KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Herziening Artikel 6 Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
Artikel 6 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Kaart Betreffende Afwijkingsmogelijkheden Minimale Afstand Tot De Zij- En Achterbouwperceelgrens
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Plan
Hoofdstuk 2 Visie Op De Planherziening
2.1 Problemen Van Het Bestaande Plan, 'De Winkelbuurt 2011'
2.2 Oplossingen In Het Nieuwe Plan, "Partiële Herziening Van De Winkelbuurt 2011'
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Planopzet
4.1 Ruimtelijke Uitgangspunten
4.2 Ruimtelijke Effecten
4.3 Overzicht Aanpassingen Maximum Bouwhoogte Ten Opichte Van Winkelbuurt 2011
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Mobiliteit
5.2 Luchtkwaliteit
5.3 Geluid
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
5.5 Geur
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Bodem
5.8 Water
5.9 Ecologie
5.10 Archeologie
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planopzet
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Bouwhoogte Per Bouwkavel
Bijlage 2 Nummering Bouwkavels Winkelbuurt
Bijlage 3 Analyse Akoestisch Onderzoek Tav Wijziging Bestemmingsplan Winkelbuurt

Partiële herziening van De Winkelbuurt 2011

Bestemmingsplan - Gemeente De Ronde Venen

Vastgesteld op 25-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Partiële herziening van De Winkelbuurt 2011' met identificatienummer NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01 van de gemeente De Ronde Venen bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.2 bestemmingsplan:

Het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' van de gemeente De Ronde Venen zoals vastgesteld op 22 december 2011.

1.3 bijzondere bouwlaag:

kelders, souterrains, dakopbouwen en kap;

1.4 gewone bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van een bijzondere bouwlaag;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Voor de regels voor de wijze van meten wordt verwezen naar de planregels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Herziening Artikel 6 Bestemmingsplan

  1. a. deze partiële herziening voegt aan artikel 6 het volgende lid 6.2.1 sub d toe: ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - maximum bouwhoogte 10 m' en 'overige zone - maximum bouwhoogte 11 m' mag de bovenkant van de onafgewerkte vloer van de hoogste (gewone of bijzondere) bouwlaag waarin zich verblijfsruimten in de zin van het bouwbesluit bevinden, niet hoger zijn gelegen dan 6 meter;
  2. b. deze partiële herziening voegt aan artikel 6 het volgende lid 6.2.2 sub e toe: ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - maximum bouwhoogte 10 m' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 10 meter;
  3. c. deze partiële herziening voegt aan artikel 6 het volgende lid 6.2.2 sub f toe: ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - maximum bouwhoogte 11 m' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 11 meter;
  4. d. deze partiële herziening voegt aan artikel 6 het volgende lid 6.2.2 sub g toe: ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - maximum bouwhoogte 9,5 m' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 9,5 meter.
  5. e. deze partiële herziening voegt aan artikel 6 het volgende lid 6.2.2 sub h toe: indien de bouwhoogte hoger is dan 9 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - maximum bouwhoogte 10 m' en 'overige zone - maximum bouwhoogte 11 m' geldt de volgende voorwaarde:
    1. 1. het hoofdgebouw dient schuin afgedekt te worden, met een kap die in hoofdzaak bestaat uit een tweetal schuine dakvlakken met (vrijwel) in het midden, op het hoogste punt, een nok waarin de schuine dakvlakken bij elkaar komen. De schuine dakvlakken mogen een bolling of knik bevatten, waarbij bovenop of bovenin de kapconstructie geen plat dak mag worden gerealiseerd.
  6. f. deze partiële herziening voegt aan artikel 6 het volgende lid 6.2.2 sub i toe: ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - maximum bouwhoogte 10 m' en 'overige zone - maximum bouwhoogte 11 m' mag de goothoogte niet meer bedragen dan 6 meter
  7. g. deze partiële herziening voegt aan artikel 6 het volgende lid 6.4 sub f toe: het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.2 sub a een omgevingsvergunning verlenen om hoofdgebouwen op een afstand van minimaal 1 meter tot de zijdelingse en/of achterste bouwperceelgrens te realiseren, mits
    1. 1. het gaat om de roze percelen zoals aangeven op de kaart in bijlage 1 en de zijde betreft zoals op deze kaart is aangeduid;
    2. 2. de aanpassing door het bevoegd gezag stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.
  8. h. deze partiële herziening voegt aan artikel 6 het volgende lid 6.4 sub g toe: het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.2 sub a een omgevingsvergunning verlenen om hoofdgebouwen op een afstand minder dan 1 meter tot de zijdelingse en/of achterste bouwperceelgrens te realiseren, mits
    1. 1. het gaat om de gele percelen zoals aangeven op de kaart in bijlage 1 en de zijde betreft zoals op deze kaart is aangeduid;
    2. 2. de aanpassing door het bevoegd gezag stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.

Voor het overige blijven de regels behorende bij het bestemmingsplan ongewijzigd en onverminderd van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 5.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 5.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 5.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 5.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 5.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

6.1 Citeerregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Partiële herziening van De Winkelbuurt 2011'

Bijlagen

Bijlage 1 Kaart Betreffende Afwijkingsmogelijkheden Minimale Afstand Tot De Zij- En Achterbouwperceelgrens

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Deze partiële herziening omvat een deel van de ontwikkelingslocatie De Winkelbuurt, inmiddels omgedoopt tot Land van Winkel te Abcoude. Ten behoeve van deze nieuwe woonwijk is in 2011 het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' vastgesteld. De grenzen van dit bestemmingsplan dat de hele woonwijk omvat, zijn aangeven op onderstaande afbeelding 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0001.png"

afbeelding 1.1 Ontwikkelingslocatie woonwijk De Winkelbuurt

In 2014 is gebleken dat dit bestemmingsplan als juridisch kader van de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk voor een deel van de bouwkavels problemen oplevert op de volgende punten :

  • kapvorm;
  • kavelruimte;
  • aanduidingsvlakken.

Om deze problemen op te lossen moet het bestemmingsplan partieel worden herzien. De (voor een deel van de bouwkavels) door te voeren oplossingen zijn:

  • verhoging van de maximum bouwhoogte, invoering van een maximum goothoogte;
  • verkleining van de minimum afstand tot de zij- en achterperceelsgrenzen;
  • verschuiving van de grenzen van bepaalde aanduidingsvlakken.

Relatie partiële herziening met bestemmingsplan (moederplan)

De partiële herziening moet in samenhang met het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' worden gelezen. Dit betekent dat voor zover niet anders is bepaald in de artikelen van deze herziening de regels behorende bij het bestemmingpslan 'De Winkelbuurt 2011' van de gemeente De Ronde Venen, zoals vastgesteld op 22 december 2011 door de gemeenteraad onverminderd van kracht blijven. Er is voor gekozen om alleen de herziene regels en verbeelding op te nemen in de partiële herziening en niet de niet-gewijzigde (integrale) regels. Hiervoor wordt verwerzen naar 'De winkelbuurt 2011'.

Relatie partiële herziening met stedenbouwkundigplan en beeldkwaliteitsplan

In onderhavige plantoelichting is het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan die zijn opgesteld voor de Winkelbuurt nogmaals toegelicht. In het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' waren een aantal punten uit deze twee plannen niet correct/niet voldoende verwerkt in het bestemmingsplan. Deze partiële herziening ziet op een juiste doorvertaling van het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan.

Zowel het stedenbouwkundig plan als het beeldkwaliteitsplan dateren van 27 augustus 2010. Het beeldkwaliteitsplan heeft dezelfde procedure doorlopen als bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011”, en is dus op hetzelfde moment als het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad: op 22 december 2011. Doordat het beeldkwaliteitsplan is vastgesteld door de gemeenteraad, kan het fungeren het als “welstandsnota”: wettelijk toetskader voor bouwplannen waar het gaat om het aanzicht, anders gezegd de beeldkwaliteit, van de bebouwing.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Deze partiële herziening heeft betrekking op een deel van het plangebied van het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'. Het gaat om de vlakken met de bestemming Wonen.

Het plangebied is gelegen ten zuiden van Abcoude in de nog te realiseren woonwijk de Winkelbuurt. Het gebied wordt in het noorden begrensd door de straten van de bestaande bebouwing in het zuiden van Abcoude. In het zuiden wordt het gebied begrensd door de Winkeldijk. In het oosten en westen wordt de grens gevormd door bestaande sloten in het veenweidelandschap.

De plangrenzen van deze partiële herziening zijn aangegeven op afbeelding 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0002.png"afbeelding 1.2 Begrenzing plangebied

1.3 Vigerend Plan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011', vastgesteld op 22 december 2011 door de gemeenteraad van De Ronde Venen. Voorliggend bestemmingsplan is een partiële herziening van dit bestemmingsplan en moet in samenhang met het bestemmingsplan De 'Winkelbuurt 2011' worden gelezen.

Hoofdstuk 2 Visie Op De Planherziening

2.1 Problemen Van Het Bestaande Plan, 'De Winkelbuurt 2011'

1. Kapvorm

Toen het bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011” werd vastgesteld, was onvoldoende duidelijk dat een maximum bouwhoogte van 9 meter voor woningen van het type “twee lagen plus een kap” niet de gewenste beeldkwaliteit zou opleveren. In het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan (ook uit 2011) zijn per bouwkavel specificaties gegeven van het daar beoogde woningtype, maar geen concrete bepaling van de bouwhoogte. Er wordt slechts gesproken van aantallen lagen plus een kap, waarbij nog enkele andere kwalificaties worden gebruikt, zoals “hoge” (kap) en “bijzondere” (kap). In het bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011” is dat op een standaard manier vertaald. Om aan de maximum hoogte te komen is voor elke laag en elke kapverdieping, tenminste als deze niet als “hoog” of “bijzonder” is aangeduid, 3 meter gerekend. Daarmee leek in 2011 de maximum hoogte van de woonhuizen goed geregeld te zijn.

In 2014 is duidelijk geworden dat het uitgangspunt van maximaal 3 meter hoge kapverdiepingen zich niet verdraagt met twee doelstellingen van het beeldkwaliteitsplan:

  • te komen tot een gevarieerd gebied met dorpse, landelijke kwaliteiten;
  • het bouwen in volumes met duidelijke (“manifeste”) kappen.

De in het bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011” veel voorkomende maximum bouwhoogte van 9 meter zal in veel gevallen leiden tot “afgeknotte” dakvormen als hieronder links weergegeven, in afbeelding 2.1 De reden daarvoor is gelegen in het motief “praktische bruikbaarheid van de zolderverdieping”, dat duidelijk is gemaakt in afbeelding 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0003.png"

Afbeelding 2.1 De afgeknotte kapvorm bij 9 meter bouwhoogte, puntdaken bij 10 en 11 meter hoogte

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0004.png"

Afbeelding 2.2 De praktische bruikbaarheid van zolderverdiepingen onder een nok van respectievelijk 3, 4 en 5 meter hoog

Een zolderverdieping van 3 meter hoogte van twee dakvlakken die samenkomen in een nok, laat een relatief kleine hoeveelheid bruikbare vloerruimte over (à la de norm voor het Bouwbesluit-begrip “verblijfsruimte”: met een hoogte vanaf de vloer tot aan het plafond van minimaal 2,60 meter). Daarom zal iemand die maximaal 9 meter hoog mag bouwen (met 3 meter voor elke verdieping, zo ook voor de zolderverdieping), de zolderverdieping meestal niet bouwen op de manier van “twee dakvlakken die samenkomen in een nok”.

Toch is het een doelstelling van het beeldkwaliteitsplan dat de nieuwe wijk duidelijke (“manifeste”) kappen te zien zal geven. Afgeknotte kappen worden daarmee juist niet bedoeld. Daarnaast is het een doelstelling dat de nieuwe wijk een gevarieerd gebied zal zijn met dorpse, landelijke kwaliteiten. Daarvoor is het ook nodig dat er een variatie in bouwhoogten bestaat en dat er behalve afgeknotte kappen ook gave kappen, met een nok, worden gebouwd. Zoals hierboven aannemelijk is gemaakt, is het niet te verwachten dat dat in een voldoende mate zal gebeuren bij een maximum bouwhoogte van – voor een groot deel van de bouwkavels – 9 meter.

De maximum bouwhoogte van 9 meter staat dus het behalen van de genoemde doelstellingen uit het beeldkwaliteitsplan in de weg.

