Gytsjerk -Mûnein 2021
Bestemmingsplan - gemeente Tytsjerksteradiel
Vastgesteld op 03-03-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1 plan
het bestemmingsplan Gytsjerk - Mûnein 2021 met Imro code NL.IMRO.0737.08BPIII van de gemeente Tytsjerksteradiel;
2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5 aanleggelegenheid
het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het niet langer dan drie dagen aaneen aanleggen met recreatievaartuigen;
6 A-gewogen niveau
Geluidsniveau waarvan het spectrum is beoordeeld met een A-weging: een spectrale weging die is gebaseerd op de gevoeligheid van het menselijk gehoor voor verschillende frequenties die wordt uitgedrukt in dB(A);
7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;
8 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;
9 akker- of tuinbouwbedrijf
een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;
10 archeologische waarden
de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
11 bar
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
13 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
14 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
15 bedrijfskantine
zie: restauratieve voorziening;
16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;
17 beeldverstorende bebouwing
bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;
18 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
19 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
-
het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
-
het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
-
het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
20 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
21 bestaand
-
bij bouwwerken:
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
-
bij het overige gebruik:
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
24 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
25 bijzondere paardenhouderij
zie gebruiksgerichte paardenhouderij;
26 bijzondere recreatieve voorziening
een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;
27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
29 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
31 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
33 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
34 café
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
35 C-gewogen niveau
Geluidsniveau waarvan het spectrum is beoordeeld met een C-weging: een spectrale weging waarin de lage tonen nadrukkelijk worden meegewogen en die wordt uitgedrukt in dB(C);
36 chalet
een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;
37 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;
38 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
39 dagbesteding
een voorziening voor het opvangen van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of (geestelijk) gehandicapten, waarbij diverse aan de dagbesteding gerelateerde activiteiten mogelijk zijn, zoals het houden en verzorgen van dieren, het kweken/telen van gewassen en de kleinschalige productie/reparatie van goederen;
40 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
41 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
42 dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
43 dobbe
zie: poel;
44 drinkpoel
een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;
45 dykswâl (houtwal)
een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.
Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;
46 ecologische voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;
47 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
48 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
49 equivalent geluidsniveau
Het energetisch gemiddelde van de fluctuerende geluiddrukniveaus van het ter plaatse gedurende een bepaalde termijn optredende geluid;
50 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
51 evenement
Een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke.
Waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:
Categorie 1: evenementen waarbij geen geluidsbronnen aanwezig zijn dan wel evenementen waarbij geluidsbronnen aanwezig zijn en de geluidsbelasting op woningen ten hoogste 60 dB(A) bedraagt;
Categorie 2: evenementen waarbij geluidsbronnen aanwezig zijn en de geluidsbelasting op woningen ten hoogste 75 dB(A) respectievelijk 90 dB(C) bedraagt;
Categorie 3: evenementen waarbij geluidsbronnen aanwezig zijn en de geluidsbelasting op woningen ten hoogste 75 dB(A) respectievelijk 90 dB(C) bedraagt, uitgezonderd de in deze planregels bedoelde woningen in de zone waar het geluidsniveau ten hoogste 80 dB(A) respectievelijk 93 dB(C) mag bedragen.
52 evenementendag
Het etmaal waarop een evenement wordt gehouden. Meerdaagse evenementen bestaan uit meerdere evenementendagen. Een ééndaags evenement dat eindigt op de dag hierop volgend voor 0:200 uur wordt als één evenementendag geteld.
53 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
54 garageboxen
een zelfstandig gebouw bedoeld voor de stalling van auto's
55 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
56 gebruiksgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij, waaronder een manege, die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;
57 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
58 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
59 geluidsbelasting vanwege een militaire luchthaven
de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een militaire luchthaven landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneenheden, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
60 geluidsbelasting op woningen
Het invallende equivalente geluidsniveau, bepaald gedurende één minuut, ter plaatse van woningen, uitgedrukt in A-gewogen niveau (LAeq-1 minuut) en/of C-gewogen niveau (LCeq-1 minuut);
61 geluidsbronnen (bij evenementen)
Versterkte en onversterkte muziek en versterkte spraak die ten gehore wordt gebracht gedurende een evenement, stemgeluid van bezoekers van het evenement wordt niet als geluidsbron beschouwd;
62 geluidsgevoelige functies
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
63 geluidsgevoelige gebouwen
woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
64 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
65 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
66 grenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege een luchthaven
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit het Besluit militaire luchthavens;
67 groepsaccommodatie
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort recreatief verblijf;
68 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;
69 half open landschap
Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
-
afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;
-
afwisseling van water, land en drassige percelen;
-
verspreid voorkomende petgaten en legakkers;
-
vervagende of verdwenen verkavelingpatronen;
-
vage of verdwenen ontginningsrichting;
-
verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;
70 haven
haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het ligplaats innemen van recreatievaartuigen;
71 "hiem"
het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
72 hoekerker
een erker die aan twee gevels van een woning is gebouwd;
73 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
74 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
75 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
76 horecabedrijf categorie 1
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
77 horecabedrijf categorie 2
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
78 horecabedrijf categorie 3
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
79 horecabedrijf categorie 4
een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
80 horecavloeroppervlakte
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);
81 hotel
een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken worden verstrekt;
82 houtopstand
opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;
83 houtsingel
langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
84 houtteelt
een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
85 houtwal
zie dykswâl;
86 huishouden
Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuiteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
87 individueel aaneen gebouwd
gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 meter, of gebouwen op een zodanige wijze aaneen gebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en /of gevelbelijning;
88 intensieve veehouderij
zie niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
89 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
90 kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
91 kampwinkel
een winkel ten behoeve van de gebruikers van een kampeerterrein of een andere verblijfsrecreatieve voorziening;
92 kantoor
een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
93 kap
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
94 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
95 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
96 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
97 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
98 landschappelijk inpassingsplan
een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaandagrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
-
de historisch gegroeide landschapstructuur;
-
de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;
-
het bebouwingspatroon;
-
een goede infrastructurele ontsluiting;
-
de milieuhygiënische situatie;
-
de lichtuitstoot;
-
de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.
-
Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
99 landschappelijk inrichtingsplan
een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
-
de historisch gegroeide landschapstructuur;
-
de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;
-
de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;
-
het bebouwingspatroon;
-
een goede infrastructurele ontsluiting.
Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
100 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
101 ligplaats
het gebruik van gronden voor het langer dan drie dagen aaneen aanleggen met een vaartuig. Op het korter aanleggen met een recreatief vaartuig is de APV van toepassing
102 logiesverstrekking
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
103 manege
een voorziening met een publieksgericht karakter, waar, al dan niet bedrijfsmatig, gelegenheid wordt geboden voor het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;
104 medische voorziening
voorziening ten behoeve van geneeskundige diensten die gericht zijn op het opsporen van ziekten en de geneesmiddelen daarvoor aanwijst, waaronder een (tand)artsenpraktijk, apotheek, dierenkliniek;
105 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
106 milieuafstand
de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;
107 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
108 molen
een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;
109 molenbiotoop
de ruimte rondom een molen, die vrij wordt gehouden ten behoeve van een goede windvang en daarnaast de belevingswaarde van de molen in het landschap in stand houdt;
110 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
111 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;
112 onderbouw
het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;
113 ondergeschikte horeca
Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;
114 openbare nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonneenergie.
115 open landschap
Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
-
grootschalig open (weide)landschap;
-
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
-
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
-
verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (voormalige eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
-
relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
-
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;
116 klei op veen landschap
het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
-
zeer grootschalig open (weide)landschap
-
regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;
-
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
-
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
-
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
-
kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;
-
grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;
-
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;
117 meren- en kanalenlandschap
-
het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
-
meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;
-
grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;
-
opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;
-
perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;
-
incidenteel voorkomende bebouwing;
118 veenweidelandschap
het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
-
grootschalig open (weide)landschap;
-
hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;
-
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
-
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
-
enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;
-
verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
-
relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
-
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
119 openbare nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een electriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie;
120 opvangcentrum
plaats waar van elders komende personen (met name vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen en voorlopig gehuisvest en verzorgd worden;
121 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
122 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
123 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
124 paramedische voorziening
voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;
125 parkeergelegenheid
het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;
126 peil
-
indien op of in het land wordt gebouwd:
-
de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
-
indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
-
indien op of in het water wordt gebouwd:
-
het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
127 pension
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;
128 perifere detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede detailhandel binnen tuincentra, bouwmarkten en kringloopwinkels, die vanwege de aard van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;
129 persoonlijke dienstverlening
dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;
130 pingoruïne
overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;
131 pluimvee
kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;
132 poel
een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;
133 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
134 productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;
135 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
136 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
137 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
138 recreatievaartuig
een object, niet zijnde een (recreatie)woonschip of drijvend boothuis of daarmee gelijk te stellen voorziening, dat bedoeld is voor het vervoer over water ten behoeve van recreatief gebruik;
139 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;
140 recreatiewoonschip
een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
141 restauratieve voorziening
een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;
142 risicovolle functie
een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
143 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
144 schiphuis
een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;
145 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
146 slijterij
een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;
147 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken;
148 sociaal-medische voorziening
voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;
149 sportkantine
een voorziening ten dienste van een sportvereniging en/of -instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de leden, supporters en bezoekers van de sportvereniging en/of aan de reguliere gebruikers van die sportinstelling;
150 stacaravan
een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;
151 stallinggelegenheid
het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;
152 steiger
het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal, direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het innemen van een ligplaats met recreatievaartuigen dan wel (recreatie)woonschepen;
153 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
154 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
het verstrekken van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d. (theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);
155 tuincentrum
een bedrijf waarbinnen detailhandel in tuininrichtings- en daarmee verwante artikelen zoals genoemd in bijlage 3, bomen, heesters en andere siergewassen plaatsvindt en/of waar bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt;
156 tuininrichtingsartikelen
specifieke artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals genoemd in bijlage 3;
157 vee
door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;
158 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
159 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
160 verplaatsbaar bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;
161 voetprint van de hoofdmassa
de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte
162 volkstuin
gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;
163 volumineuze goederen
164 voorbouwgrens
zie voorgevelrooilijn;
165 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
166 voorgevelrooilijn
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
167 voorkeurgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
168 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
169 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
170 windturbine
een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);
171 winkel
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
172 wonen
het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden
173 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
174 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
175 woonschip
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
176 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
177 woonwagen
een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
178 woudenlandschap
het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
-
kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
-
de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);
-
opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;
-
plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;
-
veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
-
met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);
-
verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.
Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;
179 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden;
180 zorginstelling
een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor het huisvesten van personendie bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of gehandicapten;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Methodiek
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).
A. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
B. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
C. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
D. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
E. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
F. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
G. het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
H. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
I. de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
J. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
K. relatie:
indien twee of meer vlakken door middel van de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dan worden die vlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één enkel vlak.
L. equivalent geluidsniveau:
het energetisch gemiddelde van de fluctuerende geluiddrukniveaus van het ter plaatse optredende geluid gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (ministerie van VROM 1999) en gemeten volgens het meetprotocol "Geluid bij evenementen" zoals dat hoort bij het Evenementenbeleid "Regels om te feesten". Het meetprotocol is als bijlage 7 bij de planregels gevoegd.
