KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Regels Ten Aanzien Van Bedrijventerrein - Haven
Artikel 4 Regels Ten Aanzien Van Horeca
Artikel 5 Regels Ten Aanzien Van Infrastructuur
Artikel 6 Regels Ten Aanzien Van Water - Haven
Artikel 7 Regels Ten Aanzien Van Archeologie
Artikel 8 Regels Ten Aanzien Van Hoogspanningsverbinding
Artikel 9 Regels In Verband Met Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Beheersverordening
2.1 Inleiding
2.2 De Beheersverordening
2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten Buitenhaven
3.1 Inleiding
3.2 Waarom Een Beheersverordening Voor De Buitenhaven
3.3 Opzet Beheersverordening Buitenhaven
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Beleidsaspecten
4.3 Omgevingsaspecten
Bijlagen
Bijlage 1 Luchtfoto Beheersverordening Buitenhaven
Bijlage 2 Lijst Functies En Gebouwen Beheersverordening Buitenhaven
Bijlage 3 Inwaartse Milieuzonering Buitenhaven
Bijlage 4 Onderzoek Natuur Beheersverordening Buitenhaven
Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid Beheersverordening Buitenhaven
Bijlage 6 Onderzoek Archeologie Beheersverordening Buitenhaven

Buitenhaven

Beheersverordening - Gemeente Vlissingen

Vastgesteld op 10-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

beheersverordening Buitenhaven overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0718.BVBU01-VG01 met bijbehorende bestanden.

1.2 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde dan wel de aan een gebied toegekende hoge of middelhoge verwachtingswaarde ten aanzien van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.3 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.4 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, opslaan, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel ondergeschikt daaraan detailhandel plaatsvindt, uitsluitend als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.5 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.6 begane grond

de eerste bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt via het straatniveau.

1.7 beperkt kwetsbaar object

een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden, zoals:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object', onder c vallen;
  3. c. hotels en restaurants voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object, onder c, vallen;
  4. d. winkels, voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object', onder c, vallen;
  5. e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. sport- en kampeerterreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object', onder d, vallen:
  7. g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip 'kwetsbaar object', onder d, vallen;
  8. h. objecten, die met de onder a t/m e en g genoemde gelijkgesteld kan worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen, die bij een ongeval kan vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.8 besluitvlak en besluitsubvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.9 bestaand

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken, zoals aanwezig, krachtens het Activiteitenbesluit toegelaten dan wel vergund is op het moment van vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken, die op het moment van de vaststelling van de verordening aanwezig zijn en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd of nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhoud- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  4. d. bestaande bouwhoogte: bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.11 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte, of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de eerste bouwlaag (begane grond) en met uitsluiting van kelder, onderbouw/souterrain, kap, dakopbouw, zolder en/of bijzondere bouwlaag.

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende, bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 externe veiligheid

kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewenst voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.15 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.17 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.18 gezoneerd industrieterrein

terrein zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.19 grenswaarde

grens, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.20 grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.21 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bedrijfsmiddel is betrokken.

1.22 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.23 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.24 invloedsgebied

gebied, waarin, op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.25 kwetsbaar object

een object, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden, zoals:

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij het begrip 'beperkt kwetsbaar object', onder a;
  2. b. gebouwen, bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardentehuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen, waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, geluidswerende voorzieningen, telefooncellen, geldautomaten, bergbezinkbassins, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, verkeersregelinstallaties-, geleiders- en borden, parkeermeters, lichtmasten, abri's, oplaadvoorzieningen voor elektrisch aangedreven voertuigen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27 peil

  1. a. de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw, indien de afstand tussen het gebouw en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het, op het moment van inwerkingtreding van het plan, afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.28 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.29 plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar

de risicocontour 10-6/jaar, ingevolge de artikelen 6, 7 en 8 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.

1.30 QRA

een Quantitative Risk Analysis (kwantitatieve risicoanalyse) voor activiteiten met gevaarlijke stoffen.

1.31 richtwaarde

richtwaarde, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer, en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.32 risicovolle inrichting

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMvB-inrichting, waarvoor krachtens de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.

1.33 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.34 veiligheidszone

de op de verbeelding aangegeven zone, die wordt gevormd door de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar.

1.35 verordeningsgebied

het gebied, waarop deze verordening van toepassing is, zoals aangegeven in besluitvlak.

1.36 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.37 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.38 wet/wettelijke regelingen

indien in dit plan, de begrippen in de regels daaronder begrepen, wordt verwezen naar een wet, een wettelijke regeling (Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling), een keur of een verordening dienen deze te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden, die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  1. a. afstanden loodrecht;
  2. b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet bij het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven; voor zover het bouwwerk zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, wordt gemeten aan de zijde waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is;
  3. c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Regels Ten Aanzien Van Bedrijventerrein - Haven

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

3.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1:

  1. a. het is toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor kade- of havengebonden bedrijven, alsmede voor bedrijven, die overwegend diensten verlenen voor kade- en havengebonden bedrijven, voor zover deze voorkomen in ten hoogste bedrijven uit:
    1. 1. ter plaatse van besluitsubvlak 4.1: categorie 4.1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein';
    2. 2. ter plaatse van besluitsubvlak 4.2: categorie 4.2 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein';
    3. 3. ter plaatse van besluitsubvlak 5.1: categorie 5.1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein';
    4. 4. ter plaatse van besluitsubvlak 5.2: categorie 5.2 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'gezoneerd bedrijventerrein';
  2. b. ter plaatse van het besluitsubvlak kazerne: tevens een kazerne;
  3. c. het is toegestaan gronden en gebouwen tevens te gebruiken gebruikt ten dienste van de beroeps- en passagiersvaart met alle daarbij behorende dienstverlening en beheersvoorzieingen, zoals kaden, loopbruggen, aanlegsteigers, reparatie- en servicevoorzieningen, botenliften, kranen en hellingen;
  4. d. de hoogte van opslag bedraagt niet meer dan 125% van de voor de besluitsubvlakken voorgeschreven hoogte van gebouwen;
  5. e. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  6. f. de gronden behoren tot een gezoneerd industrieterrein;
  7. g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage, zijn niet toegestaan.