Ook kan worden gesteld dat artikel 6.2.1 onder c van de regels van het moederplan: “de dakhelling dient minimaal 25 graden te bedragen en mag niet meer dan 80 graden bedragen”, op zichzelf geen waarborg biedt dat de hoogte van de kap – in ieder geval van buitenaf gezien – logisch correspondeert met de hoogte van de zolderverdieping. Als de kap qua hoogte correspondeert met de hoogte van de hele zolderverdieping, doorsnijden de twee schuine dakvlakken ter hoogte van de onderzijde van de zolderverdieping (de verdiepingsvloer) aan weerszijden de buitenmuur van de woning.

Omdat de verplicht toe te passen dakhelling niets zegt over waar de onderzijde van het dak moet beginnen, zou het in principe ook mogelijk zijn dat maar een klein deel van de hoogte van de zolderverdieping schuin wordt afgedekt, bijvoorbeeld alleen de bovenste anderhalve meter1.

Een dergelijke opvatting van het dak is in strijd met de doelstelling van het beeldkwaliteitsplan dat er volumes moeten worden gebouwd met duidelijke (“manifeste”) kappen. Dat kan ook anders worden gezegd: de kappen moeten een sterk aanwezig, niet te klein bemeten, onderdeel vormen van de te realiseren woningen. Praktisch gezien komt dat neer op: de kappen moeten – in ieder geval van buitenaf gezien – qua hoogte logisch (lijken te) corresponderen met de hoogte van de zolderverdieping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0005.png"

Afbeelding 2.3 Indruk van de toegestane dakhellingen: minimaal 25 en maximaal 80 graden

1Eigenlijk zou het welstandsoordeel dat in de weg moeten staan. In het beeldkwaliteitsplan (gebaseerd op het stedenbouwkundig plan) wordt immers per kavel uitgegaan van een bepaald woningtype, geformuleerd als een aantal lagen plus een kap, met soms bepaalde nadere aanduidingen (“bijzondere kap”, “hoge kap”). Hieruit blijkt dat de hoogte van de kap – in ieder geval van buitenaf gezien – moet corresponderen met de hoogte van een zolderverdieping (in sommige gevallen een “bijzondere” of een “hoge” zolderverdieping). In het welstandsoordeel zou hierover een uitspraak kunnen worden gedaan. Het probleem daarmee is dat het welstandsoordeel niet dezelfde juridische hardheid heeft heeft als de bestemmingsplantoets. De noodzaak om te toetsen op het aspect “juiste hoogte van de kap” is niet hard voorgeschreven in het beeldkwaliteitsplan (er kán aan getoetst worden, maar dat hoeft niet ). Ook kan het welstandsoordeel door B&W terzijde worden geschoven, als daar gegronde redenen voor bestaan. Daarom is het uiteindelijk beter als de “juiste hoogte van de kap” wordt gewaarborgd in de regels van het bestemmingsplan.

2. Kavelruimte

In bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011” bedraagt de afstand van hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelsgrenzen minstens 3 meter. (Zie artikel 6.2.2 onder a van de planregels: “indien hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrens minimaal 3 meter te bedragen”.) Voor een deel van de bouwkavels is die minimum afstand, wegens de beperkte ruimte op die kavels, praktisch niet goed mogelijk of minder goed mogelijk. Dat geldt voor 56 van de 173 bouwkavels.

Deze standaardregel van een minimaal in acht te nemen afstand staat een goede realisatie van de beoogde woningen op mogelijk alle, of in ieder geval een deel, van die 56 kavels in de weg.

3. Aanduidingsvlakken

De verbeelding van bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011” is behalve met bestemmingsvlakken bedekt met 23 aanduidingsvlakken. Deze liggen over de woonbestemmingen heen. Deze aanduidingsvlakken geven de “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” weer. Zeven van die aanduidingsvlakken liggen in het moederplan, “De Winkelbuurt”, met hun begrenzingen niet correct op de grenzen van de uit te geven bouwkavels.

De niet correct gelegen begrenzingen van aanduidingsvlakken kunnen tot problemen leiden bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels en bij de bestemmingsplantoets. Binnen één bouwkavel zouden er daardoor verschillende maximale bouwhoogten of verschillende maximum bebouwingspercentages kunnen gelden. Dat kan zowel verwarrend als verstorend werken.

2.2 Oplossingen In Het Nieuwe Plan, "Partiële Herziening Van De Winkelbuurt 2011'

Hieronder wordt beschreven hoe de problemen die in paragraaf 2.1, “Problemen van het bestaande plan, ”De Winkelbuurt 2011”, worden genoemd, in deze partiële herziening worden opgelost. Meer in detail wordt op deze oplossingen en de daaraan verbonden afwegingen ingegaan in de hoofdstukken 4. “Ruimtelijke planopzet”, en 6. “Juridische planopzet”.

1. Kapvorm

Ten opzichte van het moederplan uit 2011 wordt voor 47 woningen de maximum bouwhoogte gewijzigd van 9 naar 10 meter en voor 19 woningen van 9 naar 11 meter. Daarbij blijft het aantal bouwlagen gelijk. De enige wijziging is dat de maximum bouwhoogte van de bijzondere bouwlaag, de kap, met één of twee meter wordt verhoogd van 3 naar 4 meter (wat het geval is bij een totale maximum bouwhoogte van 10 meter) of van 3 naar 5 meter (bij een totale maximum bouwhoogte van 11 meter). De hoogte van de eerste en tweede bouwlaag blijft hetzelfde als in het moederplan: 3 meter per laag.

Door deze maatregel wordt de realisatie van gave kapvormen, van twee schuine dakvlakken die uitkomen in een nok, op een voldoende groot aantal kavels praktisch mogelijk gemaakt. (Zie voor de kavels waarvoor dit geldt, hoofdstuk 4 de ruimtelijke planopzet.) Er is ook voorzien in nieuwe planregels die stellen dat voor de kavels waarvan de maximum bouwhoogte is gewijzigd van 9 meter in 10 of 11 meter, een verplichting geldt dat er (bij een totale bouwhoogte van meer dan 9 meter) met een puntdak moet worden gebouwd en een maximale goothoogte van 6 meter in acht moet worden genomen (zie artikel 3 lid e en f van de planregels). De verhogingen van de maximale bouwhoogte samen met deze nieuwe regels zorgen ervoor dat er voldoende gave dakvormen (duidelijke kappen) zullen worden gebouwd in de nieuwe wijk. Dat contrasteert dan met de veel vaker “afgeknotte” dakvorm van woningen met maximale bouwhoogte 9 meter.

Daarmee zal worden voldaan aan de volgende twee doelstellingen uit het beeldkwaliteitsplan:

  1. 1. te komen tot een gevarieerd gebied met dorpse, landelijke kwaliteiten;
  2. 2. het bouwen in volumes met duidelijke (“manifeste”) kappen.

2. Kavelruimte

De regeling voor de minimale afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrens in artikel 6.2.2 onder a van de planregels van het moederplan wordt aangepast. Daarmee wordt voorkomen dat de ruimte om de beoogde woningen te realiseren op de krappere kavels, zou ontbreken.

3. Aanduidingsvlakken

De aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” worden op 7 kavels aangepast.

Hierdoor wordt voorkomen dat er binnen één uit te geven bouwkavel verschillende maximale bouwhoogten of verschillende maximum bebouwingspercentages zouden kunnen gelden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk is alleen het beleid opgenomen welke anders is dan het beleid dat opgenomen is in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'. Het overige beleid dat in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt' is opgenomen is ook op dit plan van toepassing.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen met betrekking tot (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven-)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke druk af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt geregeld met een algemene maatregel van bestuur (AMvB); het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de beleidsuitgangspunten in de diverse planologische kernbeslissingen (PKB) in principe alleen bindend voor het Rijk. In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid staat een overzicht van de nationale ruimtelijke belangen in de vigerende PKB’s. Ook is aangegeven waarvoor de bevoegdheid voor het stellen van regels per AMvB wordt ingezet.

De inwerkingtreding van de AMvB vindt gefaseerd plaats. Zowel in 2009 als medio 2011 is een ontwerpbesluit gepubliceerd. De onderdelen uit 2009 met de nationale belangen uit onder meer de Nota Ruimte zijn inmiddels vastgesteld. De regels zijn bedoeld om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en evt. concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Deze belangen maken nog steeds deel uit van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Medio 2012 is het Barro aangevuld. De inhoud van deze artikelen is gebaseerd op de nieuwe onderwerpen van het ruimtelijke beleid, die door het Rijk in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn vastgesteld. Het betreft onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Zowel in de SVIR als in het Barro zijn geen specifieke beleidsregels opgenomen met betrekking tot dit plan.

3.2 Provinciaal Beleid

Provinciaal ruimtelijke structuurvisie 2013-2028

Op 4 februari 2013 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) vastgesteld. De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. Het nieuwe ruimtelijke beleid heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen de gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld. De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierop wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit.

Deze pijlers leiden tot de volgende twee beleidsuitgangspunten:

  • Accent op de binnenstedelijke opgave

De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en het openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Ook het verminderen van kantoren en het herstructureren van bedrijventerreinen vallen binnen deze binnenstedelijke opgave.

  • Behoud en versterking kwaliteit landelijk gebied

De cultuurhistorische waarden in de provincie dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied, daarnaast is de landbouw een belangrijke drager van het agrarisch cultuurlandschap. Dit vraagt om mogelijkheden van rood-voor-groenconstructies en ruimte voor economisch duurzame landbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0006.png"

Afbeelding 3.1 Uitsnede structuurvisie

Het plangebied is op de structuurvisiekaart (zie afbeelding 2.1) aangewezen als woon-/werklocatie. De Winkelbuurt is in de structuurvisie omschreven als een belangrijk woningbouwmogelijkheid binnen de bestaande rode contouren. Het voorliggende plan voorziet in de aanpassing van de bouwhoogte voor 104 kavels, de ligging van de aanduidingsvlakken voor het bebouwingspercentage en een aanpassing van de afstand van de hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens. Dit is niet in strijd met de provinciale structuurvisie.

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 - 2025

Op 4 februari 2013 is de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld door de Provinciale

Staten van Utrecht. Deze verordening bevat algemene regels die gemeenten in acht

moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die

direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die

noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de aanpassing van de bouwhoogte, de afstand van de hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens en de aanduidingsvlakken voor het maximale bouwpercentage. De functionele mogelijkheden worden niet aangepast ten opzichte van wat op dit moment al is toegestaan. In de verordening zijn geen specifieke regels opgenomen met betrekking tot dit plan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie De Ronde Venen 2030

De Structuurvisie De Ronde Venen 2030 is op 17 oktober 2013 vastgesteld. De structuurvisie gaat er vanuit dat in het jaar 2030 De Ronde Venen een herkenbare uitstraling heeft met een eigen karakter. Inwoners en bezoekers weten wat de gemeente te bieden heeft met haar landschap, dorpen, recreatiegebieden en natuurschoon. Initiatieven worden ondersteund.

Positie

De Ronde Venen heeft een unieke plek in het Groene Hart en in de Noordvleugel van de Randstad. Het beste uit deze twee werelden wordt ingezet in het belang van de inwoners. De Ronde Venen is een groene en duurzame gemeente; onderdeel van het bestuurlijke en fysieke netwerk van de Amsterdamse Metropool. Dit maakt De Ronde Venen tot geliefde woon-, werk- en recreatiegemeente.

Binnen het Groene Hart en de Metropool zijn diverse (overheids)partijen actief. De Ronde Venen is een interessante partner omdat gewerkt wordt vanuit gedeelde belangen. Door samenwerking kan optimaal worden voorzien in de behoeften van onze inwoners en de regio.

Wonen

De kwaliteit van de gemeente wordt bepaald door het landschap met haar vitale, levendige dorpen en kernen waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Het samenspel van wonen, werken en voorzieningen zorgt voor leefbaarheid in de gemeente. De gemeente zet breed in op leefbaarheid in het landelijk gebied, maar vooral ook in de kernen. Inwoners, bedrijven en overheid hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een leefbare samenleving. Het is niet vanzelfsprekend dat het woon-, werk- en voorzieningenniveau in de kernen hetzelfde blijft. Vergrijzing en ontgroening kunnen gevolgen hebben voor de leefbaarheid.

Het beleid ten aanzien van wonen is gericht op een toekomstbestendige woningvoorraad, gelet op woonwensen, duurzaamheid en woningmarkt. Het beleid heeft oog voor de woningen en wijken die er al zijn, oog voor initiatieven naast de gemeentelijke projecten en oog voor de positie van de gemeente op de regionale woningmarkt. Woningen en woonomgeving sluiten aan op de woonwensen en woningbehoefte van inwoners.

