Winkeldijk 5, Abcoude en Kleiweg 27a, Baambrugge
Bestemmingsplan - Gemeente De Ronde Venen
Vastgesteld op 06-07-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Winkeldijk 5, Abcoude en Kleiweg 27a, Baambrugge met identificatienummer NL.IMRO.0736.BPP019winkd5klei27-va01 van de gemeente De Ronde Venen
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
1.5 aan- en uitbouw
een gebouw, in één bouwlaag en aangebouwd aan de (bedrijfs)woning, welk onderscheiden kan worden van de (bedrijfs)woning en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning; functionele ondergeschiktheid is niet vereist
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde
1.8 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf
1.9 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is
1.10 bestaand
- 1. ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning - 2. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.13 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat en in bouwmassa ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke ruimte, garage of hobbyruimte
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond
1.19 extensief recreatief medegebruik
vorm van recreatief gebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.21 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel
1.22 intensieve veehouderij
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee –zelfstandig of als neventak- waarbij dit houden van veen en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen
1.23 karakteristiek
de panden genoemd in categorie 1 en 2 van het Monumenten Inventarisatie Project
1.24 manegebedrijf
paardenhouderij die is gericht op het bieden van paardrijmogelijkheden en instructie aan derden, al dan niet met een horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het manegebedrijf
1.25 mantelzorg
tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt
1.26 ondersteunende teelt
het gebruik van gronden ten behoeve van de productie van ruwvoedergewassen
1.27 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk grond kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden dan wel het uitoefenen van de paardensport
1.28 productiegerichte paardenhouderij
grondgebonden paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden met daarbij behorende trainingsfaciliteiten of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm
1.29 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij de voltooiing van de bouw
1.30 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar
1.31 volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf
een grondgebonden agrarisch bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in 3.2.1 onder b. ten behoeve van het vergroten van de afstand tussen de gebouwen binnen het bouwvlak tot 25 meter, mits de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt.
- b. het bepaalde in 3.2.1 onder c. ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw tot 14 meter, mits dit in verband met de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
- c. het bepaalde in 3.2.1 onder c. ten behoeve van het vergroten van de goothoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw tot 6 meter, mits dit in verband met de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
- d. het bepaalde in 3.2.2 onder b. voor het plaatsen van kuilvoerplaten en mestzakken direct aansluitend aan het bouwvlak, mits passend in het landschap en de verkavelingsstructuur en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 meter.
- e. het bepaalde in 3.2.2 onder d. voor het vergroten van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 2 meter, mits de openheid van het landschap niet wordt aangetast.
- f. het bepaalde in 3.2 voor vervangende nieuwbouw voor groene dienstverlening, indien de bestaande bebouwing ongeschikt is, mits daarmee een ruimtelijke kwalitatieve verbetering wordt bereikt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming en aanduidingen wordt ieder geval begrepen:
- a. het gebruik van de gronden ten behoeve van een manegebedrijf;
- b. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor het plaatsen en geplaatst houden van tunnelkassen;
- c. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van ondersteunende teelt;
- e. het gebruik van gronden ten behoeve van intensieve veehouderij;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - dierenverblijf': het gebruik van gebouwen voor de huisvesting van dieren als opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij;
- g. het gebruik van gronden voor een mestbassin met een oppervlakte van meer dan 350 m², en het gebruik van gronden buiten het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - dierenverblijf' voor een mestbassin.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. watergangen;
- d. tuinen en erfbeplanting;
- e. wegen en paden;
- f. terreinen en erven.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
- c. het oprichten van gebouwen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning is niet toegestaan, met uitzondering van toegangsportalen, erkers en naar de aard daarmee gelijk te stellen aanbouwen;
- d. de woningen worden met kap gebouwd;
- e. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan de maatvoering die is aangegeven in de onderstaande tabel:
bouwwerk | goothoogte | bouwhoogte | inhoud | oppervlakte | dakhelling |
woning, inclusief aan- en uitbouwen | 3 meter | 10 meter | 600 m³ | minimaal 30° en maximaal 60° | |
bijgebouwen bij de woning | 3 meter | 4,5 meter | 50 m² | ||
ter plaatse van de aanduiding 'opslag' | 2 meter | 5 meter | 540 m² | ||
erfafscheidingen | 1 meter | ||||
bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 meter | 10 meter |
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- landschappelijke inpassing;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- de plaats van gebouwen in die zin dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 meter achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd;
- de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 meter.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in 4.2 onder e. ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 150 m² ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren, mits:
- 1. de activiteiten inpasbaar zijn binnen de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
- 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
- b. het bepaalde in 4.2 onder e. voor overschrijding van het maximaal aantal toegestane m² aan bijgebouwen en overkappingen, ten behoeve van het voorzien van hooibergen van wanden tot een hoogte van 3 m;
- c. het bepaaldein 4.2 onder e. ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van erfafscheidingen tot 2 meter, mits de openheid van het landschap niet wordt aangetast.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming en aanduidingen wordt ieder geval begrepen:
- a. het gebruik van de onbebouwde gronden als opslagplaats;
- b. het gebruik van het in 4.1 bedoelde woning zonder aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij:
- a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 0,3 meter onder het bestaande maaiveld;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- d. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 100 m².
