KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 6 Waterstaat
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planproces
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Bestaande Situatie
2.2 Analyse Van De Bestaande Structuur
2.3 Beschrijving Van De Verkeerssituatie
2.4 Visie Op Nieuwe Ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid En Regelgeving
3.1 Inleiding
3.2 Conclusie
3.3 Rijksbeleid
3.4 Provinciaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Distributieplanologisch Onderzoek
4.2 Parkeerbehoefte
4.3 Verkeersgeneratie
4.4 Verkeerslawaai
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Water
4.7 Ecologie
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Bodem
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Planologisch Relevante Leidingen
4.12 Bedrijven En Milieuhinder
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangsrecht En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Abcoude
Bijlage 2 Bezonningsonderzoek
Bijlage 3 Parkeerbehoefte
Bijlage 4 Verkeersonderzoek
Bijlage 5 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Onderzoek Railverkeerslawaai
Bijlage 7 Grondwateronderzoek
Bijlage 8 Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 9 Onderzoek Archeologie
Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 11 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 12 Verkennend Bodemonderzoek 2
Bijlage 13 Nota Inspraak En Overleg

Plusmarkt Abcoude

Bestemmingsplan - Gemeente De Ronde Venen

Vastgesteld op 28-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01 met de bijbehorende regels.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroepen

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.6 antenne-installaties

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.23 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.25 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.28 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 70°.

1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.32 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.33 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.34 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in de vorm van gestapelde woningen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. uitsluitend op de begane grond: ten hoogste 2.585 m2 bvo detailhandel, waarvan ten hoogste 2.135 m2 bvo ten behoeve van een supermarkt;
  3. c. een ondergrondse parkeergarage;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
  4. d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
  5. e. er dient te worden voorzien in tenminste:
    1. 1. 1,4 parkeerplaats per startersappartement;
    2. 2. 1,7 parkeerplaats per appartement in het middensegment;
    3. 3. 1,85 parkeerplaats per appartement in het dure segment;
    4. 4. 4,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo supermarkt;
    5. 5. 3,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo overige detailhandel;

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming – mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het geheel of gedeeltelijk aanbrengen van waterlopen of het vergraven, dempen of verruimen van reeds bestaande waterlopen, alsmede verwijderen of aanbrengen van kademuren, beschoeiingen of meerpalen;
    2. 2. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van de grond;
    3. 3. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het aanleggen van gesloten drainagesystemen;
    5. 5. het verrichten van exploiratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten.
  2. b. Het verbod, als bedoeld in lid 6.2 onder a, is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:
    1. 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    3. 3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    4. 4. indien en voor zover reeds goedkeuring of vergunning is vereist uit hoofde van een wet, een algemene maatregel van bestuur of een gemeentelijke of provinciale verordening waarbij de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht (mede) in overweging is genomen.
  3. c. Het bevoegd gezag verleent de in lid 6.2 onder a bedoelde vergunning niet, indien daardoor de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht wordt aangetast.

Artikel 6 Waterstaat

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 onder c, indien advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering, de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 5%.

9.2 De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 11 Overige Regels

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Plusmarkt Abcoude'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de hoek van de Amsterdamsestraatweg en de Broekzijdselaan wordt de locatie van het huidige tuincentrum herontwikkeld. De beoogde ontwikkeling bestaat uit detailhandel, appartementen en een ondergrondse parkeergarage. De detailhandelsruimte wordt voor het overgrote deel ingevuld door de Plus supermarkt die verhuist van de Hoogstraat naar het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast is er in het bestemmingsplan ruimte opgenomen voor een paar kleinere winkelruimten. Omdat de beoogde ontwikkeling niet past in het vigerende bestemmingsplan dient een nieuw bestemmingsplan voor dit plangebied opgesteld te worden.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt op de hoek van de Broekzijdselaan en de Amsterdamsestraatweg in Abcoude. In dit gebied bevinden zich thans Tuincentrum Welkoop, een tankstation en een woning. De begrenzing van het plangebied is in de onderstaande figuur opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'beschermd dorpsgezicht Abcoude'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 december 2000 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 7 augustus 2001. Het onderhavige plangebied is in het bestemmingsplan 'beschermd dorpsgezicht Abcoude' bestemd als 'Tuincentrum' en 'Bedrijfsdoeleinden'.

1.4 Planproces

Voor de beoogde ontwikkeling zijn stedenbouwkundige, distributieplanologische en verkeerskundige randvoorwaarden opgesteld. Deze randvoorwaarden zijn vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Abcoude en vormen het uitgangspunt voor de nieuwe bestemmingslegging. In de tweede helft van 2011 is samenspraak met de welstands- en monumentencommissie en de architect een beeldkwaliteitskader opgesteld. Bovendien is het plan aan de hand van opmerkingen van de Monumenten- en Welstandscommissie op onderdelen verfijnd ten opzichte van de vastgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden.

Het voorontwerpbestemmingsplan zal ter inzage worden gelegd conform de inspraakverordening van de gemeente De Ronde Venen.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 volgt allereerst een planbeschrijving van de huidige situatie en vervolgens een visie op de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt het maximumprogramma getoetst aan het huidige beleid en de wet- en regelgeving. In de regels en verbeelding is dit maximumprogramma inclusief de maximumbouwvolumes vastgelegd. De bijhorende toelichting is in hoofdstuk 5 weergegeven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Bestaande Situatie

In deze paragraaf wordt de bestaande situatie beschreven. Het plangebied maakt onderdeel uit van het beschermde dorpsgezicht van Abcoude. De beschrijving is zowel gericht op stedenbouwkundige als op cultuurhistorische aspecten.

Abcoude

Abcoude is ontstaan op het punt waar de rivieren de Angstel- het Gein en de Holendrecht samenkomen. Dit punt is nog steeds zichtbaar en bepalend voor de huidige karakteristiek. Ten oosten van het punt waar de drie rivieren samenkomen, rondom het Kerkplein, ligt het zwaartepunt van het oudste deel van de kern Abcoude. Deze bestond verder uit de bebouwingsstructuren aan weerszijden van de rivier het Gein, aan de Amsterdamsestraatweg en aan de Meerweg. De oorspronkelijke bebouwing richtte zich op deze rivieren en had een directe relatie met het agrarisch achterland.

De ruimtelijke structuur van het dorp verandert gedurende enkele eeuwen nauwelijks. Het Kadastrale Minuutplan van 1828 geeft een beeld dat qua omvang en bebouwingsdichtheid weinig afwijkt van de situatie in 1643 (zie afbeelding 3 in bijlage 1).

In de 19e eeuw is een tweede zwaartepunt gerealiseerd in de vorm van het Raadhuisplein. In deze periode vindt een belangrijke uitbreiding plaats van de bebouwingsstructuur langs de Hoogstraat, de Voordijk en de Molenweg. Hierdoor ontwikkelt de kern Abcoude zich in zuidelijke richting. Deze groeirichting wordt versterkt door de bouw van het Fort bij Abcoude in 1883.

Rond 1900 is sprake van een belangrijke uitbreiding van de dorpsbebouwing in de vorm van lintbebouwing langs de bestaande infrastructuur en in aansluiting op de oude dorpskern (onder andere Amsterdamsestraatweg 22 en 26). In de dertiger jaren van de 20ste eeuw komt er een einde aan de oude verkeers- en halteplaatsfunctie van Abcoude. Door de aanleg van de rijksweg wordt het doorgaande verkeer omgelegd. Vooral na de Tweede Wereldoorlog komt Abcoude in de belangstelling van de forenzen te staan. In de tweede helft van de vorige eeuw is Abcoude echter uitgebreid met nieuwe woonwijken, die tegen de oorspronkelijke bebouwing gerealiseerd zijn. Hierdoor is op veel plaatsen in de oorspronkelijke structuur de relatie met het agrarisch gebied verloren gegaan.

Figuur Analyse aanwijzing 1986

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01_0002.jpg"

Beschermd dorpsgezicht

De 'oude' kern van Abcoude is aangewezen tot beschermd dorpsgezicht. Deze aanwijzing is voornamelijk gericht op de bescherming van de ruimtelijke structuur van de oude nederzetting. Tevens wordt hierbij de relatie tot de kern en het weidegebied aan de Stationsstraat en het fort van belang geacht.

Kenmerken van Abcoude die in de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht worden benoemd zijn:

  • ligging van de kern aan de samenkomst de Angstel, het Gein en de Holendrecht;
  • de wegen langs de oevers worden door de drie bruggen over de Angstel, het Gein en de Holendrecht met elkaar verbonden;
  • van de oorspronkelijke directe relatie tussen de kern en het omringende agrarische gebied is nog sprake bij de Stationsstraat en in mindere mate aan de noord-westzijde bij de Meerweg;
  • de ruimtelijke beslotenheid van de oudste kern van de nederzetting;
  • bebouwing is georiënteerd op de straten met achtererven gekeerd naar het water;
  • bebouwing is vrijwel aaneengesloten direct aan de straat in een vloeiende rooilijn gelegen;
  • slechts incidenteel is sprake van een directe relatie met de waterlopen;
  • ruimtelijk karakter van de route Hoogstraat/Kerkplein/Amsterdamsestraatweg wordt bepaald door hogere, meer voorname bebouwing;
  • de laat-19de-eeuwse delen van de nederzetting worden gekenmerkt door een grotere openheid en is van een meer landelijk karakter (beplanting speelt hierin een belangrijke rol) en de voorgevels zijn wel op het water gericht;
  • de 19e-eeuwse ontwikkelingen vormen met de oudste kern een ruimtelijk samenhangend geheel;
  • het kerkplein heeft een pendant in het Raadhuisplein.

Beschrijving omgeving plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de oorspronkelijke bebouwingsstructuur van Abcoude, op de hoek van de Amsterdamsestraatweg en de Broekzijdselaan. Het plangebied ligt in een bocht van de rivier de Angstel.

De Amsterdamsestraatweg, die hier langs de rivier de Angstel loopt, vormt de historische verbinding tussen Abcoude en Amsterdam. In het centrum van Abcoude is de bebouwing aan de Amsterdamsestraatweg kleinschalig van korrel en volume. De bebouwing staat aan twee zijden, dicht tegen de weg, waardoor deze een smal profiel kent. Door de organische ontwikkeling kent de bebouwing kleine verspringingen. Richting het plangebied opent het profiel zich. Enerzijds, omdat de Amsterdamsestraatweg vanaf hier direct tegen de rivier de Angstel loopt en het profiel hierdoor aan de westzijde wordt verbreed tot de (kleinschalige) bebouwing aan de Voordijk. Anderzijds, doordat de hier aanwezige bebouwing bestaat uit losstaande, villa-achtige volumes, die enige afstand tot de weg houden. Deze bebouwing bestaat uit twee lagen met een kap. Het betreft hier monumentale panden met hoge verdiepingen (circa 3,5 m) waarmee de totale hoogte van deze panden circa 10 m bedraagt. De breedte van deze volumes bedraagt ruim 20 m. Nabij het plangebied, in de bocht van de Angstel, opent het profiel zich nog verder. Daarbij verandert ook het karakter. Ten zuiden van het plangebied is de uitstraling van de Amsterdamsestraatweg en de Angstel nogal stenig, ten noorden heeft dit gebied echter een groene uitstraling.

De bebouwing van de Broekzijdselaan, die ten noorden van het plangebied loopt, heeft een kleinschalig karakter. Deze bestaat uit bebouwingsstroken met gestapelde woningen van twee bouwlagen met een schilddak. Het gevelaanzicht bestaat uit aan elkaar geschakelde kopgevels die ten opzichte van elkaar in een bepaalde ritmiek verspringen. Deze bebouwing, die planmatig is gerealiseerd, staat in een rechte rooilijn, evenwijdig aan de weg.

Beschrijving plangebied

Het plangebied zelf is in de bestaande situatie nagenoeg geheel bebouwd en verhard. Oorspronkelijk was het plangebied in gebruik als boerenbedrijf. In de loop van de tijd bleek een gezonde bedrijfsvoering niet meer mogelijk, en is het plangebied in gebruik genomen als coöperatieve locatie (Boerenbond). Met het steeds stedelijker worden van Abcoude, bleek ook deze functie niet meer economisch haalbaar en is het plangebied in gebruik genomen als tuincentrum. Om de exploitatie van dit tuincentrum sluitend te maken, is hier een tankstation aan toegevoegd.