Conclusie

De uitgangspunten van de partiële herziening, beschreven in hoofdstuk 4, zijn niet in strijd met de gemeentelijke structuurvisie

Dorpsvisie Abcoude

Na de herindeling in 2011, waarbij de gemeenten De Ronde Venen en Abcoude zijn samen gegaan, is besloten om voor de nieuwe gemeente een Structuurvisie (structuurvisie De Ronde Venen 2030) te schrijven waarin het ruimtelijke beleid voor de komende periode wordt vastgelegd. Onderdeel hiervan is de dorpsvisie Abcoude waarin richting wordt gegeven aan nieuwe ontwikkelingen die het dorp toekomstbestendig en vitaal houden. De horizon van de visie is 2025.

Het dorpse karakter in combinatie met de ligging in een groene omgeving onder de rook van Amsterdam, maakt Abcoude tot een aantrekkelijk en gewild dorp. Via de A2 en het spoor is het dorp goed met de stad (Amsterdam en Utrecht) en de rest van het land verbonden. Met twee bedrijventerreinen, station, aantrekkelijk centrum, voldoende sport- en culturele accommodaties is de leefbaarheid hoog. De hoeveelheid openbare ruimte in Abcoude is schaars, verdere verdichting van het dorp is daarom niet wenselijk. In de visie wordt ervoor gekozen nieuwe ontwikkelingen aan de rand van het dorp plaats te laten vinden. Om de kwaliteiten van het buitengebied te beschermen vinden nieuwe uitbreidingen alleen plaats op plekken met lage landschappelijke kwaliteit en worden gebieden met hoge landschappelijke kwaliteit beschermd door ze aan te wijzen als kernrandzones. Alle nieuwe ontwikkelingen moeten passen bij de dorpse maat en schaal.

De nieuwe woonwijk Winkelbuurt, ten zuiden van Abcoude, voorziet in een grote variatie aan woningtypen. In de opzet is veel aandacht voor het huidige weidelandschap met slootjes en hoogteverschil en is zoveel mogelijk de relatie met het landschap gezocht.

Conclusie

Door de aanpassingen die met deze partiele herziening mogelijk worden gemaakt kan beter worden aangesloten bij de dorpsvisie van Abcoude. Door aanpassing van de bouwhoogte van 10 en 11 meter kunnen de woningen in de Winkebuurt dorpser, landeljker en afwisselender worden gebouwd.

Stedenbouwkundig plan

De bouw van woningen in het gebied ten zuiden van Abcoude is een bijzondere opgave. Voor het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011' is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Het plan ging uit van een goede inpassing van de woonbuurt in het landschap. Op deze wijze kon de overgang van dorp naar open landschap geleidelijk worden. Een belangrijke eigenschap van het plan is dat er een grote mate van afwisseling in bouwvormen en bouwvolumes is en het beeld van een afwisselend dorps en landelijk woonmilieu ontstaat.

De bebouwing in de Winkelbuurt kenmerkt zich door een meer dan gemiddelde breedte, een beperkte hoogte en een variatie in kappen. De manifeste kappen dragen sterk bij aan het dorpse karakter. Door de afwisseling in vorm en oriëntatie van de kappen ontstaat een rijk silhouet tussen de bomen.

De woningen met een bouwhoogte van 9 meter kunnen door deze partiële herziening gerealiseerd worden met een bouwhoogte van 10 en 11 meter. Het gaat om de bouwhoogte van de derde bouwlaag. Deze mag met maximaal 2 meter worden vergroot ten opzichte van het vigerende plan uit 2011. Het aantal bouwlagen verandert niet ten opzichte van wat nu is toegestaan. De overige woningen behouden de maximale bouwhoogte van 11, 12 of 13 meter. De differentiatie in de bouwhoogte wordt op deze manier versterkt.

De verkeers-, groen en waterstructuur wijzingen niet ten opzichte van het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan.

Beeldkwaliteitsplan 'De Winkelbuurt'

Het stedenbouwkundig plan vormde de basis voor het beeldkwaliteitsplan 'De Winkelbuurt'. In augustus 2010 is het beeldkwaliteitsplan 'De Winkelbuurt' voor de dorpse en landschappelijke groei van Abcoude aan haar zuidkant met maximaal 200 woningen op vooralsnog 173 kavels (waarvan in ieder geval 1 als appartementengebouw bedoeld (bouwkavel 47) opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is vastgesteld op 22 december 2012, samen met het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'. Omdat dit beeldkwaliteitsplan de hele bestemmingsplanprocedure ook heeft doorlopen, heeft het de wettelijke status van welstandsnota voor dit plangebied.

Het beeldkwaliteitsplan gaat uit van een beperkte verscheidenheid aan volumes, kapvormen, materialen, kleuren en details. De hoofopzet gaat uit van de volgende criteria:

  • In architectuur benadrukken van de twee sferen, dorps hart en landelijke rand; verschil maken in (afwisseling van) volumes, stijl, materialisering en detaillering.
  • In buitenruimte benadrukken van de twee sferen, dorps hart en landelijke rand; verschil maken in profielen, verharding, beplanting, erfafscheidingen, meubilair en verlichting.
  • in architectuur en buitenruimte bewaren van de samenhang tussen de twee sferen, dorps hart en landelijke rand; uitwisseling van kenmerken tussen de twee delen.

Het doel van het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan is geweest om van de Winkelbuurt een dorpse en landelijke ontwikkeilng te maken. In tegenstelling tot Vinex wijken waar veel woningen op elkaar lijken, is een belangrijk kenmerk van zowel dorpse als landelijke straten de grote variatie aan gebouwen. Ze zijn allemaal verschillend, soms veel, soms net, qua vorm, materiaal, uitstraling, grootte en ook hoogte. Die variatie moet in de Winkelbuurt worden gerealiseerd, geen eentonige uniformiteit, maar boeiende afwisseling. De woningtypen die in het stedenbouwkundig plan en het daarop gebaseerde beeldkwaliteitsplan zijn voorzien, vragen dan ook om een bepaalde ruimte en een bepaalde plek, en met het oog daarop moet op sommige plekken het bestemmingsplan worden aangepast.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Planopzet

4.1 Ruimtelijke Uitgangspunten

De volgende ruimtelijke uitgangspunten worden gehanteerd bij de opzet van bestemmingsplan “Partiële herziening van De Winkelbuurt 2011”:

Ruimtelijk uitgangspunt 1 is onderverdeeld in de punten 1a. tot en met 1g. Dit punt heeft, samengevat, betrekking op kapvormen en bouwhoogten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken

Er is al aangetoond dat voor het realiseren van een kapvorm “met een nok” doorgaans meer dan 3 meter hoogte (uitwendige maat) nodig is voor de zolderverdieping. Mensen streven naar een zo groot mogelijke praktische bruikbaarheid van hun zolderverdieping. Dat streven resulteert bij een zolderverdiepinghoogte van 3 meter al gauw in een “afgeknotte” dakvorm. Tussen de schuine dakvlakken in is er dan nog een stuk plat dak. Dat garandeert dat daaronder veel bruikbare ruimte over blijft (à la de norm voor “verblijfsruimte” in het Bouwbesluit: met een minimale plafondhoogte van 2,60 meter).

Om de gewenste kapvorm “met een nok” op een voldoende groot aantal kavels mogelijk te maken moet op die kavels de maximum bouwhoogte worden verhoogd van 9 meter (die is toegestaan op grond van het moederplan, “De Winkelbuurt 2011”) tot 10 meter of 11 meter.

Voor 47 woningen wordt de maximum bouwhoogte omhoog gebracht van 9 naar 10 meter.

Voor 19 woningen wordt de maximum bouwhoogte verhoogd van 9 naar 11 meter.

De hoogtewijzigingen die zijn doorgevoerd, zijn inzichtelijk gemaakt in de afbeeldingen 4.1 en 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0007.png"

Afbeelding 4.1 Maximum bouwhoogten in bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011”, weergegeven per bouwkavel

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0008.png"

Afbeelding 4.2 Maximum bouwhoogten in bestemmingsplan “Partiële herziening van De Winkelbuurt 2011” (actuele planversie, plus bouwperceel 1, uit het moederplan), weergegeven per bouwkavel

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen

Bij een maximum bouwhoogte van 10 meter of 11 meter, is toepassing van een dakvorm “met een nok” goed mogelijk vanuit een oogpunt van praktische bruikbaarheid van de zolderverdieping. Er ontstaat bij een dergelijke bouwhoogte doorgaans voldoende bruikbare ruimte op de zolderverdieping (de uitwendige hoogte van die zolderverdieping is dan 4 of 5 meter). Toch kunnen er redenen zijn waarom mensen ook deze woningen, met hun goed bruikbare hogere kapverdiepingen, met een “afgeknotte” dakvorm willen realiseren. Dat zou het beoogde effect van de verhoging van de maximum bouwhoogte ongedaan maken, en is daarom ongewenst. Een dergelijk ongewenst gebruik van de verhoogde maximum bouwhoogten wordt effectief tegengegaan door de dakvorm “met een nok” op deze kavels verplicht voor te schrijven – tenminste, als de woning echt hoger wordt gebouwd dan 9 meter.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen

De bouwvolumes in het Land van Winkel (voorheen De Winkelbuurt) moeten duidelijke (“manifeste”) kappen hebben, zegt het beeldkwaliteitsplan. Dit uitgangspunt moet zijn doorwerking vinden in het bestemmingsplan. Daarvoor is het nodig om behalve een verplichte “nok” ook een verplichte “goot”, een (in opwaartse richting niet te overschrijden) laagste punt van de schuine dakvlakken, vast te stellen. Dat is mogelijk door middel van het opnemen van een maximum goothoogte in de regels van de partiële herziening. De in dit verband logische maximale goothoogte die is opgenomen in de planregels, bedraagt: 6 meter.

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het realiseren van verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan

De volgende regel wordt ingevoerd: dat de bovenkant van de onafgewerkte vloer van de hoogste (gewone of bijzondere) bouwlaag waarin zich verblijfsruimten in de zin van het bouwbesluit bevinden, niet hoger mag zijn gelegen dan 6 meter (zie artikel 3 lid a van de regels van de partiële herziening en zie paragraaf 5.3 van de plantoelichting). In tegenstelling tot de ruimtelijke uitgangspunten 1a, 1b. en 1c. heeft deze maatregel op zich niets met de gewenste kapvorm te maken. Wel past dit ruimtelijke uitgangspunt – los van de achterliggende redenen – qua ruimtelijke implicaties goed bij de andere ruimtelijke uitgangspunten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben

Er is voor gekozen om de maximum bouwhoogte van zo min mogelijk van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) GROEN weergegeven kavels te wijzigen.

Voor de 41 als groen weergegeven kavels is namelijk geconstateerd dat het in het beeldkwaliteitsplan opgenomen woningtype naar hedendaagse woonmaatstaven “goed realiseerbaar” is binnen de toegestane maximum bouwhoogte in het bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011”.

In het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" is voor deze groene kavels als maximum bouwhoogte opgenomen:

  • voor 25 kavels 9 meter;
  • voor 10 kavels 11 meter;
  • voor 6 kavels 13 meter.

In de partiële herziening:

  • zijn van de 25 groene kavels met maximum bouwhoogte 9 meter 23 kavels op 9 meter gehouden; 1 is er naar 10 meter gegaan, en 1 is er naar 11 meter gegaan;
  • zijn van de 2 van de 10 groene kavels van 11 meter naar 9,5 meter gegaan (zie hierover punt 1g. van deze paragraaf: “Ruimtelijk uitgangspunt 1g.: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid”);
  • zijn van de 10 groene kavels met maximum bouwhoogte 11 meter 8 kavels op 11 meter gehouden;
  • zijn van de 6 groene kavels met maximum bouwhoogte 13 meter alle 6 kavels op 13 meter gehouden.

Dat betekent dat slechts voor 4 van de 41 groene kavels (= 10%) de maximum bouwhoogte is gewijzigd.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd goed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte

Er is voor gekozen om de maximum bouwhoogte van een aanzienlijk deel van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) GEEL en ORANJE weergegeven kavels te wijzigen.

Voor de 77 als GEEL weergegeven kavels is oorspronkelijk geconstateerd dat het in het beeldkwaliteitsplan opgenomen woningtype naar hedendaagse woonmaatstaven “gematigd goed realiseerbaar” is binnen de toegestane maximum bouwhoogte in het bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011”.

Voor de 55 als ORANJE weergegeven kavels is oorspronkelijk geconstateerd dat het in het beeldkwaliteitsplan opgenomen woningtype naar hedendaagse woonmaatstaven “niet goed realiseerbaar” is binnen de toegestane maximum bouwhoogte in het bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011”.

Gebleken is vervolgens dat geel en oranje (“gematigd goed realiseerbaar” en “niet goed realiseerbaar”) als categorieën niet goed te onderscheiden zijn. Zij zijn dan ook verder als kavels van dezelfde soort behandeld (“gematigd goed tot niet goed realiseerbaar”).