3.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. een bouwperceel tot ten hoogste 75% te bebouwen;
  2. b. ter plaatse van het besluitsubvlak kazerne bedraagt de hoogte van gebouwen niet meer dan 13 m;
  3. c. ter plaatse van gronden zonder besluitsubvlak kazerne bedraagt de hoogte van gebouwen niet meer dan 15 m;
  4. d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 125% bedragen van de voor de besluitsubvlakken voorgeschreven hoogte van gebouwen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Regels Ten Aanzien Van Horeca

4.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

4.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1:

  1. a. het is toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor horeca.

4.3 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de hoogte van gebouwen niet meer dan 4 m.

Artikel 5 Regels Ten Aanzien Van Infrastructuur

5.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

5.2 Aanvulling ten aanzien van het BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de hoogte van gebouwen niet meer dan 10 m.

Artikel 6 Regels Ten Aanzien Van Water - Haven

6.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

6.2 Aanvulling ten aanzien van het GEBRUIK

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.1:

  1. a. water mag worden gebruikt voor kade- of havengebonden bedrijven, alsmede voor bedrijven, die overwegend diensten verlenen voor kade- en havengebonden bedrijven, gesitueerd ter plaatse van artikel 3 in de vorm van lig- en afmeerplaatsen ten dienste van de beroeps- en passagiersvaart met alle daarbij behorende dienstverlening en beheersvoorzieningen zoals kaden, loopbruggen, aanlegsteigers, reparatie- en servicevoorzieningen, botenliften-, kranen- en hellingen;
  2. b. de gronden behoren tot een gezoneerd industrieterrein.

Artikel 7 Regels Ten Aanzien Van Archeologie

7.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

7.2 Besluitsubvlak Archeologie 1

In aanvulling op het bepaalde in lid 7.1 mag op de gronden, die staan aangegeven in het besluitvlak 'Archeologie - 1' uitsluitend worden gebouwd en mogen uitsluitend werkzaamheden worden uitgevoerd, indien het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is, tenzij:

  1. a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 1 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
    3. 3. een bouwwerk, dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm.

7.3 Besluitsubvlak Archeologie 2

In aanvulling op het bepaalde in lid 7.1 mag op de gronden, die staan aangegeven in het besluitvlak 'Archeologie - 2' uitsluitend worden gebouwd en mogen uitsluitend werkzaamheden worden uitgevoerd, indien het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt, dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is, tenzij:

  1. a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 1 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het hiervoor bepaalde is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk, dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm.

Artikel 8 Regels Ten Aanzien Van Hoogspanningsverbinding

8.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

8.2 Aanvulling ten aanzien van BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 8.1 mag op deze gronden, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde gebruik uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m.
  2. b. Ten behoeve van de ander gebruik mag – met inachtneming van de voor dit gebruik geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de regels ten aanzien van BOUWEN

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag vraagt hiervoor advies van de leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning

Artikel 9 Regels In Verband Met Waterkering

9.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  2. b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen op dezelfde locatie.

9.2 Aanvulling ten aanzien van GEBRUIK

In aanvulling op het bepaalde in lid 9.1:

  1. a. opslag en bewerking ban explosiegevaarlijk materiaal is niet toegestaan.

9.3 Afwijken van de regels ten aanzien van GEBRUIK

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder a, indien voor opslag en het bewerken van explosiegevaarlijk materiaal een watervergunning is verleend en de aantasting van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag vraagt hiervoor advies van de beheerder van de waterkering.

9.4 Aanvulling ten aanzien van BOUWEN

In aanvulling op het bepaalde in lid 9.1 en besluitsubvlak Waterkering mag op deze gronden, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde gebruik uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m.
  2. b. Ten behoeve van ander gebruik mag – met inachtneming van de voor dit gebruik geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.5 Afwijken van de regels ten aanzien van BOUWEN

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.4 onder b, indien de bij de betrokken besluitvlak behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag vraagt hiervoor advies van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het afwijken van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en bebouwingspercentages, met uitzondering van de hoogteregels, tot ten hoogste 10%.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:'Regels van de beheersverordening Buitenhaven'.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Vlissingen is in 2008 gestart met actualiseren van het planologische regime op haar grondgebied.

Voor het actualiseren van het planologische regime voor het gebied van de Buitenhaven is de belangrijkste reden de wettelijke plicht, zoals die in de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening is opgenomen. Daarnaast is een belangrijk argument het vervangen van verouderde regelingen.

Actualisatie kan ofwel via een bestemmingsplan ofwel via een beheersverordening plaatsvinden. Tot op heden is voor het meest gangbare en meest bekende juridische instrument gekozen: het bestemmingplan. Voor de Buitenhaven is echter gekozen voor het instrument 'beheersverordening'. In hoofdstuk 3 is de onderbouwing van de keuze beschreven.

