KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Niet Gesprongen Explosieven
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Water
4.13 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

J.W. Schuurmanstraat Domburg

Bestemmingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 26-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan J.W. Schuurmanstraat Domburg met identificatienummer NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01 van de gemeente Veere.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische deskundige

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek (een (senior KNA-archeoloog).

1.6 archeologisch onderzoek

Onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat beschikt.

1.7 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaande bouwwerken

Bouwwerken die bestaan of kunnen worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.10 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.14 bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.

1.22 dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt.

1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.25 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.26 mantelzorg

de zorg bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend door gezinsleden, buren of vrienden aan personen die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

1.27 molendeskundige

De vereniging De Zeeuwse Molen of de Hollandsche Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens.

1.28 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, telefooncellen, abri's en apparatuur voor telecommunicatie.

1.29 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.31 verblijfsrecreatie

Recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.32 voorgevel van een gebouw

Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepaalt het bevoegd gezag welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.

1.33 voorgevenrooilijn

Een denkbeeldige dan wel met de aanduiding 'gevellijn' aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'erf': voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de breedte ten hoogste 3 m.

6.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande dakhelling, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

6.3 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd –, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand de CROW-publicatie 317 (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien indien parkeren op eigen terrein niet mogelijk is, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden tevens bedoeld voor het behoud van de molen 'Weltevreden' als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'J.W. Schuurmanstraat Domburg'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De woning J.W. Schuurmanstraat 101 te Domburg grenst aan een groenstrook. De initiatiefnemer, eigenaar en bewoner van de woning, heeft de wens de groenstrook (deels) aan te kopen en een deel ervan te bebouwen met een 'Domburgs zomerhuis'. Dit is een aan-, uit- of bijgebouw ten behoeve van recreatief nachtverblijf op het erf van een reguliere, permanent bewoonde, woning. Omdat de groenstrook de bestemming 'Groen' heeft past het bouwen van een aanbouw voor recreatief nachtverblijf niet binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is een nieuw bestemmingsplan benodigd. Dit bestemmingsplan voorziet hier in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01_0001.png"

Figuur 1 | Locatie plangebied (bron: Provincie Zeeland, bewerking Juust BV)

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de J.W. Schuurmanstraat 101 te Domburg. Het betreft de percelen kadastraal bekend, gemeente Domburg, sectie F, nummers 1467 en 2578 (ged.). Het plangebied wordt aan de noord-, west- en zuidzijde begrensd door de J.W. Schuurmanstraat. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door J.W. Schuurmanstraat 103.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01_0002.png"

Figuur 2 | Het perceel (bron: www.scheldestromen.nl, bewerking Juust BV)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het bouwen van de zomerwoning planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit zes hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

De woning aan de J.W. Schuurmanstraat 101 is een hoekwoning, grenzend aan een groenstrook. De aan te kopen groenstrook is nog in eigendom van de gemeente Veere. De woning staat in een typische jaren '70 wijk. De J.W. Schuurmanstraat is een ruim opgezette straat met een groen karakter (zie figuur 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01_0003.png" Figuur 3 | Huidige situatie (bron: Google Streetview, opname 2017).

2.1.2 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer heeft de wens een deel van de naastgelegen groenstrook te verwerven van de gemeente hierop een aanbouw ten behoeve van recreatief nachtverblijf te realiseren. Voor de aanbouw is een ontwerp beschikbaar dat de basis vormt voor dit bestemmingsplan. De aanbouw heeft een zadeldak bedekt met dakpannen. De gevel wordt gepotdekseld in een donkere kleur (zie figuur 4) en voldoet, na wijziging van de bestemming van de groenstrook in 'Wonen', aan de bouwregels zoals die in het bestemmingsplan Kom Domburg zijn opgenomen. In de aanbouw is ruimte voor 4 personen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01_0004.png"

Figuur 4 | De te bouwen aanbouw voor recreatief nachtverblijf (bron: ingenieursbureau Tekton)

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kom Domburg' van de gemeente Veere. Dit bestemmingsplan is op 15 december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen', deels met de aanduiding 'erf' en 'Groen'. De bestemming 'Wonen' is bestemd voor wonen. Binnen de bestemming 'Wonen' is het, onder voorwaarden, toegestaan een aan- of uitbouw of een bijgebouw op te richten. Deze voorwaarden zijn:

  1. 1. gronden met de aanduiding 'erf' mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, met een maximum van 60 m² per bouwperceel;
  2. 2. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. 3. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 7 m;

Een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag vervolgens gebruikt worden voor recreatief nachtverblijf onder de volgende voorwaarden.