In het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" is voor deze gele en oranje kavels als maximum bouwhoogte opgenomen:

  • voor 131 kavels 9 meter;
  • voor 1 kavel 12 meter.

In de partiële herziening:

  • zijn van de 131 gele en oranje kavels met maximum bouwhoogte 9 meter 67 kavels op 9 meter gehouden; 46 zijn er naar 10 meter gegaan, en 18 zijn er naar 11 meter gegaan;
  • de ene oranje kavel van 12 meter is op 12 meter gebleven.

Dat betekent dat voor 64 van de 132 gele en oranje kavels (= 48%) de maximum bouwhoogte is gewijzigd. Met het oog op de gezochte variatie qua bebouwing in de nieuwe wijk is dit een uitstekend percentage. Van deze 132 kavels blijft de helft op 9 meter maximum bouwhoogte (meestal een “afgeknotte” dakvorm) en gaat de andere helft naar 10 of 11 meter maximum bouwhoogte (altijd een dakvorm “met een nok”). Dit onderscheid zal op zich al voor een gevarieerd beeld zorgen.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen

Direct aangrenzend aan de bestaande wijk Abcoude Zuid zijn er 19 bouwkavels (inclusief bouwkavel 1; deze bouwkavel maakt geen deel uit van deze partiële herziening). 17 van deze bouwkavels hebben in het moederplan 9 meter als maximum bouwhoogte (met in het geval van bouwkavel 1 een wijzigingsbevoegdheid naar 12 meter voor een stedenbouwkundig accent). Deze maximum bouwhoogte voor deze 17 kavels direct grenzend aan Abcoude Zuid wordt niet gewijzigd in de partiële herziening. 2 van de 19 bouwkavels hebben in het moederplan 11 meter als maximum bouwhoogte. Deze twee maximum bouwhoogten worden verlaagd naar 9,5 meter. Het niet verhogen van de maximum bouwhoogten in de “eerste bebouwingsrij”, inclusief in twee gevallen zelfs het verlagen van de maximum bouwhoogte, heeft als achterliggende gedachte dat hierdoor het beeld van de Winkelbuurt vanuit de bestaande wijk niet zal veranderen ten opzichte van wat verwacht mocht worden op grond van het bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011”. Het beeld valt op twee plaatsen zelfs bescheidener uit qua hoogte dan verwacht mocht worden op grond van het moederplan.

Ruimtelijk uitgangspunt 2: wijzigingen in de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen mogelijk maken via een afwijkingsbevoegdheid, om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen

In bijlage 1 bij de planregels van deze partiële herziening is opgenomen: een “Kaart betreffende afwijkingsmogelijkheden minimale afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrens”, zie ook afbeelding 4.3. Hierop is te zien op welke 56 kavels de standaard in acht te nemen afstand tot de zij- of achterbouwperceelsgrens – 3 meter – te krap lijkt om realisatie van de (in het beeldkwaliteitsplan beoogde) woningtypen goed mogelijk te maken. Daarom is voor die kavels een regeling opgenomen in de planregels (artikel 3 lid g en h) die toestaat om die afstand:

  • hetzij te verlagen tot 1 meter

(op kavels die zijwaarts nog wel enige ruimte open laten naast de hoofdbebouwing, maar hoogstwaarschijnlijk geen 3 meter; het gaat hierbij om 26 kavels die aan één zijde dit probleem hebben, om 9 kavels die dit aan beide zijden hebben, en om 1 kavel die aan één zijde dit probleem heeft en aan de ander zijde het probleem dat er zijwaarts nog geen 1 meter ruimte is);

  • hetzij kleiner te laten zijn dan 1 meter

(op kavels die zijwaarts bijna geen ruimte open laten naast de hoofdbebouwing, en hoogstwaarschijnlijk zelfs geen 1 meter; het gaat hierbij om 20 kavels die aan één zijde dit probleem hebben, en om 1 kavel die aan één zijde dit probleem heeft en aan de andere zijde het probleem dat er zijwaarts geen 3 meter ruimte is).

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0009.png"

Afbeelding 4.3 Kaart betreffende afwijkingsmogelijkheden minimale afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrens (ook opgenomen in bijlage 1 bij de planregels)

Ruimtelijk uitgangspunt 3: het in de verbeelding van de partiële herziening corrigeren van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)”, om problemen te voorkomen bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels, en bij de bestemmingsplantoets

De aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” worden op 7 kavels aangepast. Deze aanduidingsvlakken pasten niet goed op de onderliggende kaveluitgiftekaart. Door aanpassing van deze niet-kloppend ingetekende aanduidingsvlakken wordt voorkomen dat er binnen één uit te geven bouwkavel verschillende maximale bouwhoogten of verschillende maximum bebouwingspercentages zouden kunnen gelden, met alle verwarrende en verstorende effecten van dien.

4.2 Ruimtelijke Effecten

In paragraaf 4.1 zijn de ruimtelijke uitgangspunten voor deze partiële herziening geformuleerd. Deze ruimtelijke uitgangspunten hebben (mogelijk) toch overwegend een projectintern karakter: een groot deel van de uitgangspunten is in de eerste plaats gericht op het bereiken van effecten in (of voor) het projectgebied zelf. Afweging van de uitwerking van deze projectintern bedoelde ruimtelijke effecten op de omgeving van het projectgebied is dus wel op zijn plaats.

Een hulpmiddel hierbij is het opdelen van het projectgebied in een reeks deelgebieden die verschillen in hun relaties met de omgeving van het projectgebied. Dit wordt ingeleid met een korte beschrijving van het projectgebied.

De wijk de 'Winkelbuurt', inmiddels 'Land van Winkel' genoemd, wordt gerealiseerd aan de zuidkant van Abcoude. Op deze plek is aansluiting gewenst op de karakteristiek van het dorp, maar ook van het omliggende landschap. Abcoude is de afgelopen decennia flink is gegroeid met generieke woonwijken, daarom kan deze uitbreiding geen direct contact maken met het oude dorp Abcoude. Het staat wel in directe verbinding met het omliggende landschap. De uitbreiding is daarom een landelijk en dorps buurtje, enigszins op zichzelf staand, maar nadrukkelijk ook verbonden met het landschap en het dorp Abcoude. De Winkelbuurt zal ruimtelijke en functioneel een brug moeten vormen tussen deze twee delen. De Winkelbuurt kent in hoofdopzet een tweedeling: een dicht, dorps hart, levendig en intiem (centrum), en een losse landelijke rand, informeel en groen (rand). De nieuwe buurt wordt daarmee dorps, maar voegt zich tegelijk in de omgeving. Naar het landschap én naar de bestaande wijk wordt

een zachte overgang gemaakt.

In de rand kan men een onderverdeling maken naar de aard van het gebied waarop de rand gericht is:

I. meest noordelijke punt van de zuidwestelijke landelijke rand van De Winkelbuurt, ten zuiden van de Burgemeester Des Tombeweg;

II. deel van de zuidwestelijke landelijke rand van De Winkelbuurt dat direct grenst aan de Burgemeester Quarles van Uffordstraat;

III. zuidwestelijke landelijke rand van De Winkelbuurt, grenzend aan landelijk gebied;

IV. zuidoostelijke landelijke rand van De Winkelbuurt, grenzend aan het landelijke 'lint' van de

Winkeldijk;

V. noordoostelijke landelijke rand van De Winkelbuurt, grenzend aan landelijk gebied;

VI. meest noordelijke punt van de noordoostelijke landelijke strook van De Winkelbuurt, ten zuiden van de Burgemeester Dedelstraat.

In het centrum is de volgende onderverdeling te maken;

i. noordelijke rand van het centrumgebied van De Winkelbuurt, ten zuiden van de Burgemeester Dedelstraat;

ii. kern van het centrumgebied van De Winkelbuurt.

In afbeelding 4.4 is de situering van de verschillende deelgebieden weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0010.png"

Afbeelding 4.4 Deelgebieden Winkelbuurt

Hieronder worden per deelgebied de effecten op de omgeving van het plangebied beschreven.

4.2.1 Deelgebied I

Ruimtelijke effecten op de omgeving vanuit deelgebied I (meest noordelijke punt van de zuidwestelijke landelijke rand van De Winkelbuurt, ten zuiden van de Burgemeester Des Tombeweg);

Vanuit dit deelgebied van het project gaan in dit verband geen effecten uit op de omgeving, want dit valt buiten het bestemmingsplangebied van de partiële herziening.

4.2.2 Deelgebied II

Ruimtelijke effecten op de omgeving vanuit deelgebied II (deel van de zuidwestelijke landelijke rand van De Winkelbuurt dat direct grenst aan de Burgemeester Quarles van Uffordstraat):

Ruimtelijk uitgangspunt 1 is onderverdeeld in de punten 1a tot en met 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken. – Er wordt geen enkele verhoging doorgevoerd in deelgebied II, en wel één verlaging van 11 naar 9,5 meter. Er is dus in ieder geval geen negatief effect op de omgeving (de Burgemeester Quarles van Uffordstraat) in verband met toegenomen hoogten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd), dus ook niet op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd).

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het realiseren van verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd). Op zich heeft dit uitgangspunt ook alleen maar effecten op de interne situatie binnen de woning in kwestie.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben. – De enige groene kavel in dit deelgebied is nu juist in hoogte omlaag gebracht, wegens uitgangspunt 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd goed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte. – Uitgangspunt 1g. heeft dit volledig overruled. In deelgebied II zijn geen verhogingen doorgevoerd.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen. – Dit uitgangspunt zorgt ervoor dat de omgeving (de Burgemeester Quarles van Uffordstraat) niet te maken krijgt met verhogingen van de maximum bouwhoogte in de tegenovergelegen rand van de nieuwe wijk (deelgebied II). Zie ook onder uitgangspunt 1e.

Ruimtelijk uitgangspunt 2: wijzigingen in de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen mogelijk maken via een afwijkingsbevoegdheid, om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen. – Dit komt niet voor in deelgebied II.

Ruimtelijk uitgangspunt 3: het in de verbeelding van de partiële herziening corrigeren van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)”, om problemen te voorkomen bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels, en bij de bestemmingsplantoets. – Er is een aanpassing van de begrenzing van het aanduidingsvlak ter plaatse van bouwkavel 16 doorgevoerd (om dit aanduidingsvlak qua begrenzing kloppend te maken met dat bouwkavel). – Het uit te geven bouwkavel verandert hier niet door, dus er zijn geen effecten op de omgeving.

4.2.3 Deelgebied III

Ruimtelijke effecten op de omgeving vanuit deelgebied III (zuidwestelijke landelijke rand van De Winkelbuurt, grenzend aan landelijk gebied):

Ruimtelijk uitgangspunt 1 is onderverdeeld in de punten 1a tot en met 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken. – De volgende zaken blijven gelijk en de volgende zaken veranderen in deelgebied III:

  • van de 45 kavels met maximum bouwhoogte van 9 meter blijven er 13 over;
  • op 21 kavels wordt de maximum bouwhoogte verhoogd van 9 naar 10 meter;
  • de 3 kavels met maximum bouwhoogte 11 meter veranderen niet;
  • op 11 kavels wordt de maximum bouwhoogte verhoogd van 9 naar 11 meter;
  • de ene kavel met maximum bouwhoogte 12 meter verandert niet.

35 van de 49 kavels veranderen qua maximum bouwhoogte, 14 veranderen niet. 13 van de kavels die van maximum bouwhoogte veranderen (2 kavels gaan van 9 naar 11 meter, 11 kavels van 9 naar 10 meter), grenzen direct aan het landelijke gebied. De rest bevindt zich binnenin de nieuwe wijk. Vanuit de schaal van het landelijke gebied gezien zal deze verhoging (ten opzichte van het moederplan) niet erg opvallen.

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen. – Dit uitgangspunt heeft in deelgebied III veel effect (de maximum bouwhoogte wordt op 35 plekken verhoogd, waarvan 13 kavels direct grenzend aan het landelijk gebied). Ten gevolge van deze maatregel komen de verhogingen in de maximum bouwhoogte slechts tot uiting in de toevoeging van dakvormen “met een nok”, dakvormen die doorgaans bescheidener overkomen dan “afgeplatte”dakvormen. Voor de kwaliteit van het beeld van de wijk naar buiten toe is dit een verbetering.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen. – De goothoogte van 6 meter zorgt voor goed geproportioneerde daken. Voor de kwaliteit van het beeld van de wijk naar buiten toe is dit een verbetering.