Thans staat aan de Broekzijdselaan de bedrijfsbebouwing, die voornamelijk bestaat uit kassen. De hoek van de Broekzijdselaan en de Amsterdamsestraatweg is ingericht als buitenterrein van het tuincentrum met een nogal rommelige uitstraling. Het zuidelijke deel van het plangebied is in gebruik als pompstation. Dit terrein is geheel verhard. In combinatie met de buitenopslag van het tuincentrum, versterkt het plangebied het stenige karakter van dit deel van de Amsterdamsestraatweg. Verder staan de kap van het pompstation en de reclamezuil in de zichtlijn vanaf de hoek Amsterdamsestraatweg-Dokter van Doornplein. Hierdoor wordt de relatie met het landschap ten noorden van het plangebied verstoord.

Op het zuidelijk deel van het plangebied staat een gemoderniseerde boerderij. De oorspronkelijke boerderij is door brand verloren gegaan. De voorgevel van de nieuwe bebouwing refereert aan de oorspronkelijke boerderij en de rest van het pand heeft een moderne uitstraling. Overigens refereert ook de massa van de nieuwe bebouwing aan de oorspronkelijke bebouwing. Deze boerderij zelf heeft door de brand minder cultuurhistorische waarde gekregen. Het pand past in het ritme van bebouwing langs de Amsterdamsestraatweg en begeleidt de bocht die hier in de weg zit. Bovendien vormt de gevel de afsluiting van de zichtlijn vanuit het centrum.

2.2 Analyse Van De Bestaande Structuur

Door diverse stedenbouwkundige ontwikkelingen van Abcoude, maakt het plangebied deel uit van diverse structuren. Bepalend voor de structuur is de cultuurhistorische context van Abcoude. Hieronder wordt op de diverse structuren ingegaan.

Beschermd dorpsgezicht: Het projectgebied maakt onderdeel uit van het, op grond van artikel 35 van de Monumentenwet aangewezen, beschermd dorpsgezicht. De aanwijzing is primair gericht op het behoud, het herstel en de versterking van de cultuurhistorische waarde (waaronder archeologische waarden) van de binnen het gebied aanwezige monumenten, beeldbepalende panden, gevelwanden, de landschappelijke en natuurlijke waarden en andere elementen, zoals in de toelichting op de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht is bepaald. Het doel van de aanwijzing is, de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor de ruimtelijke ontwikkeling, die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruikmaakt en daarop voortbouwt. Om de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorpsgezicht te behouden en zo mogelijk te kunnen versterken moet bij ontwikkelingen zorgvuldig aandacht worden besteed aan de volgende aspecten:

  • profilering openbare ruimte;
  • overgang openbare en private ruimte;
  • de gevelindeling;
  • de geleding van gebouwen;
  • de kapvorm en -richting;
  • de hoogte;
  • kavelmaat, massa en verbijzondering.

Binnen het als beschermd dorpsgezicht aangewezen oude dorp van Abcoude is de bebouwing aan het water meestal van de rivier afgekeerd, met uitzondering van een aantal 19e-eeuwse panden. Juist richting de locatie, na de kruising met het Dokter van Doornplein, keren de gevels zich naar de rivier toe. Ter hoogte van het plangebied ligt de Amsterdamsestraatweg direct naast het water. De locatie is hierdoor prominent in beeld als entree van het oude dorp.

De bebouwing in het dorp staat geclusterd in een meestal vrij strakke rooilijn. De panden zijn veelal vrijstaand en hebben een gevarieerd uiterlijk. De mansarde-, schild-, en zadelkappen zijn vaak voorzien van een dakkapel. De gevels hebben vaak erkers of naar voren geschoven gevelelementen die boven de daklijst doorlopen. Ramen zijn in de meeste gevels staand, soms in twee rijen boven elkaar. De afwisseling van stucwerk op bijzondere geveldelen en de baksteen gevels geven de wanden een bepaald ritme.

De aanwezige bebouwing binnen het plangebied maakt geen onderdeel uit van de kenmerkende oorspronkelijke bebouwingsstructuur rondom de drie rivieren, maar kan beter worden getypeerd als verrommeld en weinig overzichtelijk. In het aanwijzingsbesluit is opgenomen dat de openheid van het weidegebied noordoostelijk van de Meerweg van belang is. Vanwege de uitgestrektheid is dit gebied echter buiten de aanwijzing gehouden. (De omgeving van) het plangebied lijkt daarom vooral te zijn meegenomen in de aanwijzing, vanwege de relatie die hier wordt gelegd tussen de (historische) kern en het agrarisch gebied. Door de huidige invulling is deze relatie echter niet optimaal herkenbaar. Ook de inrichting van de Amsterdamsestraatweg is weinig zorgvuldig in relatie tot de kwaliteiten van het beschermd stadsgezicht.

Uitbreiding Abcoude: De oorspronkelijke, bovenbeschreven opzet van Abcoude is tot ongeveer 1950 ongewijzigd gebleven. Vanaf de jaren '60 zijn planmatige uitbreidingen gerealiseerd. De eerste uitbreidingen vonden plaats aan de westkant, richting de nieuw aangelegde Rijksweg A2. Vanaf de jaren '80 werd ook het gebied tussen het spoor en de rivieren het Gein en de Holendrecht ingevuld. Vormde het plangebied voorheen het einde van de bebouwing, door deze ontwikkelingen is het plangebied binnen de bebouwingsstructuur van Abcoude komen te liggen. Dat betekent, dat een nieuwe invulling van het plangebied zich ook moet inpassen in deze nieuwe structuur.

Omlegging Dokter van Doornplein: In de jaren '80 is, als onderdeel van de planmatige uitbreiding van Abcoude, het Dokter van Doornplein gerealiseerd. Deze nieuwe straat heeft een deel van de verkeersfunctie van de Amsterdamsestraatweg overgenomen. Hiermee is het historische doorgaande karakter van de Amsterdamsestraatweg minder herkenbaar vanuit het beschermd dorpsgezicht (zoals ook onderkend in het aanwijzingsbesluit). Een nieuwe invulling van het plangebied met een markante invulling biedt kansen om deze relatie weer te versterken.

Aanpassing ontsluitingsstructuur: De oorspronkelijke structuur van Abcoude was gerelateerd aan de rivieren de Angstel, de Holendrecht en het Gein. De oorspronkelijke wegen zijn smal, met de bebouwing direct aan de straat en een stenig karakter. Met de nieuwe uitbreidingen is een nieuwe ontsluitingsstructuur tot stand gekomen met een groter schaalniveau. Deze structuur kenmerkt zich door het brede en ruime profiel van de wegen. Door grasbermen en bomen heeft deze structuur een groen karakter. Plaatselijk is deze weg verbijzonderd met bebouwingsaccenten, zoals bij het Piet Mondriaangebouw en het appartementengebouw op de hoek Pauw in 't Groen en Starnheim.

Door de recente bouw van de derde brug is een schakel in de ontsluitingsstructuur ingevuld, en zijn de Meerlandenweg en de Broekzijdselaan onderdeel geworden van de hoofdstructuur van Abcoude. Thans vormen deze straten een van de belangrijkste verbindingen tussen oost- en westzijde van de kern. Verder maakt deze route deel uit van de verbinding tussen het (recent verplaatste) station en bedrijventerrein Hollandse Kade en de snelweg A2.

De derde brug nabij het plangebied vormt het kruispunt van de kleinschalige historische en de nieuwe grootschalige hoofdstructuur van Abcoude. De invulling van het plangebied biedt kansen deze plek te verbijzonderen, maar ook om een herkenningspunt te zijn op deze voor Abcoude belangrijke route.

2.3 Beschrijving Van De Verkeerssituatie

De Broekzijdselaan is recentelijk heringericht en heeft ter plaatse van de locatie een breed profiel met een dubbele rijbaan en groenstroken aan weerszijde. Aan de noordzijde is een brede groenstrook met een waterpartij gelegen. Het profiel van de Amsterdamsestraatweg is een stuk smaller en de bebouwing staat dicht op de weg. Het parkeren van bezoekers aan het tuincentrum vindt volledig op eigen terrein plaats. Met de komst van de 'derde Brug' is de locatie ook goed bereikbaar vanuit het westelijk deel van Abcoude.

2.4 Visie Op Nieuwe Ontwikkeling

De huidige supermarkt Plus is gevestigd aan de Hoogstraat in het historische centrum van Abcoude. De huidige locatie van deze supermarkt levert problemen op voor het functioneren van het centrum van Abcoude en wordt gezien als storende functie binnen de historische structuur. Bovendien is de huidige locatie te klein om hier een op de toekomst gerichte supermarkt te realiseren. In de directe omgeving van de huidige locatie zijn er geen mogelijkheden om de Plus te huisvesten. Daarom is het initiatief genomen de Plus-supermarkt vanuit het historisch centrum te verplaatsen naar de te herontwikkelen locatie op de hoek van de Broekzijdselaan en de Amsterdamsestraatweg te Abcoude.

2.4.1 Invulling plangebied

Op basis van de bovenstaande beschrijving (zie paragraaf 2.1), is gekomen tot stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het plangebied, die hieronder worden toegelicht. Hierbij zijn de volgende overwegingen van belang:

  • De nieuwe invulling moet in eerste instantie aansluiten op de bebouwing aan de Amsterdamsestraatweg. Deze kenmerkt zich doordat deze vanuit het centrum een steeds grotere schaal krijgt. Deze schaalsprong wordt met name veroorzaakt door de twee monumentale villa's (Amsterdamsestraatweg 22 en 26), die in het derde kwart van de 19e eeuw gerealiseerd zijn. De nieuwe bebouwing moet een vervolg betekenen op de schaalverandering. De nieuwe bebouwing kan bovendien de zichtlijn vanuit het centrum afronden.
  • De Broekzijdselaan kent een breed en groen profiel waarbij de nieuwe bebouwing wordt geplaatst in de rechte rooilijn van de bestaande bebouwing. Aan de Broekzijdselaan moet de bebouwing aansluiten bij het brede en groene profiel en de rechte rooilijn.
  • De bebouwing aan de Amsterdamsestraatweg zal worden teruggelegd, zodat hier een voorterrein voor de supermarkt en overige winkels wordt gecreëerd, waarbij kleinschalig groen moet opgenomen op dit voorterrein.
  • De hoek van het plangebied is een bijzondere plek in Abcoude. In de eerste plaats vormt deze de afronding van de bebouwingsstructuur van de oorspronkelijke bebouwing langs de Amsterdamsestraatweg. Daarnaast vormt deze hoek het snijpunt van de historische en actuele structuur. De nieuwe ontwikkeling moet deze plek verbijzonderen en een accent worden in de hoofdstructuur van Abcoude. De geschiedenis in Abcoude lijkt zich te herhalen: aan de bruggen worden belangrijke functies en ruimten gerealiseerd.

Om de ontwikkeling in te passen in de waardevolle stedenbouwkundige structuur van het centrumgebied Abcoude, zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Op 16 september 2010 heeft de gemeenteraad van Abcoude deze randvoorwaarden vastgesteld, nadat verschillende belangen zijn gewogen. Tijdens deze raadsbijeenkomst zijn presentaties gehouden die naast deze randvoorwaarden ook in gingen op:

  • nut en noodzaak van de verplaatsing van de supermarkt Plus naar deze locatie;
  • het uitgevoerde distributieplanologische onderzoek;
  • de samenhang van de beoogde supermarkt met de detailhandelstructuur; en
  • de noodzaak voor voldoende parkeergelegenheid.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden

De locatie leent zich goed voor dubbel grondgebruik met wonen, parkeren en bijzondere functies (detailhandel, kantoren etc.). Om de ontwikkeling in te passen in de waardevolle stedenbouwkundige structuur van het centrumgebied Abcoude, zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. In het onderstaande figuur zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden verbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01_0003.png"

Figuur 2.1 Stedenbouwkundige randvoorwaarden

De volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de ontwikkeling zijn meegeven:

Ontwerp

De architectuur van de bebouwing moet worden afgestemd op het dorpse karakter en sluit qua typologie, maat, schaal en materiaalgebruik aan op de karakteristiek van de omliggende bebouwing. Een eigentijdse vormgeving van hoge architectonische kwaliteit, is daarbij te verkiezen boven een historiserende en kopiërende architectonische vormgeving.

Oriëntatie

De locatie dient alzijdig te worden benaderd, voorwaarde hierbij is een hoogwaardige architectuur van zowel voorkant als achter- en zijkant. Achterkantsituaties aan openbare wegen, door bijvoorbeeld dichte ramen met reclame, dienen vermeden te worden. De bebouwing moet in de rooilijn van de Broekzijdselaan worden gebouwd. Op de stedenbouwkundige randvoorwaardenkaart zijn de overige rooilijnen aangegeven. Deze rooilijnen zijn maximale rooilijnen die naar binnen mogen worden verschoven. De bijzondere villa naast de locatie aan de Amsterdamsestraatweg (nr. 26) moet vanaf de Broekzijdselaan in het zicht blijven (mag dus niet achter de nieuwe bebouwing worden weggestopt). De entree van de supermarkt moet zich aan de zijde van de Amsterdamsestraatweg bevinden op een geringe afstand van de verbijzonderende hoek, zodat deze direct gelegen is naast de entrees van de overige winkelruimten.

