KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - Zeehaven En Industrie
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Leiding
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Railverkeer
Artikel 8 Water - Deltawater
Artikel 9 Water - Haven
Artikel 10 Waterkering
Artikel 11 Waarde - Beschermde Dijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Antidubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualiseringsopgave
1.2 Verordeningsgebied
1.3 Geldende Bestemmingsregeling
1.4 Doel
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Beheersverordening Als Instrument
2.1 Inleiding
2.2 De Beheersverordening
2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Hoofdstuk 3 De Beheersverordening Voor Vlissingen - Oost
3.1 Inleiding
3.2 Waarom Een Beheersverordening Voor Vlissingen - Oost?
3.3 Opzet Beheersverordening Vlissingen - Oost
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Beleidsaspecten
4.3 Omgevingsaspecten
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Gezoneerd Bedrijventerrein'
Bijlage 2 Beleidsregel Zonebeheersysteem Industrieterrein Vlissingen - Oost
Bijlage 3 Leidingen
Bijlage 1 Bedrijven
Bijlage 2 Luchtfoto
Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Gezoneerd Bedrijventerrein'

Beheersverordening Vlissingen-Oost

Beheersverordening - Gemeente Vlissingen

Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

Beheersverordening Vlissingen-Oost overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01 met bijbehorende bestanden.

1.2 agrarisch gebruik

gebruik, gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden agrarisch gebruik:
    1. 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    2. 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    3. 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    4. 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is, of waarvoor de gronden feitelijk en in overwegende mate voor voerteelt voor het veehouderijbedrijf worden gebruikt;
    5. 5. paardenfokkerij/houderij: het fokken van paarden en het, zowel bedrijfsmatig als recreatief, stallen en houden van paarden;
    6. 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  2. b. niet-grondgebonden agrarisch gebruik:
    1. 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    2. 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder inbegrepen, in gebouwen;
    3. 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.

1.3 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.5 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.6 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, opslaan, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel ondergeschikt daaraan detailhandel plaatsvindt, uitsluitend als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.8 begane grond

de eerste bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt via het straatniveau.

1.9 beperkt kwetsbaar object

een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden, zoals:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per ha, en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object', onder c vallen;
  3. c. hotels en restaurants voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object, onder c, vallen;
  4. d. winkels, voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object', onder c, vallen;
  5. e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. sport- en kampeerterreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object', onder d, vallen;
  7. g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object', onder c, vallen;
  8. h. objecten, die met de onder a t/m e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen, die bij een ongeval kan vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.10 besluitvlak en besluitsubvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.11 bestaand

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment van vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken, die op het moment van de vaststelling van de verordening aanwezig zijn en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd of nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhoud- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  4. d. bestaande bouwhoogte: bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte, of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de eerste bouwlaag (begane grond) en met uitsluiting van kelder, onderbouw/souterrain, kap, dakopbouw, zolder en/of bijzondere bouwlaag.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende, bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende volumineuze en gevaarlijke goederen:

  1. a. keukens, badkamers en sanitair;
  2. b. meubels en woninginrichtingsartikelen;
  3. c. bouwmarkten;
  4. d. tuincentra en tuinbenodigdheden;
  5. e. volumineuze dierenbenodigdheden;
  6. f. naar aard en omvang vergelijkbare goederen.

1.20 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij de baliefunctie een essentieel onderdeel vormt;

1.21 externe veiligheid

kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewenst voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.24 grootschalige detailhandel

detailhandelsvoorzieningen met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer.

1.25 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.26 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.27 gezoneerd industrieterrein

terrein zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.28 grenswaarde

grens, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.29 grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.30 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bedrijfsmiddel is betrokken.

1.31 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.32 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.33 invloedsgebied

een gebied, waarin, op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.34 kwetsbaar object

een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden, zoals:

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij het begrip 'beperkt kwetsbaar object', onder a;
  2. b. gebouwen, bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardentehuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen, waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.35 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap en natuur;

1.36 landschapswaarde:

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.37 milieudeskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

1.38 natuurwaarde:

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.39 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, geluidswerende voorzieningen, telefooncellen, geldautomaten, bergbezinkbassins, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, verkeersregelinstallaties-, geleiders- en borden, parkeermeters, lichtmasten, abri's, oplaadvoorzieningen voor elektrisch aangedreven voertuigen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.40 peil

  1. a. de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw, indien de afstand tussen het gebouw en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het, op het moment van inwerkingtreding van het plan, afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.41 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.42 plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar

de risicocontour 10-6/jaar, ingevolge de artikelen 6, 7 en 8 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.

1.43 QRA

een Quantitative Risk Analysis (kwantitatieve risicoanalyse) voor activiteiten met gevaarlijke stoffen.

1.44 richtwaarde

richtwaarde, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer, en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.45 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting, waarvoor krachtens de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein'

1.47 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.48 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.49 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.50 wet/wettelijke regelingen

indien in dit plan, de begrippen in de regels daaronder begrepen, wordt verwezen naar een wet, een wettelijke regeling (Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling), een keur of een verordening dienen deze te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening.

1.51 windturbine

een machine met rotorbladen, waarmee door middel van windkracht elektriciteit wordt opgewekt;

1.52 Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze beheersverordening wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 het bebouwde oppervlak:

van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - Zeehaven En Industrie

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Bedrijventerrein - Zeehaven en industrie' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

3.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

3.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

3.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

3.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

Artikel 4 Groen

4.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Groen' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

4.2 Aanvullingen ten aanzien van het GEBRUIK

4.3 Aanvullingen ten aanzien van het BOUWEN

4.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

4.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 5 Leiding

5.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Leiding' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

5.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

5.3 Aanvullingen ten aanzien van het BOUWEN

5.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

5.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Verkeer' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

6.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

6.3 Aanvullingen ten aanzien van het BOUWEN

6.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

6.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 7 Verkeer - Railverkeer

7.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Verkeer - Railverkeer' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

7.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

7.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

7.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

7.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 8 Water - Deltawater

8.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Water - Deltawater' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

8.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

8.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

8.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

8.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde. of werkzaamheden

Artikel 9 Water - Haven

9.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Water - Haven' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

9.2 Aanvullingen ten aanzien van het GEBRUIK

9.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

9.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

n.v.t.

9.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

n.v.t.

Artikel 10 Waterkering

10.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak 'Waterkering' gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

10.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

10.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

10.4 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

10.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Beschermde Dijk

11.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het besluitvlak Waarde - Beschermde dijk gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

11.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

In aanvulling op het bepaalde in lid 11.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor:

  1. a. de waterkering;
  2. b. beplantingen;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. overige voorzieningen;
  5. e. behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden.

11.3 Aanvullingen ten aanzien van het BOUWEN

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Plaatsbepaling en vormgeving bouwwerken

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2,1, lid 1, sub b en c Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken of te doen of laten gebruiken van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in deze beheersverordening aan de grond gegeven besluit(sub)vlakken.

14.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1:

  1. a. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Geluidzone Industrie

16.2 Vrijwaringszone - dijk

16.3 Veiligheidszone - Munitiedepot

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de Beheersverordening Vlissingen-Oost.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Actualiseringsopgave

De gemeenten Vlissingen en Borsele actualiseren alle (verouderde) bestemmingsplannen binnen hun grondgebied.

Voor het actualiseren van het planologische regime voor het gebied van Vlissingen - Oost is de belangrijkste reden de wettelijke plicht, zoals die in de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening is opgenomen. Daarnaast is een belangrijk argument het vervangen van verouderde regelingen.

Actualisatie kan ofwel via een bestemmingsplan ofwel via een beheersverordening plaatsvinden. Tot op heden is voor het meest gangbare en meest bekende juridische instrument gekozen: het bestemmingplan. Voor Vlissingen - Oost is echter gekozen voor het instrument 'beheersverordening'. Hoofdstuk 3 is de onderbouwing van de keuze voor de beheersverordening beschreven.