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het realiseren van verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied effect (de maximum bouwhoogte wordt op 35 kavels verhoogd). Maar dit uitgangspunt heeft alleen maar effecten op de interne situatie binnen de woning in kwestie, dus niet naar buiten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben. – Alle groene kavels in dit deelgebied (16), waarvan er 4 direct aan het landelijk gebied grenzen, zijn in hoogte gelijk gebleven. Dit heeft geen effect op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen .4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd goed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte. – Van de gele en oranje kavels in dit deelgebied (33) zijn er 29 in hoogte veranderd. Daarvan grenzen er 12 direct aan het landelijk gebied. Wat dit betekent voor de omgeving, is onder 1b. al beschreven.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen. – Dit uitgangspunt is hier niet van toepassing, omdat dit deelgebied niet rechtstreeks grenst aan Abcoude Zuid.


Ruimtelijk uitgangspunt 2: wijzigingen in de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen mogelijk maken via een afwijkingsbevoegdheid, om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen. – Dit komt voor op 5 bouwkavels, ten aanzien van de 4 tussengelegen perceelgrenzen. Het effect hiervan naar buiten toe (richting landelijk gebied) zal niet bijzonder zijn: de bebouwing zal mogelijk wat dichter op elkaar komen te staan.


Ruimtelijk uitgangspunt 3: het in de verbeelding van de partiële herziening corrigeren van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)”, om problemen te voorkomen bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels, en bij de bestemmingsplantoets. – Wat betreft de direct aan het landelijke gebied grenzende kavels, is alleen kavel 41 aangepast qua begrenzingen (om dit aanduidingsvlak qua begrenzing kloppend te maken met dat bouwkavel). – Het uit te geven bouwkavel verandert hier niet door, dus er zijn geen effecten op de omgeving.

4.2.4 Deelgebied IV

Ruimtelijke effecten op de omgeving vanuit deelgebied IV (zuidoostelijke landelijke rand van De Winkelbuurt, grenzend aan het landelijke 'lint' van de Winkeldijk):

Ruimtelijk uitgangspunt 1 is onderverdeeld in de punten 1a tot en met 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken. – De volgende zaken blijven gelijk en de volgende zaken veranderen in deelgebied IV:

  • van de 5 kavels met maximum bouwhoogte van 9 meter blijven er 3 over;
  • op 2 kavels wordt de maximum bouwhoogte verhoogd van 9 naar 10 meter;
  • de 2 kavels met maximum bouwhoogte 11 meter veranderen niet;
  • de 3 kavels met maximum bouwhoogte 13 meter veranderen niet.

2 van de 10 kavels veranderen qua maximum bouwhoogte, 8 veranderen niet. De 2 kavels die van maximum bouwhoogte veranderen (2 kavels gaan van 9 naar 10 meter), grenzen direct aan het landelijke lint. Vanuit het landelijke lint zou deze verhoging (ten opzichte van het moederplan) op kunnen vallen. Maar 1 meter verhoging is moeilijk op te merken.

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen. – Dit uitgangspunt heeft in deelgebied IV een klein effect (de maximum bouwhoogte wordt op slechts 2 plekken verhoogd die direct grenzen aan het landelijke lint). Ten gevolge van deze maatregel komen de verhogingen in de maximum bouwhoogte slechts tot uiting in de toevoeging van dakvormen “met een nok”, dakvormen die doorgaans bescheidener overkomen dan “afgeplatte”dakvormen. Voor de kwaliteit van het beeld van de wijk naar buiten toe is dit een verbetering.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen. – De goothoogte van 6 meter zorgt voor goed geproportioneerde daken. Voor de kwaliteit van het beeld van de wijk naar buiten toe is dit een verbetering.

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het realiseren van verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied wel enig effect (namelijk op de – twee – kavels waar de maximum bouwhoogte wordt verhoogd). Maar dit uitgangspunt heeft alleen maar effecten op de interne situatie binnen de woning in kwestie, dus niet naar buiten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben. – Alle groene kavels in dit deelgebied (7), waarvan er 4 direct aan het landelijke lint grenzen, zijn in hoogte gelijk gebleven. Dit heeft geen effect op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd goed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte. – Van de gele en oranje kavels in dit deelgebied (3) zijn er 2 in hoogte veranderd. Die grenzen alle 2 direct aan het landelijke lint. Wat dit betekent voor de omgeving, is onder 1a. al beschreven.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen. – Dit uitgangspunt is hier niet van toepassing, omdat dit deelgebied niet grenst aan Abcoude Zuid.


Ruimtelijk uitgangspunt 2: wijzigingen in de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen mogelijk maken via een afwijkingsbevoegdheid, om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen. – Dit komt voor op 7 bouwkavels, ten aanzien van 6 verschillende perceelgrenzen. Het effect hiervan naar buiten toe (richting landelijk gebied) zal niet bijzonder zijn: de bebouwing zal mogelijk wat dichter op elkaar komen te staan.


Ruimtelijk uitgangspunt 3: het in de verbeelding van de partiële herziening corrigeren van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)”, om problemen te voorkomen bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels, en bij de bestemmingsplantoets. – Wat betreft de direct aan het landelijke gebied grenzende kavels, zijn kavels 58 en 171 aangepast qua begrenzingen (om dit aanduidingsvlak qua begrenzing kloppend te maken met dat bouwkavel). – De uit te geven bouwkavels veranderen hier niet door, dus er zijn geen effecten op de omgeving.

4.2.5 Deelgebied V

Ruimtelijke effecten op de omgeving vanuit deelgebied V (noordoostelijke landelijke rand van De Winkelbuurt, grenzend aan landelijk gebied):

Ruimtelijk uitgangspunt 1 is onderverdeeld in de punten 1a tot en met 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken. – De volgende zaken blijven gelijk en de volgende zaken veranderen in deelgebied IV:

  • van de 8 kavels met maximum bouwhoogte van 9 meter blijven er 3 over;
  • op 5 kavels wordt de maximum bouwhoogte verhoogd van 9 naar 10 meter;
  • de 3 kavels met maximum bouwhoogte 13 meter veranderen niet.

5 van de 11 kavels veranderen qua maximum bouwhoogte, 6 veranderen niet. Van de 5 kavels die van maximum bouwhoogte veranderen (deze 5 kavels gaan van 9 naar 10 meter), grenst er 1 direct aan landelijk gebied. Vanuit het landelijk gebied zal deze verhoging (ten opzichte van het moederplan) nauwelijks opvallen.

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen. – Dit uitgangspunt heeft in deelgebied V een zeer klein effect (de maximum bouwhoogte wordt op 5 plekken verhoogd, waarvan er slechts één direct grenst aan het landelijk gebied). Ten gevolge van deze maatregel komen de verhogingen in de maximum bouwhoogte slechts tot uiting in de toevoeging van dakvormen “met een nok”, dakvormen die doorgaans bescheidener overkomen dan “afgeplatte”dakvormen. Voor de kwaliteit van het beeld van de wijk naar buiten toe is dit een verbetering.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen. – De goothoogte van 6 meter zorgt voor goed geproportioneerde daken. Voor de kwaliteit van het beeld van de wijk naar buiten toe is dit een verbetering.

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het realiseren van verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied effect (de maximum bouwhoogte wordt op 5 kavels verhoogd). Maar dit uitgangspunt heeft alleen maar effecten op de interne situatie binnen de woning in kwestie, dus niet naar buiten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben. – 5 van de 6 groene kavels in dit deelgebied – alle 5 grenzen aan het landelijke gebied – zijn in hoogte gelijk gebleven. De ene groene kavel waarvan de maximum bouwhoogte is verhoogd, ligt binnen in de wijk. Dit heeft geen effect op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd goed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte. – Van de gele en oranje kavels in dit deelgebied (5) zijn er 4 in hoogte veranderd. Daarvan grenst er slechts 1 direct aan het landelijk gebied. Dit heeft nauwelijks een effect op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen. – Dit uitgangspunt is hier niet van toepassing, omdat dit deelgebied niet grenst aan Abcoude Zuid.

Ruimtelijk uitgangspunt 2: wijzigingen in de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen mogelijk maken via een afwijkingsbevoegdheid, om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen. – Dit komt voor op 5 bouwkavels, ten aanzien van 5 verschillende perceelgrenzen. Het effect hiervan naar buiten toe (richting landelijk gebied) zal niet bijzonder zijn: de bebouwing zal mogelijk wat dichter op elkaar komen te staan.

Ruimtelijk uitgangspunt 3: het in de verbeelding van de partiële herziening corrigeren van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)”, om problemen te voorkomen bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels, en bij de bestemmingsplantoets. – In deelgebied V komt dit niet voor.

4.2.6 Deelgebied VI

Ruimtelijke effecten op de omgeving vanuit deelgebied VI (meest noordelijke punt van de noordoostelijke landelijke strook van De Winkelbuurt, ten zuiden van de Burgemeester Dedelstraat):

Ruimtelijk uitgangspunt 1 is onderverdeeld in de punten 1a tot en met 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken. – De volgende zaken blijven gelijk in deelgebied VI:

  • de 2 kavels met maximum bouwhoogte 9 meter veranderen niet.

Er verandert niets qua bouwhoogte. Vanuit deelgebied VI treedt dus geen effect op in de richting van de Burgemeester Dedelstraat.

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd), dus ook niet op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd).

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het realiseren van verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd). Maar dit uitgangspunt heeft alleen maar effecten op de interne situatie binnen de woning in kwestie, dus niet naar buiten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben. – Alle groene kavels in dit deelgebied (2), waarvan er 2 direct aan de Burgemester Dedelstraat grenzen, zijn in hoogte gelijk gebleven. Dit heeft geen effect op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd gofed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte. – Er zijn geen gele en oranje kavels in dit deelgebied. Dus hier gaat geen effect vanuit.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen. – Dit uitgangspunt zorgt ervoor dat de omgeving (de Burgemeester Dedelstraat) niet te maken krijgt met verhogingen van de maximum bouwhoogte in de tegenovergelegen rand van de nieuwe wijk (deelgebied VI). Maar het komt ook door uitgangspunt 1e.


Ruimtelijk uitgangspunt 2: wijzigingen in de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen mogelijk maken via een afwijkingsbevoegdheid, om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen. – Dit komt voor op 1 bouwkavel, ten aanzien van de 1 perceelgrens. Het effect hiervan naar buiten toe (richting Burgemeester Dedelstraat) zal niet bijzonder zijn: de bebouwing zal mogelijk wat dichter op elkaar komen te staan.


Ruimtelijk uitgangspunt 3: het in de verbeelding van de partiële herziening corrigeren van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)”, om problemen te voorkomen bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels, en bij de bestemmingsplantoets. – In deelgebied V komt dit niet voor.

4.2.7 Deelgebied i

Ruimtelijke effecten op de omgeving vanuit deelgebied i (noordelijke rand van het centrumgebied van De Winkelbuurt, ten zuiden van de Burgemeester Dedelstraat):

Ruimtelijk uitgangspunt 1 is onderverdeeld in de punten 1a tot en met 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken. – Er wordt geen enkele verhoging doorgevoerd in deelgebied i, en wel één verlaging van 11 naar 9,5 meter. Er is dus in ieder geval geen negatief effect op de omgeving (de Burgemeester Dedelstraat) in verband met toegenomen hoogten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd), dus ook niet op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd).

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het realiseren van verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied geen effect (de maximum bouwhoogte wordt nergens verhoogd). Op zich heeft dit uitgangspunt ook alleen maar effecten op de interne situatie binnen de woning in kwestie.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben. – 1 van de 2 groene kavels in dit deelgebied is nu juist in hoogte omlaag gebracht, wegens uitgangspunt 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd goed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte. – Uitgangspunt 1g. heeft dit volledig overruled. In deelgebied i zijn geen verhogingen doorgevoerd.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen. – Dit uitgangspunt zorgt ervoor dat de omgeving (de Burgemeester Dedelstraat) niet te maken krijgt met verhogingen van de maximum bouwhoogte in de tegenovergelegen rand van de nieuwe wijk (deelgebied i).


Ruimtelijk uitgangspunt 2: wijzigingen in de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen mogelijk maken via een afwijkingsbevoegdheid, om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen. – Dit komt voor op 2 bouwkavels, ten aanzien van 1 tussengelegen perceelgrens. Het effect hiervan naar buiten toe (richting landelijk gebied) zal niet bijzonder zijn: de bebouwing zal mogelijk wat dichter op elkaar komen te staan.

Ruimtelijk uitgangspunt 3: het in de verbeelding van de partiële herziening corrigeren van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)”, om problemen te voorkomen bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels, en bij de bestemmingsplantoets. – In deelgebied V komt dit niet voor.