  1. a. de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m² en ten hoogste 40 m²;
  2. b. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  3. c. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;
  4. d. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 19.2.3 van het bestemmingsplan 'Kom Domburg' is bepaald;
  5. e. op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;
  6. f. de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;
  7. g. verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

In paragraaf 2.2.2 wordt aan de voorwaarden getoetst.

De bestemming 'Groen' is bestemd voor groen, water, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en voet- en fietspaden. Omdat de aanbouw binnen de bestemming 'Groen' valt is het bouwen en gebruiken van de aanbouw voor recreatief nachtverblijf op grond van de geldende gebruiksregels niet mogelijk.

Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3'. Hier wordt in paragraaf 4.2 aan getoetst. Ook geldt voor het plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop. Deze molenbiotoop is opgenomen om het behoud van molen 'Weltevreden' aan de Roosjesweg als werktuig en beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element te waarborgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01_0005.png"

Figuur 5 | Uitsnede bestemmingsplan 'Kom Domburg' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.2 Planuitwerking

Toetsing aan voorwaarden

Hieronder wordt aan de voorwaarden getoetst die worden gesteld aan de bouw van een aan-, uit- of bijgebouw en het gebruik daarvan voor recreatief nachtverblijf zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Kom Domburg'.

De oppervlakte van het 'erf' bedraagt in de nieuwe situatie 188 m². De helft hiervan mag bebouwd worden tot een maximum van 60m². De nieuwe aanbouw heeft een oppervlakte van 40m², op het achtererf wordt een nieuw bijgebouw gebouwd van 20 m². De gezamenlijke oppervlakte overschrijdt het maximum niet. De beoogde aanbouw kent voorts een goothoogte van 2,80 meter en een bouwhoogte van 6,80 meter, zodat het plan in overeenstemming is met de bouwregels.

Het gebruik van de nieuwe aanbouw ten behoeve van het gebruik voor recreatief nachtverblijf is binnen de geldende planregels zonder meer mogelijk. Deze worden op dit onderdeel overigens wel aangepast aan de actuele regeling zoals deze nu in de bestemmingsplannen voor het gemeentelijk grondgebied wordt opgenomen.

De plangrens van dit nieuwe bestemmingsplan volgt de nieuwe perceelsgrens aan de westzijde van het perceel en de bestaande perceelsgrens van de woning J.W. Schuurmanstraat 101 (zie figuur 6). Voor het gehele plangebied geldt de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'erf' voor het zij- en achtererf vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van de woning. Het bouwvlak heeft dezelfde afmeting als in het huidige bestemmingsplan. De van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels van het bestemmingsplan 'Kom Domburg' worden overgenomen.

Daarnaast wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' overgenomen, evenals de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie - 3'.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie- en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Op de verbeelding van het onderhavige plan wordt aan het gehele perceel de bestemming 'Wonen' toegekend. Ter plaatse van de bestaande woning wordt een bouwvlak opgenomen waar een maximum goothoogte van 6 meter geldt, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan. Vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is voor het zij- en achtererf de functieaanduiding 'erf' opgenomen. Daarnaast gelden voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie -3' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop'.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen
Voor het gehele plangebied is de bestemming 'Wonen' van toepassing. Er is ter plaatse van de bestaande woning een bouwvlak opgenomen. Buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'erf' mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Daarnaast biedt deze bestemming ruimte voor erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen. De bouwregels komen overeen met het geldende bestemmingsplan 'Kom Domburg'.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

De in dit artikel aangegeven bestemming betreft een zogenoemde dubbelbestemming. De dubbelbestemming is met arceringen op de verbeelding weergegeven. De bestemming valt samen met andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.

Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming, zoals hier 'Wonen' een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.

Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk, bijvoorbeeld wanneer de oppervlakte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 500m².

