:00 - 23:00) 40 dB(A) 60 dB(A)
      Nachtperiode (23:00 - 07:00) 35 dB(A) 55 dB(A)
    2. 2. In de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur) mag de nachtrust niet worden verstoord.
    3. 3. Een geluidsinstallatie mag alleen gebruikt worden voor het versterken van stemgeluid, gedurende de dag- en avondperiode en uitsluitend indien de installatie van de woningen in de omgeving is af gericht.
    4. 4. Gemotoriseerd gereedschap mag uitsluitend gebruikt worden in de dagperiode.
    5. 5. In de gebruiksregels is geregeld dat het stoken van kampvuren uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kampvuurplaats', gedurende maximaal 6 uur in de middag en avondperiode.
    6. 6. In de gebruiksregels wordt een bepaling opgenomen dat buiten de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kampvuurplaats' slechts vuur gebruikt mag worden in de vorm van tafelvuren (om te koken), vuurtjes in vuurtonnen en barbecues met een doorsnede van maximaal 70 cm binnen de aanduiding 'kampeerterrein' en uitsluitend gedurende maximaal 2 uur in de ochtend en 2 uur in de middag/avond.
    7. 7. Er mogen in totaal maximaal 6 tafelvuren (om te koken), vuurtjes in vuurtonnen en barbecues tegelijkertijd worden gebruikt.

Hoofdstuk 5 Scoutingterrein De Waterkant

In het kader van de beroepsprocedure zijn ambtshalve enkele omissies geconstateerd in de bestemmingsregeling voor het scoutingterrein De Waterkant aan het Veerse Meer.

In de bijlage is het aantal m² bebouwing goed vermeld, maar er zijn geen regels opgenomen met betrekking tot de bebouwing. Deze omissie wordt in het kader van het wijzigingsbesluit hersteld. In de bouwregels is de volgende bepaling opgenomen:

  • Aan artikel 11.2.1. is de volgende bepaling toegevoegd: 'Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting': toiletgebouwen, een schuur, een berging, een fietsenstalling, een kantoor annex beheerdersverblijf en een groepsaccommodatie'.
  • In artikel 11.2.2. is bepaald dat ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – scouting' de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte genoemd in Bijlage 6.
  • In bijlage 6 is de omschrijving in de 3e kolom voor Wulpenburgseweg 6 aangepast in: 'scoutingterrein'. De aard van de gebouwen is geregeld in artikel 11.2.1. (zie hiervoor).

Aanvullend is het gewenst de bestemmingsregeling af te stemmen op de bestemmingsregeling zoals die in 4 voor 't Poldertje is beschreven. In figuur 5.1 is de ligging en terreinindeling van De Waterkant weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG02_0002.png"

Figuur 5.1 Ligging en terreinindeling De Waterkant

De volgende bestemmingsregeling is voor De Waterkant verwerkt.

  • Gelet op de ligging in een bos- en natuurgebied is de bestemming Natuur gehandhaafd.
  • In de bestemmingsomschrijving is voor deze aanduiding bepaald dat de betreffende aanduiding mede bestemd is voor een scoutingterrein, met daarbij behorend nachtverblijf.

Aangezien de afstand tot de dichtstbij gelegen woning ruim 250 meter is, is het opnemen van regels om overlast te voorkomen voor De Waterkant minder noodzakelijk. Desondanks worden de volgende regels opgenomen:

  • In de gebruiksregels is bepaald dat nachtverblijf uitsluitend mogelijk is in de vorm van het slapen in tenten, de groepsaccommodatie en het beheerdersverblijf.
  • In de gebruiksregels is tevens opgenomen dat het terrein door niet meer dan 450 personen tegelijkertijd gebruikt mag worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan betreft een wijzigingsbesluit op basis van artikel 6:19 Abw, hangende de beroepsprocedure (op basis van art. 6:19 Awb).

Bijlage 1 Intensieve Veehouderijen

Bijlage 1 Intensieve veehouderijen

Bijlage 2 Bedrijven

Bijlage 2 Bedrijven

Bijlage 3 Semi - Agrarische Bedrijven

Bijlage 3 Semi - agrarische bedrijven

Bijlage 4 Detailhandel

Bijlage 4 Detailhandel

Bijlage 5 Horeca

Bijlage 5 Horeca

Bijlage 6 Recreatie En Sport

Bijlage 6 Recreatie en sport

Bijlage 7 Monumenten En Karakteristieke Panden

Bijlage 7 Monumenten en karakteristieke panden

Bijlage 8 Molens

Bijlage 8 Molens

Bijlage 9 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 9 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 10 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 10 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 11 Overzicht Van Streekeigen Beplanting

Bijlage 11 Overzicht van streekeigen beplanting

Bijlage 12 Leidraad Landschappelijke Inpassing

Bijlage 12 Leidraad Landschappelijke Inpassing

Bijlage 13 Lijst Nieuwe Economische Dragers

Bijlage 13 Lijst Nieuwe economische dragers

Bijlage 14 Lijst Nevenactiviteiten Strandpaviljoens

Bijlage 14 Lijst Nevenactiviteiten strandpaviljoens

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai

Bijlage 2 Geuronderzoek

Bijlage 2 Geuronderzoek