4.2.8 Deelgebied ii

Ruimtelijke effecten op de omgeving vanuit deelgebied ii (kern van het centrumgebied van De Winkelbuurt):

Ruimtelijk uitgangspunt 1 is onderverdeeld in de punten 1a tot en met 1g.

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken. – De volgende zaken blijven gelijk en de volgende zaken veranderen in deelgebied IV:

  • van de 75 kavels met maximum bouwhoogte van 9 meter blijven er 48 over;
  • op 19 kavels wordt de maximum bouwhoogte verhoogd van 9 naar 10 meter;
  • op 8 kavels wordt de maximum bouwhoogte verhoogd van 9 naar 11 meter;
  • de 3 kavels met maximum bouwhoogte 11 meter veranderen niet.

27 van de 78 kavels veranderen qua maximum bouwhoogte, 51 veranderen niet. Van de 27 kavels die van maximum bouwhoogte veranderen (19 kavels gaan van 9 naar 10 meter, 8 van 9 naar 11 meter), grenst er niet één aan de omgeving van het projectgebied. Vanuit het landelijk gebied zal deze verhoging (ten opzichte van het moederplan) nauw Dit hele deelgebied ii bevindt zich midden in de nieuwe wijk. De doorgevoerde verhogingen hebben dus geen effect op de omgeving van de nieuwe wijk.

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen. – Dit uitgangspunt heeft in deelgebied V een groot effect (de maximum bouwhoogte wordt op 27 plekken verhoogd, maar daarvan grenst er niet één direct aan de omgeving van het projectgebied). Ten gevolge van deze maatregel komen de verhogingen in de maximum bouwhoogte slechts tot uiting in de toevoeging van dakvormen “met een nok”, dakvormen die doorgaans bescheidener overkomen dan “afgeplatte”dakvormen. Voor de kwaliteit van het beeld van de wijk is dit een verbetering. Naar buiten toe heeft dit echter geen effect.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen. – De goothoogte van 6 meter zorgt voor goed geproportioneerde daken. Voor de kwaliteit van het beeld van de wijk is dit een verbetering. Naar buiten toe heeft dit echter in dit geval geen effect.

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het realiseren van verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan. – Dit uitgangspunt heeft in dit deelgebied effect (de maximum bouwhoogte wordt op 27 kavels verhoogd). Maar dit uitgangspunt heeft alleen maar effecten op de interne situatie binnen de woning in kwestie, dus niet naar buiten.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en .4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben. – De 5 groene kavels in dit deelgebied – alle 5 grenzen ze niet aan de omgeving van de nieuwe wijk – zijn in hoogte gelijk gebleven. Dit heeft geen effect, uiteraard ook niet op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd goed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte. – Van de gele en oranje kavels in dit deelgebied (73) zijn er 27 in hoogte veranderd. Daarvan grenst er niet 1 aan de omgeving van de nieuwe wijk. Dit heeft een effect op de omgeving.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen. – Dit uitgangspunt is hier niet van toepassing, omdat dit deelgebied niet grenst aan Abcoude Zuid.


Ruimtelijk uitgangspunt 2: wijzigingen in de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen mogelijk maken via een afwijkingsbevoegdheid, om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen. – Dit komt voor op 21 bouwkavels, ten aanzien van 16 verschillende perceelgrenzen. Een effect hiervan naar buiten toe is er niet, wegens de ligging van dit deelgebied midden in de nieuwe wijk.


Ruimtelijk uitgangspunt 3: het in de verbeelding van de partiële herziening corrigeren van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)”, om problemen te voorkomen bij de uitgifte van kavels, bij de bebouwing van kavels, en bij de bestemmingsplantoets. – In deelgebied ii zijn kavels 79, 122 en 123 aangepast qua begrenzingen (om dit aanduidingsvlak qua begrenzing kloppend te maken met dat bouwkavel). – De uit te geven bouwkavels veranderen hier niet door en de kavels liggen niet aan de rand van het projectgebied, dus er zijn geen effecten op de omgeving.

4.2.9 Conclusie

Op grond van het bovenstaande kan worden geconstateerd dat de ruimtelijke uitgangspunten van dit plan niet resulteren in aanmerkelijke ruimtelijke effecten op de omgeving van de nieuwe wijk.

4.3 Overzicht Aanpassingen Maximum Bouwhoogte Ten Opichte Van Winkelbuurt 2011

In onderstaande tabel is overzichtelijk even weergeven hoeveel kavels qua maximum bouwhoogte veranderen ten opzichte van het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'

Hoogte (in meters) Blijft 9 gaat van 9 naar 10 gaat van 9 naar 11 gaat van 11 naar 9,5 blijft 11 blijft 12 blijft 13
Aantal kavels 90 47 19 2 8 1 6

Een gedetailleerde tabel met alle kavels uitgesplitst is opgenomen in bijlage 1. De nummering van de bouwkavels komt overeen met de bouwkavelnummering zoals opgenomen in afbeelding 4.5. Een vergrote uitvoering van deze afbeelding is opgenomen in bijlage 2. Met deze partiële herziening wijzigt voor 47 bouwkavels de bouwhoogte van 9 naar 10 meter, voor 19 bouwkavels wordt de bouwhoogte verhoogd van 9 naar 11 meter en voor 2 kavels wordt de bouwhoogte verlaagd van 11 naar 9,5 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0011.png"

afbeelding 4.5 Bouwkavelnummering Winkelbuurt (op groter formaat opgenomen in bijlage 2 bij de plantoelichting)

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

De paragrafen in dit hoofdstuk zijn opgesteld aan de hand van de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011', vastgesteld op 22 december 2011. De onderliggende onderzoeken zijn beschouwd en de relevante informatie is in de onderstaande paragrafen verwerkt.

5.1 Mobiliteit

Voor een goede ruimtelijke ordening is een goede verkeersafwikkeling en een veilige verkeersontsluiting van alle modaliteiten van belang. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Plansituatie

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte van in totaal 68 woningen. Het woningaantal blijft hierbij gelijk. Daarnaast wordt voor een aantal specifieke bouwpercelen een kortere afstand van de hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens toegestaan (bij afwijking) en worden waar nodig, de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage aangepast. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011'.

De verkeersontsluiting zoals deze is geregeld in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' wijzigt niet door de voorgenomen aanpassingen. De aanpassingen van de bouwhoogte, de ligging van de aanduidingsvlakken voor het maximale bebouwingspercentage en op bepaalde kavels de zij-erf regeling leiden niet tot meer woningen of een grotere verkeersaantrekkende werking.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat een verkeertoename als gevolg van onderhavig plan is uit te sluiten. Er zijn voor verkeer geen belemmeringen.

5.2 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2, Wet milieubeheer (Wm)). Artikel 5.16 Wm (eerste lid) geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (opgesomd in het tweede lid) kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  1. a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
  4. d. een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Plansituatie

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte van in totaal 68 woningen. Het woningaantal blijft hierbij gelijk. Daarnaast wordt voor een aantal specifieke bouwpercelen een kortere afstand van de hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens toegestaan (bij afwijking) en worden waar nodig, de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage aangepast. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundigplan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'.

Wat betreft de in en rond het plangebied optredende emissie, kan worden opgemerkt dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden niet meer woningen toegestaan en er is geen sprake van een verkeertoename.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het plan ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid c van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de bestaande situatie van het plangebied.

5.3 Geluid

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals bijvoorbeeld woningen). In deze wet wordt per geluidsbron een regeling gegeven voor industrielawaai, spoorweglawaai en wegverkeerslawaai. Onder andere voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg wordt in de Wgh een voorkeursgrenswaarde gehanteerd van 48 dB.

Ook bij een fysieke aanpassing van een bestaande weg mag de geluidbelasting van geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving niet te veel toenemen.

Plansituatie

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte, de afstand van de hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens (bij afwijking) en een aanpassing van de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundigplan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011'. Voor geluid is de aanpassing van de bouwhoogte relevant, de andere twee aspecten hoeven niet nader te worden onderzocht.

Effect verhogen bouwhoogte

Ten opzichte van het plan waarop het akoestisch onderzoek in 2011 is gebaseerd, wordt voor 19 kavels de bouwhoogte gewijzigd van 9 naar maximaal 11 meter. Voor 47 kavels betreft het een aanpassing naar maximaal 10 meter. Daarbij blijft het aantal bouwlagen gelijk: de bovenste bouwlaag wordt met maximaal twee meter verhoogd van 3 naar 4 of 5 meter, de hoogte van de eerste en tweede bouwlaag gelijk blijft aan het plan van november 2011: 3 meter. In een notitie is beschouwd of het verhogen van de bebouwing effect heeft op de resultaten uit het akoestisch onderzoek d.d. 22 december 2011 (behorende bij het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011') en of een actualisatie van dat akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Deze notitie is opgenomen in bijlage 3.

Verhoging van bebouwing kan invloed hebben op het geluidniveau in de omgeving van deze bebouwing. Door verhoging van bebouwing kan andere bebouwing in de omgeving meer worden afgeschermd of juist meer reflecties ontvangen. Hierdoor kan het geluidniveau in de omgeving af- of toenemen. In het akoestisch onderzoek uit 2011 is in het geluidmodel echter geen bebouwing opgenomen aangezien een nadere invulling van het plan ten tijde van het onderzoek nog niet bekend was. Om die reden is toe uitgegaan van vrije waarneempunten, zonder de afschermende of reflecterende werking van gebouwen. Aangezien de hoogte van de rekenpunten niet wijzigt en vanwege de eerdere aanpak uit te gaan van vrije waarneempunten, kan worden geconcludeerd dat een verhoging van de bebouwing niet van invloed is op de resultaten van het onderzoek van 2011 en deze onverminderd actueel zijn. Voorwaarde is wel dat er geen extra verdieping in de nok van de derde bouwlaag wordt gecreeërd.

Conclusie

Nu de functionele mogelijkheden niet wijzigen en de bebouwingsmogelijkheden niet significant toenemen ten opzichte van wat op dit moment al is toegestaan, zal de partiële herziening met betrekking tot het aspect geluid geen beperkingen met zich mee brengen voor omliggende functies.

Uit de notitie volgt dat er geen extra verblijfsverdieping op de derde bouwlaag mag worden gerealiseerd In de planregels is daarom geborgd dat bij de woningen, die met deze partiële herziening een bouwhoogte hoger dan 9 meter krijgen, de bovenkant van de onafgewerkte vloer van de hoogste bouwlaag niet hoger mag zijn gelegen dan 6 meter. Het gaat dan om bouwlagen waarin zich verblijfsruimten, in de zin van het bouwbesluit, bevinden.

Aanvullingen akoestisch onderzoek 2011

In de notitie zijn de effecten van de toepassing van actuelere verkeersgegevens voor de A2 en Burgemeester des Tombesweg opgenomen. Geconcludeerd kan worden dan de resultaten voor de A2 gelijk blijven aan die uit het akoestisch onderzoek 2011 Voor de Burgemeester des Tombesweg is naar verwachting sprake van een toename van circa 0,1 dB. Deze toename is verwaarloosbaar. Wanneer het onderzoek nu zou worden uitgevoerd met de meest actuele verkeersgegevens van de Burgemeester des Tombesweg, blijven de resultaten voor deze weg nagenoeg gelijk aan die uit het akoestisch onderzoek 2011.

5.4 Bedrijven En Milieuzonering

Inleiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met de belangen van gevestigde bedrijven en met een goed woon- en leefklimaat van de leefomgeving. Uitgangspunt is dat milieubelastende en hindergevoelige functies ruimtelijk van elkaar worden gescheiden. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan De Winkelbuurt 2011 is aangetoond dat bestaande bedrijven in en om het plangebied noch in hun belangen worden geschaad, noch een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Plansituatie

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte van in totaal 68 woningen. Het woningaantal blijft hierbij gelijk. Daarnaast wordt voor een aantal specifieke bouwpercelen een kortere afstand van de hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens toegestaan (bij afwijking) en worden waar nodig, de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage aangepast. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundigplan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011'.

De aanpassingen hebben geen hebben geen invloed op de bedrijven en milieuzonering. Nieuwe bedrijven die zich in de omgeving van het plangebied hebben gevestigd na de vaststelling van het bestemmingsplan De Winkelbuurt 2011, moeten voldoen aan de reeds vastgelegde afstanden. De woningen worden niet dichterbij de aanwezige bedrijven gerealiseerd.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de bestaande en eventuele nieuwe bedrijven in de omgeving van het plangebied niet in hun belangen geschaad worden en zij vormen ook geen belemmering voor de woningen. Een goed leef- en woonklimaat is hierdoor gewaarborgd.