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Daarnaast is een parkeerregeling opgenomen. Deze regeling waarborgt dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de regels van de molenbiotoop opgenomen. Deze regels bevatten maximaal toegelaten hoogtematen en andere regels ter bescherming van de werking en cultuurhistorische waarde van molen 'Weltevreden'..

Algemene afwijkingsregels
Deze regels bieden burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van maten met ten hoogste 10%. Daarnaast kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning bestemmingsgrenzen overschrijden voor zover dit van belang is voor een technische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, die de titel van het plan bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

In de SVIR zijn geen regels opgenomen voor dergelijke kleine initiatieven als deze. Het rijksbeleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.

De Provincie Zeeland zet met het Omgevingsplan in op een hoogwaardig recreatieproduct dat aansluit op de huidige en toekomstige marktontwikkelingen en streeft daarbij naar kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatieve product. Met het toevoegen van een eenheid voor recreatief nachtverblijf wordt ingespeeld op de toenemende recreatie in Zeeland.

Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. In de verordening zijn geen regels opgenomen die specifiek betrekking hebben op het onderhavige plan. Dit aspect vormt geen belemmering voor dit plan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Kom Domburg, standaarden gemeentelijke bestemmingsplannen

Toetsing aan grootschalige(r) beleidskaders zoals de Structuurvisie Veere 2025 en de Visie Domburg, met het daarbij behorende Beeldkwaliteitsplan, kan achterwege blijven. Deze documenten bevatten beleidsdoelstellingen en kaders voor grootschaliger plannen en ontwikkelingen, zoals de herontwikkeling van het Singelgebied. Het uitgangspunt voor onderhavig plan is de geldende regeling dat bij iedere woning op het gemeentelijk grondgebied een zogenaamd Domburgs zomerhuis gebouwd kan worden, mits aan de daarvoor geldende bouw- en gebruiksregels wordt voldaan. Bij de bestaande woning kan dus al een aan-, uit of bijgebouw gerealiseerd worden ten behoeve van het aanbieden van recreatief nachtverblijf. Het is alleen niet mogelijk op de locatie waar initiatiefnemers dat beogen, namelijk naast de woning. Het bouwen van een aanbouw ten behoeve van recreatief nachtverblijf past binnen het beleid dat gehanteerd wordt voor het aanbieden van toeristisch nachtverblijf. Door te kiezen voor een bestemmingswijziging neemt de toegestane hoeveelheid bebouwing op het perceel niet toe. Doordat de oppervlakte van de functieaanduiding 'erf' toeneemt, is een betere verdeling van de maximaal toegestane oppervlakte aan erfbebouwing mogelijk.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Archeologie

Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie - 3'. Hiervoor geldt dat, als gebouwd wordt ten behoeve van de bestemming 'Wonen', er een verklaring van de archeologisch deskundige beschikbaar is waaruit blijkt dat archeologisch onderzoek niet nodig is of er een rapport is opgesteld waaruit de archeologische waarde van de betrokken gronden blijkt. Ook blijkt uit dat rapport dat de betreffende waarden niet worden geschaad, al dan niet door het verbinden van regels aan de omgevingsvergunning. Het vorenstaande is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
  4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

De nieuw te bouwen aanbouw heeft een oppervlakte van 40 m². Daarmee blijft het bouwwerk ruim onder het genoemde maximum van 500 m². Archeologisch onderzoek is daarom niet benodigd. Dit aspect vormt geen belemmering voor dit plan.

Het is mogelijk dat tijdens de uitvoeringsfase archeologische sporen aan het licht komen. Voor dit soort vondsten geldt een wettelijke meldingsplicht ex. paragraaf 5.4 van de Erfgoedwet

Cultuurhistorie

Het plangebied ligt binnen de molenbiotoop van molen 'Weltevreden' aan de Roosjesweg te Domburg. De molen staat op ongeveer 215 meter afstand van het plangebied. In de regels die in de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' zijn opgenomen staat dat binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen geen bebouwing mag worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/50 van deze afstand, in casu circa 215 meter, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek. Uit de tabel bij de toelichting met richtafstanden blijkt dat de aanbouw circa 6,6 meter hoog mag zijn. De nokhoogte van een aan-, uit- en bijgebouw mag, ingevolge dit bestemmingsplan, maximaal 7 meter zijn. De beoogde zomerwoning meet 6,8 meter. Dit betekent dat net niet geheel aan de molenbiotoop wordt voldaan. Een grotere hoogte is echter rechtstreeks toegestaan als het een bouwwerk betreft dat achter reeds bestaande bebouwing wordt gebouwd en de hoogte en breedte binnen die van die bestaande bebouwing blijft. De woningen die tussen de molen en het plangebied liggen zijn hoger dan de nieuwe aanbouw (zie figuur 6).