De Beheersverordening Vlissingen-Oost sterkt zich uit over het gedeelte van het Zeehaven en industrieterrein Sloe van de gemeente Vlissingen. De gemeente Borsele stelt voor haar grondgebied eveneens een afzonderlijke beheersverordening op. Er is gekozen voor één plansystematiek voor beide beheersverordeningen, omdat er feitelijk sprake is van één verordeningsgebied. Ook in de huidige situatie is sprake van twee plannen met eenzelfde plansystematiek (zie ook paragraaf 1.3).

1.2 Verordeningsgebied

De beide verordeningsgebieden (Borsele en Vlissingen) omvatten het volgende:

  • het gehele zeehaven- en industrieterrein Sloe;
  • de insteekhavens (Sloehaven, Quarleshaven en Van Cittershaven);
  • de randweg N254 rondom het zeehaven- en industrieterrein.

Het Borselse deel omvat:

  • het oostelijk deel van het Zeehaven en Industrieterrein Sloe;
  • de noordelijke en oostelijke uitlopers van de havenbekkens: de Bijleveldhaven, Westhofhaven, Scaldiahaven en Kaloothaven;
  • de kerncentrale.

Het Vlissingse deel omvat:

  • het westelijk deel van het Zeehaven en Indsutrieterrein Sloe.
  • de primaire insteekhavens Sloehaven, Quarleshaven en Van Cittershaven.

Een globale begrenzing van het plangebied is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0001.png"

Figuur 1.1. Globale begrenzing plangebied.

1.3 Geldende Bestemmingsregeling

Voor het verordeningsgebied gelden de volgende bestemmingsplannen.

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
Industrieterrein Vlissingen-Oost 30-09-1993 26-04-1994
Industrieterrein Vlissingen-Oost 1H 29-03-2001 10-07-2001
Industrieterrein Vlissingen-Oost 2H vernietigd vernietigd
Industrieterrein Vlissingen-Oost 3H 28-08-2003 14-10-2003
Industrieterrein Vlissingen-Oost 4H 02-04-2009 -
Industrieterrein Vlissingen-Oost 1W 17-05-2010 -
Industrieterrein Vlissingen-Oost 2W 17-05-2010 -

Binnen deze bestemmingsplannen, herzieningen en wijzigingsplannen zijn de gronden in overwegende mate aangewezen voor Zeehaven en Industrieterrein, waarbij een zonering is toegepast.

  • Z I langs de randen: bedrijven uit categorie I van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • Z II, meer inwaarts gelegen: bedrijven uit categorie I en II van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • Z III langs de Westerschelde: bedrijven uit categorie I, II en III van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • De N254 en de groenstrook zijn bestemd als Verkeersdoeleinden en Groenvoorzieningen.
  • De primaire en secundaire waterstaatswerken zijn als zodanig bestemd.
  • Ook zijn leidingzones geregeld.
  • Aan de noordwestzijde is aan een deel van de gronden een uit te werken bestemming Zeehaven- en industrieterrein toegekend. Tot op heden is dit gebied niet uitgewerkt en worden de gronden agrarisch gebruikt.
  • In de bouwregels is voor de bestemming Zeehaven en Industrieterrein het volgende bepaald.
    1. 1. Bouwpercelen mogen voor maximaal 75% worden bebouwd.
    2. 2. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.
    3. 3. De bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van gebouwen en windturbines mag 45 m bedragen. In de 4e herziening van het bestemmingsplan is deze bouwhoogte voor windturbines overigens gewijzigd in 100 m en 145 m, afhankelijk van de op de plankaart opgenomen hoogtezonering: langs de N256 maximaal 100 m en verder naar de Westerschelde (planinwaarts naar het zuiden) 145 m.

1.4 Doel

De beheersverordening omvat het gebied, zoals dat in paragraaf 1.2 is beschreven en heeft als doel het bieden van een actuele juridisch-planologische regeling voor het gebied. De voorliggende beheersverordening vervangt de in paragraaf 1.3 genoemde juridisch-planologische regeling. Daarmee worden ook de bebouwings- en gebruikswijzigingen, die in afwijking van dit plannen in de loop der jaren vooruitlopend op een bestemmingsplanherziening zijn toegestaan, geformaliseerd.

De beheersverordening bestaat uit:

  • een verbeelding;
  • regels;
  • een toelichting.

Verbeelding

Analoog (niet leidend)

Op de verbeelding, bestaande uit één kaartblad, zijn onder meer de besluitvlakken van de in het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenaamde renvooi. De verklaring legt een verbinding tussen de besluitvlakken, die op de verbeelding zijn aangegeven en de regels. De analoge verbeelding is niet juridisch bindend.

Digitaal

Nieuwe ruimtelijke plannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Op de gemeentelijke website en op www.ruimtelijkeplannen.nl kan de beheersverordening worden bekeken. Bij raadpleging van de digitale beheersverordening op ruimtelijke plannen wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van de verordening "doorverwezen". De digitale verbeelding is juridisch leidend.

Regels

De regels bevatten de regeling inzake het gebruik van en de bebouwingsmogelijkheden op de gronden die in het plan zijn begrepen.

Toelichting

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende beleidskaders vermeld. Voorts worden de relevante onderzoeksresultaten vermeld. De toelichting van de beheersverordening biedt daarmee de motivering en onderbouwing van de actualisering van het plan.

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd.

  • Hoofdstuk 2 beschrijft het instrument beheersverordening en de instrumenten die in aanvulling op de verordening beschikbaar zijn voor het beheer van het verordeningsgebied Vlissingen - Oost.
  • Hoofdstuk 3 gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening voor het verordeninggebied, de uitgangspunten waarop de beheersverordening is gebaseerd en de toelichting op de inhoud van de verordening. Tevens is ingegaan op handhaving.
  • Hoofdstuk 4 bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid daarvan op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.

Hoofdstuk 2 De Beheersverordening Als Instrument

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee – naast de beheersverordening – het ruimtelijk beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.

2.2 De Beheersverordening

2.2.1 Inhoudelijk

Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaande gebruik voor een gebied, waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Daaronder moet worden verstaan: geen ruimtelijk relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden, opstallen alsmede bouwkundige wijzigingen van bouwwerken.

Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.

  • Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd.
  • Bij gebruik in ruime zin wordt het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen.

Bij gebruik in ruime zin gaat het (boven op het gebruik in enge zin) tevens om het gebruik dat door het geldende bestemmingsplan wordt toegelaten. Ook alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden vallen daaronder. Het is toelaatbaar dit gebruik in ruime zin in een beheersverordening op te nemen.

In de beheersverordening Vlissingen - Oost is ervoor gekozen de ruimte, die het geldende bestemmingsplan biedt, mee te nemen. Reden hiervoor is dat de gronden nagenoeg geheel daadwerkelijk zijn uitgegeven en ook als zodanig in gebruik en bebouwd zijn. Daarom zijn feitelijk nauwelijks nieuwe, grote, ruimtelijke ontwikkelingen, mogelijk, noch voorzien.

2.2.2 Bestanddelen beheersverordening

Anders dan bij het bestemmingsplan bepaalt de Wet ruimtelijke ordening niet uit welke elementen een beheersverordening bestaat. Het is wel duidelijk, dat de beheersverordening betrekking heeft op een gebied en regels geeft voor het beheer van het gebied. De beheersverordening heeft een digitale component en sluit aan bij de digitale opzet van de instrumenten van de Wet ruimtelijke ordening.

Dat maakt, dat een beheersverordening bestaat uit:

  • een object, dat bestaat uit het gebied, waarop de verordening betrekking heeft; deze is op de bijbehorende verbeelding aangegeven als verordeningsgebied, met één of meer objecten binnen het gebied, die op de verbeelding zijn aangegeven als besluit(sub)vlak;
  • regels, die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiksvormen, bouwen, aanleggen, slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en eventueel overgangsrecht.