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worrden afgeweken van het bepaalde in 5.2, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een ontheffing, wint hij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige, welke is gecertificeerd volgens de richtlijn van de kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, omtrent de vraag of door het verlenen van de ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Parkeren
- a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw of gronden daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort.
- b. De aantallen, afmetingen en wijze van het berekenen van de parkeercapaciteit voor de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren zijn vervat in de digitale publicatie "ASVV2012".
- c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate voorzien zijn aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
- d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en c:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit: of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van zelfstandige bewoning;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken zonder aanleg en instandhouding van de in 7.1 bedoelde ruimte voor het parkeren.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 meter;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en worden toegestaan dat deze bouwhoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot met niet meer dan 5 meter inclusief antennes, uitsluitend mits de masten worden geplaatst op gebouwen gelegen binnen het bouwvlak in de bestemming Agrarisch, met een maximum van drie per agrarisch bouwvlak;
- d. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
- 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter;
- e. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van een bijgebouw bij woningen en bedrijfswoningen, en worden toegestaan dat een bijgebouw wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
- 1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
- 2. de inhoud van een bijgebouw niet meer mag bedragen dan 200 m³;
- 3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan het bevoegd gezag schriftelijk mededeling te worden gedaan;
- 4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen wordt de omgevingsvergunning ingetrokken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Winkeldijk 5, Abcoude en Kleiweg 27a, Baambrugge'
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Winkeldijk 5, Abcoude en Kleiweg 27a, Baambrugge" van de gemeente De Ronde Venen.
1.1 Aanleiding
Op het adres Winkeldijk 5 te Abcoude is het agrarisch bedrijf van de familie De Vries gevestigd. Op de gronden ten noordoosten van het bedrijf is Land van Winkel in uitvoering. Het betreft een nieuwe woonbuurt aan de zuidzijde van de kern Abcoude (ook wel bekend als De Winkelbuurt).
De geuremissie van het agrarisch bedrijf vormt een belemmering voor het volledig uitvoeren van de woonbuurt. Ten tijde van de planvorming werd dit reeds onderkend. Met het doel de geuremissie te beperken hebben de gemeente en de familie De Vries op 22 december 2010 een overeenkomst gesloten, in grote lijnen omvattende:
- de vormverandering van het agrarisch bouwvlak Winkeldijk 5 te Abcoude;
- de nieuwbouw van een woning ter vervanging van een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw op het adres Kleiweg 27a te Baambrugge.
Beide ontwikkelingen kunnen niet plaatsvinden op basis van het vigerende bestemmingsplan. Reden waarom het bestemmingsplan wordt herzien.
Hoewel de ontwikkelingen ruimtelijk gezien geen direct verband hebben, is er wel sprake van een financieel-economische verbondenheid. Daarom zijn beide ontwikkelingen in één bestemmingsplan vervat.
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie van weer. Daar is de ligging van beide locatie op weergegeven.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie van de locatie Winkeldijk 5 weer.
KADASTRALE SITUATIE WINKELDIJK 5
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Abcoude, sectie B, nummers 3363, 3364 (gedeeltelijk) en 3985 (ged.). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 11.300 m².
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie van de locatie Kleiweg 27a weer.
KADASTRALE SITUATIE KLEIWEG 27A
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Baambrugge, sectie B, nummers 2234 (ged.) en 2235. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 3.820 m².
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Abcoude Buitengebied", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 17 december 2009.
Locatie Winkeldijk 5, Abcoude
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van dit deelplan is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN LOCATIE WINKELDIJK 5
Dit deel van het plangebied ligt in de bestemming 'Agrarisch'. Ter plaatse is onder meer de uitoefening van een grondgebonden bedrijf toegestaan, waarbij (agrarische) bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden opgericht. Per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.
Op een groot deel van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van toepassing. Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter met een oppervlakte van meer dan 100 m².
Locatie Kleiweg 27a, Baambrugge
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van dit deelplan is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN LOCATIE KLEIWEG 27A
Dit deel van het plangebied ligt eveneens in de bestemming 'Agrarisch'. Ter plaatse is geen bouwvlak opgenomen.
Hier is eveneens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van toepassing, met de onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter met een oppervlakte van meer dan 100 m².
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 1 bevat een algemene inleiding.
- De hoofdstukken 2 tot en met 5 bevatten de toelichting op de ontwikkeling aan de Winkeldijk 5, omvattende de gebiedsanalyse, de planbeschrijving, de toetsing aan het beleid en de toetsing aan de uitvoeringsaspecten milieu, waarden en water.
- Hoofdstuk 6 tot en met 10 bevatten de toelichting op de ontwikkeling aan de Kleiweg 27a, met eenzelfde indeling.
- De hoofdstukken 10 tot en met 12 betreffen algemene hoofdstukken, betreffende de economische uitvoerbaarheid, de juridische aspecten en de procedure.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse (Locatie Winkeldijk 5)
Onderstaande afbeelding geeft het plangebied in zijn omgeving weer.