5.5 Geur

Wettelijk kader

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor geur, wanneer het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van vergunningplichtige veehouderijen. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Naast de Wgv kunnen gemeenten ook beschikken over een geurverordening

Naast vergunningplichtige agrarische bedrijven waarvoor de Wgv geldt, zijn er ook agrarische bedrijven die vallen onder het Besluit Landbouw milieubeheer. Dit besluit is onder andere van toepassing op melkrundveehouderijen tot 200 melkkoeien en kleinschalige veehouderijen. Ten aanzien van het aspect geur staan in het Besluit landbouw milieubeheer vaste afstanden vermeld waaraan getoetst moet worden. Deze afstanden verschillen per omgevingscategorie en bedragen 50 dan wel 100 meter tussen het emissiepunt van de stal en de dichtstbij gelegen gevel van een stankgevoelig object.

Plansituatie

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte van in totaal 68 woningen. Het woningaantal blijft hierbij gelijk. Daarnaast wordt voor een aantal kavels de zij-erf regeling aangepast en worden waar nodig, de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage aangepast. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011'.

Onderzoek

Nabij het plangebied aan de Winkeldijk 1 en de Winkeldijk 5 zijn gemengde veehouderijen gevestigd. Deze veehouderijen hebben een dusdanig aantal dieren dat het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing is. Voor het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' is onderzocht wat de invloed van de veehouderijen is op de geplande woningbouw.

De conclusie was dat de geurcontour van Winkeldijk 1 geen belemmering vormt voor de woningbouw. De geurcontour van Winkeldijk 5 echter wel, maar er is concreet zicht op een verbetering van de situatie ten aanzien van deze aanwezige geurcontour, zowel vanwege nieuwe regelgeving als vanwege gemaakte afspraken. Vooralsnog wordt woningbouw binnen de afstand van 100 meter tot het agrarische terrein (bouwblok) niet mogelijk gemaakt.

Conclusie

De aanpassing van de bouwhoogte is voorzien op woningen die op dit moment al op grond van het vigerende bestemmingsplan zijn toegestaan. De aanpassing van de bouwhoogte van 9 meter naar 10 meter voor 47 kavels en van 9 meter naar 11 meter voor 19 kavels is ten aanzien van geur geen relevante wijziging. Ook de aanpassingen voor de ligging van de aanduidingsvlakken voor het bebouwingspercentage, de verlaging van 11 naar 9,5 meter voor 2 kavels en de zij-erf regeling zijn ten aanzien van geur ook geen relevante wijziging. Geconcludeerd kan worden dat het aspect geur geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

5.6 Externe Veiligheid

Inleiding

De gemeente is verplicht ingevolge de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het bepaalde in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek te doen naar de externe veiligheid. Daarbij wordt nagegaan aan welke risico’s toekomstige gebruikers van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van een risicobron met gevaarlijke stoffen zijn/worden blootgesteld.

Plansituatie

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte van in totaal 68 woningen. Het woningaantal blijft hierbij gelijk. Daarnaast wordt voor een aantal specifieke bouwpercelen een kortere afstand van de hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens toegestaan (bij afwijking) en worden waar nodig, de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage aangepast. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011'.

De partiële herziening maakt niet meer bebouwing mogelijk dan op dit moment al op grond van het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" is toegestaan. Dit betekent dat als gevolg van de partiële herziening niet meer personen in het gebied aanwezig zullen zijn ten opzichte van de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" nu al biedt. De ontwikkeling zoals voorzien in het vigerende plan voldeed aan de eisen voor externe veiligheid. De situatie voor wat betreft de mogelijkheden voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid door de hulpdiensten en de zelfredzaamheid van de bewoners wijzigt niet ten opzichte van het vigerende plan.

Conclusie

Er vinden voor het aspect externe veiligheid geen relevante wijzigingen plaats zodat dit aspect verder buiten beschouwing kan blijven.

5.7 Bodem

Wettelijk kader/inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.

Plansituatie

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte van in totaal 68 woningen. Het woningaantal blijft hierbij gelijk.Daarnaast wordt voor een aantal specifieke bouwpercelen een kortere afstand van de hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens toegestaan (bij afwijking) en worden, waar nodig de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage aangepast. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'.

Deze aanpassingen ten opzichte van het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' hebben geen invloed op de bodemkwaliteit. Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken voor het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt' kon worden geconcludeerd dat de bestaande bodemkwaliteit binnen de onderzoekslocatie geschikt is voor de beoogde bestemming wonen. Er worden geen andere bodemactiviteiten verricht dan die getoetst zijn in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'. In de tussenliggende periode zijn geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten in het plangebied uitgevoerd. De conclusies uit dat onderzoek volstaan nog steeds.

Conclusie

De functionele mogelijkheden worden niet aangepast ten opzicht van wat op dit moment is toegestaan. De aanpassing van de bebouwingsmogelijkheden leidt niet tot verandering in de bodem. Deze partiële herziening brengt verder geen beperkingen met zich mee. Het aspect bodem vormt geen belemmering.

5.8 Water

Wettelijk kader / inleiding

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

Plansituatie

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte van in totaal 68 woningen. Het woningaantal blijft hierbij gelijk. Daarnaast wordt voor een aantal kavels de zij-erf regeling aangepast en worden waar nodig de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage aangepast. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundig plan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011'.

Het plangebied ligt in de polder Waardassacker en Holendrecht. Er liggen enkele greppels en sloten in het gebied. Deze partiële herziening voorziet in de aanpassing van de bouwhoogte van een aantal woningen. Het woningaantal blijft echter gelijk. De aanpassing heeft geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie.

Voor compensatie van verhard oppervlak is in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt' aangenomen dat 50% van het oppervlak van tuinen en erven verhard is. Gezien de hoge gemiddelde kavelgrootte is dit een conservatieve aanname, waardoor de schatting tot voldoende compenserend wateroppervlak leidt. De aanpassing van de zij-erf regeling en het aanpassen van de aanduidingsvlakken voor het maximale bebouwingspercentage leiden niet tot een significante toename van het verhard oppervlak van tuinen en erven. Uitgangspunt blijft dat maximaal 50% van het oppervlak van tuinen en erven verhard zal zijn. De ligging, capaciteit en afmetingen van de greppels en sloten en de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied wijzigen niet. Er is derhalve geen noodzaak tot een hernieuwde watertoets.

Conclusie

Gezien het bovenstaande worden voor deze partiële herziening van het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' voor wat betreft het aspect water geen belemmeringen verwacht.

5.9 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Situatie plangebied

De partiële herziening maakt niet meer bebouwing mogelijk dan op dit moment al op grond van het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" is toegestaan en voorziet niet in een functionele wijziging. Voor het vigerende plan is in 2011 een actualiserende quickscan uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat het voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten in het plangebied kan worden uitgesloten.

Door de aanpassing van de bouwhoogte, de ligging van de aanduidingsvlakken voor het bebouwingspercentage en de zij-erfregeling is er geen sprake van directe verstoring van de ecologische en natuurwaarden. Er is dan ook geen nieuw ecologisch onderzoek nodig.

Conclusie

De functionele mogelijkheden worden niet aangepast ten opzichte van wat op dit moment is toegestaan. De aanpassingen van de bouwhoogte, de ligging van de aanduidingsvlakken voor het bebouwingspercentage en de zij-erf regeling leiden niet tot significante effecten voor ecologie.

5.10 Archeologie

Wettelijk kader

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. In dat kader dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. In het kader van de modernisering van de Monumentenwet is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat in een bestemmingsplan niet alleen een beschrijving moet staan op welke wijze rekening gehouden wordt met aanwezige of te verwachten monumenten in de grond (archeologie), maar ook met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Plansituatie

Bij de planvorming van de Winkelbuurt is rekening gehouden met archeologische resten in de bodem. Er zijn verschillende onderzoek uitgevoerd:

  • ADC rapport 1447, Abcoude Zuid, een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek, juli 2008;
  • 2 ADC rapport 1737, een inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, december 2008;
  • ADC rapport 2038, een middeleeuwse ontginningsnederzetting begrensd in Abcoude Zuid/Winkelbuurt, augustus 2009;
  • ADC Archeoprojecten, Van begraven oerbos tot vroegste middeleeuwse ontginning en bewoning. Een archeologische opgraving in de Winkelbuurt in Abcoude Zuid, ISBN 978-94-6064-391-0, mei 2011.

Deze partiële herziening beoogt een aanpassing van bouwhoogte van in totaal 68 woningen. Het woningaantal blijft hierbij gelijk. Daarnaast wordt voor een aantal kavels de zij-erf regeling aangepast en worden waar nodig de aanduidingsvlakken met betrekking tot het maximale bebouwingspercentage aangepast. Deze aanpassingen zijn nodig om het beeldkwaliteitsplan en het stedenbouwkundigplan beter laten door te werken in het bestemmingsplan. De uitgangspunten uit die twee stukken waren niet voldoende overgenomen in het bestemmingsplan 'De winkelbuurt 2011'.

De partiële herziening maakt niet meer bebouwing mogelijk dan op dit moment al op grond van het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" is toegestaan en voorziet niet in een functionele wijziging. De aanpassingen leiden ten opzichte van het vigerende plan niet tot nieuwe bodemactiviteiten die archeologische waarden kunnen verstoren.

Conclusie

Het aspect archeologie levert geen belemmeringen op voor het uitvoeren van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan houdt een partiële herziening in van het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'. Beide bestemmingsplannen dienen in samenhang gelezen te worden. Dit geldt voor zowel de regels als de verbeelding.

Hieronder wordt beschreven op welke wijze de onderdelen van het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' worden herzien en wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan.

6.2 Planopzet

Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en toelichting. De verbeelding en regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt niettemin een verplicht, belangrijk, supplement bij het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen, die niet in verband staan met het moederplan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

In deze partiële herziening worden zowel de verbeelding als de regels van het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" op enkele onderdelen aangepast. De overige aanduidingen en maatvoeringen blijven van toepassing zoals ze zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011'. In onderhavig bestemmingsplan worden geen zelfstandige regels gesteld.

Regels

Hieronder worden de juridische aspecten van de drie ruimtelijke uitgangspunten (zie ook hoofdstuk 4 ruimtelijke planopzet) beschreven.

Juridische aspecten ruimtelijk uitgangspunt 1 (onderverdeeld in de punten 1a tot en met 1g).

Ruimtelijk uitgangspunt 1a: wijzigingen in de maximum bouwhoogte om de gewenste kapvorm (“met een nok”) qua beschikbare hoogte op voldoende kavels mogelijk te maken. In artikel 3 lid b, c en d is opgenomen wat ter plaatse van de betreffende aanduiding de maximale bouwhoogte mag bedragen. De aanduidingen zijn opgenomen op de verbeelding.

Ruimtelijk uitgangspunt 1b: verplichting van een dakvorm “met een nok” voor woningen die (op kavels waarvoor de maximum bouwhoogte is verhoogd) hoger worden gebouwd dan 9 meter, om toepassing van “afgeknotte” dakvormen op deze kavels te voorkomen. In artikel 3 lid e is opgenomen daar waar, ten opzichte van het ontwerpplan, in deze partiële herziening een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, een dakvorm verplicht wordt gesteld met schuine dakvlakken en op het hoogste punt een nok. In het moederplan is de regeling opgenomen dat er een verplichte dakhelling geldt. Deze bepaling blijft onverkort van toepassing.

Ruimtelijk uitgangspunt 1c: invoering van een maximum goothoogte voor dat deel van de bouwkavels waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat de kap een sterk aanwezig, in ieder geval niet te klein bemeten, onderdeel vormt van de daar te realiseren woningen. – In artikel 3 lid f is opgenomen dat waar, ten opzichte van het ontwerpplan, in deze partiële herziening een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter.

Ruimtelijk uitgangspunt 1d: invoering van een maximum (vloer)hoogte voor het aanleggen verblijfsruimte in woningen op percelen waar een verhoging van de maximum bouwhoogte wordt doorgevoerd, om ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de geluidseisen die worden gesteld aan dit bestemmingsplan. – In artikel 3 lid a is geregeld dat de bovenkant van de onafgewerkte vloer van de hoogste bouwlaag waarin zich verblijfsruimten bevinden niet hoger dan 6 meter mogen zijn gelegen. Deze regeling is van toepassing als de bouwhoogte hoger is dan 9 meter.

Ruimtelijk uitgangspunt 1e: zo min mogelijk wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GROEN weergegeven kavels (“qua bouwhoogte goed realiseerbare kavels”) om geen maatregelen te nemen voor kavels met woningtypen die al voldoende bouwhoogte hebben. – Middels artikel 3 lid b, c en d en de aanduidingen op de verbeelding is geregeld waar de bouwhoogten zijn gewijzigd. Dit geldt slechts voor 4 (groene) van de in totaal 173 bouwkavels: 1 gaat van 9 naar 10 meter, 1 gaat van 9 naar 11 meter, en 2 gaan van 11 naar 9,5 meter.