2.2 Meetverschillen
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten bouwwerk of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Aanverwant Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Aanverwant bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een gebruiksgerichte paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding “paardenhouderij”;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
-
bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
restauratieve voorzieningen;
-
aan gebruiksgerichte paardenhouderij gerelateerde en ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – bijzondere paardenhouderij”;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 3.2.1 onder A. en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
-
de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
-
de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 3.2.2 onder C. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;
-
lid 3.2.3 onder B. en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen, mits:
-
de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten hoogste 50 m² zal bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
-
het gebruik van de in lid 3.1 onder C. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan een agrarisch aanverwant bedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
-
30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of
-
50 m²;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, anders dan in de vorm van een aan een gebruiksgerichte paardenhouderij gerelateerde en ondergeschikte horeca met een horecavloeroppervlakte van:
-
ten hoogste 15% van het bebouwde deel van het bouwvlak van het bedrijf of de instelling, indien dat bouwvlak niet meer bedraagt dan 1500 m²;
-
ten hoogste 10% van het bebouwde deel van het bouwvlak van het bedrijf of de instelling, indien dat bouwvlak meer bedraagt dan 1500 m², met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 400 m² zal bedragen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m².
3.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 3.4 onder G. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
-
de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie;
-
de landschappelijke waarden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de archeologische waarden;
-
de natuurwaarden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de ontsluitingssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
-
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels van het GVVP welke als bijlage 5 bij deze planregels is gevoegd. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf Grondgebonden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van
-
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf (al dan niet in combinatie met natuur- en landschapsbeheer), met inbegrip van kassen en torensilo’s, al dan niet in combinatie met:
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m² ;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;
-
lid 4.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de goothoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 4.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen;
-
lid 4.2.1 onder A.4. en toestaan dat van een torensilo de bouwhoogte ten hoogste 30 m zal bedragen;
-
lid 4.2.2 onder B. en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen, mits:
-
de oppervlakte van een bouwwerk, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, ten hoogste 50 m² zal bedragen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 4.1 onder A. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag in de in lid 4.1 onder A. genoemde gebouwen voor het stallen, huisvesten of anderszins onderbrengen van vee;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van biomassavergisting;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van een aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zorgfunctie";
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - pension”;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 4.1 onder I. genoemde detailhandelsfunctie;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.
4.5 Afwijking van specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.4 onder G. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
-
de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
-
en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie;
-
de landschappelijke waarden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de ontsluitingssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch - Cultuurgrond
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik;
-
bouwwerken met dak ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk onderbrengen van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische producten;
-
bouwwerken met dak ten behoeve van semi agrarische en daarmee te vergelijken hobbyactiviteiten;
-
volkstuinen en bouwwerken met dak ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
-
sloten, bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
-
paden en kavelontsluitingswegen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
water;
-
het recreatief medegebruik;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, waaronder kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 5.3 onder A. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:
-
opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of
-
de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is, groter is dan 2 km;
-
de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming, waaronder bedrijfswoningen, ten minste 50 meter bedraagt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie;
-
de landschappelijke waarden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de archeologische waarden;
-
de natuurwaarden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de ontsluitingssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Agrarisch - Dienstverlenend Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van
-
een agrarisch dienstverlenend bedrijf;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 6.2.1 onder B. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 6.1 onder A. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijf activiteiten, anders dan agrarisch dienstverlenende bedrijfsactiviteiten en de in lid 1 onder C. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 6.1 onder I. genoemde detailhandelsfunctie.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bedrijf - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
uitsluitend opslag ten behoeve van een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslag hoveniersbedrijf";
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 7.1 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering uitsluitend ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering is toegestaan;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat
-
de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
7.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 7.3 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en/of een specifieke bedrijfstypering, mits:
-
die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Bedrijf - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
een autoreparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf";
-
een grondverzet- en wegenbouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - grondverzet en wegenbouw";
-
een veehandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veehandel";
-
een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf";
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
-
bedrijfskantine;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 8.2.1 onder A.1. en toestaan dat de bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
-
de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m2 zal bedragen;
-
de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 8.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een niet-inpandige bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;
-
lid 8.2.1 onder A.2. en toestaan dat van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een niet-inpandige bedrijfswoning, de goothoogte en de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 8.1 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
8.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 8.4 onder D. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het aanwezige hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
-
de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
-
lid 8.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
-
die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Bedrijf - Nutsbedrijf, Nutsvoorziening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bouwwerken met een dak voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, bouwwerken met een dak voor de gasvoorziening, bouwwerken met een dak voor de waterhuishouding, zoals gemalen en watermolens, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een dak;
met daaraan ondergeschikt:
-
leidingen
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Bedrijf - Verkooppunt Van Motorbrandstoffen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bouwwerken met en dak ten behoeve van:
-
een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG;
-
detailhandel in bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen, mits de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
-
de opslag van LPG, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag LPG”;
-
een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding “vulpunt LPG”;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 10.1 onder A. genoemde bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan de in lid 10.1 onder A.2. genoemde detailhandelsfuncties;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van LPG;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als vulpunt van LPG;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als afleverzuil LPG, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Bedrijventerrein - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel - volumineus";
-
een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf";
-
een verhuurbedrijf in machines en werkruigen ter plaatse van de aanduiding "verhuurbedrijf in machines en werktuigen";
-
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ruimte voor beroeps of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2;
-
bedrijfskantine;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte voor de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maxium van 25 m2;
-
productiegebonden detailhandel in voeding- en genotmiddelen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen", mits de verkoopvloeroppervlakte voor de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maxium van 25 m²:
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de winning van zonne-energie.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 11.2.2 onder C. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 11.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van volumineuze detailhandel, tenzij de gronden zijn aangeduid als "specifieke vorm van detailhandel - volumineus";
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het ziet op productiegebonden detailhandel, zoals omschreven onder lid 11.1 onder J. en K.;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
11.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 11.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
-
die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
-
lid 11.4 onder E. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
-
de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Bedrijventerrein - 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - volumineus";
-
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ruimte voor beroeps of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2;
-
bedrijfskantine;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte voor de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maxium van 25 m2;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de winning van zonne-energie.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 12.2.2 onder C. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 12.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van volumineuze detailhandel, tenzij de gronden zijn aangeduid als "specifieke vorm van detailhandel - volumineus";
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het ziet op productiegebonden detailhandel, zoals omschreven onder lid 12.1 onder J.;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
12.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 12.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3, mits:
-
die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
-
lid 12.4 onder E. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
-
de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Bos
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bos en bebossing, waaronder houtsingels;
-
groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
-
landschappelijke waarden;
-
het recreatief medegebruik;
-
paden en wegen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstobjecten.
13.2 Bouwregels
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
-
het geheel verwijderen van bos en bosbeplantingen, waaronder houtsingels.
Artikel 14 Centrum
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
detailhandel, waarbij de verkoopvloeroppervlak voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet meer bedraagt dan 250 m²;
-
detailhandel in voedings- en genotsmiddelen waarbij de verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 1200 m², ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - voedings- en genotmiddelen”;
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 , met uitzondering van:
-
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
-
risicovolle inrichtingen;
-
inrichtingen voor het opslaan of bewerken van vuurwerk;
-
dienstverlenende bedrijven en/of (openbare) dienstverlenende instellingen;
-
kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding "kinderdagverblijf";
-
medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;
-
educatieve en informatieve voorzieningen;
-
sociaal-culturele voorzieningen;
-
levensbeschouwelijke voorzieningen;
-
horecabedrijven categorie 1 en 2;
-
het wonen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 14.2.2 onder C. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijven categorie 1 en 2;
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 14.1 sub A. onder 2. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlak voor de detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel – voedings- en genotsmiddelen”, niet meer bedraagt dan 1500 m²;
-
in lid 14.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, mits:
-
die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Detailhandel
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
detailhandel;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 15.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 15.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan detailhandel en anders dan de in lid 15.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Gemengd
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
dienstverlenende bedrijven en/of (openbare) dienstverlenende instellingen;
-
kantoren;
-
medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;
-
educatieve en informatieve voorzieningen;
-
sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en kinderopvang;
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
restauratieve voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als "bedrijfswoning";
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 16.3 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1, mits:
-
die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Groen - Groenvoorzieningen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen – Groenvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
paden;
-
water;
met daaraan ondergeschikt:
-
het recreatief medegebruik;
-
semi agrarisch medegebruik;
-
paden en wegen;
-
tuinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
verhardingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
17.2 Bouwregels
Artikel 18 Horeca - Daghoreca
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca – Daghoreca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van
-
horecabedrijf categorie 1;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 18.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 19 Horeca - Dag En Avondhoreca
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca - Dag en avondhoreca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van
-
horecabedrijven categorieën 1 en 2;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 19.2.1 onder A.2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 19.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1 of 2;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 19.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een begraafplaats;
-
gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer van een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en kunstobjecten.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Maatschappelijk - Onderwijs
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;
met daaraan ondergeschikt:
-
restauratieve voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 21.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 22 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel En Religie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
sociaal-culturele voorzieningen
-
kinderopvang ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang";
-
levensbeschouwelijke voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
-
horeca, categorie 1 of 2 in combinatie met de in lid A. onder 1. en 2. bedoelde sociaal-culturele en/of levensbeschouwelijke voorzieningen, mits het horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 400 m² zal bedragen;
-
restauratieve voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
22.2 Bouwregels
22.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 22.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, anders dan in de in lid 22.1 onder B. genoemde vorm van horeca;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 23 Natuur
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water, waaronder meren, plassen, poelen, petgaten, pingoruïnes, kanalen, vaarten, tochten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
-
moeras en rietland;
-
grasland;
-
bos en bebossing;
-
oeverstroken en kaden;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
met daaraan ondergeschikt:
-
paden en perceel- en/of kavelontsluitingswegen;
-
bermen en beplanting;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
het recreatief en educatief medegebruik;
-
kleinschalige recreatieve en educatieve voorzieningen, waaronder picknickplaatsen, toiletvoorzieningen, vogelkijkhutten en uitzichtpunten;
-
waterhuishouding;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder stuwen en gemalen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
23.2 Bouwregels
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 24 Recreatie - Haven
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Haven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een haven;
-
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;
-
bouwwerken met een dak ten behoeve van beheer, onderhoud en toiletvoorzieningen;
-
water;
-
oevers en kaden;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
waterhuishouding;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
24.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 24.1 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen en recreatiewoonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - ligplaats recreatievaartuigen”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 25 Sport
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
terreinen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
-
evenementen, ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein", met inachtneming van de in lid 25.3 opgenomen specifieke gebruiksregels;
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
sport en sportieve recreatie, waaronder sportzalen, zwembaden, verenigings- en kleedgebouwen, gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, al dan niet in combinatie met horeca, categorie 1 of 2, mits de horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met een maximum van 200 m²;
met daaraan ondergeschikt:
-
restauratieve voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden en sport gerelateerde detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken, waaronder tribunes en lichtmasten.
25.2 Bouwregels
25.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 25.1 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 25.1 genoemde detailhandelsfuncties.
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de in lid 25.1 onder B genoemde evenementen tenzij de gronden zijn aangeduid als "evenemententerrein", met dien verstande dat onder de hierna genoemde voorwaarden in een kalenderjaar de volgende evenementen zijn toegestaan:
-
Maximaal 20 evenementendagen in categorie 1 die beginnen na 08:00 uur en eindigen voor 22:00 uur of op een zondag te beginnen na 13:00 uur en eindigen voor 22:00 uur;
-
Maximaal 5 evenementendagen in categorie 1 of 2 die beginnen na 08:00 uur en eindigen voor 23:00 uur of op een zondag te beginnen na 13:00 uur en eindigen voor 23:00 uur. Op 2 van deze evenementendagen mag op een vrijdag, zaterdag of dag voorafgaand aan een officiële feestdag 24:00 uur als eindtijd worden aangehouden;
-
Maximaal 5 evenementendagen in categorie 3 die beginnen na 14:00 uur en eindigen voor 23:00 uur of op een zondag beginnen na 13:00 uur en eindigen voor 23:00 uur. Op 4 van deze evenementendagen mag wanneer de evenementendag is begonnen op een vrijdag, zaterdag of dag voorafgaand aan een officiële feestdag 02:00 uur als eindtijd worden aangehouden;
-
Onder een evenementendag wordt niet verstaan het opbouwen en afbreken van het evenement en het testen van het geluid;
-
Het aantal bezoekers dat op een evenementendag gelijktijdig aanwezig is bedraagt ten hoogste 1.000. Op 2 evenementendagen per kalenderjaar mag dit ten hoogste 1.300 bedragen;
-
De geluidsbelasting op woningen en andere geluidgevoelige functies vanwege evenementen mag niet meer bedragen dan:
-
voor evenementen in categorie 1: 60 dB(A);
-
voor evenementen in categorie 2: 75 dB(A) respectievelijk 90 d(B)C;
-
voor evenementen in categorie 3: 75 dB(A) respectievelijk 90 dB(C), met dien verstande dat voor aanwezige woningen en andere geluidgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding "overige zone-hogere geluidsbelasting evenementen" een geluidsbelasting van 80 dB(A) respectievelijk 93 dB(C) is toegestaan voor ten hoogste 4 aaneengesloten uren per evenementendag, welk tijdvak moet eindigen voor 01:00 uur;
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 26 Tuin
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
erkers;
-
voorportalen;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
26.2 Bouwregels
26.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 27 Verkeer - Ontsluitingswegen
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Ontsluitingswegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ontsluitingswegen en -straten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;
-
bermen en beplanting;
-
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
-
geluidwerende voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
27.2 Bouwregels
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 27.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:
-
de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;
-
de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.
27.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 28 Verkeer - Verblijf
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, (woon)straten en pleinen;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
-
garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “garagebox”;
-
het recreatief medegebruik;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
terrassen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
28.2 Bouwregels
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 28.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:
-
de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;
-
de oppervlakte ten hoogste 50 m ² zal bedragen.
28.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 29 Water
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
-
kaden en oevers;
-
de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;
-
het recreatief medegebruik;
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder:
-
kunstwerken;
29.2 Bouwregels
29.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen;
-
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen;
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 30 Wonen - Rijenbouw 1
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Rijenbouw 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
30.2 Bouwregels
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 30.2.1 onder E. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 30.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
30.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 30.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 31 Wonen - Rijenbouw 2
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Rijenbouw 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
31.2 Bouwregels
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 31.2.1onder E. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;
-
lid 31.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m²zal bedragen.
31.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 31.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 32 Wonen - Twee Onder Één Kap 1
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Twee onder één kap 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
32.2 Bouwregels
32.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 32.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 32.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 32.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
32.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 32.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
32.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 33 Wonen - Twee Onder Één Kap 2
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Twee onder één kap 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
33.2 Bouwregels
33.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 33.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 33.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;
-
lid 33.2.2 onder A.3. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
33.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 33.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 34 Wonen - Vrijstaande Woningen 1
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
-
detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
-
specifieke vorm van recreatie ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van receatie - verblijfsrecreatie";
-
een keramiek atelier en edelsmid ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf keramiek atelier en edelsmid";
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
-
garageboxen ter plaatse van de aanduiding "garageboxen";
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
34.2 Bouwregels
34.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 34.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 34.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 34.2.3 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
34.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning, met uitzondering van recreatieve bewoning als bedoeld in artikel 34.1 onder lid B;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige gebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in artikel 34.1 onder lid D. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis en anders dan de in artikel 34.1 onder lid C. genoemde bedrijfsactiviteit;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 35 Wonen - Vrijstaande Woningen 2
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
-
een installatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf";
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
35.2 Bouwregels
35.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 35.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 35.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;
-
lid 35.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
35.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 35.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
35.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 36 Wonen - Vrijstaande Woningen 3
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
36.2 Bouwregels
36.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 36.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 36.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
36.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 36.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
36.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 37 Wonen - Vrijstaande Woningen Boerderijtypen
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen –Vrijstaande woningen boerderijtypen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
37.2 Bouwregels
37.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 37.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 37.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 1 m ten opzichte van de in de tabel genoemde goothoogte;
-
lid 37.2.1 onder E. en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 20% ten opzichte van de in de tabel genoemde bouwhoogte, tot ten hoogste 15 m;
-
lid 37.2.1 onder F. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80o;
-
lid 37.2.2 onder A.4. en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van250 m²zal bedragen.
37.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 37.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
37.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 38 Wonen - Woongebouw
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woongebouwen en bijbehorende bouwwerken
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, woonstraten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
38.2 Bouwregels
38.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 38.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
38.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 39 Leiding - Gas
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
-
een ondergrondse hogedruk (aard)gastransportleiding;
met de daarbij behorende:
-
belemmeringenstrook;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
39.2 Bouwregels
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 40 Leiding - Riool
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een rioolpersleiding;
met de daarbij behorende:
-
belemmeringenstrook;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
40.2 Bouwregels
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 41 Leiding - Water
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een hoofdwaterleiding;
met de daarbij behorende:
-
belemmeringenstrook;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
41.2 Bouwregels
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 42 Waarde - Archeologie
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
42.2 Bouwregels
42.3 Afwijken van de bouwregels
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 43 Waarde - Landschap (Woudenlandschap)
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap (dykswâlenlandschap in blokverkaveling en Fries essenlandschap), met dien verstande dat:
-
de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtsingel 1”, uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;
-
de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtwal (dykswâl)", uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van dykswâlen (houtwallen).
43.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de verkavelingsstructuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde – houtsingel 1" en/of ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtwal (dykswâl)”, met dien verstande dat:
-
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen (houtwallen);
-
onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;
-
het bepaalde onder 1 en 2 niet van toepassing is met het oog op het realiseren van de ontsluiting van percelen, door één dam in de korte zijde en/of twee dammen in de lange zijde van het perceel ten behoeve van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 44 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 45 Algemene Bouwregels
45.1 Welstandscriteria
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in aritkel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
45.2 Windturbines
Er zullen geen windturbines worden gebouwd.
Artikel 46 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puin en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 47 Algemene Aanduidingsregels
47.1 veiligheidszone - externe veiligheid
De functie van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie.
Artikel 48 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:
-
de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;
-
de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;
-
het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;
-
uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;
-
de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute;
en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie;
-
de landschappelijke waarden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de ontsluitingssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
-
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels van het GVVP welke als bijlage 5 bij deze planregels is gevoegd. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 49 Algemene Voorwaardelijke Verplichting Met Betrekking Tot Parkeren
-
Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd of in stand gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de parkeernormen uit het GVVP, die zijn opgenomen als bijlage 5 bij de regels van dit bestemmingsplan;
-
Als de onder sub 1. bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 50 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
-
de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, mits:
-
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, mits:
-
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, mits:
-
op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er te behouden archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de dubbelbestemming 'Waarde - Woudenlandschap' wordt aangebracht, mits:
-
op basis van onderzoek blijkt dat in een gebied te behouden waarden van het woudenlandschap aanwezig zijn;
-
de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid" wordt aangebracht, mits:
-
de hoedanigheid van een risicovolle functie is gewijzigd;
-
de ligging van de zone moet worden afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
Artikel 51 Overige Regels
Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen.
Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels voor die bestemmingen en/of aanduidingen, zoals opgenomen in bijlage 6.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 52 Overgangsrecht
52.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
-
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
52.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 53 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan 'Gytsjerk - Mûnein 2021'
van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
De voorzitter, De griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Begin 2018 is gestart met de herziening van het bestemmingsplan voor de dorpen Gytsjerk en Mûnein. Hier zijn een aantal redenen voor:
-
bestemmingsplannen moeten na 10 jaar worden vervangen door een nieuw plan of de werkingsduur moet worden verlengd;
-
de plannen zijn technisch verouderd. In de nieuwe plannen zijn basisregels opgenomen om zoveel mogelijk te uniformeren en maatwerk te leveren waar nodig is;
-
de geldende bestemmingsplannen zijn alleen als pdf-bestand in te zien en niet digitaal raadpleegbaar.
1.2 Plangebied
De begrenzing van het plangebied sluit aan op het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" en komt (nagenoeg) overeeen met de plangrens van de geldende bestemmingsplannen "Gytsjerk 2006" en "Mûnein 2006". "Vanwege ontwikkelingen is destijds een apart bestemmingsplan gemaakt voor het centrum van Gytsjerk; het bestemmingsplan "Gytsjerk centrum 2005". Het centrumgebied maakt nu onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan.
1.3 Planinhoud
Het plan is voor het overgrote deel conserverend van karakter. Dit houdt in dat de bestaande situatie in dit bestemmingsplan is opgenomen. De bestemmingen zijn overgenomen uit de geldende plannen "Gytsjerk 2006", "Mûnein 2006" en "Gytsjerk centrumplan 2005" waarbij tussentijdse wijzigingen zijn meegenomen. Tegelijk is het plan voorzien van een actuele regeling van gebruiks- en bouwmogelijkheden, waarbij is aangesloten op de standaardsystematiek die voor de gemeente Tytsjerksteradiel is ontwikkeld.
Momenteel is een nieuwe wet; de Omgevingswet, in voorbereiding. Deze vervangt de Wro-wetgeving. In deze Omgevingswet komt het bestemmingsplan in de huidige vorm niet meer terug. Er wordt een nieuwe planvorm geïntroduceerd: het omgevingsplan.
Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond. Ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin worden opgenomen. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: Van "een goede ruimtelijke ordening" tot "een goede fysieke leefomgeving”.
Het is de bedoeling dat de Omgevingswet in 2022 in werking treedt. De dan geldende bestemmingsplannen krijgen de status van ‘omgevingsplan’.
Bij het opstellen van het voorliggende nieuwe bestemmingsplan is waar mogelijk geanticipeerd op de nieuwe planvorm.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Gytsjerk
Gytsjerk ligt in het zandgebied van de Trynwâlden. De ruimtelijke structuur is van oorsprong sterk bepaald door de van oudsher aanwezige lintbebouwing langs de doorgaande wegen en de ligging op de overgang van het open klei- en veenlandschap in het westen en het half gesloten coulisselandschap van de Trynwâlden naar het oosten toe.
Mûnein
Mûnein ligt op kalkarme zandgronden in het noordelijk deel van de Noardlike Fryske Wâlden. Het gebied maakt samen met Oentsjerk, Gytsjerk, Ryptsjerk, Aldtsjerk en Tytsjerk deel uit van het zandgebied Trynwâlden. Landschappelijk gezien ligt het dorp in het overgangsgebied van het meer besloten coulisselandschap naar het open veenweidelandschap. In het plangebied maken met name de noordelijk en zuidelijk gelegen cultuurgronden deel uit van het coulisselandschap. Ten zuidoosten van Mûnein begint het veenweidegebied. Bij het veenweidegebied is sprake van een open gebied, met verspreid voorkomende bebouwing.
Verder wordt de kern Mûnein in belangrijke mate gedomineerd door een van oudsher aanwezige lintbebouwing die ook nu nog herkenbaar is. Dit patroon is goed te verklaren vanuit een sterke relatie met het agrarisch gebruik van de grond. Het dorp behoorde tot 1948 tot Oentsjerk. In augustus 1948 heeft Mûnein dorpsrechten gekregen en is sindsdien een zelfstandig dorp. De naam is ontleend aan een oude molen die medio 1611 in het dorp stond. Een bijzonder kenmerk van het dorp is dat het dorp geen kerkgebouw heeft.
2.2 Ruimtelijke Ontwikkeling
Gytsjerk
Kernbebouwing
De Canterlandseweg en de Rinia van Nautaweg zijn met de oorspronkelijke wegdorpbebouwing (lintbebouwing) bepalend voor de ruimtelijke opbouw van Gytsjerk. Rondom deze lintbebouwing is een aantal planmatige uitbreidingen gerealiseerd, met als gevolg dat het dorp een compactere bebouwingsstructuur heeft gekregen. De eerste grote planmatige uitbreidingen hebben met name in de periode 1960-1980 plaatsgevonden. Het betreft de bebouwing rondom de Nieuwe Straatweg, de Sjoerdastrjitte en de Master Sannesstrjitte. Daarna is in het gebied tussen de Rinia van Nautaweg en de Gytsjerkerhoeke woningbouw in combinatie met enkele gebouwen met een bijzondere functie gerealiseerd. Vervolgens heeft in de jaren 1985-1987 de uitbreiding rond de Eliza Posthumastrjitte plaatsgevonden. De meest recente uitbreidingen zijn Oer de Feart I en II.
De centrumvoorzieningen zijn geconcentreerd in het gebied ter hoogte van de kruising Rinia van Nautaweg-Canterlandseweg ten zuiden van de ijsbaan.
Een bijzonder kenmerk van het dorp is de ligging van de Hervormde kerk aan de Canterlandseweg. Het gebouw dateert uit de 12e eeuw.
Bebouwingsconcentraties
In de bebouwingsconcentratie langs de Nieuwe Straatweg zijn naast de woonfunctie ook enkele vormen van bedrijvigheid aanwezig. Het patroon van de oorspronkelijke lintbebouwing in de bebouwingscentraties heeft zich in de loop van de tijd verder verdicht en/of richting het buitengebied doorgezet. Daardoor zijn deze concentraties minder agrarisch van karakter en hebben veel panden geen functionele relatie met het buitengebied.
Kleine Industriehoek
Aan de zuidoostkant van Gytsjerk bevindt zich aan de Rinia van Nautaweg de Kleine industriehoek. Dit terrein heeft zich in de loop der tijd verder ontwikkeld als een terrein met streekgebonden, veelal ambachtelijke bedrijven.
Mûnein
Nadat het dorp Mûnein een zelfstandig dorpsstatus had gekregen, zijn in de periode van naoorlogse wederopbouw ook in het dorp enkele planmatige locaties ontwikkeld. Deze zijn met name aan de noord- en later aan de noordoostzijde van het dorp gerealiseerd. Deze woningbouw is in hoofdzaak in de jaren zeventig en tachtig gerealiseerd. Temidden van deze woningbouw staat de openbare basisschool van het dorp. In de jaren negentig ontstond de wens voor een verdere woningbouw in het dorp. Gelet ook op de kwetsbare landschappelijke ligging is nagegaan welke locatie zich daarvoor het best zou lenen. Gekozen is voor een vervolgontwikkeling aan de zuidzijde van het dorp.
Vanwege ook uitvoerbaarheidsmotieven is met de nieuwbouw gestart vanaf de Kaetsjemuoiwei. Een geleidelijke en fasegewijze ontwikkeling was uitgangspunt voor deze locatie om daarmee een ruimtelijk passende en logische aansluiting op de bestaande dorpskom te verkrijgen. Deze fasegewijze ontwikkeling is inmiddels voltooid; er zijn geen bouwkavels meer beschikbaar.
Tenslotte: aan het begin van deze eeuw is een dorpsvernieuwingsplan uitgevoerd die geleid heeft tot een aanzienlijke facelift van de dorpskern.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Onderstaand volgt een samenvatting.
3.1 Rijksbeleid
De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
-
de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
-
de bereikbaarheid verbeteren;
-
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van 2011 stelt regels over de aangewezen nationale belangen genoemd in de SVIR. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen gemoeid.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan, Sructuurvisie provincie, provinciale verordening
a. Streekplan
De provincie Fryslân heeft in 2007 het Streekplan Fryslân ‘Om de kwaliteit fan de romte’ vastgesteld. Met dit streekplan laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. Zij wil veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werken, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Gemeenten en anderen krijgen de ruimte om de gewenste kwaliteiten te leveren: er wordt ‘romte foar kwaliteit’ geboden door de provincie.
In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers ruim de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernkwaliteiten van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet.
Wonen
Gytsjerk en Mûnein zijn in het streekplan aangeduid als "overige kern". Voor de overige kernen staat de provincie Fryslân een terughoudend woningbouwbeleid voor. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte, dat wil zegggen op de reële woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Werken
Ruimte voor ontwikkeling voor lokale bedrijven in kleine kernen draagt bij aan de elvendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Deze ruimte biedt de provincie, primair binnen bestaand bebouwd gebied en vervolgens voor nieuwe locaties aan de rand van de kern. Hierbij streeft de provincie meer dan voorheen naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk als begrip centraal staat.
Ook op zaken als landbouw, recreatie en toerisme, water, netwerken e.d. wordt ingegaan in het streekplan. Gytsjerk ligt in het Nationaal landschap 'De Noardlike Fryske Wâlden', Mûnein ligt aan de rand van dit landschap. Voor de nationale landschappen bestaat geen rijksbeleid meer. De begrenzing van de Nationale landschappen is een planologische begrenzing die nog wel in het Streekplan 2007 staat. Het provinciale beoordelingsregime van de landschappelijke kwaliteit is zowel binnen als buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen even zwaar. Daarmee in samenhang is het provinciaal beleid gericht op bescherming van natuur- en landschapswaarden zowel binnen als buiten Nationale Landschappen.
b. structuurvisie 'Grutsk op 'e romte'
In 'Grutsk op ‘e Romte' worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.
Tytsjerksteradiel behoort binnen de structuurvisie tot het deelgebied 'noordelijke wouden'. In hoofdstuk 8 van de structuurvisie wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'. Dit mondt uit in de benoeming van een achttal provinciale waarden:
-
Kleinschaligheid van het gebied met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen (richting gevend aan het landschap), grensbeplanting van houtwallen en elzensingels ('in' de slootrand) en een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur (zandpaden en sloten), veenontginningsdorpen met verspreide bebouwing of dun bebouwde linten met een grillig verloop. In en nabij de dorpskernen dichter bebouwde linten en buurten.
-
De overgang van dichte, gerichte verkavelingsstructuren van elzensingels en houtwallen op de zandgronden naar het open veenweidegebied en het kleigebied;
-
De samenhang van historische wegen met bebouwingslinten en rijke schakeringen aan wegbeplanting in verschillende vormen: singels, bomen, hagen. Op een aantal locaties de bossen behorend bij landgoederen in samenhang met het landschap;
-
Een aantal plekken waarbij kleinschalige ontginningen nog herkenbaar gekoppeld zijn aan eenvoudige woningbouwvormen;
-
De Friese esgebieden rond de Burgumer Mar en Westergeest met de daarbij horende 'Friese' esdorpen met de kenmerkende, afwijkende structuur ten opzichte van omliggende, voornamelijk opstrekkende verkavelingen;
-
De herkenbaarheid en beleefbaarheid van het natuurlijke reliëf in de vorm van dekzandruggen, de vele pingoruïnes, vuursteenvindplaatsen en kleine stuifduinen in restanten van voormalige heidevelden.
-
De karakteristieke langgerekte verkaveling- en bebouwingsstruturen van de hoogveenontginningsgebieden met bijbehorend watererfgoed (vaarten, wijken, bruggen);
-
Karakteristieke blokvormige structuren en verkavelingen met verspreide bebouwing in de heideontginningsgebieden.
Gelet op de door de structuurvisie benoemde waarden en gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat de structuurvisie niet in de weg staat aan de vaststelling van het bestemmingsplan.
c. provinciale verordening Romte, 2014
In de provinciale verordening Ruimte (Verordening Romte Fryslân, 2014) zijn bindende regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen. Geldend provincaal beleid is in eerste instantie in de Verordening Romte Fryslân (2011) omgezet in algemeen geldende regels. De verordening bevatte ondermeer regels over 'zorgvuldig ruimtegebruik', 'ruimtelijke kwaliteit', 'wonen', 'werken en mobiliteit' en 'recreatie en toerisme'. In de loop van 2013 heeft een evaluatie van de toepassing van de verordening plaatsgevonden. Tussen 2011 en 2014 is er nieuw provinciaal beleid vastgesteld. Ook is er nieuw Rijksbeleid in werking getreden.
Gelet op het nieuwe provinciale en rijksbeleid en gelet op de resultaten van de evaluatie is de verordening in 2014 aangepast. in de toelichting op de nieuwe verordening staat hierover o.a.: "Deze wijziging is niet meer, zoals het geval was bij de verordening 2011, 'beleidsneutraal'
verbonden aan het Streekplan Fryslân 2007. In de wijziging is nieuw tussentijds vastgesteld beleid van Provinciale Staten (grondgebonden veehouderij; 'Grutsk op 'e Romte') vertaald in regels in de verordening. Tegelijk met de verordening wordt nieuw beleid inzake intensieve veehouderij vastgesteld, alsmede de Nota Weidevogels. De aanpassing van de bepalingen inzake de recreatie leiden impliciet tot een nuancering van dat beleidsonderdeel van het streekplan. Ook zijn, anticiperend op het definitieve beleid inzake windturbines, enkele aanvullende bepalingen opgenomen inzake het opschalen van bestaande turbines.
De verordening blijft wel binnen de denkrichting en concepten van het streekplan. Een integrale heroverweging van het ruimtelijk beleid, als onderdeel van het provinciaal omgevingsbeleid is later aan de orde en kan dan ook leiden tot een integrale heroverweging van de verordening."
Er kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Gytsjerk - Mûnein 2021' in lijn met de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening Romte Fryslân 2014” is opgesteld.
3.2.2 Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan
Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 (PVVP 2006) vastgesteld. Het plan is herzien in 2011.
Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020 vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een solide toekomstvisie voor het openbaar vervoer en een krachtig maatregelenpakket voor het fietsverkeer.
Het hoofddoel van het PVVP is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:
-
dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers van Fryslân;
-
dat voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren;
-
dat bijdraagt aan de versterking van de economie;
-
dat veilig is;
-
en dat de schade aan natuur, landschap en milieu weet te beperken.
Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan 'Gytsjerk - Mûnein 2021' in overeenstemming met het PVVP is opgesteld.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie
De structuurvisie “Finster op romte” is in januari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.
In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende type kernen, met een verschillende aanpak:
-
Grote kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum, waarin wonen, werken en voorzieningen worden geconcentreerd. Met Burgum als hoofd - en recreatieve kern;
-
Recreatieve kernen Earnewâld en Eastermar ;
-
Kleine kernen: Jistrum, Noardburgum, Lytse Geast, Wyns, Aldtsjerk, Ryptsjerk, Tytsjerk, Mûnein, Garyp, Suwâld, It Heechsân, Sumar.
Het beleid is op onderdelen voor grote kernen anders dan voor de kleine kernen. Uitgangspunt is dat de ontwikkelingen moeten passen in aard en schaal van het landschap én van het dorp. Recreatieve voorzieningen met een grote verkeersaantrekkende werking worden geweerd.
In de drie grote kernen worden wonen, voorzieningen en werken geconcentreerd. Bundeling van deze functies maakt het voor ondernemers aantrekkelijker zich in Tytsjerksteradiel te vestigen. Anderzijds biedt het een geconcentreerd groot draagvlak aan voorzieningen, waardoor het aanbod en het kwaliteitsniveau hoog kunnen blijven.
De ingrepen en uitbreidingen zijn vanuit deze bundelingsgedachte gericht op de kernen Hurdegaryp, Gytsjerk/Oentsjerk en Burgum.
Ontwikkelingsruimte in de kleine kernen is meer beperkt en richt zich vooral op inbreiding en kwaliteitsimpuls. In beginsel wordt alleen gebouwd voor de eigen behoefte (natuurlijke groei). De dorpen gaan niet op slot. Met name aan nieuwe woonvormen, woon-werk combinaties en aan kleinschalige bedrijvigheid zal meer ruimte worden geboden.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Ontwikkelingen
4.1 Wonen
In 2017 is gestart met het proces voor een nieuwe gemeentelijke woonvisie. De nieuwe wonvisie 2019 - 2024 is in juli 2019 door de gemeenteraad vastgesteld en bevat het nieuwe gemeentelijk beleid voor het wonen.