PLANGEBIED EN OMGEVING
2.1 Wijdere Omgeving
Het plangebied is onderdeel van het agrarische buitengebied van Abcoude. Het open landschap is kenmerkend voor dit deel van Nederland, gelegen enkele meters onder NAP. Een planmatige verkaveling wordt verdeeld door watergangen. Het verkavelingspatroon wordt onderbroken door het riviertje de Winkel en de Winkeldijk, die hier meanderend doorheen kronkelen. Het riviertje ligt duidelijk hoger dan het omringende landschap (op bovenstaande afbeelding met een lichtere tint weergegeven). Het rivier- en dijkpatroon zijn onderdeel van het werelderfgoed 'Stelling van Amsterdam'.
De agrarische bedrijven liggen verspreid in het gebied. Het agrarisch bedrijf van de familie De Vries ligt aan de noordzijde van de Winkel(dijk). Opvallend is de open ligging van de bedrijfspercelen in het veld. Het opgaande groen is beperkt.
Ten noorden van het plangebied is de nieuwe woonbuurt Land van Winkel in voorbereiding. Het betreft een gebied van 15 hectare voor circa 200 grondgebonden woningen.
2.2 Plangebied En Directe Omgeving
Binnen het plangebied staan diverse gebouwen. In het oog springend zijn de woonboerderij en aanbouw die in 2009 geheel zijn gerestaureerd. Aan de woonboerderij is een grupstal gebouwd waar 's winters de koeien tussen de staken staan. Direct ten oosten van de grupstal is recent de hooimijt teruggebouwd. Dit geheel van gebouwen vormt een fraai ensemble.
Ten westen van de boerderijgebouwen staan enkele kleinere stallen en schuurtjes, waarvan een aantal bouwkundig niet meer in goede staat zijn. Geheel aan de oostzijde staat een kleine schapenstal. Voorts ligt er op de achterzijde van het terrein een mestbassin.
Het agrarisch bedrijf heeft twee entrees. De hoofdentree ligt direct ten westen van het boerderijgebouw en wordt gemarkeerd door enkele grote bomen.
De nevenentree ligt meer naar het oosten en wordt thans tevens gebruikt voor de ontsluiting van het bouwverkeer van de ontwikkeling van de woonbuurt en van de verzwaring van de Winkeldijk.
De beplanting op en rond het plangebied is beperkt. Op enkele solitaire bomen op het voorerf en een kleine bomenrij op het achtererf na is er binnen het plangebied geen opgaande beplanting. Het overige terrein bestaat uit gras aansluitend op de agrarische open polder. Behoudens de locatie van de nieuwe woonbuurt zijn de aansluitende gronden allemaal in agrarisch gebruik.
Op een vrij regelmatige afstand van elkaar (circa 50 meter) liggen de sloten van het open polderlandschap. Deze sloten liggen tevens voor een deel op het boerenerf. Ook aan de voorzijde langs de Winkeldijk loopt een sloot. Water speelt een belangrijke rol voor het plangebied.
Hoofdstuk 3 Plan (Locatie Winkeldijk 5)
In dit hoofdstuk wordt het plan voor de locatie Winkeldijk 5 beschreven. Bijlage 1 bevat een landschapsplan met een globale inrichtingsschets.
3.1 Bedrijfsplan
Het agrarisch bedrijf van de familie De Vries is bescheiden van omvang. De bedrijfsactiviteiten worden voornamelijk uitgevoerd door de heer Bart de Vries en zijn echtgenote. De familie heeft thans een vergunning voor het houden van:
- 40 melkkoeien;
- 28 stuks vrouwelijk jongvee;
- 50 vleesvarkens;
- 50 ooien.
Het melkvee wordt alleen in de zomerperiode gemolken. In de winter wordt het vee 'drooggezet'. De schapen zijn uitsluitend bij huis in de periode van het aflammeren (voorjaar). Er worden sinds 2009 geen varkens gehouden.
Het huiskavel heeft een oppervlakte van 13,5 hectare. Daarnaast heeft de familie nog 6,5 hectare weide in de omgeving in pacht.
De familie wenst het agrarisch bedrijf voorlopig op basis van de huidige vergunning voort te zetten. Dochter Maaike de Vries is werkzaam als veearts en wenst het agrarisch bedrijf in de toekomst over te nemen.
3.2 Gebouwen
De familie De Vries zal een groot deel van de bestaande bebouwing behouden, te weten:
- 1. het boerderijgebouw met woning en grupstal;
- 2. de aanbouw aan het boerderijgebouw, tevens in gebruik als woning;
- 3. de hooimijt;
- 4. de werktuigenloods;
- 5. de voormalige varkensstal.
De overige gebouwen zijn van slechte kwaliteit of voldoen niet meer voor de toekomstige bedrijfsvoering. Deze zullen worden gesloopt. Het mestbassin zal worden verwijderd.
Ten westzijde van de te behouden gebouwen wordt een nieuwe ligboxenstal met mestkelder gebouwd, met een omvang van 22 x 35 meter. In deze stal kunnen de vergunde dieren worden gehouden. In het gebouw wordt tevens een melkstal aangebracht.