Alhoewel de Wet ruimtelijke ordening dit evenmin bepaalt, is het noodzakelijk de beheersverordening vergezeld te laten gaan van een toelichting, waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt wel dat de beheersverordening de volgende elementen kan bevatten:

  • een verbod om bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning (bijvoorbeeld ter bescherming van bepaalde waarden of belangen);
  • een verbod om bouwwerken te slopen zonder omgevingsvergunning (bijvoorbeeld voor cultuurhistorisch waardevolle objecten);
  • binnenplanse afwijkingsregels;
  • overgangsrecht.

In deze beheersverordening is in het algemeen geen noodzaak gebleken om een aanleg- of sloopverbod op te nemen. Hoewel de verordening op het eerste gezicht voldoende bouw- en gebruiksmogelijkheden bevat binnen het gebied, is er alle aanleiding, gezien de aard, het karakter en de ligging van het gebied, om enkele afwijkingsregels voor geringe afwijkingen op te nemen. Een uitzondering is gemaakt voor bescherming van de natuur, landschaps en cultuurhistorische waarden van de waterkering en de leidingen.

De voorliggende beheersverordening bevat de regels voor het gebruik, het bouwen en het afwijken met een omgevingsvergunning.

  • Ten behoeve van de archeologie zijn geen regels nodig gebleken.
  • Ten behoeve van de bescherming van de natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden en de waterkerende functie is een besluitvlak 'Waterstaat' opgenomen.
  • Ten behoeve van de waarborging van de bescherming van de planologisch relevante leidingen is een besluitvlak Leiding opgenomen.

2.2.3 Procedureel

De beheersverordening is een gemeentelijke verordening. In tegenstelling tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open.

In de gemeentewet is bepaald dat de raad een verordening vast stelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. In de inspraakverordening van de gemeente Vlissingen is geregeld dat een ontwerp van een verordening ter visie ligt.

Bij de voorbereiding van deze beheersverordening is daarom de gelegenheid aan een ieder gegeven een inspraakreactie in te dienen. Deze worden betrokken bij de vaststelling van de beheersverordening door de gemeenteraad.

De beheersverordening wordt digitaal vastgesteld en bekend gemaakt. Bij verschil in uitleg is de digitale versie beslissend.

2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten

2.3.1 Beheersverordening en andere instrumenten

De beheersverordening is één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijk beheer van Vlissingen - Oost. Dit middel kan niet los worden gezien van andere instrumenten, die ook voor het ruimtelijk beheer kunnen worden benut. Deze worden hierna belicht.

2.3.2 Het vergunningsvrij bouwen

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor), die voortvloeit uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) zijn bouwactiviteiten opgenomen, waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is. Daarbij is onderscheid gemaakt in twee categorieën van vergunningvrije bouwactiviteiten:

  • de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening moeten passen;
  • de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die pas vergunningvrij zijn, indien deze passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening.

Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:

  • vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in een gebied, dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven;
  • het aantal woningen mag niet worden veranderd door vergunningvrij bouwen; dit is overigens in het verordeningsgebied niet aan de orde: er zijn geen woningen aanwezig, noch toegestaan;
  • wanneer een gebied archeologische resten bevat, is vergunningvrij bouwen over een oppervlakte van meer dan 50 m2 niet toegestaan.

Voor vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.

2.3.3 Planologische kruimelgevallen

In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamd planologische kruimelgevallen opgenomen (artikel 4). Het gaat om zogenaamd bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele- en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 meter, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m2 binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Bebouwd gebied (Geoloket provincie Zeeland, bestaand bebouwd gebied in licht groen, indicatieve contour van het verordeningsgebied in rood).

Voor de beheersverordening is ervan uitgegaan dat de grenzen van het bestaand bebouwd gebied overeenkomen met de grenzen voor de bebouwde kom, zoals bedoeld in bijlage II van het Bor. Het verordeningsgebied maakt geen deel uit van de bebouwde kom.

Voor de activiteiten, die via deze 'kruimelgevallenregeling' mogelijk kunnen worden gemaakt, geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wabo. Dit betekent, dat er een beslistermijn van acht weken geldt met de mogelijkheid tot verdaging met zes weken na de datum van ontvangst van een ontvankelijke aanvraag. Nadat de vergunning is verleend, staat daartegen bezwaar en beroep open.

2.3.4 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening

Voor – de op dit moment – onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wabo de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, noch met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft.

Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen bezwaar en beroep open.

Hoofdstuk 3 De Beheersverordening Voor Vlissingen - Oost

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de toepassing van de beheersverordening op het verordeningsgebied Vlissingen - Oost uiteengezet en worden de gemaakte keuzes inzichtelijk gemaakt. Tevens is een toelichting op de regeling opgenomen.

3.2 Waarom Een Beheersverordening Voor Vlissingen - Oost?

3.2.1 Begrenzing

De grens van het gebied van de beheersverordening is aangesloten op de aangrenzende bestemmingsplannen. Daarmee ontstaat voor Vlissingen - Oost een gebiedsdekkend geheel van actuele juridisch-planologische regelingen, waartoe de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2013 verplicht.

3.2.2 Gebiedstype

Duidelijk te onderscheiden zelfstandig gebied

Vlissingen - Oost is gesitueerd aan diep vaarwater in een knik aan de Schelde. Het plangebied is duidelijk afgebakend en contrasteert daardoor sterk met de omgeving. Het gaat om een zelfstandig gebied.

  • Langs de noordwest-, noord-, en noordoostzijde ligt de N254 en de N662, die samen de ontsluiting van het industrieterrein verzorgen. De infrastructuur wordt begeleid door dijken en groenvoorzieningen. Aan de zuidzijde ligt de Schelde. Langs de westzijde ligt het Rammekensschor. De oostzijde wordt bepaald door natuurontwikkeling en het groenproject 't Sloe.
  • Vlissingen - Oost strekt zich uit over een deel van de gemeente Vlissingen (westelijk deel) en de gemeente Borsele (oostelijk deel).

Ruimtelijke structuren

Het Sloegebied kenmerkt zich door grootschalige en een diversiteit aan industrieën. Ruimtelijke elementen die zich duidelijk laten onderscheiden zijn:

  • de insteekhavens:
  • de ruime kavels, rationeel verkaveld, gebaseerd op de ontsluitingsstructuur;
  • grootschalige en industriële complexen en kleinschaligere industriële en bedrijfsmatige bebouwing;
  • de bovengrondse en ondergrondse infrastructurele werken (hoogspanningsverbindingen en leiding(zones)).

Vlissingen Oost kent een bij een zeehaven- en industriegebied behorende bedrijfsmatige dynamiek. Bedrijvigheid is de belangrijkste functie in het plangebied, daarnaast komen belangrijke verkeers- en groenstructuren voor, rondom havenbekkens. Voor een deel zijn binnen Vlissingen - Oost nog kavels beschikbaar voor industriële (her)ontwikkeling. Op dit moment is in het totale gebied Vlissingen - Oost (gezamenlijk met Borsele) nog circa 200 hectare bedrijfsterrein vrij uitgeefbaar Deze industriële ontwikkeling wordt gezien als bestaande ontwikkelruimte: er geldt immers nu reeds een juridisch -planologisch regime waarbinnen het oprichten van industriële bedrijvigheid op deze kavels mogelijk is.