De woonvisie is een visiedocument dat naast de wettelijke basis voor prestatie afspraken ook als basis dient voor o.a. de duurzaamheidsagenda, de woningbouwprogrammering (die separaat is vastgesteld door het college) en de Omgevingsvisie. Daarnaast ligt de Woonvisie ten grondslag aan het afwegingskader waarmee ruimtelijke initiatieven getoetst worden op behoefte en kwaliteit.
De woonvisie is opgesteld in samenwerking met diverse partijen vanuit de gedachte dat de gemeente steeds vaker een faciliterende rol aanneemt richting stakeholders op de woningmarkt, opgesteld in samenwerking met diverse andere partijen zoals corporaties, huurorganisaties, pariculiere woningbezitters, dorpsbelangsorganisaties, ontwikkelaars, makelaars en zorg- en welzijnpartijen.
De volgende 5 speerpunten zijn in de visie opgenomen:
-
Investeren in onze bestaande voorraad;
-
zorgvuldige inzet op nieuwbouw;
-
voldoende betaalbare en beschikbare sociale huurwoningen;
-
wonen met zorg en
-
streven naar leefbare dorpen.
Per speerpunt zijn de gemeentelijke opgaven en gemeentelijke visie in beeld gebracht met een voorstel voor maatregelen.
Het bestemmingsplan Gytsjerk - Mûnein 2021 is voor het grootste deel een conserverend plan. Er zijn geen nieuwe planmatige ontwikkelingen voor wonen in dit plan opgenomen. In het centrumgebied van Gytsjerk zijn nog woningbouwmogelijkheden (maart 2021 15 appartementen en 1 vrijstaande woning). Verder maakt dit bestemmingsplan de vervanging van de 16 (huur) woningen van 8 blokjes van twee onder één kapwoningen aan de de dr. Kijlstraweg 15 t/m 45 in Mûnein door vier blokjes van vier woningen mogelijk. Dit naar aanleiding van een concreet plan van WoonFriesland, de eigenaar van deze woningen.
De bebouwing aan de Dr. Kijlstraweg in Mûnein is kleinschalig van structuur en strak in de rooilijn langs de straat gesitueerd. De privétuinen van de sociale huurwoningen zijn hierdoor erg ruim. WoonFriesland wil de woningen vervangen waarbij dezelfde verschijningsvorm zal worden nagestreefd, waarbij aanmerkelijk kleinere privétuinen zijn gewenst.
Stedenbouwkundig is het een acceptabele oplossing om de 2 onder 1 kap blokken te vervangen door iets grotere bouwblokken, waarin 4 woningen per blok aan de Dr. Kijlstraweg worden geplaatst. Doordat de bouwmassa hierdoor iets toeneemt, heeft WoonFriesland ervoor gekozen de bouwblokken meer ‘lucht’ te geven in het straatbeeld, waardoor de massatoename (van 2 naar 4 woningen per blok) niet zal worden ervaren. De woningen worden daarom verder teruggerooid en komen niet in de rooilijn, maar zullen per bouwstrook/blok van 4 woningen verspringend ten opzichte van elkaar worden geplaatst. Hierbij worden de woningen ook verder naar achteren op de kavels geplaatst, waardoor er in het straatprofiel meer openbaar groen terug zal komen. Door deze ‘vergroening-in-beeld’ neemt de kwaliteit van de openbare ruimte toe en geeft het verspringend plaatsen van de woningen en de hoeveelheid groen aan de voorzijde, uiteindelijk een dorpser karakter aan het straatbeeld dan in de oorspronkelijke situatie. De oplossing voor het parkeren is opgelost door twee ‘parkeerkoffers’ te maken, tussen enkele woonblokken in, zoveel mogelijk achter de voorgevels. Het parkeren vindt daardoor niet op de openbare weg plaats en is hierdoor zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken. Ook dit draagt in positieve mate bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte.
Overige ontwikkelingen
Het plan bevat nagenoeg geen ontwikkelingsmogelijkheden. Een conserverend plan houdt in dat het plan geactualiseerd is: aangepast aan de huidige standaard die voor bestemmingsplanregels wordt gebruikt en aan de huidige regelgeving.
4.2 Voorzieningen
4.2.1 Zorg
Medische (huisarts, tandarts) en paramedische (fysiotherapeut, podoloog, etc.) praktijken kunnen in principe als ‘beroep of bedrijf aan huis’ bij een woning worden uitgeoefend en binnen de bestemming 'centrum'.
De landelijke bouwregelgeving maakt het sinds 1 oktober 2014 mogelijk om bij een woning vergunningvrij een zgn. mantelzorgwoning te realiseren. Deze woonruimte is bedoeld voor:
-
de huisvesting van een zorgbehoevende (bijv. chronisch zieke, oudere, gehandicapte), die afhankelijk is van de zorg die verstrekt wordt door een familielid of andere naaste, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat;
-
de huisvesting van de zorgverlener (familid of andere naaste) van een zorgbehoevende, die in het huis woont, waarbij de mantelzorgwoning staat.
De gemeente stemt haar regelgeving hierop af en biedt zo mogelijk ruimte voor situaties waar (nog) geen sprake is van zorgafhankelijkheid.
4.2.2 Sociaal cultureel, sport, recreatie, kinderopvang, religie
In het voorontwerp-bestemmingsplan is bij het zwembad De Sawn doarpen aan de Rinia van Nautaweg de mogelijkheid opgenomen vier functies te clusteren onder één dak. Het ging om de lokale bibliotheek, kinderopvang Nei 't Sin, een ontmoetingsruimte/ dorpshuis en een kleedaccommodatie voor het zwembad. Aanleiding hiertoe was dat de kleedaccommodatie bij het zwembad aan vervanging/renovatie toe is. Het gebouw is gerealiseerd in 1976. Gebreken in de bouwkundige/constructieve staat van het gebouw waarvoor meer nodig is dan het reguliere onderhoud. Dit zette dorpsbelang Gytsjerk op het spoor van een mogelijke clustering van deze functies in één gebouw op deze locatie om de leefbaarheid van het dorp te verbeteren. Deze clustering is niet haalbaar gebleken. In verband hiermee zal voor het zwembad nieuwe kleedaccomodatie c.a. gebouwd worden. In dit ontwerp-bestemmingsplan is de huidige situatie van het zwembadterrein opgenomen door dit gebied de bestemming "sport" te geven met een bouwvlak voor de bebouwing op dit terrein.
Voor de locatie van de kinderopvang Nei 't Sin aan de Rinia van Nautaweg 51 is de aanduiding "kinderdagverblijf" toegevoegd.
De maatschappelijke bestemming op de gronden van Simke Kloostermanstrjitte 6, waar de bibliotheek is gevestigd, is overgenomen het voorliggende bestemmingsplan.
Het kerkgebouw aan de Canterlandseweg heeft in het voorliggende bestemmingsplan een ruimere bestemming gekregen. Naast de religieuze functie is er ook de mogelijkheid voor sociaal-culturele activiteiten. Deze verruiming sluit aan bij de huidige manier van bestemmen en wordt toegepast op alle kerkelijke gebouwen in de gemeente. De bestemming die aan dit perceel is gegeven is als gevolg daarvan: 'Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie".
4.3 Bedrijf-1
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het op het perceel kadastraal bekend gemeente Giekerk, sectie F, nummer 2179 gevestigde bedrijf gelegaliseerd door aan het perceel de bestemming “Bedrijf – 1” met de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – opslag hoveniersbedrijf” toe te kennen.
De oppervlakte van het bedrijfsperceel is kleiner dan 500m². Dit betekent dat het hoveniersbedrijf in principe een categorie 2 bedrijf is (zie onderstaand fragment van de VNG milieu– en bedrijvenzonering).
De keuze van deze bedrijfsbestemming kent een lange voorgeschiedenis. Voor het bijgebouw aan de Singel is in 2007 een bouwvergunning verleend. Het gebouw was ter vervanging van een bestaand bijgebouw waarin de bewoner van de Rinia van Nautaweg 21 hobbymatig vee hield.
Oude gebouw: foto van 25 januari 2008
Na realisatie van de nieuwe loods in 2008 waren er al aanwijzingen dat de loods ook nog voor de opslag van het hoveniersbedrijf werd gebruikt. De gemeente heeft hier in het verleden niet op gehandhaafd.
Nieuwe gebouw: foto van 2012 met opslagactiviteiten hoveniersbedrijf
In 2018 is een vergunning voor de uitbreiding van de loods gevraagd. De vergunning voor de uitbreiding is verleend en hiertegen is beroep ingesteld. In de uitspraak LEE 19/1348 WaboA Ber1 van 4 oktober 2019 oordeelt de rechter dat de gemeente ten onrechte is uitgegaan van het op de aanvraag vermelde gebruik ten behoeve van “het wonen”. Bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan moet volgens de uitspraak van de rechtbank niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. Het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank reeds hierom niet deugdelijk gemotiveerd.
De tijdens de rechtszaak overlegde foto’s en hetgeen ter zitting over het mogelijke gebruik is gezegd, maken dat rechtbank afleidt, dat de gemeente waarschijnlijk aanknopingspunten heeft dat het bouwwerk voor andere doeleinden wordt gebruikt. De rechter is van oordeel dat het op de weg van de gemeente ligt om hier nader onderzoek naar te doen. De gemeente heeft gevolg aan deze uitspraak gegeven en de vergunning voor de uitbreiding van het gebouw geweigerd en in het kader van het nieuwe bestemmingsplan Gytsjerk-Mûnein nader onderzoek gedaan naar het gebruik en een ruimtelijk passende bestemming van dit gebouw. Het is vervolgens aan de planwetgever (de gemeenteraad) om hierover te besluiten. Kan de bedrijfsactiviteit niet worden inbestemd, dan zal deze beëindigd moeten worden. Is een bestemming wel mogelijk, dan zal hinder en gevaar voor woningen gereguleerd worden en krijgt de ondernemer zekerheid over de uit te oefenen activiteiten op deze locatie (zie ook hierna). De huidige rechtens onzekere situatie is voor alle betrokken partijen ongewenst.
Mee in dit kader is ook op grond van het Activiteitenbesluit naar de aard van de bedrijfsactiviteiten gekeken. Het bedrijf kan met een melding volstaan en gelet op de aard van de activiteiten (opslag t.b.v. een hoveniersbedrijf) levert dit milieutechnisch gezien geen problemen op. Opslag vindt dan plaats overeenkomstig de milieunormen
De handreiking bedrijven en milieuzonering is een hulpmiddel voor milieuzonering in ruimtelijke planvorming. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
-
het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
-
en tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen (blz. 11 van de handreiking).
De bij de handreiking behorende activiteitenlijst bevat een scala aan typen bedrijvigheid. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten relevant:
-
het betreft “gemiddeld” moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
-
de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied;
-
bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (productie, opslag, kantoor, parkeerterrein) kunnen de deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd.
Het bedrijfstype dat in dit geval het meest op de ter plaatse uit te oefenen bedrijfsactiviteiten lijkt is SBI-2008 code 016 nummer 4: plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven bedrijfsoppervlak <= 500 m2. Volgens de tabel geldt vanwege geur en geluid dan een richtafstand van 30 meter. In de tabel wordt voor geluid aangegeven dat de voor geluid bepalende activiteit meestal continu (dag en nacht) in bedrijf is.