1.2 Verordeningsgebied

Het gebied van de beheersverordening wordt globaal begrensd door:

  • aan de noord(oost)zijde de kern Oost-Souburg en het bedrijventerrein Souburg;
  • aan de oostzijde het bedrijventerrein Poortersweg en het landelijk gebied;
  • de Westerschelde zuidelijk van het verordeningsgebied;
  • aan de westzijde het gebied van de Kenniswerf en de Binnenhavens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BVBU01-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Verordeningsgebied

1.3 Vigerende Plannen

Voor het verordeningsgebied is het bestemmingsplan Buitenhaven van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 1975 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zeeland op 5 januari 1976. Vervolgens is het bestemmingsplan herzien door de raad op 21 december 1978. Deze herziening is goedgekeurd op 11 december 1979.

Het bestemmingsplan en de herziening komen, zoals in de Wet ruimtelijke ordening is bepaald, bij de inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.

Daarnaast geldt er een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening. Met een voorbereidingsbesluit kunnen ontwikkelingen worden voorkomen, die niet passen in het toekomstig ruimtelijk beleid.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft het instrument beheersverordening en de instrumenten, die in aanvulling op de verordening beschikbaar zijn voor het beheer van de Buitenhaven.
  • Hoofdstuk 3 gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening voor de Buitenhaven, de uitgangspunten, waarop de verordening is gebaseerd en de toelichting op de inhoud van de verordening.
  • Hoofdstuk 4 bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten, die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.

Hoofdstuk 2 De Beheersverordening

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als juridisch-planologisch instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de juridische instrumenten, waarmee – naast de beheersverordening – het ruimtelijk beheer en gebruik van het verordeningsgebied kunnen worden ingevuld.

2.2 De Beheersverordening

2.2.1 Inhoudelijk

Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaande gebruik voor een gebied, waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Daaronder moet worden verstaan: geen ruimtelijk relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden, opstallen alsmede bouwkundige wijzigingen van bouwwerken.

Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.

  • Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd.
  • Bij gebruik in ruime zin wordt het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen.

Bij gebruik in ruime zin gaat het (boven op het gebruik in enge zin) tevens om het gebruik dat door het geldende bestemmingsplan wordt toegelaten. Ook alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden vallen daaronder. Het is toelaatbaar dit gebruik in ruime zin in een beheersverordening op te nemen.

In de beheersverordening Buitenhaven is ervoor gekozen de ruimte, die het geldende bestemmingsplan biedt, mee te nemen. Reden hiervoor is dat de gronden nagenoeg geheel daadwerkelijk zijn uitgegeven en ook als zodanig in gebruik en bebouwd zijn. Daarom zijn feitelijk nauwelijks nieuwe, grote, ruimtelijke ontwikkelingen, mogelijk, noch voorzien.

2.2.2 Bestanddelen beheersverordening

Anders dan bij het bestemmingsplan bepaalt de Wet ruimtelijke ordening niet uit welke elementen een beheersverordening bestaat. Het is wel duidelijk, dat de beheersverordening betrekking heeft op een gebied en regels geeft voor het beheer van het gebied. De beheersverordening heeft een digitale component en sluit aan bij de digitale opzet van de instrumenten van de Wet ruimtelijke ordening.

Dat maakt, dat een beheersverordening bestaat uit:

  • een object, dat bestaat uit het gebied, waarop de verordening betrekking heeft; deze is op de bijbehorende verbeelding aangegeven als verordeningsgebied, met één of meer objecten binnen het gebied, die op de verbeelding zijn aangegeven als besluit(sub)vlak;
  • regels, die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiksvormen, bouwen, aanleggen, slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en eventueel overgangsrecht.

Alhoewel de Wet ruimtelijke ordening dit evenmin bepaalt, is het noodzakelijk de beheersverordening vergezeld te laten gaan van een toelichting, waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt wel dat de beheersverordening de volgende elementen kan bevatten:

  • een verbod om bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning (bijvoorbeeld ter bescherming van bepaalde waarden of belangen);
  • een verbod om bouwwerken te slopen zonder omgevingsvergunning (bijvoorbeeld voor cultuurhistorisch waardevolle objecten);
  • binnenplanse afwijkingsregels;
  • overgangsrecht.

In de beheersverordening Buitenhaven is in het algemeen geen noodzaak gebleken om een aanleg- of sloopverbod op te nemen. Hoewel de verordening op het eerste gezicht voldoende bouw- en gebruiksmogelijkheden bevat binnen het gebied, is er alle aanleiding, gezien de aard, het karakter en de ligging van het gebied, om enkele binnenplanse afwijkingsregels voor geringe afwijkingen op te nemen. Een uitzondering is gemaakt voor bescherming van de archeologische waarden en leidingen.

Overgangsrecht is pas noodzakelijk op het moment, dat de toegestane gebruiksvormen afwijken van de feitelijk bestaande situatie. Dit mag namelijk niet zonder meer worden wegbestemd, indien zich dat zou voordoen. Omdat deze verordening juist de feitelijk bestaande situatie positief bestemd, is van wegbestemmen geen sprake en is een overgangsrechtelijke regeling niet strikt noodzakelijk. Voor de zekerheid is wel een gebruikelijke bepaling opgenomen.

2.2.3 Procedureel

De beheersverordening is een gemeentelijke verordening. In tegenstelling tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open. Bij de voorbereiding van deze beheersverordening is de gelegenheid aan een ieder gegeven een inspraakreactie in te dienen. Deze worden betrokken bij de vaststelling van de beheersverordening door de gemeenteraad.

De beheersverordening wordt digitaal vastgesteld en bekend gemaakt, tegelijk met de verordening op papier. Bij verschil in uitleg is de digitale versie beslissend.

2.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten

De beheersverordening is één van de beschikbare wettelijke juridisch-planologische instrumenten voor het ruimtelijk beheer van de Buitenhaven. Dit middel kan niet los worden gezien van andere instrumenten, die ook voor het ruimtelijk beheer kunnen worden benut. Deze worden hierna belicht.

2.3.1 Welstandstoezicht

In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van zogenaamde redelijke eisen van welstand. De eisen voor de bedrijventerreinen, waaronder de Buitenhaven, zijn vastgesteld in de Welstandsnota 2006. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied.

2.3.2 Het vergunningsvrij bouwen

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor), die voortvloeit uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) zijn bouwactiviteiten opgenomen, waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is. Daarbij is onderscheid gemaakt in twee categorieën van vergunningsvrije bouwactiviteiten:

  • de geheel vergunningsvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening moeten passen;
  • de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die pas vergunningsvrij zijn, indien deze passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening.

Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:

  • vergunningsvrij bouwen is niet toegestaan in een gebied, dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven;
  • het aantal woningen mag niet worden veranderd door vergunningsvrij bouwen; dit is overigens in het gebied Buitenhaven niet aan de orde: er zijn geen woningen aanwezig;
  • wanneer een gebied archeologische resten bevat, is vergunningsvrij bouwen over een oppervlakte van meer dan 50 m² niet toegestaan.

Voor vergunningsvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.

2.3.3 Planologische kruimelgevallen

In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamd planologische kruimelgevallen opgenomen (artikel 4). Het gaat om zogenaamd bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningsvrije bouwwerken, infrastructurele- en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m² binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.

Voor de activiteiten, die via deze 'kruimelgevallenregeling' mogelijk kunnen worden gemaakt, geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent, dat er een beslistermijn van acht weken geldt met de mogelijkheid tot verdaging met zes weken na de datum van ontvangst van een ontvankelijke aanvraag. Nadat de vergunning is verleend, staat daartegen bezwaar en beroep open.

2.3.4 Planologische omgevingsvergunning

Voor – de op dit moment – onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, noch met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft.

Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen bezwaar en beroep open.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten Buitenhaven

3.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 is stil gestaan bij het instrument van de beheersverordening en de aanvullende instrumenten. In dit hoofdstuk wordt de toepassing van deze instrumenten op het gebied Buitenhaven uiteengezet en de gemaakte keuze inzichtelijk gemaakt.

3.2 Waarom Een Beheersverordening Voor De Buitenhaven

Buitenhaven betreft het kade- en havengebied van de Buitenhaven. Tevens zijn in het gebied opgenomen de Veerhavenweg, de spoorweg en het stationsgebied. De grens van het gebied van de beheersverordening is aangesloten op de aangrenzende bestemmingsplannen Bedrijventerrein Poortersweg, Bedrijventerrein Souburg, Kenniswerf-oost, Binnenhavens, Binnenstad-Eiland en Buitengebied. Daarmee ontstaat een gebiedsdekkend geheel van actuele juridisch-planologische regelingen, waartoe de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2013 verplicht.

De kades en gronden rondom de Buitenhaven zijn door de beheerder, Zeeland Seaports, nagenoeg volledig uitgegeven. In hoofdzaak zijn er haven- en kadegebonden bedrijven gevestigd. Met de Veerhavenweg, die buiten gebruik is geraakt na opheffing van de veerdienst, bestaan nu nog geen concrete plannen. Het stationsgebied en de spoorwegverbinding liggen ook in het gebied. Daarnaast bevinden zich in het gebied het trainingscentrum van de brandweer en de marinekazerne. Ook deze situatie blijft gehandhaafd. Een volledige inventarisatie van eigendommen en functies is opgenomen in bijlage 2.

Zoals in paragraaf 2.2.1 aangegeven zijn feitelijke nieuwe, grootschalige, ruimtelijke ontwikkelingen niet voorzien. Om die reden is een beheersverordening een adequaat instrument om het bestaande gebruik in ruime zin te continueren. In het verleden is niet gebleken, dat dit de ontwikkeling en bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven belemmert. Temeer, indien nodig, kan door middel van een planologische omgevingsvergunning (zie paragraaf 2.3.4) medewerking worden verleend aan initiatieven, die onverhoopt niet binnen de beheersverordening passen, maar die in planologisch opzicht wenselijk en aanvaardbaar zijn.

In samenspraak met Zeeland Seaports en de Provincie Zeeland wordt gestudeerd op een visie voor dit gebied. Voor een aantal projecten in het gebied van Vlissingen Stadshavens (dat is een veel groter gebied dan alleen de Buitenhaven) is door het Ministerie van EL&I een bijdrage verleend. Met de komst van de marinierskazerne naar Vlissingen, in het aan de oostzijde van de Buitenhaven aangrenzende gebied, ontstaat een belangrijke ruimtelijke ingreep in dit gebied. Dit vergt een aanpassing van de eerder geformuleerde deelprojecten.

Voor de Buitenhaven zal dit dan in hoofdzaak gaan om revitalisering van het kade- en havengebied. Daarnaast wordt bezien of nog gebieden kunnen worden toegevoegd, waarvoor met name de zone aan de westzijde van de Buitenhaven (de Veerhavenweg) in aanmerking zou kunnen komen. Deze aan te passen studie, met alle bijbehorende financiële exercities, vergt echter tijd en zal niet op een zodanig tijdstip gereed zijn, dat nog tijdig – voor 1 juli 2013 – een nieuw bestemmingsplan kan worden vastgesteld. Om die redenen vormt de beheersverordening een adequaat instrument om aan de wettelijke actualiseringsplicht te voldoen.