Ruimtelijk uitgangspunt 1f: een aanzienlijk aantal wijzigingen in de maximum bouwhoogte van de (in afbeeldingen 4.1 en 4.2) als GEEL en ORANJE weergegeven kavels (“qua bouwhoogte gematigd goed tot niet goed realiseerbare kavels”) om de verhogingsmaatregelen te nemen op kavels waar behoefte bestaat aan meer bouwhoogte. – Middels artikel 3 lid b, c en d en de aanduidingen op de verbeelding is geregeld waar de bouwhoogten zijn gewijzigd. Dit geldt voor 64 (gele en oranje) van de in totaal 173 bouwkavels: 46 gaan van 9 naar 10 meter, 18 gaan van 9 naar 11 meter, en 0 gaan van 11 naar 9,5 meter.

Ruimtelijk uitgangspunt 1g: beperken van de maximum bouwhoogten voor nieuwe woningen die direct grenzen aan Abcoude Zuid, om geen visuele toeneming van de bouwvolumes te veroorzaken die direct in het zicht van die bestaande wijk zijn gelegen. – De woningen direct grenzend aan Abcoude zuid krijgen niet te maken met een verhoging van de maximum bouwhoogte. Voor twee percelen grenzend aan Abcoude zuid is de bouwhoogte verlaagd van 11 naar 9,5 meter. Dit is geregeld in artikel 3 lid d.

Juridische aspecten ruimtelijk uitgangspunt 2

Ruimtelijke uitgangspunt 2 voorziet in het wijzigingen van de minimaal vereiste afstand tot de zij- en achterbouwperceelgrenzen om voldoende bebouwingsruimte op krappe kavels te waarborgen. In artikel 3 lid g en h zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Middels deze afwijkingsbevoegdheden kan worden afgeweken van de minimale vereiste afstand (3m) tot de zij- en achterperceelgrenzen. Op een kaart behorend bij de regels is aangegeven voor welke percelen de afstand verkleind mag worden tot minimaal 1 meter en waar de afstand verkleind mag worden tot minder dan 1 meter.

Juridische aspecten ruimtelijk uitgangspunt 3

Ruimtelijk uitgangspunt 3 voorziet in het corrigeren op de verbeelding van de precieze ligging van de begrenzingen van de aanduidingsvlakken met “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)". Dit ruimtelijke uitgangspunt heeft geen aanpassing in de regels ten opzichte van het bestemmingsplan “De Winkelbuurt 2011” nodig. De aanduiding is opgenomen op de verbeelding.

Regels

Artikel 6 Wonen uit het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' wordt gewijzigd. In de regels is zijn de aanduiding ; overige zone - maximum bouwhoogte 10 m' en 'overige zone - maximum bouwhoogte 11 m' opgenomen voor de aangepaste bouwhoogte. Deze aanpassing voorziet niet in een aanpassing van het aantal bouwlagen. Deze regeling blijft gehandhaafd in het bestemmingpslan 'De Winkelbuurt 2011'. Er mogen dus maximaal 2 bouwlagen met daarbij een bijzondere bouwlaag worden gerealiseerd.

Op basis van de akoestisch analyse die is uitgevoerd voor deze partiële herziening is bepaald dat de bovenkant van de onafgewerkte vloer van de hoogste (gewone of bijzondere) bouwlaag waarin zich verblijfsruimten in de zin van het bouwbesluit bevinden, niet hoger mogen zijn gelegen dan 6 meter boven het peil. Dit houdt in dat wanneer de vloer van een (gewone of bijzondere) bouwlaag hoger dan 6 meter boven peil ligt, er op die (gewone of bijzonder) bouwlaag geen verblijfsruimten in de zin van het bouwbesluit mogen bevinden. Er mag namelijk geen extra verdieping in de nok worden gecreeërd.

De aanpassing van de bouwhoogte heeft namelijk alleen betrekking op de bovenste bouwlaag, deze

bouwlaag wordt met maximaal twee meter hoger en in twee gevallen lager. De hoogte van de overige bouwlagen wijzigt niet. In onderstaande afbeelding 5.1 is te zien dat daarmee de hoogte van de rekenpunten ten opzichte van het maaiveld niet wijzigt, aangezien er gerekend wordt op 1,5, 4,5 en 7,5 meter ten opzichte van het peil.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0012.png"

afbeelding 5.1 meetpunten ten opzichte van het peil

De begrippen bijzondere bouwlaag en gewone bouwlaag zijn ter verduidelijking in de begripsbepaling opgenomen.

Uitleg: het begrip 'bouwperceel' en de bepaling van het maximum bebouwingspercentage

De ligging van de aanduidingsvlakken voor het bebouwingspercentage is op sommige plekken binnen het plangebied aangepast aan het meest recente verkavelingsplan. Het onderstaande helpt begrijpen hoe de bestemmingsplanregeling met betrekking tot het maximum bebouwingspercentage moet worden uitgelegd bij een situatie waarin er binnen een bestemmings(deel)vlak “Wonen” (waarvoor één maximum bebouwingspercentage geldt) verschillende grondeigenaren zijn. Uit deze uitleg blijkt dat elke grondeigenaar op zijn of haar perceel moet voldoen aan dat maximum bebouwingspercentage, en daar niet overheen kan gaan: het percentage wordt genomen van het bouwperceel van die eigenaar zelf, en niet van het bestemmingsvlak waarin dat bouwperceel is gelegen.

Hiervoor zijn de volgende noties relevant:

Perceel: een stuk grond waarvoor één rechtsorde geldt, dat wil zeggen dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht.

Heeft iemand een stuk grond waarvoor hij voor een deel een ander eigendomsrecht heeft, bijvoorbeeld eigendom van het ene deel en vruchtgebruik van het andere deel, dan zijn dat twee percelen. Een kavel is als begrip niet hetzelfde als een perceel. Een perceel kan uit meer kavels bestaan. Het kan ook uit één kavel bestaan.

Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten” (artikel 1.24 van het bestemmingsplan).

Het is onjuist het woord “bouwperceel” in dit verband te vervangen door “bouwvlak”. Bouwvlakken zijn niet per definitie afhankelijk van de eigendomssituatie, bouwpercelen wel.

Uitleg: bestemmingsplanregeling van het bouwpercentage

In artikel 6 van de regels, “Wonen” in "De Winkelbuurt 2011", staat onder 6.2.1b: “ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag een bouwperceel ten hoogste worden bebouwd tot het bebouwingspercentage dat is aangeduid”.

Gezien bovenstaande noties over de betekenis van “perceel” en van “bouwperceel” is er, als er sprake is van méér eigenaars binnen een bestemmingsvlak waarin bouwrechten bestaan, als vanzelf sprake van verschillende bouwpercelen. Voor elk bouwperceel geldt afzonderlijk het maximum bebouwingspercentage. Als een perceel voor de verkoop wordt opgesplitst in meer percelen (bijvoorbeeld kavels waarop een woning staat of een woning kan worden gebouwd), zijn dat weer nieuwe bouwpercelen. Ook op elk van die bouwpercelen afzonderlijk geldt dan weer het maximum bouwpercentage.

Het 'afsnoepen' van bouwrechten door de ene perceeleigenaar ten koste van de andere perceeleigenaar is dus niet mogelijk. Tijdens de toetsing van een bouwplan aan het maximum bebouwingspercentage wordt dit percentage niet berekend over het bestemmingsvlak waartoe dit bouwplan behoort, maar over het bouwperceel waartoe dit bouwplan behoort.

Overige regels

Verder zijn in hoofdstuk 3 en 4 regels opgenomen die strikt genomen geen herziening van het bestemmingsplan "De Winkelbuurt 2011" beogen, maar die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan. Het betreft hier de zogenaamde anti-dubbeltelbepaling. De anti-dubbeltelregel in Artikel 4 verhindert dat door wijziging in de begrenzing van bouwpercelen regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken.

In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht en de slotregel opgenomen met de naam van het bestemmingsplan. Het overgangsrecht uit Artikel 5 regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond die strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt. Artikel 6 bevat de slotregel. Hierin is geregeld hoe de regels van het bestemmingsplan aangehaald kunnen worden.

Verbeelding

De partiële herziening brengt een wijziging van de bouwhoogte aan op de verbeelding. Voor 47 bouwkavels wordt de bouwhoogte vergroot van 9 naar 10 meter en voor 19 bouwkavels wordt de bouwhoogte vergroot naar 10 meter. Voor 2 bouwkavels geldt een verlaging van de bouwhoogte van 11 naar 9,5 meter. Daar waar op de verbeelding geen maatvoeringen, bouwaanduidingen of andere overige aanduidingen zijn opgenomen gelden de maatvoeringen en aanduidingen uit het vigerende plan 'De Winkelbuurt 2011'.

In afbeelding 5.1 is weergegeven op welke gronden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - maximum bouwhoogte 10 m' (rood), 'overige zone - maximum bouwhoogte 11 m' (groen) van toepassing is en op welke percelen de aanduidingsvlakken met het maximale bebouwingspercentage (blauw) is gewijzigd. Het percentage is hierbij niet gewijzigd ten opzichte van het moederplan, maar de ligging is aangepast aan het meest recente verkavelingsplan. De oranje kleur geeft weer dat de bouwhoogte hier van 9 naar 11 is verhoogd én de ligging van het aanduidingsvlak maximum bebouwingspercentage is aangepast. Voor twee bouwpercelen geldt dat de maximum bouwhoogte is verlaagd van 11 naar 9,5 meter. Deze zijn in het roze weergegeven.

De aanpassing van de afstand van hoofdgebouwen tot de zij- en achterbouwperceelgrens is niet op de verbeelding weergegeven. Deze aanpassing (afwijkingsbevoegheid) is alleen opgenomen in de regels.

Afbeelding 5.2 geeft een gekleurde weergave van verbeelding van deze partiele herziening weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP013herzwinkelbu-va01_0013.png"

afbeelding 5.2 weergave verbeelding

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

Een bestemmingsplan dient economisch uitvoerbaar te zijn, waardoor het plan inzicht moet geven in de financiële uitvoerbaarheid. Er is geen sprake van dusdanig bijzondere plan- of uitvoeringskosten, zoals kosten voor bodemsanering of milieumaatregelen, die nader in het kader van de economische uitvoerbaarheid aan de orde gesteld zouden moeten worden. In het bestemmingsplan 'De Winkelbuurt 2011' is aangetoond dat het plan financieel uitvoerbaar is. De aanpassingen van het plan die met deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt hebben geen invloed op de uitvoerbaarheid. De conclusie is dat het plan financiëel uitvoerbaar kan worden geacht.


Exploitatieplan

Onderhavige partiële herziening beoogt voor de exploitatie geen relevante wijziging ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Op basis van de Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) hoeft in dit geval geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Omdat de partiële herziening geen overwegende aanpassing vormt van het vigerende bestemmingsplan en burgers bij het vigerende bestemmingsplan al voldoende betrokken zijn, wordt afgezien van het voor inspraak ter inzage leggen van een voorontwerp bestemmingsplan.

7.2.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor vooroverleg verzonden aan de overlegpartners.

7.2.3 Zienswijzen

Op grond van artikel 3.6 Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende een periode van zes weken (van 6 juni tot 17 juli 2014) voor een ieder ter visie gelegen.

7.2.4 Inloopavond

De terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan (van 6 juni tot en met 17 juli 2014) is behalve via de wettelijk voorgeschreven kanalen bekend gemaakt door middel van een brief aan bewoners, ondernemers en grondeigenaren in een brede cirkel rondom De Winkelbuurt.

In de periode van de terinzagelegging is op donderdag 19 juni 2014 een inloopavond gehouden: in de Paulusschool, Koppeldijk 30, Abcoude. Direct aanwonenden, met zicht op het plangebied, hebben daarvoor een uitnodiging ontvangen. 18 mensen hebben de inloopavond bezocht. De gemeente was met drie personen ambtelijk vertegenwoordigd om de bezoekers op te vangen en om uitleg te geven over het bestemmingsplan. Daarnaast was de beeldkwaliteitsregisseur, tevens maker van het beeldkwaliteitsplan aanwezig.

Bijlagen

Bijlage 1 Bouwhoogte Per Bouwkavel

Bijlage 2 Nummering Bouwkavels Winkelbuurt

Bijlage 3 Analyse Akoestisch Onderzoek Tav Wijziging Bestemmingsplan Winkelbuurt