De ter plaatse uit te oefenen bedrijfsactiviteiten leveren niet continu (dag en nacht) geluid op. De geluidsbelasting is overwegend in de dagperiode (07:00-19:00). Omdat het een bedrijf is dat gespecialiseerd is in tuinaanleg en -onderhoud, vinden de werkzaamheden op locatie plaats. Dat betekent dat ’s ochtends materiaal en materieel wordt opgehaald om elders de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Ter plaatse wordt geen kantoor gehouden, komen geen klanten, wordt niet gekweekt en zijn geen modeltuinen, vindt geen productie plaats ed. De deelactiviteit die hier plaatsvindt betreft een afzonderlijk te zoneren opslagactiviteit. Het grootste deel van de opslag betreft het materieel. De meeste materialen wordt op de werklocatie afgeleverd. Producten die niet geheel zijn toegepast (bv. bestrating) wordt soms -getuige de foto’s- tijdelijk op het perceel opgeslagen. Hiervoor is een kleine buitenruimte nodig. Het gaat niet om geurverspreidende producten. Van continue geluids- of geurveroorzakende activiteiten is geen sprake.
In het ontwerpbestemmingsplan is maatwerk geleverd door niet een hoveniersbedrijf (categorie 2) maar een bedrijf 1 met een specifieke functieaanduiding “bedrijf-opslag hoveniersbedrijf” toe te staan. De aard van de bedrijfsactiviteiten en het hierop toegespitste maatwerk rechtvaardigen een kleinere richtafstand.
Er is niet alleen naar de aard van de bedrijvigheid maar ook naar de aard van de omgeving gekeken. De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden voor het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Een 'gemengd gebied' kan ook een argument opleveren om een kleinere richtafstanden aan te houden.
De woningen R. van Nautaweg 21 en 21A liggen aan een ontsluitingsweg van Gytsjerk. Op relatief korte afstand van voornoemde panden ligt een bedrijventerrein met diverse functies, waaronder detailhandels functies. Voor het overige hebben de percelen aan de R. van Nautaweg een woonbestemming. De Singel vormt ook een toegang tot een agrarisch bedrijf. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een rustige woonwijk en is een lichte bedrijfsbestemming acceptabel.
De richtafstand dient gemeten te worden vanaf de grens van het tot "Bedrijf 1" bestemde perceel, tot de uiterste situering van (de gevel van) een milieugevoelig object. De woningen staan op grotere afstand dan de vereiste 10 meter. Daarbij is rekening gehouden met de ruimte voor vergunningsplichtige of vergunningsvrije woninguitbreiding.
Een woning wordt in de planologie aangemerkt als gevoelige functie. Bijbehorende bebouwing zoals een garage en dergelijke niet. Wordt een beroep of bedrijf in een vrijstaand bijgebouw uitgeoefend (het bestemmingsplan verbiedt het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken), dan geldt hiervoor geen afstandseis. De handreiking bedrijven en milieuzonering is bedoeld om hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies te voorkomen, maar is niet bedoeld om richtafstanden te geven voor bedrijfsfuncties onderling.
4.4 Bedrijf - 2
Deze bestemming heeft betrekking op het bestaande gebouw met bijbehorend terrein aan de Singel in Gytsjerk. In het geldende bestemmingsplan valt het gebouw binnen de woonbestemming. Aanleiding tot deze bestemming is dat de rechtbank naar aanleiding van een ingesteld beroep tegen de omgevingsvergunning voor uitbreiding van dit gebouw heeft aangegeven dat ook zonder de vergroting van het gebouw het huidige gebruik al een aandachtspunt is waarvoor een oplossing moet worden gezocht.
Het gebouw wordt gebruikt door een hoveniersbedrijf. Hier vindt stalling en opslag ten behoeve van dit bedrijf plaats. Een hoveniersbedrijf met een bedrijfsoppervlakte (inclusief buitenruimte) < 500 m2, waarvan hier sprake is, is volgens de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering” aan te merken als een categorie 2 bedrijf. De daarbij horende richtafstand tot gevoelige bestemmingen (bijv. woningen) is: 30 meter voor geur en 30 meter voor geluid. Naar onze mening is hier sprake van een gemengd gebied kunnen die afstanden met één afstandstap worden verlaagd. Naar onze mening is hier sprake van een gemengd gebied omdat op korte afstand een bedrijventerrein aanwezig is, het perceel ontsloten wordt op eén van de hoofontsluitingswegen van het dorp en de Singel ook wordt gebruikt om het achterliggende agrarisch bedrijf te ontsluiten. De afstand tot gevoelige bestemmingen wordt in deze situatie dan 10 meter.
De richtafstanden volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.
De afstand van 10 meter kan worden gehaald ten opzichte van de drie direct omliggende woningen Rinia van Nautaweg 21, 21a en 23.
De meest nabijgelegen woning is de Rinia van Nautaweg 23. Deze woning zou in theorie aan de achterzijde nog kunnen worden uitgebouwd. De minimale afstand van 10 meter zal – vanwege de eigendomssituatie en de uitrit van Rinia van Nautaweg 21a – altijd gehaald kunnen worden. De woning Rinia van Nautaweg 21 staat op meer dan 30 meter afstand en de woning Rinia van Nautaweg 21a staat op bijna 30 meter afstand van het bedrijf. Voor zover bij deze woningen nog ruimte is voor vergunningsplichtige of vergunningsvrije woninguitbreiding, dan zal de woonbebouwing nooit op minder dan 10 meter afstand van het bedrijf komen.
Om de bedrijfsactiviteiten in dit geval te beperken tot lichte bedrijven en alleen opslag voor een hoveniersbedrijf hier toe te staan is gekozen voor de bestemming "Bedrijf 1" met de aanduiding “opslag hoveniersbedrijf”.
4.5 Bedrijventerrein - 2
Het bedrijventerrein De kleine Industriehoek aan de Rinia van Nautaweg in Gytsjerk heeft de bestemming Bedrijventerrein en biedt zowel mogelijkheden voor bedrijven tot en met categorie drie als voor bedrijven tot en met categorie twee.
De bestemming "bedrijventerrein 2", waar lichtere bedrijven tot en met categorie 2 zijn toegestaan, ligt op die delen van het bedrijventerrein die in de nabijheid liggen van de aanwezige particuliere woningen. Dit is passend in relatie tot de particuliere woningen. Het gaat om het deel van het bedrijventerrein gelegen westelijk van de Rinia van Nautaweg. Voor het deel van het bedrijventerrein ten oosten van Rinia van Nautaweg is het het noordelijke deel en een strook tegenover de rijwoningen.
In het geldende bestemmingsplan is binnen deze bestemming aan de westzijde een strook opgenomen waarbinnen het, via een wijzigingsprocedure mogelijk is een bedrijfswoning te realiseren. Gebleken is dat een bedrijfswoning beperkend is voor (toekomstige) mogelijkheden van aanwezige bedrijven. Er kan vanuit gegaan worden dat dit geldt voor de hele strook en om deze reden is deze wijzigingsmogelijkheid niet meer opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
De zuidelijkste punt van De Kleine Industriehoek heeft in dit bestemmingsplan ook de bestemming "Bedrijventerrein - 2" gekregen, in aansluiting op de aangrenzende bestemming waarbij ook volumineuze detailhandel is toegestaan.
4.6 Bedrijventerrein - 3
De bestemming "bedrijventerrein 3" ligt op het meer oostelijke deel van het bedrijventerrein. Hier is zijn bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. Deze bestemming ligt op grotere afstand van de particuliere woningen. Op het noordelijke deel van het bedrijventerrein is een transportbedrijf aanwezig. Die locatie heeft de aanduiding "transportbedrijf" gezien de aard en schaal van dat bedrijf.
In het geldende bestemmingsplan is aan de oostzijde van de gronden met deze bestemming een wijzigingsmogelijkheid opgenomen naar de bestemming 'Gemengd' voor de realisatie van kantoren. In de afgelopen bestemmingsplanperiode zijn geen verzoeken gedaan om hier kantoren te realiseren. De strook is inmiddels gevuld met bedrijven en er kan vanuit gegaan worden dat er zich geen verzoeken zullen voordoen om ter plaatse kantoren te vestigen. De wijzgingsbevoegdheid zit daarom niet meer in dit bestemmingsplan. Dient zich toch een verzoek aan dan kan dit ook geregeld worden met een omgevingsvergunning. Om deze reden is deze wijzigingsmogelijkheid niet meer in het voorliggende plan opgenomen.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.
5.1 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de natuurdoelstellingen van beschermde natuurgebieden en de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komen. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Natuurtoets bestemmingsplan Gytsjerk – Munein 2021
Verantwoording
De gemeente Tytsjerksteradiel wil een nieuw bestemmingsplan voor de dorpsgebieden van Gytsjerk en Munein vaststellen. Daarvoor is een toetsing aan de Wet Natuurbescherming 2017 en het Natuurnetwerk Nederland nodig. De wet uit 2017 vervangt de Natuurbeschermingswet uit 1998 en de Flora- en faunawet, die bij de vaststelling van het vorige bestemmingsplan van kracht waren.
Het nieuwe bestemmingsplan voorziet niet in wijzigingen van de bestaande situatie. Voor het opstellen van deze toetsing is gebruikt gemaakt van de ecologische beschrijving van de gemeente in het Ecologisch Ontwikkelingsplan Tytsjerksteradiel (2009) inclusief de in 2015 geactualiseerde kaartjes van de beschermde soorten flora en fauna in de gemeente. Bovendien is het plangebied in september 2018 te voet verkend om de geschiktheid van de biotopen voor de beschermde soorten te toetsen.
Plangebied
Het plangebied bestaat uit 2 delen. Het eerste deel bestaat uit de bebouwde kom van Gytsjerk inclusief de bebouwing langs de Gytsjerksterhoeke, de protestantse kerk met kerkhof, de groene gebieden ten zuiden van Oer de feart en rond Canterlandseweg 50 en 52, de ijsbaan en het zwembad met het aangrenzende groene gebied rond Rinia van Nautaweg 57, het bos bij Poelsicht, het bedrijven- en groene gebied tussen de Rinia van Nautaweg en de Trynwâldsterdyk, de omgeving van de voormalige melkfabriek, bebouwing langs de Nieuwe Straatweg met het groene gebied tussen de Nieuwe Straatweg, Trynwâldsterdyk en de bebouwing van Oentsjerk en het groene gebied rond het Atsjebosk ten zuiden van de Nieuwe Straatweg.
Het tweede deel omvat de bebouwde kom van Munein inclusief de aangrenzende bebouwing aan de westzijde van de Kaetsjemuoiwei 23 t/m 33 en de Dr Kylstraweg 1a t/m 11a en 4 en de bebouwing langs de Halligen voor zover gelegen binnen de bebouwde kom. Buiten de kom ligt de bebouwing langs de Jelte Binneswei en het Flokhernepaed inclusief de groene gebieden tussen beide wegen en het groene gebied tussen de Ekkelreed en de Jelte Binneswei.
Binnen plangebieden Gytsjerk en Munein zijn 4 biotopen aanwezig met bijbehorende flora en fauna:
-
Houtige biotopen: elzensingels, (laan)bomen, bossen (waaronder parkbos bij Poelsicht en jong bos aangeplant op weidepercelen (tussen Jelte Binneswei en Flokhernepaed). De boom- en struiksoorten zijn: eik, es, els, berk, beuk, wilg, paardenkastanje, linde, esdoorn, plataan, hulst, lijsterbes, kraakwilg, zoete kers, hazelaar, veldesdoorn, vlier, vuilboom, braam, taxus en kamperfoelie. De hulst woekert in de oude eikenbossen, struiken komen er weinig voor. Beuk, veldesdoorn, hazelaar zijn aangeplant. In het Atsjebosk groeit het lelietje van dalen. Er leven kleine zoogdieren en zang- en roofvogels.
-
Agrarisch gebied met weiden gescheiden door (elzen)singels; soms afgegraven tussen hoger gelegen singels; soms weiden in open landschap met mogelijk weidevogels.
-
Wateren: de Zandvaart (Gytsjerk) met helder water en Krabbescheer, sloten met water- en oeverplanten (kwelwater met fonteinkruiden bij Gytsjerk en aan de zuidzijde Oentsjerk), vijvers (bosvijvers bij Poelsicht) , greppels (somtijds nat). Met amfibieën en in dieper water ook vissen en watervogels (wilde eend, meerkoet, waterhoentje).
Bebouwing; kerken, bedrijfsgebouwen, woonhuizen, oude boerderijen, schuren met holten of zolders waarin vleermuizen kunnen verblijven.
Gebiedsbescherming
Het Natura 2000 gebied de Grutte Wielen grenst met de Riid bij de voormalige merkfabriek aan de zuidzijde van Gytsjerk. Tussen de Singel in Gytsjerk en de Grutte Wielen ligt een buffer van ca. 500 m agrarische gronden. Omdat het nieuwe bestemmingsplan geen wijzigingen in het gehele plangebied mogelijk maakt en het voorgaande bestemmingsplan is getoetst aan de natuurdoelen van de Grutte Wielen (tijdens de vaststelling van het Beheerplan voor de Grutte Wielen) zijn er geen consequenties voor het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor het plangedeelte van Munein.
De genoemde Riid is tevens onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en heeft een vervolg in de Bouwe Pet op ca. 150 m afstand van het plangebied (gedeelte rond het Atsjebosk). Ook hier zijn er geen planwijzigingen voorzien en zijn er geen consequenties voor het Natuurnetwerk.
Soortenbescherming
De Europees beschermde Gewone dwergvleermuis, Watervleermuis, Noordse woelmuis en Otter komen in of nabij het plangebied voor. Bij de oude melkfabriek grenst het plangebied aan het Natura 2000 gebied. Van de vleermuizen worden de verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes beschermd. Beide soorten verblijven in gebouwen, vaak woonhuizen met spouwmuren of ongebruikte zolderruimten, maar welke huizen het betreft is (nog) niet bekend. Hier verblijven de vleermuizen overdag en in de schemering vliegen ze uit om te foerageren. Ze eten insecten, zoals muggen, die het meest voorkomen langs beschutte oevers, in tuinen of onder bomen. Veel straten in het plangebied zijn beplant met rijen bomen, die als vliegroute gebruikt kunnen worden. De straatverlichting en andere lampen worden gemeden om predatie door (roof)vogels te vermijden, tenzij zich hier veel insecten bevinden. Vliegroutes zijn niet bekend, maar omdat er veel straten met bomen zijn beplant, zijn er alternatieve routes voor handen.
De Noordse woelmuis stelt hoge eisen aan de biotoop, die zo nat moet zijn, dat er geen andere soorten muizen kunnen leven. Ze kunnen uitstekend zwemmen en komen daarom alleen voor op geïsoleerd gelegen en periodiek overstroomde graslanden langs boezemwateren. Deze biotoop is binnen het plangebied niet aanwezig, maar ligt in het aangrenzend (natuur)gebied.
Recent is de otter waargenomen in de Riid en de Bouwe Pet. De otter maakt gebruik van water, maar loopt ook over oevers en steekt dammen en wegen over om ander water te bereiken.
De nationaal beschermde Waterspitsmuis en de Ringslang komen in de Grutte Wielen aan de zuidzijde van het plangebied voor. Beide soorten zijn ook ten noorden van Gytsjerk aangetroffen. De waterspitsmuis leeft in wateren met helder schoon water en veel waterplanten (website Zoogdiervereniging). De ringslang jaagt op kikkers en maakt gebruik van door mensen gemaakte composthopen om eieren in te leggen en van afvalstorten om in te overwinteren (site WARF Friesland). Voor beide soorten is in de Provinciale Verordening Wet Natuurbescherming geen vrijstelling opgenomen in geval van ruimtelijke ontwikkelingen.
Conclusies
Vanuit de Wet Natuurbescherming 2017 zijn in de huidige situatie, die het bestemmingsplan wil bestendigen geen bezwaren tegen het bestemmingsplan Gytsjerk - Munein 2021.
De gebiedsbescherming van de Bouwe Pet als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland is door voldoende bufferwerking van aangrenzend agrarisch gebied verzekerd. De Europees beschermde vleermuizen, die verblijven in het plangebied vinden in de boomrijke Trynwâlden voldoende foerageergebieden en vliegroutes. Bij het slopen van gebouwen, zal onderzocht moeten worden of er vleermuizen verblijven en zo ja dan zal tijdig voor en alternatief gezorgd moeten worden. Ook zal bij werkzaamheden in beide plangebieden rekening gehouden moeten worden met broedende vogels en met nesten van vogels, die hun nest jaarlijks of jaarrond gebruiken. Door buiten de broedtijd te werken (15 maart – 15 juli) worden dan geen verbodsbepalingen van de Natuurbeschermingswet overtreden. Als er jaarrond beschermde nesten verwijderd worden, is het tijdig voorzien in alternatieve mogelijkheden (bijvoorbeeld nestkasten) vaak een oplossing.
Inpassing Wet natuurbescherming (stikstofdepositie)
Ingevolge artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.
Uit artikel 2.8 van de Wnb, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een project significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Een project kan significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben als een project leidt tot een toename van de stikstofdepositie op reeds overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Binnen het plan is ruimte voor het realiseren van een centrumfunctie bestaande uit maximaal 940 m2 winkelruimte en 15 appartementen en vervangende nieuwbouw in Munein. Rekening houdende met de aanleg,- bouw,- en gebruiksfase is inzichtelijk gemaakt welke stikstofdepositie daarvan afkomstig zullen zijn. Met het berekeningsprogramma Aerius Calculator 2020 is berekend wat de effecten van deze ontwikkelingen zijn op de omliggende Natura 2000 gebieden.
Uit de berekening blijkt dat de ontwikkelingen leiden tot een beperkte bijdrage aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000 gebieden. Het betreft een effect op het Natura 2000 gebied Groote Wielen. Uit de berekening blijkt dat het echter gaat om een toename op niet overbelaste habitattypen. Nu de kritische depositiewaarde niet wordt overschreden, is het plan dan ook inpasbaar. De planontwikkeling kan voor het onderdeel natuur dan ook worden ingepast, er is geen sprake van significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. De uitgevoerde berekening is opgenomen in de bijlage.
Hierbij wordt opgemerkt dat met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering de tijdelijke gevolgen van de door de bouw en aanleg veroorzaakte stikstofdepositie inmiddels buiten beschouwing kan worden gelaten. Er zal een aangepaste berekening als bijlage worden toegevoegd.
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Artikel 3.1.6 lid 5 onder a Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat in de toelichting wordt beschreven op welke wijze met de in het gebied aanwezig cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In deze paragraaf wordt op beide aspecten ingegaan.
5.2.1 Archeologie
Binnen het plangebied liggen meerdere locaties die archeologisch waardevol zouden kunnen zijn. Op de Famke kaarten zijn die locaties aangegeven.
Steentijd - bronstijd
Op de kaart die betrekking heeft op de steentijd-bronstijd staan binnen het bestemmingsplangebied geen vuursteenvindplaatsen vermeld.
Fragmenten Famke kaart, steentijd - bronstijd
Afhankelijk van de kleur op de kaart beveelt de provincie onderzoek aan. Bij de gele kleur wordt karterend onderzoek geadviseerd bij ingrepen groter dan 5000 m2. Bij de lichtbruine kleur geldt dat bij ingrepen groter dan 2500 m2 en bij de groene kleur geldt dat in principe geen onderzoek nodig is behalve bij zeer grote ingrepen van meer dan 2,5 ha. Omdat in het bestemmingsplan Gytsjerk Mûnein 2018 geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is geen archeologisch onderzoek nodig.
IJzertijd - middeleeuwen
Op de Famkekaart ijzertijd - middeleeuwen wordt voor geheel Gytsjerk en Mûnein en omgeving karterend onderzoek 3 geadviseerd. In de gebieden waar dit onderzoek wordt geadviseerd kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. Aanbevolen wordt om bij ingrepen van meer dan 5000m2 een historisch en karterend onderzoek te verrichten waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Als er ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid dan is het criterium opgenomen dat er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan de cultuurhistorische waarden.
Fragment Famkekaart ijzertijd
5.2.2 Cultuurhistorie
Gytsjerk ligt in een gebied dat bestaat uit zandgrond. Van oudsher wordt dit gebied de Trynwâlden wordt genoemd. Gytsjerk is het grootste dorp van de Trynwâlden. Gytsjerk is een oud dorp, dat vroeger geen echte kern had. De bebouwing (m.n. kerk, boerderijen en arbeiderswoninkjes) lag verspreid langs enkele wegen. Omstreeks 1850 waren er twee buitenplaatsen, Sjoerdastate en Poelzigt. Na 1850 vond een aanmerkelijke verdichting van de bebouwing langs de bestaande wegen plaats met o.a. rentenierswoningen en een zuivelfabriek (1896) met een diretuerswoning en woningen voor de fabrieksarbeiders. Sjoerdastate verdween van de kaart. Na de tweede wereldoorlog nam het aantal woningen en bedrijvigheid toe en ontstond er een dorpskom ten westen va de hoofdweg. Resten van de vroegere bosrijkdom zijn nog de oude bos- en zandweggetjes zoals langs de Singel en het Skeanpaed.
Mûnein ligt aan de rand van de zandgronden, grenzend aan veenweidegebied. Mûnein dankt haar ontstaan mede aan de vervening. De nederzetting nabij het meer De Zwarte Broek behoorde eerst als buurtschap onder Oentsjerk. In 1898 werd er een vlasfabriek gebouwd aan de Halligenweg nadat in Oentsjerk een "Vereeniging tot bevordering der vlasindustrie" was opgericht. Voor een vlasfabriek had men geschikt water nodig en vandaar viel de keuze op het meer de Zwarte Broek, dat in open verbinding stond met de Houtwielen. De fabriek moest door de opkomst van andere textielsoorten, in 1968 de poorten sluiten. De gebouwen zijn bewaard gebleven en hebben een woonfunctie gekregen.
Mûnein groeide relatief sterk in de 19e en 20ste eeuw en kreeg steeds meer het karakter van een dorp. In 1948 stemde de raad in met het verzoek van het bestuur van de vereniging voor dorpsbelangen om van Mûnein een zelfstandig dorp te maken. Als voormalig buurtschap is Mûnein daarmee het enige dorp in Tytsjerksteradiel waar een kerk ontbreekt.
Uitsnede atlas Schotanus 1664, Tresoar
Uitsnede Tietjerksteradeel in de atlas van Schotanus, 1718, Tresoar
Uitsnede Eekhof atlas, 1849-1859
Rijks- en gemeentelijke monumenten
Binnen het plangebied komen een aantal rijksmonumenten voor. In Gytsjerk zijn dat Canterlandseweg 63 (kerk) en Rinia van Nautaweg 1, 3, 5, 7, 9, 11, 15 (voormalige zuivelfabriek en arbeiderswoningen). In Mûnein zijn dat Dokter Kijlstraweg 3, 7 en 11 en Kaetsjemuoiwei 29.
Naast de panden met nationale cultuurhistorische waarde zijn er in Tytsjerksteradiel panden met regionale cultuurhistorische waarde. Aangezien de bestaande regeling voor bescherming van karakteristieke panden niet voldeed heeft de raad begin 2012 besloten over te gaan tot een nieuwe werkwijze om het gebouwd erfgoed te beschermen.
In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". Samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.
De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.
In 2015 is gestart met een uitgebreidere omschrijving en waardering van de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden. Een aantal voormalige boerderijen worden aangeduid als 'karakteristiek'.
