Het Oosterland
Bestemmingsplan - Gemeente De Ronde Venen
Vastgesteld op 01-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Het Oosterland' met identificatienummer NL.IMRO.0736.BP025Oosterland-VG01 van de gemeente De Ronde Venen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.7 bed en breakfast
een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, zonder verdere aanwezigheid van een eigen keuken ter bereiding van verdere maaltijden.
1.8 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.9 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.10 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere functie, gerekend op alle bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.
1.11 bedrijfs-/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.
1.12 beroep en bedrijf aan huis
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten en het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
1.13 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
- b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bijgebouw
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, hetzij met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning niet is toegestaan.
1.19 bodem
het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen.
1.20 botenhuis
een al dan niet drijvend bouwwerk dat dient voor het overdekt stallen van vaartuigen, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw en zolder.
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.28 carport
een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.
1.29 chalet
een gebouw dat op basis van de bestemming voor het wonen of voor verblijfsrecreatie gebruikt kan worden, en wat is uitgevoerd in andere materiaalsoorten dan steen of vergelijkbaar materiaal en dat in zijn geheel of gedeeltelijk verplaatsbaar is.
1.30 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.31 dakopbouw
een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst.
1.32 deskundige
een onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een nader in de regels te benoemen onderwerp.
1.33 drijvende woning
een drijvend object dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het wonen, bedoeld om ter plaatse te functioneren en niet bestemd voor de vaart, gelet op één of meer van de volgende factoren:
- a. de vorm van het casco en het materiaalgebruik,
- b. de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt,
- c. de afwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect),
- d. de afwezigheid van een stuurinrichting,
- e. de zichtlijn vanuit de stuurinrichting
- f. verbod ten aanzien van het varen op grond van de Binnenvaartwet.
1.34 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en waarvan de bestemming die inrichting niet verbiedt.
1.35 escortbedrijf
een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 gestapelde woning
een woning in een woongebouw.
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 groenvoorziening
binnen een gebied of perceel, dan wel op een gedeelte ervan, gelegen grasvelden, beplantingen, begroeiingen en paden, al dan niet gecombineerd voorkomend.
1.40 hoofdgebouw
een gebouw of ander onderkomen welke voor een persoon functioneert als de plaats waar het centrum van zijn sociale en maatschappelijke activiteiten ligt.
1.41 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.42 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt hier niet onder verstaan.
1.43 internetwerkoop
een specifieke vorm van detailhandel, waarbij het aanbieden en verkopen van goederen via internet als onderdeel van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend en waarbij de producten per post worden toegestuurd en/of deze in een voor publiek toegankelijke winkelruimte, showroom of afhaalpunt wordt opgehaald.
1.44 internetwinkel
een specifieke vorm van detailhandel, waarbij het aanbieden en verkopen van goederen uitsluitend via het internet gebeurt en er geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte, showroom of afhaalpunt.
1.45 kamerverhuur
het verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Er is sprake van kamerverhuur als er onzelfstandige woonruimte wordt verhuurd.
1.46 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke (ondergrondse) ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 meter boven peil.
1.47 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).
1.48 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.49 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.
1.50 oever
het droge gedeelte gelegen langs de grens tussen water en land bij het ter plaatse geldende streefpeil. In ieder geval reikend tot de bovenzijde van het schuine talud plus een strook van minimaal 50 centimeter.
1.51 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder maaiveld op ten minste 1,50 meter beneden peil.
1.52 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1 van, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.53 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en niet meer dan 1 wand, zoals een carport.
1.54 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.55 permanente bewoning
het gebruiken van een verblijf als hoofdverblijf.
1.56 plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.
1.57 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.58 prostitutiebedrijf
prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen.
1.59 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, erotische handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.60 slopen
het geheel of gedeeltelijk permanent afbreken van een bouwwerk.
1.61 stacaravan
een onderkomen, onder welke benaming dan ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen en dat door de aanwezigheid van wielen wel over korte afstanden naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.
ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of veranderingen niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als een stacaravan en daarmee vergelijkbare onderkomens.
1.62 steiger
een bouwwerk, geheel of grotendeels boven het water en meestal langs een oever, dat dient voor het afmeren van schepen, woonschepen of andere vaartuigen en/of andere doeleinden zoals terras.
