KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
Artikel 4 Bedrijf - 2
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen - Groenvoorzieningen
Artikel 8 Groen - Park
Artikel 9 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 10 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel En Religie
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer - Ontsluitingswegen
Artikel 14 Verkeer - Verblijf
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen - Rijenbouw 2
Artikel 17 Wonen - Twee Onder Één Kap 1
Artikel 18 Wonen - Twee Onder Één Kap 2
Artikel 19 Wonen - Vrijstaande Woningen 1
Artikel 20 Wonen - Vrijstaande Woningen 2
Artikel 21 Wonen - Vrijstaande Woningen Boerderijtypen
Artikel 22 Leiding - Water
Artikel 23 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Voorwaardelijke Verplichting Met Betrekking Tot Parkeren
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 31 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Planinhoud
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling Van Tytsjerk
2.2 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling Park Vijversburg
2.3 Functies Binnen Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bodem
4.4 Watertoets
4.5 Geluid
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Leidingen
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingen
5.3 Algemene Regelingen En Bepalingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economisch
6.2 Maatschappelijk
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
7.2 Overleg

Tytsjerk - noord 2018

Bestemmingsplan - gemeente Tytsjerksteradiel

Vastgesteld op 20-08-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het bestemmingsplan Tytsjerk - Noord 2018 NL.IMRO.073706BPIII van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 aanleggelegenheid

het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het niet langer dan drie dagen aaneen aanleggen met recreatievaartuigen;

6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;

7 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;

8 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

9 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

10 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

12 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

14 bedrijfskantine

zie: restauratieve voorziening;

15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

16 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

18 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

  1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

  2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

  3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

  4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

20 bestaand

  1. bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

  1. bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

24 bijzondere recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

31 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

32 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

33 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

34 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

35 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

36 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanete detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

38 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

39 dobbe

zie: poel;

40 drinkpoel

een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;

41 dykswâl (houtwal)

een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

42 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

43 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

44 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

45 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

47 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

48 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

49 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

50 geluidsgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

51 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

52 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

53 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;

54 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

55 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

56 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

57 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

58 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

59 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

60 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

61 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

62 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

63 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

64 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken worden verstrekt;

65 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

66 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

67 huishouden

Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

68 individueel aaneen gebouwd

gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 meter, of gebouwen op een zodanige wijze aaneen gebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en /of gevelbelijning;

69 intensieve veehouderij

zie niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

70 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

71 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

72 kantoor

een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

73 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

74 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

75 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

76 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

77 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

78 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

79 ligplaats

het gebruik van gronden voor het langer dan drie dagen aaneen aanleggen met een vaartuig. Op het korter aanleggen met een recreatief vaartuig is de APV van toepassing

80 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

81 medische voorziening

voorziening ten behoeve van geneeskundige diensten die gericht zijn op het opsporen van ziekten en de geneesmiddelen daarvoor aanwijst, waaronder een (tand)artsenpraktijk, apotheek;

82 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

83 milieuafstand

de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;

84 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

85 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

86 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

87 ondergeschikte horeca

Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

88 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

89 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

90 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

91 paramedische voorziening

voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;

92 parkeergelegenheid

het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;

93 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

  1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

  2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

  1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

94 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

95 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede detailhandel binnen tuincentra, bouwmarkten en kringloopwinkels, die vanwege de aard van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;

96 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;

97 pluimvee

kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;

98 poel

een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;

99 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

100 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

101 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

102 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

103 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

104 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;

105 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

106 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

107 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

108 slijterij

een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;

109 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

110 sociaal-medische voorziening

voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;

111 sportkantine

een voorziening ten dienste van een sportvereniging en/of -instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de leden, supporters en bezoekers van de sportvereniging en/of aan de reguliere gebruikers van die sportinstelling;

112 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;

113 stallinggelegenheid

het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;

114 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

115 vee

door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;

116 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

117 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

118 verplaatsbaar bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;

119 voetprint van de hoofdmassa

de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte

120 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

121 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

122 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn;

123 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

124 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

125 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

126 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

127 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

128 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

129 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

130 wonen

het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden;

131 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

132 wooncentrum

een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor het huisvesten van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of gehandicapten;

133 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

134 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

135 zorginstelling

het organisatorische verband dat strekt tot verlening van zorg en/of ondersteuning als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik;

  2. volkstuinen en bouwwerken met dak ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;

  3. sloten, bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. paden en kavelontsluitingswegen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water;

  5. het recreatief medegebruik;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, waaronder kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering vangeluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  2. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

met daaraan ondergeschikt:

  1. bedrijfskantine;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een niet-inpandige bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;

  2. lid 4.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een niet-inpandige bedrijfswoning, de goothoogte en de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 4.1 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden zijn aangeduid met de aanduiding 'detailhandel' en met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

4.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, mits:

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

  1. lid 4.4 onder D. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het aanwezige hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing, waaronder houtsingels;

  2. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. landschappelijke waarden;

  3. het recreatief medegebruik;

  4. paden en wegen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstobjecten.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

  2. het geheel verwijderen van bos en bosbeplantingen, waaronder houtsingels.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. kantoren;

  2. educatieve en informatieve voorzieningen;

  3. culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen;

  4. horecabedrijven tot en met categorie 1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van in lid 6.1 sub A. genoemde gebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij anders dan de in lid 6.1 sub A. genoemde bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, anders dan de in lid 6.1 sub A.4 genoemde horecabedrijven;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Groen - Groenvoorzieningen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Groenvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. bermen en beplanting;

  4. paden;

  5. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. het recreatief medegebruik;

  2. semi agrarisch medegebruik;

  3. paden en wegen;

  4. tuinen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstobjecten.

7.2 Bouwregels

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Groen - Park

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Park’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. plantsoenen;

  3. waterlopen en waterpartijen;

  4. paden;

  5. een dierenweide;

  6. sportieve en recreatieve voorzieningen;

  7. speelvoorzieningen;

  8. educatieve voorzieningen;

  9. culturele voorzieningen;

  10. bouwwerken met een dak ten behoeve van beheer en onderhoud en van dierenverblijven;

  11. bermen en beplanting;

waarbij de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het park zoveel mogelijk in stand worden gehouden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Maatschappelijk - Onderwijs

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;

met daaraan ondergeschikt:

  1. recreatief medegebruik

  2. restauratieve voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 9.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel En Religie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. sociaal-culturele voorzieningen en kinderopvang;

  2. levensbeschouwelijke voorzieningen;

  3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de bestaande karakteristieke hoofdvomr zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;

  2. horeca, categorie 1 of 2 in combinatie met de in lid 8.1 onder A. 1. en A. 2. bedoelde sociaal-culturele en/of levensbeschouwelijke voorzieningen, mits het horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 400 m2 zal bedragen;

  3. restauratieve voorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. wegen, straten en paden;

  8. water;

  9. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 10.2.1 onder A, sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 10.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zij aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 10.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, anders dan in de in lid 10.1 onder D. genoemde vorm van horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. terreinen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

  2. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. sport en sportieve recreatie, waaronder sportzalen, verenigings- en kleedgebouwen, gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, al dan niet in combinatie met horeca, categorie 1 of 2, mits de horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met een maximum van 200 m²;

met daaraan ondergeschikt:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden en sport gerelateerde detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken, waaronder tribunes en lichtmasten.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 11.1 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 11.1 genoemde bedrijfsfuncties;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 11.1 genoemde detailhandelsfuncties.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. erkers en voorportalen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Verkeer - Ontsluitingswegen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Ontsluitingswegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ontsluitingswegen en -straten;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. bermen en beplanting;

  5. waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  1. bouwwerken ten behoeve van het verkeer, zoals wachtruimten voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;

  2. geluidwerende voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. tuinen, erven en terreinen;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 13.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:

  1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;

  2. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Verkeer - Verblijf

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, (woon)straten en pleinen;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. bouwwerken ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals wachtruimten voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;

  2. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”;

  3. het recreatief medegebruik;

  4. groenvoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. water;

  7. tuinen, erven en terreinen;

  8. terrassen;

  9. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 14.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:

  1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;

  2. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;

  3. het recreatief medegebruik;

  4. groenvoorzieningen;

  5. paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder:

  2. kunstwerken;

15.2 Bouwregels

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Wonen - Rijenbouw 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Rijenbouw 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 16.2.1onder E. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. lid 16.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m².

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 16.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Wonen - Twee Onder Één Kap 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Twee onder één kap 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 17.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 17.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;

  3. lid 17.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m², zal bedragen.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 17.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Wonen - Twee Onder Één Kap 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 18.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 18.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. lid 18.2.2 onder A. sub 3. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m², zal bedragen.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 18.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Wonen - Vrijstaande Woningen 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 19.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 19.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;

  3. lid 19.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 19.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Wonen - Vrijstaande Woningen 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 20.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 20.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. lid 20.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 20.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Wonen - Vrijstaande Woningen Boerderijtypen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen –Vrijstaande woningen boerderijtypen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

  2. een nevenactiviteit in de vorm van een kantoor, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kantoor";

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 21.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 21.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 1 m ten opzichte van de in de tabel genoemde goothoogte;

  3. lid 21.2.1 onder E. en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 20% ten opzichte van de in de tabel genoemde bouwhoogte, tot ten hoogste 15 m;

  4. lid 21.2.1 onder F. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80o;

  5. lid 21.2.2 onder A.4. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van250 m²zal bedragen.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 21.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kantoor”;

  3. het gebruik van de gronden, hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning ter plaatse van de aanduiding "kantoor".