Het geniet de voorkeur om de expeditieruimte van de ingang van de parkeergelegenheid te scheiden.

Maatvoering

De algemeen toelaatbare bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt 13 m. Op de hoek van Broekzijdselaan en Amsterdamsestraatweg is ruimte voor bijzondering van het gebouw, ter plaatse is een bouwhoogte van 16 m toegestaan. Voor de buitenzijde van de bebouwing (naar de Amsterdamsestraatweg en Broekzijdselaan gekeerde zijde) moet een maximumgoothoogte van 8 m in acht genomen worden. Daar waar een hogere bouwhoogte (van 16 m) is toegestaan, geldt een maximumgoothoogte van 11 m. De bouwhoogte van de beganegrondlaag mag maximaal 4 m bedragen. De diepte van de bebouwing boven de beganegrondlaag mag maximaal 12 m diep zijn. Daarachter is maximaal 3 m ruimte gereserveerd voor de ontsluiting van de appartementen. Er moet ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens met de woningen aan de Broekzijdselaan (nr. 6) minimaal 5 m in acht worden genomen.

Verkeer, ontsluiting en parkeren

Het laden en lossen moet inpandig worden opgelost. De parkeergelegenheid en de ingang van de inpandige laad-/lossluis krijgen ieder een eigen inrit, zodat een efficiënte verkeersafwikkeling wordt verkregen. Het benodigd aantal parkeerplaatsen moet op eigen terrein worden gerealiseerd.

Aanvullingen op stedenbouwkundige randvoorwaarden

De volgende aanpassingen en aanvullingen op de stedenbouwkundige randvoorwaarden (september 2010) gelden voor de uitwerking van het plan.

Overleg met welstands- en monumentencommissie

Naar aanleiding van diverse overleggen tussen de welstands- en monumentencommissie, de architect en de stedenbouwkundige in de tweede helft van 2011 gelden de volgende aanpassingen en verfijningen van de stedenbouwkundige randvoorwaarden:

  1. 1. Expeditie: De expeditie zal worden verplaatst van de zijde van de Amsterdamsestraatweg naar de Broekzijdselaan. Hierover bestaat een positief advies van het cluster Verkeer.
  2. 2. Huidige boerderij: Het handhaven van bouwmassa, karakter en gerichtheid van de huidige boerderij. Door zijn markante ligging in de bocht van de Angstel en de Amsterdamsestraatweg vormt de boerderij een beeldbepalend element en vormt het de afsluiting van de zichtlijn vanuit het centrum.
  3. 3. Accent hoek: Het accent op de hoek van de Amsterdamsestraatweg en de Broekzijdselaan kan zich meer onderscheiden, in zowel hoogte als uitstraling. De recente ontwikkelingen op deze plek in Abcoude (derde brug) geven hier aanleiding toe. De hoek wordt nog eens extra verbijzonderd door hier een extra goot- en bouwhoogte van 13 en 19 meter toe te staan.
  4. 4. Rooilijn Amstersdamsestraatweg: De rooilijn in de stedenbouwkundige randvoorwaarden aan de Amsterdam wordt flexibel toegepast, ten einde een visuele opdeling in bouwmassa's te bewerkstelligen en in te kunnen spelen op (en meer) richtingsverschillen. Door de bouwmassa's hiermeer te geleden ontstaat er een aansluiting op het historische karaker van Abcoude (organische ontwikkeling met verspringende bebouwing). Bijvoorkeur worden knippen in de bebouwing opgevangen in overgang tussen diverse verspringende bouwmassa's.

Bouwdiepte appartementen

Daarnaast wordt, op verzoek van de exploitant, de randvoorwaarden ten aanzien van de bouwdiepte van de appartementen aangepast. De diepte wordt vergroot van 12 meter naar 13 meter, zodat er een betere indeling van de appartementen kan worden gemaakt.

2.4.2 Beeldkwaliteitskader

Hieronder worden de beeldkwaliteitsregels, die in aanvulling op de stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn opgesteld, gepresenteerd. Deze zijn gebaseerd op bovenstaande analyse en sluiten aan op zowel de relatie met het beschermd dorpsgezicht als op de positie binnen de structuur van Abcoude. Dit betekent dat er omgang wordt gezocht met zowel het historische als het hedendaagse Abcoude.

Bebouwingsmassa

De bebouwing bestaat uit drie delen: een wand aan de Amsterdamsestraatweg, een wand aan de Broekzijdselaan en de verbijzondering op de hoek.

Amsterdamsestraatweg

De wand aan de Amsterdamsestraatweg bestaat uit verschillende delen. De delen knikken licht ten opzichte van elkaar. Langs de Amsterdamsestraatweg ontstaat een beeld van gelede architectuur van verschillende massa's en verschillende richtingen. De toegang tot de parkeergarage vanaf de Amsterdamsestraatweg dient zorgvuldig te zijn vormgegeven. Langs de Amsterdamsestraatweg wordt een voorterrein voorzien, dat moet bijdragen aan de representatieve en open uitstraling van de entree en voorgevel van de supermarkt en winkels.

Broekzijdselaan

In de gevel aan de Broekzijdselaan zijn geen entrees van winkels beoogd. Om te voorkomen dat hier op de begane grond een gesloten wand ontstaat en het voorterrein levenloos is, worden hier zo mogelijk de entrees van de woningen gerealiseerd. Hiermee wordt aangesloten op de aangrenzende woonbebouwing en het groene voorterrein. De indeling van deze gevel moet aansluiting zoeken bij de schaal van de naastgelegen bebouwing. Tevens zal vanaf de Broekzijdselaan de expeditie van de supermarkt worden georganiseerd.

De hoek

De hoek krijgt een markante uitstraling. Het element dat hier gerealiseerd wordt, markeert het snijpunt van de verschillende structuren van Abcoude. Het markeert de overgang van het historisch centrum naar het buitengebied, maar speelt ook een rol in het hogere schaalniveau van Abcoude.

Architectonische uitwerking

Voor de regels voor de architectonische uitwerking is zoveel mogelijk aangesloten bij de karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht. Deze luiden:

  • Er wordt diversiteit nagestreeft, waardoor er meer een opzet van losse panden ontstaat.
  • Hoofdgebouwen dienen aan de straatzijde te worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 70° bedraagt. In deze kap kunnen accenten worden aangebracht door zadeldaken (topgevels) te plaatsen haaks op de nokrichting. Schuine daken worden afgedekt met gegolfde zwarte pannen of leien. Dakramen en dakkapellen dienen de indeling van de gevels of het pand te versterken.
  • Op- en aanbouwen zoals balkons en dakkapellen etc. zijn ondergeschikt vormgegeven als toegevoegd element, als accent of opgenomen in de hoofdmassa en kunnen worden ingezet als verbijzondering van de gevel. Dakkapellen moeten duidelijk ondergeschikt zijn en niet in twee lagen in het dakvlak worden gerealiseerd. Balkons dienen bij voorkeur aan de achterzijde te worden geplaatst of te worden opgenomen in de bouwmassa.
  • Uitvoering met ramen die verticaliteit benadrukken. Deze ramen in rij geplaatst geven tevens horizontaliteit mee aan het blok zodat de zijden aan de Amsterdamsestraatweg en de Broekzijdselaan een eenheid vormen aan weerszijden van het accent op de kop.
  • Aanbouwen van de woningen kunnen alleen aan de achterzijde worden opgenomen. Aangebouwen zijn in beginsel niet toegestaan in het binnenterrein (achter de woningen) en op het voorerf (ruimte voor de supermarkt).
  • Het materiaalgebruik van de zichtbare gevels vanuit de openbare ruimte heeft samenhang met de historische materialen zoals baksteen, (wit) pleisterwerk of hout.
  • Het kleurgebruik en reclame-uitingen zijn eenduidig en terughoudend.

Openbare ruimte

  • De zichtlijn vanaf de hoek Amsterdamsestraatweg en Dokter van Doornplein richting het Abcoudermeer moet vrij blijven van objecten en reclame-uitingen.
  • Het parkeerterrein voor de beoogde supermarkt wordt landschappelijk ingepast, waarbij gebruik wordt gemaakt van streekeigen kleinschalige beplanting (bosschages en heggen).
  • De openbare ruimte aan de Broekzijdselaan wordt groen ingericht, aansluitend bij de inrichting van het omliggend gebied.
  • De profilering en indeling van de openbare ruimte alsmede het materiaalgebruik, hieronder mede begrepen straatmeubilair, dient aan te sluiten op de architectuur van het gebouw.
  • De overgang tussen de openbare en de private ruimte dient een steenachtig karakter te dragen, zoals stoepen.

2.4.3 Programma

Uit de bovenstaande randvoorwaarden vloeit het volgende maximum programma (worse case benadering):

  • ten hoogste 2.135 m2 bvo supermarkt;
  • overige detailhandel (waarbij inclusief de supermarkt ten hoogste 2.585 m2 bvo detailhandel is toegestaan);
  • ten hoogste 35 appartementen.

In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt het beoogde programma getoetst aan het huidige beleid en wet- en regelgeving.

2.4.4 Bezonningsonderzoek

Door Van Moort & Partners Architecten bv is een bezonningsstudie opgesteld voor de Plusmarkt (zie bijlage 2). Deze studie geeft inzicht in de schaduwwerking van de nieuwbouw ten opzichte van de huidige bebouwing. In deze studie is uitgegaan van de vier rerentiedagen 21 maart (begin van de lente), 21 juni (begin van de zomer), 23 september (begin van de herfst) en 21 december (begin van de winter).

Conclusie

Uit de bezonningstudie (zie bijlage 2) kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • De schaduw van de nieuwbouw valt grotendeels op de Broekzijdselaan en op het eigen binnenterrein.
  • Er valt een zeer beperkte extra schaduw op de achtertuinen van de woningen direct ten noorden van de nieuwbouw aan de Broekzijdselaan (nummers 6 en 8) in vergelijking met de schaduw van de huidige bebouwing in de late middag op de peildag in de winter en in de middag op de peildatum in de zomer (hoogzomer). In de lente, vroege en late zomer en in de herfst is hiervan geen sprake.
  • Het pand dat direct ten oosten van de ontwikkellocatie zal als gevolg van het plan in de middag sprake zijn van minder lichtinval (beperkt).
  • Van overige extra schaduwhinder op andere percelen is geen sprake.

Gezien de beperkte extra schaduwhinder op kavels van de achtergelegen woningen aan de Broekzijdselaan en het pand direct ten oosten van de kavel wordt de ontwikkeling aanvaardbaar geacht.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid En Regelgeving

3.1 Inleiding

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.

Dit hoofdstuk beschrijft in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, in overeenstemming is met het geldende ruimtelijke beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Het in dit hoofdstuk samengevatte beleidskader is niet uitputtend. Het geldende beleidskader op bijvoorbeeld het gebied van water en milieu is weergegeven in desbetreffende paragrafen in hoofdstuk 4.

3.2 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de vestiging van het initiatief past binnen het huidig beleid van Rijk, provincie en gemeente.

3.3 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Barro (2011)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;

Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is tot nu toe gedeeltelijk vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:

  • Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Beschermd stadsgezicht

Het plangebied is geheel gelegen binnen het op grond van artikel 35 van de Monumentenwet (destijds artikel 20) aangewezen beschermd dorpsgezicht. Het op 21 december 2000 door de raad van de gemeente Abcoude vastgestelde bestemmingsplan 'beschermd dorpsgezicht Abcoude' voldoet aan de verplichting als bedoeld in artikel 36 lid 1 van de Monumentenwet met uitzondering van de gronden van de Meerlandenweg en de gronden bestemd voor de (derde) brug over de Angstel.

De aanwijzing is voornamelijk gericht op de bescherming van de ruimtelijke structuur van het oude dorp, zoals deze zich tot in de 19e eeuw heeft ontwikkeld, in samenhang met de openheid van het gebied tussen Gein en het fort en in mindere mate op de nog aanwezige historische bebouwing.

Deze aanwijzing heeft gevolgen voor het gebruik en de vormgeving van panden en terreinen binnen het aangewezen gebied. De Monumentenwet bepaalt dat de benodigde bescherming moet worden geregeld in een bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan dient daarom extra regelingen te bevatten, waarmee deze bescherming kan worden gewaarborgd.