De nieuwe stal wordt op enige afstand van de Winkeldijk gebouwd. Zo ontstaat een traditionele indeling met een (formeel) voorerf en een (informeel) agrarisch bedrijfserf die door een denkbeeldige lijn van elkaar gescheiden worden. Het voorerf met de woning was van oudsher het domein van de vrouw en was gericht op 'sier'. Op het voorerf lagen onder andere de moestuin, de siertuin, de huisweide en de boerenboomgaard. De man droeg de verantwoordelijkheid over het achtererf waar het doel meer op 'nut' was gericht. Hier wordt gewerkt en worden de dieren gehouden. Vanaf de Winkeldijk is er een fraai zicht op het bebouwingsensemble van het boerderijgebouw en de hooimijt.
Het nieuwe agrarisch bouwvlak biedt de mogelijkheid de nieuwe ligboxenstal naar de achterzijde uit te breiden en eventueel een tweede stal (of andere bedrijfsgebouwen) te bouwen. Hiermee biedt het bouwvlak voldoende ruimte voor de toekomst.
In verband met de geursituatie is het niet toegestaan om binnen een afstand van 50 meter tot de woonbuurt Land van Winkel nieuwe dierenverblijven op te richten. Andere gebouwen of bouwwerken zijn wel toegestaan. Zie ook paragraaf 5.1.4.
3.3 Groen En Water
Momenteel is op het boerenerf weinig opgaande beplanting aanwezig. Om het perceel meer in te passen in de karakteristiek van het rivierlint en meer contrast te bieden met het open polderlandschap, worden enkele nieuwe landschapselementen gerealiseerd. Langs de sloten worden twee nieuwe rijen van knotwilgen aangeplant. Deze transparante schermen passen zeer goed in het natte rivierlandschap. Ze zorgen er tevens voor dat de bebouwingsmassa van de nieuwe stal wordt gecamoufleerd. Ook biedt de knotwilgenrij aan de oostzijde enige afscherming van de woonbuurt in ontwikkeling. De aan te brengen beplanting heeft geen negatieve invloed op de afwatering van het gebied en op de huidige sloten.
De bestaande rij populieren wordt aangevuld zodat de nieuwe stal vanuit de nieuwe woningen minder goed zichtbaar is. Ook worden op de achterste perceelgrens enkele solitaire bomen of boomgroepen geplant. Vanaf het boerenerf is er met name aan de achterzijde zicht op het open landschap.
Om de traditionele verdeling van voorerf versus achtererf goed zichtbaar te maken is op het voorerf een kleine boomgaard voorgesteld. Deze vormt samen met de siertuin rondom de woning en een kleine paardenweide het beeld van een typisch boerenvoorerf.
3.4 Verkeer En Parkeren
Verkeersaantrekkende werking
Er bestaan geen kengetallen voor de verkeersaantrekkende werking van agrarische bedrijven. In de praktijk zijn er de volgende verkeersbewegingen:
- landbouwvoertuigen;
- melkvrachtwagen (2 à 3 keer per week);
- leverancier veevoeders (1 keer per 2 weken);
- personenauto's bewoners en bezoekers.
Ontsluiting
Het bedrijf is thans op twee plaatsen vanaf de Winkeldijk ontsloten. Een hoofdentree nabij het boerderijgebouw en een nevenentree ten westen daarvan. Het is in de nabije toekomst niet nodig deze entrees aan te passen. Bij een verder uitbreiding van het bedrijf is het aanleggen van een extra entree aan de westzijde voorstelbaar, al of niet ter vervanging van een bestaande entree.
Parkeren
Er bestaan eveneens geen kencijfers voor het aantal parkeerplaatsen bij agrarische bedrijven. Het terrein biedt voldoende ruimte om in de benodigde parkeerplaatsen te voorzien.
Hoofdstuk 4 Beleid (Locatie Winkeldijk 5)
In dit hoofdstuk wordt het plandeel Winkeldijk 5 getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
4.1 Nationaal Niveau
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plandeel is het belang 'Werelderfgoederen' aan de orde. Dit plandeel is onderdeel van "De Stelling van Amsterdam". Middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2) is dit belang beschermd. Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt binnen het gebied van 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde "De Stelling van Amsterdam"'. Het Barro is derhalve van toepassing. In het Barro is de stelling (kortweg) omschreven als een samenhangend geheel bestaande uit een doorgaand stelsel van liniedijken met bijbehorende sluizen, kanalen en inundatiegebieden.
In de provinciale Verordening zijn regels opgenomen ter bescherming van dit erfgoed. Een nadere toetsing is in paragraaf 4.2.2 opgenomen.
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - dat de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Dit deelproject omvat een vormverandering van een agrarisch bouwvlak (zonder uitbreiding) en wordt derhalve niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
4.2 Provinciaal Niveau
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
- Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028;
- Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
4.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten de "Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2103-2028" (kortweg: PRS) vastgesteld. De PRS bevat een ruimtelijke beleidskader dat moet bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.
De PRS bevat de volgende provinciale belangen vastgelegd:
- 1. Duurzame leefomgeving
- a. ontwikkelen van een robuust en duurzaam bodem- en watersysteem en een waterveilige provincie;
- b. behoud van de strategische grondwatervoorraden;
- c. ruimte voor duurzame energiebronnen;
- d. anticiperen op de langetermijngevolgen van klimaatverandering;
- e. behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het landschap;
- f. behouden en ontwikkelen van de kwaliteit van de cultuurhistorische hoofdstructuur en de aardkundige waarden.
- 2. Vitale dorpen en steden
- a. realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnenstedelijke ontwikkeling;
- b. een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden;
- c. optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte;
- d. een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en vrijetijdsverkeer.
- 3. Landelijk gebied met kwaliteit
- a. uitnodigende stadlandzones die stad en land verbinden en met een adequaat recreatieaanbod;
- b. behouden en ontwikkelen van een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden;
- c. een economisch vitale en duurzame landbouwsector;
- d. behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding (recreatie en toerisme);
- e. behouden van gebieden waar rust en stilte kan worden ervaren.
Voorliggend bestemmingsplan omvat de vormverandering van een agrarisch bouwvlak. Deze ontwikkeling past binnen het provinciale belang ten aanzien van een economisch vitale en duurzame landbouwsector. Het plan sluit derhalve aan bij de provinciale belangen.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.
4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Eveneens op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten de "Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013" (kortweg: PRV) vastgesteld. De PRV stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
De PRV bevat regels ten aanzien van een breed scala aan agrarische en niet-agrarische ontwikkelingen. In deze toelichting zijn alleen de voor het plan relevante regels verwoord.
Artikel 4.13 - Agrarische bedrijven
Artikel 4.13 van de PRV bevat regels ten aanzien van de ontwikkeling van agrarische bedrijven.
In lid 4 is opgenomen dat bestaande agrarische bedrijven mogen worden uitgebreid tot maximaal 1,5 hectare. Het plan omvat een vormverandering van het agrarisch bouwvlak met een oppervlakte van circa 9000 m². Het plan voldoet daarmee aan de voorwaarde.
Lid 8 bepaalt dat er sprake moet zijn van een ruimtelijke onderbouwing waarin is aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot wezenlijk negatieve effecten voor nabijgelegen natuur. Voorliggende toelichting bevat de ruimtelijke onderbouwing. Deze is in paragraaf 5.2.3 opgenomen.
Artikel 3.7 - Mobiliteitstoets
In artikel 3.7 van de PRV is opgenomen dat de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving bevat van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten kunnen ontstaan. Een beschrijving hiervan is in paragraaf 3.4 opgenomen.
Artikel 4.9 - Landschap
Het plangebied ligt in de landschappelijk waardevolle gebieden 'Stelling van Amsterdam' en het 'Groene Hart'.
Het plangebied maakt deel uit van de zone behorende bij het werelderfgoed 'Stelling van Amsterdam'. Dit gebied wordt gekenmerkt door open veenlandschap, waarin een stelsel van forten, dijken, kanalen en inundatiewerken ligt, aangelegd om Amsterdam te beschermen. Hoewel de Stelling nooit als verdedigingswerk is gebruikt, zijn de forten en infrastructuur echter bewaard gebleven, waardoor een uniek monument van defensieve en waterstaatkundige techniek is ontstaan. Alle bovengenoemde elementen zijn aangewezen als Unesco Werelderfgoed.
De hoofdverdedigingslijn volgt bij het plangebied de Winkeldijk. Het inundatieveld ligt ten zuiden daarvan. Het plangebied ligt dus in het 'veilige gebied' achter de hoofdweerstandslijn en bevat geen elementen die tot de Stelling behoren. De voorgenomen vormverandering van het agrarisch bouwvlak leidt niet tot aantasting van de bij de Stelling behorende elementen.
Voor het landschap 'Groene Hart' wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken: openheid, (veen)weidekarakter (incl. strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.), landschappelijke diversiteit, rust & stilte.
De provincie heeft de kwaliteiten van het gebied opgenomen in een kwaliteitsgids, die de basis c.q. inspiratie heeft gevormd voor de inrichting van het plangebied.
Artikel 2.5 - Vrijwaringszone versterking regionale waterkering
In dit artikel is de verplichting opgenomen tot het opnemen van een vrijwaringszone aan weerszijden van regionale waterkeringen. De Winkeldijk is zo'n waterkering. De in het vigerende bestemmingsplan "Abcoude Buitengebied" opgenomen dubbelbestemming met de vrijwaringszone ligt buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Het behoud van de waterkering is hiermee in voldoende mate gewaardborgd. Er is geen aanleiding de dubbelbestemming in dit bestemmingsplan op te nemen.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
4.3 Gemeentelijk Niveau
4.3.1 Structuurvisie De Ronde Venen 2030
Door de gemeenteraad van De Ronde Venen is op 17 oktober 2013 de "Structuurvisie De Ronde Venen 2030" vastgesteld.
Ten aanzien van agrarische bedrijven is in de Structuurvisie opgenomen dat agrarische bedrijven een bouwblok moeten hebben dat past bij de omvang van het bedrijf en waarbinnen uitbreiding van bebouwing mogelijk is. Uitbreiding van bedrijven is toegestaan, waarbij er gebieden zijn aangegeven waarbinnen de uitbreiding tot maximaal 1,5 hectare is toegestaan. Het plangebied behoort tot zo'n gebied.
Het plan omvat de vormverandering (zonder uitbreiding) van een agrarisch bouwvlak met een oppervlakte van circa 9000 m² en past daarmee in het structuurvisiebeleid.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie De Ronde Venen 2030.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten (Locatie Winkeldijk 5)
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten voor de locatie Winkeldijk 5 beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterhuishouding.
5.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.3 Externe veiligheid
5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.5 Geluid
5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.7 Milieueffectrapportage
5.2 Waarden
5.2.1 Archeologie
5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.3 Natuurwaarden
5.3 Waterparagraaf
5.3.1 Inleiding
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
5.3.2 Beleid
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
5.3.3 Hemelwater
5.3.4 Afvalwater
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Winkeldijk geloosd worden.
5.3.5 Waterkwaliteit
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.
Hoofdstuk 6 Gebiedsanalyse (Locatie Kleiweg 27a)
Onderstaande afbeelding geeft het plangebied in zijn omgeving weer.
PLANGEBIED EN OMGEVING
6.1 Wijdere Omgeving
Het plangebied ligt op de overgang tussen het dorpsgebied en het agrarisch buitengebied aan de noordzijde van Baambrugge. Het agrarisch gebied bestaat uit een open landschap met planmatige verkaveling, verdeeld door watergangen. Kenmerkend voor dit deel van Nederland.
Op de hoger gelegen gronden langs het riviertje de Angstel is het dorp Baambrugge ontstaan. Oorspronkelijk als nederzetting en later in trek bij welgestelde stedelingen die aan het water buitenplaatsen lieten bouwen. In de tweede helft van de vorige eeuw kwamen aan weerszijden van de Angstel dorpsuitbreidingen tot stand. Het merendeel van de buitenplaatsen is verdwenen. Aan beide zijden van de Angstel is het oorspronkelijke bebouwingslint nog herkenbaar. Het plangebied vormt de beëindiging van het lint langs de Kleiweg.
6.2 Plangebied En Directe Omgeving
Binnen het plangebied staan twee voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (oppervlakten circa 400 m² en 540 m²). De agrarische bedrijfsfunctie is al ruime tijd beëindigd. De gebouwen worden thans gebruikt voor statische opslag.
De gebouwen staan op enige afstand van de Kleiweg en zijn via een afzonderlijk pad daarop ontsloten. Met name langs de noordzijde is sprake van een landschappelijke inkadering in de vorm van een groensingel. Ook op de oost- en zuidgrens, op het perceel van Kleiweg 27, zijn groensingels met bomen. Overigens is binnen het plangebied geen opgaande beplanting aanwezig.
Ten noorden en zuiden van het plangebied vormen twee sloten de begrenzing van het perceel. Deze zijn vanuit het plangebied zelf niet beleefbaar door afschermende beplanting. Ook het open veenlandschap is nauwelijks beleefbaar vanaf het erf.
Direct ten oosten van het plangebied ligt het woonperceel Kleiweg 27. Het fraaie boerderijgebouw op dit perceel is aangewezen als rijksmonument. Bij deze woonboerderij behoren een bijgebouw en de veldschuur ten westen van het plangebied. Ten noorden van de woning ligt een kleine boomgaard en een paardenbak.
Hoofdstuk 7 Plan (Locatie Kleiweg 27a)
In dit hoofdstuk wordt het plan voor de locatie Kleiweg 27a beschreven. Bijlage 2 van de regels bevat een landschapsplan met een globale inrichtingsschets.
7.1 Gebouwen En Functies
De meest noordelijke van de twee voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (oppervlakte 400 m²) wordt gesloopt. Ter plaatse worden een vrijstaande woning met bijgebouw gerealiseerd. In bijlage 2 van de regels is de situering ervan indicatief aangegeven. Er is thans nog geen ontwerp beschikbaar. Conform de algemeen geldende bouwregels voor woningen in het buitengebied van Abcoude mag de inhoud van de woning maximaal 600 m³ bedragen, waarbij de goothoogte maximaal 3 meter mag zijn en de bouwhoogte maximaal 10 meter. De oppervlakte van het bijgebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen.
De nieuwe woning moet samen met de bestaande bebouwing op het perceel Kleiweg 27 en de hooimijt een 'boerenerfensemble' gaan vormen. Daarbij is de boerderij Kleiweg 27 als het ware het hoofdgebouw en hebben de overige gebouwen de uitstraling van boerenschuren.
Het te behouden agrarische bedrijfsgebouw (met goothoogte 2 meter, bouwhoogte 5 meter en oppervlakte 540 m²) zal worden gebruikt voor de statische opslag van goederen. Er mag geen buitenopslag plaatsvinden. Tevens mogen er geen bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd.
7.2 Groen En Water
Momenteel is het plangebied aan de noordzijde afgeschermd van het open landschap door een gesloten groensingel. Door deze deels te verwijderen en te vervangen door een bomenrij ontstaat meer relatie tussen het erf en het omringende agrarische landschap. Vanuit de toegangsweg, maar ook vanuit de boomgaard en paardenbak is dan onder de bomen door zicht op het open achterland. De bomenrij wordt doorgetrokken tot aan de woning. Zodoende valt er wat meer licht op de noordzijde van de woning en is ook hier een relatie met het open landschap en de sloot.
Achter op het erf zal een kleine bomenrij een extra (transparant) beplantingsscherm vormen tussen het erf en de achterliggende veldschuur van de buren. Het boerenerf is grotendeels omkaderd met afwisselend gesloten en transparante opgaande beplanting.