Naast de molen zijn er geen relevante cultuurhistorisch waardevolle elementen in de omgeving van het plangebied. Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01_0006.png"

Figuur 6 | Gebied tussen molen en plangebied (bron: www.zeeland.nl, bewerking Juust BV)

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Op een afstand van 57 meter, van bestemmingsgrens tot bouwvlak, ligt een tennisbaan met verlichting. Hiervoor geldt volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' een richtafstand van 50 meter in een rustige woonwijk. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Er liggen in de directe omgeving van het plangebied geen andere bedrijven of inrichtingen die relevant zijn in het kader van de richtafstanden. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, is van belang dat er inzicht is in de bodemkwaliteit. In het kader van het bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik.

De bestemming 'Groen' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'. Hiermee wordt een gevoeligere functie mogelijk gemaakt. De groenstrook ligt in een woonwijk die gebouwd is in de jaren '70. Op de bodemkwaliteitskaart van de Provincie Zeeland hebben de gronden de kwaliteit 'achtergrondwaarde'. Dit betekent dat de locatie niet verdacht is voor verontreiniging. Daarnaast betreft het een naoorlogse wijk gebouwd in de jaren '70. Er hebben in de tussenliggende jaren geen vervuilende activiteiten op de grond plaatsgevonden. Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen dienen te worden getoetst aan de genoemde regelgeving.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting. Ook liggen er geen routes van het basisnet, waardoor of waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in de directe omgeving van het plangebied. Dit aspect vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidniveaus zijn en wat niet (de geluidnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Het plangebied ligt aan de erftoegangsweg J.W. Schuurmanstraat. Voor deze straat geldt een snelheidsregime van 30 kilometer/uur. Vanwege de J.W. Schuurmanstraat is alleen een beoordeling van het woon- en leefklimaat nodig en geen toetsing aan de Wet geluidhinder. Daarnaast ligt plangebied op een afstand van circa 70 meter van de Dr. Joh. G. Mezgerweg. Deze weg heeft een snelheidsregime van 50 km/uur en deze weg bestaat uit twee rijstroken. De geluidzone bedraagt op grond van de Wet geluidhinder 200 meter vanaf de as van de weg. Dit betekent dat het plangebied binnen deze zone ligt. Er is uitsluitend sprake van een verplaatsing van de bouwmogelijkheden bij een bestaande woning. Er wordt geen nieuwe woning - en dus geen nieuw geluidgevoelig object - toegevoegd. Het verblijfsklimaat in de aanbouw is vergelijkbaar met de bestaande woningen in de omgeving. Ter plaatse van de J.W. Schuurmanstraat is uitsluitend lokaal verkeer in lage intensiteiten aanwezig. Een akoestisch onderzoek is niet nodig. Een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Het gaat dan met name om gas, elektra en rioolpersleidingen en leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Voor deze kabels en leidingen geldt een veiligheidszone omdat deze een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen waarmee rekening moet worden gehouden. Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor het realiseren van het plan.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

Het bouwen van de aanbouw bedoeld als recreatief nachtverblijf op het erf van J.W. Schuurmanstraat 101 draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De extra verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling zijn beperkt (ca. 4 bewegingen per etmaal). Pas indien er sprake is van realisatie van een woonwijk van 1500 woningen met 1 ontsluitingsweg, kan er sprake zijn van 'in betekenende mate'.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden of er geen beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.

De groenstrook naast de woning bestaat uit heesters en een boom. Een deel van de groenstrook wordt gerooid. Het andere deel van de groenstrook blijft gehandhaafd. Er gaat derhalve geen onderdeel van de groenstructuur verloren. Bij het rooien dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen, zodat broedende vogels niet worden verstoord.

In de omgeving van het plangebied liggen geen natuurgebieden of onderdelen van het NatuurNetwerk Zeeland.

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het plan.

4.10 Niet Gesprongen Explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen.

Het plangebied ligt op basis van de kaart voor niet gesprongen explosieven van de Provincie Zeeland in een aandachtsgebied voor niet gesprongen explosieven. In de omgeving van Domburg en in het dorp zelf zijn veel verdwaalde granaten door beschietingen op kustbatterijen.

Het plangebied ligt in een wijk gebouwd in de jaren '70. Daardoor is de grond na de oorlog al geroerd en zijn granaten niet meer te verwachten. Echter is dit geen garantie dat er geen niet gesprongen explosieven aanwezig zijn. In het kader van de uitvoering zal de initiatiefnemer overleggen met de gemeente Veere of nader onderzoek naar niet gesprongen explosieven noodzakelijk is. In het kader van de bestemmingsplanprocedure vormt dit aspect geen belemmering.

4.11 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

In het bestemmingsplan 'Kom Domburg' zijn voorwaarden opgenomen om een aan-, uit- of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf te gebruiken. Eén van deze voorwaarden is dat er wordt voorzien in minimaal één parkeerplaats (per verblijfsrecreatieve eenheid). In het onderhavige plan is aan de voorzijde van de aanbouw één parkeerplaats voorzien (zie figuur 7). In artikel 6.3 is een regeling opgenomen die juridische borging geeft aan voldoende parkeergelegenheid. Aan deze voorwaarde wordt daarom voldaan.

Daarnaast wordt een extra in-/uitrit aan de J.W. Schuurmanstraat aangelegd. Dit heeft geen nadelige invloed op de goede werking van de infrastructuur omdat hier slechts circa 4 verkeersbewegingen per etmaal worden verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01_0007.png"

Figuur 7 | Parkeerplaats voor de aanbouw (bron: ingenieursbureau Tekton)

Door de nieuwe eenheid voor recreatief nachtverblijf zal de verkeersgeneratie zo beperkt zijn dat dit geen nadelig effect heeft op de omliggende infrastructuur. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Er liggen geen waterkeringen in de directe omgeving van het plangebied waar in plan invloed op heeft.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0144BPJwschDbg-VG01_0008.png"

De hierboven aangegeven aantallen betreffen feitelijke oppervlakten. Op dit moment is er een woning van 50m² en een schuurtje van 12m². Het schuurtje wordt uitgebreid tot 20 m² en er wordt een nieuwe aanbouw van 40m² gerealiseerd.
Bodemverharding wordt vergroot vanwege de realisatie van een extra parkeermogelijkheid.
Het plan maakt ten opzichte van de huidige planologische situatie geen extra bebouwd oppervlak mogelijk (maximaal 60 m² buiten het bouwvlak). De erfbebouwing mag over een groter oppervlak worden verspreid, maar mag niet toenemen. Het bouwvlak wordt niet groter. Compensatie is daarom niet aan de orde.






Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
De afval- en hemelwaterafvoer van de nieuwe aanbouw zal worden gekoppeld aan het afvoersysteem van de bestaande woning.
Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
De nieuwe bestemmingswijziging zal hier geen verandering in brengen.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
De bestemmingswijziging heeft geen invloed op de grondwaterkwaliteit.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Oppervlaktewaterkwaliteit zal behouden blijven.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de
volksgezondheid, er is in het plan geen open water
of oppervlaktewater aanwezig welke risico's met
zich meebrengen.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Er is ter plaatse geen natte natuur aanwezig. Dit
maakt ook geen deel uit van het plan.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Er is ter plaatse geen natte natuur aanwezig. Dit
maakt ook geen deel uit van het plan.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Er is in of in de directe nabijheid van het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van eigendommen van het Waterschap.
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over
waterschapswegen?
* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?
* na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw
plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw
aangelegd?
* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?
* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een
waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een
woning of afscheiding (gefundeerd).
Niet van toepassing.

4.13 Conclusie

Milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van de bestemmingswijziging onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten, alle kosten worden verhaald op de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. Het plan heeft geen nadelige financiële gevolgen voor de gemeente.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan toegezonden aan de provincie Zeeland en het waterschap Scheldestromen.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro jo afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen. Tijdens de terinzagelegging van het onderhavige plan zijn geen zienswijzen ingediend.