Zoals in paragraaf 2.2.1 aangegeven zijn feitelijke nieuwe, grootschalige, ruimtelijke ontwikkelingen niet voorzien. De dynamiek die in het gebied nog is te verwachten, is gebonden aan de verdere invulling en exploitatie van de nog uitgeefbare kavels door (extensieve) industriële en bedrijfsmatige activiteiten:

  • invulling van de nog beschikbare circa 200 hectare bedrijfsterrein;
  • wijzigingen in gebruik van vrijgekomen bedrijfspercelen/gebouwen (voor zover passend binnen het planologisch kader);
  • verandering van (het uiterlijk) van hoofdgebouwen door bijvoorbeeld aanbouwen;
  • beperkte nieuwbouw of aanpassingen van bedrijfsgebouwen;
  • algehele nieuwbouw op bestaande percelen; dit past binnen het reguliere kader van een dergelijk gebied.

Binnen de groengordel en de functie verkeer langs de noordzijde van het gebied is overigens weinig dynamiek te verwachten. Om deze reden is een beheersverordening een adequaat instrument om het bestaande gebruik in ruime zin te continueren. In het verleden is niet gebleken, dat dit de ontwikkeling en bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven belemmert. Temeer, indien nodig, kan door middel van een planologische omgevingsvergunning medewerking worden verleend aan initiatieven, die onverhoopt niet binnen de beheersverordening passen, maar die in planologisch opzicht wenselijk en aanvaardbaar zijn.

Wezenlijke ruimtelijke veranderingen, bijvoorbeeld via wijzigingsprocedures of uit te werken bestemmingen, behoren niet tot de ruimtelijke mogelijkheden binnen een beheersverordening. Deze en andere vormen van ruimtelijke ontwikkelingen die niet passen binnen de voorliggende beheersverordening kunnen na een afzonderlijk juridisch-planologisch spoor mogelijk worden gemaakt (zie ook paragraaf 2.3.4).

3.3 Opzet Beheersverordening Vlissingen - Oost

3.3.1 Uitgangspunten

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • het beheer van de bestaande situatie;
  • afstemming van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op het geldende planologisch regime, voor zover passend binnen de sectorale wetgeving, rekening houdend met de aanvullende instrumenten (zie paragraaf 2.3)

3.3.2 Beheer van de bestaande situatie

Beheer

Het beheer van de bestaande situatie is één van de uitgangspunten van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe, dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. Het bestaande karakter en de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden van dit havengebied worden zo behouden.

Het belangrijkste artikel per functie regelt dit uitgangspunt door te bepalen, dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is. De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen:

  • bestaand gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment, dat de verordening wordt vastgesteld; dit omvat dus het gebruik in ruime zin (zie paragraaf 2.2.1);
  • bouwen (bestaande bouwwerken): bouwwerken, die overeenkomstig de Wabo zijn gebouwd (ofwel vergunningsvrij ofwel op basis van een vergunning) of nog legaal kunnen worden gebouwd (op grond van een nog niet benutte vergunning).

Te raadplegen bronnen

Bij de aanvraag om omgevingsvergunning en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd.

  • Lijst met functies (bijlage 1)
    In bijlage 1 is een lijst opgenomen, waarin per adres is weergegeven welke functie(s) op dat adres worden uitgeoefend. Dit betreffen gegevens uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en de WOZ (Wet onroerende zaken). Aan de hand van deze lijst kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie (functie) is.
  • Luchtfoto d.d. 2011 (bijlage 2)
    Aan de hand van luchtfoto zijn verschillende waarnemingen mogelijk. Dit betreft onder meer de locatie van de bebouwing, het water (de haven), de spoorweg en de waterkering.
  • Archief omgevings- en bouwvergunningen
    Door middel van het gemeentelijk en provinciaal archief met verleend bouw- en omgevingsvergunningen is per geval de bestaande c.q. vergunde situatie inzichtelijk. Ter plaatse zijn vooral de functies zeehaven en industrieterrein gesitueerd. Er is beperkt sprake van andere functies (agrarisch, groen, verkeer, water, waterkering en leidingen). Deze functies worden als feitelijk bestaand gebruik aangemerkt en als zodanig op de verbeelding, in de toelichting en in de gebiedsregels

3.3.3 Afstemming planologische mogelijkheden

In de regels zijn de mogelijkheden overgenomen vanuit het geldende planologische regime.

  • De afzonderlijke (sub)bestemmingen en andere aanduidingen in het gebied zijn onderverdeeld in besluit(sub)vlakken. Daaraan zijn, waar nodig, aanvullende regels gesteld ten aanzien van het bestaande gebruik en de aanwezige bebouwing.
  • Het bestaande gebruik mag worden voortgezet.
  • In aanvulling op de bepaling inzake bestaand gebruik zijn voor de afzonderlijke gebruiksvormen bepalingen opgenomen waarmee de planologische ruimte uit de geldende bestemmingsregelingen, zo veel mogelijk is gecontinueerd.
  • Er zijn enkele afwijkingsregels opgenomen. Het betreft hier afwijkingen die zonder uitvoerig onderzoek kunnen worden toegepast. Bij iedere afwijking vinden wel een afweging en toetsing plaats, die zijn niet zo substantieel als bijvoorbeeld bij een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in een bestemmingsplan.
  • De bestaande aanwezige gebruiksvormen zijn in de tabellen in bijlage 1 vermeld.

3.3.4 Onderdelen en opzet van de beheersverordening

Opzet

De beheersverordening bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de verbeelding;
  • de regels (vier hoofdstukken).

Het verordeningsgebied is op de verbeelding aangegeven. De regels bestaan uit vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 van de regels bevat inleidende bepalingen als begripsbepalingen (artikel 1) en regels voor de wijze van meten (artikel 2). Deze bepalingen zijn noodzakelijk voor een juiste interpretatie van de regels.
  • In hoofdstuk 2 zijn de gebiedsregels ofwel de gebruiks- en bouwregels opgenomen. In deze bepalingen is het toelaatbare gebruik van gronden en bouwwerken aangegeven en zijn diverse bepalingen inzake het bouwen opgenomen. Deze bouwregels zijn niet van toepassing op de categorie zogeheten 'vergunningsvrije bouwwerken'. Van een aantal bouwregels kan worden afgeweken. Deze afwijkingsbepalingen zijn eveneens opgenomen in de gebiedsregels.
  • Hoofdstuk 3 omvat een algemene bepaling die voor het gehele gebied van toepassing is: de anti-dubbeltelregel. Tevens is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen tot 10% van de maatvoeringsbepalingen in hoofdstuk 2 van de regels.
  • De overgangs- en slotbepalingen zijn ondergebracht in hoofdstuk 4.

Gebiedsregels voor functies (hoofdstuk 2)

In aanvulling op de bepaling inzake bestaand gebruik zijn voor de afzonderlijke gebruiksvormen bepalingen opgenomen waarmee de planologische ruimte uit de geldende bestemmingsregelingen, zo veel mogelijk is gecontinueerd. In deze beheersverordening wordt uitgegaan van bestaand gebruik in 'ruime zin'. Dit betekent dat beperkte flexibiliteit op basis van geldend planologisch regime binnen enkele functies denkbaar is. Hiervoor hoeft (vaak) geen specifieke afwijkingsprocedure te worden gevolgd.

  • Binnen 'Bedrijventerrein – Zeehaven en industrie' zijn besluitsubvlakken opgenomen voor:
    1. 1. Besluitsubvlakken 'ZI', 'ZII', 'ZIIIa' en 'ZIIIb' Hiermee is de milieuzonering vertaald.
    2. 2. Besluitsubvlak 'windturbine'. De gerealiseerde windturbines zijn op de verbeelding door middel van deze besluitsubvlakken aangeduid.
    3. 3. Besluitsubvlak 'zhk' waarmee overeenkomstig het geldend regime is uitgesloten dat havens en kaden met laad en losfaciliteiten kunnen worden gerealiseerd.
  • Groen. Met dit besluitvlak zijn de groengordels rondom het zeehaven en industrieterrein bevestigd.
  • Leiding. Met een algemeen besluitvlak 'Leiding' zijn de bestaande planologisch relevante bovengrondse en ondergrondse leidingen bevestigd. In de bijlage bij de regels is een kaart opgenomen.
  • Verkeer. De belangrijke wegen zijn met dit besluitvlak bevestigd.
  • Verkeer - Railverkeer. De Sloelijn is met dit besluitvlak, voorzover niet gesitueerd binnen het besluitvlak 'Bedrijventerrein - Zeehaven en industrie' geregeld. Binnen Waterkering is voor het deel van de sloelijn op de waterkering een besluitsubvlak opgenomen.
  • Water – Deltawater. In aansluiting op het bestemmingsplan Buitengebied, is in deze verordening voor het buitendijksgelegen water (Westerschelde) een besluitvlak Water – Deltawater opgenomen.
  • Water – Haven. Het bedrijfsmatige gebruik van het water binnen Vlissingen - Oost is hiermee bevestigd. Binnen het besluitvlak zijn overeenkomstig aan de geldende milieuzonering besluitsubvlakken opgenomen (ZI-zh) (ZII-zh)( ZIIIa-zh) en (ZIIIb-zh).
  • Waterkering. Met het besluitvlak Waterkering zijn de primaire keringen bevestigd. Met het besluitvlak Waarde - beschermde dijken is de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische kwaliteit van de dijk geregeld.
  • De vrijstellingsbepalingen uit de vigerende bestemmingsplannen zijn omgezet naar afwijkingsregels. Het betreft hier afwijkingen die zonder uitvoerig onderzoek kunnen worden toegepast. Toepassing van een afwijkingsbevoegdheid vindt plaats na beoordeling van het opgenomen afwegings- en toetsingskader. Hiermee worden de bestaande planologische mogelijkheden gecontinueerd.
  • Wijzigingsbevoegdheden en uit te werken bestemmingen mogen in beheersverordeningen niet worden opgenomen en zijn dan ook niet opgenomen.
    1. 1. De opgenomen wijzigingsbevoegdheden zijn, voor wat betreft de windturbines veranderd in afwijkingsbevoegdheden.
    2. 2. De uit te werken bestemmingen zijn binnen de voorbije planperiode niet uitgewerkt. In een beheersverordening kunnen geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaande agrarische grondgebruik wordt daarom gecontinueerd. Uiteraard is, zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven, een op maat gesneden plan mogelijk, waarmee op termijn functieverandering mogelijk gemaakt zou kunnen worden. De aanwezige gebruiksvormen zijn passend binnen de regeling. De aanwezige bedrijven zijn in tabel 1 vermeld.

Algemene regels (hoofdstuk 3)

  • Binnen de Algemene Regels zijn specifieke bepalingen opgenomen.
    1. 1. De anti-dubbeltelregel.
    2. 2. De Algemene bouwregels bevat een andere eis voor positionering van gebouwen en bouwwerken.
    3. 3. Algemene gebruiksregels.
    4. 4. Algemene Afwijkingsregels.
    5. 5. Algemene aanduidingsregels. Hierin zijn opgenomen besluitvlakken voor:
      1. a. de Geluidzone Industrie, waarmee de geluidzone voor het gezoneerde terrein is bevestigd;
      2. b. de vrijwaringszones van de dijken.
      3. c. de veiligheidszone – munitiedepot. Hiermee is de veiligheidszone 600 m en 1200 m van het munitiedepot buiten het verordeningsgebied gewaarborgd.

Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

De overgangsregels regelen situaties die niet passen binnen de regeling uit hoofdstuk 2, maar wel kunnen blijven bestaan. De slotregel bevat de naam van de beheersverordening: Beheersverordening Vlissingen-Oost.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.

4.2 Beleidsaspecten

4.2.1 Algemeen

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening, is uitsluitend stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk.

4.2.2 Rijksbeleid

Het rijksbeleid staat niet aan de beheersverordening in de weg. In het rijksbeleid (PKB Derde Structuurschema Electriciteitsvoorziening (SEV III)) is het zeehaven - en industrieterrein Sloe als een belangrijke schakel in het hoofdnetwerk voor de elektriciteitsvoorziening aangeduid. De PKB Derde Structuurschema Electriciteitsvoorziening (SEV III) bevat de bestaande en nieuwe vestigingsplaatsen voor elektriciteitsproductie met een vermogen van tenminste 500 MW. Het Sloegebied is hierbinnen opgenomen als één van de mogelijke locaties voor bestaande en nieuwe hoogspanningsverbindingen met een spanning van 220 kV en voor het waarborgingsbeleid kernenergie.

Op basis van dit beleid mogen geen beperkingen zijn voor nieuwe energiecentrales in het Sloegebied, waaronder ook een eventuele nieuwe kerncentrale op de locatie Borssele. Een beheersverordening kan hiervoor geen planologisch kader vormen. Indien zich een ontwikkeling op dit vlak voor zou doen, is dit via een separaat juridisch-planologisch spoor (zie ook 2.3.4) mogelijk.

4.2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Analyse

De voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast.

Conclusie

In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologische toegestane gebruik vastgelegd. De beheersverordening past daarmee binnen het provinciaal omgevingsbeleid.

Verordening Ruimte Zeeland

Analyse

Van belang is dat sprake is van een actualisering. Er worden geen nieuwe functies gerealiseerd. Uitgangspunt van de Ruimtelijke Verordening Zeeland is dat bestaande juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd. Met de voorliggende beheersverordening is daaraan invulling gegeven. Van belang zijn de artikelen:

  • 2.1 Algemene regels voor duurzame verstedelijking. Hieraan wordt voldaan; er worden géén nieuwe functies mogelijk gemaakt.
  • 2.2 Bedrijven en detailshandelsvoorzieningen. Het gebruik van de bestaande bedrijfspercelen is als zodanig bevestigd. Er is geen detailhandelsfunctie aanwezig, noch voorzien in deze verordening. Nieuwe bedrijfsfuncties en detailshandelsvoorzieningen worden niet mogelijk gemaakt. Voldaan wordt aan de Verordening Ruimte.
  • 2.3 Wonen. Er zijn geen (bedrijfs)woningen aanwezig. Ook worden geen nieuwe woningen toegestaan in de beheersverordening.
  • 2.11 Waterkeringen. De waterkeringen zijn conform de Legger van het Waterschap Scheldestromen overgenomen. Eveneens zijn de primaire keringen bevestigd. Vanuit het Barro zijn ook de vrijwaringszone – dijk op de verbeelding van de verordening bevestigd. Naast de waterkerende functie is tevens het behoud van de cultuurhistorische waarde, voor zover aan de orde uiteraard, vastgelegd.
  • 2.12 Bestaande natuur. De dijken zijn in de Verordening Ruimte mede aangewezen als bestaande natuur en worden in de beheersverordening Beheersverordening Vlissingen-Oost met Waterkering aangeduid. In de aanvullende regels zijn eventuele natuur- en landschapswaarden als te behouden aangeduid. De waarden zijn hiermee geborgd.
  • 2.17 Landschap. Langs de randen van het industrieterrein liggen groengordels, die landschappelijke betekenis hebben. In de voorliggende beheersverordening zijn deze voorzien van een besluitvlak Groen.

Conclusie

In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologische toegestane gebruik vastgelegd. In de beheersverordening is ook het beleidskader van de Verordening Ruimte Zeeland toegepast. Daarmee voldoet de beheersverordening ook aan de Verordening Ruimte Zeeland.

4.2.4 (Boven) gemeentelijk beleid

In de structuurvisies van Borsele en Vlissingen onderschrijven beide gemeenten het beleid zoals verwoord in het Strategisch Masterplan van Zeeland Seaport (zie hierna).