Vanuit de nieuwe woning is tevens zicht op de paardenbak en boomgaard bij het perceel Kleiweg 27. Bij de woning wordt een eenvoudige siertuin gerealiseerd met gras, heesters en vaste planten. Een solitaire boom midden op het terrein kan een interessante blikvanger worden voor het boerenerf. De bebouwing en beplanting van beide boerenerven (Kleiweg 27 en 27a) geven een samenhangend beeld.
7.3 Verkeer En Parkeren
Verkeersaantrekkende werking
In onderstaande tabel is de verkeersaantrekkende werking in de bestaande en nieuwe situatie weergegeven. Het betreft het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal. De kencijfers zijn gebaseerd op de CROW Kennisbank.
functie | kencijfer | bestaand | nieuw | ||
opp./aantal | aantal mvt. | opp./aantal | aantal mvt | ||
statische opslag | 3,9 1) | 940 m² | 37 | 500 m² | 20 |
woning | 8,2 2) | 0 won. | 0 | 1 won. | 8 |
totaal | 37 | 28 |
1) | Betreft het aantal motorvoertuigbewegingen per 100 m² bvo. Uitgegaan is van het laagstgenoemde aantal bij de functie 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)', niet stedelijk, rest bebouwde kom. Waarschijnlijk is het werkelijke aantal lager. |
2) | Uitgegaan is van het gemiddelde aantal verkeersbewegingen voor een vrijstaande koopwoning, niet stedelijk, rest bebouwde kom. |
Als gevolg van het plan neemt het aantal verkeersbewegingen af van 37 naar 28 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Ontsluiting
Zowel de woning als het gebouw voor statische opslag worden via het bestaande pad ontsloten op de Kleiweg. Er hoeft geen extra inrit te worden aangelegd.
Parkeren
Met behulp van de CROW Kennisbank is onderstaande parkeerbalans opgesteld.
functie | kencijfer | opp./aantal | benodigde p.p. |
statische opslag | 0,8 p.p./100 m² 1) | 500 m² | 4,0 |
woning | 2,3 p.p./woning 2) | 1 woning | 2,3 |
totaal | 6,3 |
1) | Uitgegaan is van het laagstgenoemde aantal bij de functie 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)', niet stedelijk, rest bebouwde kom. |
2) | Uitgegaan is van het gemiddelde aantal voor een vrijstaande koopwoning, niet stedelijk, rest bebouwde kom. |
Het plangebied biedt voldoende ruimte om in de benodigde parkeerplaatsen te voorzien.
Hoofdstuk 8 Beleid (Locatie Kleiweg 27a)
In dit hoofdstuk wordt het plandeel Kleiweg 27a getoetst aan het relevante vigerende beleid . Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
8.1 Nationaal Niveau
8.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plandeel zijn geen van de nationale belangen aan de orde.
8.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
8.1.3 Besluit ruimtelijke ordening
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - dat de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Projecten die minder dan negen woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie (ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720) niet als stedelijke ontwikkelingen gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
8.2 Provinciaal Niveau
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
- Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028;
- Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
8.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten de "Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2103-2028" (kortweg: PRS) vastgesteld. De PRS bevat een ruimtelijke beleidskader dat moet bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.
De PRS bevat de volgende provinciale belangen vastgelegd:
- 1. Duurzame leefomgeving
- a. ontwikkelen van een robuust en duurzaam bodem- en watersysteem en een waterveilige provincie;
- b. behoud van de strategische grondwatervoorraden;
- c. ruimte voor duurzame energiebronnen;
- d. anticiperen op de langetermijngevolgen van klimaatverandering;
- e. behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het landschap;
- f. behouden en ontwikkelen van de kwaliteit van de cultuurhistorische hoofdstructuur en de aardkundige waarden.
- 2. Vitale dorpen en steden
- a. realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnenstedelijke ontwikkeling;
- b. een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden;
- c. optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte;
- d. een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en vrijetijdsverkeer.
- 3. Landelijk gebied met kwaliteit
- a. uitnodigende stadlandzones die stad en land verbinden en met een adequaat recreatieaanbod;
- b. behouden en ontwikkelen van een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden;
- c. een economisch vitale en duurzame landbouwsector;
- d. behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding (recreatie en toerisme);
- e. behouden van gebieden waar rust en stilte kan worden ervaren.
Voorliggend bestemmingsplan omvat de bouw van een nieuwe woning in combinatie met de sloop van een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw met een oppervlakte van 400 m² en de aanleg van nieuwe landschapselementen. Hiermee is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze ontwikkeling past binnen het provinciale belang ten aanzien van het versterken van de kernkwaliteiten van het landschap. Het plan sluit derhalve aan bij de provinciale belangen.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.
8.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Eveneens op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten de "Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013" (kortweg: PRV) vastgesteld. De PRV stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
De PRV bevat regels ten aanzien van een breed scala aan agrarische en niet-agrarische ontwikkelingen. In deze toelichting zijn alleen de voor het plan relevante regels verwoord.
Artikel 4.7 - Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing
Artikel 4.7 lid 4 van de PRV biedt de mogelijkheid tot het bouwen van één of meerdere woningen bij beëindiging van een agrarisch bedrijf. Daarbij gelden een aantal voorwaarden:
- a. Het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw.
- b. Wanneer 1000 m² tot 2500 m² aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van één nieuwe woning toegestaan. Afwijking van deze maatvoering is mogelijk mots dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit.
- c. De nieuwe woning wordt gesitueerd binnen de voormalige bouwkavel en landschappelijk goed ingepast.
- d. Omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering aangetast.
ad a. | Het plangebied ligt in directe omgeving van de kern Baambrugge en grenst direct aan een woonperceel. De hervestiging van een veehouderij is vanuit het geuraspect niet wenselijk. |
ad b. | Het plan omvat de sloop van 400 m² voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en het aanbrengen van nieuwe landschapselementen ter verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. |
ad c. | Hieraan wordt voldaan, zie hoofdstuk 7. |
ad d. | In de omgeving van het plangebied liggen geen agrarische bedrijven waarvoor het plan een belemmering zou kunnen zijn. |
Artikel 3.7 - Mobiliteitstoets
In artikel 3.7 van de PRV is opgenomen dat de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving bevat van het aantal verplaatsingen die deze ruimtelijke ontwikkelingen tot gevolg hebben en of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het ontsluitende en omliggende verkeersnetwerk voor de diverse modaliteiten kunnen ontstaan. Een beschrijving hiervan is in paragraaf 7.3 opgenomen.
Artikel 4.9 - Landschap
Het plangebied ligt in het landschappelijk waardevolle gebied het 'Groene Hart'. Voor dit gebied wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken: openheid, (veen)weidekarakter (incl. strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.), landschappelijke diversiteit, rust & stilte.
Het plan leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering en draagt derhalve bij aan de genoemde kernkwaliteiten.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
8.3 Gemeentelijk Niveau
8.3.1 Structuurvisie De Ronde Venen 2030
Door de gemeenteraad van De Ronde Venen is op 17 oktober 2013 de "Structuurvisie De Ronde Venen 2030" vastgesteld.
Ten aanzien van beëindiging van agrarische bedrijven is in de Structuurvisie opgenomen dat de agrarische functie van de bouwkavel worden omgezet in wonen. Eén of enkele extra woningen zijn mogelijk, wanneer daar de sloop van bedrijfsbebouwing tegenover staat. Provinciaal beleid is hierbij leidend.
Het plan voorziet in de bouw van een woning op een voormalige agrarische bedrijfslocatie, in combinatie met de sloop van gebouwen en een kwaliteitsverbtering van het landschap.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie De Ronde Venen 2030.
Hoofdstuk 9 Uitvoeringsaspecten (Locatie Kleiweg 27a)
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterhuishouding.
9.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
9.1.1 Bodemkwaliteit
9.1.2 Bedrijven en milieuzonering
9.1.3 Externe veiligheid
9.1.4 Geurhinder veehouderijen
9.1.5 Geluid
9.1.6 Luchtkwaliteit
9.1.7 Milieueffectrapportage
9.2 Waarden
9.2.1 Archeologie
9.2.2 Cultuurhistorie
9.2.3 Natuurwaarden
9.3 Waterparagraaf
9.3.1 Inleiding
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
9.3.2 Beleid
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
9.3.3 Hemelwater
9.3.4 Afvalwater
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Kleiweg geloosd worden.
9.3.5 Waterkwaliteit
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.
Hoofdstuk 10 Economische Uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft een aantal aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond; is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
10.1 Behoefte
Voorliggend bestemmingsplan omvat de vormverandering van een agrarisch bouwvlak en de bouw van een vrijstaande woning. De vormverandering van het agrarisch bouwvlak is nodig voor het wegnemen van de geurbelasting op de nabijgelegen uitbreidingsbuurt Land van Winkel. De nieuwe woning zal gebruikt gaan worden door de initiatiefnemer zelf.
10.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden binnen het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
10.3 Conclusie
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
Hoofdstuk 11 Juridische Aspecten
11.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
11.2 Planregels
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarisch (artikel 3)
Aan de locatie Winkeldijk 5 is onveranderd de bestemming 'Agrarisch' toegekend. De relevante regels van het vigerend bestemmingsplan zijn overgenomen. Toegevoegd is een zone waarbinnen geen huisvesting van dieren mag plaatsvinden.
Wonen (artikel 4)
De locatie Kleiweg 27a krijgt de bestemming 'Wonen' om de bouw van een nieuwe woning mogelijk te maken. Ook hier zijn de relevante regels van het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Op de verbeelding is een ruim bouwvlak opgenomen, waarbinnen de nieuwe woning mag worden gesitueerd.
Waarde - Archeologie (artikel 5)
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' uit het vigerend bestemmingsplan is overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 7) Dit artikel bevat de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 8) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene afwijkingsregels (artikel 9) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 10) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.
Slotregel (artikel 11) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 12 Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:
- 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
- 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
- 3. Vaststelling door gemeenteraad
- 4. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan
12.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Er is één zienswijze ingekomen.
Bijlage 1 Lijst Van Nevenactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van nevenactiviteiten
Bijlage 2 Landschapsplan Locatie Kleiweg 27a
Bijlage 2 Landschapsplan locatie Kleiweg 27a
Bijlage 1 Landschapsplan Locatie Winkeldijk 5
Bijlage 1 Landschapsplan locatie Winkeldijk 5