KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Van Toepassing Verklaring
Artikel 2 Begrippen
Artikel 3 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 3
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel

Krommenhoekseweg 2 Meliskerke

Wijzigingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 07-06-2022 - vastgesteld

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Van Toepassing Verklaring

  1. De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veere' zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0717.0016BPBgbAp-VG01 van de gemeente Veere, inclusief 1e, 2e, 3e, 4e en 5e herziening en inclusief ‘3e herziening Buitengebied Veere Wijzigingsbesluit ex artikel 6.19 AWB’ met identificatienummer NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG02 met bijbehorende regels en eventuele bijlagen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan ‘Krommenhoekseweg 2 Meliskerke'.
  2. De regels zoals opgenomen in dit wijzigingsplan gelden in aanvulling c.q. afwijking van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Veere inclusief de bijbehorende herzieningen zoals genoemd onder a, en laten de overige regels uit de onder a genoemde bestemmingsplannen ongewijzigd.

Artikel 2 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
2.1 Plan
het wijzigingsplan ‘Krommenhoekseweg 2 Meliskerke’ met identificatienummer NL.IMRO.0717.0182WPKromweg2Mel-VG01’ van de gemeente Veere.
2.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
2.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
2.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
2.5 Bestemmingsplan Buitengebied Veere
het bestemmingsplan Buitengebied Veere, zoals dat luidt tot en met de 5e herziening Buitengebied Veere, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagen als vervat in de volgende GML-bestanden:
  • NL.IMRO.0717.0016BPBgbAp-VG01 (bestemmingsplan Buitengebied Veere);
  • NL.IMRO.0717.0085BPBgbGh-VG01 (1e herziening Buitengebied Veere);
  • NL.IMRO.0717.0085BPBgbGh-VG02 (1e herziening Buitengebied Veere, 2e vaststellingsbesluit);
  • NL.IMRO.0717.0104BPGh-VG01 (2e herziening Buitengebied Veere);
  • NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG01 (3e herziening Buitengebied Veere);
  • NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG02 (herstelbesluit 3e herziening Buitengebied Veere);
  • NL.IMRO.0717.0124BPGh-VG03 (3e herziening Buitengebied Veere na uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak);
  • NL.IMRO.0717.0153BPBgbH4-VG01 (4e herziening Buitengebied Veere);
  • NL.IMRO.0717.0174BPBgbH5-VG01 (5e herziening Buitengebied Veere);
2.6 Agrarisch bedrijf:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
  • het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
  • het houden of fokken van vee, pluimvee, pelsdieren of vissen;
nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden bedrijf:
    een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter;
  2. kassenbedrijf:
    een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  3. niet-grondgebonden bedrijf:
    een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen:
    1. intensieve veehouderij: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;
    2. intensieve tuinbouw in gebouwen: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel in gebouwen en (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
    3. de teelt van slakken, wormen en vissen;
  4. aquacultuur:
    de teelt van (zout)watergebonden organismen, waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
2.7 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
2.8 Bestaande situatie
  1. bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, dan wel bouwwerken die krachtens overgangsrecht aanwezig mogen zijn op het tijdstip van tervisielegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan
  2. bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
2.9 Bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
2.10 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
2.11 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
2.12 Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
2.13 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, nader te onderscheiden in:
  1. aan- en uitbouwen; een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
  2. bijgebouwen; een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
2.14 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
2.15 Kleinschalig kampeerterrein:
een terrein of plaats gelegen op een (voormalig) agrarisch bouwvlak of een bouw- en/of bestemmingsvlak met de bestemming Sport, Wonen of Bedrijf en/of op direct daaraan grenzende volgens het bestemmingsplan Buitengebied als agrarisch bestemde gronden, welke geheel of gedeeltelijk zijn ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen, of geplaatst houden van kampeermiddelen met maximaal 25 standplaatsen;
2.16 Niet permanente standplaats
een deel van een kleinschalig kampeerterrein, landschapscamping of hofstedecamping geschikt voor de plaatsing van een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor een aaneengesloten periode van ten hoogste het kampeerseizoen aanwezig mag zijn;
2.17 Peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg of de kruin van een dijk grenzen: de hoogte van die weg respectievelijk kruin van de dijk;
  2. bij ligging in het water: het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.18 Permanente standplaats:
een deel van een kleinschalig kampeerterrein, geschikt voor de plaatsing van een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn;
2.19 Standplaats:
een deel van een kleinschalig kampeerterrein of landschapscamping ingericht en bestemd voor de plaatsing van een of meer kampeermiddelen;
2.20 Verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

Artikel 3 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
3.1 Afstanden
van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
3.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
3.3 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil; de hoogte van windturbines en molens wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt dat de rotor of wiek kan innemen;
3.4 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
3.5 de oppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.6 de inhoud van een gebouw:
wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
3.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt van de goot of het boeibord van de dakkapel uitgegaan;
3.8 de inhoud van een (regionale) mestverzamelsilo:
de inhoud van een (regionale) mestverzamelsilo wordt gemeten tussen het peil, de buitenzijde van de wanden en de buitenzijde van de overkapping;
3.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
3.10 ondergeschikte bouwonderdelen:
bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken tot een overschrijding van het bouwvlak met maximaal 3 meter alsmede een bouwhoogte van maximaal 3 meter buiten beschouwing gelaten.

2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
Aan de bepalingen uit lid 4.1 van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Veere’ worden de volgende bepalingen toegevoegd:
De voor ‘Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen': en de direct daarop aangrenzende agrarische gronden: een kleinschalig kampeerterrein;
  2. ter plaatse van de aanduiding maatvoering ‘maximum aantal standplaatsen – 25’ een kampeerterrein met maximaal 25 standplaatsen;
  3. ter plaatse van de aanduiding maatvoering ‘maximum aantal permanente standplaatsen: 5’ maximaal 5 permanente standplaatsen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 3

De regels ten aanzien van de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie -3’ zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Veere’ inclusief de bijbehorende herzieningen, zijn onverkort van toepassing.

3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Open, nagenoeg onbebouwd gebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Open, nagenoeg onbebouwd gebied' dient bij het benutten van de bouwmogelijkheden op grond van de daar voorkomende bestemming(en) rekening ten worden gehouden met het open, nagenoeg onbebouwde karakter van het gebied.
7.2 Omgevingsvergunning
  1. Het is verboden op de gronden met de gebiedsaanduiding 'Open, nagenoeg onbebouwd gebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het beplanten van gronden met houtgewassen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan niet reeds met houtgewassen waren beplant.
7.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
  1. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien het besloten, nagenoeg onbebouwde karakter van het gebied niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en de werken geen onevenredig nadelige gevolgen voor de naastliggende gebieden hebben.
  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 7.3 onder a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een vergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de genoemde waarden van het gebied, met dien verstande dat het inwinnen van advies niet vereist is indien planvorming op basis van het Natuurbeheerplan Zeeland plaatsvindt of indien planvorming door de Dienst Landelijk Gebied, Staatsbosbeheer of de Stichting het Zeeuws Landschap is voorbereid.
7.4 Uitzondering op verbod
Het verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden als bedoeld in 7.2 welke:
  1. het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreft;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  3. waarvoor krachtens de Wet natuurbescherming een vergunning is vereist;
  4. ter plaatse van een bouwvlak waarvoor ingevolge de Wabo een omgevingsvergunning is vereist.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 8.1 met maximaal 10%.
8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Artikel 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
8.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
8.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Artikel 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan ‘Krommenhoekseweg 2 Meliskerke’.