1.63 straatmeubilair
bij of in de openbare ruimte behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, afvalinzamelsystemen, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.64 twee-aaneengebouwde woning
een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd, niet zijnde een gestapelde woning.
1.65 varend schip
een schip dat bestemd is voor de vaart, gelet op de volgende factoren:
- a. de vorm van het casco en het materiaalgebruik,
- b. de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt,
- c. de aanwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect),
- d. de aanwezigheid van een stuurinrichting,
- e. de zichtlijn vanuit de stuurinrichting
- f. of het gebruikt mag worden om mee te varen op grond van de Binnenvaartwet.
1.66 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw. In geval een hoofdgebouw meerdere gevels heeft die aan deze voorwaarden voldoen, betreft de voorgevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.67 voorgevelrooilijn
de snijlijn, en het denkbeeldige verlengde daarvan, van het voorgevelvlak van een hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt.
1.68 vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd.
1.69 waterlijn
de snijlijn van het watervlak ter hoogte van het waterpeil met de aangrenzende gronden.
1.70 waterkering
alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en kaden, die als zodanig op de verbeelding zijn aangegeven.
1.71 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten en infiltratievoorzieningen.
1.72 wonen
het duurzaam hoofdverblijf houden door een huishouden in een woning of ander daartoe bestemd onderkomen. Kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.73 woning
een complex van ruimten dat blijkens de indeling en de inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.74 wooneenheid
eenheid in de vorm van een woning.
1.75 woongebouw
een gebouw dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.76 zelfstandige woning
een woning die beschikt over een eigen toegang, keuken, badkamer en toilet.
1.77 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 gebruiksoppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of vergelijkbare dakconstructies bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel of de daarmee vergelijkbare constructie als goothoogte aangemerkt.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenkant van de afgewerkte begane grond – mits niet hoger dan 10 cm boven aansluitend maaiveld, dan geldt de onderzijde van de begane grondvloer - de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij (bedrijfs)woningen wordt de kelder niet gerekend tot de inhoud.
2.8 oppervvlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. fiets- en voetpaden;
met daarbij behorende:
- c. oevers en taluds;
- d. toegangswegen en -paden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, straten en paden;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. groenvoorzieningen, bermen, oevers en taluds;
- e. speelvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. duikers, bruggen en faunapassages;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- k. terrassen ten behoeve van horecavoorzieningen;
- l. straatmeubilair, fietsenstallingen, reclame-uitingen en kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water, waterhuishouding, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. watersport;
- c. groenvoorzieningen;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. maximaal 9 vrijstaande woningen, uitsluitend binnen het gebied met de aanduiding 'wonen', met bijbehorende ontsluitingspaden;
met daarbij behorende:
- f. oevers en taluds;
- g. bruggen en duikers voor kruisingen met wegverkeer en perceelsontsluitingen;
- h. sluizen en andere waterstaatkundige kunstwerken;
- i. fiets- en voetpaden;
- j. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen, nadere eisen te stellen, met betrekking tot de doorvaart en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruiken gelden de volgende regels:
Artikel 6 Wonen - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in een woning, niet zijnde een drijvende woning, woongebouw, woonschip of een stacaravan/chalet;
met daarbij behorende:
- b. erven en tuinen;
- c. toegangswegen en -paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
nadere eisen stellen aan:
- 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
- 2. de situering van in- en uitritten;
- 3. de situering van parkeervoorzieningen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Wonen - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in een woning, niet zijnde een drijvende woning, woongebouw, woonschip of een stacaravan/chalet; ;
- b. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specfieke vorm van bedrijf - bloemen' een bloembinderij en schikkerij waar ook workshops worden georganiseerd en internetverkoop van bloemen plaatsvindt.
met daarbij behorende:
- c. erven en tuinen;
- d. toegangswegen en -paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
nadere eisen stellen aan:
- 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
- 2. de situering van in- en uitritten;
- 3. de situering van parkeervoorzieningen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de gronden wijzigen in de bestemming Woongebied.
- b. de wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend gelijktijdig worden ingezet met de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 8.6.