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  1. belemmeringenstrook;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.2 Bouwregels

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Waarde - Archeologie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in aritkel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

25.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

25.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puien en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 27 Algemene Aanduidingregels

27.1 geluidzone - spoor

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – spoor” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten.

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

  1. de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

  2. de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;

  3. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

  4. uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

  5. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute;

en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en mits er sprake is van:

  • voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 29 Algemene Voorwaardelijke Verplichting Met Betrekking Tot Parkeren

  1. Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd of in stand gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan bijlage 2 van het GVVP, die is opgenomen als bijlage 3 bij de regels van dit bestemmingsplan;

  2. Als de onder sub 1. bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, mits:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er te behouden archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 31 Overige Regels

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen.

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels voor die bestemmingen en/of aanduidingen, zoals opgenomen in bijlage 4, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid A. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid A. met maximaal 10 %.

  2. Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van hetBestemmingsplan 'Tytsjerk - noord 2018' van de gemeente Tytsjerksteradiel.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van {...}

De voorzitter, De griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de Wro is een wettelijke verplichting opgenomen om de bestemmingsplannen en beheersverordeningen binnen 10 jaar na vaststelling te actualiseren. Om die reden is in 2013 een groot gedeelte van het bestemmingsplan "Tytsjerk 2002" geactualiseerd door vaststelling van de beheersverordening "Tytsjerk dorp". Echter, de beperkte flexibliteitsmogelijkheden van een beheersverordening maakt dat het nodig is de beheersverordening te laten vervangen door een rechtszeker en flexibel bestemmingsplan. Daarbij wordt dan de gedeeltelijke herziening van de twee nog oudere aangrenzende bestemmingsplannen meegenomen. Op die manier ontstaat voor Tytsjerk-noord en landgoed "Park Vijversburg" een actueel planologisch kader.

Het dorp heeft een dorpsvisie opgesteld en begin 2018 aangeboden aan de gemeente. Aan de orde komen de thema's die ruimtelijk relevant zijn en dusdanig in ontwikkeling zijn dat ze geregeld kunnen worden in het bestemmingsplan.

1.2 Plangebied

[image]

Plangebied bestemmingsplan Tytsjerk noord

Het plan heeft betrekking op het deel van het dorp ten noorden van de spoorlijn Leeuwarden - Groningen inclusief "Park Vijversburg" en de daarbij behorende overtuin. De ligging en de begrenzing van het plangebied zijn te zien in bovenstaand figuur. Binnen dit plangebied gelden vooralsnog de volgende planologisch-juridische kaders: beheersverordening "Tytsjerk dorp" voor het dorp, bestemmingsplan "Tytsjerk 2002" voor landgoed "Park Vijversburg" en bestemmingsplan "Buitengebied 1997" voor de bij het park behorende overtuin.

Het plangebied "Tytsjerk - noord" wordt aan de noordzijde hoofdzakelijk begrensd door de Rijksstraatweg. Een uitzondering hierop is de overtuin ten noorden van de Rijksstraatweg. De oost- en westzijde van het plan vindt haar begrenzing in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" en de zuidzijde van het bestemmingsplan wordt begrensd door de spoorlijn Leeuwarden - Groningen.

1.3 Planinhoud

Het plan is conserverend van karakter. Uitgangspunt is de bestaande bebouwing en functies te handhaven. Binnen de regels in dit bestemmingsplan is een zekere uitbreiding van bebouwing en functieverandering mogelijk.

Er is een aantal ontwikkelingen die op dit moment nog niet zo ver zijn, dat ze opgenomen kunnen worden in het ontwerp. Deze ontwikkelingen worden beschreven in de paragraaf 2.3 'Functies binnen het plangebied'.

Momenteel is een nieuwe wet ter vervanging van o.a. de Wro in voorbereiding. In deze Omgevingswet komt het bestemmingsplan in de huidige vorm niet meer terug. Er wordt een nieuwe planvorm geïntroduceerd nl. het omgevingsplan.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin worden opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van "een goede ruimtelijke ordening" tot "een goede fysieke leefomgeving”.

Het streven van de regering is dat de Omgevingswet in 2021 in werking treedt. De dan geldende bestemmingsplannen krijgen de status van ‘omgevingsplan’.

Bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor Tytsjerk willen we zo veel mogelijk anticiperen op de nieuwe planvorm.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling Van Tytsjerk

Tytsjerk is een streekdorp dat is ontstaan in de late Middeleeuwen. Het dorp bezat net als de andere dorpen in de noordwestelijke hoek van Tytsjerksteradiel een losse bebouwing aan of nabij de weg die van Toutenburg aan het einde van de Zwarteweg naar Suwâld liep. Bij de driesprong van de Zomerweg – waar ook de kerk in de buurt staat – en zuidelijker was meer concentratie in de bebouwing te vinden. Op de grietenijkaart in de atlas van Schotanus uit 1718 is ook te zien dat Tytsjerk aan de westzijde werd begrensd door een aantal plassen, zandingen.

[image]

Schotanus atlas 1718

De Tegenwoordige Staat van Friesland vermeldde over Tytsjerk: ‘Dit dorp ligt in ’t midden der wateren, die hier alle kanten samenvloeien. De Kerk, met een kloktoren voorzien, staat ten Zuiden van den rydweg, naar Groningen. Eertyds plag deeze weg met een groote bogt, tot omtrent halfweg Zuwoude, en van daar naar Hardegaryper Kerk te loopen, dat een grooten omweg maakte. […] Aan ’t einde van de Zwarteweg liggen eenige aangenaame buitenplaatsen, als Haanenburg enz., die ook inzonderheid hier door vermaakelyk zyn, om dat men thans zo gemakkelyk tot dezelve van Leeuwarden kan komen, nu, de weleer zo gebrekkige, en by kwaad weder byna onbruikbaare Zwarteweg, zwaar is bepuind en steeds bruikbaar wordt gehouden. Het land is meest laag, en door hetzelve loopt in ’t Westen ’t Ouddeel: by de kerk staan weinige huizen.’

Van de kaart in de Eekhoff-atlas uit 1849 blijkt dat bij de kerk juist bebouwingsconcentratie is ontstaan. De kerk is in 1892 geheel vernieuwd tot een kruiskerk in neorenaissance vormen naar ontwerp van W.C. de Groot die in 1905 ook de toren verving. Tytsjerk is verder vooral inhet noorden ontwikkeld, wat is begonnen dankzij de halte in de spoorlijn Leeuwarden- Groningen uit 1866.

[image]

Atlas Eekhoff 1849

Vanaf de jaren zestig is ten noorden van de spoorlijn en ten zuiden van het buiten Vijversburg, die eigenlijk tot het dorp Ryptsjerk behoren, een omvangrijke forensenwijk ontstaan. Recent kwam ook weer woningbouw tot stand ten zuiden van het spoor.[image]

Topografische kaart ca. 2005

2.2 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling Park Vijversburg

Het van oorsprong 16e eeuwse boerenerf dat uiteindelijk uitgroeide tot Park Vijversburg vormde één van de vele bezittingen van de families Looxma en Ypeij. Door deze families groeide Vijversburg in de 19e eeuw uit tot een voorname buitenplaats. Bij het overlijden van de laatste telg uit de famillie werden de bezittingen ondergebracht in de Stichting op Toutenburg die Vijversburg sindsdien beheert en als wandelpark openstelt voor publiek.

Voor een uitgebreide omschrijving van de onstaansgeschiedenis wordt hier volstaan met een verwijziging naar de Cultuurhistorische waardestelling en visie die als bijlage bij de toelichting is opgenomen (bijlage 1).

In 1991 is Buitenplaats Vijversburg door de Rijksoverheid ingeschreven in het register als beschermd monument. Daartoe zijn de volgende complexonderdelen aangewezen: hoofdgebouw (Huis Vijversburg), historische tuin- en parkaanleg, oostelijk en westelijk bouwhuis, toegangshek, diverse bruggen, oranjerie, tuinkoepel, tuinhuisje, tuinhuis annex grot, hermitage annex hondehokken en rotspartijen, achtzijdige houten tuinkoepel, voliere, vaas op sokkel, tuinbeeld, zonnewijzer en kapschuur.

Park Vijversburg wil uitgroeien tot een cultuurpark met een bovenregionale waarde, enerzijds door de recreatieve aantrekkelijkheid te vergroten en anderzijds door ruimte te bieden voor kunst- en cultuuruitingen in een inspirerende omgeving. In een eerste fase van deze ontwikkeling zijn een nieuw parkeerterrein en overtuin aangelegd en zijn aanpassingen in het oude park gedaan. Na verdere uitwerking van de visie op het park is vorm gegeven aan de tweede fase. Deze fase is ook uitgevoerd en bestaat uit het uitbreiden van het landgoed met nieuwe parkdelen, nl. het Ooievaarsnest, het Vierkant en het Kleine Weiland (totaal 15 ha).

[image]

Ruimtelijke opbouw uitbreiding Park Vijversburg

Daarnaast is in het bestaande park een nieuw bezoekerscentrum gebouwd, is de historische villa gerestaureerd, is een podium aangelegd en is een parktoilet gebouwd.

[image]

Overzicht aanpassingen in bestaande park

Bovenstaande ontwikkelingen zijn destijds toegestaan op grond van de halverwege 2013 verleende uitgebreide omgevingsvergunning. In dit bestemmingsplan zijn de inmiddels reeds gerealiseerde ontwikkelingen vastgelegd.

2.3 Functies Binnen Het Plangebied

Het grootste deel van Tytsjerk - noord heeft een woonfunctie. Verspreid binnen de gebieden met een overwegende woonfunctie komen enkele bijzondere functies voor. Het gaat daarbij onder meer om scholen, een sportvoorziening, enkele bedrijven en kantoren, dorpshuis yn 'e Mande en Park Vijversburg.

Ontwikkeling scholen

De twee scholen in Tytsjerk gaan fuseren. Vanuit het dorp is de voorkeur om een sterke samenwerkingsschool te koppelen aan andere functies zoals kinderopvang, faciliteiten voor bewoners et cetera. Er zijn vier opties bekeken: nieuwbouw op de huidige locatie van de Master Fennemaskoalle, verbouw op de huidige locatie van de Master Fennemaskoalle, nieuwbouw op de sportvelden van Tytsjerk en verbouw van dorpshuis Yn 'e Mande. Op dit moment is nog geen keuze gemaakt. Daarom zijn de huidige bestemmingen van de locaties opgenomen. Als de schoollocaties vrijkomen dan kan door middel van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden de bestemming gewijzigd worden met een aparte wijzigingsprocedure. Deze wijzigingsbevoedgheden worden in het algemeen opgenomen in deze bestemmingen.

Voor de verbouw van Yn 'e Mande en de huidige school is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding Maatschappelijk onderwijs of Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en religie aan te brengen. Daarmee zou een eventuele verbreding van activiteiten mogelijk zijn met een wijzigingsplan als het bouwkundig plan ook binnen de regels past.

Voor nieuwbouw op het sportveld zijn op dit moment nog geen wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

De keuze van de locatie is bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan nog niet duidelijk en daarom zijn de huidige bestemmingen gehandhaafd en zijn er geen wijzigingsbevoegdheden aangepast of toegevoegd.

Jachtfjild/Klaverkamp

Op de hoek Jachtfjild/Klaverkamp is op het zuidelijke deel een bedrijf gevestigd. Deze heeft het voornemen om te verhuizen. Het noordelijke deel is nu groen. Er is een initiatief aangedragen om het huidige gebouw te slopen en een appartementencomplex te realiseren. De initiatiefnemer heeft een informatieavond georganiseerd. Als het plan wordt ingediend door de initiatiefnemer dan zal de gemeente het plan beoordelen. Hierbij worden de reacties die zijn gegeven op het initiatief, betrokken. Als ingestemd wordt met het verzoek om een appartementencomplex te realiseren dan zal hiervoor een apart bestemmingsplan worden opgesteld. Als niet ingestemd wordt met het initiatief dan houden de percelen deze bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;

  • de bereikbaarheid verbeteren;

  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Bij het inwerking treden van de nieuwe Omgevingswet in 2021 stelt het rijk één rijksvisie op de leefomgeving op: de Nationale Omgevingsvisie. Het ontwerp ligt van 20 augustus tot en met 30 september 2019 ter inzage.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 2011 stelt regels over de aangewezen nationale belangen genoemd in de SVIR. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen gemoeid.

3.2 Provinciaal Beleid

Streekplan

De provincie Fryslân heeft het Streekplan Fryslân 2007 ‘om de kwaliteit fan de romte’ vastgesteld. Met dit streekplan laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. Zij wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werken, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Gemeenten en anderen krijgen de ruimte om de gewenste kwaliteiten te leveren: er wordt ‘romte foar kwaliteit’ geboden door de provincie.

In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers ruim de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernkwaliteiten van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet.

De provincie gaat uit van een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit: stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar.

Tytsjerk is in het Streekplan aangeduid als “overige kern”. Voor de overige (kleine) kernen staat de provincie Fryslân een terughoudend woningbouwbeleid voor. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zeggen op de reële woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Ruimte voor ontwikkeling voor lokale bedrijven in kleine kernen draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Deze ruimte biedt de provincie, primair binnen bestaand bebouwd gebied en vervolgens voor nieuwe locaties aan de rand van de kern. Hierbij streeft de provincie meer dan voorheen naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk als begrip centraal staat.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In Grutsk op ‘e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.

In hoofdstuk 9 wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'.

Dit mondt uit in de benoeming van een achttal 'provinciale waarden'. De bij de structuurvisie behorende kaart geeft voor Tytsjerk het landschapstype 'woudontginning' en voor Park Vijversburg landschapstype 'bos'.

[image]

(gedeelte van de 'grutsk op 'e romte' kaart)

Gelet op de door de structuurvisie benoemde waarden en gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat de structuurvisie niet in de weg staat aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

Provinciale verordening Romte 2014

In de provinciale verordening Ruimte ("Verordening Romte Fryslân", 2014) zijn bindende regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen.

Geldend provinciaal beleid, zoals o.a. neergelegd in het Streekplan Fryslân, is in eerste instantie in de Verordening Romte Fryslân (2011) omgezet in algemeen geldende regels.

De verordening bevatte ondermeer regels over ‘zorgvuldig ruimtegebruik’, ‘ruimtelijke kwaliteit’, ‘wonen’, ‘werken en mobiliteit’ en ‘recreatie en toerisme’.

In de loop van 2013 heeft een evaluatie van de toepassing van de verordening plaatsgevonden. Tussen 2011 en 2014 is er nieuw provinciaal beleid vastgesteld. Ook is er nieuw Rijksbeleid in werking getreden.

Gelet op het nieuwe provinciale en rijksbeleid en gelet op de resultaten van de evaluatie is de verordening in 2014 aangepast. In de toelichting op nieuwe verordening staat hierover o.a.:

“Deze wijziging is niet meer, zoals het geval was bij de verordening 2011, ‘beleidsneutraal’ verbonden aan het Streekplan Fryslân 2007. In de wijziging is nieuw tussentijds vastgesteld beleid van Provinciale Staten (grondgebonden veehouderij; ‘Grutsk op ‘e Romte') vertaald in regels in de verordening. Tegelijk met de verordening wordt nieuw beleid inzake intensieve veehouderij vastgesteld, alsmede de Nota Weidevogels. De aanpassing van de bepalingen inzake de recreatie leiden impliciet tot een nuancering van dat beleidsonderdeel van het streekplan. Ook zijn, anticiperend op het definitieve beleid inzake windturbines, enkele aanvullende bepalingen opgenomen inzake het opschalen van bestaande turbines.

De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het streekplan. Een integrale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als onderdeel van het provinciaal omgevingsbeleid is later aan de orde en kan dan ook leiden tot een integrale heroverweging van de verordening.”

Daarna is de verordening nog op onderdelen gewijzigd.

Voor het bestemmingsplan 'Tytsjerk - noord' vormt de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening Romte Fryslân 2014” met de daarna doorgevoerde wijzigingen een uitgangspunt. Onderhavig bestemmingsplan is in lijn met de verordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie

De structuurvisie “Finster op romte” is in januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende type kernen, met een verschillende aanpak:

  • Grote kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum, waarin wonen, werken en voorzieningen worden geconcentreerd. Met Burgum als hoofd - en recreatieve kern;

  • Recreatieve kernen Earnewâld en Eastermar ;

  • Kleine kernen: Jistrum, Noardburgum, Lytse Geast, Wyns, Aldtsjerk, Ryptsjerk, Tytsjerk, Mûnein, Garyp, Suwâld, It Heechsân, Sumar.

Het beleid is op onderdelen voor grote kernen anders dan voor de kleine kernen. Uitgangspunt is dat de ontwikkelingen moeten passen in aard en schaal van het landschap én van het dorp. Recreatieve voorzieningen met een grote verkeersaantrekkende werking worden geweerd.

In de drie grote kernen worden wonen, voorzieningen en werken geconcentreerd. Bundeling van deze functies maakt het voor ondernemers aantrekkelijker zich in Tytsjerksteradiel te vestigen. Anderzijds biedt het een geconcentreerd groot draagvlak aan voorzieningen, waardoor het aanbod en het kwaliteitsniveau hoog kunnen blijven.

De ingrepen en uitbreidingen zijn vanuit deze bundelingsgedachte gericht op de kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum.

Ontwikkelingsruimte in de kleine kernen is meer beperkt en richt zich vooral op inbreiding en kwaliteitsimpuls. In beginsel wordt alleen gebouwd voor de eigen behoefte (natuurlijke groei). De dorpen gaan niet op slot. Met name aan nieuwe woonvormen, woon-werk combinaties en aan kleinschalige bedrijvigheid zal meer ruimte worden geboden.

Woonvisie

De gemeentelijke woonvisie dateert uit 2010 en is destijds voor een periode van 10 jaar (tot 2020) als beleidskader door de gemeenteraad vastgesteld.

Voor Tytsjerk geeft de woonvisie aan dat vooral gebouwd zal worden binnen de bestaande dorpsbebouwing (inbreiding). Hierbij is kwaliteit en maatwerk belangrijk.

Er is al jaren een trend gaande van een toenemend aantal ouderen en gezinsverdunning.

De vraag naar zowel een koop- als een huurwoning was relatief hoger in de grote dorpen. Demografische voorspellingen lieten een trend zien waarbij de bevolkingsgroei op langere termijn maximaal stabiliseert. Aanleiding voor de gemeenteraad om in de kleinere dorpen geen extra plancapaciteit te realiseren buiten de al aangewezen planologische uitbreidingslocaties. Bovendien werd hiermee aansluiting gevonden op provinciaal beleid dat in hoofdlijn uitgaat van uitsluitend een stedelijke groei in de gemeentelijke regiokernen.

Ontwikkelingen tot 2016

In de periode na 2010 is de veronderstelde daling van het aantal inwoners van Tytsjerksteradiel al geleidelijk op gang gekomen.

Tegelijk bereikte de economische geldcrisis zijn hoogtepunt met als gevolg dat bouwend Nederland nagenoeg plat kwam te liggen.

Sneller dan verwacht, lijkt het tij in 2016 - en mogelijk de jaren daarna – echter te keren. Dankzij een ongekend laag rentepeil voor hypotheken en een dalende vraagprijs voor bestaande woningen, is de doorstroom weer op toeren geraakt. De vraag naar nieuwe woningen neemt daardoor ook toe maar er is geen duidelijk beeld welk integraal effect nieuwbouw heeft op de bestaande woningvoorraad.

De toestroom van migranten heeft ervoor gezorgd dat het asielzoekerscentrum in Burgum een maximum aan bewoners herbergt en er de komende jaren ruimte moet worden gevonden voor de zogenoemde statushouders.

Bij de vraag naar goedkope (huur)woningen lijkt er een toenemende spanning tussen vraag en aanbod. Corporaties mogen op basis van nieuwe wetgeving (2015) uitsluitend nog sociale huurwoningen bouwen en (passend) toewijzen aan mensen met een evenredig (laag) inkomen.

Ontwikkelingen na 2016

De komende jaren zal moeten blijken in hoeverre het bestaande marktaanbod aansluit bij de feitelijke behoefte. Deze uitkomsten zijn mede bepalend voor zowel de kwantitatieve als ook de kwalitatieve vraag om nieuwbouw, de bijbehorende doelgroepen en niet in de laatste plaats voor de leefbaarheid van de dorpen. Een kwaliteitsslag van de bestaande woningvoorraad lijkt onvermijdelijk om leegstand op langere termijn te voorkomen.
Zeker als er gestaag aan de vraag om nieuwbouw wordt voldaan.

De gemeenteraad heeft eind 2015 zijn zorgen uitgesproken over het aantal beschikbare goedkope huurwoningen en een motie aangenomen waarbij het college van burgemeester en wethouders is opgedragen om met een plan van aanpak te komen voor minimaal het continueren van het bestaande aanbod.

Onderdeel van het Plan van Aanpak is dat er eind 2016 een integraal onderzoek is gedaan naar de (aanpassing van de) bestaande woningvoorraad en – gegeven alle ontwikkelingen - de behoefte aan (nieuwe) woningen en de daarbij behorende doelgroepen. Deze cijfers hebben als basis gediend voor de evaluatie Woonvisie 2010-2020 (februari 2018) en de Woonvisie 2019-2024 die op 4 juli 2019 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de natuurdoelstellingen van beschermde natuurgebieden en de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensooten niet in het geding komen. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Plangebied

Het plangebied omvat de bebouwde kom van Tytsjerk Noord gelegen ten noorden van de spoorlijn Leeuwarden – Groningen en ten zuiden van de Rijksstraatweg (N355). Voorts zijn de sportvelden, Groot Vijversburg, de overtuin en bosstroken in het dorp in dit plan opgenomen.

Het bestemmingsplan beoogt conservering van de bestaande ruimtelijke situatie. Daarom geeft deze toets aan welke soorten in het plangebied mogelijk voorkomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal de aanwezigheid van deze soorten nog wel onderzocht moeten worden.

Gebiedsbeschrijving (biotopen)

Tytsjerk – Noord ligt op veengrond en venige zandgrond als een voorpost van het oostelijker gelegen zandgronden, die behoren tot het Drents plateau. Aan de westzijde ligt veen, dat westelijker overgaat in klei. Het veen is ontwaterd met sloten en ten dele tot het zand afgegraven. Uit de zandbodem welt schoon grondwater op (kwelwater). Tot de tijd (ca. 1950), dat het gebied tussen Tytsjerk en Leeuwarden elke winter min of meer blank stond en zomers als hooiland werd gebruikt lagen hier de botanisch zeer waardevolle blauwgraslanden. Hier is niets van over, zelfs in het grote natuurgebied de Grote Wielen is nog maar 100 m² overgebleven.

Gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet)

Tytsjerk grenst min of meer aan de Grote Wielen, een belangrijk natuurgebied met Europese status (Natura 2000). Deze status betekent, dat alle ontwikkelingen in het gebied, maar in bepaalde gevallen ook daarbuiten getoetst moet worden aan de instandhoudings-doelen van het gebied. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de Meervleermuis, die in het gebied foerageert, maar in gebouwen buiten het gebied kan verblijven en zich langs (brede) wateren tussen beide verplaatst. De meervleermuis is gevoelig voor lamplicht. Tijdens een onderzoek naar meervleermuizen in Fryslân (2006) is in Tytsjerk geen verblijfplaats gevonden. Het verkeer op de Rijksstraatweg (N355) is een hindernis.

Het Nieuwe Diep dat grenst aan Woelwijk, is binnen de EHS een beschermde verbindingszone tussen de Grote wielen en de Alde Feanen (ook een Natura 2000 gebied) waar de stikstofproblematiek speelt. Ontwikkelingen, die de beschermingszone schaden zijn niet toegestaan. Het gedeelte van de verbindingszone dat is gelegen in het plangebied, is bestemd als water. Daarmee is het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden gewaarborgd. De provincie Fryslân is het bevoegd gezag voor zowel de EHS en als de Natuurbeschermingswet.

Soortenbescherming (Flora- en Faunawet)

Zwaar beschermde soorten, die in het plangebied kunnen voorkomen zijn de meeste soorten vleermuizen: meervleermuis (zie hiervoor), watervleermuis (verblijft in boomholten bij vijvers in Vijversburg), baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger (overal in het dorp en op Vijversburg). In de sloten rond de golfbaan en in de Tytsjerksterfeart komt krabbenscheer voor, een plant, die op het water drijft en waarop de groene glazenmaker en andere soorten libellen eitjes leggen. De groene glazenmaker is zwaar beschermd. Niet duidelijk is of de waterspitsmuis in deze sloten voorkomt, maar de waterkwaliteit is er wel geschikt voor.

Van de middelzwaar beschermde soorten komt langs het water de rietorchis voor en mogelijk de kleine modderkruiper (vissoort). Mogelijk zal er een steenmarter verblijven op een leegstaande zolder o.i.d.

Voor licht beschermde soorten (zoals haas, mol, egel, kikkers, muizen, enz) geldt een vrijstelling van de FF-wet bij het uitvoeren van ruimtelijke ontwikkelingen, mits geen dieren opzettelijk gedood of verwond worden (zorgplicht).

Vogels worden beschermd tijdens hun broedtijd en ook de nesten van vogels, die elk jaar hetzelfde nest gebruiken (zoals de ooievaar, maar ook de mus) zijn beschermd.

Conclusies en aanbevelingen

Het gedeelte van de EHS dat binnen het plangebied is gelegen, is bestemd als water waarmee de natuurwaarden beschermd zijn. Bij de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de instandhoudingsdoelstellingen van de Grote Wielen, de Alde Feanen en met de leefgebieden langs het Nieuwe Diep, omdat het onderdeel is van de EHS.

Bij de sloop van gebouwen of bij de kap van oude bomen met holten zal onderzocht moeten worden of deze als verblijfplaats gebruikt worden door vleermuizen.

Bij het dempen of onderhouden van de Tytsjerksterfeart, de sloten om de golfbaan en de vijvers op Vijversburg zal eerst onderzocht moeten worden of beschermde planten, vissen en kleine zoogdieren voorkomen. Voor broedende vogels en “vaste nestplaatsen” is uitstel of aanpassing van werkzaamheden nodig.

Als er matig beschermde soorten worden aangetroffen moet er gewerkt worden met een zogenoemde gedragscode of moet een ontheffing van de Flora en Faunawet worden gevraagd. Bij zwaar beschermde soorten moet dit altijd. Met zogenoemde mitigerende maatregelen (zoals het maken van alternatieve verblijfplaatsen) kan vaak zo’n ontheffing worden verkregen.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Artikel 3.1.6 lid 5 onder a Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat in de toelichting

wordt beschreven op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In deze paragraaf wordt op beide aspecten ingegaan.

4.2.1 Archeologie

Binnen het plangebied liggen enkele locaties die archeologisch waardevol zouden kunnen zijn. Op de Famke kaarten zijn die locaties aangegeven.

Steentijd - bronstijd

Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd - bronstijd staan twee vuusteenvindplaatsen vermeld, waarvan gezegd wordt dat, voordat een ingreep plaatsvindt, eerst nader onderzoek vereist is.

[image]

Fragment Famke kaart, steentijd - bronstijd

De vuursteenvindplaatsen bevinden zich voornamelijk in bebouwd of anderszins ontwikkeld gebied (Park Vijversburg). De meeste vindplaatsen zijn op de Famkekaart gezet op basis van een melding van een al dan niet toevallige vondst. De plek op de kaart is meer dan eens gebaseerd op de globale duiding van de vindplek. Een aantal locaties op de Famkekaart is gebaseerd op archeologisch onderzoek.

Naar de vuursteenvindplaats op Park Vijversburg is in het kader van de reeds vergunde ontwikkelingen nader archeologisch onderzoek gedaan (bijlage 2). Hieruit blijkt dat er geen vuursteenvindplaats is aangetroffen. Ook uit nader archeologisch onderzoek dat is verricht naar de meest westelijke uitbreiding van Park Vijversburg bleek dat de voorgenomen ontwikkelingen geen bedreiging vormden voor het archeologisch bodemarchief (bijlage 2). Aangezien dit bestemmingsplan slechts vastlegt wat middels de vergunning reeds is toegestaan wordt voor Park Vijversburg geen regime opgenomen ter bescherming van archeologische waarden.

Bij vuursteenvindplaatsen geldt dat bij een ontwikkeling vanaf 50m2 er een onderzoek moet plaatsvinden. Binnen het bestemmingsplan kunnen dergelijke ontwikkelingen plaatsvinden. De vuursteenvindplaats ter hoogte van de Klaverkamp is met een dubbelstemming opgenomen met een vergunningsplicht voor ontwikkelingen vanaf 50m2.

IJzertijd - middeleeuwen

De kaart ijzertijd - middeleeuwen geeft voor het plangebied het advies 'karterend onderzoek 3.

[image]

Fragment Famke kaart, ijzertijd - middeleeuwen

In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Nu met dit bestemmingsplan dergelijke grootschalige ontwikkelingen niet mogelijk worden gemaakt wordt er geen bijzondere regeling opgenomen ter bescherming van het archeologisch bodemarchief voor de periode ijzertijd - middeleeuwen. Als er ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid dan is het criterium opgenomen dat er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan de cultuurhistorische waarden.

4.2.2 Cultuurhistorie

Tytsjerk is voor het grootste gedeelte gelegen op kalkarme zandgronden. Alleen het westelijke gedeelte van het dorp (Woelwijk) is op laagveen gebouwd. Evenals vele andere dorpen op het zandgebied, is ook Tytsjerk vanouds een wegdorp. Tytsjerk had aanvankelijk geen echte kern; de bebouwing (woningen en boerderijen) lag verspreid langs de doorgaande weg. Tot de aanleg van de Groningerstraatweg was het dorp door haar strategische ligging een pleisterplaats voor reizigers tussen Leeuwarden en Groningen. Omstreeks 1850 werd de bebouwing rond de kerk verdicht. In 1866 kwam Tytsjerk aan het spoor van Leeuwarden naar Groningen te liggen en werd hier een 'stopplaats' geopend. Door de aanleg van het spoor nam de bebouwing in Tytsjerk toe; niet alleen ten noorden van het spoor, maar ook langs de bestaande wegen. Na de tweede Wereldoorlog kreeg Tytsjerk in toenemende mate een functie als forensenplaats. De nieuwe huizen werden voornamelijk ten noorden van het spoor gebouwd, waardoor ook daar een kern ontstond. Aan de westkant van Noarderein ligt een karakteristieke villawijk uit de jaren '60, aan de oostkant een naoorlogse woonwijk. Dit noordelijke deel vormt samen met het landgoed Park Vijversburg en de overtuin het plangebied van het onderhavig bestemmingsplan.

In onderstaand figuur is een uitsnede van de cultuurhistorische kaart van de provincie weergegeven. De cultuurhistorische waarden zijn in het bestemmingsplan beschermd door de gegeven bestemmingen met daaraan gekoppelde regels.

[image]

Uitsnede cultuurhistorische kaart Fryslân

Rijks- en gemeentelijke monumenten

Binnen het plangebied is park Vijversburg een rijksmonument (zie paragraaf 2.2 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling Park Vijversburg) en het gasthuis van Stichting Op Toutenburg. Van rijkswege worden deze beschermd. Voor het gasthuis is daarom in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen. In park Vijversburg zijn kenmerkende zaken wel vastgelegd zoals de waterstructuur en zijn bouwvlakken strak om de bebouwing gelegd.

Naast de panden met nationale cultuurhistorische waarde zijn er in Tytsjerksteradiel panden met regionale cultuurhistorische waarde. Aangezien de bestaande regeling voor bescherming van karakteristieke panden niet voldeed heeft de raad begin 2012 besloten over te gaan tot een nieuwe werkwijze om het gebouwd erfgoed te beschermen.

In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". De motivatie van de gemeente stelt de beleving van potentiële gemeentelijke monumenten voorop. Het gaat erom bij te dragen aan het plaatsbesef, de herkenbaarheid van de dorpen en de belevingswaarde van de omgeving. samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.

De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.

In 2015 zijn de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen uitgebreider omschreven en gewaardeerd. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden.

Voor dit bestemmingsplan zijn dit de volgende panden:

Waardevol bouwwerk

Beeldondersteunend bouwwerk

Noarderein 1, kop-hals-rompboerderij

Noarderein 6, woonhuis

Noarderein 20, kop-rompboerderij

Noarderein 8-10, dubbel woonhuis

Noarderein 15, (voormalig winkel-)woonhuis

Noarderein 16, woonhuis

Swarteweisein 2a-4, dubbel woonhuis

Op het moment van ter inzage legging ten behoeve van de inspraak van het voorliggende plan (voorontwerp) is nog niet bekend hoe de gemeente precies vorm wil geven aan de vastgestelde gewijzigde Erfgoedverordening en met de op grond daarvan uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten in Tytsjerksteradiel. De gemeentelijke monumenten zijn daarom niet vertaald in het voorliggende plan maar de regeling voor karakteristieke panden is uit het voorgaande plan overgenomen. Daarbij hebben we wel besloten om panden die in de beheersverordening "Tytsjerk dorp" de aanduiding karakteristiek hadden maar niet als gemeentelijk monument zijn opgenomen in de inventarisatie, in het voorliggende plan niet meer te voorzien van de aanduiding karakteristiek. Komt er tijdig duidelijkheid over de regeling voor gemeentelijke monumenten en betekent dit dat deze dient te worden opgenomen in bestemmingsplannen dan is dat in de volgende fase van het voorliggende plan (ontwerp) nog mogelijk.

Naast het aanwijzen van gemeentelijke monumenten kiest de gemeente er ook voor om karakteristieke (voormalige) agrarische bebouwing in het buitengebied te beschermen. Aangezien in onderhavig plan deze categorie niet voorkomt, wordt dit aspect hier niet nader besproken.

4.3 Bodem

Er zijn geen bodemonderzoeken verricht omdat het hier gaat om een conserverend bestemmingsplan. Bij verbouwingen wordt in het kader van de omgevingsvergunning de bodemkwaliteit getoetst.

4.4 Watertoets

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

In het waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015 staan de doelen die de provincie wil bereiken in deze planperiode. Hoofddoelstelling voor het waterbeleid is: het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. De doelstellingen zijn ingedeeld in de thema's Waterveiligheid, Voldoende water en Schoon water.

Waterveiligheid

In het plangebied ligt een regionale waterkering, deze staat met een oranje lijn indicatief weergegeven op de kaart: Wateraspecten die hieronder is weergegeven. De regionale waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De regionale kering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. De kerende werking moet u te allen tijde handhaven. Langs de regionale kering ligt een beschermingszone van 5 meter. Deze beschermingszone is nodig voor het beheer en onderhoud aan en bescherming van de kade. Het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de kade of in de beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen de kernzone en de beschermingszone van de Regionale kering is een watervergunning nodig.

De regionale kering hoeft niet terug te komen op de Verbeelding en in de Regels, omdat de kering voldoende wordt beschermd door de Keur van Wetterskip Fryslân. Wel dient bij toekomstige ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de ligging van de regionale kering en de beschermingszone.

Voldoende water

In het plangebied ligt een hoofdwatergang. Deze staat met een blauwe lijn indicatief aangegeven op de kaart: Wateraspecten die hieronder is weergegeven. Hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. In dit gebied mag bijvoorbeeld geen bebouwing worden gerealiseerd.

De hoofdwatergang hoeft niet terug te komen op de Verbeelding en in de Regels, omdat deze voldoende wordt beschermd door de Keur van Wetterskip Fryslân. Wel dient bij toekomstige ontwikkelingen rekening te worden houden met de ligging van de hoofdwatergang en de beschermingszone.

Schoon water

In het plangebied ligt een rioolpersleiding, deze staat met een bruine lijn indicatief aangegeven op de kaart: Wateraspecten die hieronder is weergegeven. De rioolpersleiding moet bereikbaar zijn voor onderhoud en in geval van calamiteiten. In een strook van 6 meter (3 meter aan weerszijden van de leiding, gerekend vanuit het hart van de leiding) heeft Wetterskip Fryslân beperkt recht van opstal. Hier gelden beperkingen voor het grondgebruik.

De rioolpersleiding hoeft niet terug te komen op de Verbeelding en in de Regels. Wel dient bij toekomstige ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de ligging van de persleiding.

Rioolgemaal

In het plangebied ligt een geurcirkel van een rioolgemaal, de geurcontour staat met een paarse cirkel aangegeven op de kaart: Wateraspecten die hieronder is weergegeven. Hier mogen geen geurgevoelige functies worden gerealiseerd. Het gebied is bestemd als sport dat geen geurgevoelige functie is.

[image]

Kaart: Wateraspecten

Conclusie

Het bestemmingsplan is een actualiserend (conserverend) plan. Er word uitgegaan van de huidige situatie en veelal de huidige bestemmingen. Bij het opstellen van het wateradvies (zie bijlage 3) is er van uitgegaan dat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Bij concrete ontwikkelingen en bij het gebruik maken van eventuele afwijkingsregels of wijizgingsbevoegdheiden moet opnieuw een watertoets worden aangevraagd.

Wanneer de in het wateradvies vermelde adviezen worden opgevolgd, zijn er met betrekking tot het voorliggende plan geen waterhuishoudkundige bezwaren. Wetterskip Fryslân heeft daarom ook een posiief wateradvies gegeven.

4.5 Geluid

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is ingevolge de Wet Geluidhinder onderzoek gedaan (zie bijlage 4),onderzoek geluid en luchtkwaliteit t.b.v. actualisatie bestemmingsplan "Tytsjerk - noord") naar de geluidszones langs wegen en het spoor. In het onderzoek is de ligging van belangrijke grenswaardecontouren met betrekking tot weg- en railverkeerslawaai berekend.

Wegen

Voor wegverkeerslawaai betreft het de 48 en 53 dB grenswaardecontouren van enkele

zoneplichtige wegen net buiten het plangebied. De 48 dB contour is de voorkeursgrens- waardecontour en de 53 dB contour is de maximaal vast te stellen hogere waarde.

De contouren worden getoond inclusief de aftrek artikel 110g Wgh. in het maatgevende

jaar 2025.

Geconcludeerd kan worden dat voor de panden/woningen die binnen deze geluidscontouren staan, gesproken kan worden van een bestaande situatie.

Spoor

In het kader van railverkeer betreft het de 55 dB grenswaardecontour als zijnde de voorkeursgrenswaarde. Deze contour is dan gebaseerd op de data uit het geluidsregister spoor (downloaddatum 30-07-2013) inclusief de plafondcorrectie van 1,5 dB. Alle berekende contouren zijn “poldercontouren” op een waarneemhoogte van 4,5 m + maaiveld.

De komende jaren worden maatregelen getroffen aan het spoor om de inzet van een extra sneltrein mogelijk te maken. In het kader van het tracébesluit is gekeken naar onder andere het geluidsaspect. Om te voldoen aan de normen zullen er raildempers bij Tytsjerk worden aangebracht.

4.6 Externe Veiligheid

Bureau externe veiligheid Fryslân heeft bij mail van 30 januari 2014 advies inzake het bestemmingsplan "Tytsjerk - noord" uitgebracht (zie bijlage 5).

Risicobronnen

Uit de professionele Risicokaart blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied risicobronnen zijn gelegen (zie onderstaand figuur).

[image]

Begrenzing plangebied met in de directe nabijheid gelegen risicobronnen

De relevante risicobronnen voor het plangebied zijn:

  • inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden;

  • transport van gevaarlijke stoffen over spoorwegen.

Inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden

Aan De Groene Ster 14 te Leeuwarden bevindt zich camping De Kleine Wielen V.O.F. Op de camping zijn twee bovengrondse propaangastanks aanwezig met een inhoud van 3 respectievelijk 8 m³. Het gezamenlijk jaarverbruik is 33 m³. Per levering wordt circa

7,4 m³, verdeeld over twee tanks, afgeleverd. Dit houdt in dat bevoorrading niet vaker dan 5 keer per jaar zal plaatsvinden.

Een propaantank met een inhoud van meer dan 13 m³ per tank valt onder de werkingssfeer van het Bevi. In casu is sprake van twee tanks met een inhoud van 3 respectievelijk 8 m³, zodat de camping niet onder het Bevi valt. Hierdoor zijn geen grens- en richtwaarden van toepassing in het kader van externe veiligheid.

Volgens artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit dient voor een opslagtank met propaan (tot en met 5 m³) een veiligheidsafstand van 10 meter en voor een opslagtank met propaan (groter dan 5 m³ tot en met 13 m³) een veiligheidsafstand van 15 meter tussen de opslagtank met propaan / de opstelplaats van de tankwagen tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in acht te worden genomen. Dat betekent dat in geval van opslag van propaan, bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden met een veiligheidsafstand van 10 respectievelijk 15 meter. Volgens het Achtergronddocument bij de Leidraad Risico Inventarisatiedeel Gevaarlijke Stoffen ligt de 1% letaliteitsafstand (het invloedsgebied) op 235 meter.

De veiligheidsafstand valt niet over het plangebied. Het invloedsgebied valt daarentegen deels over het plangebied. Binnen het invloedsgebied dat over het plangebied valt, is de uitbreiding van park Vijversburg gerealiseerd.

Er bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contour. Alhoewel de inrichting niet onder het Bevi valt wordt geadviseerd om in het bestemmingsplan te borgen dat niet zonder meer (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied worden gevestigd. Bij nieuwe ontwikkelingen zal gekeken moeten worden naar de milieusituatie.

Geconcludeerd kan worden dat de propaangastank geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

Spoorwegen

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Groningen-Leeuwarden. De kortste afstand tussen de spoorlijn en het plangebied bedraagt circa 5 meter. Over deze spoorlijn vindt in principe geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Wel kan er zeer incidenteel transport plaatsvinden ingeval er geen transporten van gevaarlijke stoffen kunnen plaatsvinden over het traject Groningen-Meppel. De spoorlijn wordt dus enkel gebruikt bij omgeleid vervoer.

Toetsingskader bij beoordeling van risico’s van vervoer van gevaarlijke stoffen bij ruimtelijke ordeningsbesluiten is de cRNVGS. De spoorlijn Groningen-Leeuwarden wordt niet in de cRNVGS genoemd.

Er dient in het kader van rampenbestrijding rekening mee gehouden te worden dat transport van gevaarlijke stoffen over het spoor zou kunnen plaatsvinden. Eén en ander heeft echter geen gevolgen voor de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan.

Tot slot

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan.

4.7 Luchtkwaliteit

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is onderzoek naar dit aspect gedaan (zie bijlage 4; onderzoek geluid en luchtkwaliteit t.b.v. actualisatie bestemmingsplan "Tytsjerk - noord").

Voor een beoordeling van de te verwachten luchtkwaliteit is onderzocht in hoeverre kan

worden voldaan aan de toetsingscriteria van de Wet Luchtkwaliteit.

Van belang zijn de criteria voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) omdat langs

wegen deze stoffen voornamelijk het probleem vormen.

Wet Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Sinds 15 november 2017 geldt de Wet Luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof).

Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden kan worden voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.

  1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;

  2. een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit

  3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;

  4. een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

PM10 en NO2

Voor PM10 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3 en grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde 50 microgram/m3 waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voor NO2 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m2 en als grenswaarde voor het uurgemiddelde 200 microgram/m3 welke maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

PM2.5

Sinds mei 2008 is de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De richtlijn is een bundeling van tot dan toe geldende Europese luchtkwaliteitregelgeving. In deze richtlijn zijn ook nieuwe normen vastgelegd voor de fijnere fracht van fijn stof (PM2.5). Voor PM2.5 is de grenswaarde jaargemiddelde 25 microgram/m3, de plandrempel jaargemiddelde 25 microgram/m3.

Besluit NIBM

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de concentratie NO2 of PM10 in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie. Dit betekent dat voor zowel fijn stof als stikstofdioxide feitelijk een toename van 1,2 microgram/m3 op de jaargemiddelde contentratie toelaatbaar wordt geacht.

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Onderzoek

Op basis van de resultaten van het onderzoek ten aanzien van de gemeentelijke

wegen, is te zien dat in de zichtjaren 2014, 2015 en 2020 er nergens een overschrijding is

van de grenswaarden en plandrempels met betrekking tot de totale jaargemiddelden van

de stoffen PM10 en N02.

Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de

grenswaarde van de stof PM10 (tabellen 1 t/m 3). De hoogste overschrijding bedraagt 5x

(tabel 1).

De overschrijding mag echter 35 x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties

volgen.

Conclusie

  • In het voor het plan meest ongunstige toetsingspunt ontstaan geen consequenties met betrekking tot de Wet Luchtkwaliteit.

  • Er vinden geen overschrijdingen plaats van de grenswaarden NO2 en PM10.

  • Voorwaarde a. (geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde) is met het rapport aannemelijk gemaakt.

4.8 Leidingen

In het plangebied liggen enkele transportleidingen van water. Deze leidingen liggen over het algemeen in openbare ruimten, langs wegen en/of in groenvoorzieningen. Ter weerszijden van de leidingen ligt een beheersstrook. Binnen die strook zijn, ter bescherming van de leiding, bepaalde grondbewerkingen aan een vergunning gebonden. Verder zijn binnen deze beheersstrook bouwactiviteiten in beginsel niet toegestaan.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijk-heden van de bestemmingen, zoals die in dit bestemmingsplan van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De analoge verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

Het handboek versie 2.0 van de gemeente Tytsjerksteradiel vormt het uitgangspunt bij de systematiek van het bestemmingsplan.

Dit handboek is gebaseerd op de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). Deze standaard, welke slechts een systematische standaardisering betreft en geen inhoudelijke standaard is - is per 1 januari 2010 verplicht in het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Voorts houdt het bestemmingsplan rekening met de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie is vanaf de invoe-ring van de nieuwe Wro verplicht. De digitale versie van een plan is leidend ingeval van verschil tussen digitale en analoge versie.

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving.

Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde bouwregels.

Bij sommige bestemmingen zijn regels opgenomen die betrekking hebben op het uitvoeren van werken of werkzaamheden, bijvoorbeeld het dempen van waterlopen, het verwijderen van houtsingels of dykswâlen.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (speci-fieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

5.2 Bestemmingen

5.2.1 Enkelbestemmingen

-- Agrarisch – Cultuurgrond –-

Deze bestemming is toegekend aan de volkstuinen aan de Toutenburgleane en hebben binnen deze bestemming de aanduiding “volkstuinen”.

-- Bedrijf – 2 –-

Binnen de bestemming “Bedrijf – 2” zijn diverse typen van bedrijfsdoeleinden te onderscheiden. In de regels behorende bij deze bestemming wordt verwezen naar de VNG-bedrijvenlijst, die gebaseerd is op de “Basiszoneringslijst” van de VNG (Bijlage 1 van de regels). In deze lijst is per bedrijfsvorm informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of –inrichting.

Er worden in de VNG-lijst zes milieucategorieën onderscheiden, oplopend van 1 tot en met 6: Onder categorie 1 vallen bedrijven die toelaatbaar worden geacht tussen woonbebouwing en onder categorie 6 (als andere uiterste) zijn bedrijven opgenomen, die op aanzienlijke afstand (1000-1500 meter) vanaf woonbebouwing gerealiseerd moeten worden. De diverse bedrijfsbestemmingen corresponderen met de maximaal toegelaten milieucategorie volgens de VNG-lijst. De bestemming ‘Bedrijf – 2’ staat bedrijven uit de milieucategorie 1 en 2 toe. De afstanden, die in de feitelijke situatie ten opzichte van gevoelige bebouwing in acht genomen kunnen worden, zijn daarbij maatgevend geweest voor het leggen van de onderscheiden bedrijfsbestemmingen.

Voor dit plangebied gaat het om een dienstverlenend bedrijf aan het Jachtfjild 11 waar tevens detailhandel mogelijk is door middel van een aanduiding en in het pand Noarderein 21 is nog een kleinschalige slagerij zonder winkel gevestigd.

De bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen moeten binnen een bouwvlak worden gerealiseerd. Door middel van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” is aangegeven welke afmetingen de gebouwen mogen hebben. Voor bedrijfswoningen geldt een aparte regeling.

Met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kunnen de bouwmogelijkheden worden verruimd. De bedrijfsbestemming kan in een woonbestemming worden gewijzigd.

-- Bos --

Het gaat hier om de bosstroken bij het sportveldencomplex en volkstuine en tussen de Klaverkamp en Elzekamp. Binnen deze bestemming moet rekening worden gehouden met de landschappelijke, ecologische en de recreatieve waarden van de bospercelen. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunningsplicht voor diverse activiteiten, o.a. voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bomen en/ of opgaande beplanting.

-- Gemengd --

De villa en het paviljoen in park Vijversburg hebben de bestemming Gemengd. Hier binnen zijn de specifieke activiteiten mogelijk als tentoonstellingen, horeca en de vergader- en trouwlocatie.

-- Groen – Groenvoorzieningen –-

Deze bestemming beoogt handhaving van de grotere en/ of structuurbepalende groeneenheden in het plangebied.

De bermen en groenstroken langs wegen en sloten die een ondergeschikte functie hebben, zijn veelal ondergebracht binnen de bestemming respectievelijk “verkeer en verblijf”.

-- Groen - park --

Het gaat hier om het park Vijversburg. Binnen deze bestemming moet rekening worden gehouden met de landschappelijke, ecologische en de recreatieve waarden van het park.

Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunningsplicht voor diverse activiteiten, o.a. voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bomen en/ of opgaande beplanting waardoor een houtsingel geheel of gedeeltelijk teniet gaat.

-- Maatschappelijk – -

De bestemming “Maatschappelijk” heeft betrekking op de verschillende vormen van maatschappelijke functies zoals instellingen, openbare dienstverlening, levensbeschouwelijke voorzieningen, (sociaal-)medische voorzieningen en educatieve voorzieningen. In het plangebied hebben de beide basisscholen de bestemming “Maatschappelijk – Onderwijs”. Yn 'e Mande is een sociaal-/ culturele voorzieningen en is onder de bestemming “Maatschappelijk – Sociaal-/ cultureel” gebracht. Omdat in Yn 'e Mande ook een bedrijfswoning gevestigd is, is aan de bestemmingsomschrijving behorende bij deze bestemming de aanduiding “bedrijfswoning” toegevoegd.

-- Sport –-

De bestemming “Sport" heeft betrekking op het sportcomplex aan de Toutenburgleane. Het gaat daarbij om een sporthal en een korfbal- en kaatsveld met bijbehorende bebouwing.

-- Tuin –-

Om het onbebouwde karakter van voortuinen en bepaalde zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming “Tuin “ opgenomen.

Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Het oprichten van bebouwing binnen deze bestemming is niet toegestaan. Dit sluit aan op de gegroeide praktijk. Ter wille van een zekere flexibliteit mag een woonhuis binnen deze bestemming wel met een erker uitgebouwd worden. Ook de erfafscheidingen zijn hier lager: maximaal 1,00 m hoog voor de voorbouwgrens en achter die grens maximaal 2,00 m hoog.

-- Verkeer – Ontsluitingswegen –-

De wegen met een belangrijke doorgaande en/ of lokaal ontsluitende verkeersfunctie zijn onder deze bestemming gebracht. In dit plangebied gaat het om Swarteweisein en It Noarderein. Voor gebouwen zoals wachthuisjes (abri’s) e.d. is geen specifieke regeling opgenomen. Ingevolge het Besluit Omgevingsrecht is voor het bouwen hiervan geen omgevingsvergunning vereist.

-- Verkeer – Verblijf --

De voor “Verkeer – Verblijf” aangewezen gronden hebben met name betrekking op de openbare straten die in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer hebben. Alle overige straten in het dorp (uitgezonderd Swarteweisein en It Noarderein) hebben deze bestemming gekregen. Ook de in het plangebied voorkomende (grotere) parkeerterreinen zoals bij sportcomplex en in het park bij Groot Vijversburg vallen binnen deze bestemming.

Ook vallen klein snippergroen (bermen), speelvoorzieningen, pleintjes en (kleinere) parkeervoorzieningen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken.

Openbare paden die deel uitmaken van de woonomgeving, en in feite alleen bedoeld zijn voor het gebruik van direct aanwonenden, zijn binnen de woonbestemming opgenomen. Het spreekt voor zich dat deze paden niet bebouwd mogen worden maar toegankelijk moeten blijven.

-- Water --

De bestemming “Water” heeft betrekking op de kleinere en structuurbepalende watergangen

zodat de waterstructuur gehandhaafd blijft.

-- Wonen --

Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:

Type woning

Goothoogte

Bouwhoogte

Vrijstaande woningen 1 (W-V1)

4

10

Vrijstaande woningen 2 (W-V2)

8

12

Vrijstaande woningen 3 (W-V3)

4

4

Twee onder één kap 1(W-T1)

4

10

Twee onder één kap 2 (W-T2)

8

12

Rijenbouw 1 (W-R1)

4

10

Rijenbouw 2 (W-R2)

8

12

Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld. In Tytsjerk is Vrijstaande woningen 3 niet aanwezig.

De categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd. In Tytsjerk is alleen Rijenbouw 2 aanwezig.

Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.

Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.

Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.

Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.

Om enige flexibiliteit te creëren is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:

- vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter; - vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m2 (met een maximum van 250 m2).

Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de bestemmingsplanregels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.

Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.

-- Wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen --

Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. Deze bestemming is gelegd op de woning aan de Noarderein 20. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming en wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan.

5.2.2 Dubbelbestemming

-- Leiding – Water –-

In het plangebied komt een watertransportleiding voor. Deze is onder de dubbelbestemming 'Leiding - water" gebracht. De leidingen hebben een belemmeringenstrook van enkele meters ter weerszijden van het hart van de leiding. In de belemmeringenstrook zijn bouwactiviteiten en bepaalde grondbewerkingen niet toegestaan, tenzij door het bevoegd gezag –gehoord de leiding/beheerder- vergunning heeft verleend.

-- Waarde - Archeologie --

De dubbelbestemming Waarde Archeologie is gelegd op het gedeelte in het dorp rond de Klaverkamp. Het gaat hierbij om een vuursteenvindplaats waarvoor geldt dat onderzoek wordt geadviseerd bij ingrepen van 50 m2 en groter. Omdat deze ingrepen binnen de bestemmingsregels voor kunnen komen is deze dubbelbestemming voor deze gebieden opgenomen. Binnen deze bestemming staat de bescherming van de archeologische waarden van de gronden centraal.

5.3 Algemene Regelingen En Bepalingen

-- Erfbebouwingsregeling –

Binnen de diverse bestemmingen wordt, voorzover in het betreffende bestemmingsvlak met een bouwvlak wordt gewerkt, onderscheid gemaakt tussen het bouwen binnen en buiten het bouwvlak. Een dergelijke bebouwingsregeling geldt ook voor de woonbestemmingen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

Binnen een bouwvlak mag worden gebouwd en wel tot 100%. Hieraan zijn voorwaarden verbonden ten aanzien van de goot- en bouwhoogte. Ook buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Deze bouwmogelijkheden verschillen per woningtype.

Zowel binnen als buiten het bouwvlak worden in de diverse woonbestemmingen qua bouwhoogte verschillende regimes gehanteerd. Binnen het bouwvlak komt dit er op neer, dat alleen binnen een afstand van 3 meter, gerekend vanuit de voorbouwgrens, een maximale goothoogte wordt voorgeschreven. Daarachter geldt alleen een maximale bouwhoogte, die overigens binnen het bouwvlak uniform is. Buiten het bouwvlak wordt een maximale goothoogte van niet-vrijstaanden gebouwen voorgeschreven:

  • binnen een afstand van 3 meter achter het verlengde van de voorbouwgrens;

  • binnen een afstand van 2 meter vanuit de zijdelingse bouwperceelgrenzen.

De goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw buiten het bouwvlak bedraagt in alle gevallen 3 resp. 6 meter. De maximaal toegelaten bouwhoogte is binnen alle woondoeleindenbestemmingen binnen en buiten het bouwvlak gelijk.

-- Wijzigingsbepalingen --

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot binnenplanse wijziging (het betreft hier een wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro voor het college van Burgemeester en Wethouders, binnen door de raad vastgestelde regels).

Het betreft hier een aantal bepalingen die functie- en bouwwijzigingen mogelijk maken, binnen de randvoorwaarden die de gemeenteraad daarvoor vaststelt. Daarmee kan ingespeeld worden op thans nog niet voorziene ontwikkelingen.

-- Anti-dubbeltelregel –-

Deze standaardbepaling heeft het doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

-- Algemene bouwregels –-

In de algemene bouwregels wordt een relatie gelegd met de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria. Verder is hier de voor de meeste bestemmingen geldende regel opgenomen dat geen horizontale windturbine mag worden gebouwd. Ook de regel dat een als ‘karakteristiek’ aangeduid gebouw niet zonder vergunning mag worden gesloopt is hier opgenomen.

-- Algemene gebruiksregels –-

In de algemene gebruiksregels wordt een voor (vrijwel) alle bestemmingen geldende nadere uitwerking van de op grond van de Wro geldende algemene gebruiksregel gegeven. Het gaat

om een verbod om gronden te gebruik voor het storten van puin en afvalstoffen, het verbod om gronden en gebouwen te gebruiken als seksinrichting.

Daarnaast gaat het om een verbod om gronden te gebruiken als opslag van schroot, afbraak- en bouwmateriaal, de stalling en opslag van niet meer in gebruik zijnde voer-, vaar- en vliegtuigen. Tenslotte wordt in deze regels het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen uitgesloten, tenzij anders bepaald.

-- Algemene aanduidingsregels –-

Binnen de algemene aanduidingsregels is de gebiedsaanduiding "geluidszone - spoor" opgenomen. Ter weerszijden van de spoorweg Groningen – Leeuwarden geldt een geluidszone. De breedte van de zone is ca. 60 meter, gerekend uit het hart van de spoorlijn.

Ook hier geldt dat het oprichten van geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone verboden is (tenzij voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde of aan een vastgestelde hogere waarde), ook al zou de andere van toepassing zijnde bestemming dat wel toelaten.

-- Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren --

Door een wijziging in de wetgeving kan voor bestemmingsplannen geen rekening meer worden gehouden met een gemeentelijke bouwverordening. Dit leidde ertoe dat wanneer het bestemmingsplan zelf geen parkeernormen bevat en het overgangsrecht niet van toepassing is, het niet mogelijk is dat een omgevingsvergunning wordt getoetst aan door de raad vastgesteldeparkeernormen. Tot 1 juli 2018 was voorzien in een overgangssituatie voor bestemmingsplan die uiterlijk op 29 november 2014 waren vastgesteld. Dit betekent dat na 1 juli 2018 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking verliezen. Deze bepalingen kunnen vanaf dat moment dus niet meer dienen als vangnet om een aanvraag om een omgevings- vergunning aan te toetsen. Om die reden is het nodig om de parkeernormen op te nemen in bestemmingsplannen. Daartoe is dit artikel opgenomen en is aan de artikelen die algemene criteria bevatten het volgende criterium toegevoegd: en mits er sprake is van:

  • voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.

-- Algemene wijzigingsregels –

De meeste wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen binnen de specifieke bestemmingsregels. Wijzigingsbevoegdheden naar dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die vaak moeten gelden voor grotere gebieden en/of langgerekte zones en daardoor op meerdere bestemmingen betrekking hebben, worden in deze algemene wijzigingsregel ondergebracht.

-- Overige regels --

In de specifieke bestemmingsregels zijn verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen naar een andere bestemming. Die andere bestemmingen zijn niet altijd geregeld in dit bestemmingsplan. Daarom is aan het bestemmingsplan een bijlage gevoegd met een compleet set standaardregels. De verwijzingsregel verklaart dat set van toepassing, wanneer een wijzigingsbevoegdheid wordt gebezigd, die leidt tot een andere bestemming.

-- Overgangs- en slotregels --

In het bestemmingsplan is het overgangsrecht opgenomen ten aanzien van bouwwerken en gebruik. De formulering is overgenomen uit de standaardbepaling van het Besluit ruimtelijke ordening. Tevens is een slotregel opgenomen welke conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 is geformuleerd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij de economische uitvoerbaarheid is de regeling ten aanzien van de grondexploitatie van belang.

6.1 Economisch

Dit bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die investeringen van overheidswege vergen. De eventuele ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt zullen worden gefinancierd door de (particuliere) initiatiefnemers. Er is dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het plan biedt evenmin aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.

6.2 Maatschappelijk

Het plangebied heeft betrekking op een regeling voor bestaande woon- en leefgebieden. Er is een conserverende regeling opgenomen, afgestemd op bestaand gebruik. Wel is de regeling vernieuwd. Beoogd wordt om daarmee de praktische toepasbaarheid te vergroten.

Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan heeft overleg plaatsgevonden met de bevolking in de vorm van inspraak. Ook heeft overleg plaatsgevonden met provincie en waterschap. De resultaten daarvan zijn opgenomen in Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg van deze toelichting.

De wijzigingen na aanleiding van de inspraak en overleg zijn doorgevoerd in dit ontwerp-bestemmingsplan. Daarnaast zijn er nog enkele fouten hersteld en zijn wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van jurispudentie en beleid. Dit ontwerp - bestemmingsplan ligt 6 weken ter inzage met de mogelijkheid voor iedereen om zienswijzen in te dienen.

Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg

In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de Inspraak en overleg opgenomen.

7.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 13 september 2108 tot en met 25 oktober 2018. Er zijn 5 inspraakreacties ingediend. Op 23 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg vastgesteld (zie bijlage 6). Hierin heeft het college vastgelegd hoe ze met de inspraakreacties om wil gaan. 16 mei 2019 heeft de gemeenteraad de Notitie Inspraak en Overleg voor kennisgeving aangenomen. De reacties hebben, zoals vermeld in de notitie Inspraak en Overleg (bijlage 6) op onderdelen geleid tot aanpassing c.q. aanvulling van de regels, verbeelding en de toelichting.

7.2 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft geleid tot twee overlegreacties van de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân. De reacties hebben, zoals vermeld in de notitie Inspraak en Overleg (bijlage 6) op onderdelen geleid tot aanpassing c.q. aanvulling van de regels en de toelichting.