Zodra de nu in ontwikkeling zijnde visie gereed is, waarbij de vestiging van de marinierskazerne het uitgangspunt vormt, alsmede de mogelijke uitbreiding van het zeehaventerrein aan de westzijde (onder andere Veerhaven), kan met de opstelling van een bestemmingsplan worden gestart. In dat bestemmingsplan zal dan met name de nieuw beoogde ruimtelijke ontwikkelingen planologisch moeten worden verankerd.

3.3 Opzet Beheersverordening Buitenhaven

De beheersverordening Buitenhaven is gebaseerd op de volgende twee uitgangspunten:

  • het beheer van de bestaande situatie;
  • afstemming van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op het geldende planologisch regime, voor zover passend binnen de sectorale wetgeving, rekening houdend met de aanvullende instrumenten (zie paragraaf 2.3).

3.3.1 Beheer van de bestaande situatie

Het beheer van de bestaande situatie is één van de uitgangspunten van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe, dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. Het bestaande karakter en de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden van dit havengebied worden zo behouden.

Artikel 3.1 van deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen, dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is. De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen:

  • bestaand gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment, dat de verordening wordt vastgesteld; dit omvat dus het gebruik in ruime zin (zie paragraaf 2.2.1);
  • bouwen (bestaande bouwwerken): bouwwerken, die overeenkomstig de Wabo zijn gebouwd (ofwel vergunningsvrij ofwel op basis van een vergunning) of nog legaal kunnen worden gebouwd (op grond van een nog niet benutte vergunning).

Bij de aanvraag om omgevingsvergunning en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:

  • luchtfoto d.d. augustus 2012 (bijlage 1)
    Aan de hand van luchtfoto zijn verschillende waarnemingen mogelijk. Dit betreft onder meer de locatie van de bebouwing, het water (de haven), de spoorweg en de waterkering.
  • lijst met functies (bijlage 2)
    In bijlage 2 is een lijst opgenomen, waarin per adres is weergegeven welke functie(s) op dat adres worden uitgeoefend. Dit betreffen gegevens uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en de WOZ (Wet onroerende zaken). Aan de hand van deze lijst kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie (functie) is.
  • archief omgevings- en bouwvergunningen
    Door middel van het gemeentelijk archief met verleend bouw- en omgevingsvergunningen is per geval de bestaande c.q. vergunde situatie inzichtelijk.

3.3.2 Afstemming planologische mogelijkheden

In de regels zijn de mogelijkheden overgenomen vanuit het geldende planologische regime. De afzonderlijke functies in het gebied zijn onderverdeeld in besluitvlakken. Daaraan zijn, waar nodig, aanvullende regels gesteld ten aanzien van het bestaande gebruik en de aanwezige bebouwing.

  • Het besluitvlak Bedrijventerrein - Haven omvat de bedrijfspercelen. Hier is kade- en havengebonden en daaraan gelieerde bedrijvigheid toegestaan. Voor de Marinekazerne is een aanduiding toegevoegd (besluitsubvlak). Dit perceel hoort gelet op het karakter tot het havengebied en behoeft om die reden geen afzonderlijk besluitvlak waarbij andere bedrijvigheid zou zijn uitgesloten. Alle gronden/kades behoren tot het gezoneerde industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.
    1. 1. Voor twee bedrijfslocaties in het zuidwestelijk deel van het plangebied, zijn bedrijven toelaatbaar gesteld tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Rijkswaterstaat, Holland Radio).
    2. 2. Ter plaatse van de westelijke kade langs de spoorlijn zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 4.2.
    3. 3. Het noordelijk gedeelte van het haventerrein is geschikt voor bedrijven tot en met categorie 5.1.
    4. 4. Categorie 5.2-bedrijven zijn toelaatbaar op de oostelijke kade.
    5. 5. Deze milieuzonering is gebaseerd op de milieuzoneringskaart zoals opgenomen in bijlage 3. Daarbij is van betekenis dat het gebied westelijk van het haventerrein gelegen, wordt doorsneden door een spoorlijn en één van toegangswegen tot Vlissingen, vanaf de A58. Het gebied heeft een gemengd karakter in de vorm van de Kenniswerf. Aan de noordzijde ligt de A58 met 'daarachter' de kern Oost-Souburg. Door de ligging aan de A58 is ook hier sprake van een gemengd gebied. De bedrijventerreinen aan de (noord)oostzijde, de agrarische bedrijvigheid, zuivering en de toegangsweg tot Vlissingen-Oost, zorgen aan die zijde voor een gemengd karakter. Hiermee is in de milieuzonering rekening gehouden, zodanig dat ter plaatse van de Buitenhaven bedrijvigheid toelaatbaar één categorie hoger, ten opzichte van een bedrijventerrein naast een rustige woonwijk.
    6. 6. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is afgeleid van de VNG-brochure en volgt in die zin de opzet van die brochure. Daarnaast heeft een selectie plaatsgevonden van bedrijvigheid die geschikt is voor vestiging op dit bedrijventerrein voor zeehavengebonden bedrijvigheid.
  • De horecagelegenheid aan de Prins Hendrikweg is voorzien van een afzonderlijk besluitvlak Horeca.
  • Alle infrastructuur is opgenomen in het besluitvlak Infrastructuur. Hiertoe behoren de wegenstructuur, de spoorverbinding en het transferium van de fiets-/voetveerverbinding. Het stationsgebouw en de horecagelegenheden zijn de meest markante gebouwen. Het stationsgebouw is een monument. Een beschermende regeling is opgenomen in de Monumentenwet. In deze beheersverordening is geen regeling noodzakelijk.
  • Het besluitvlak Water - Haven omvat hoofdzakelijk het wateroppervlak met daarnaast steigers en dergelijke. De toelaatbaar gestelde activiteiten zijn gebonden aan de aangrenzende bedrijfspercelen en eveneens behorend tot het gezoneerd industrieterrein.
  • De besluitsubvlakken Waterkering en Hoogspanningsverbinding zorgen met de daaraan gekoppelde regels, voor bescherming van de specifieke belangen. Hierin is ook een regeling opgenomen, in het belang van de waterkering, voor opslag en verwerking van explosiegevaarlijk materiaal.

3.3.3 Onderdelen en opzet van de beheersverordening

De beheersverordening bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de verbeelding;
  • de regels (vier hoofdstukken).

Het verordeningsgebied is op de verbeelding aangegeven. De regels bestaan uit vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 van de regels bevat inleidende bepalingen als begripsbepalingen (artikel 1) en regels voor de wijze van meten (artikel 2). Deze bepalingen zijn noodzakelijk voor een juiste interpretatie van de regels.
  • In hoofdstuk 2 zijn de gebiedsregels ofwel de gebruiks- en bouwregels opgenomen. In deze bepalingen is het toelaatbare gebruik van gronden en bouwwerken aangegeven en zijn diverse bepalingen inzake het bouwen opgenomen. Deze bouwregels zijn niet van toepassing op de categorie zogeheten 'vergunningsvrije bouwwerken'. Van een aantal bouwregels kan worden afgeweken. Deze afwijkingsbepalingen zijn eveneens opgenomen in de gebiedsregels.
  • Hoofdstuk 3 omvat een algemene bepaling die voor het gehele gebied van toepassing is: de anti-dubbeltelregel. Tevens is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen tot 10% van de maatvoeringsbepalingen in hoofdstuk 2 van de regels.
  • De overgangs- en slotbepalingen zijn ondergebracht in hoofdstuk 4.

Gebiedsregels

Voor de verschillende bestaande functies zijn afzonderlijke gebiedsregels opgenomen: Bedrijventerrein - Haven, Horeca, Infrastructuur en Water-Haven. In de gebiedsregels is het volgende vastgelegd.

  • Het bestaande gebruik mag worden voortgezet.
  • In aanvulling op de bepaling inzake bestaand gebruik zijn voor de afzonderlijke gebruiksvormen bepalingen opgenomen waarmee de planologische ruimte uit de geldende bestemmingsregelingen, zo veel mogelijk is gecontinueerd.
    Er zijn enkele afwijkingsregels opgenomen. Het betreft hier afwijkingen die zonder uitvoerig onderzoek kunnen worden toegepast. Bij iedere afwijking vinden wel een afweging en toetsing plaats, die zijn niet zo substantieel als bijvoorbeeld bij een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in een bestemmingsplan.
  • De aanwezige gebruiksvormen zijn in de tabellen in bijlage 2 vermeld.

Als het ware liggen over de gebiedsaanduidingen, de aanduidingen voor Archeologie, de Hoogspanningsverbinding en Waterkering. Hieraan zijn afzonderlijke regels gekoppeld.

3.3.4 Toepassen beheersverordening

Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het gebied wordt zo behouden.

Bestaande situatie

In de artikelen wordt dit uitgangspunt geregeld door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is. De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen. Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:

  • luchtfoto (zie bijlage 1);
  • overzicht gebruik verordeningsgebied (zie bijlage 2);
  • archief omgevings- en bouwvergunningen.

Overzicht gebruik verordeningsgebied

In bijlage 2 is een overzicht opgenomen waarin het gebruik van het verordeningsgebied is weergegeven. Het gaat om een lijst van bedrijven en functies. Deze informatie is ontleend aan de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), de vergunningenadministratie en een veldinventarisatie. Aan de hand van dit overzicht kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie is.

Archief vergunningen

Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw- en omgevingsvergunningen is per geval de bestaande situatie inzichtelijk.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is, dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.

4.2 Beleidsaspecten

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze verordening, is uitsluitend stil gestaan bij beleid, dat eventueel consequenties daarvoor kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situatie is een uitgebreidere toets niet noodzakelijk.

4.2.1 Rijksbeleid

Op 22 november 2011 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte door de Tweede Kamer aanvaard en op 1 januari 2012 in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de visie worden een aantal nationale belangen benoemd. De havens van Vlissingen en Terneuzen worden specifiek benoemd en vormen het derde havencomplex van Nederland.

4.2.2 Provinciaal beleid

In het Omgevingsplan Zeeland 2012-2016 (vastgesteld 28 september 2012) is het gebied als zeehaventerrein aangegeven. Daarin is tevens aangegeven, dat de provincie de ontwikkeling daarvan bevordert. Het in voorbereiding zijnde masterplan voor dit haventerrein en het omliggende gebied zal daarvoor een belangrijke pijler vormen. Tevens kan de mogelijke vestiging van de marinierskazerne, waaraan prioriteit wordt gegeven in het ruimtelijk beleid, van invloed zijn op visievorming op dit bedrijvengebied op lange(re) termijn.

4.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie

In de gemeentelijke structuurvisie (vastgesteld 17 december 2009) is de Buitenhaven aangegeven als bestaand bedrijventerrein. Tevens zijn de cruiseterminal en het NS-station aangegeven.

Welstandsnota

De eisen voor de bedrijventerreinen, waaronder de Buitenhaven, zijn vastgesteld in de Welstandsnota 2006. De nota beschrijft de stedenbouwkundige kenmerken en het bebouwingsbeeld. Vervolgens zijn criteria geformuleerd op hoofdaspecten en deelaspecten.

4.2.4 Conclusie

Het rijks-, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid staat de totstandkoming van deze beheersverordening niet in de weg. De beheersverordening komt overeen met de bestaande situatie zoals in de beleidsdocumenten is aangegeven.

4.3 Omgevingsaspecten

Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor de Buitenhaven, heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening is gericht op consolidatie van de bestaande planologisch-juridische situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit milieu, geluid, water, natuur, externe veiligheid of cultuurhistorie aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen of het stellen van regels. Hiervoor is een toets uitgevoerd of voldaan wordt of kan worden voldaan aan wet- en regelgeving.

4.3.1 Milieu

Algemeen

Uit de staat van bedrijven blijkt, dat de al vigerende situatie wordt gehandhaafd: kade- en havengebonden bedrijven en bedrijven, die daaraan gerelateerd zijn. Deze bedrijven veroorzaken, geen onevenredige hinder (zoals geur, geluid, stof) voor de omgeving:

  • aan de oostzijde het bedrijventerrein Poortersweg, landelijk gebied met verspreid liggende burgerwoningen en op circa 1 tot 1,5 km de kern Ritthem;
  • op 400 m afstand aan de noordzijde de kern Oost-Souburg;
  • aan de westzijde gebieden, die bestemd zijn voor bedrijven (Kenniswerf-oost), onderwijsinstellingen (Kenniswerf) en binnenhavenactiviteiten (visserij, betonning, jachthaven en daaraan gerelateerde bedrijvigheid). Dit gebied wordt momenteel geherstructureerd.

De toegelaten bedrijven aan de Buitenhaven vormen voor de ontwikkeling en herstructurering van de gebieden, woongebieden en toekomstige marinierskazerne geen belemmering.

De afstemming via de geldende omgevingsvergunningen voor milieu en de geluidszone (zie paragraaf 4.3.2) zorgen ervoor dat de gevestigde bedrijven kunnen worden gehandhaafd ook al behoren deze tot een milieucategorie met een grotere afstand (in totaal 700 m) dan op grond van de algemene categorisering in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zou voortvloeien (400 m). Deze inwaartse milieuzonering is weergegeven in bijlage 3. Op grond hiervan kan bedrijvigheid worden toegestaan tot en met categorie 4.1 van tot en met 5.2 de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Bodem en luchtkwaliteit

Er is geen onderzoek verricht naar de bodem. Deze aspecten zijn alleen relevant als er nieuwe ontwikkelingen in het gebied mogelijk zijn. Hiervan is geen sprake. Ditzelfde geldt voor luchtkwaliteit. Dit is ontleend aan onderzoek dat is verricht voor het bestemmingsplan Kenniswerf-oost.

Plan-m.e.r.-plicht

Uit deze beheersverordening volgt geen Plan-m.e.r.-plicht aangezien er geen nieuwe mer-(beoordelings)plichtige activiteiten worden toegestaan ten opzichte van de vergunde en de bestaande situatie. In de regeling worden nieuwe activiteiten uitgesloten die als mer-(beoordelings)plichtige activiteiten, zijn aangemerkt in de lijsten C en D van het Besluit mer.

Vesta Terminal Flushing bv biedt opslagcapaciteit voor onder andere olie. Het behoort niet tot de chemische industrie. Vandaar dat het bedrijf niet is aan te merken als een bedrijf genoemd onder D25 in de lijst behorend bij het Besluit mer. Daardoor is het bedrijf niet m.e.r.beoordelingsplichtig. Uit analyse blijkt tevens dat het bedrijf niet valt onder de planmer-plicht (vanaf 200.000 ton). Vesta Terminal Flushing bv, heeft namelijk aan de Oosterhavenweg een opslagcapaciteit van 178.500 m³ en aan de Westerhavenweg 38.600 m³. De gezamenlijke inhoud bedraagt 217.600 m³. Rekening houdend met een soortelijk gewicht van 0,9, is er een opslagcapaciteit vergund van 195.390 ton. In de milieuvergunning is destijds reeds beoordeeld dat met het maximeren van de inhoudsmaat, de drempel voor de tonnage niet wordt overschreden. De bestaande situatie wordt ter verduidelijking in bijlage 2 vermeld.

Voorts blijkt dat mogelijke nadelige effecten van de Buitenhaven zijn begrensd door de geldende omgevingsvergunningen en geluidszone. In de directe nabijheid ligt infrastructuur die een directe aansluiting geeft op het rijkswegennet. Hierdoor zijn er in de bestaande situatie geen nadelige effecten voor de omgeving aan de orde.

4.3.2 Geluid

Wegverkeer

Het geldende bestemmingsplan staat bedrijfswoningen toe. Deze mogelijkheid wordt in de beheersverordening, om milieutechnische redenen, niet langer gecontinueerd. Dat betekent, dat uit een oogpunt van wegverkeerslawaai geen akoestisch onderzoek vereist is.

Industrie

De Buitenhaven is een gezoneerd industrieterrein, dat op 24 september 2009 door de gemeenteraad door middel van de zogenaamde 'Parapluherziening bestemmingsplannen geluidszone industrieterrein De Schelde/Buitenhaven' juridisch is verankerd. Deze parapluherziening belemmert niet de vaststelling van een beheersverordening, waarin de bestaande situatie wordt geconsolideerd. Het gebied wordt aangemerkt als gezoneerd industrieterrein.

Spoorweg

Het gebied van de beheersverordening is op circa 30 m van de spoorlijn gelegen, waarvoor een zone geldt van 100 m. Het gebied van de beheersverordening valt dus binnen die zone. Er worden geen geluidsgevoelige bestemmingen toegelaten. Akoestisch onderzoek is dan ook niet vereist.

4.3.3 Water

Een belangrijk deel van het gebied van de beheersverordening omvat het waterstaatswerk (de primaire waterkering) en de daarbij behorende beschermingszone A. Deze zijn op de verbeelding aangegeven. In de regels is een vergelijkbare regeling opgenomen als in aangrenzende bestemmingsplannen.

Omdat de bestaande situatie wordt gehandhaafd behoeven andere wateraspecten geen nadere toelichting.

4.3.4 Natuur

Gebiedsbescherming

Natura 2000 Westerschelde & Saefthinge

Het gebied van de beheersverordening ligt op enige afstand van de Westerschelde, die is aangewezen als Natura 2000-gebied. Geluid en licht kunnen in beginsel een extern effect hebben op dit gebied. Gelet op de soorten en de afstanden tot de betreffende locaties, zijn significante effecten uit te sluiten. Omdat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is een voortoets, gezien de hiervoor beschreven situatie, naar eventuele effecten niet vereist.

Bij de aanwijzing tot Natura-2000-gebied is ook rekening gehouden met de aanwezigheid en de ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van de Buitenhaven.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Westerschelde is naast Natura 2000-gebied tevens een onderdeel van de EHS. De provinciale EHS ligt op meer dan 100 m afstand van het plangebied. De beoordeling van de planologische afwegingszone is dan ook niet noodzakelijk. Gezien de grote afstand tot Fort Rammekens zijn effecten uit te sluiten en is een nadere beoordeling niet noodzakelijk, mits er geen verzurende emissies via de lucht te verwachten zijn.

Soortbescherming

Broedvogels en vleermuizen

Het gebied herbergt vooral algemene broedvogels, kenmerkend voor een relatief stedelijk milieu. Buiten het broedseizoen worden er verschillende water- en kustvogels gezien, die in het rustige water van de havens komen foerageren of rusten. Het is een afwisselend gebied.

Overige (beschermde) soorten

Beschermde planten, insecten of amfibieën zijn niet waargenomen. Het voorkomen van algemene amfibieënsoorten is waarschijnlijk.

Conclusie en randvoorwaarden

In het gebied van de beheersverordening komen geen natuurterreinen voor, zodat de ontwikkelingen passen binnen de huidige regelgeving. Bij werkzaamheden in het gebied dient rekening te worden gehouden met de volgende aspecten.

  • (Significante) effecten op het Natura 2000-gebied Westerschelde zijn uit te sluiten.
  • Verstoring van de EHS is niet te verwachten, indien geen relevante (verzurende) emissies via de lucht zullen plaatsvinden.
  • Onderzoek op het gebied van de beschermde flora en fauna is noodzakelijk, voordat werkzaamheden uitgevoerd gaan worden. Dit heeft betrekking op de normale zorgplicht, die uit deze wet voortvloeit voor alle grondeigenaren en gebruikers.

Nadere toelichting

Een nadere toelichting op het vorenstaande is opgenomen in bijlage 4.

4.3.5 Externe veiligheid

In het plangebied is één risicovolle inrichting aanwezig, Vesta Terminal Flushing b.v. Het bedrijf valt binnen de werkingssfeer van het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO). Vanwege de aard en omvang van de opgeslagen stoffen (vloeibare brandstoffen met een hoog brandpunt, zgn. K3-stoffen) is ter plaatse geen contour voor het plaatsgebonden risico te bepalen.

De contour van het plaatsgebonden risico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde bevindt zich langs de vaargeul. Dit houdt in, dat deze contour is gelegen buiten het gebied van de beheersverordening. Het gebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de Westerschelde. In 2004/2007 zijn ter plaatse geen knelpunten met betrekking tot het groepsrisico geconstateerd.

Omdat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt ten opzichte van de bestaande situatie, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor deze verordening.

In bijlage 5 is het onderzoek externe veiligheid opgenomen.

4.3.6 Cultuurhistorie

Cultuur

Binnen het plangebied bevinden zich het NS-station, dat als monument is aangewezen. Er zijn geen andere cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig. Met de Monumentenwet voor het stationsgebouw en het welstandstoezicht voor alle objecten is het aanzien en behoud voldoende gewaarborgd.

Archeologie

Uit onderzoek van de Walcherse Archeologische Dienst is gebleken, dat er zich binnen het verordeningsgebied twee verschillende terreinen met verschillende archeologische waarden bevinden. Deze zijn op de verbeelding aangegeven met daaraan gekoppeld de regels, zoals deze ook voor bestemmingsplannen worden toegepast.

Bijlagen

Bijlage 1 Luchtfoto Beheersverordening Buitenhaven

Bijlage 2 Lijst Functies En Gebouwen Beheersverordening Buitenhaven

Bijlage 3 Inwaartse Milieuzonering Buitenhaven

Bijlage 4 Onderzoek Natuur Beheersverordening Buitenhaven

Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid Beheersverordening Buitenhaven

Bijlage 6 Onderzoek Archeologie Beheersverordening Buitenhaven