3.4 Provinciaal Beleid

Structuurvisie 2005-2015 (2009)

Het ruimtelijk beleid van de provincie is neergelegd in het in 2005 vastgestelde Streekplan. Na inwerkingtreding van de Wro (juli 2008) heeft het Streekplan de status van Structuurvisie. De nieuwe Structuurvisie 2013-2025 is in voorbereiding.

Kwaliteit, uitvoering en samenwerking; dit zijn de begrippen die samen de rode draad vormen van het streekplan.

Zorgvuldig, intensief en meervoudig ruimtegebruik kan een bijdrage leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Wij gaan bij ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied, daarom zorgvuldig om met het benutten van de ruimte. Dit geldt zowel voor bestaande als voor nieuwe functies.

Voor woningbouw is het onze ambitie om, bovenop de restcapaciteiten (in bestaande ruimtelijke plannen toebedeelde, maar nog niet gebruikte capaciteiten), gemiddeld ten minste vijftig procent van het totale provinciale woningbouwprogramma (nieuwe inbreiding en uitbreiding) in het bestaande stedelijk gebied te realiseren. Met inbreiden, transformeren, intensiveren en combineren van functies (meervoudig ruimtegebruik) kunnen we dat bewerkstelligen.

Abcoude

De kern Abcoude ligt zowel in het Groene Hart als in het Belvedèregebied Vechtstreek. Om die reden geldt er een restrictief beleid.

De provincie Utrecht gaat uit van een woningbouwprogramma van 200 woningen in Abcoude. Dat past in een terughoudend verstedelijkingsbeleid. Het programma kan grotendeels worden ingevuld door het benutten van restcapaciteit. Daarnaast is er in de kern nog ruimte voor inbreiding en transformatie.

Detailhandel

In de Provinciale Visie Detailhandel (januari 2003) zijn beleidsuitgangspunten voor de verschillende winkelgebiedstypen beschreven. In de Structuurvisie 2005-2015 zijn deze overgenomen.

  • Recreatieve centra: behoud en versterken van de positie van recreatieve centra heeft prioriteit. Ontwikkelingen die de positie van de centra kunnen ondermijnen dienen te worden tegengegaan.
  • Gemakscentra: streven naar een volwaardig en compleet voorzieningenniveau op wijkniveau en voor zover haalbaar op buurtniveau.
  • Grootschalige concentraties: voor grootschalige detailhandelsvestigingen (>1.500 m² bvo per winkel) geldt dat deze zo veel mogelijk dienen aan te sluiten bij bestaande detailhandelsconcentraties en ze moeten goed bereikbaar zijn met openbaar vervoer en per auto.

Bij een aanvraag voor ontwikkeling van detailhandel zijn de gevolgen voor de voorzieningenstructuur van essentieel belang. Hierbij zal conform de provinciale uitgangspunten voornamelijk worden getoetst op grond van de volgende ruimtelijk relevante overwegingen:

  • handhaven van de open ruimte (geen weidewinkels);
  • mobiliteit en milieu (milieubelasting, verkeersdruk, verkeersaantrekkende werking, parkeerproblematiek, shophoppen);
  • kwaliteit van de stad en de stedenbouw (omvang winkels in relatie tot de omgeving);
  • distributieve structuur (aantasting, duurzame ontwrichting of versterking van de distributieve structuur).

Onderzoek zal moeten aantonen in hoeverre de detailhandelsstructuur op lokaal en regionaal niveau gevolgen zal ondervinden van toevoegingen, in hoeverre er bereikbaarheids- en parkeerproblemen zullen gaan optreden en wat de toegevoegde waarde is voor de bestaande detailhandel. In hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan worden de genoemde onderwerpen onderzocht.

Locatiebeleid provincie Utrecht

Het nieuwe provinciale locatiebeleid heeft een veel bredere insteek. Bereikbaarheid is een belangrijk aspect, maar ook economische ontwikkelingsmogelijkheden, milieu en ruimtelijke kwaliteit hebben we in ons beleid geïntegreerd. Vraag en aanbod willen wij met elkaar in evenwicht brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief.

We onderscheiden zeven vestigingsmilieus. Deze variëren van hoogstedelijk met een grote mate van functiemenging tot buitenstedelijk met meer specifieke vormen van ruimtegebruik, als de bedrijfsactiviteit zich niet goed laat mengen met wonen of als specifieke eisen worden gesteld aan de bereikbaarheid. Omdat het mengen van functies belangrijk is voor de stedelijke vitaliteit hanteren we als uitgangspunt: mengen waar mogelijk en ontmengen waar nodig.

Het gemengde woonwerkmilieu bevindt zich in gebieden in steden en dorpen waar de woonfunctie dominant is, waaronder Abcoude. Mengen van wonen met andere kleinschalige functies is gewenst, waarbij hinder voor de omwonenden zo veel mogelijk moet worden voorkomen. In plannen voor stedelijke vernieuwing dienen de mogelijkheden voor functieverandering ten gunste van het werken te worden afgewogen.

Het grondgebruik is weinig intensief. Langs de toegangswegen zijn mogelijkheden voor intensiever ruimtegebruik. Hier liggen ook goede mogelijkheden voor het toevoegen van extra functies, zoals kleinschalige bedrijven, kantoren en leisure (sport en horeca) met een lokale aantrekkingskracht.

Dit werkmilieu is matig ontsloten met het openbaar vervoer. De bereikbaarheid met de auto en de fiets is goed. In parkeren voor bedrijven dient zo veel mogelijk op eigen terrein of collectief te worden voorzien. In dit werkmilieu zal in het algemeen de minste milieuhinder optreden.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht (2009)

Artikel 7.1 Stedelijk gebied

  • Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als 'Stedelijk gebied' bevat bestemmingen en regels voor woningbouw op nieuwe uitbreidingslocaties waarbij de woningbouwaantallen genoemd in bijlage Woningbouwaantallen, onder het kopje nieuwe uitbreiding, richtinggevend zijn. Voor de kernen Maarn, Wilnis en Linschoten zijn de woningbouwaantallen genoemd in de bijlage Woningbouwaantallen onder het kopje restcapaciteit richtinggevend.
  • Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als 'Stedelijk gebied' bevat bestemmingen en regels voor bedrijventerreinen op nieuwe locaties waarbij de maximale bruto-omvang is genoemd in bijlage Bedrijventerreinen. Daarnaast geldt voor de kernen Wijk bij Duurstede, Renswoude en Soesterberg de nettorestcapaciteit genoemd in de bijlage Bedrijventerreinen.
  • Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als 'Stedelijk gebied' bevat bestemmingen en regels die waarborgen dat het locatiebeleid, zoals genoemd in het locatiebeleid, in acht wordt genomen indien het bestemmingsplan voorziet in de realisering of herstructurering van een bedrijventerrein.

3.5 Gemeentelijk Beleid

Kadernotitie Structuurvisie De Ronde Venen (2010)

In 2011 is de gemeentelijke herindeling Abcoude en De Ronde Venen een feit. Om de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling in beeld te brengen wordt een structuurvisie opgesteld.

Bij het maken van de structuurvisie is eerst de agenda bepaald: waar moet de structuurvisie over gaan? Dit staat beschreven in een kadernotitie die net verschenen is. Deze kadernotitie vormt de basis voor de Structuurvisie die in een later stadium wordt afgerond.

Stedelijke ontwikkeling

In kleine kernen in Het Groene Hart is het noodzakelijk zeer zorgvuldig om te gaan met de beschikbare ruimte. Alle kernen hebben een rode contour, bouwen mag alleen binnen die rode contour.

De gemeente zet zich in om tot een evenwichtige woningvoorraad te komen die sociaal, ecologisch en economisch duurzaam is. Ofwel: toekomstbestendig voor mensen, milieu en markt.

Abcoude heeft een gevarieerd winkelbestand voor de dagelijkse boodschappen, waaronder twee supermarkten. Beide supermarkten hebben ideeën voor uitbreiding al is hiervoor maar in beperkte mate ruimte in het centrum. Grootste obstakel is de beperkte parkeergelegenheid. Het probleem laat zich door de schaarse ruimte moeilijk oplossen.

Woonvisie De Ronde Venen (2013)

Doorstroming staat centraal in de Woonvisie, met daarbij drie speerpunten: bouwen voor kwaliteit, beter benutten van de bestaande voorraad en vermarkten van de gemeente als aantrekkelijke woonplaats. Ten aanzien van nieuwbouw is het uitgangspunt het toevoegen van nieuwe woonmilieus:

  1. 5. Rust en Ruimte: grondgebonden woningen in een woonomgeving die gebruik maakt van de kwaliteit van het landschap;
  2. 6. Voorzieningen om de hoek: gelijkvloerse woningen in de nabijheid van voorzieningen in de dorpscentra van Mijdrecht, Abcoude en Vinkeveen.

Tevens stelt de Woonvisie voorwaarden aan energiebesparing en levensloopbestendigheid. Hoewel de vraag naar appartementen in Abcoude minder sterk is dan in de andere kernen in de gemeente, ziet de gemeente kansen voor het woonmilieu Voorzieningen om de hoek. Op basis van het woningbehoefteonderzoek (2012) schetst de Woonvisie een realistische opgave van 300 woningen in Abcoude t/m 2020, mede rekening houdend met de gunstige positie op de regionale woningmarkt.

Welstandsnota (2003)

In de Welstandsnota (Breukelen, Loenen en Abcoude, oktober 2003, Architectenwerk Twan Jütte) zijn deelgebieden aangewezen. Rond 1900 was de locatie de uiterste bebouwingsrand van dorp Abcoude. Nu markeert de locatie de entree van het historische centrum van Abcoude. Bijzondere elementen zijn de drie bruggen en het Fort. Door de nieuwe ontsluitingsstructuur door de komst van de vierde brug krijgt de locatie een extra bijzondere ligging waarbij het front aan het water extra belangrijk wordt en het historische centrum markeert.

In de welstandsnota worden voor het dorp een aantal welstandscriteria benoemd die aangevuld worden met criteria ontwikkelingen die binnen het beschermd dorpsgezicht plaatsvinden. Het betreft echter veelal wijzigingen en toevoegingen op en aan bestaande gebouwen. De Welstandsnota gaat uit van een aantal categorieën van criteria. Deze criteria worden ook voor deze locatie aangehouden om opname in de welstandsnota zo eenvoudig mogelijk te houden.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Distributieplanologisch Onderzoek

In deze paragraaf wordt een actuele distributieplanologische analyse gemaakt van de ruimtelijk-economische aanvaardbaarheid van de beoogde ontwikkeling aan de Broekzijdselaan in Abcoude. Deze ontwikkeling bestaat uit een supermarkt van maximaal 2.135 m² bruto vloeroppervlak (bvo) en maximaal 450 m² bvo overige winkels.

In ruimtelijk-economisch onderzoek wordt doorgaans gerekend met winkelvloeroppervlak (wvo), zijnde het voor consumenten toegankelijke/zichtbare deel van de winkel (exclusief magazijn, kantoor, sociale en technische ruimten). Het wvo is gemiddeld 80% van het bvo, waardoor in deze paragraaf wordt uitgegaan van een supermarkt van 1.700 m² wvo en 360 m² wvo overige winkels.

In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  1. 1. het mogelijk kwalitatief effect van de ontwikkeling;
  2. 2. de omvang met actuele jurisprudentie;
  3. 3. de actuele economische analyse.

Mogelijk kwalitatief effect op de detailhandelsstructuur van Abcoude

De verplaatsing van de Plus supermarkt van de Hoogstraat naar de beoogde locatie aan de rand van het centrumgebied betekent dat een trekker uit de zuidkant van het centrum weggaat. Tegelijk betekent dit dat de parkeerdruk op 't Marktvelt vermindert; een supermarkt heeft een relatief grote verkeersaantrekkende werking. Er wordt van uitgegaan dat in het pand van de Plus geen supermarkt terugkomt. Een pand van dergelijke omvang is voor veel meer winkelvormen geschikt, zoals een warenhuis, winkel in huishoudelijke artikelen, speelgoedwinkel, textielwarenhuis, kledingwinkel etc. Ook dit soort winkels oefent aantrekkingskracht uit op consumenten. Locaties met een dergelijke omvang komen niet vaak beschikbaar in een centrumgebied, daarom kunnen na verplaatsing van de Plus verhuisbewegingen op gang komen in het kernwinkelgebied. Van dergelijke hernieuwde dynamiek kan het centrumgebied sterk profiteren.