4.2.5 Overig beleid

Strategisch Masterplan Zeeland Seaports 2009-2020

Analyse

In het masterplan van Zeeland Seaports (ZSP) is het handhaven en stimuleren van bedrijvigheid en werkgelegenheid als hoofddoelstelling geformuleerd. Deze doelstelling heeft inhoud gekregen door ondermeer de volgende ambities te
benoemen:

  • ZSP wil de havengerelateerde werkgelegenheid en toegevoegde waarde tot 2020 laten groeien met 20%;
  • ZSP wil de bijdrage van de Zeeuwse havens aan de regionale economie bewaken en waar mogelijk ontwikkelen. Het stimuleren van voldoende gekwalificeerd arbeidsaanbod maakt deel uit van deze doelstelling;
  • ZSP wil de rol van de Zeeuwse havens in het Nederlands en Europees goederenvervoer consolideren en waar mogelijk versterken;
  • 2020 lijkt met de groei van de containersector een groei van de overslagcijfers op zeeschepen tot 50 miljoen ton haalbaar; voor de binnenvaartoverslag wordt uitgegaan van een groei tot 40 miljoen ton;
  • Voor de realisatie van deze ambities moet ZSP de nautische toegankelijkheid van de havens verder optimaliseren. Dit vereist een juiste afweging tussen het ontwikkelen van de nautische infrastructuur en een veilig en milieuverantwoord havengebruik.

Als strategische doelstellingen om invulling te geven aan de genoemde ambities worden duurzaamheid, innovatie en marktwerking genoemd.

Conclusie

In de verordening wordt alleen het huidig gebruik mogelijk gemaakt. Verdere uitbouw, behoudens invulling en herstructurering van percelen met binnen de verordening passende bedrijvigheid, is niet mogelijk.

4.3 Omgevingsaspecten

4.3.1 Algemeen

In het kader van de beheersverordening heeft voor het beheersverordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit en de bestaande planologische mogelijkheden. Het onderzoek richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.

4.3.2 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009)

Onderzoek en conclusie

Voor het Zeehaven- en Industrieterrein Sloe is de reeds bestaande milieuzonering aangehouden. Voor milieugevoelige functies in de omgeving is bepaald vanaf welke afstand bepaalde bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden toegelaten om hinder voor de omliggende gevoelige functies te voorkomen. Bij de milieuzonering is uitgegaan van de Staat van bedrijfsactiviteiten uit het vigerende bestemmingsplan. De milieuzonering geeft de algemene toelaatbaarheid van bedrijven op het zeehaven- en industrieterrein weer. Hiermee wordt in het ruimtelijk spoor zo veel mogelijk voorkomen dat ter plaatse van de omliggende woningen en andere gevoelige functies in de omgeving van de bedrijven sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder. Hierbij wordt voor deze beheersverordening uitgegaan van de richtafstanden ten opzichte van omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naar aanleiding van nieuw milieubeleid is er voor gekozen de oude milieuzonering voor deelgebied ZIII op te splitsen in ZIIIa en ZIIIb. Dit leidt tot het volgende.

  • ZI minimaal tot woonkern 300 m, vrijliggende woningen 100 m;
  • ZII,minimaal tot woonkern 700 m, vrijliggende woningen 300 m;
  • ZIIIa, minimaal tot woonkern 1.000 m, vrijliggende woningen 700 m;
  • ZIIIb, minimaal tot woonkern 1.500 m, vrijliggende woningen 1.000m.

De bedrijven in het Vlissingse deel van Vlissingen - Oost passen binnen de algemene toelaatbaarheid.

In het verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige planologische situatie. Het aspect milieuzonering staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

4.3.3 Geluid

Toetsingskader

Wet geluidhinder (wgh).

Onderzoek en conclusie

Rond het Sloegebied een geluidzone op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) vastgesteld. Het industrieterrein Sloegebied is daarmee een 'gezoneerd industrieterrein' conform de Wet geluidhinder.

Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is in het verleden voor industrieterrein Sloegebied een geluidszone vastgesteld. Op grond van de Wgh behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde bedrijfswoningen gelden geen geluidsnormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0003.jpg"

Figuur 4.1. Gezoneerd industrieterrein (groen) en geluidzone (groene stippellijn) (indicatief, (Geoloket provincie Zeeland, http://zldags.zeeland.nl/geoweb/geowebinternet/web/Viewer.aspx?Site=Geluidzones)

Om de akoestische leefkwaliteit van de bewoners en de bestaande rechten van de bedrijven te kunnen waarborgen, is door de Provincie Zeeland, de gemeente Borsele en de gemeente Vlissingen een 'Beleidsregel zonebeheersysteem industrieterrein Vlissingen Oost' opgesteld met als bijlage het 'Akoestisch inrichtingsplan' (1 september 2008). In dit inrichtingsplan is de toelaatbare geluidruimte van de bestaande bedrijven vastgelegd en geluidruimte voor toekomstige bedrijven vastgelegd. Deze geluidruimte is opgesteld in dB's per vierkante meter.

Binnen het verordeningsgebied c.q. de geluidzones industrielawaai, spoorweglawaai en wegverkeerslawaai worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. De beheersverordening zorgt tevens niet voor de realisatie van nieuwe gezoneerde geluidbronnen. Deze geluidaspecten vormen dan ook geen belemmering voor de beheersverordening.

4.3.4 Water

Toetsingskader

Waterwet, watertoets en Besluit ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen en Rijkswaterstaat Zee en Delta. Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Sloehaven en de Westerschelde. Het waterschap hanteert een watertabel bij ruimtelijke plannen. Ook voor deze beheersverordening is deze opgesteld.

thema en water(schaps)doelstelling uitwerking
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.
Er zijn geen consequenties voor waterkeringen. De verordening voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen.
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.
De verordening voorziet niet in nieuw te realiseren verhard oppervlak en/of ontwikkelingen. Er zal ten gevolge van de verordening dan ook geen (extra) wateroverlast ontstaan.
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van
(schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van over-storten.
De beheersverordening is gericht op het in standhouden van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Een optimalisering van het watersysteem is daarom niet aan de orde.
Waterschapsobjecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.
Binnen de beheersverordening worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De waterschapsobjecten ondervinden geen belemmering ten gevolge van de beheersverordening.
Watervoorziening / -aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.
Niet van toepassing.
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Niet van toepassing.
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.
Niet aanwezig in de huidige situatie, in de toekomstige situatie zal dit ook niet aangepast worden.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het
watersysteem.
Geen verandering. Rijkswaterstaat beheert de Sloehaven en de Westerschelde. In relatie daarmee monitoren zij de (koel)waterinname en lozingen. De vergroting van de veerkracht van het watersysteem is niet aan de orde.
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit.
Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie.
Verdroging
(Natuur)
Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone.
Geen verandering ten opzichte van de huidige situatie.
Natte natuur
Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
De natuur wordt niet beïnvloedt door de beheersverordening.
Onderhoud waterlopen
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
kunnen worden.
De onderhoud van waterlopen wordt niet beïnvloedt door de beheersverordening. De beheersverordening zorgt niet voor belemmeringen rondom de waterlichamen.
Waterschapswegen
Goede bereikbaarheid en in stand houden van wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap.
De bereikbaarheid van de wegen wordt niet beïnvloedt door de beheersverordening.

4.3.5 Ecologie

Toetsingskader

  • Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998;
  • het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur.

Onderzoek en conclusie

In en rondom het verordeningsgebied zijn diverse EHS-gebieden en Natura 2000-gebieden gelegen. Deze zijn weergegeven in figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0004.png"

Figuur 4.2. Natura 2000-gebieden, geografisch loket provincie Zeeland

De beheersverordening Beheersverordening Vlissingen-Oost maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0007.png"

Figuur 4.3 EHS 2012

Delen die zijn aangewezen als EHS/bestaande natuur zijn de volgende (zie figuur 4.3 en navolgende tabel.

naam object locatie t.o.v. verordenings-
gebied
status natuurdoeltype oppervlakte (ha)
Binnendijk nw bestaande natuur en bosgebied in eigendom bij TBO N12.01 Glanshaver-
hooiland
1,5
Sloekreek no bestaande natuur met aankooptitel N04.03 Brak water 10,2
Dijk Sloekreek no agrarische beheersdijk A02.01 Botanisch waardevol grasland 6,1
Dijk Sluisweg no agrarische beheersdijk A02.01 Botanisch waardevol grasland 1,7
Weelhoek / Galghoek o /zo sloegroen N10.02 Vochtig hooiland circa 100
Dijk Sloegebied z.o. agrarische beheersdijk A02.01 Botanisch waardevol grasland 2,6

Bij de aanwijzing tot Natura-2000-gebied is ook rekening gehouden met de aanwezigheid en de nog geldende ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van Vlissingen - Oost.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft besloten, bekend gemaakt op 26 september 2012, de kaart, die hoort bij het besluit van 16 februari 2010 tot aanwijzing van Westerschelde & Saefthinge als Natura 2000-gebied te wijzigen, zodanig dat het gebied is uitgebreid met een groter deel van het Rammekensschor. Tegen dit besluit is door diverse belanghebbenden, waaronder de Gemeente Vlissingen en Zeeland Seaports, beroep aangetekend, omdat met dit besluit de exploitatie van het zeehavengebied zeer nadelig wordt beïnvloed. Nu dit besluit niet onherroepelijk is, is in de verordening uitgegaan van de vigerende planologische situatie (zeehaven- en industrieterrein). Overigens is het zo, dat, mocht ingebruikname van die gronden voor industriële doeleinden aan de orde komen, ook nu al rekening moet worden gehouden met het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998.

De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de uitvoering van dit plan dan ook niet in de weg.

4.3.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  • Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

Inrichtingen

Voor het Sloegebied is een veiligheidscontour vastgesteld. Een veiligheidscontour geeft de grens aan tot waar de risicocontouren (PR10-6) van bedrijven mogen uitbreiden. Binnen de contour wordt niet meer getoetst aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico. Zo kan het bevoegd gezag ruimte reserveren voor de groei van risicovolle bedrijven. Binnen de veiligheidscontour is woningbouw, of de bouw of vestiging van andere kwetsbare objecten, niet toegestaan. Binnen het verordeningsgebied zijn ongeveer 20 Bevi-inrichtingen gelegen met een bijbehorende PR 10-6 risicocontour. Deze PR 10-6 risicocontouren overschrijden de veiligheidscontour niet. Daarmee kan geconcludeerd worden dat in de huidige situatie voldaan wordt aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0008.png"

Figuur 4.5. Ligging PR 10-6 contouren Bevi-inrichtingen t.o.v. de veiligheidscontour

Op basis van de gegevens uit de professionele risicokaart blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van alle inrichtingen onder de oriëntatiewaarde blijft. Voor bijna alle inrichting geldt zelfs dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voor de inrichtingen Vopak Terminal Vlissingen B.V. en Arkema geldt echter een groepsrisico tussen de 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde.

De beheersverordening zorgt niet voor extra ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie en dus niet voor een toename van het groepsrisico. Derhalve kan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico volstaan worden. Deze verantwoording groepsrisico is opgenomen in bijlage 3.

De veiligheidscontour is een zelfstandig instrument en wordt daarom niet geborgd in de beheersverordening.

Transport

Binnen het verordeningsgebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via:

  • de weg;
  • het water;
  • het spoor;
  • buisleidingen.

Hierbij geldt het volgende.

  • De N62 heeft daarbij een PR 10-6 risicocontour van 0 meter, de PR 10-6 risicocontour van de rijksweg A58 ligt op maximaal 5 meter.
  • De PR 10-6 risicocontour van de Westerschelde reikt maximaal tot aan de oever.
  • Het spoor heeft een PR 10-6 risicocontour van 0 meter.
  • Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), geldt dat niet hoeft te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde van 10-6 per jaar PR binnen de veiligheidscontour. Buiten de veiligheidscontour gelden de richtwaarden van het Bevb.

Binnen deze risicocontouren bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten en deze worden ook niet gerealiseerd ten gevolge van deze beheersverordening. De PR 10-6 risicocontouren ten gevolge van het transport op en nabij het verordeningsgebied vormt derhalve geen belemmering voor de beheersverordening.

Op basis van de gegevens uit het basisnet weg, water en spoor, de professionele risicokaart blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen onder de oriëntatiewaarde blijft.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde blijkt dat het groepsrisico tussen de 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde blijft.

Het overige vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en door buisleidingen zorgt voor een groepsrisico dat zelfs kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

De beheersverordening zorgt niet voor extra ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie en dus niet voor een toename van het groepsrisico. Derhalve kan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico volstaan worden, deze is opgenomen in bijlage 3.

4.3.7 Verkeer

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Voor de ontsluiting van Vlissingen-Oost over de weg wordt gebruik gemaakt van een rondweg (Europaweg) die aangesloten is op de hoofdverkeersstructuur van Zeeland. Deze hoofdverkeersstructuur bestaat in west-oost- richting uit de A58 tussen Vlissingen, Bergen op Zoom en Eindhoven. Voor het verkeer in noordelijke en/of zuidelijke richting zijn de N62 (Westerscheldetunnel, Sloeweg) de N57 (via de N254) en de A4 (via de A58) beschikbaar.

Vanaf het bedrijventerrein zijn diverse aansluitingen op de Europaweg aanwezig. Aan de noordwestzijde van het gebied verzorgen de Engelandweg en de Denemarkenweg de ontsluiting naar de rondweg. Aan de noordzijde zijn dit de Letlandweg en de Finlandweg. Aan de oostzijde wordt de ontsluiting naar de rondweg verzorgd door de Estlandweg, de Frankrijkweg en de Luxemburgweg.

Langzaam verkeer

Langs de gehele Europaweg is een vrijliggende (brom)fietsvoorziening aanwezig. Dit fietspad maakt deel uit van het provinciaal fietsnetwerk en verbindt het Sloegebied met de omliggende kernen, waaronder ook Vlissingen en Middelburg. Tevens zijn vrijliggende (brom)fietsvoorzieningen aanwezig langs de Engelandweg, Denemarkenweg, de Frankrijkweg en de Luxemburgweg. Deze (brom)fietspaden verzorgen de interne ontsluiting voor het langzaam verkeer.

Openbaar vervoer

In 2009 is de goederenspoorverbinding aangepast en is er een directe geëlectrificeerde verbinding tot stand gekomen tussen Vlissingen - Oost en het Zeeuwse hoofdspoor.

Ten behoeve van het personenvervoer zijn bushaltes aanwezig ter hoogte van de kruispunten van de Europaweg met de Ritthemsestraat en de Engelandweg. Hier halteren bussen in de richting van Vlissingen en Middelburg.

4.3.8 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Toetsingskader

  • Monumentenwet 1988;
  • Gemeentelijk archeologie beleid;
  • Archeologische waardenkaart provincie Zeeland.

Onderzoek

Uit de archeologische waardenkaart van de provincie Zeeland blijkt dat ter plaatse van het verordeningsgebied een lage tot zeer lage trefkans aanwezig is met uitzondering van het zuidoostelijke gedeelte, hier is maximaal een middelhoge trefkans aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BHVO01-VG01_0009.png"

Figuur 4.6. Geen onderzoeksplicht Vlissingen Oost op basis van zeer lage trefkans

Ook op basis van het gemeentelijke archeologiebeleid van Vlissingen (opgesteld gezamenlijk met Veere en Middelburg) blijkt voor het deel van het zeehaven en industrieterrein Vlissingen Oost vanwege de zeer lage trefkans geen onderzoeksverplichting.

In verband met de gemeentegrens overschrijdende bedrijfspercelen is voor die delen van percelen in de gemeente Borsele ook geen onderzoeksverplichting opgenomen. Voor die delen die vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek wordt gewezen op de wettelijke meldingsplicht voor archeologische waarden ex art. 53 van de Monumentenwet. Dit betekent dat bij het aantreffen van archeologische sporen en vondsten direct melding wordt gedaan bij het meldpunt archeologie van de SCEZ.

Cultuurhistorie

Toetsingskader

  • Monumentenwet 1988.

Onderzoek

Binnen het verordeningsgebied zijn geen monumenten aanwezig.

Conclusie

Zowel het aspect archeologie als het aspect cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de beheersverordening.

4.3.9 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

  • Wet bodembescherming.

Onderzoek en conclusie

In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Binnen de beheersverordening worden geen functiewijzigingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de planologische situatie. Derhalve is geen verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

4.3.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

  • Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen

Onderzoek en conclusie

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de aanliggende en maatgevende weg; Bernhardweg-west ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Voor stikstofdioxide betreft dit maximaal 27,9 µg/m3 en voor fijn stof maximaal 25,4 µg/m3 (grenswaarden voor beide stoffen: 40 µg/m3 als jaargemiddelde). Het aantal overschrijdingsdagen voor fijn stof betreft 17. Ook hierbij wordt ruimschoots aan de norm uit de Wet Milieubeheer voldaan. Binnen het gehele verordeningsgebied wordt daarmee voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer. De gehalten stikstofdioxide en fijn stof nemen af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor deze beheersverordening.

4.3.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  • Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen;
  • Provincie Zeeland;
  • Omgevingsplan Zeeland 2012 -2018;
  • Structuurvisie Buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

Naast de in paragraaf 4.3.6 genoemde buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen vervoerd worden, zijn binnen het plangebied nog meer planologisch relevante leidingen aanwezig. Het betreffen onder andere hoogspanningsleidingen. Deze leidingen zijn weergegeven op een kaart die als bijlage 3 van de regels is opgenomen. Voor deze leidingen geldt een belemmeringen strook van 5 meter en voor de hoogspanningsleidingen een belemmeringenstrook van 5 meter waarbinnen niet gebouwd mag worden. Als zodanig zijn de leiding met een besluitvlak op de verbeelding bevestigd. In de regels zijn de waarden van de leidingen beschermd.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Gezoneerd Bedrijventerrein'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein'

Bijlage 2 Beleidsregel Zonebeheersysteem Industrieterrein Vlissingen - Oost

Bijlage 2 Beleidsregel zonebeheersysteem Industrieterrein Vlissingen - Oost

Bijlage 3 Leidingen

Bijlage 3 Leidingen

Bijlage 1 Bedrijven

Bijlage 1 Bedrijven

Bijlage 2 Luchtfoto

Bijlage 2 Luchtfoto

Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico

3.1 Inleiding

In verband met het opstellen van de beheersverordening 'Sloegebied' is de externe veiligheidssituatie onderzocht. Voor het verordeningsgebied is een aantal risicobronnen relevant. Deze notitie gaat in op de verantwoording van het groepsrisico (GR) ten gevolge van deze risicobronnen.

3.2 Groepsrisico

Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting/transportmodaliteit en een ongewoon voorval binnen die inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve waarin het aantal doden is uitgezet tegen de cumulatieve kans op scenario's met dat aantal doden. In de fN-curve wordt een oriëntatiewaarde aangegeven, die het ijkpunt aangeeft waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen.

3.3 Verantwoordingsplicht groepsrisico

Bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico staat de vraag centraal in hoeverre het groepsrisico als gevolg van de beheersverordening kan worden geaccepteerd, waarbij ook wordt ingegaan op welke veiligheidsverhogende maatregelen er getroffen kunnen worden.

Beheersverordening

In de beheersverordening worden de huidige activiteiten vastgelegd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige planologische situatie. Ten gevolge het vaststellen van de beheersverordening zal het groepsrisico niet toenemen. Om die reden wordt dan ook volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Relevante risicobronnen

Voor het verordeningsgebied zijn met betrekking tot de groepsrisicoverantwoording de volgende risicobronnen relevant:

  • Damen Schelde Naval Shipbuilding Bv en Scheldepoort BV;
  • Pfauth Logistieke dienstverleners B.V.;
  • Alleghany Warehouse Europe BV;
  • Kloosterboer Vlissingen VOF;
  • Daalimpex coldstores Flushing BV;
  • Verbrugge Zeeland Terminals;
  • Vopak Terminal Vlissingen B.V.;
  • South Sea Terminal;
  • Zeeland Refinery;
  • Indaver Nederland B.V.;
  • Spoorwegemplacement Sloe I en II;
  • Heerema Vlissingen B.V.;
  • Ovet B.V. Vlissingen-Oost;
  • Arkema;
  • Nedstore Terminals;
  • Vesta (V-O);
  • Thermphos International B.V.;
  • Rijksweg A58;
  • Provincialeweg N62;
  • Westerschelde;
  • Spoor traject Sloehaven – Roosendaal West;
  • Diverse buisleidingen.

Vaststellen van het groepsrisico

In het kader van de beheersverordening is het groepsrisico (GR) beschouwd voor deze risicobronnen. Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie uit de planMER Sloegebied februari 2013. De hoogte van het groepsrisico is hieronder weergegeven in tabel 1.1

Bevi-inrichting/transportas <0,1 *OW 0,1-1*OW >1*OW
Damen Schelde Naval Shipbuilding Bv en Scheldepoort BV X*
Pfauth Logistieke diensteverleners B.V X*
Alleghany Warehouse Europe BV X*
Kloosterboer Vlissingen VOF X
Daalimpex coldstores Flushing BV X*
Verbrugge Zeeland Terminals X*
Vopak Terminal Vlissingen B.V. X
South Sea Terminal X
Zeeland Refinery X
Indaver Nederland B.V. X*
Spoorwegemplacement Sloe I en II X
Heerema Vlissingen B.V. X*
Ovet B.V. Vlissingen-Oost X
Arkema x
Nedstore Terminals X
Vesta (V-O) X
Thermphos International B.V. X
Rijksweg A58 X
Provincialeweg N62 X
Westerschelde X
Spoor traject Sloehaven – Roosendaal West X
Diverse buisleidingen X*

*) Voor deze inrichtingen en buisleidingen geldt dat het groepsrisico niet op de professionele risicokaart is opgenomen. Aangezien de bevolkingsdichtheid hier laag is (1,5 pers/ha) kan aangenomen worden dat het groepsrisico van deze inrichtingen en buisleiding kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

3.4 Maatregelen

Bronmaatregelen ter beperking van de risico's zijn niet mogelijk. De bedrijven voldoen conform milieuwetgeving aan het BBT-principe (Best Beschikbare Techniek).

De leidingen, spoor-, vaar- en/of wegen zijn reeds aanwezig en de verordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op de hiervoor genoemde bronnen.

Het verordeningsgebied kan langs de N254 goed worden ontsloten. Aan de bereikbaarheid en de hoeveelheid bluswater binnen het verordeningsgebied zijn geen veranderingen voorzien. De huidige situatie blijft in stand en is toereikend. De beheersverordening laat zo nodig de realisering van extra bluswatervoorzieningen en interne ontsluitingswegen toe.

3.5 Mogelijkheden van zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid worden door de gemeente overwogen bij nieuwe ontwikkelingen in het kader van omgevingsvergunningen voor het bouwen.

De beheersverordening is echter consoliderend van aard: bestaande functies worden gehandhaafd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, waardoor maatregelen gericht op de verbetering van de zelfredzaamheid voor deze beheersverordening niet aan de orde zijn. Binnen het verordeningsgebied is, gelet op de aard van het gebied (industrieterrein), de kans op aanwezige niet zelfredzame personen klein. Bovendien zijn objecten voor niet zelfredzame personen uitgesloten.

Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Gezoneerd Bedrijventerrein'

Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein'