KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk - Medisch En Zorg
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Voorwaardelijke Verplichting Met Betrekking Tot Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Natuur
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Geluid
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Luchtkwaliteit En Geurhinder
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Uitgangspunten
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.3.1 Algemeen
5.3.2 Enkelbestemmingen
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economisch
6.2 Maatschappelijk

Bestemmingsplan J.D. de Vriesstraat 4, 4A en 4B te Burgum (uitbreiding woon- zorglocatie

Bestemmingsplan - gemeente Tytsjerksteradiel

Vastgesteld op 24-06-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het bestemmingsplan J.D. de Vriesstraat 4, 4A, 4B te Burgum (uitbreiding woon- zorglocatie) met Imro code NL.IMRO.0737.01BPXVIII van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;

6 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;

7 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

8 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

9 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

11 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

13 bedrijfskantine

zie: restauratieve voorziening;

14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

15 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

16 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

17 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 1 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

  1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

  2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

  3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

  4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

19 bestaand

  1. bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

  1. bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

23 bijzondere paardenhouderij

zie gebruiksgerichte paardenhouderij;

24 bijzondere recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

31 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

32 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

33 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

34 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

35 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

36 dagbesteding

een voorziening voor het opvangen van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of (geestelijk) gehandicapten, waarbij diverse aan de dagbesteding gerelateerde activiteiten mogelijk zijn, zoals het houden en verzorgen van dieren, het kweken/telen van gewassen en de kleinschalige productie/reparatie van goederen;

37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

39 dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

40 dykswâl (houtwal)

een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

41 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

42 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

43 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

44 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

45 fruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

47 gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij, waaronder een manege, die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;

48 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

49 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

50 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

51 geluidsgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

52 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

53 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

54 groepsaccommodatie

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort recreatief verblijf;

55 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;

56 half open landschap

Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;

  2. afwisseling van water, land en drassige percelen;

  3. verspreid voorkomende petgaten en legakkers;

  4. vervagende of verdwenen verkavelingpatronen;

  5. vage of verdwenen ontginningsrichting;

  6. verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;

57 haven

haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het ligplaats innemen van recreatievaartuigen;

58 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

59 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woning is gebouwd;

60 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

61 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

62 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

63 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

64 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

65 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

66 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

67 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

68 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken worden verstrekt;

69 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

70 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

71 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

72 houtwal

zie dykswâl;

73 huishouden

Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuiteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

74 individueel aaneen gebouwd

gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 meter, of gebouwen op een zodanige wijze aaneen gebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en /of gevelbelijning;

75 intensieve veehouderij

zie niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

76 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

77 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

78 kampwinkel

een winkel ten behoeve van de gebruikers van een kampeerterrein of een andere verblijfsrecreatieve voorziening;

79 kantoor

een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

80 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

81 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

82 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

83 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

84 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

85 landschappelijk inpassingsplan

een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  1. de historisch gegroeide landschapstructuur;

  2. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;

  3. het bebouwingspatroon;

  4. een goede infrastructurele ontsluiting;

  5. de milieuhygiënische situatie;

  6. de lichtuitstoot;

  7. de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.

  8. Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

86 landschappelijk inrichtingsplan

een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  1. de historisch gegroeide landschapstructuur;

  2. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;

  3. de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;

  4. het bebouwingspatroon;

  5. een goede infrastructurele ontsluiting.

Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

87 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

88 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

89 manege

een voorziening met een publieksgericht karakter, waar, al dan niet bedrijfsmatig, gelegenheid wordt geboden voor het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;

90 medische voorziening

voorziening ten behoeve van geneeskundige diensten die gericht zijn op het opsporen van ziekten en de geneesmiddelen daarvoor aanwijst, waaronder een (tand)artsenpraktijk, apotheek, dierenkliniek;

91 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

92 milieuafstand

de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;

93 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

94 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

95 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;

96 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

97 ondergeschikte horeca

Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

98 openbare nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie.

99 open landschap

Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. grootschalig open (weide)landschap;

  2. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  3. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  4. verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (voormalige eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;

  5. relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

  6. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

100 klei op veen landschap

het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. zeer grootschalig open (weide)landschap

  2. regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;

  3. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

  4. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  5. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  6. kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;

  7. grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;

  8. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;

101 meren- en kanalenlandschap

  1. het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  2. meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;

  3. grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;

  4. opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;

  5. perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;

  6. incidenteel voorkomende bebouwing;

102 veenweidelandschap

het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. grootschalig open (weide)landschap;

  2. hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;

  3. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  4. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  5. enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;

  6. verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;

  7. relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

  8. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

103 openbare nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een electriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie;

104 opvangcentrum

plaats waar van elders komende personen (met name vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen en voorlopig gehuisvest en verzorgd worden;

105 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

106 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

107 paardenbak

Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

108 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

109 paramedische voorziening

voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;

110 parkeergelegenheid

het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;

111 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

  1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

  2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

  1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

112 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

113 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede detailhandel binnen tuincentra, bouwmarkten en kringloopwinkels, die vanwege de aard van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;

114 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;

115 pluimvee

kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;

116 poel

een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;

117 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

118 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

119 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

120 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

121 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

122 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

123 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;

124 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

125 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

126 schiphuis

een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

127 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

128 slijterij

een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;

129 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

130 sociaal-medische voorziening

voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;

131 sportkantine

een voorziening ten dienste van een sportvereniging en/of -instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de leden, supporters en bezoekers van de sportvereniging en/of aan de reguliere gebruikers van die sportinstelling;

132 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;

133 stallinggelegenheid

het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;

134 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

135 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

het verstrekken van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d. (theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);

136 vee

door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;

137 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

138 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

139 verplaatsbaar bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;

140 voetprint van de hoofdmassa

de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte

141 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

142 volumineuze goederen

goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

143 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn;

144 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

145 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

146 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

147 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

148 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

149 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

150 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

151 wonen

het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden

152 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

153 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

154 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

155 woonwagen

een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

156 woudenlandschap

het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;

  2. de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);

  3. opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;

  4. plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;

  5. veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;

  6. met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);

  7. verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.

Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

157 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden;

158 zorgcomplex

een cluster van zelfstandige zorgwoningen, al dan niet voorzien van een gezamenlijke multifunctionele ruimte voor dagbesteding en recreatie, waarbij welzijn en zorg op afspraak doorgaans tot het servicepakket van het complex behoren.

159 zorgwoning

een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal één van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning - op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem - is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning of wooneenheid en welke zorg door minimaal één van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten bouwwerk of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk - Medisch En Zorg

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Medisch en Zorg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;

  2. een zorgcomplex ter plaatse van de aanduiding "zorgcomplex";

  3. dagbesteding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 3.1 onder A.2. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, anders dan bewoning door zorgbehoevenden;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in aritkel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

5.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puin en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

  1. de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

  2. de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m2 van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;

  3. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

  4. uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

  5. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute;

en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en mits er sprake is van:

  • voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 8 Algemene Voorwaardelijke Verplichting Met Betrekking Tot Parkeren

  1. Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd of in stand gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan bijlage 2 van het GVVP, die is opgenomen als bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan;

  2. Als de onder sub 1. bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid A. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.

  2. Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan J.D. de Vriesstraat 4, 4A, 4B te Burgum (uitbreiding woon- zorglocatie) met Imro code NL.IMRO.0737.01BPXVIII van de gemeente Tytsjerksteradiel;

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van d.d.10-06-2021

De voorzitter, De griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het onderliggende bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de percelen J.D. de Vriesstraat 4, 4A en 4B te Burgum. Op deze percelen is een woon-zorglocatie van Talant gevestigd. Talant is voornemens de woon-zorglocatie te vernieuwen en uit te breiden. De onderhavige gronden behoren tot het plangebied van het bestemmingsplan 'Burgum 2016'. Het huidige bestemmingsplan biedt niet voldoende bouwmogelijkheden om de modernisering van de gebouwen mogelijk te maken. Om medewerking te kunnen verlenen aan de plannen wordt er een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

[image]

Locatie van het plangebied

[image]

Huidig bestemmingsplan

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt het plan nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven waaraan de ontwikkeling binnen het plangebied aan wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan en tenslotte wordt de uitvoerbaarheid van het plan in hoofdstuk 6 toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Talant heeft in Burgum diverse locaties waar zij cliënten huisvesten. Door verscherpte regelgeving is de noodzaak ontstaan om bepaalde locaties aan te passen. Dit geldt ook voor de locatie aan de J.D. de Vriesstraat. In de huidige situatie is er sprake van twee groepswoningen voor 6 en 8 cliënten en een ruimte voor dagbesteding. De twee groepswoningen voldoen niet meer aan huidige eisen. De privé kamers hebben geen eigen sanitair en de verdieping is uitsluitend te bereiken via een vaste trap. Er is geen lift aanwezig. Door dit complex aan te passen kan de capaciteit worden vergroot waardoor de locatie aan de Talmasingel hier ook ondergebracht kan worden en er ruimte is om cliënten vanaf de wachtlijst te plaatsen.

[image]

Bestaande situatie

2.2 Nieuwe Situatie

Het nieuwe plan voorziet in 24 zorgwoningen en een ruimte voor dagbesteding. De zorgwoningen eigen sanitair. Daarnaast wordt er een lift geïnstalleerd. Doordat er meer cliënten op één locatie worden gehuisvest, kan de zorg doelmatiger worden verleend.

[image]

Nieuwe situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Hieronder volgt een samenvatting.

3.1 Rijksbeleid

De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;

  • de bereikbaarheid verbeteren;

  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De benoemde rijksbelangen hebben geen betrekking op de ontwikkeling die binnen het onderhavige plangebied zijn voorgenomen.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal omgevingsbeleid van de provincie Fryslân is neergelegd in de provinciale omgevingsvisie 'Streekplan 2007'. Dit beleid heeft zijn juridische vertaling gekregen in de provinciale omgevingsverordening 'Romte' (gecosolideerde versie d.d. 8 augustus 2018). In deze verordening zijn regels gesteld waarmee bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening mee moet worden gehouden.

De provincie zet in op de handhaving en versterking van de positie van Burgum als belangrijk regionaal centrum in het gebied. Burgum heeft als regionaal centrum een belangrijke taak in de regio, met bijbehorende ontwikkelingsmogelijkheden voor wonen, werken en voorzieningen.

De ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van een bestaande functie binnen de bebouwde kom en het bestaand stedelijk gebied. De 24 zorgwoningen tellen niet mee in het woningbouwprogramma. De woningen zijn onlosmakelijk verbonden met de zorgfunctie en kunnen niet als reguliere woningen gebruikt worden.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Burgum 2016' dat op 16 februari 2017 is vastgesteld. De gronden van de percelen J.D. de Vriesstraat 4, 4A en 4B hebben in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk - Medisch en Zorg' met deels de functieaanduiding 'zorginstelling'. Binnen deze bestemming is het gebruik ten behoeve van medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen en dagbesteding toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' is een zorginstelling toegestaan. In dit bestemmingsplan worden de bebouwingsmogelijkheden uitgebreid, waarbij de bestemming blijft 'Maatschappelijk - Medisch en Zorg' met deels de functieaanduiding 'zorginstelling' blijft. Het betreft hier de uitbreiding van een bestaande functie waartegen het gemeentelijk beleid zich niet verzet.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Natuur

Ten behoeve van dit project heeft in 2019 ecologisch onderzoek plaatsgevonden (bijlage 1). De conclusie van dit onderzoek was dat nader onderzoek nodig was naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen.

Vanaf mei 2019 tot en met september 2019 is nader onderzoek naar mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen uitgevoerd (bijlage 2). Het onderzoek is uitgevoerd conform de bepalingen uit de meest recente versie van het Vleermuisprotocol (versie 2017). Het vleermuisonderzoek heeft plaatsgevonden door middel van acht bezoekronden. Hiervan zijn vier ronden uitgevoerd tijdens de kraamtijd van vleermuizen. Daarnaast zijn vier bezoekronden uitgevoerd tijdens de paartijd van vleermuizen.

Uit de veldbezoeken voor het vleermuisonderzoek komt naar voren dat er een zomer- en paarverblijfplaats aanwezig is aan de J.D. de Vriesstraat 4B. De invliegopening bevindt zich in een open stootvoeg aan de noordzijde van het gebouw. Vermoedelijk verblijft deze soort dan ook in de spouw van de muur.

Bij de voorgenomen sloopwerkzaamheden worden verblijfplaatsen aangetast. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming ten aanzien van de gewone dwergvleermuis is daarom nodig.

Op 8 juli 2020 is een aanvraag ontheffing Wet natuurbescherming ingediend bij de provincie Fryslân. De ontheffing is verleend op 7 augustus 2020 (bijlage 3).

Voor het prjoect is een aerius-berekening uitgevoerd (bijlage 7,8 en 9). Uit de berekening blijkt dat het project niet leidt tot significante effecten door stikstofdepostie in Natura -2000 gebieden. Vanuit het onderdeel natuur levert het plan geen belemmeringen op.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Voor het bestemmingsplan 'Burgum 2016' is de archeologische situatie in kaart gebracht. In de toelichting van het voornoemde bestemmingsplan staat hierover het volgende.

Binnen het plangebied liggen meerdere locaties die archeologisch waardevol zouden kunnen zijn. Op de Famke kaarten zijn die locaties aangegeven.

Steentijd - bronstijd

Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd - bronstijd staan bijvoorbeeld ca. 20 vuursteenvindplaatsen en plm. 7 dobben vermeld waarvan gezegd wordt dat, voordat een ingreep plaatsvindt, eerst nader onderzoek vereist is.

IJzertijd - middeleeuwen

De kaart ijzertijd - middeleeuwen bevat twee locaties die behoudenswaardig zijn, namelijk een klein deel van het centrum van Burgum, waarvan wordt aangenomen dat het de oude kern van het dorp is en een gebied bij de Kruiskerk. Dat gebied maakte deel uit van het voormalige kloosterterrein van het Barraconvent.

Voorzover noodzakelijk hebben de beschermenswaardige locaties in het bestemmingsplan 'Burgum 2016' een passende archeologische dubbelbestemming gekregen. Geen van deze locaties bevindt zich binnen het nu aan de orde zijnde plangebied.

4.2.2 Cultuurhistorie

De aanpassingen op de planverbeelding raken geen cultuurhistorische waarden.

4.3 Bodem

Er heeft medio 2020 een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden op de planlocatie (bijlage 4). Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen nieuwbouw.

4.4 Water

In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In de zogenaamde waterparagraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets.

Op 2 maart 2020 is een digitale watertoets doorlopen (bijlage 5). Daaruit blijkt dat de korte watertoetsprocedure van toepassing is en daarom verwijst het Wetterskip naar de uitgangsnotitie.

Het nu voorliggende plan voorziet in vervangende nieuwbouw op een bestaande locatie voor een woon-zorglocatie. Voor dit plan zijn daarom met name de volgende aandachtspunten van belang.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Op basis van de Keur van Wetterskip Fryslân is het onder meer verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in het stedelijk gebeid wordt bebouwd of verhard.

Het nu voorliggend plangebied wordt opnieuw ingericht. Dit leidt tot een toename van verharding met een oppervlakte van circa 296 m2. Hiervoor geldt een vergunningplicht welke in het kader van de omgevingsvergunning wordt aangevraagd.

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid ban Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in het hetzelfde peilgebied. Demping van oppervlaktewater is in het plangebied niet aan de orde.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op de website www.ruimtelijkeadaptatie.nl.

Waterwet

Voor bepaalde werkzaamheden bij water of dijken is een watervergunning nodig. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig. Op de website www.wetterskipfryslan.nl treft men meer informatie over de Waterwet. Daar kan men onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunnig downloaden.

4.5 Geluid

4.5.1 Wegverkeerslawaai

De FUMO heeft akoestisch onderzoek gedaan naar de hoogte van de geluidsbelasting t.g.v. wegverkeerslawaai voor de realisatie van 24 zorgappartementen met dagbestedingsruimten (bijlage 6).

Met betrekking tot wegverkeerslawaai ligt het plan in de wettelijke geluidszone van de zoneplichtige weg Freerk Bosgraafstraat. Op deze weg geldt een snelheidsregime van 50 km/uur. De reden voor dit onderzoek is inzicht te krijgen of de betreffende voorkeursgrenswaarden uit de Wgh worden overschreden en, indien dat het geval is, welke mogelijkheden de gemeente heeft om het plan te kunnen realiseren. Hierbij dient te worden opgemerkt dat 30 km wegen en woonerven in het kader van de Wgh geen wettelijke zone meer hebben. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek naar de geluidsbelasting van dergelijke wegen in het geval akoestisch relevant, wel van belang. Daarom is de J.D. de Vriesstraat, welke voor het plan langs loopt, ook meegenomen in dit onderzoek. Naast de toetsing van de geluidsbelasting aan de bepalingen van de Wgh dient ook te worden voldaan aan de voorschriften in het kader van het Bouwbesluit 2012 (Bouwbesluit). In onderhavig akoestisch onderzoek wordt de te verwachten geluidbelasting berekend en worden de resultaten getoetst aan de Wgh en het Bouwbesluit.

Toetsing Wgh
Het plan voor de bouw van 24 appartementen met dagbestedingsruimten ligt binnen de wettelijke geluidszone van de gemeentelijke zoneplichtige weg Freerk Bosgraafstraat. Op basis van de berekeningsresultaten uit tabel 1 blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 38 dB. Hierbij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh (art. 82, lid 1 van de Wgh.). De J.D. de Vriesstraat betreft een 30 km weg waarvoor geen zone geldt. Vanuit de Wgh zijn er voor 30 km wegen geen grenswaarden gesteld. Indien voor de beoordeling toch aansluiting zou worden gezocht bij de Wgh dan zou op alle gevels worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing Bouwbesluit
Het plan dient tevens te worden getoetst aan de voorschriften en eisen van het Bouwbesluit 2012. Omdat er geen hogere waarden worden vastgesteld en de gevelbelasting zonder aftrek artikel 110 g van de Wgh niet hoger is dan 52 dB, kan in de verblijfsgebieden met de basisgeluidweringseis van 20 dB uit artikel 3.2 van het Bouwbesluit worden voldaan aan een maximaal binnenniveau van 33 dB. Met deze benadering is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Op basis van het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan de aanvraag worden goedgekeurd. Hierbij is het niet nodig om hogere waarden vast te stellen of een nader akoestisch onderzoek te laten verrichten voor een verbeterde karakteristieke geluidwering van de gevels om in de verblijfsgebieden te voldoen aan een maximaal binnenniveau van 33 dB.

4.5.2 Industrielawaai

Voor het industrieterrein Burgum - Sumar is in de jaren '80 van de vorige eeuw een geluidzone vastgesteld (zie figuur hieronder). De geluidbelasting vanwege het industrieterrein mag buiten de zone niet meer bedragen dan 50 dB(A). De bedrijven op het bedrijventerrein moeten (wat hun 'geluidproductie' betreft) dus rekening houden met deze zone. De 'bewaking' van de zone vindt plaats door de Fumo. Enerzijds dient de zone ter bescherming van de erbuiten gelegen geluidgevoelige objecten, zoals woningen. Anderzijds dient de zone er toe om te verhinderen dat daarbinnen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Dit om te voorkomen dat de bedrijven, als gevolg van de komst van zo'n object, in hun mogelijkheden worden beperkt. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in zijn geheel buiten deze geluidscontour. Dat betekent dat de nieuwe woonzorglocatie en de bedrijven op het bedrijventerrein Burgum - Sumar elkaar niet hinderen.

[image]

4.6 Externe Veiligheid

In het bestemmingsplan Burgum 2016 is onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid. Daaruit is gebleken dat zich binnen het plangebied Burgum geen objecten bevinden die in het kader van de externe veiligheid als risicoveroorzaker moeten worden aangemerkt. Ook in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen objecten die een risico vormen voor gevoelige functies in het plangebied.

Ten behoeve van het bestemmingsplan Burgum 2016 heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. In dit rapport wordt nader ingegaan op de risicobronnen die van invloed kunnen zijn binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Hierbij is gekeken naar inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaats vinden die onder het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen, transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door buisleidingen. Gebleken is dat er zowel vanuit het Plaatsgevonden Risico als vanuit het Groepsgebonden Risico geen belemmeringen aanwezig zijn ten aanzien van het bestemmingsplan Burgum.

De hiervoor genoemde uitgangspunten zijn niet veranderd. Wij achten nader onderzoek naar externe veiligheid voor het nu aan de orde zijnde plangebied dan ook niet nodig.

4.7 Luchtkwaliteit En Geurhinder

4.7.1 Luchtkwaliteit

Besluit nibm

Of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen)'. Deze nibm'-projecten' mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit en zonder luchtkwaliteits onderzoek uitgevoerd worden. Projecten zijn nibm als daarmee de 3 procent grens niet wordt overschreden. Dit is gedefinieerd als 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties van fijnstof (PM10) of stikstof dioxide (NO2).

Regeling nibm

Het Besluit nibm bevat tevens de grondslag voor een ministeriële regeling waarin categorieën van gevallen worden aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. In die gevallen behoeft geen verdere toets aan de 3 procent grens plaats te vinden. Tot deze categorieën behoren bepaalde landbouwinrichtingen en kantoor- en woningbouwlocaties. Zo worden woningbouwlocaties kleiner dan 1500 nieuwe woningen in geval van één ontsluitingsweg, of bouwlocaties tot 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, met name genoemd. Gelet op de beoogde ontwikkeling, de nieuwbouw van een woonzorgcomplex op een bestaande locatie, is hier sprake van een project dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Derhalve is een nadere verantwoording van het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

4.7.2 Geurhinder

Buiten het plangebied liggen de bedrijven Rendac en de RWZI, beiden bij Sumar. Nadat er bij Rendac een aanzienlijke geurreductie heeft plaatsgevonden, is in juli 2006 de overeenkomst ‘Beleidslijn geur Burgum/Sumar’ getekend door de VROM - inspecteur Noord, de provincie Fryslân, en de gemeente Tytsjerksteradiel. In die overeenkomst is de geurcontour van Rendac vastgelegd. De ligging van de contour is hieronder weer gegeven. Binnen deze contour mogen geen nieuwe woonfuncties worden opgenomen. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt in zijn geheel buiten de geurcontour. Dat betekent dat geurhinder geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

[image]

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

Ten van de milieuzonering rond bedrijven is door de VNG het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6.

In de directe omgeving van het plangebied zijn woningen en centrumfuncties. De centrumfuncties zijn in de Schoolstraat gesitueerd. Het dichtstbijzijnde bedrijf zit aan de Schoolstraat 53. Hier zit een restaurant gevestigd. Een restaurant is een categorie 1 bedrijf met een grootste afstand van 10 meter naar gevoelige objecten. De afstand van het restaurant tot aan de gevel van de nieuwbouw bedraagt circa 25 meter waarmee wordt voldaan de richtafstand.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Uitgangspunten

De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.

5.2 Inleidende Regels

In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

5.3 Bestemmingsregels

5.3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.

Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.

5.3.2 Enkelbestemmingen

- Maatschappelijk - Medisch en Zorg -

Binnen deze bestemming zijn medische, sociaal-medische, paramedische en zorggerelateerde voorzieningen toegestaan. Het verzorgen van dagbesteding is ook binnen deze bestemming opgenomen. Indien sprake is van een accommodatie waar met de nodige zorg wordt gewoond, is dat slechts toegestaan indien de locatie is voorzien van een aanduiding 'zorginstelling'.

5.4 Algemene Regels

- Anti-dubbeltelregel -

Deze regel vloeit voor uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regelt dat grond niet twee keer mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.

- Algemene bouwregels -

Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens is hierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.

- Algemene gebruiksregels -

Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd met de diverse bestemmingen zijn. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.

5.5 Overgangs- En Slotregels

- Overgangsrecht -

Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.

- Slotregel -

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

6.1 Economisch

In hoofdstuk 6 van de Wro zijn regels ten behoeve van de grondexploitatie opgenomen. Met de regels voor grondexploitatie heeft de gemeenteraad de regierol op het gebied van grondexploitatie en de mogelijkheden tot maximaal kostenverhaal.

Uitgangspunt is dat de gemeenteraad, voor gebieden waarin zich ontwikkelingen gaan voordoen, gehouden is om een expolitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan besluiten geen expolitatieplan vast te stellen als het kostenverhaal voor de gemeente op een andere wijze is verzekerd. Dat is hier het geval. Dit project wordt gerealiseerd door Talant en komt voor rekening van Talant. Aan Talant worden leges in rekening gebracht voor de onderhavige bestemmingsplanherziening en met Talant wordt een planschadeovereenkomst gesloten. De gemeenteraad zal dan ook gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijk

Gelet op de aard en omvang van het voorliggende plan en de notitie Inwerkingtreding Verordening Romte Fryslân 2014 is het plan niet in het vooroverleg gebracht.

Het plan is tot stand gekomen in overleg met de omwonenden.

De formele procedure van het bestemmingsplan start met de terinzagelegging van het ontwerpplan, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertoe wordt het plan gedurende zes weken ter visie gelegd, waarbij een ider een zienswijze op het plan kan indienen.

Vanaf 25 maart 2021 heeft het ontwerp plan voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.