Het effect van de verplaatsing van de Plus op de detailhandelsstructuur van het centrum van Abcoude is om bovenstaande redenen lastig te voorspellen, maar als een aantrekkelijke winkel zich in het Pluspand vestigt zal het zuidelijke deel van het centrumgebied economisch-duurzaam blijven functioneren.

Winkelleegstand op zich is geen reden om ontwikkeling van detailhandel tegen te houden

In de recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Emmeloord - De Deel, Stadshart”, nr. 201200385/1/R2) stelt de Afdeling niet dat de leegstand op zich onaanvaardbaar is, maar dat de gemeenteraad het ontstaan van leegstand moet meenemen in de afweging van de planologische aanvaardbaarheid van een winkelontwikkeling.

Om in staat te zijn een voldoende zorgvuldige afweging te maken zijn deze, met elkaar samenhangende aspecten van belang.

  • Uitgaan van de juiste gegevens: Er moet worden uitgegaan van de juiste en meest recente gegevens, waarbij het van belang is dat het níet hanteren van de meest recente gegevens leidt tot een andere afweging.
  • Het geven van een juist inzicht in de gevolgen: Wanneer de gemeenteraad op basis van de juiste gegevens tot een afweging komt, waarbij zij motiveren dat zij de leegstand aanvaardbaar achten (of hiervoor een specifiek beleid ontwikkelen), dan is er sprake van een zorgvuldige afweging van belangen en dus een goede ruimtelijke ordening.
  • Gevolgen beoordelen vanuit de ruimtelijke winkelstructuur: Bij het beoordelen van de gevolgen zijn niet zozeer de cijfermatige gevolgen (zoals % omzetverlies) van belang, maar het effect op de winkelstructuur, waarbij inzicht wordt gegeven in de huidige ruimtelijke winkelstructuur en de eventuele positionering van de verschillende onderdelen hiervan ten opzichte van elkaar.

Actuele uitgangspunten ruimtelijk-economische analyse

In tabel 4.1 zijn de actuele uitgangspunten voor de ruimtelijk-economische (distributieplanologische) analyse weergegeven met daarbij de overwegingen die van invloed zijn op het gebruikte uitgangspunt. De uitgangspunten zijn afkomstig uit de voor dit doel gebruikelijke, actuele en herleidbare bronnen, zoals de gemeente De Ronde Venen, het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en winkeldataleverancier Locatus.

Tabel 4.1 Uitganspunten actuele ruimtelijk-economische analyse

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01_0004.jpg"

Analyse economisch effect

In tabel 4.2 is het economisch effect van de verplaatsing en uitbreiding van de Plus samen met de realisatie van het aanvullend winkelaanbod berekend.

Tabel 4.2 Economische analyse van de situatie voor en na de realisatie van de ontwikkeling aan de Broekzijdselaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01_0005.jpg"

In de huidige economische omstandigheden is er ruimte voor ontwikkeling van de detailhandel. Het gemiddeld functioneren van het winkelaanbod in Abcoude bevindt zich namelijk 25% boven de gemiddelde vloerproductiviteit in Nederland.

Na realisatie van de beoogde Plus met aanvullend winkelaanbod aan de Broekzijdselaan zal de gemiddelde omzet van de detailhandel in dagelijkse goederen beperkt beneden het landelijk gemiddelde uitkomen; het verschil ligt tussen 11% en 6% – afhankelijk van de mate van toevloeiing van bestedingen. Bij dergelijke verschillen blijft er voor de detailhandel in dagelijkse goederen in Abcoude in beginsel voldoende omzet voor economisch-duurzaam functioneren te behalen, waardoor er geen structuurverstorend effect te verwachten is.

Wanneer niet alle aanvullende winkels in het programma uit de sector dagelijkse goederen komen, zal het effect op de markt minder zijn dan in tabel 4.2 is weergegeven. Het is namelijk niet onwaarschijnlijk dat bijvoorbeeld ook een bloemist, dierspeciaalzaak en/of winkel in huishoudelijke artikelen (allen behorend tot de sector niet-dagelijkse goederen) naast een supermarkt wil vestigen.

Vertreklocatie

De achter te laten locatie van de Plus wordt naar verwachting niet opnieuw ingevuld met een supermarkt, omdat deze locatie met circa 930 m² wvo te klein is voor een hedendaagse full-servicesupermarkt. Te meer, omdat in de omgeving te weinig parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor een supermarkt. Wanneer zich de theoretische situatie zou voordoen dat de oude supermarktlocatie met een andere supermarkt zou worden ingevuld, dan zou dit eventueel tot sluiting van één van de (dan) drie supermarkten in Abcoude kúnnen leiden. Er blijven vervolgens echter nog steeds twee supermarkten over, waardoor inwoners van de kern ook in die situatie op een aanvaardbare afstand – in het 'eigen' centrumgebied – een voldoende voorzieningenniveau hebben dus hun dagelijkse boodschappen kunnen blijven doen. Van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur is ook bij een dergelijke (theoretische) situatie geen sprake.

Conclusie economische analyse

In de actuele uitgangspunten voor de analyse is het effect van de huidige economische conjunctuur (en van toenemende internetverkopen) meegenomen. Wanneer rekening wordt gehouden met de actuele uitgangspunten, is de conclusie dat er na realisatie van de beoogde ontwikkeling voor alle winkels in dagelijkse goederen in Abcoude voldoende omzet te behalen blijft. Een onaanvaardbare toename van de leegstand is dan ook niet te verwachten, waardoor de inwoners van Abcoude op dezelfde, aanvaarbare afstand de dagelijkse boodschappen kunnen blijven doen. Van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur is geen sprake.

Omgang met DPO

In het kader van de beleidsmatige afweging of een winkelontwikkeling kan worden toegestaan, kan de uitkomst van een DPO een rol spelen. Recente jurisprudentie stelt echter wel dat de uitkomst van dit onderzoek niet van doorslaggevend belang hoeft te zijn. Naast DPO spelen andere, ruimtelijke aspecten een rol, waaronder stedenbouwkundige kwaliteit van het plan, opvang van de parkeerbehoefte, beoogde ontwikkelingen elders en het eventueel oplossen van een probleem elders. In dit bestemmingsplan worden de ruimtelijke aspecten afgewogen.

Duidelijk is dat het gemeentebestuur een eigen afweging maakt bij detailhandelsontwikkeling, dit in relatie tot de gemeentelijke wensen over de gewenste voorzieningenstructuur. De planologische toets heeft als focus het zorgen voor winkelaanbod in een goede kwaliteit op aanvaardbare afstand voor de inwoners van Abcoude. Omdat de omvang en locatie van de beoogde Plus supermarkt past binnen de detailhandelsstructuur van Abcoude, is de conclusie dat voor de inwoners goed winkelaanbod op aanvaardbare afstand voor lange tijd gewaarborgd is.

4.2 Parkeerbehoefte

Het succesvol functioneren van de supermarkt wordt in sterke mate bepaald door een goede autobereikbaarheid van de locatie: het aanbod aan en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen moet voldoende zijn. De parkeerbehoefte van het beoogd programma komt daarom hierna aan de orde.

Parkeren

Er moet worden voorzien in voldoende (gebouwde) parkeerplaatsen. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte van het beoogde programma op de locatie is uitgegaan van de CROW-publicatie 182 (2008). Er is uitgegaan van de kengetallen die gelden voor de schil/overloopgebieden van kernen die weinig stedelijk zijn.

Detailhandel

Het detailhandelprogramma voor de nieuwe Plus-locatie bestaat uit twee winkelvormen:

  • ten hoogste 2.135 m2 bvo supermarkt;
  • overige detailhandel.

In totaal is ten hoogste 2.585 m2 bvo detailhandel (inclusief de supermarkt) toegestaan. Voor beide typen detailhandel geldt een parkeernorm van 3,0 tot 4,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.

Voor de supermarkt wordt uitgegaan van de bovengrens van 4,5 parkeerplaats per 100 m2 bvo. De redenen hiervoor worden genoemd in bij bijlage 3 van dit bestemmingsplan. Voor de overige detailhandel is de ondergrens van 3,0 parkeerplaats per 100 m2 bvo passend.

Het benodigd aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de totale omvang en verdeling naar type detailhandel. Indien 2.135 m2 bvo supermarkt en 450 m2 bvo overige detailhandel wordt gerealiseerd, dan zullen (4,5 x 21,35 + 3,0 x 4,50 =) 110 parkeerplaatsen voor de functie detailhandel benodigd zijn. Daarnaast moet rekening worden gehouden met parkeerplaatsen voor de appartementen (zie onderstaande alinea).

Woningen

Het woonprogramma bestaat uit ten hoogste 35 appartementen. De bijbehorende parkeernorm is afhankelijk van de prijsklasse van de te realiseren appartementen:

- 1,4 parkeerplaats per startersappartement;

- 1,7 parkeerplaats per appartement in het middensegment;

- 1,85 parkeerplaats per appartement in het dure segment.

De parkeerplaatsen van zowel het detailhandel- als het woonprogramma dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd.

Dubbelgebruik

Als de parkeerplaatsen die gereserveerd zijn voor de woningen vrij beschikbaar zijn (niet afgeschermd) dan kan rekening worden gehouden met verwacht dubbelgebruik van de parkeerplaatsen. Gebaseerd op de CROW-publicatie 182 (2008) kan 10% van de parkeerplaatsen die beschikbaar zijn voor de woningen dubbel gebruikt worden op de maatgevende koopavond.

4.3 Verkeersgeneratie

De beoogde ontwikkeling zal nieuw verkeer genereren en bestaande verkeersstromen van en naar de huidige en toekomstige locatie van de supermarkt doen wijzigen.

Verkeersgeneratie van de nieuwe woningen

In de publicatie 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer' van het CROW (publicatie 256) zijn kengetallen opgenomen voor de verkeersgeneratie van woningen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar woonmilieu. Op de locatie zullen 35 nieuwe woningen worden gerealiseerd. Uitgaande van een woonmilieutype V 'centrum-dorps' (conform tabel 4 uit publicatie 256) bedraagt de verkeersgeneratie op een werkdag 7,0 mvt/etmaal per woning en omgerekend naar weekdag 6,3 mvt/etmaal per woning. Uitgaande van 35 woningen betekent dit een totaal te verwachten verkeersgeneratie van circa 220 mvt/etmaal als gevolg van de woningbouwontwikkeling.

Berekening op basis CROW-kencijfers publicatie 272

In de publicatie 'Verkeersgeneratie voorzieningen, kengetallen gemotoriseerd verkeer' van het CROW (publicatie 272) zijn kengetallen opgenomen voor de verkeersgeneratie van supermarkten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in buurtsupermarkten, discountsupermarkten, fullservice supermarkten (laag en middellaag prijsniveau), fullservice supermarkten (middelhoog en hoog prijsniveau), grote supermarkten en groothandels in levensmiddelen (selfservice). Voor de supermarkt te Abcoude is sprake van een fullservice supermarkt met een middelhoog tot hoog prijsniveau. Het serviceniveau is hoog en het assortiment is uitgebreid. Het verzorgingsgebied is kleiner dan van een supermarkt met een lager prijsniveau. De verblijfsduur bedraagt gemiddeld 25 minuten.

In CROW-publicatie 272 is aangegeven dat de verkeersgeneratie van een fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) in mvt/etmaal per weekdag voor het schilgebied rondom een centrum circa 82,3 mvt/etmaal per 100 m2 bvo bedraagt. De omvang van de nieuwe supermarkt in Abcoude zal circa 2.135 m2 bvo bedragen. De overige detailhandel (circa 450 m2 bvo) op de locatie zal hoofdzakelijk aanvullend zijn op het supermarktassortiment en daarmee naar verwachting eveneens verkeer genereren in eenzelfde verhouding als de supermarkt. Voor de berekening van de verkeersgeneratie is dan ook uitgegaan van een totale oppervlakte van 2.585 m2 bvo en is het verkeersgeneratiekental voor fullservice supermarkten (middelhoog en hoog prijsniveau) toegepast. Dit resulteert een weekdaggemiddelde van ruim 2.100 mvt/etmaal. De verkeersgeneratie van de woningen bedraagt 220 mvt/etmaal, waardoor de totale verkeersgeneratie uitkomt op circa 2.320 mvt/etmaal.

Totale verkeersgeneratie

De verkeerstoename van de nieuwe ontwikkelingen bedraagt conform de richtlijnen van het CROW 2.320 mvt/etmaal, zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Voorts wordt vanuit een wostcasebenadering geen aftrek toegepast voor het vervallen van de huidige supermarkt, omdat er sprake is van een andere locatie. Wel mag de verkeersgeneratie van de huidige (te vervallen) functie op de locatie worden afgetrokken. Deze bedraagt 305 mvt/etmaal, waardoor de verkeersgeneratie 2.105 mvt/etmaal bedraagt. Dit verkeer zal zich als volgt over de wegen verdelen:

  • Broekzijdselaan richting station 10%;
  • Amsterdamsestraatweg/Dokter van Doornplein richting zuid 30% (het gaat per weg om een toename van 15% in verband met eenrichtingsverkeer);
  • Nieuwe Amsterdamseweg 10%;
  • Meerlandenweg 50%.

Hierbij wordt rekening gehouden met het eenrichtingsverkeer op de Amsterdamsestraatweg en het Dokter van Doornplein.

Voor het bepalen van de verkeersintensiteiten wordt aangesloten bij het verkeersmodel van Abcoude. Het verkeersmodel kent prognosecijfers voor 2017. Deze verkeersprognoses liggen hoger dan recente verkeerstellingen in Abcoude, waardoor gesteld kan worden dat het verkeersmodel het zogenaamde 'worstcasescenario' schetst. Om rekening te houden met andere ruimtelijke ontwikkelingen binnen Abcoude, wordt voor de doorrekening tussen 2017 en 2023 gerekend met een relatief hoog jaarlijks groeipercentage van 1,5% per jaar. Op basis van landelijk onderzoek (RBOI 2009) bedraagt de gemiddelde verkeersgroei in weinig stedelijke kernen 0,91% per jaar. Door rekening te houden met 1,5% per jaar wordt uitgegaan van een worstcase scenario, waarin ook ruimtelijke ontwikkelingen tussen 2017 en 2023 meegenomen worden in het bestemmingsplan. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling is toegedeeld op de omliggende wegen. Zowel voor het autonome verkeer als voor het verkeer van en naar de supermarkt wordt uitgegaan van een spitsuurpercentage van 10%. De verkeersgegevens inclusief en exclusief de ontwikkeling zijn in tabel 4.3 weergegeven. Voor de Amsterdamsestraatweg en het Dokter van Doornplein is bij de verkeerstoedeling rekening gehouden met eenrichtingsverkeer. Verder is een correctie op het verkeersmodel toegepast, omdat het eenrichtingsverkeer niet als zodanig in het model is opgenomen.

Tabel 4.3 Verkeersintensiteiten exclusief en inclusief ontwikkeling

verkeersmodel 2017 Verkeersintensiteit prognosejaar 2023 Toename a.g.v. de ontwikkeling Verkeersintensiteit incl. ontwikkeling*
Meerlandenweg 7.600 8.310 1.053 9.350
Broekzijdselaan 8.250 9.021 737 9.750
Nieuwe Amsterdamseweg 10.250 11.208 211 11.400
Amsterdamsestraatweg (ten zuiden van de locatie)** 2.125 2.324 316 2.650
Dokter van Doornplein** 2.125 2.324 316 2.650

*afgerond op 50-tallen

** uitgaande van eenrichtingsverkeer op deze wegen. Daarom is gerekend met de halve verkeersintensiteit van het wegvak Kerkplein ten zuiden van de aansluiting Amsterdamsestraatweg/Dokter van Doornplein

De onderbouwing van de verkeersafwikkeling dient vooral gericht te zijn op de omliggende kruispunten, omdat kruispunten de zwakste schakel in het verkeerssysteem vormen. Van belang is de rotonde Nieuwe Amsterdamseweg/Broekzijdselaan. Conform de CROW-richtlijnen is de maximale capaciteit van een enkelstrooks rotonde 20.000 tot 25.000 mvt/etmaal, waarbij gekeken moet worden naar de som van de intensiteiten op de toeleidende takken. Voor de genoemde rotonde bedraagt de som van de toeleidende takken circa 16.000 mvt/etmaal en ligt lager dan de capaciteit van de rotonde. Het verkeer kan dus afgewikkeld worden.

Daarnaast is het kruispunt Broekzijdselaan/Meerlandenweg/Amsterdamsestraatweg van belang. Om de verkeersafwikkeling op dit kruispunt te beoordelen is een indicatieve kruispuntberekening gemaakt met het softwarepakket Omni-X voor een spitsperiode, zie bijlage 4. Daaruit blijkt dat de I/C-verhouding is de spitsperiode 0,87 bedraagt. Bij een I/C-verhouding tussen 0,85 en 0,90 wordt de verkeersafwikkeling kritisch, maar is een redelijke afwikkeling over het algemeen nog gewaarborgd. Bij een I/C-verhouding hoger dan 0,90 treedt structureel filevorming op.

Geconcludeerd wordt dat de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen af te wikkelen zijn. De rotonde Broekzijdselaan/Nieuwe Amsterdamseweg kan het verkeer goed afwikkelen. De verkeersafwikkeling is in 2023 nog gewaarborgd, maar benaderd op grond van bovenstaande worstcasebenadering de maximale capaciteit van het kruispunt (I/C-verhouding 0,87). Er zullen regelmatig wachtrijen optreden, maar geen structurele filevorming. Mocht op lange termijn wel sprake zijn van structurele filevorming, kan door het toepassen van een voorrangsregeling de verkeersafwikkeling sterk worden verbeterd. De I/C-verhouding bedraagt in die situatie 0,44 en is in die situatie ruimschoots gewaarborgd. Als op lange termijn sprake is van filevorming, kan de verkeersafwikkeling met een beperkte ingreep worden verbeterd door het toepassen van een voorrangssituatie.

Geconcludeerd wordt dat de verkeersafwikkeling gewaarborgd is.

4.4 Verkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

Binnen het plangebied worden 35 nieuwe woningen gerealiseerd. Woningen zijn ingevolge de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden indien deze zich bevinden binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg.

Bij verkeerslawaai wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende bronnen/typen geluid. In onderhavig plan is sprake van de volgende bronnen:

  • Wegverkeerslawaai en;
  • Railverkeerslawaai.

4.4.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege verkeer op een weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. In tabel 4.4 is hiervan een overzicht opgenomen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Tabel 4.4 Geluidszones

aantal rijstroken zonebreedte
binnenstedelijk
(binnen de bebouwde kom m.u.v. autowegen en autosnelwegen)
1 of 2 200 m
3 of meer 350 m
buitenstedelijk
(buiten de bebouwde kom, autowegen en autosnelwegen)
1 of 2 250 m
3 of 4 400 m
5 of meer 600 m

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en /of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Daarnaast is van belang dat zodanige gevelmaatregelen worden genomen dat de maximaal aanvaarde binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.

Akoestisch onderzoek

De ontwikkeling is niet gelegen binnen de geluidszone van een gezoneerde weg. Om de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting van de niet-gezoneerde 30 km/h-wegen te beoordelen, is de geluidsbelasting als gevolg van verkeer op de Amsterdamsestraatweg en de Broekzijdselaan berekend.

Rekenmethodiek

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006). De geluidsbelasting aan de buitengevels van de beoogde ontwikkeling is berekend voor het prognosejaar 2021.

Verkeersintensiteiten

Voor de gebruikte verkeersintensiteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.3. Om de verkeersintensiteiten over 10 jaar te bepalen (2021) is gebruikgemaakt van een ophoging met een autonome groei van het wegverkeer. Hierbij is uitgegaan van een autonome groei van het wegverkeer op de genoemde wegen met circa 1,5% per jaar tussen 2017 en 2021.

Tabel 4.5 Verkeersintensiteiten afgerond op 100-tallen

weg 2017
(variant 1)
2017
(inclusief ontwikkeling)
2023
Amsterdamsestraatweg 2.324 4.328 4.732
Broekzijdselaan 8.250 9.021 9.864

Voertuigverdeling

De voertuigverdeling op de 30 km/h-wegen is gebaseerd op het Beleidsplan Verkeer en Vervoer van de gemeente Abcoude dat is opgesteld door Goudappel Coffeng. In tabel 4.6 is deze voertuigverdeling weergegeven.


Tabel 4.6 Voertuigverdeling 30 km/h-wegen

dagperiode avondperiode nachtperiode etmaal
lichte mvt 95,00 % 95,00 % 95,00 % 95,00 %
middelzware mvt 4,00 % 4,00 % 4,00 % 4,00 %
zware mvt 1,00 % 1,00 % 1,00 % 1,00 %
etmaalverdeling 6,54 % 3,76 % 1,00 % n.v.t.

Overige berekeningsuitgangspunten

Voor het berekenen van de geluidsbelasting zijn ook de maximumsnelheid en wegdekverharding van de wegen relevant. In tabel 4.7 staan deze uitgangspunten vermeld. Om een representatief beeld te krijgen van de geluidsbelasting aan de gevels ten gevolge van de omliggende 30 km/h-wegen, is de geluidsbelasting berekend op een hoogte van 4,5, 7,5 en 10,5 m ten opzichte van het maaiveld. Voor de ruimte voor 'bijzondering' is tevens de geluidsbelasting berekend op een hoogte van 13,5 m. Deze waarneemhoogten zijn gebaseerd op de mogelijke bouwhoogte op deze locatie (3 en 4 woonlagen). Bovendien wordt in de SRM I-berekening rekening gehouden met de objectfractie en de verhardingsbreedte. De objectfractie is de weerkaatsing van geluid door nabijgelegen gebouwen. De verhardingsbreedte wordt berekend vanaf de wegas tot de gevel. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 5.

Tabel 4.7 Snelheid en wegdekverharding

weg maximum- snelheid wegdektype
Broekzijdselaan 30 km/h DAB
Amsterdamse- straatweg 30 km/h DAB

Aftrek conform artikel 110g Wgh

Aangezien beoordeling van het geluidsniveau plaatsvindt aan de hand van de normen van de Wgh als zou er sprake zijn van gezoneerde wegen is bij de beoordeling eveneens toepassing gegeven aan artikel 110g van de Wgh. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Conform artikel 3.6 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 geldt voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.

Resultaten niet-gezoneerde wegen 30 km/h-wegen

Ten gevolge van het verkeer op de Amsterdamsestraatweg bedraagt de maximale geluidsbelasting 56 dB. Deze waarde komt voor aan de gevels grenzend aan de Amsterdamsestraatweg op de eerste bouwlaag. Op deze overige bouwlagen ligt de geluidsbelasting op 55 dB of lager. Hierbij is sprake van een overschrijding van de richtwaarde van 48 dB.

Ten gevolge van het verkeer op de Broekzijdselaan bedraagt de maximale geluidsbelasting 52 dB. Deze waarde komt voor aan de gevels grenzend aan de Broekzijdselaan op de eerste en tweede woonlaag. Op de overige woonlagen bedraagt de maximale geluidsbelasting 51 dB. Ook hierbij wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden.

De gedetailleerde berekeningsresultaten zijn opgenomen in bijlage 5.

Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting

De geluidsbelastingen aan de gevels van de ontwikkeling kunnen worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. Deze maatregelen zijn alleen mogelijk als de functie van de weg wordt gewijzigd. Wijziging van de functie van de wegen stuit op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. De Broekzijdselaan en de Amsterdamsestraatweg behoren tot de interne ontsluitingsstructuur van Abcoude. De functie van de wegen dient ten behoeve van een goede bereikbaarheid binnen de kern Abcoude te worden behouden.

Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding. Hierbij kan worden gedacht aan het asfalteren van beide wegen met een geluidsreducerend asfalttype. Toepassing van geluidsreducerende wegdekverhardingen stuit vanwege de kosten op overwegende bezwaren van financiële aard.

Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsafschermende voorzieningen (scherm of wal) stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Ook stuit een geluidsafschermende voorziening op overwegende bezwaren van financiële aard. Een andere maatregel zoals het vergroten van de afstand tussen wegas is fysiek niet mogelijk. Het bouwplan zou dan niet meer inpasbaar zijn. Er is dan ook sprake van een aanvaardbare akoestische situatie.

Conclusies

Ten gevolge van het verkeer op de Amsterdamsestraatweg en de Broekzijdselaan is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

4.4.2 Railverkeerslawaai

Toetsingskader

Normstelling

Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone van een gezoneerde spoorweg worden gerealiseerd, dient onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting vanwege deze spoorweg. Voor nieuwe woningen bedraagt de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wgh 55 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. De uiterste grenswaarde mag daarbij niet worden overschreden. De uiterste grenswaarde bedraagt 68 dB. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Akoestisch onderzoek

Geluidszones

De ontwikkeling is gelegen binnen de zone van de gezoneerde spoorweg tussen Amsterdam en Breukelen (traject 413). De zonebreedte van dit traject bedraagt 600 m uit de kant van de buitenste spoorstaaf en overlapt daarmee het plangebied dat op circa 540 m afstand van de as van het spoor gelegen is.

Berekeningsuitgangspunten

Voor de berekeningen is uitgegaan van de berekeningsuitgangspunten conform het Akoestisch Spoorboekje uit 2011 (ASWIN 2011). In ASWIN 2011 zijn geen prognoses meer geleverd. Dit is een uitvloeisel van het Reken- en meetvoorschrift 2006 waarin gesteld wordt: 'Omdat er omtrent de prognose voor het maatgevende jaar in de toekomst geen generieke uitspraken kunnen worden gedaan, is dat deel van het emissieregister vervallen'. Er wordt in de geluidsberekeningen dan ook niet van prognosejaren uitgegaan zoals voorheen maar van de toekomstige geluidsproductieplafonds. Deze geluidsproductieplafonds zijn echter nog niet vastgesteld. Vooruitlopend op het vaststellen van de geluidsproductieplafonds wordt een andere berekeningswijze gehanteerd, die de uiteindelijke geluidsproductieplafonds voorlopig het beste benaderen. We spreken hier dan ook van een voorlopige methode die kan worden toegepast tot het moment van in werking treden van de geluidsproductieplafonds (bron: brief Prorail, 30 november 2009). Op basis van deze methode wordt het gemiddelde van de jaren 2006, 2007 en 2008 berekend en vermeerderd met 1,5 dB. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 6.

Er zijn berekeningen uitgevoerd op de waarneemhoogtes 4,5, 7,5, 10,5 en 13,5 m. Verder is gerekend met een hoogteligging van het spoor van 1 m boven maaiveld. ASWIN hanteert een standaard hoogteligging van 2 m boven maaiveld. Ter plaatse van de locatie ligt het spoor echter deels onder maaiveldniveau (aquaduct). Daarom is de gemiddelde hoogteligging beperkt naar beneden bijgesteld en wordt uitgegaan van de ligging van 1 m boven maaiveld.

Resultaten

Ten gevolge van het railverkeer bedraagt de maximale geluidsbelasting 55 dB (inclusief bijtelling van 1,5 dB), zie tabel 4.8. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de afschermende werking van tussengelegen bebouwing. De geluidsbelasting overschrijdt echter ook zonder de afschermende bebouwing de voorkeursgrenswaarde ten aanzien van railverkeerslawaai (55 dB) niet. De daadwerkelijke geluidsbelasting als gevolg van railverkeer zal nog lager zijn. Er wordt dan ook op de planlocatie voldaan aan de eisen vanuit de Wgh ten aanzien van railverkeerslawaai.

Tabel 4.8 Geluidsbelasting (in dB) spoorweglawaai op verschillende waarneemhoogtes

waarneemhoogte 4,5 m 7,5 m 10,5 m 13,5 m
Lden 2006 54,20 54,40 54,70 55,00
Lden 2007 52,80 53,00 53,20 53,50
Lden 2007 51,70 51,90 52,20 52,50
Lden gemiddeld 52,90 53,10 53,37 53,67
ggp* 1,50 1,50 1,50 1,50
toetsingswaarde 54,40 54,60 54,87 55,17

* geluidsproductieplafond

Conclusies

Voor de nieuwe woningen is sprake van een aanvaardbare akoestische situatie. De Wgh staat de realisatie van het plan niet in de weg.

4.5 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.9 weergegeven.

Tabel 4.9 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij 1 ontsluitingsweg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

De verkeersgeneratie van het plan bedraagt 945 mvt/etmaal (zie laatste alinea van paragraaf 4.3). Uit de 'niet in betekenende mate-tool' die is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van VROM blijkt dat bij een dergelijke verkeersproductie de concentraties luchtverontreinigende stoffen met minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde toenemen. Daarnaast blijkt uit de saneringstool (www.saneringstool.nl) dat binnen Abcoude zowel in de huidige situatie als in de toekomst wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Binnen het plangebied is uit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

4.6 Water

Beoogde ontwikkeling

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld. De overige nota's hebben een dermate hoog abstractieniveau dat relevantie voor het plangebied ontbreekt.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheersgebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, ofwel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel).

In het kader van de watertoets moet bij wijzigingen in de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding overleg met de waterbeheerder worden gevoerd over de inrichting van het plangebied.

Hierbij wordt onder andere gekeken naar de toename van verhard oppervlak, ondergronds bouwen, het rioleringssysteem en het waterbergend vermogen van het plangebied. In het WBP en in de Beleidsregels Keurvergunningen staan de doelstellingen van AGV beschreven ten einde een duurzaam en robuust watersysteem te garanderen. Derhalve moeten ontwikkelingen in het plangebied worden getoetst aan de doelstellingen en beleid van het waterschap.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de Broekzijdselaan en bestaat in de huidige situatie voornamelijk uit verharding en bebouwing.

Bodem en grondwater

Uit gegevens uit het Dinoloket blijkt dat de bodem ter plaatse bestaat uit klei. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP -0,2 m.

Waterkwantiteit

Het plangebied is gelegen in de Broekzijdse Polder. Deze polder kent geen wateropgave. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten westen van het plangebied is een boezemwatergang gelegen.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is gelegen binnen de kern- en beschermingszone van de regionale waterkering aan de Amsterdamsestraatweg.

Afvalwaterketen en riolering

Binnen het plangebied is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van de locatie mogelijk. Zo komt er ruimte voor detailhandel, woningen en een ondergrondse parkeergarage.

Bodem en grondwater

De gevolgen van een ondergrondse parkeergarage zullen nader onderzocht moeten worden. De ontwikkeling mag geen negatieve gevolgen voor de grondwaterstand en grondwaterstromingen in de omgeving.

Waterkwantiteit

Het terrein is in de huidige situatie nagenoeg geheel verhard. De ontwikkeling heeft daarom geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie. Compensatie in de vorm van nieuw oppervlaktewater is daarom niet aan de orde.

Veiligheid en waterkeringen

Voor ontwikkelingen binnen de keurzone (kernzone en beschermingszones) van een waterkering is een watervergunning noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Vanwege de slechte doorlaatbaarheid van de bodem, zal afstromend oppervlaktewater afgevoerd moeten worden naar het westelijk gelegen oppervlaktewater. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

De damwanden en de ankers van de beoogde parkeerkelder vallen binnen de beschermingszone van een waterkering. Deze werkzaamheden vallen onder het graven in of nabij waterkeringen uit de Keur. Omdat de graafwerkzaamheden dieper zijn dan 2 m dient een keurvergunning aangevraagd te worden bij AGV/Waternet.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

Ter bescherming van het waterstaatsbelang is in het voorliggend bestemmingsplan ter plaatse van de waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones de dubbelbestemming 'Waterstaat' opgenomen.

Grondwater

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een grondwaterstandberekening uitgevoerd (Bijlage 7 Fugro GeoServices BV, opdrachtnummer: 4011-0233-000, d.d. 20 maart 2012). Het doel hiervan is het berekenen van het waterbezwaar en de effecten van de beoogde bemaling op de omgeving.

Ontgraving en onttrekking

Bij de ontwikkeling is een parkeerkelder voorzien waarvoor ontgraving noodzakelijk is. Omdat de ontgravingsniveaus zich beneden de grondwaterstand bevinden moet deze, om de werkzaamheden in den droge uit te voeren, door middel van een bemaling worden verlaagd. Om de effecten van de ontgraving en bemaling op de omgeving te beperken wordt de kelder binnen waterkerende grond- en damwanden uitgevoerd.

Voor de aanleg van de keldervloer en vrachtwageninrit dient de grondwaterstand tot circa 0,5 m beneden het aanlegniveau te worden verlaagd en voor de verdiepte onderdelen (randbalken, poeren en liftputten) tot ca. 0,3 m. Op basis hiervan zijn in tabel 4.10 de benodigde verlagingen van de grondwaterstand en stijghoogte opgenomen.

Tabel 4.10 Benodigde verlagingen van grondwaterstand en/of stijghoogte

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01_0006.png"

Waterbezwaar

Het waterbezwaar is de hoeveelheid water die voor de beoogde ontwikkeling moet worden bemaald. Het berekende waterbezwaar is opgenomen in tabel 4.11.

Tabel 4.11 Waterbezwaar

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01_0007.png"

De projectlocatie bevindt zich in het beheersgebied van Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht (Waternet). Hier geldt dat in het kader van de Waterwet een onttrekkingsvergunning moet worden aangevraagd als:

  • meer dan 50 m3 grondwater per uur wordt onttrokken;
  • meer dan 15.000 m3 grondwater per maand (gemiddeld ca. 21 m3/uur) wordt onttrokken;
  • of als langer dan 6 maanden wordt bemalen.

Op basis van het berekende waterbezwaar is de bemaling niet vergunningplichtig, mits korter dan 6 maanden wordt bemalen. De bemaling dient circa 1 maand voor aanvang bij Waternet te worden gemeld. Na afloop van de werkzaamheden dient de bemaling ook weer te worden afgemeld. Het waterschap zal daarnaast voorschriften verbinden aan de bemaling.

Verlagingen van de grondwaterstand en stijghoogte in de omgeving

Omdat de ontgraving en bemaling in een bouwput tussen grond- en waterkerende damwandconstructies wordt uitgevoerd zullen de grondwaterstandverlagingen buiten de bouwput beperkt zijn tot enkele decimeters. Als gevolg van de spanningsbemaling zullen in de directe omgeving verlagingen van de stijghoogte optreden. Voor een maatgevende verlaging tot NAP -3,2 m zijn berekeningen uitgevoerd, waarvan de berekende verlagingen ten opzichte van de uitgangsstijghoogte van NAP -2,4 m in tabel 4.12 zijn weergegeven.

Tabel 4.12 Berekende verlagingen van de grondwaterstand en/of stijghoogte

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BPP006kootsuperAbc-va01_0008.png"

Omdat slechts een beperkte spanningsbemaling benodigd is, wordt de stijghoogte niet verder verlaagd dan de natuurlijke fluctuatie van de stijghoogte in het 1e watervoerend pakket. Als gevolg van de spanningsbemaling worden minimale tot geen (maaiveld)zakkingen verwacht. Binnen het invloedsgebied van de bemaling dient wel rekening te worden gehouden met het verplaatsen van eventueel aanwezige grondwaterverontreinigingen, interferentie met eventueel aanwezige permanente grondwateronttrekkingen en/of upconing. Om deze gevolgen in te kunnen schatten, wordt geadviseerd de aanwezigheid van grondwaterverontreinigingen en permanente grondwateronttrekkingen binnen een straal van ca. 250 m rondom de projectlocatie te inventariseren.

De grondwaternorm

In bestaande en nieuw te ontwikkelen gebieden is het noodzakelijk de bovengrondse bestemming af te stemmen op de grondwaterstand, zodanig dat grondwateroverlast voorkomen wordt. Voor zowel landelijk als stedelijk gebied wordt dit gedaan door het oppervlaktewaterpeil en het bodemgebruik op elkaar af te stemmen. Om grondwateroverlast in bebouwde gebieden te voorkomen, is het zaak aanvullende eisen te stellen.

Nieuw te ontwikkelen gebieden binnen Amsterdam worden reeds enkele jaren door Waternet getoetst aan een grondwaternorm. Deze norm kan ook in andere gemeenten worden gehanteerd en wordt dus ook voor de beoogde ontwikkeling gebruikt. Deze grondwaternorm houdt in dat:

Daar waar geen kruipruimtes aanwezig zijn de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 m onder het maaiveld mag staan. Waar kruipruimtes aanwezig zijn geldt een norm van 0,9 m. Deze norm geldt echter niet voor de inrichting van overige bovengrondse bestemmingen (bijvoorbeeld sportvelden, clubgebouwen e.d.).

Door de beoogde ontwikkeling ontstaat een minimale grondwaterstandverlaging. Aangezien de grondwaterstand gemiddeld op NAP -1,3 m ligt, zal voldaan worden aan de grondwaternorm.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Om de invloed van de werkzaamheden voor de parkeergarage (ontgraving en bemaling) tijdig te bemerken en zo veel mogelijk te beperken wordt aanbevolen de invloed van de bouwput op de omgeving te monitoren.

4.7 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van de in 2010 uitgevoerde 'quickscan flora en fauna', zoals opgenomen in bijlage 8.

Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de Amsterdamsestraatweg 36-38 te Abcoude. Het betreft een tuincentrum, een tankstation en woonhuis met bedrijfsruimte. De bebouwing is divers van opzet: het tuincentrum bestaat hoofdzakelijk uit plaatmateriaal en kasruimte. De overige bebouwing bestaat uit een ouder, maar grondig gemoderniseerd gebouw. De planlocatie is grotendeels bebouwd en verhard. Waterstructuren ontbreken op de planlocatie zelf.

Beoogde ontwikkelingen

Het tuincentrum zal worden vervangen door een appartementencomplex met detailhandel. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In de 'quickscan flora en fauna' is een inschatting gemaakt welke soorten mogelijk voorkomen in het plangebied.

Resultaten quickscan

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

In het plangebied komen naar verwachting foeragerende vleermuizen voor. De verwachte soorten (ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger) zijn cultuurvolgers en maken vaak gebruik van de vele lijnvormige groen- en bebouwingsstructuren en straatverlichting in het gebied. De te slopen bebouwing is ongeschikt als mogelijke verblijfslocatie voor gebouwbewonende vleermuizen. Geschikte zolder- of tussenruimtes zijn niet aangetroffen. Vaste verblijfplaatsen van broedvogels zijn eveneens niet aangetroffen. In de bomen en struiken, die om het plangebied staan, kunnen wel algemene broedvogels tot broeden komen.

In het plangebied komen naar verwachting verder alleen 'licht' beschermde soorten voor, zoals egel, bunzing, mol, konijn, veldmuis, spitsmuizen, bastaardkikker, bruine kikker en gewone pad.

vrijstellingsrege- ling Ffw tabel 1 mol, egel, veldmuis, konijn, bunzing en spitsmuizen

bruine kikker, gewone pad en bastaardkikker
ontheffingsrege- ling Ffw tabel 2 geen
tabel 3 bijlage 1 AMvB geen
bijlage IV HR alle vleermuizen
vogels cat. 1 t/m 4 geen

Conclusie

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl). Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken zijn niet aangetroffen in het plangebied.
  • In het plangebied foerageren naar alle waarschijnlijkheid vleermuizen. Het plangebied heeft echter geen bijzondere functie als foerageergebied. Het is dan ook niet nodig een ontheffing aan te vragen.

Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente ligt het te bebouwen gebied vrijwel geheel binnen een gebied met hoge archeologische verwachtingen. Uit archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (zie bijlage 9) blijkt dat voor het zuidelijk plandeel (het deel waar de huidige bebouwing is gesitueerd) de bodem dusdanig diep verstoord is, dat voor dit gebied geen nader onderzoek benodigd is.

In het rapport wordt geadviseerd voor het overig gebied een archeologisch vervolgonderzoek (door middel van proefsleuven) uit te voeren. Voor dit gebied is, ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarde, een archeologische dubbelbestemming opgenomen.

4.9 Bodem

Beoogde ontwikkeling

In het plangebied vinden diverse nieuwe ontwikkelingen plaats. Uitgangspunt hierbij is dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde bestemming. In dit kader zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd.

Uit het verkennend bodemonderzoek voor het perceel Amsterdamsestraatweg 38 (opgenomen in bijlage 10) blijkt dat de bodem ter plaatse over het algemeen niet tot hooguit licht verontreinigd met PAK en/of enkele zware metalen. Daarnaast is een aantal sterke verontreinigingen met metalen aangetroffen. Met betrekking tot deze sterke verontreinigingen kan worden geconcludeerd dat het verontreinigingsniveau niet dusdanig hoog is dat sprake zal zijn van een spoedeisend geval van bodemverontreiniging. Wel dient rekening gehouden te worden met extra kosten voor het ontgraven en afgevoerd van de grond.

Verder is een verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater aangetroffen. Er is nader onderzoek uitgevoerd (opgenomen in bijlage 11) om de omvang van deze verontreiniging in kaart te brengen. Uit de resultaten blijkt dat de verontreiniging beperkt van omvang is. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

ter plaatse van het tankstation zijn in het verleden diverse onderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan heeft een bodemsanering plaatsgevonden. In de grond ter plaatse is geen sprake van verontreinigingen (zie onderzoek bijlage 11).

Het onderzoek voor het perceel Amsterdamsestraatweg 38 heeft geen betrekking op het hele bestemmingsplangebied. Om deze reden is een tweede verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (opgenomen in bijlage 12), dat betrekking heeft op het zogenaamde 'ruilstuk'. Ter plaatse is slechts een lichte verontreiniging met kwik aangetroffen. Deze verontreiniging vormt geen belemmering voor de herontwikkeling van de locatie.

De bodemonderzoeken zijn uitgevoerd voordat de opstallen gesloopt zijn. Na de sloop is daarom mogelijk nog aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk. Dit is onder andere afhankelijk van de resultaten van de asbestinventarisatie.

Conclusie

Binnen het plangebied zijn bodemsaneringsmaatregelen noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functies. Alvorens dit uitgevoerd wordt dient het bevoegd gezag akkoord te zijn (instemming met saneringsplan of goedkeuring van BUS-melding).

4.10 Externe Veiligheid

Het aspect externe veiligheid is niet relevant voor deze locatie. Volgens de informatie op de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) vinden geen risicovolle activiteiten (inrichtingen of transport) plaats in de directe omgeving van het plangebied.

Binnen het plangebied is opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet toegestaan om de veiligheid ter plaatse van de woningen aan de Broekzijdselaan te kunnen garanderen. Dit is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

4.11 Planologisch Relevante Leidingen

In het plangebied of de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen of waterleidingen gelegen. Er zijn geen hoogspanningslijnen in de omgeving van het plan. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

4.12 Bedrijven En Milieuhinder

Normstelling en beleid

Bij realisering van nieuwe (potentieel) hinderlijke functies dient rekening te worden gehouden met eventuele omliggende gevoelige functies (zoals woningen). Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de omliggende woningen (zowel bestaand als geprojecteerd) sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omgekeerd dient bij de realisatie van gevoelige functies te worden gekeken naar milieuhinder vanwege omliggende bedrijven. Deze bedrijven mogen door de realisatie van het plan niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (herziene versie, 2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden.

Onderzoek en conclusie

Voor supermarkten en overige detailhandel geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van 'een rustige woonwijk'. Voor het tuincentrum dat in de huidige situatie binnen het plangebied is gevestigd geldt een richtafstand van 30 m. In gemengd gebied kunnen een supermarkt en overige detailhandel volgens de VNG-systematiek direct naast of onder woningen worden gerealiseerd. Over het algemeen bedraagt de minimale afstand tussen de supermarkt en de omliggende woningen veel meer dan 10 m. Uitzondering vormen de woningen direct ten oosten van de locatie aan de Broekzijdselaan. Deze woningen liggen in de huidige situatie echter ingesloten tussen het tuincentrum, scholen en bedrijven, waarmee sprake is van een 'gemengd gebied'. De realisatie van de supermarkt op korte afstand van de bestaande woningen wordt om deze reden aanvaardbaar geacht. Dat geldt ook voor de nieuwe woningen binnen het plangebied. Het laden en lossen vindt inpandig plaats, waarmee geluidshinder wordt voorkomen.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich verder geen bedrijven die kunnen leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de beoogde woningen.

In de regels wordt (in lid 3.3) een aantal specifieke bedrijfsactiviteiten uitgesloten (grootschalige vuurwerkopslag, verkoop motorbrandstoffen, detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel) om op die manier milieuhinder te voorkomen.

Geconcludeerd wordt dat door het plan geen knelpunten ontstaan in de afstemming tussen bestaande en nieuwe functies.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.

5.2 Inleidende Regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

5.3 Bestemmingsregels

Gemengd

Het perceel is bestemd als 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn woningen, detailhandel, een ondergrondse parkeergarage en bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen toegestaan.

De gebouwen worden geplaatst binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit bouwvlak mag worden ingevuld met ten hoogste 35 woningen en ten hoogste 2.585 m2 aan detailhandel. De detailhandel is enkel op de begane grond toegestaan. Indien de begane grond wordt ingevuld met een supermarkt, dan mag het oppervlak van de supermarkt ten hoogste 2.135 m2 bvo bedragen.

De ondergrondse parkeergarage mag ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, met als voorwaarde dat deze onder peil wordt gebouwd. De definitie van het begrip 'peil' is in artikel 1 opgenomen. De aanleg van de parkeergarage is alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de regels uit de Keur.

Daarnaast zijn op de verbeelding de maximumgoot- en bouwhoogten opgenomen. Alle hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap. De hellinghoek bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 70°. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een dakkappel, mits wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden.

De bebouwing aan de Broekzijdselaan moet in de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn' worden gebouwd. Voor de bebouwing aan de Amsterdamsestraatweg is geen gevellijn opgenomen. Aan deze zijde mag de bebouwing ook naar binnen worden verschoven. Via de regeling in lid 3.2.1 onder g kan de toegestane maximumbouwhoogte meeverschuiven.

Waarde - Archeologie

Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. Daarnaast geldt voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht.

Waarde - Cultuurhistorie

Omdat het plangebied is gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen. Diverse werken en werkzaamheden ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag toegestaan.

Waterstaat

Ter bescherming van het waterstaatsbelang is in het voorliggend bestemmingsplan ter plaatse van de waterkeringen (kernzone) en haar beschermingszones de dubbelbestemming 'Waterstaat' opgenomen.

5.4 Algemene Regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene wijzigingsregels.

5.5 Overgangsrecht En Slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak

In het kader van de inspraakverordening van de gemeente De Ronde Venen heeft het voorontwerpbestemmingsplan gedurende vier weken ter inzage worden gelegen. Gedurende deze periode zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om (mondeling of schriftelijk) zijn of haar reactie aan het college van burgemeester en wethouders bekend te maken.

Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn er 10 schriftelijke inspraakreacties ingediend. De schriftelijke reacties zijn opgenomen in bijlage 13. Hierin wordt een samenvatting gegeven van de ingekomen inspraakreactie en is de beantwoording hierop weergegeven. Daarnaast is aangegeven of ingekomen inspraakreactie leidt tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.

Overleg

Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties in het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke orde-ning (Bro). In totaal hebben 5 instanties gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. In bijlage 13 is een samenvatting gegeven van de ingekomen vooroverlegreacties en is de beantwoording hierop weergegeven. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan. Alle schriftelijke overlegreacties zijn hierin opgenomen.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Met de invoering van de nieuwe Wro is het wettelijk verplicht om kosten te verhalen. Onder meer bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de vraag te worden beantwoord of tevens een exploitatieplan moet worden vastgesteld om kosten van algemeen nut te verhalen op particuliere ontwikkelaars in het plangebied.

Hierbij dient als eerste de vraag te worden beantwoord of er in het (bestemmings)plangebied sprake is van zogenoemde 'aangewezen bouwplannen' (artikel 6.2.1 Bro).

Het gaat daarbij onder meer om de volgende categorieën:

  1. 1. de bouw van één of meer woningen;
  2. 2. de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen.

Dat is hier het geval. Op de gronden in het bestemmingsplangebied worden woningen en een gebouw voor detailhandel gebouwd.

Vervolgens is de (grond)eigendomssituatie van belang. De gronden in het bestemmingsplangebied zijn particulier en gemeentelijk bezit. De huidige erfpacht rechten van N.V. Stedin Netten Utrecht (op sectie A, nummer 1098) zullen vóór vaststelling van het bestemmingsplan worden beëindigd. De gronden worden vervolgens aangekocht door E.H. Koot Projectontwikkeling. De gemeente heeft met E.H. Koot Projectontwikkeling in december 2010 een anterieure overeenkomst gesloten. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en kan een exploitatieplan achterwege blijven.

Bijlage 1 Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Abcoude

Bijlage 1 Aanwijzing beschermd dorpsgezicht Abcoude

Bijlage 2 Bezonningsonderzoek

Bijlage 2 Bezonningsonderzoek

Bijlage 3 Parkeerbehoefte

Bijlage 3 Parkeerbehoefte

Bijlage 4 Verkeersonderzoek

Bijlage 4 Verkeersonderzoek

Bijlage 5 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Onderzoek Railverkeerslawaai

Bijlage 6 Onderzoek railverkeerslawaai

Bijlage 7 Grondwateronderzoek

Bijlage 7 Grondwateronderzoek

Bijlage 8 Quick Scan Flora En Fauna

Bijlage 8 Quick scan flora en fauna

Bijlage 9 Onderzoek Archeologie

Bijlage 9 Onderzoek archeologie

Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 10 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 11 Aanvullend Bodemonderzoek

Bijlage 11 Aanvullend bodemonderzoek

Bijlage 12 Verkennend Bodemonderzoek 2

Bijlage 12 Verkennend bodemonderzoek 2

Bijlage 13 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 13 Nota inspraak en overleg