Artikel 8 Woongebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen en aan-huis-gebonden bedrijfsactiviteiten, inclusief bijbehorende bouwwerken;
- b. horeca met inachtneming van het bepaalde in 8.5.2;
met daarbij behorende:
- c. erven en tuinen;
- d. toegangswegen en fiets- en voetpaden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. parkeerruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
nadere eisen stellen aan:
- 1. de situering, afmetingen en dakhelling van bouwwerken;
- 2. de situering van in- en uitritten;
- 3. de situering van parkeervoorzieningen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de gronden wijzigen in de bestemming Wonen - 2 met dien verstande dat deze gronden uitsluitend mogen worden gebruikt als erf bij de woning op de aansluitende gronden.
- b. de wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend gelijktijdig worden ingezet met de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 7.6.
Artikel 9 Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied Landbodem Categorie 5
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 5' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- 3. aanvragers naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende kunnen aantonen dat er al werkzaamheden tot de betreffende diepte van het bouwplan hebben plaatsgevonden. In dat geval is er geen archeologisch onderzoek meer nodig.
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende situaties:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwplan waarbij geen heiwerkzaamheden plaatsvinden en waarbij de graafwerkzaamheden niet dieper gaan dan 30 cm en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.000 m2.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. de aanvrager naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate aan kan tonen dat in het verleden reeds werken of werkzaamheden hebben plaatsgevonden tot een bepaalde diepte waardoor de archeologische verwachtingswaarde niet langer reëel is om nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen en balkons, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 meter bedraagt.
11.2 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. lid a is niet van toepassing in combinatie met saneringsregelingen uit hoofdstuk 2, als bedoeld in artikel 7.4.1.
- d. op een bouwwerk als bedoeld in lid a, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
11.3 Ondergrondse ruimten
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:
- a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder gebouwen;
- b. het bouwen van de in lid a bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw.
- c. aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 meter vanuit de bovengrondse gevel van het gebouw voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.
11.4 Steigers
Met uitzondering van bestaande steigers als bedoeld in artikel , zijn steigers uitsluitend toegestaan met inachtneming van het volgende:
- a. per woning is ten hoogste 1 steiger toegestaan, met dien verstande dat:
- b. de steiger evenwijdig aan de oever is gebouwd;
- c. de lengte en breedte ten hoogste respectievelijk 6 meter en 1,2 meter bedragen;
- d. de bouwhoogte ten hoogste het aansluitend maaiveld bedraagt;
- e. ten hoogste 2 meerpalen zijn toegestaan waarvan de doorsnede ten hoogste 20 cm bedraagt, de bouwhoogte ten hoogste 1 meter boven de waterlijn bedraagt en de afstand tot de oever ten hoogste 4,2 meter bedraagt;
- f. de afstand tussen de steiger en het midden van de watergang minimaal 3,5 meter bedraagt.
11.5 Afstemming kabel en leidingen
Voorafgaand aan het bouwen dient te worden onderzocht of het betreffende bouwwerk geen belemmeringen oplevert voor het functioneren en het beheer van kabels en leidingen.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Gebruiksverbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.
12.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen of andere onderkomens;
- b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als opslag- of bergplaats voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor het storten of lozen van puin, vuil, of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerich te gebruik van de grond;
- d. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, (raam)prostitutie of escortbedrijf;
- e. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen, drijvende woningen of recreatie-arken;
- f. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor permanente bewoning, voor zover de betreffende gronden niet voorzien zijn van een daartoe passende bestemming;
- g. het gebruiken en/of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs-/dienst)woning voor (zelfstandige) bewoning.
12.3 Uitzondering
het bepaalde in 12.2 onder b. en c. is niet van toepassing op het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Maten, bouwgrenzen en nutsvoorzieningen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, indien dit vanuit technisch oogpunt noodzakelijk is;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 55 meter voor antennes ten behoeve van telecommunicatieverkeer;
- d. het oprichten van bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, alsmede voor voorzieningen voor Jongeren Ontmoetings Plekken, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter.
13.2 Vergroten goothoogte van de woning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximale goothoogte voor (bedrijfs)woningen om een grotere goothoogte voor hoofdgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 meter;
- b. belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. de goothoogte is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
13.3 Afwijkende maatvoering steigers
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in artikel 11.4, onder c. voorgeschreven maximale maatvoering van steigers, met inachtneming van het volgende:
- a. de oppervlakte van de steiger bedraagt ten hoogste 25 m²;
- b. de noodzaak van de afwijkende maatvoering is aangetoond;
- c. de maatvoering en situering van de steiger mag geen onevenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang en de doorvaart;
- d. er is advies ingewonnen bij het waterschap met betrekking tot het bepaalde onder c;
- e. de steiger dient 'onderloops' te zijn, wat inhoudt dat het water onder de steiger en het plankier vrije doorloop moet hebben;
- f. de bouw van de steiger mag geen onevenredige schade aanbrengen aan ter plaatse aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;
- g. de steiger wordt bij voorkeur gerealiseerd in combinatie met een sobere inrichting van de steiger en een natuurvriendelijke inrichting achter de steiger;
- h. het gebruik van de steiger dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de steiger gebruikt tevens de gebruiker is van de woning.
13.4 Kamerverhuur
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in hoofdstuk 2 om kamerverhuur toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- a. per woning worden maximaal 2 kamers verhuurd ten behoeve van de huisvesting van maximaal 1 persoon per kamer;
- b. de verhuur vindt plaats in de door de (particuliere) verhuurder zelf bewoonde woning;
- c. de kamer(s) zijn in het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijgebouwen gesitueerd;
- d. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 16.2, tenzij hiervan wordt afgeweken op grond van artikel 16.4.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
14.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 te wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 15 Algemene Procedureregels
15.1 Procedure bij nadere eisen
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
16.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeernormen, zoals neergelegd in het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016;
- b. indien het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016 wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging danwel herziening.
- c. de in lid a. bedoelde parkeergelegenheid moet afmetingen hebben die afgestemd zijn op de richtlijnen opgenomen in de ASVV2012 van het CROW.
16.3 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet voorzien zijn op eigen terrein.
16.4 Afwijken parkeren / laden en lossen
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 16.2 en / of artikel 16.3:
- a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
16.5 Mobility as a Service
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 onder a. en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien bij de toepassing van Mobility as a Service, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie, met in achtneming van de volgende voorwaarden:
- a. elke set aan deelmobiliteitsmiddelen leidt tot een reductie van 10 reguliere parkeerplaatsen;
- b. een set aan deelmobiliteit bestaat uit minimaal één deelauto en een ander deelmobiliteitstype (fiets of bakfiets of scooter).
16.6 Algemene regels vanwege geluid
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Het Oosterland'.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 3 Groenblauw Raamwerk
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Het Oosterland
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Het Oosterland
Bijlage 2 Notitie Groen Groeit Mee
Bijlage 2 Notitie Groen Groeit Mee
Bijlage 3 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Incl. Asbest Gebied Rond Tuinderslaan
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek incl. asbest gebied rond Tuinderslaan
Bijlage 5 Verkennend Waterbodemonderzoek Gebied Rond Tuinderslaan
Bijlage 5 Verkennend waterbodemonderzoek gebied rond Tuinderslaan
Bijlage 6 Aanvullend Verkennend En Nader Bodemonderzoek Oosterlandweg 16a Te Mijdrecht
Bijlage 6 Aanvullend verkennend en nader bodemonderzoek Oosterlandweg 16a te Mijdrecht
Bijlage 7 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek Kavels Tussen De Tuinderslaan En Het Wickelhofpark
Bijlage 7 Verkennend bodem- en asbestonderzoek kavels tussen de Tuinderslaan en het Wickelhofpark
Bijlage 8 Verkennend Waterbodemonderzoek Watergangen Tussen De Tuinderslaan En Het Wickelhofpark
Bijlage 8 Verkennend waterbodemonderzoek watergangen tussen de Tuinderslaan en het Wickelhofpark
Bijlage 9 Nader Grondwateronderzoek (Nikkelverontreinigingen)
Bijlage 9 Nader grondwateronderzoek (nikkelverontreinigingen)
Bijlage 10 Notitie Watertoets
Bijlage 11 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 11 Quickscan Flora en fauna
Bijlage 12 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 12 Nader ecologisch onderzoek
Bijlage 13 Stikstofdepositie Onderzoek
Bijlage 13 Stikstofdepositie onderzoek
Bijlage 14 Mobiliteitsonderzoek
Bijlage 14 Mobiliteitsonderzoek
Bijlage 15 Onderzoek Milieuzonering
Bijlage 15 Onderzoek milieuzonering
Bijlage 16 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 16 Akoestisch onderzoek
Bijlage 17 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 17 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 18 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 18 Quickscan externe veiligheid
Bijlage 19 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r. Beoordeling
Bijlage 19 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling