KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
Artikel 4 Agrarisch - Dienstverlenend Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - 1
Artikel 6 Bedrijf - 2
Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf, Nutsvoorziening
Artikel 8 Bos
Artikel 9 Gemengd
Artikel 10 Groen - Groenvoorzieningen
Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 12 Maatschappelijk - Onderwijs
Artikel 13 Maatschappelijk - Religie
Artikel 14 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer - Ontsluitingswegen
Artikel 18 Verkeer - Verblijf
Artikel 19 Water
Artikel 20 Wonen - Rijenbouw 1
Artikel 21 Wonen - Rijenbouw 2
Artikel 22 Wonen - Twee Onder Één Kap 1
Artikel 23 Wonen - Twee Onder Één Kap 2
Artikel 24 Wonen - Vrijstaande Woningen 1
Artikel 25 Wonen - Vrijstaande Woningen 2
Artikel 26 Wonen - Vrijstaande Woningen 3
Artikel 27 Wonen - Vrijstaande Woningen Boerderijtypen
Artikel 28 Leiding - Riool
Artikel 29 Leiding - Water
Artikel 30 Waarde - Woudenlandschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Artikel 32 Algemene Bouwregels
Artikel 33 Algemene Gebruiksregels
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene Voorwaardelijke Verplichting Met Betrekking Tot Parkeren
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 37 Overgangsrecht
Artikel 38 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Planinhoud
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie Provincie, Provinciale Verordening
3.2.2 Provinciaal Verkeer/ En Vervoersplan
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Ontwikkelingen
4.1 Wonen
4.2 Voorzieningen
4.2.1 Zorg
4.2.2 Sociaal - Cultureel, Religieus
4.2.3 Onderwijs, Kinderopvang C.a.
4.2.4 Sport, Recreatie C.a.
4.3 Bedrijvigheid
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Ecologie
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.2.1 Archeologie
5.2.2 Cultuurhistorie
5.3 Milieu
5.4 Bodem
5.5 Water
5.6 Geluid
5.6.1 Verkeerslawaai
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Leidingen En Inrichtingen
5.9 Luchtkwaliteit
5.9.1 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels
6.1 Uitgangspunten
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.3.1 Algemeen
6.3.2 Enkelbestemmingen
6.3.3 Dubbelbestemmingen
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economisch
7.2 Maatschappelijk
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Inspraak
8.2 Overleg

Ryptsjerk 2022

Bestemmingsplan - gemeente Tytsjerksteradiel

Vastgesteld op 15-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het bestemmingsplan Ryptsjerk 2021 Imro code NL.IMRO.0737.07BPVI van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 aanleggelegenheid

het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het niet langer dan drie dagen aaneen aanleggen met recreatievaartuigen;

6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;

7 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;

8 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

9 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

10 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

12 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

14 bedrijfskantine

zie: restauratieve voorziening;

15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

16 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

18 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

  1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

  2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

  3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

  4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

20 bestaand

  1. bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

  1. bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

24 bijzondere paardenhouderij

zie gebruiksgerichte paardenhouderij;

25 bijzondere recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

28 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

32 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

33 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

34 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

35 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

36 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

37 dagbesteding

een voorziening voor het opvangen van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of (geestelijk) gehandicapten, waarbij diverse aan de dagbesteding gerelateerde activiteiten mogelijk zijn, zoals het houden en verzorgen van dieren, het kweken/telen van gewassen en de kleinschalige productie/reparatie van goederen;

38 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

40 dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

41 dobbe

zie: poel;

42 drinkpoel

een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;

43 dykswâl (houtwal)

een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

44 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

45 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

46 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

47 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

48 fruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

50 gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij, waaronder een manege, die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;

51 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

52 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

53 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

54 geluidsgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

55 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

56 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

57 groepsaccommodatie

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort recreatief verblijf;

58 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;

59 half open landschap

Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;

  2. afwisseling van water, land en drassige percelen;

  3. verspreid voorkomende petgaten en legakkers;

  4. vervagende of verdwenen verkavelingpatronen;

  5. vage of verdwenen ontginningsrichting;

  6. verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;

60 haven

haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het ligplaats innemen van recreatievaartuigen;

61 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

62 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woning is gebouwd;

63 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

64 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

65 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

66 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

67 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

68 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

69 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

70 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

71 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken worden verstrekt;

72 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

73 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

74 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

75 houtwal

zie dykswâl;

76 huishouden

Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

77 individueel aaneen gebouwd

gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 meter, of gebouwen op een zodanige wijze aaneen gebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en /of gevelbelijning;

78 intensieve veehouderij

zie niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

79 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

80 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

81 kampwinkel

een winkel ten behoeve van de gebruikers van een kampeerterrein of een andere verblijfsrecreatieve voorziening;

82 kantoor

een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

83 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

84 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

85 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

86 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

87 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

88 landschappelijk inpassingsplan

een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  1. de historisch gegroeide landschapstructuur;

  2. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;

  3. het bebouwingspatroon;

  4. een goede infrastructurele ontsluiting;

  5. de milieuhygiënische situatie;

  6. de lichtuitstoot;

  7. de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.

  8. Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

89 landschappelijk inrichtingsplan

een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  1. de historisch gegroeide landschapstructuur;

  2. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;

  3. de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;

  4. het bebouwingspatroon;

  5. een goede infrastructurele ontsluiting.

Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

90 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

91 ligplaats

het gebruik van gronden voor het langer dan drie dagen aaneen aanleggen met een vaartuig. Op het korter aanleggen met een recreatief vaartuig is de APV van toepassing

92 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

93 manege

een voorziening met een publieksgericht karakter, waar, al dan niet bedrijfsmatig, gelegenheid wordt geboden voor het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;

94 medische voorziening

voorziening ten behoeve van geneeskundige diensten die gericht zijn op het opsporen van ziekten en de geneesmiddelen daarvoor aanwijst, waaronder een (tand)artsenpraktijk, apotheek, dierenkliniek;

95 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

96 milieuafstand

de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;

97 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

98 molen

een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;

99 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

100 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;

101 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

102 ondergeschikte horeca

Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

103 openbare nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie.

104 open landschap

Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. grootschalig open (weide)landschap;

  2. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  3. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  4. verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (voormalige eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;

  5. relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

  6. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

105 klei op veen landschap

het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. zeer grootschalig open (weide)landschap

  2. regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;

  3. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

  4. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  5. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  6. kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;

  7. grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;

  8. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;

106 meren- en kanalenlandschap

  1. het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  2. meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;

  3. grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;

  4. opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;

  5. perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;

  6. incidenteel voorkomende bebouwing;

107 veenweidelandschap

het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. grootschalig open (weide)landschap;

  2. hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;

  3. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

  4. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

  5. enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;

  6. verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;

  7. relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

  8. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

108 openbare nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een electriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie;

109 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

110 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

111 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

112 paramedische voorziening

voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;

113 parkeergelegenheid

het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;

114 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

  1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

  2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

  1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

115 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

116 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede detailhandel binnen tuincentra, bouwmarkten en kringloopwinkels, die vanwege de aard van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;

117 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;

118 pingoruïne

overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;

119 pluimvee

kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;

120 poel

een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;

121 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

122 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

123 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

124 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

125 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

126 recreatievaartuig

een object, niet zijnde een (recreatie)woonschip of drijvend boothuis of daarmee gelijk te stellen voorziening, dat bedoeld is voor het vervoer over water ten behoeve van recreatief gebruik;

127 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

128 recreatiewoonschip

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

129 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;

130 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

131 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

132 schiphuis

een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

133 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

134 slijterij

een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;

135 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

136 sociaal-medische voorziening

voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;

137 sportkantine

een voorziening ten dienste van een sportvereniging en/of -instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de leden, supporters en bezoekers van de sportvereniging en/of aan de reguliere gebruikers van die sportinstelling;

138 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;

139 stallinggelegenheid

het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;

140 steiger

het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal, direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het innemen van een ligplaats met recreatievaartuigen dan wel (recreatie)woonschepen;

141 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

142 streekmarkt

een markt, die zich in principe richt op het laten kennismaken met - en verkopen van (biologische) voedselproducten uit de directe omgeving

143 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

het verstrekken van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d. (theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);

144 vee

door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;

145 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

146 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

147 verplaatsbaar bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;

148 voetprint van de hoofdmassa

de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte

149 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

150 volumineuze goederen

goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

151 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn;

152 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

153 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

154 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

155 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

156 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

157 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

158 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

159 wonen

het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden;

160 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

161 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

162 woonschip

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

163 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

164 woonwagen

een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

165 woudenlandschap

het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;

  2. de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);

  3. opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;

  4. plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;

  5. veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;

  6. met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);

  7. verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.

Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

166 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden;

167 zorginstelling

een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor het huisvesten van personendie bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of gehandicapten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten bouwwerk of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik;

  2. volkstuinen en bouwwerken met dak ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;

  3. een ijsbaan en bouwwerken met dak ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;

  4. sloten, bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. paden en kavelontsluitingswegen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. water;

  5. het recreatief medegebruik;

  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, waaronder kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

Artikel 4 Agrarisch - Dienstverlenend Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van

  1. een agrarisch dienstverlenend bedrijf;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 4.1 onder A. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijf activiteiten, anders dan agrarisch dienstverlenende bedrijfsactiviteiten en de in lid 4.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  2. een welness modderbaden en pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf welness modderbaden en pension”;

  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

met daaraan ondergeschikt:

  1. bedrijfskantine;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.2.1 onder A.2. en toestaan dat van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een niet-inpandige bedrijfswoning, de goothoogte en de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 5.3 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat

  1. de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

5.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 5.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, mits:

  1. die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

  1. lid 5.4 onder D.1. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het aanwezige hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. bedrijfskantine;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.1 onder A.2. en toestaan dat van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, de goothoogte en de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 6.1 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

6.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

  1. lid 6.4 onder D. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het aanwezige hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf, Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bouwwerken met een dak voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, bouwwerken met een dak voor de gasvoorziening, bouwwerken met een dak voor de waterhuishouding, zoals gemalen en watermolens, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een dak;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. wegen, straten en paden;

  4. water;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing, waaronder houtsingels;

  2. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. landschappelijke waarden;

  3. het recreatief medegebruik;

  4. paden en wegen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. speelvoorzieningen;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstobjecten.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;

  2. het geheel verwijderen van bos en bosbeplantingen, waaronder houtsingels.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. gebouwen ten behoeve van:

  1. educatieve en informatieve voorzieningen;

  2. horecabedrijven tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie 2”;

  3. kinderopvang;

  4. een streekmarkt;

  5. (verblijfs)recreatieve voorzieningen;

  6. sociaal-/culturele voorzieningen;

  7. sociaal-/medische voorzieningen;

  8. een werkplaats ten behoeve van een tuininrichtingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;

  9. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en de daarbijbehorende gebouwen en overkappingen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karak­teristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. incidentele evenementen;

  2. restauratieve voorzieningen, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 150m² bedraagt;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder A. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 en toestaan dat trekkershutten buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  1. ten minste 3 en ten hoogste 10 trekkershutten per bouwperceel worden geplaatst;

  2. de oppervlakte van een trekkershut maximaal 25m² zal bedragen;

  3. de hoogte van een trekkershut ten hoogste 4,00 meter zal bedragen;

  4. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaatsvindt, rekening houdend met specifieke landschapskenmerken en bebouwingspatroon ter plaatse;

  5. zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de bestaande bebouwing;

  6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woon- of bedrijfssituatie op nabijgelegen erven, tenzij het tegendeel blijkt wordt aangenomen dat deze woon- of bedrijfssituatie onevenredig wordt geschaad, als het perceel waar gekampeerd zou gaan worden op minder dan 50 meter afstand is gelegen van (bedrijfs)woningen, agrarische bedrijven of niet-agrarische bedrijven.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “bedrijf”, in welk geval een werkplaats ten behoeve van een tuininrichtingsbedrijf is toegestaan;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke woonoppervlakte per woning, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “horeca tot en met categorie 2”, in welk geval horecabedrijven tot en met categorie 2 zijn toegestaan;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en een streekmarkt;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van productiegebonden detailhandel, zodanig dat het verkoopvloeroppervlakte meer bedraagt dan 25 m².

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Groen - Groenvoorzieningen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Groenvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. bermen en beplanting;

  4. paden;

  5. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. het recreatief medegebruik;

  2. semi agrarisch medegebruik;

  3. paden en wegen;

  4. tuinen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.

10.2 Bouwregels

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een begraafplaats;

  2. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer van een begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. wegen, straten en paden;

  4. water;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en kunstobjecten.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Maatschappelijk - Onderwijs

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;

met daaraan ondergeschikt:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 12.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Maatschappelijk - Religie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. sociaal-culturele voorzieningen;

  2. levensbeschouwelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 13.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sociaal Cultureel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. sociaal-culturele voorzieningen en kinderopvang;

met daaraan ondergeschikt:

  1. horeca, categorie 1 of 2 in combinatie met de in lid A. onder 1. bedoelde sociaal-culturele, mits het horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 400 m² zal bedragen;

  2. restauratieve voorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. wegen, straten en paden;

  7. water;

  8. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 14.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, anders dan in de in lid 14.1 onder B. genoemde vorm van horeca;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. terreinen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

  2. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. sport en sportieve recreatie, waaronder sportzalen, verenigings- en kleedgebouwen, gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, al dan niet in combinatie met horeca, categorie 1 of 2, mits de horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met een maximum van 200 m²;

met daaraan ondergeschikt:

  1. restauratieve voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden en sport gerelateerde detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken, waaronder tribunes en lichtmasten.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 15.1 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 15.1 genoemde detailhandelsfuncties.

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. erkers;

  3. voorportalen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Verkeer - Ontsluitingswegen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Ontsluitingswegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ontsluitingswegen en -straten;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;

  4. bermen en beplanting;

  5. waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  1. geluidwerende voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. tuinen, erven en terreinen;

  4. water;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 17.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:

  1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;

  2. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Verkeer - Verblijf

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, (woon)straten en pleinen;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. het recreatief medegebruik;

  2. groenvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. water;

  5. tuinen, erven en terreinen;

  6. terrassen;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 18.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:

  1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;

  2. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;

  2. kaden en oevers;

  3. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;

  4. de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;

  3. het recreatief medegebruik;

  4. groenvoorzieningen;

  5. paden;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder:

  2. kunstwerken;

  3. steigers, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”,

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;

  2. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;

  3. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen;

  4. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Wonen - Rijenbouw 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Rijenbouw 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 20.2.1 onder E. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;

  2. lid 20.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 20.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Wonen - Rijenbouw 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Rijenbouw 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 21.2.1 onder E. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. lid 21.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m²zal bedragen.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 21.3 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Wonen - Twee Onder Één Kap 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Twee onder één kap 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 22.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 22.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;

  3. lid 22.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 22.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Wonen - Twee Onder Één Kap 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 23.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 23.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. lid 23.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 23.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 24 Wonen - Vrijstaande Woningen 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 24.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 24.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;

  3. lid 24.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 24.3 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 25 Wonen - Vrijstaande Woningen 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 25.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 25.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. lid 25.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 25.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 26 Wonen - Vrijstaande Woningen 3

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  2. water;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 26.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 26.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 26.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 27 Wonen - Vrijstaande Woningen Boerderijtypen

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen –Vrijstaande woningen boerderijtypen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 27.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

  2. lid 27.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 1 m ten opzichte van de in de tabel genoemde goothoogte;

  3. lid 27.2.1 onder E. en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 20% ten opzichte van de in de tabel genoemde bouwhoogte, tot ten hoogste 15 m;

  4. lid 27.2.1 onder F. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80o;

  5. lid 27.2.2 onder A.4. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van250 m² zal bedragen.

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 27.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 28 Leiding - Riool

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een rioolpersleiding;

met de daarbij behorende:

  1. belemmeringenstrook;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

28.2 Bouwregels

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 29 Leiding - Water

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  1. belemmeringenstrook;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.2 Bouwregels

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 30 Waarde - Woudenlandschap

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Woudenlandschap' aangewezen gronden zijn:

  1. mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van het singellandschap binnen het woudenlandschap;

  2. uitsluitend bestemd voor het in stand houden van houtsingels, ter plaatse van de aanduiding "houtsingel 1" of "houtsingel 2";

met daaraan ondergeschikt

  1. de ontsluiting van bouwpercelen, door één dam in de korte zijde en/of twee dammen in de lange zijde van het perceel ten behoeve van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.

30.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de verkavelingsstructuur, ter plaatse van de aanduiding "houtsingel 1";

  2. het geheel of gedeeltelijk aantasten van de cultuurhistorisch waarden, ter plaatse van de aanduiding "houtsingel 2".

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene Bouwregels

32.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in aritkel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

32.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

Artikel 33 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puin en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

  1. de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

  2. de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;

  3. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

  4. uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

  5. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute;

en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de ontsluitingssituatie;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en mits er sprake is van:

  • voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 35 Algemene Voorwaardelijke Verplichting Met Betrekking Tot Parkeren

  1. Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd of in stand gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan bijlage 2 van het GVVP, die is opgenomen als bijlage 3 bij de regels van dit bestemmingsplan;

  2. Als de onder sub 1. bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Riool’ wordt aangebracht, mits:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, mits:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Woudenlandschap' wordt aangebracht, mits:

  1. op basis van onderzoek blijkt dat in een gebied te behouden waarden van het woudenlandschap aanwezig zijn;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 37 Overgangsrecht

37.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.

  2. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

37.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 38 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan 'Ryptsjerk 2022' met Imro code NL.IMRO.0737.07BPIV

van de gemeente Tytsjerksteradiel.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van {...}

De voorzitter, De griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Begin 2020 is gestart met de herziening van het bestemmingsplan voor het dorp Ryptsjerk, c.q. het bestemmingsplan "Ryptsjerk 2009". Hier zijn een aantal redenen voor:

  • Uitgangspunt is de bestemmingsplannen na 10 jaar te vervangen door een nieuw plan;

  • het geldende plan is technisch verouderd. In de nieuwe

lannen zijn basisregels opgenomen om zoveel mogelijk te uniformeren en maatwerk te leveren waar nodig is;
  • het geldende bestemmingsplan is alleen als pdf-bestand in te zien en niet digitaal raadpleegbaar.

1.2 Plangebied

De begrenzing van het plangebied sluit aan op het bestemmingsplan "Buitengebied 2013".

[image]

1.3 Planinhoud

Het plan is, hoofdzakelijk, conserverend van karakter. Dit houdt in dat de bestaande situatie in dit bestemmingsplan is opgenomen. De bestemmingen zijn overgenomen uit het geldende plan "Ryptsjerk 2009" tussentijdse wijzigingen zijn hierbij meegenomen. Tegelijk is het plan voorzien van een actuele regeling van gebruiks- en bouwmogelijkheden, waarbij is aangesloten op de standaardsystematiek die voor de gemeente Tytsjerksteradiel is ontwikkeld. Aan de Tûnen is de mogelijkheid opgenomen voor de bouw van een aantal woningen.

Momenteel is een nieuwe wet; de Omgevingswet, in voorbereiding. Deze vervangt de Wro-wetgeving. In deze Omgevingswet komt het bestemmingsplan in de huidige vorm niet meer terug. Er wordt een nieuwe planvorm geïntroduceerd: het omgevingsplan.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond. Ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin worden opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: Van "een goede ruimtelijke ordening" naar "een goede fysieke leefomgeving”.

Het is de bedoeling dat de Omgevingswet in juli 2022 in werking treedt. De dan geldende bestemmingsplannen krijgen de status van ‘omgevingsplan’.

Bij het opstellen van het voorliggende nieuwe bestemmingsplan is waar mogelijk geanticipeerd op de nieuwe planvorm.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Ryptsjerk ligt in het noordelijk deel van de Friese Wouden en bevindt zich in een overgangszone van een coulissenlandschap naar een veenweidegebied. Dit houdt in dat het gebied ten noordwesten van het dorp zich (plaatselijk) kenmerkt door een zekere beslotenheid ten gevolge van de aanwezigheid van boomsingels langs perceelscheidingen. Ten zuid-oosten van het dorp heeft het gebied meer de kenmerken van het open veenweidegebied. Het dorp maakt samen met Oentsjerk, Gytsjerk, Mûnein en Aldtsjerk deel uit van het zandgebied Trynwâlden.

Het dorp is ontstaan in een patroon van wegbebouwing langs de voormalige doorgaande verbinding Leeuwarden/ Groningen (verbinding Ypeysingel - Slachtedyk). Daarnaast heeft ook de Ryptsjerksterfeart vanouds een bijdrage geleverd aan de verdere ontwikkeling van het dorp. Het patroon van wegbebouwing heeft zich in de loop van de jaren verdicht en zette zich later voort in noordelijke richting (Binnendijk).

2.2 Ruimtelijke Ontwikkeling

De oorspronkeijke bebouwing van Ryptsjerk bevindt zich langs de Ypeysingel en de Slachtedijk. Ook is langs de Ryptsjerksterfeart een aantal kleinschalige woningen gebouwd, die tot de eerste bebouwing van Ryptsjerk behoren.

Rond de kruising Ypeysingel, Slachtedijk en Binnendijk is een zekere kernvorming ontstaan, waar op dit moment de dorpsvoorzieningen zoals de kerk, de school en het dorpshuis zijn geconcentreerd. Daarnaast zijn er langs de Binnendijk van oudsher woningen aanwezig geweest in de vorm van verspreide lintbebouwing.

De verdere geconcentreerde onwikkeling van het dorp heeft zich fasegewijs met name aan de westzijde voltrokken. De eerste naoorlogse woningbouw vond plaats rond de Tsjerkelânsreed. Vervolgens vond in de periode 1970 - 1980 nieuwbouw rond de Heermawei plaats. In de periode daarna is op deze uitbreiding een vervolg gekomen met woningen aan de Reiddekker en De Opslach. Na 2013 zijn in aansluiting op de Opslach, c.q. in het gebied van de volkstuinen, 11 woningen gebouwd. Aan de Binnendijk zijn 3 vrijstaande woningen gebouwd.

.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Onderstaand volgt een samenvatting.

3.1 Rijksbeleid

De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;

  • de bereikbaarheid verbeteren;

  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 2011 stelt regels over de aangewezen nationale belangen genoemd in de SVIR. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen gemoeid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie Provincie, Provinciale Verordening

a. Omgevingsvisie Fryslân 2019 - de romte diele

De provincie Fryslân heeft op 23 september 2020 de Omgevingsvisie Provincie Fryslân vastgesteld. Daarin is het provinciaal ruimtelijk beleid in neergelegd dat belangrijk is voor het gemeentelijk (bestemmingsplan) beleid. In deze visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. De provincie gaat voor een vitale economie door te investeren in omgevingskwaliteiten. Dit zorgt onder andere voor leefbaarheid, een gezonde leefomgeving en het terugdringen van leegstand en verpaupering van bebouwing. Daarnaast gaat de provincie voor een veerkrachtig beleid, waarin ingrijpende ontwikkelingen opgevangen kunnen worden. Het behoud van het karakteristiek van de provincie wordt nagestreefd door het beschermen van de eigen identiteit.

De provincie wil extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:

1. Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaar houden;

2. Energietransitie met kracht voortzetten;

3. Fryslân klimaatadaptief inrichten;

4. Versterken biodiversiteit.

Dit bestemmingsplan is een actualisatie van het geldende bestemmingsplan en voorziet daarnaast in mogelijkheid tot het bouwen van 9 woningen. Dit is in overeenstemming met het provinciale beleid.

b. structuurvisie 'Grutsk op 'e romte'

In 'Grutsk op ‘e Romte' worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.

Tytsjerksteradiel behoort binnen de structuurvisie tot het deelgebied 'noordelijke wouden'. In hoofdstuk 8 van de structuurvisie wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'. Dit mondt uit in de benoeming van een achttal provinciale waarden:

  1. Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting gevend aan het landschap), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten.

  2. De overgang van dichte, gerichte verkavelingsstructuren van elzensingels en houtwallen op de zandgronden naar het open veenweidegebied en het kleigebied;

  3. De samenhang van historische wegen met bebouwingslinten en rijke schakeringen aan wegbeplanting in verschillende vormen: singels, bomen, hagen. Op een aantal locaties de bossen behorend bij landgoederen in samenhang met het landschap;

  4. Een aantal plekken waarbij kleinschalige ontginningen nog herkenbaar gekoppeld zijn aan eenvoudige woningbouwvormen;

  5. De Friese esgebieden rond de Burgumer Mar en Westergeest met de daarbij horende 'Friese' esdorpen met de kenmerkende, afwijkende structuur ten opzichte van omliggende, voornamelijk opstrekkende verkavelingen;

  6. De herkenbaarheid en beleefbaarheid van het natuurlijke reliëf in de vorm van dekzandruggen, de vele pingoruïnes, vuursteenvindplaatsen en kleine stuifduinen in restanten van voormalige heidevelden.

  7. De karakteristieke langgerekte verkaveling- en bebouwingsstruturen van de hoogveenontginningsgebieden met bijbehorend watererfgoed (vaarten, wijken, bruggen);

  8. Karakteristieke blokvormige structuren en verkavelingen met verspreide bebouwing in de heideontginningsgebieden.

Gelet op de door de structuurvisie benoemde waarden en gelet op het (voornamelijk) conserverende karakter van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat de structuurvisie niet in de weg staat aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

c. provinciale verordening Romte, 2014

In de provinciale verordening Ruimte (Verordening Romte Fryslân, 2014) zijn bindende regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen. Geldend provincaal beleid is in eerste instantie in de Verordening Romte Fryslân (2011) omgezet in algemeen geldende regels. De verordening bevatte ondermeer regels over 'zorgvuldig ruimtegebruik', 'ruimtelijke kwaliteit', 'wonen', 'werken en mobiliteit' en 'recreatie en toerisme'. In de loop van 2013 heeft een evaluatie van de toepassing van de verordening plaatsgevonden. Tussen 2011 en 2014 is er nieuw provinciaal beleid vastgesteld. Ook is er nieuw Rijksbeleid in werking getreden.

Gelet op het nieuwe provinciale en rijksbeleid en gelet op de resultaten van de evaluatie is de verordening in 2014 aangepast. in de toelichting op de nieuwe verordening staat hierover o.a.: "Deze wijziging is niet meer, zoals het geval was bij de verordening 2011, 'beleidsneutraal' verbonden aan het Streekplan Fryslân 2007. In de wijziging is nieuw tussentijds vastgesteld beleid van Provinciale Staten (grondgebonden veehouderij; 'Grutsk op 'e Romte') vertaald in regels in de verordening. Tegelijk met de verordening wordt nieuw beleid inzake intensieve veehouderij vastgesteld, alsmede de Nota Weidevogels. De aanpassing van de bepalingen inzake de recreatie leiden impliciet tot een nuancering van dat beleidsonderdeel van het streekplan. Ook zijn, anticiperend op het definitieve beleid inzake windturbines, enkele aanvullende bepalingen opgenomen inzake het opschalen van bestaande turbines.

De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het streekplan. Een integrale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als onderdeel van het provinciaal omgevingsbeleid is later aan de orde en kan dan ook leiden tot een integrale heroverweging van de verordening."

Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Ryptsjerk 2022' in lijn met de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening Romte Fryslân 2014” is opgesteld.

3.2.2 Provinciaal Verkeer/ En Vervoersplan

Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 (PVVP 2006) vastgesteld. Het plan is herzien in 2011.

Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020 vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een solide toekomstvisie voor het openbaar vervoer en een krachtig maatregelenpakket voor het fietsverkeer.

Het hoofddoel van het PVVP is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:

  • dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers van Fryslân;

  • dat voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren;

  • dat bijdraagt aan de versterking van de economie;

  • dat veilig is;

  • en dat de schade aan natuur, landschap en milieu weet te beperken.

Het bestemmingsplan Ryptsjerk is nagenoeg conserverend. Aan de Tûnen wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van een beperkt aantal woningen. Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan 'Ryptsjerk 2021' in overeenstemming met het PVVP is opgesteld.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie

De structuurvisie “Finster op romte” is in januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende type kernen, met een verschillende aanpak:

  • Grote kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum, waarin wonen, werken en voorzieningen worden geconcentreerd. Met Burgum als hoofd - en recreatieve kern;

  • Recreatieve kernen Earnewâld en Eastermar ;

  • Kleine kernen: Jistrum, Noardburgum, Lytse Geast, Wyns, Aldtsjerk, Ryptsjerk, Tytsjerk, Mûnein, Garyp, Suwâld, It Heechsân, Sumar.

Het beleid is op onderdelen voor grote kernen anders dan voor de kleine kernen. Uitgangspunt is dat de ontwikkelingen moeten passen in aard en schaal van het landschap én van het dorp. Recreatieve voorzieningen met een grote verkeersaantrekkende werking worden geweerd.

In de drie grote kernen worden wonen, voorzieningen en werken geconcentreerd. Bundeling van deze functies maakt het voor ondernemers aantrekkelijker zich in Tytsjerksteradiel te vestigen. Anderzijds biedt het een geconcentreerd groot draagvlak aan voorzieningen, waardoor het aanbod en het kwaliteitsniveau hoog kunnen blijven.

De ingrepen en uitbreidingen zijn vanuit deze bundelingsgedachte gericht op de kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum.

Ontwikkelingsruimte in de kleine kernen is meer beperkt en richt zich vooral op inbreiding en kwaliteitsimpuls. In beginsel wordt alleen gebouwd voor de eigen behoefte (natuurlijke groei). De dorpen gaan niet op slot. Met name aan nieuwe woonvormen, woon-werk combinaties en aan kleinschalige bedrijvigheid zal meer ruimte worden geboden.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Ontwikkelingen

4.1 Wonen

De structuurvisie Finster op romte (2010) geeft de toekomstvisie weer van de gemeente Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. In 2018 is de structuurvisie geëvalueerd. Deze evaluatie was bedoeld om lessen te trekken en deze te vertalen naar concrete aanbevelingen voor een op te stellen omgevingsvisie en om vast te stellen welke ambities uit de structuurvisie op dit moment nog actueel zijn en dit als ruimtelijk beleidskader te blijven hanteren tot het moment van vaststelling van de nieuwe omgevingsvisie.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat voor Ryptsjerk na 2015 nog bestaande plancapaciteit in uitbreidingsplannen (vanwege de fasering) kan worden gerealiseerd. Voor wonen is de ambitie in de structuurvisie om de omvang, de kwaliteit en het prijsniveau van de woningvoorraad aan te laten sluiten op de samenstelling en ontwikkeling van de bevolking.

Voor het thema wonen heeft de gemeenteraad op 4 juli 2019 de nieuwe Woonvisie 2019-2024 vastgesteld. Deze Woonvisie is een visiedocument dat naast de wettelijke basis voor prestatieafspraken ook als basis dient voor o.a. de duurzaamheidsagenda, de woningbouwprogrammering (die separaat is vastgesteld door het college) en de Omgevingsvisie.

In de Woonvisie worden vijf speerpunten benoemd voor de komende jaren:

- Investeren in de bestaande woningbouwvoorraad

- Zorgvuldige inzet op nieuwbouw

- Voldoende betaalbare en beschikbare sociale huurwoningen

- Wonen met zorg

- Streven naar leefbare dorpen

In de woonvisie 2019-2024 wordt al gesignaleerd dat de woningmarkt flink is veranderd t.o.v. 2010. Waar de woningmarkt destijds in een crisis zat, is er nu de nodige druk ontstaan. De gemeente wil de komende jaren invulling geven aan de woningbehoefte. In de woonvisie van de gemeente staat dat uitgangspunt is dat gebouwd moet worden naar behoefte en dat de kwaliteit belangrijk is. Absolute aantallen vormen daarbij niet de graadmeter. Wel zal de toekomstige woningbehoefte goed gemonitord moeten worden. Gelet op de huidige vraagdruk zal eerst worden ingezet op realisatie van het hoge scenario.

Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningbouwinitiatieven aansluiten bij de actuele, kwalitatieve woningbehoefte en volkshuisvestelijke ambitie zullen plannen daarbij worden getoetst aan een hiervoor opgesteld afwegingskader. Wanneer het afwegingskader voor dit plan wordt toegepast, dan krijgt het plan op grond van het afwegingskader een prima score. Het is een toevoeging van woningen die in de bestaande voorraad onvoldoende beschikbaar zijn, het zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, er is draagvlak en het plan is procedureel en financieel uitvoerbaar. Wij achten het plan dan ook in balans met de vraag en behoefte aan woningen in Ryptsjerk. Het plan kan dan ook voortvarend worden ontwikkeld.

Voor het kwantitatieve deel (de woningbouwprogrammering) is vanuit de provincie ingezet op het maken van regionale woningbouwafspraken. De gemeente is daarbij ingedeeld bij de regio Noordoost-Fryslan. Deze regio heeft met de provincie afgesproken dat zij meer ruimte en vertrouwen krijgen om zelf de woningmarkt in balans te houden. Het doel is om snel en flexibel op lokaal niveau op de vraag en het aanbod in te spelen.

Binnen het experiment kunnen gemeenten woningbouwplannen ontwikkelen die goed aansluiten op de huidige en toekomstige woningbehoefte. De gemeente krijgt daarbij voor projecten binnen de kernen zelf de regie op het aantal woningen. De bandbreedte wordt door de provincie losgelaten en de provincie gaat niet actief sturen. Dit biedt de gemeenten de mogelijkheid om een flexibel woningbouwprogramma op te stellen waarbij rekening wordt gehouden met een onderbouwde en geprognotiseerde woningbehoefte. Gedurende de looptijd van het experiment heeft de regio de vrijheid om zelf invulling te geven hoe om te gaan met de bestaande harde (nog niet ingevulde) buitenstedelijke capaciteit (brief van de provincie van 13 mei 2020).

Vanuit de wettelijke taken, waaronder de ruimtelijk planologische procedures, heeft de provincie dan wel inzicht nodig in het flexibel programma waarbij onder andere wordt toegelicht of het project deel uitmaakt van het (harde) programma, of het project binnen- of buitenstedelijk is, of ook sprake is van deprogrammering of herprogrammering, of er ook herstructurering of sloop mee annex is. Op deze wijze kan worden voldaan aan artikel 3.1.1 van de Verordening Romte Fryslan 2014 (de doorvertaling van een geaccordeerd woonplan in een ruimtelijk plan).

De 3 vrijstaande en 6 twee onder één kap koopwoningen zijn deels opgenomen in het woningbouwprogramma voor het dorp Ryptsjerk. Het project maakt gedeeltelijk deel uit van het harde programma (aantallen zijn deels in het programma toebedeeld). Het project wordt planologisch geregeld met het voorliggende bestemmingsplan. Er zijn twee woningbouwlocaties, te weten de locatie ten oosten van de Túnen zijn 6 woningen (3 blokjes van twee onder één kap woningen) en de locatie aan de westkant van de Túnen waar in 3 vrijstaande woningen wordt voorzien.

Aan het dorp Ryptsjerk zijn in het huidige vastgestelde woningbouwprogramma op basis van de Atlas 2 woningen toegekend. In het programma is al rekening gehouden met de toekenning van 6 woningen aan Ryptsjerk.

De atlas geeft het volgende aan voor Ryptsjerk.

[image]

Gelet op het voorgaande betekent het, dat er, op basis van de atlas, ruimte is voor slechts twee koopwoningen. Daarnaast wordt nog het volgende in de atlas genoemd. Om te zorgen voor voldoende vernieuwing van de voorraad mogen er extra plannen gemaakt worden. Dat moet gepaard gaan met verdunning van het aantal ééngezins-sociale huurwoningen.

Er zijn nauwelijks plannen voor woningbouw terwijl er wel enige vraag is. Het is verstandig om plannen toe te voegen die passen bij de concrete behoefte van het dorp. Dat betekent: vrijstaande koopwoningen, patio’s / bungalows en/of enkele tweekappers.

Gelet op het feit dat er in Ryptsjerk geen koopwoningen beschikbaar zijn (bron Funda) en met het oog op het voorgaande fragment van de atlas, vinden wij dat de maatwerk behoefte in de atlas met 2 niet juist is geïnterpreteerd en te laag is.

De atlas spreekt namelijk over vrijstaande koopwoningen, dat is dus in ieder geval meer dan 1, indien wij een terughoudende schatting maken betekent dat in dit geval (minimaal) 2. Daarnaast spreekt de atlas over enkele twee onder 1 kappers, dat zijn in ieder geval 2. Dan komen we op een programma van in totaal 6. Aangezien het een flexibel programma is zijn wij van mening dat het programma voor Ryptsjerk moet worden bijgesteld van 2 naar 6. Dit betekent dat de geplande 9 woningen (6 al in het programma opgenomen woningen en nog 3 vrijstaande woningen) passen binnen het nog flexibel aan te passen woningbouwprogramma voor Ryptsjerk.

Gelet op het feit dat er op dit moment ook geen huurwoningen in Ryptsjerk beschikbaar zijn en er een wachtlijst is voor een huurwoning in Ryptsjerk is een verdunning van het aantal ééngezins- sociale huurwoningen niet aan de orde. Van deprogrammering of herprogrammering is in Ryptsjerk om dit project mogelijk te maken dan ook geen sprake. Ook is er geen herstructurerings- of sloopopgave aan dit plan verbonden.

Om te beoordelen of het project conform de provinciale verordening als binnenstedelijk moet worden aangemerkt moet de bij de verordening horende kaartlaag worden geraadpleegd. Uit het kaartfragment hieronder blijkt dat het om een binnenstedelijke situatie gaat.

[image]

Er is sprake van een ontwikkeling die past binnen zowel het provinciaal als het gemeentelijk woningbouwbeleid en de inmiddels gemaakte woningbouw afspraken met de provincie en regio.

4.2 Voorzieningen

4.2.1 Zorg

De landelijke bouwregelgeving maakt het sinds 1 oktober 2014 mogelijk om bij een woning vergunningvrij een zgn. mantelzorgwoning te realiseren. Deze woonruimte is bedoeld voor:

  • de huisvesting van een zorgbehoevende (bijv. chronisch zieke, oudere, gehandicapte), die afhankelijk is van de zorg die verstrekt wordt door een familielid of andere naaste, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat;

  • de huisvesting van de zorgverlener (famielid of andere naaste) van een zorgbehoevende, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat.

De gemeente stemt haar regelgeving hierop af en biedt zo mogelijk ruimte voor situaties waar (nog) geen sprake is van zorgafhankelijkheid (bijv. kangoeroewoning).

4.2.2 Sociaal - Cultureel, Religieus

In het dorp is een dorpshuis/ multifunctioneel centrum aan de Heermawei 3 voor sociale, culturele en kerkelijke (neven)activiteiten. Verder is er de kerk aan de Slachtedijk 1 die in dit bestemmingsplan een ruimere bestemming heeft gekregen. Naast de religieuze functie is er ook de mogelijkheid voor sociaal-culturele activiteiten. Deze verruiming gebeurt bij alle kerkelijke gebouwen in de gemeente. De bestemming die aan dit perceel is gegeven, is als gevolg daarvan: "Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie".

4.2.3 Onderwijs, Kinderopvang C.a.

Achter het dorpshuis is de basisschool (Heermawei 5) gevestigd. Dit is een integraal kindcentrum (IKC) waar opvang, onderwijs en buitenschoolse opvang geboden wordt aan kinderen van 2 - 12 jaar.

4.2.4 Sport, Recreatie C.a.

Aan de Binnendijk is een accomodatie van de voetbalvereniging, bestaande uit velden en een clubgebouw. Aan de westzijde van het dorp liggen de volkstuinen. Ook heeft het dorp een ijsbaan met een bijbehorend gebouw. Tot slot is er een haventje in het dorp.

4.3 Bedrijvigheid

In het dorp komen een aantal bedrijven voor. Het gaat om een bouw-advies en timmerbedrijf aan de Ypeysingel 58, een dierfysiotherapie-praktijk aan de Binnendijk 24, een loonbedrijf aan de Binnendijk 69 en een paardenhouderij aan de Breedijk 30.

Aan de Binnendijk 73 is een ontspanningscentrum en een bedrijf in groenonderhoud gevestigd.

Het beleid is er met dit bestemmingsplan op gericht deze bedrijven te handhaven. Dit gelet op hun economische betekenis en de bijdrage ervan van de verschillende functies in het dorp. Alleen op het moment dat er milieuhygiënische of ruimtelijke problemen ontstaan, zou een verplaatsing aan de orde komen. Dit laatste is in Ryptsjerk niet aan de orde. In de huidige situatie gaat het vooral om relatief kleinschalige bedrijvigheid. Het streven is gericht op een zo goed mogelijke ruimtelijke en milieuhygiënische inpassing van bedrijvigheid. Ruimtelijk door de bestemming en de bebouwingsbepalingen, milieuhygiënisch door een combinatie van het bestemmingsplan en de Wet Milieubeheer.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.

5.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de natuurdoelstellingen van beschermde natuurgebieden en de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komen. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Natuurtoets bestemmingsplan Ryptsjerk

Voor de natuurtoetst is door Altenburg en Wijmenga een ecologische paragraaf opgesteld (zie bijlage 1) Het gaat grotendeels om een conserverend bestemmingsplan zonder ruimtelijke ontwikkelingen. Uitzondering is de geplande woningbouw aan de oostzijde van De Tunen. De gemeente Tytsjerksteradiel heeft Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek opdracht gegeven om de ecologische paragraaf voor het bestemmingsplan op te stellen en een ecologische beoordeling van het huidige gebruik en de toekomstige woningbouw te toetsen aan de Wet natuurbescherming. In onderhavige notitie is de paragraaf gepresenteerd.

Het onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van relevante natuurwaarden is gebaseerd op twee benaderingen. Ten eerste zijn recente bronnen geraadpleegd (verspreidingsatlassen, overzichtswerken, onderzoeksrapporten en websites) over de aanwezigheid van beschermde gebieden en soorten in en nabij het bestemmingsplangebied. Er is daarbij onder andere gebruikgemaakt van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).

Daarnaast is op 27 januari een oriënterend veldbezoek uitgevoerd, waarbij is gelet op de (mogelijkheden voor de) aanwezigheid van beschermde en/of kritische soorten.

De conclusies uit de paragraaf zijn als volgt:

Voor het bestemmingsplangebied kunnen de onderstaande conclusies ten aanzien van de ecologische wet- en regelgeving (Wet natuurbescherming en overige gebiedsbescherming) worden getrokken:

Gebiedsbescherming

Wet natuurbescherming: Natura 2000

  • Het huidige gebruik en de geplande nieuwbouw veroorzaken geen significant negatieve effecten op natuurwaarden waarvoor de 'Groote Wielen' en de 'Alde Feanen' zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.

  • De stikstofuitstoot van de nieuwbouw kan een mogelijk negatief effect veroorzaken op het Natura 2000-gebied de 'Alde Feanen'. Om duidelijkheid te verkrijgen over het omgaan met stikstofdepositie wordt geadviseerd om een AERIUS berekening uit te voeren.

Uit artikel 2.8 van de Wnb, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een project significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Een project kan significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben als een project leidt tot een toename van de stikstofdepositie op reeds overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Voor de planontwikkeling is inzichtelijk gemaakt welke stikstofdepositie daarvan afkomstig zal zijn. Met het berekeningsprogramma Aerius Calculator 2019A is berekend wat de effecten van deze ontwikkelingen zijn op de omliggende Natura 2000 gebieden.

Uit de berekening blijkt dat de ontwikkelingen niet leiden tot een bijdrage aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000 gebieden, er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr. De planontwikkeling kan voor het onderdeel natuur dan ook worden ingepast, er is geen sprake van significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. De uitgevoerde berekening is opgenomen in bijlage 2 bij dit bestemmingsplan.

Overige gebiedsbescherming

Het huidige gebruik en de geplande nieuwbouw veroorzaken geen conflict met de ecologische weten regelgeving ten aanzien van overige vormen van gebiedsbescherming (Ecologische Hoofdstructuur, ganzenfoerageergebieden en weidevogelkansgebieden).

Soortbescherming

  • Het huidige gebruik van het bestemmingsplangebied levert geen knelpunten op met de Wet natuurbescherming betreft beschermde flora en fauna.

  • Bij het bouwen van de nieuwe woningen dient men rekening te houden met broedende vogels en de zorgplicht voor vrijgestelde zoogdieren en amfibieën. Er worden geen knelpunten met de Wet natuurbescherming verwacht.

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Artikel 3.1.6 lid 5 onder a Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat in de toelichting wordt beschreven op welke wijze met de in het gebied aanwezig cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In deze paragraaf wordt op beide aspecten ingegaan.

5.2.1 Archeologie

Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie Frylsân zijn de (naar verwachting) archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. Binnen het plangebied zijn volgens die kaart geen waardevolle archeologische resten aanwezig. Hieronder gaan wij in op de beide perioden die hierbij van belang zijn, respecteivelijk Steentijd - bronstijd en IJzertijd - Middeleeuwen.

Steentijd - bronstijd

[image]

[image]

Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd-bronstijd geeft de FAMKE aan dat bij nieuwe ontwikkelingen karterend onderzoek 2 wordt geadviseerd bij ingrepen groter dan 2500 m2. Voor de westelijke helft van het dorp is alleen bij grote ingrepen (meer dan 2,5 ha) onderzoek noodzakelijk.

Fragment Famkekaart IJzertijd middeleeuwen:

[image]

[image]

[image]

Op de Famkekaart ijzertijd - middeleeuwen wordt voor geheel Ryptsjerk karterend onderzoek 3 geadviseerd. Aanbevolen wordt om bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.

De woningbouwlocatie ten oosten van de Tûnen (groot ca. 2000 m²) overschrijdt de hiervoor beschreven oppervlakten niet. Hier is archeologische onderzoek niet noodzakelijk.

Vanwege de afwezigheid van gebieden met waardevolle archeologische resten zijn beschermende maatregelen niet noodzakelijk. Indien er tijdens graafwerkzaamheden toch onverwachte resten worden aangetroffen, blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan.

5.2.2 Cultuurhistorie

In de omgevingsvisie ‘de Romte Diele’ van de provinsje Fryslân wordt het belang van ‘Basis op orde’ als volgt beschreven.

Om de ambities te kunnen realiseren moet allereerst de basis op orde zijn. Fryslân heeft veel kwaliteiten die we willen behouden en versterken. Dat moet op een slimme manier gebeuren: niet door veranderingen tegen te houden maar door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten vertrekken vanuit de bestaande omgevingskwaliteiten. Om de bestaande kwaliteit op orde te hebben en te houden, voeren we onze wettelijke taken uit. Daarnaast voeren we taken uit waarvoor we onze verantwoordelijkheid willen nemen. Vaak gaat het om goed onderhoud en beheer. Maar waar verbeteringen gewenst zijn, zullen we ook sturing en uitwerking geven aan verbeteringsplannen.

Karakteristieken van het landschap zijn beleefbaar

Doel Friese landschapstypen en hun ontstaansgeschiedenis blijven herkenbaar. Toelichting Het landschap en z’n cultuurhistorie, archeologie en de stedenbouw vertellen in samenhang het verhaal van Fryslân. Ze vormen een onderdeel van de Friese identiteit en geven de provincie een herkenbaar profiel. Denk aan de terpen en boerderijen op kwelderwallen. Zulke elementen en structuren zijn bepalend voor de bijzondere ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. En daarmee zijn ze van grote invloed op de ontwikkelingskansen van onder andere de Friese gastvrijheidseconomie. Door de geschiedenis heen verandert het landschap. Dit zal in de toekomst niet anders zijn. Het is een gezamenlijke opdracht om toekomstige ontwikkelingen zodanig een plek te geven, dat de kenmerken van landschap en cultuurhistorie herkenbaar blijven. Bij de klimaatopgave kunnen gebiedskenmerken zoals hoogteligging, waterlopen en dijken het vertrekpunt vormen voor mogelijke oplossingen. Naast nieuwe ontwikkelingen zien we op verschillende plekken in Fryslân het landschap achteruitgaan. Hier streven we naar herstel van landschap en cultuurhistorie en naar het versterken van samenhang. De Nationale Landschappen Noardlike Fryske Wâlden en Zuidwest-Fryslân zijn unieke landschappen waar wonen, werken en recreëren goed samengaan met het behoud van natuur en cultuurwaarden in het Nationaal Landschap.

Via de principes borgen we dat de omgevingskwaliteiten van landschap en cultuurhistorie, zoals weergegeven in de provinciale nota Grutsk op ‘e Romte, herkenbaar blijven en doorwerken en gebruikt worden in plannen en projecten.

In het Bestuursakkoord Natuur en Landschap 2011-2015 is afgesproken dat provincies verantwoordelijk zijn voor de inrichting van het landelijk gebied en voor het regionale beleid voor natuur, recreatie en toerisme, landschap, structuurversterking van de landbouw en leefbaarheid. Ter uitvoering hebben Rijk en provincies in het Onderhandelingsakkoord Natuur afgesproken dat het landschapsbeleid als rijkstaak is vervallen en het een autonome bevoegdheid van de provincies is. Het Rijk houdt wel verantwoordelijkheden voor bijvoorbeeld het beschermen van belangrijke open ruimten zoals het Groene Hart, de Waddenzee en de Veluwe. Daarnaast dienen provincies vanuit de Omgevingswet de belangen van cultureel erfgoed af te wegen in de fysieke leefomgeving; het gaat om gebouwde en aangelegde monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten én cultuurlandschappen.

Bovengenoemd provinciaal beleid is in het voorliggende bestemmingsplan doorgevoerd door de dubbelbestemming “Waarde – Landschap (Woudenlandschap) op de in het plan aanwezige agrarische percelen op te nemen.

Rijks- en gemeentelijke monumenten

Binnen het plangebied komen de volgende rijksmonumenten voor: Slachtedyk 1 en 3.

Naast de panden met nationale cultuurhistorische waarde zijn er in Tytsjerksteradiel panden met regionale cultuurhistorische waarde. Aangezien de bestaande regeling voor bescherming van karakteristieke panden niet voldeed heeft de raad begin 2012 besloten over te gaan tot een nieuwe werkwijze om het gebouwd erfgoed te beschermen.

In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". Samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.

De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.

In 2015 is gestart met een uitgebreidere omschrijving en waardering van de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden. Een aantal voormalige boerderijen worden aangeduid als 'karakteristiek'.

Op het moment van ter inzage legging ten behoeve van het ontwerp van het voorliggende plan is nog niet bekend hoe de gemeente precies vorm wil geven aan de vastgestelde gewijzigde Erfgoedverordening en met de op grond daarvan uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten in Tytsjerksteradiel. De redengevende beschrijvingen voor Ryptsjerk zijn nog niet gereed. Om deze redenen is besloten om de bestaande regeling voor karakteristieke panden in het voorliggende plan over te nemen.

5.3 Milieu

In dit bestemmingsplan komen diverse bedrijven voor. Het gaat daarbij om solitaire bedrijven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën bedrijven afhankelijk van hun invloed op de omgeving. In de VNG-bedrijvenlijst, die gebaseerd is op de Basiszoneringslijst van de VNG en als bijlage bij de regels is gevoegd, zijn die categorieën opgenomen. In deze lijst is per bedrijfsvorm informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of inrichting. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof , geluid en gevaar minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend. Met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Bedrijven met de bestemming "Bedrijf 1" of "Bedrijf 2" zijn bedrijven toegestaan tot maximaal respectievelijk categorie 1en categorie 2 bedrijven.

5.4 Bodem

Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Op grond van de Woningwet wordt bij incidentele (ver)bouw de bodemkwaliteit getoetst. Het onderdeel bodem levert daarmee geen belemmeringen voor het bestemmingsplan op.

Voor de woningbouwlocaties aan de Tûnen (oost- en westzijde) is in juli 2021 een verkennend bodemonderzoek (inclusief asbest) uitgevoerd (rapport is in bijlage 3 bijgevoegd). Conclusie is dat op basis van de onderzoeksresultaten van het verkennend bodemonderzoek (inclusief asbest) er vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen belemmeringen verwacht worden voor voorgenomen nieuwbouw op beide locaties.

Daarnaast zijn er in september 2021 op beide locaties een in-situ partijkeuring uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten voldoet de vrijkomende grond aan klasse industrie op basis van gemeten parameters OCB's (bestrijdingsmiddelen). Mogelijk zijn de licht verhoogde concentraties aan OCB's te relateren aan het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen en persticiden ter plaatse van het (voormalige) volkstuinencomplex. Wanneer tijdens de bouw of later grond vrijkomt zijn er beperkingen voor het toepassen van deze grond elders. Deze grond mag alleen worden toegepast op locaties waar de bodemkwaliteitsklasse en functie Klasse Industrie is.

5.5 Water

Binnen het plangebied is de Ryptsjerkster ear gelegen. Komende vanaf de westelijke richting is de Vaarwegenverordening 2014 tot aan de brug in de Westerdijk van kracht. Daarin is deze vaarweg aangewezen als vraagweg Klasse F. Dergelijke vaarwegen hebben geen vrijwaringszone.

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

Wetterskip Fryslân is daarom gevraagd een zogenaamde watertoets uit te voeren. In de watertoetsaanvraag is aangegeven dat het in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan is. Daarnaast is het mogelijk (afhankelijk van het gemeentelijk woningbouwprogramma) dat in het bestemmingsplan de mogelijkheid wordt opgenomen dat er maximaal 6 woningen (3 blokjes van 2 onder 1 kap) kunnen worden gebouwd.

Wetterskip Fryslân heeft gereageerd dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om de volgende wateraspecten: regionale en lokale keringen, hoofdwateren en rioolwaterpersleidingen. Het wetterskip heeft het standaard wateradvies afgegeven dat indien nodig nog aangevuld kan worden. In het standaard wateradvies worden diverse aspecten en aandachtspunten genoemd om rekening mee te houden.

Als bijlage bij het advies heeft Wetterskip Fryslân een kaart toegevoegd waarop de wateraspecten in Ryptsjerk staan aangegeven.

Over de extra waterberging (compensatie) die nodig is als gevolg van de nieuwe woningen in het plan het volgende.

In het plan zijn twee woningbouwlocaties aan de Tûnen opgenomen voor maximaal 9 woningen: maximaal 6 woningen (3 blokjes van 2 onder 1 kap) aan de oostzijde van de Túnen en maximaal 3 vrijstaande woningen aan de westzijde van de Túnen.

Achter de 3 vrijstaande woningen zal een sloot worden gegraven voor waterberging met een wateroppervlakte van ca. 705 m2. Ter plaatse zal een sloot met een oppervlakte van ca. 245 m2 worden gedempt. Dit resulteert in toename van ca. 460 m2 aan wateroppervlak. Door de 9 nieuwe woningen zal ca. 1800 m2 verhard oppervlak ontstaan (ca. 200 m2 verhard oppervlak per woning). Daarvan is 10% compensatie nodig, dus ca. 180 m2. Omdat er aan bestaande wegen zal worden gebouwd is hiervoor geen compensatie nodig.

Geconcludeerd kan worden dat ruim voldaan wordt aan de watertoets: er is nog ca. 280 m2 wateroppervlak over ( 460 m2 - 180 m2).

Het wetterskip kan instemmen met dit compensatievoorstel blijkt uit de reactie in de mail van 11 maart 2022. Het opnemen van de vloerpeilhoogte in het bestemmingsplan is geen ruimtelijke component en zal daarom niet in het bestemmingsplan worden opgenomen. Bij het bouwrijp maken van deze locaties en bij het uitzetten van de woningen zal dit aspect betrokken worden. De punten over het uitvoeren van onderhoud aan de toekomstige waterpartij (ruimte reserveren en groen/water bestemming) zullen wij betrekken bij het bestemmingsplan.

Het advies, de mail en kaart van het wetterskip zijn toegevoegd in bijlage 4A en 4B bij de toelichting.

5.6 Geluid

5.6.1 Verkeerslawaai

Voor de wegen waar ter plaatse een hogere snelheidsregime geldt (50, 60 of 80 km) namelijk de Westerdyk (provinciale weg N 361), Binnendyk, Breedyk, Nieuwlandseweg, Oosterdyk en Slachtedyk, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen vallen de gebieden deels wel, deels niet binnen de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB-contour. In deze gebieden zijn de bouwvlakken zodanig op de bestaande situatie vastgelegd, dat geen nieuwe situaties in de zin van de Wet Geluidhinder kan optreden.

De woningbouwlocatie aan de Tûnen ligt in een woongebied waar de straten zijn ingericht als 30 km-gebied waardoor zonering krachtens de Wet Geluidhinder niet aan de orde is.

Het akoestisch onderzoekrapport is als bijlage 5 aan de toelichting toegevoegd.

5.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving voor "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risicos bloot te stellen.

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen(Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Basisnet, Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, nameiljk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. Daarin is ook het advies van Brandweer Fryslân opgenomen (samenvatting).

Het Fumo-rapport vermeldt dat over de N361 (Westerdijk) incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, aangezien aan de Trynwaldsterdijk te Gytsjerk een LPGtankstation gesitueerd is dat periodiek bevoorraad moet worden. Deze weg ligt in en nabij het plangebied. Verder zijn op basis van de risico-inventarisatie geen risicobronnen in en nabij het plangebied aanwezig.

Over het transport van gevaarlijke stoffen over de N361 wordt geconcludeerd dat volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico en externe veiligheid kwantitatief geen belemmering vormt voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

Bij een beperkte verantwoording dienen de volgende elementen betrokken te worden: de personendichtheid van het invloedsgebied, de hoogte van het GR, de bestrijdbaarheid/beperking van de omvang van een incident en de zelfredzaamheid. In het rapport zijn deze elementen beoordeeld en wordt geconcludeerd dat ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheid verhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.

Het Fumo rapport is als bijlage 6 aan de toelichting toegevoegd.

In of in de directe nabijheid van de woningbouwlocatie aan de Tûnen zijn geen inrichtingen, buisleidingen en/of transportroutes van gevaarlijke stoffen aanwezig. Er zijn derhalve geen belemmeringen voor deze locatie vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

5.8 Leidingen En Inrichtingen

Binnen het plangebied komen de volgende openbare nutsvoorzieningen (leidingen) voor:

  • tracé Westerdijk - E 10 hoofdwaterleiding en

  • tracé Westerdijk - Ypeysingel rioolpersleiding

5.9 Luchtkwaliteit

5.9.1 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal waar mensen kunnen komen, met uitzondering van een arbeidsplaats (waar de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is).

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet Luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof).

Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden kan worden voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.

  1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;

  2. een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit

  3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;

  4. een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

PM10 en NO2

Voor PM10 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3 en grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde 50 microgram/m3 waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voor NO2 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m2 en als grenswaarde voor het uurgemiddelde 200 microgram/m3 welke maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

PM2.5

Sinds mei 2008 is de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De richtlijn is een bundeling van tot dan toe geldende Europese luchtkwaliteitregelgeving. In deze richtlijn zijn ook nieuwe normen vastgelegd voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2.5). Voor PM2.5 is de grenswaarde jaargemiddelde 25 microgram/m3, de plandrempel jaargemiddelde 25 microgram/m3.

Besluit NIBM

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de concentratie NO2 of PM10 in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie. Dit betekent dat voor zowel fijn stof als stikstofdioxide feitelijk een toename van 1,2 microgram/m3 op de jaargemiddelde contentratie toelaatbaar wordt geacht.

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De woningbouw aan de oostzijde van de Tuinen is zo'n project die hier onder valt. Toetsing aan de grenswaarden kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie

Voor het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek vermeldt (samengevat) het volgende:

Op basis van rapportages en grootschalige concentratiekaarten Nederland (GCN-kaarten) blijkt dat in de noordelijke regio's, waarin ook Tytsjerksteradiel ligt, de achtergrondconcentraties laag zijn (ruim beneden 40 microgram/m3). De kans dat één enkel project dan zorgt voor een overschrijding van de grenswaarden is dan ook zeer klein. Een dergelijke motivatie aangevuld met en berekening is dan al voldoende om het besluit tot uitvoering te kunnen brengen.

Uit de berekening blijkt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het totale verkeer op de betrokken wegen nabij de kruisingen provinciale weg N361 - Breedijk en provinciale weg N361 - Ypeysingel ruim voldoet aan de jaargemiddelde grenswaarden betreffende de stoffen NO2 en PM10.

Uit het onderzoek blijkt dat in de zichtjaren 2025 en 2030 er nergens een overschrijding is van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit met betrekking tot de jaargemiddelden van de stoffen PM10 en NO2. Alle waarden zijn veel lager dan 40 microgram/m3. Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de grenswaarde van de stof PM10. De hoogste overschrijding bedraagt 6x. Deze overschrijding mag echter 35x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties volgen.

Op basis van de resultaten is eveneens te zien dat in de genoemde zichtjaren er ook geen overschrijding voordoet van de grenswaarden uit de Europese richtlijn luchtkwaliteit met betrekking tot de stof PM2,5.

Met de berekening is aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde (voorwaarde a).

Het onderzoek is als bijlage 7 "luchtkwaliteit" toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.

Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitael versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het polan is leidend ingeval van verschil tussen de digitale en analoge versie.

6.1 Uitgangspunten

De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.

6.2 Inleidende Regels

In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.

Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.

Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).

Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.

6.3.2 Enkelbestemmingen

- Agrarisch - Aanverwant bedrijf

De bestemming heeft betrekking op een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarish bedrijf. De werkzaamheden bestaan hoofdzakelijk uit het verlenen van diensten in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen. In het voorliggende plan is een dergelijke functie gevestigd aan de Breedijk 30. Het gaat hier om een paardenhouderij. Op dit perceel zit de functie-aanduiding "paardenhouderij".

- Agrarisch - Cultuurgrond

Deze bestemming is toegekend aan de gronden met een (semi-)agrarische functie. De gronden kunnen voor zowel het bedrijfsmatige als het hobbymatige agrarische gebruik worden aangewend. Het beleid is er op gericht de landschappelijke waarden van de gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door het bouwen van bouwwerken slechts beperkt mogelijk te maken en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op te nemen. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd moet worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijk waarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.

De volkstuinen aan de Tuinen hebben eveneens de bestemming Agrarisch - Cultuurgrond met de aanduiding "volkstuin". De ijsbaan aan de westzijde van het dorp heeft ook de bestemming Agrarisch - Cultuurgrond met de aanduiding "ijsbaan".

- Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf

Deze bestemming wordt gegeven aan bedrijven die voor de agrarische sector werkzaam zijn zoals loonbedrijven. Binnen het plangebied bevindt zich aan de Binnendijk 69 een loonbedrijf met deze bestemming.

- Bedrijf 1 en Bedrijf 2 -

Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzoneringsgids' van de VNG. Soms wordt naast de bestemming ook nog een extra aanduiding bij de bestemming geregeld. Dit is omdat ofwel de specifieke bedrijfsactiviteit niet op de bijlage staat vermeld danwel de bestaande activiteit een zwaardere bedrijfscategorie betreft dan de gegeven bestemming en het wel de intentie is om de bestaande legale bedrijfsactiviteiten te regelen.

Binnen het plangebied zijn twee locaties een bedrijfsbestemming, te weten aan de Binnendijk 74 waar een een welness, modderbaden en pension is gevestigd met aan de voorzijde een bedrijfswoning. Deze lcoatie heeft de bestemming "Bedrijf 1". De verschillende functies zijn met de aanduidingen van respectievelijk "specifieke vorm van bedrijf - wellness modderbaden en pension" en "bedrijfswoning" op de verbeelding aangegeven.

De andere bedrijfslocatie is aan de Binnendijk 24 en heeft de bestemming "Bedrijf 2". Hier was een bouwbedrijf gevestigd. De bedrijfsbebouwing is nog wel aanwezig. Omdat het bouwbedrijf niet meer aanwezig is, is de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouw- en aannemersbedrijf" van de verbeelding gehaald.

- Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorzieningen -

Openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, gemalen e.d. krijgen deze bestemming. Het gaat hier om gebouwtjes die een grotere inhoud hebben dan de 45 m3 en een bouwhoogte van meer dan 3,00 meter. In het voorliggende plan komt deze bestemming voor op een perceeltje aan de Westerdijk.

- Bos -

De bestemminmg 'Bos' heeft betrekking op het bosperceel aan de Slachtedyk. De bestemming 'Bos' is bedoeld voor bos en bebossing, waaronder houtsingels en groenvoorzieningen.

- Gemengd 3 -

Deze bestemming heeft berekking op het ontspanningscentrum (wellnes, burn-out en recreatieve voorzieningen) en een tuininrichtingsbedrijf aan de Binnendijk 73. Deze bestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan "Ryptsjerk - De Utspanning" vastgesteld 23 september 2010. Binnen deze bestemming zijn o.a. de volgende voorzieningen mogelijk: educatieve en informatieve, sociaal culturele, sociaal medische, kinderopvang, (verblijfs)recreatie, horeca tot en met categorie 2, een streekmarkt en een tuininrichtingsbedrijf.

- Groen - Groenvoorziening -

Deze bestemming is toegepast op de grotere en/of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied. Deze bestemming beoogt handhaving van de structurele groenfuncties.

- Horeca -Dag en avondhoreca -

De aanwezige ondergeschikte horecavoorzieningen aan de Binnendijk 73en 74 zijn overeenkomstig de bestaande situatie bestemd. Onder dag en avondhoreca vallen de categorie 1 en 2 horecabedrijven. Het gaat daarbij om o.a. een cafetaria, lunchroom, ijssalon, (eet) café en restaurant.

- Maatschappelijk - Begraafplaats -

De gronden rondom de kerk aan de Slachtedijk zijn bestemd als begraafplaats.

- Maatschappelijk - Onderwijs -

Deze bestemming is van toepassing op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang en is gelegd op de christelijke basisschool aan de Heermawei 5.

- Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie -

Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor bebouwing ten behoeve van sociaal-culturele voorzieningen en levensbeschouwelijke voorzieningen. De bestemming is toegepast op de kerk aan de Slachtedijk en op het multi-functioneel centrum aan de Heermawei 3.

- Recreatie - Haven

Deze bestemming heeft betrekking op de haven aan de Ryptsjerkster Feart.

- Sport

De bestemming Sport heeft betrekking op het sportterein met de daarbij horende bebouwing aan de Binnendijk.

- Tuin

Om het onbebouwde karakter van voor- en bepalende zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden.

Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan de op de gegroeide praktijk. Terwille van een zekere flexibiliteit mag een woning binnen deze bestemming wel uitbreiden met een erker of voorportaal. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod. Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel of iets dergelijks van geringe omvang wordt gebouwd. Daarnaast is het via afwijking mogelijk om een deel van de woning in de tuinbestemming te bouwen. Deze afwijkingsbevoegdheid zal dan altijd toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de diverse woonbestemmingen om bouwen van de woning buiten het bouwvlak toe te staan.

- Verkeer - Ontsluitingswegen

Binnen deze bestemming staat de ontsluitings- c.q. stroomfunctie voorop. Wegen en kruispunten met een belangrijke doorgaande en/of lokaal ontsluitende verkeersfunctie, zijn onder deze bestemming gebracht. Er is geen regeling voor het bouwen van infrastructurele of openbare voorzieningen opgenomen omdat dit al via het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij kan worden geregeld.

- Verkeer - Verblijf

De gronden die deze bestemming hebben zijn met name de openbare straten met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Groenvoorzieningen (bermen, overhoeken) en parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken.

- Water -

Deze bestemming is bedoeld voor waterpartijen van enige omvang.

- Wonen -

Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:

Type woning

Goothoogte

Bouwhoogte

Vrijstaande woningen 1 (W-V1)

4

10

Vrijstaande woningen 2 (W-V2)

8

12

Vrijstaande woningen 3 (W-V3)

4

4

Twee onder één kap 1(W-T1)

4

10

Twee onder één kap 2 (W-T2)

8

12

Rijenbouw 1 (W-R1)

4

10

Rijenbouw 2 (W-R2)

8

12

Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld.

De categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd.

Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.

Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.

Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.

Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.

Om enige flexibiliteit te creëren zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:

  • vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter;

  • vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m2 (met een maximum van 250 m2).

Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de regels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.

Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.

- wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen -

Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. Deze bestemming is gelegd op een aantal panden die verspreid in het dorp staan. Ze maken deel uit van de oorspronkelijke bebouwing van het dorp. De gebouwen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bewoning. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming een wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan. Omdat dit nog wel passend moet blijven binnen de woonbestemming geldt hiervoor de beperking dat slechts 40% van het bouwvlak van de woning mag worden gebruikt voor deze functies.

6.3.3 Dubbelbestemmingen

Leiding - Riool Leiding - Water.

De voor respectievelijk Leiding - Riool en Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) bestemd voor: respectievelijk een rioolpersleiding en een hoodwaterleiding. Alle twee met de daarbij behorende belemmeringenstrook en de bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.4 Algemene Regels

In hoofdstuk 3 van de bestemmingsplanregels staan de algemene regels.

- Anti-dubbeltelregel-

De regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regeld dat grond niet twee kaar mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.

- Algemene bouwregels -

Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens ishierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.

- Algemene gebruiksregels -

Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de diverse bestemmingen. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.

- Algemene afwijkingsregels -

In dit artikel wordt geregeld dat onder voorwaarden bij afwijking een lichte horecafunctie bij een bedrijf of woning kan worden toegestaan, bijv. een theetuin.

- Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren

Door een wijziging in de wetgeving kan voor bestemmingsplannen geen rekening meer worden gehouden met een gemeentelijke bouwverordening. Dit leidde ertoe dat wanneer het bestemmingsplan zelf geen parkeernormen bevat en het overgangsrecht niet van toepassing is, het niet mogelijk is dat een omgevingsvergunning wordt getoetst aan door de raad vastgestelde parkeernormen. Tot 1 juli 2018 was voorzien in een overgangssituatie voor bestemmingsplannen die uiterlijk op 29 november 2014 waren vastgesteld. Dit betekent dat na 1 juli 2018 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking verliezen. Deze bepalingen kunnen vanaf dat moment dus niet meer dienen als vangnet om een aanvraag om een omgevings- vergunning aan te toetsen. Om die reden is het nodig om de parkeernormen op te nemen in bestemmingsplannen. Daartoe is dit artikel opgenomen en is aan de artikelen die algemene criteria bevatten het volgende criterium toegevoegd: en mits er sprake is van:

  • voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.

- Algemene wijzigingsregels -

In dit artikel wordt het aanbrengen van diverse dubbelbestemmingen mogelijk gemaakt.

- Overige regels -

In dit artikel is de verwijzingsregeling opgenomen. Indien gewijzigd wordt naar een bestemming die niet direct in de bestemmingsplanregels is opgenomen dan gelden de regels zoals in de bijlage bij de planregels opgenomen.

6.5 Overgangs- En Slotregels

In hoofdstuk 4 van de bestemmingsplanregels staan de Overgangs- en slotregels.

- Overgangsrecht -

Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.

- Slotregel -

In de slotregel wordt aangegeven op weke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

7.1 Economisch

Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid van het plan, door middel van een cijfermatige opzet, is voor dit plan niet aan de orde. Het plan is een actualisering van bestaande regelgeving en daarmee in hoofdzaak een conserverend plan.

Exploitatieplan

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen. Hiermee beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden. In dit bestemmingsplan wordt de bouw van maximaal 6 woningen (3 blokjes van 2 onder 1 kap) mogelijk gemaakt. Voor deze bouwlocatie hoeft geen exploitatieplan vastggesteld te worden, omdat deze locatie gemeentelijk eigendom is. De kosten worden verhaald via de grondprijs.

In vrjwel alle gevallen, dat een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, kan het kostenverhaal worden geregeld via legesheffing en zo nodig het slutien van een overeenkomst over planschade. Op grond van het voorgaande kan worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd.

7.2 Maatschappelijk

Het voorontwerp bestemmingsplan Ryptsjerk 2021 heeft van 3 juni tot en met 14 juli 2021 ter inzage gelegen en is aan de overlegpartners, Wetterskip Fryslân en de provinsje Fryslân voorgelegd.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg

8.1 Inspraak

Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 3 juni tot 15 juli 2021. Er zijn 14 schriftelijke en 1 mondelinge inspraakreacties ontvangen. Op 14 december 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg (I&O) vastgesteld. Hierin heeft het college vastgelegd hoe ze met de inspraakreacties wil omgaan. Deze notitie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Tijdens de raadsvergadering op 16 mei 2019 heeft de gemeenteraad de notitie I&O ter informatie gehad.

8.2 Overleg

Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft geleid tot een overlegreactie van de provinsje Fryslân. De reacties hebben, zoals vermeld in de notitie I&O, op onderdelen geleid tot aanpassing c.a. aanvulling van de regels en de toelichting.