KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf Grondgebonden
Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond
Artikel 5 Waarde - Landschap (Open Landschap)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Situatie
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Streekplan En Verordening Romte
2.2.2 Grutsk Op 'E Romte
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie 'Finster Op Romte' (2010 - 2020)
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Project
3.2 Ruimtelijke Inpasbaarheid
3.3 Functionele Inpasbaarheid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Landschap En Cultuurhistorie
4.3 Bodem
4.4 Archeologie
4.5 Natuur
4.6 Milieuzonering
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
5 Water
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Verbeelding
6.3 Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economisch
7.2 Maatschappelijk

Tergracht 2A, Wyns

Wijzigingsplan - gemeente Tytsjerksteradiel

Ontwerp op 06-03-2020 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Tergracht 2A, Wyns (wijziging ligging bouwvlak en toevoegen aanduiding specifieke vorm van bedrijf - paardentandarts) met imro code NL.IMRO.0737.00BPVIWP49 van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 wijzigingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.00BPVIWP49 met de bijbehorende regels, planverbeelding en bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 aan- en afmeersteiger

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

6 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden, verzorgen en/of trainen van dieren zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij, een dierenpension, een k.i.-station, een hondenkennel;

7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;

8 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;

9 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

10 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

11 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

13 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

16 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

18 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 van het betemmingsplan 'Buitengebied 2013' dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

  • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

  • het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

  • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

  • er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

20 bestaand

  1. bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

  1. bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;

24 bijzondere paardenhouderij

zie gebruiksgerichte paardenhouderij;

25 bijzondere recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

26 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

28 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

33 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

34 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

35 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet vast op/in de grond gefundeerd is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

36 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

39 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

40 dobbe

zie: poel;

41 drinkpoel

een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;

42 dykswâl (houtwal)

een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

43 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

44 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

45 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

46 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

47 fruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

49 gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;

50 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

51 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

52 geluidsbelasting vanwege een militaire luchthaven

de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een militaire luchthaven landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneenheden, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

53 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

54 geluidsgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

55 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

56 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

57 grenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege een luchthaven

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit het Besluit militaire luchthavens;

58 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;

59 half open landschap

Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;

  2. afwisseling van water, land en drassige percelen;

  3. verspreid voorkomende petgaten en legakkers;

  4. vervagende of verdwenen verkavelingspatronen;

  5. vage of verdwenen ontginningsrichting;

  6. verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;

60 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

61 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

62 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

63 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

64 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

65 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

66 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

67 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een caférestaurant;

68 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

69 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

70 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

71 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

72 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

73 houtwal

zie dykswâl;

74 jachthaven

haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;

75 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

76 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

77 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

78 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

79 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

80 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

81 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

82 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

83 landschappelijk inpassingsplan

een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  • de historisch gegroeide landschapstructuur;

  • de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;

  • het bebouwingspatroon;

  • een goede infrastructurele ontsluiting;

  • de milieuhygiënische situatie;

  • de lichtuitstoot;

  • de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.

Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

84 landschappelijk inrichtingsplan

een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  • de historisch gegroeide landschapstructuur;

  • de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;

  • de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;

  • het bebouwingspatroon;

  • een goede infrastructurele ontsluiting.

Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

85 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

86 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

87 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

88 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

89 molen

een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;

90 molenbiotoop

de ruimte rondom een molen, die vrij wordt gehouden ten behoeve van een goede windvang en daarnaast de belevingswaarde van de molen in het landschap in stand houdt;

91 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

92 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;

93 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

94 ondergeschikte horeca

een horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

95 open landschap

Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. grootschalig open (weide)landschap;

  2. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  3. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  4. verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (v.m. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;

  5. relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

  6. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

96 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

97 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

  • de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

  • indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

  • het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

98 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

99 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;

100 pingoruïne

overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;

101 pluimvee

kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;

102 poel

een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;

103 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

104 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

105 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

106 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

107 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

108 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

109 recreatiewoonschip

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

110 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of die instelling, zoals een bedrijfskantine;

111 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

112 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

113 schiphuis

een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

114 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

115 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

116 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

117 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

118 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

het bieden van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d. (theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);

119 tuincentrum

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;

120 tuininrichtingsartikelen

specifieke artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals genoemd in bijlage 3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013';

121 vee

door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;

122 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

123 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

124 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

125 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

126 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn;

127 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

128 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

129 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

130 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

131 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

132 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

133 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

134 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

135 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

136 woonschip

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

137 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

138 woudenlandschap

het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;

  2. de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);

  3. opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;

  4. plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;

  5. veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;

  6. met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);

  7. verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.

Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

139 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.)

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf Grondgebonden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf (al dan niet in combinatie met natuur- en landschapsbeheer), met inbegrip van kassen en torensilo’s, al dan niet in combinatie met:

  1. een niet-grondgebonden agrarische neventak, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarische neventak”;

  2. biomassavergistinginstallatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - biomassavergistingsinstallatie";

  3. een niet-agrarisch bedrijf als neventak in de vorm van

  1. een zorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – zorgfunctie”;

  2. een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – pension”;

  1. een agrarisch dienstverlenend bedrijf als neventak, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - agrarisch dienstverlenend bedrijf";

  2. met uitzondering van industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  3. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;

  4. een paardentandarts ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - paardentandarts";

  1. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

  2. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;

  3. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

  4. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai van het luchtvaartterrein Leeuwarden op geluidsgevoelige gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - luchtvaart";

  5. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - spoor";

  6. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding “natuurzone - EHS”;

  7. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - externe veiligheid";

  8. het tegengaan van te hoge bebouwing en beplanting, ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop";

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. productiegebonden detailhandel;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.2.1 onder A. en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;

  2. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;

  1. lid 3.2.1 onder B. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de goothoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;

  2. lid 3.2.1 onder A. 3. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen;

  3. lid 3.2.1 onder A. 6. en toestaan dat van een torensilo de bouwhoogte ten hoogste 30 m zal bedragen;

  4. lid 3.2.2 onder C. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;

  5. lid 3.2.3 onder B. en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen, mits:

  1. de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten hoogste 50 m² zal bedragen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch bedrijf - grondgebonden' mits het landschappelijk inpassingsplan, als bedoeld in bijlage 1A en 1B, is aangelegd en instandgehouden wordt;

  2. het gebruik van de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

  3. het gebruik van de in lid 3.1 onder C. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:

  • 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of

  • 50 m²;

  1. het gebruik van andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag in de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor het stallen, huisvesten of anderszins onderbrengen van vee;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarische neventak”, in welk geval niet-grondgebonden agrarische neventakken zijn toegestaan met een omvang van ten hoogste 300 NGE (2007) en tot een maximale oppervlakte van:

  • 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf, of

  • 5000 m²;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van biomassavergisting, tenzij

  1. de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - biomassavergistingsinstallatie" en

  2. ten minste 50% van het gewicht van de in de vergistingsinstallatie toegepaste stoffen (zoals mest, co-producten) afkomstig is van het agrarisch bedrijf, waarvan de installatie deel uitmaakt;

in welk geval de vergistingsinstallatie is toegestaan tot een maximale oppervlakte van:

  • 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf of

  • 5000m²

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van een aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zorgfunctie" of "specifieke vorm van bedrijf - paardentandarts", in welk geval de niet agrarische bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in de aanduiding, zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 40% van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij

  1. de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - pension”;

  2. de specifieke vorm van bedrijf betrekking heeft op toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven);

  3. de horecabedrijfsactiviteiten vergelijkbaar zijn met die van horecabedrijf categorie 1 en/of 4;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een agrarisch dienstverlenend bedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als "specifieke vorm van bedrijf - agrarisch dienstverlenend bedrijf", in welk geval de agrarisch dienstverlenende neventak is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 40% van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

  3. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;

  4. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

3.5 Afwijking van specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 3.4 onder I. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik;

  2. bouwwerken met dak ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk onderbrengen van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische producten;

  3. bouwwerken met dak ten behoeve van (semi) agrarische en daarmee te vergelijken hobbyactiviteiten;

  4. volkstuinen en bouwwerken met dak ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;

  5. een ijsbaan en bouwwerken met dak ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;

  6. een kampeerterrein en bouwwerken met dak ten behoeve van een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans of chalets, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot 1 november;

  7. sloten, bermen en beplanting;

  8. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

  9. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding “natuurzone - EHS”;

  10. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid";

  11. het tegengaan van te hoge bebouwing en beplanting, ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. paden en kavelontsluitingswegen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water;

  5. het recreatief medegebruik;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, waaronder kunstwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “kampeerterrein”; , in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;

  2. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 4.3 onder A. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:

  1. opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of

  2. de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is, groter is dan 2 km;

  3. de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming, waaronder bedrijfswoningen, ten minste 50 meter bedraagt;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Waarde - Landschap (Open Landschap)

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Landschap (Open landschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open landschap.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

7.2 Windturbines

Er zullen, behoudens het gestelde in artikel 13.2.2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013', geen windturbines worden gebouwd.

7.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein” of de gronden zijn bestemd als 'Recreatie - 1C';

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 9 Algemene Aanduidingregels

9.1 geluidzone - industrie

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten.

9.2 geluidzone - luchtvaart

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – luchtvaart” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai van het luchtvaartterrein Leeuwarden op geluidsgevoelige gebouwen.

9.3 geluidzone - spoor

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – spoor” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten.

9.4 milieuzone - waterwingebied

De functie van de gebiedsaanduiding “milieuzone - waterwingebied” is de bescherming van het doelmatig en veilig winnen van water.

9.5 natuurzone - EHS

De functie van de gebiedsaanduiding “natuurzone – EHS” is

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden binnen de begrensde EHS – gebieden;

  2. het tegengaan van werken en werkzaamheden, die het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden binnen de begrensde EHS – gebieden kunnen frustreren.

9.6 veiligheidszone - externe veiligheid

De functie van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie.

9.7 vrijwaringszone - molenbiotoop

De functie van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – molenbiotoop” is het tegengaan van te hoge bebouwing en te hoge beplanting die het goed functioneren van een molen door windbelemmering kan frustreren en die de belevingswaarde van de molen in het landschap kan beperken.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

  1. de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

  2. de de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;

  3. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

  4. uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

  5. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:

  • de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;

  1. de bestemming 'Verkeer - Verblijf' wordt aangebracht, mits:

  1. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een weg, of de kruispuntverbetering om verkeerstechnische redenen noodzakelijk is;

  2. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een weg ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;

  3. de aanleg of de verlegging van een utilitair fietspad om verkeerstechnische redenen nodig is;

  4. de aanleg van een recreatief fietspad met het oog op het bevorderen van het recreatief medegebruik van het buitengebied, o.a. in het kader van gebiedsontwikkeling, wenselijk is;

  5. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de geluidsbelasting van geluidgevoelige objectenals gevolg daarvan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  1. de bestemming 'Water' wordt aangebracht, mits:

  1. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een vaarweg om nautische redenen noodzakelijk is;

  2. de verbreding, verlegging of de bochtafsnijding van een vaarweg ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;

  3. de aanleg of de verlegging van een waterloop noodzakelijk is voor het maken van een verbinding met een andere waterloop ten behoeve van de kleine vaarrecreatie;

  4. de aanleg of de verlegging van een waterloop noodzakelijk is ten behoeve van een goede waterhuishouding;

  5. de aanleg of verlegging van een waterloop ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;

  6. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, indien:

  1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

  2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Riool’ wordt aangebracht, indien:

  1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

  2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, indien:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:

  • door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ wordt aangebracht, indien:

  • door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Open landschap)' wordt aangebracht, indien:

  • door aanvullend onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' wordt aangebracht, indien:

  • door aanvullend onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;

  1. de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, indien:

  • dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;

  1. de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid" wordt aangebracht, indien:

  1. de hoedanigheid van een risicovolle functie is gewijzigd;

  • de ligging van de zone moet worden afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.

Artikel 12 Overige Regels

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels van toepassing als bedoeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2013.

Hoofdstuk 4 Overgangs- Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid A. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid A. met maximaal 10 %.

  2. Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan i.c. Bestemmingsplan Buitengebied 2013, Tegracht 2A, Wyns (wijziging ligging bouwvlak en toevoegen aanduiding specifieke vorm van bedrijf - paardentandarts) met imro code NL.IMRO.0737.00BPVIWP49 van de gemeente Tytsjerksteradiel.

Aldus vastgesteld d.d.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is medewerking gevraagd aan een aanpassing van de ligging van het bouwvlak op het perceel Tergracht 2A te Wyns. Het voornemen is om ter plaatse een paardenbak aan te leggen, bestemd om patiënten (paarden) te observeren die de paardengebitdierenarts van de aanvrager bezoeken. Naast de paardengebitsdierenarts blijft het melkveebedrijf ter plaatse bestaan. Vanuit de bedrijfsvoering is het wenselijk dat de paardenbak direct ten noordoosten van het huidige bouwperceel wordt gerealiseerd. De totale oppervlakte van het bouwperceel zal niet groter worden. Een deel van het huidig bouwperceel wordt, gezien de bedrijfsvoering, niet gebruikt voor bebouwing en dergelijke. Dit deel, ten zuidwesten van het perceel, zal ingeleverd worden.

1.2 Situatie

De locatie Tergracht 2A ligt in het open buitengebied ten noorden van het dorp Wyns. Het agrarisch bedrijf ligt aan de zuid-oostzijde van Tergracht.

[image]

Het gebied rondom Tergracht kernmerkt zich door de aanwezigheid van diverse agrarische bedrijven en een enkele solitaire woning. Schuin tegenover de locatie Tergracht 2A staat een agrarisch bedrijf met de bestemming Agrarisch - bedrijf grondgebonden. Dit bedrijf met twee bedrijfswoningen bevindt zich op ongeveer 140 meter afstand en vormt daarmee geen belemmering voor de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf aan Tergracht 2A te Wyns.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het voor dit wijzigingsplan relevante beleid besproken. In hoofdstuk 3 vindt een beoordeling van het project plaats. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridisch-bestuurlijke aspecten aan bod. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 ligt ten grondslag aan voorliggend wijzigingsplan. In dit bestemmingsplan is aandacht besteed aan het relevante beleid.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Streekplan En Verordening Romte

Op 13 december 2006 hebben Provinciale Staten van Fryslân het Streekplan 'Om de kwaliteit fan de romte' vastgesteld. Hierin staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen. De beleidskaders zijn uitgewerkt in de Verordening Romte (geconsolideerde versie 4 maart 2015). Hierin geeft de provincie aan welke onderwerpen de provincie van provinciaal belang acht en op welke wijze de provinciale belangen moeten worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen.

Ruimtelijke kwaliteit

Volgens het Streekplan wordt in de plantoelichting van een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie of voor landelijk gebied, een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf opgenomen. In artikel 3.1.1, lid 1 van de Verordening Romte is deze procesvereiste opgenomen. De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf geeft een verantwoording over de wijze waarop het plan rekening houdt met en invulling geeft aan de ruimtelijke kwaliteit. Specifiek wordt hier verwezen naar de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte.

Een belangrijk inhoudelijk uitgangspunt van het Streekplan is dat de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen in Fryslân herkenbaar blijven. Daarom bepaalt lid 2 van artikel 3.1.1 Verordening Romte dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied, zonodig regels worden opgenomen die ertoe strekken dat de kernkwaliteiten per landschapstype herkenbaar blijven. Het Streekplan hecht tevens specifiek belang aan een zorgvuldige landschappelijke inpassing van uitbreidingslocaties en agrarische bedrijven. Deze inhoudelijke voorwaarde regelt het derde lid van artikel 3.1.1 Verordening Romte. Het ruimtelijk plan dient een zorgvuldige inpassing binnen de landschappelijke kernkwaliteiten te borgen.

In paragraaf 4.2 wordt gemotiveerd dat aan deze bepalingen kan worden voldaan.

Archeologie

In artikel 3.1.2 van de Verordening Romte is opgenomen dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Famke.

In paragraaf 4.4 wordt gemotiveerd dat aan deze bepaling kan worden voldaan.

2.2.2 Grutsk Op 'E Romte

Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 de structuurvisie “Grutsk op ‘e Romte” vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht Provinsje Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie te borgen.

In paragraaf 4.2 wordt gemotiveerd op welke wijze aan dit beleid wordt bijgedragen.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Structuurvisie 'Finster Op Romte' (2010 - 2020)

In januari 2010 is de Structuurvisie 'Finster op Romte' door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft de toekomstvisie weer van Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende typen kernen. Naast grote kernen als Burgum en Hurdegaryp en recreatieve kernen als Earnewald bestaat de gemeente uit kleine kernen.

Landschap

Het landschap is de toetssteen voor alle ontwikkelingen. Ontwikkelingen zijn vaak nodig en essentieel, maar het landschap dient hieronder niet te lijden. Dit betekent dat bij ruimtelijke ingrepen zorgvuldig wordt omgegaan met de schaal en maat van de te realiseren ontwikkeling in het gebied. Om de mogelijkheden in het landschap aan te geven is de gemeente Tytsjerksteradiel verdeeld:

  • Het oostelijke (besloten) gedeelte, inclusief de Trynwâlden;

  • Het westelijke (open) gedeelte.

Deze tweedeling is de basis voor de zonering in dynamiek. Daarbinnen wordt overigens nog wel gedifferentieerd. De stelregel bij beide regimes is gelijk: ontwikkelingen in het landschap kunnen, maar alleen wanneer zij zich voegen naar en passen in maat en schaal van het landschap.

In paragraaf 4.2 wordt gemotiveerd op welke wijze aan dit beleid wordt bijgedragen.

Hoofdstuk 3 Beoordeling

3.1 Project

Het wijzigingsplan heeft betrekking op een aanpassing van de ligging van het bouwvlak en het toevoegen van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - paardentandarts op het grondgebonden agrarisch bedrijf van het perceel Tergracht 2A te Wyns.

3.2 Ruimtelijke Inpasbaarheid

Het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' beschikt over een wijzigingsbevoegdheid (artikel 6.6.1 onder a) waarmee de bestemming 'Agrarisch - cultuurgrond' kan worden gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ ten behoeve van de functieverandering van de gronden, mits:

1. er sprake is van een bestaand volwaardig agrarisch bedrijf in omvang en oppervlakte grond;

2. de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in de landbouw;

3. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

4. bij vergroting van het bouwperceel de noodzaak daarvan is aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van het agrarisch bedrijf, als bedoeld onder a. 3., voor minimaal 3 jaar is aangegeven;

5. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwpercelen ten hoogste:

a. 1,5 hectare per grondgebonden of niet-grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf circa 1 hectare groot is;

b. 2 hectare per grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde bedrijf circa 1, 5 hectare groot is;

c. 3 hectare per grondgebonden agrarisch bedrijf zal bedragen indien het bestaande bouwperceel van het onder a.1. genoemde bedrijf meer dan 1,5 ha groot is en mits er sprake is van een grondgebonden melkveehouderijbedrijf;

6. het nieuwe bouwperceel aansluitend op of in de onmiddellijke nabijheid van het bestaande bouwperceel van het onder a. 1. genoemde agrarische bedrijf wordt gesitueerd;

7. de landschappelijke inpassing van het bouwperceel plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;

Daarnaast beschikt het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" ook over een wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.6.2 functieverbreding onder b.) over de mogelijkheid om een niet agrarische neventak op het perceel te vestigen. Deze wijzigingsbevoegdheid geeft aan dat de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - {...}” ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten kan worden aangebracht, mits:

1. de niet agrarische bedrijfsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf bedragen;

2. de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen het bouwperceel;

3. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;

4. de niet agrarische bedrijfsactiviteiten:

a. overeenkomen met die van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;

Naast voorgaande criteria dient ook te worden voldaan de verschillende omgevingsaspecten. Aan deze criteria wordt hierna, in hoofdstuk 4 aandacht besteed.

Een toetsing van het verzoek om aanpassing van het bouwvlak en het toevoegen van de aanduiding aan de hiervoor aangegeven voowaarden laten het volgende beeld zien.

Toetsing aan artikel 6.6.1 van het bestemmingsplan Buitengebied 2013

Ad. 1.

Er is sprake van een volwaardig grondgebonden melkveebedrijf met melkkoeien en bijbehorend jongvee. Milieutechnisch is er ruimte om uit te breiden met de gewenste functieverbreding.

Ad. 2.

De aanvrager exploiteert het agrarisch bedrijf. De aanvrager heeft daarmee het hoofdberoep in de landbouw.

Ad. 3.

Gelet op de omvang van het bedrijf en de investering die wordt gedaan met de functieverbreding van het bedrijf, mag aangenomen worden dat de bedrijfsopzet - ook op langere termijn - perspectief biedt als volwaardig bedrijf.

Ad. 4.

De omvang van het bouwperceel (bouwvlak) blijft gelijk op 1,4 ha. Van vergroting van het bouwperceel is dus geen sprake.

Ad. 5.

Het gaat in dit geval niet om een vergroting van het bouwpeceel, maar slechts om een aanpassing van de vorm van het bouwperceel.

Ad. 6.

Het te verplaatsen deel van het bouwvlak wordt aansluitend op het bestaande bouwvlak gesitueerd.

Ad. 7.

Het perceel ligt in het open landschap. Het bouwperceel wordt aan de noordoostzijde uitgebreid. Op de huidige noordoostelijke grens van het bouwperceel staat een bomenrij. deze blijft ook na de uitbreiding van het bouwperceel behouden. Daarnaast wordt er een bomenrij rondom de nieuwe buitenbak aangelegd. Wij achten een verdere verdichting van het (nieuwe) bouwperceel niet nodig gelet op het open landschap.

3.3 Functionele Inpasbaarheid

Het wijzigingsplan heeft betrekking op aanpassing van een reeds bestaand en juridisch/planologisch toegestaan grondgebonden agrarisch bedrijf. Met het voorliggende wijzigingsplan vindt een fnctieverbreding, passend en gebonden aan het agrarisch bedrijf plaats. De gemeente wil de agrarische sector ruimte bieden, ruimte om uit te breiden, maar binnen de stelregel van een zorgvuldige inpassing in het landschap. De gewenste wijziging van het bestemmingsplan past daarbinnen.

3.4 Conclusie

Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past ruimtelijk inpasbaar is.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

De toetsingscriteria uit het bestemmingsplan Buitengebied 2013 schrijven voor dat een wijzigingsplan onderbouwd dient te worden ten aanzien van de omgevingsaspecten. Er dient aangetoond te worden dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de bodem, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de milieuaspecten en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de verkeersaspecten, de geluidsaspecten, de luchtkwaliteit en de externe veiligheid. Daarnaast is het een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren.

4.2 Landschap En Cultuurhistorie

Sinds 2012 is het wettelijk verplicht om cultuurhistorische (cultuurlandschappelijke en bouwhistorische) waarden mee te nemen en af te wegen in ruimtelijke plannen (Bro art. 3.1.6). Daarnaast is in de Verordening Romte (art. 2.1.1) de verplichting opgenomen om aan te geven op welke wijze het plan rekening houdt met respectievelijk invulling geeft aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Deze zijn specifiek beschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte, het bestemmingsplan Buitengebied 2013, Landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten Grutsk op 'e Romte

In Grutsk op 'e Romte worden twee schaalniveaus gehanteerd:

  1. het provinciale schaalniveau, met structuren die belangrijk zijn voor de provincie als geheel; dit zijn grote, regio overschrijdende eenheden die niet binnen bepaalde regionale en/of gemeentelijke grenzen onder te brengen zijn. De voorgenomen activiteit doet geen afbreuk aan deze gebiedsoverschrijdende landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang.

  2. het deelgebied schaalniveau, met structuren die met name binnen een bepaald deelgebied representatief en van belang zijn; dit zijn structuren op regionale schaal, die gekoppeld zijn aan specifieke deelgebieden binnen de provincie. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied Noordelijke Wouden. Ter plaatse van het plangebied zijn geen provinciale belangen aangeduid.

Landschap en ruimtelijke kwaliteit Bestemmingsplan Buitengebied 2013

In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is op hoofdlijnen in beeld gebracht welke cultuurhistorische waarden aanwezig zijn in het buitengebied. Het gaat daarbij vooral om ontginningspatronen, landschapselementen en bebouwingselementen. Voor het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische elementen of patronen aangegeven.

Het plangebied ligt in het westelijke open gedeelte van de gemeente. Dit landschap is in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 aangemerkt met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Open landschap)'. Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van het open karakter van deze gebieden en van de kenmerkende verkavelingstructuur.

Wij achten het, gelet op de gevraagde ontwikkelingen en het open landschap, niet nodig om een geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan op te stellen en als voorwaardelijke bepaling aan het wijzigingsplan toe te voegen. Met de gevraagde aanpassing van het bouwperceel vindt er geen onevenredige landschappelijke inbreuk plaats.

4.3 Bodem

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt niet voorzien in extra bebouwing. De strook grond die aan het bouwperceel wordt toegevoegd is in het verleden alleen als agrarische grond (weide) in gebruik geweest. Er is geen reden om aan te nemen dat de bodemgesteldheid niet geschikt zou zijn voor de realisatie van een (buiten) paardenbak.

4.4 Archeologie

Gemeenten hebben sinds de inwerkingtreding van deze wet de verantwoordelijkheid om waardevolle archeologische locaties niet te (laten) verstoren. Belangrijk instrument is het op een juiste wijze opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en de vergunningverlening. In de Verordening Romte is de verplichting opgenomen om archeologische waarden af te wegen in ruimtelijke plannen (art. 2.2.1).

Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Wet op Archeologische Monumentenzorg moet bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Voor het bureau-onderzoek hebben wij de FAMKE kaart geraadpleegd en is er telefonisch contact geweest met mevrouw De Bruine van de provinsje Fryslân. Zij heeft toelichting gegeven op de onderzoek verplichting en aangegeven dat de gemeente bevoegd gezag is zij gaf aan dat bij beperkte ingrepen qua diepte een karterend onderzoek in sommige gevallen achterwege kan blijven.

De locatie ligt voor wat betreft de periode Ijzertijd - Middeleeuwen in een gebied waar karterend onderzoek 1 benodigd is. Dit betekent dat 6 boringen per hectare gedaan zouden moet worden om mogelijke vindplaatsen te registreren.

Met betrekking tot onderhavige situatie is de ingreep in de bodem beperkt te noemen. De aanleg van de paardenbak zal namelijk niet gepaard gaan met werkzaamheden die een forsere ingreep in de bodem hebben dan bij normale ploegwerkzaamheden zoals die twee maal eerder ter plaatse zijn uitgevoerd tot 30 cm diepte. De af te graven grondlaag zal niet dieper zijn dan 20 cem. Nu de oppervlakte van de ingreep beperkt is, namelijk 1200m² en de ingreep in de bodem niet heel diep zal gaan, valt te motiveren dat grondboringen in dit specifieke geval achterwege kan blijven.

Steentijd Bronstijd

Ten aanzien van de periode Steentijd - Bronstijd is ter plaatsen een karterend onderzoek 3 benodigd. Dat wil zeggen dat bij een wijziging van een bestemmingsplan met een oppervlakte van meer dan 5000m² een karterend onderzoek plaats dient te vinden. Het initiatief heeft een oppervlakte van 1200m². Voor de periode Steentijd - Bronstijd is dan ook geen nader archeologisch onderzoek nodig.

4.5 Natuur

Vanaf 1 januari 2017 is de nieuw Wet Natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvouwdige regels ter bescherming van waardevolle natuur en in minder administratieve lasten.

Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.

Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten. Als het werk zo kan worden ingericht dat er geen schade wordt toegebracht aan beschermde soorten, hoeft er vooraf niets geregeld te worden.

Ten aanzien van het aspect ecologie is een quickscan uitgevoerd met betrekking tot de locatie Tergracht 2A te Wyns. De rugstreepad, de eekhoorn, de das en de Noordse woelmuis zijn mogelijk aanwezig un het plangebied. Echter gelet op het feit dat sprake is van werkzaamheden die plaatsvinden buiten het broedseizoen, dat geen sloten worden gedempt en dat geen bomen worden gekapt, valt niet te verwachten dat mogelijk aanwezige diersoorten verstoord worden. De werkzaamheden zijn overigens binnen een periode van twee weken afgerond, wat betekent dat gedurende een zeer beperkte termijn sprake is van mogelijke effecten.

Natuurbeschermingswet

Er is geen wijziging in het houden van dieren, dus wat dat betretf is een wijziging van de bestaande NB wet niet aan de orde.

Stikstof depositie

Ten aanzien van de werkzaamheden die gemoeid gaan met de aanleg van de paardenbak, is sprake van beperkte uitstoot, gedurende een beperkte termijn. Eventuele uitstoot van CO2, veroorzaakt tijdens de aanlegfase is (veel) geringer van aard dan de uitstoot die gepaard gaat met de activiteiten die reeds vergund zijn ter plaatse, zodat verhoudingsgewijs sprake zal zijn van van een zeer geringe uitstoot van CO2 omdat 2 á drie dagen werkzaamheden worden uitgevoerd. Daar komt overigens bij dat permanente nieuwe beplanting wordt aangebracht, zodat per saldo sprake is van CO2 opname en dit onderdeel verder geen nadere uitwerking vereist. Het plan is besproken met een ambtenaar van de afdeling Nb wet van de provinsje Fryslân.

4.6 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening en bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het van belang om inzicht te krijgen in relevante milieuhinderaspecten. Milieuzonering is hiervoor een geschikt instrument. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf) en milieugevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen). Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld scholen).

Geurhinder

Geurhinder kan optreden door het houden van dieren, de opslag en bewerking van mest en door de opslag en bewerking van veevoer.

Het houden van landbouwhuisdieren

Geurhinder vanwege het houden van landbouwhuisdieren in stallen wordt in Nederland getoetst middels de regels in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Met minimumafstanden en maximale waarden voor geurbelasting krijgen geurgevoelige objecten bescherming tegen overmatige geurhinder. De voorschriften uit de Wgv zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit.

De meest nabije (bedrijfs)woning ligt aan de Lytsegeast 3 te Wyns. Dit perceel is het dichtstbijzijnde geurgevoelige object en moet in deze situatie beoordeeld worden.

Een uitbreiding van het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf mag niet plaatsvinden indien de afstand tot het geurgevoelig object (woning van derden) buiten de bebouwde kom minder dan 50 meter bedraagt. Het gaat om de afstand vanaf het bouwvlak van het agrarisch bedrijf tot de grens van het bouwvlak van een geurgevoelig object.

Het perceel Lytsegeast 3 te Wyns ligt op ongeveer 140 meter afstand, gemeten vanaf het bouwvlak van de woning tot aan het nieuw te vormen bouwvlak van het agrarisch grondgebonden bedrijf. Er wordt daarmee voldaan de voorschriften.

Overige activiteiten

Overige activiteiten, zoals de opslag van mest en veevoer, kunnen lokaal geurhinder veroorzaken. Geurhinder kan worden voorkomen door voldoende afstand te houden tussen de geurbron en een geurgevoelige locatie. Er wordt voldaan aan de afstanden die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit.

De afstanden tot en de geurbelasting op de geurgevoelige objecten staan de planontwikkeling niet in de weg.

4.7 Geluid

De aanpassing van het bouwperceel heeft niet betrekking op een geluidsgevoelige functie. Er hoeft dan ook geen nader akoestisch onderzoek plaats te vinden.

4.8 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur.

Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.

De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.

Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen sprake van een aanzienlijke toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.

4.9 Externe Veiligheid

Ten aanzien van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn (Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen), transportroutes waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (thans de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en binnenkort het Besluit externe veiligheid trans-portroutes met bijbehorend Basisnet) en buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen). De belangrijkste risicomaten zijn het plaatsgebonden risico (grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten) en het groepsrisico (oriëntatiewaarde, waar aan moet worden getoetst bij ontwikkelingen in het invloedsgebied).

Om te bepalen of in de nabijheid van het besluitgebied risicovolle objecten aanwezig zijn die het voornemen belemmeren, is de risicokaart geraadpleegd. Uit de risicokaart blijkt dat er geen inrichtingen of transportroutes in de directe omgeving aanwezig zijn. Omgekeerd geldt ook dat met het voorliggende plan geen risicobronnen mogelijk worden gemaakt. Externe veiligheid speelt daarmee, voor het onderhavige plan, geen rol.

5 Water

Het aspect water is afgewogen door middel van een watertoets. De watertoets is het proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is het waarborgen en het expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing nemen van alle waterhuishoudkundige doelstellingen. Door middel van de watertoets kunnen de initiatiefnemer en waterbeheerder, al tijdens de planontwikkeling, overeenstemming bereiken over water in het ruimtelijk plan. In de watertoets worden de waterhuishoudkundige consequenties van het ruimtelijk plan beoordeeld en geconcretiseerd in termen van "vasthouden, bergen en afvoeren" en "voorkomen, scheiden en zuiveren".

De watertoets resulteert in een waterparagraaf waarin is aangegeven met welke randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van water rekening dient te worden gehouden bij de verdere uitwerking van het plan. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de afwegingen ten aanzien van water transparant.

Wetterskip Fryslân beschikt over de Leidraad Watertoets. Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen, waarmee wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen van de thema's veilig, voldoende en schoon. Daarnaast zorgt de Leidraad Watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip Fryslân tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van de onderwerpen die vanuit het oogpunt van water van belang zijn bij ruimtelijke plannen.

Voor het plan Tergracht 2A te Wyns is een watertoets aangevraagd op www.dewatertoets.nl. Met de gegevens die zijn opgegeven is bepaald dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure geen waterschapsbelang worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat er verder geen contact hoeft te worden opgenomen met Wetterskip Fryslân.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m² in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Zie de Leidraad watertoets voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd. [image]

Ruimtelijke adaptatie Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op De Friese klimaatatlas : www.frieseklimaatatlas.nl

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Op de locatie waar het nieuwe bouwvlak wordt gesitueerd is het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Tytsjerksteradiel van kracht (vastgesteld 27 juni 2013). Het plangebied heeft de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch - Bedrijf grondgebonden met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - paardentandarts";

  • Waarde - Landschap (Open landschap)

De dubbelbestemming Waarde - Landschap (Open landschap) blijft gehandhaafd in dit wijzigingsplan. Het voorliggende wijzigingsplan maakt na het onherroepelijk worden deel uit van het moederplan.

6.2 Verbeelding

Dit wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Deze verbeelding vervangt de in het vigerend bestemmingsplan Buitengebied 2013 opgenomen verbeelding. Op de verbeelding is het nieuwe bouwperceel aangegeven.

Voor de ondergrond van de plankaart is gebruik gemaakt van de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN), waar nodig aangevuld met de kadastrale kaart. Na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied 2013.

6.3 Regels

Op het wijzigingsplan zijn de regels van het moederplan van toepassing. De bestemmingen die op dit wijzigingsplan van toepassing zijn, zijn in de regels opgenomen. Deze bevatten dezelfde bepalingen als de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

7.1 Economisch

De benodigde grond is in eigendom van de aanvrager. Tussen de aanvrager en gemeente is, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

7.2 Maatschappelijk

Het wijzigingsplan is, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.