Op het moment van ter inzage legging ten behoeve van het ontwerp van het voorliggende plan is nog niet bekend hoe de gemeente precies vorm wil geven aan de vastgestelde gewijzigde Erfgoedverordening en met de op grond daarvan uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten in Tytsjerksteradiel. De redengevende beschrijvingen voor Mûnein en Gytsjerk zijn nog niet gereed. Om deze redenen is besloten om de bestaande regeling voor karakteristieke panden in het voorliggende plan over te nemen. Bij het overnemen van de bestaande regeling bleek dat een aantal rijksmonumenten als karakteristiek zijn aangeduid. Dit betreft Kaetsjemuoiwei 29 en Dokter Kijlstraweg 3, 7 en 11. Omdat deze panden al van rijkswege worden beschermd is een gemeentelijke aanduiding niet nodig en voor deze panden is de aanduiding karakteristiek dan ook niet meer overgenomen.
De te vervangen woningen aan de dr. Kijlstraweg 15-45 zijn geïnventariseerd in het kader van het project Delfts Rood en staan dan ook op de provinciale cultuurhistorische kaart (Grutsk op ‘e Romte.
Aan de betreffende woningen is, zowel in het ter plaatse geldende als het voorliggende bestemmingsplan, geen beschermde status van “karakteristiek” toegekend. De gemeente heeft onderzoek laten doen naar de erfgoedwaarden in de gemeente. In de rapportage over deze woningen staat in het rapport van Mûnein opgemerkt:
De woningen aan de Dokter Kijlstraweg 15-45 (complex arbeiderswoningen) zijn beeldbepalend voor het aanzien van de woningen. Zij hebben geen score gekregen op:
-
de betekenis van het complex wegens hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing in relatie tot de onderlinge historisch-ruimtelijke context en in relatie tot de daarbij behorende groenvoorziening, wegen, wateren, bodemgesteldheid en/of archeologie;
-
verhalend vermogen van de gebouwtypologie;
-
architectonische kwaliteit van het ontwerp.
De conclusie in het rapport is, dat het complex van acht dubbele arbeiderswoningen een zeer bepalende ligging in het dorp heeft. De arbeiderswoningen markeren een belangrijke periode in de ruimtelijke ontwikkeling van het dorp. De stedebouwkundige- en ensemblewaarden zijn groot. De gaafheid van zowel de gebouwen als de erven is groot.
Uit een gesprek met de eigenaar van de woningen is gebleken dat de levensduur van de huidige woningen is verstreken mee omdat deze woningen lastig te verduurzamen zijn. WoonFriesland heeft er daarom voor gekozen om de woningen te vervangen. Hierbij is rekening gehouden met de beeldkwaliteit zowel qua positionering, vormgeving en materiaalkeuze.
Stedenbouwkundig is het een acceptabele oplossing om de 2 onder 1 kap blokken te vervangen door iets grotere bouwblokken, waarin 4 woningen per blok aan de Dr. Kijlstraweg worden geplaatst. Doordat de bouwmassa hierdoor iets toeneemt, heeft WoonFriesland ervoor gekozen de bouwblokken meer ‘lucht’ te geven in het straatbeeld, waardoor de massatoename (van 2 naar 4 woningen per blok) niet zal worden ervaren. De woningen worden daarom verder teruggerooid en komen niet in één rooilijn, maar zullen per bouwstrook/blok van 4 woningen verspringend ten opzichte van elkaar worden geplaatst. Hierbij worden de woningen ook verder naar achteren op de kavels geplaatst, waardoor er in het straatprofiel meer openbaar groen terug zal komen. Door deze ‘vergroening-in-beeld’ neemt de kwaliteit van de openbare ruimte toe en geeft het verspringend plaatsen van de woningen en de hoeveelheid groen aan de voorzijde, uiteindelijk een dorpser karakter aan het straatbeeld dan in de oorspronkelijke situatie. De oplossing voor het parkeren is opgelost door twee ‘parkeerkoffers’ te maken, tussen enkele woonblokken in, zoveel mogelijk achter de voorgevels. Het parkeren vindt daardoor niet op de openbare weg plaats en is hierdoor zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken. Ook dit draagt in positieve mate bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte.
Op deze wijze wordt de beeldbepalende betekenis van de bebouwing voor de omgeving niet te niet gedaan. Dat een aantal woningen uit een bepaald tijdvak worden vervangen is in het belang van een goed woon- en leefklimaat en zorgt voor aanbod van moderne duurzame huurwoningen.
5.3 Milieu
In dit bestemmingsplan komen diverse bedrijven voor. Het gaat daarbij om solitaire bedrijven en om bedrijven op het bedrijventerrein "de Kleine Industriehoek' aan de Rinia van Nautaweg in Gytsjerk. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën bedrijven afhankelijk van hun invloed op de omgeving. In de VNG-bedrijvenlijst, die gebaseerd is op de Basiszoneringslijst van de VNG en als bijlage bij de regels is gevoegd, zijn die categorieën opgenomen. In deze lijst is per bedrijfsvorm informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of inrichting. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof , geluid en gevaar minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend. Met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.
Bedrijven met de bestemming "Bedrijf 1" zijn bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 1 bedrijven. Bij de bestemmingen "Bedrijf 2" of "Bedrijventerrein 2" is dat tot maximaal categorie 2 bedrijven. Voor bedrijven met de bestemming "Bedrijventerrein 3" is dat maximaal categorie 3.
5.4 Bodem
Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Op grond van de Woningwet wordt bij incidentele (ver)bouw de bodemkwaliteit getoetst. Het onderdeel bodem levert daarmee geen belemmeringen voor het bestemmingsplan op.
5.5 Water
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Wetterskip Fryslân is daarom gevraagd een zogenaamde watertoets uit te voeren. Wetterskip Fryslân heeft ons (samengevat) als onderstaand beschreven geïnformeerd:
Op het plan is de normale watertoetsprocecdure van toepassing omdat in het plangebied onder andere regionale en lokale keringen, hoofdwateren en persleidingen liggen. Bij het opstellen van de uitgangspuntennotitie en het wateradvies is Wetterskip Fryslan er vanuit gegaan dat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Als bijlage bij het advies heeft Wetterskip Fryslân een kaart toegevoegd waarop de wateraspecten in Gytsjerk en Mûnein staan aangegeven. Bij toekomstige ontwikkelingen kan de gemeente in een vroegtijdig stadium rekening houden met deze aspecten. Het gaat om drie hoofdaspecten: veilig, voldoende en schoon:
Veilig:
Door het plangebied loopt een regionale waterkering. De voorkeur van Wetterskip Fryslân gaat er naar uit om het plan buiten de kernzone en beschermingszones van de regionale en lokale waterkering te bouwen, zodat deze te allen tijde goed bereikbaar is voor beheer en onderhoud.
In verband met de klimaatverandering moet, naaast de verdedigingswerken ingezet worden op aanpassingen in de ruimtelijke ordening en calamiteitenbeheersing. In het kader van ruimtelijke ordening gaat het erom dat de ruimte op een duurzame manier wordt ingericht. Bijvoorbeeld door geen gevoelige functies te realiseren op plekken die kunnen overstromen.
Voldoende:
In het plangebied liggen hoofdwatergangen. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. De hoofdwatergang hoeft niet terug te komen op de verbeelding. De bestemmingen van de gronden waar de hoofdwatergangen liggen moeten de functie van de hoofdwatergang mogelijk maken.
Bij de inrichting van een plangebied is het van belang om dit klimaat robuust te doen. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Dit kan bijvoorbeeld door het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten.
Schoon:
In het plangebied liggen rioolwaterpersleidingen. De rioolwaterpersleiding moet bereikbaar zijn voor onderhoud en in geval van calamiteiten. In een strook van 6 meter (3 meter aan weerzijden van de leiding, gerekend van uit het hart van de leiding) heeft Wetterskip Fryslân beperkt recht van opstal. Hier gelden beperkingen voor het grondgebruik. De bestemming van de gronden in het bestemmingsplan moet dusdanig zijn dat het realiseren van bouwwerken en dergelijke op de rioolpersleiding niet mogelijk is.
Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken is het zoveel mogelijk gescheiden afvoeren van regenwater en afvalwater en belangrijk uitgangspunt. Wetterskip Fryslân verzoekt daarom bij onderhoudswerkzaamheden aan het rioolstelsel daken, gebouwen en perceelsverharding af te koppelen van de riolering, in overleg met het Wetterskip.
Wetterskip gaat ervan uit dat de adviezen worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming en ziet in dat geval geen waterhuishoudkundige bezwaren met betrekking tot het voorliggende plan en geeft een positief wateradvies.
Advies en kaart zijn toegevoegd als bijlage 4 en 5 bij de toelichting.
5.6 Geluid
5.6.1 Verkeerslawaai
Voor de meeste wegen geldt van rechtswege op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) een zone waarbinnen een normering van kracht is voor de geluidbelasting op gevels door het verkeer. Uit de Wgh vloeit voort dat binnen deze zonering akoestisch onderzoek noodzakelijk is ten behoeve van nieuwe situaties ten aanzien van geluidgevoelige functies. Wegen waarvoor een dertig-kilometerregime geldt, zijn niet zoneplichtig.
Voor de wegen waar ter plaatse een hogere snelheidsregime geldt (50, 60 of 80 km) namelijk Rengersweg, Trynwâldsterdyk, Kaetsjemuoiwei, Jelte Binneswei, Kijlstraweg, Nieuwe Straatweg, Rinia van Nautaweg, Gytsjerksterhoeke, Halligenwei en Canterlandseweg, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidgevoelige bestemmingen vallen de gebieden deels wel, deels niet binnen de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB-contour. In deze gebieden zijn de bouwvlakken zodanig op de bestaande situatie vastgelegd, dat geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder kan optreden. Daarnaast worden in het plan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt buiten de contouren van de voorkeursgrenswaarden.
Het akoestisch onderzoeksrapport is als bijlage 1 aan de toelichting toegevoegd.
5.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving voor "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risicos bloot te stellen.
De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen(Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Basisnet, Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, nameiljk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. Ook Brandweer Fryslân is om advies gevraagd.
Brandweer Fryslân heeft, omdat nog niet beschikt kon worden over een inhoudelijk plan, een voorlopig advies gegeven. Het definitieve advies volgt na toezending van het voorontwerp in het kader van het overleg en de inspraak. Brandweer Fryslân heeft niet gereageerd op het voorontwerp-bestemmingsplan. Het voorlopig advies is daarom nu ook het definitieve advies.
Het Fumorapport vermeldt dat uit de professionele Risicokaart blijkt dat zich in en in de directe nabijheid van het plan risicobronnen bevinden, waarvan de risicocontouren of invloedsgebieden zich binnen het plangebied bevinden. Het betreft transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
De relevante risicobronnen voor het plangebied zijn:
-
transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
-
Hogedruk aardgastransportleiding Exploitant: Gasunie - N-505-30
-
Hogedruk aardgastransportleiding Exploitant: Gasunie - N-505-01
Inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden:
-
Zwembad "De Sawn Doarpen"
-
Gasontvangststation (GOS Gytsjerk N467)
-
LPG-tankstation van den Belt B.V.
Het Fumo rapport en het advies van de brandweer Fryslân zijn als bijlage 2 en 3 aan de toelichting toegevoegd.
5.8 Leidingen En Inrichtingen
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Conform de artikelen 11 en 12 van het Bevb worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op rgond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten, zowel het plaatsgebonden risico (PR) in acht genomen als het groepsrisico (GR) in het invloedsgebied van de buisleding verantwoord.
Het plan maakt de aanleg, bouw of vestiging van een (beperkt) kwetsbaar object mogelijk. Derhalve dienen conform het Bevb het pR en GR beschouwd te worden.
In de nabijheid van het plangebied lopen hogedruk aardgastransportleidingen van Gasunie. Fumo heeft de 1% en 100% letaliteitszones daarvan berekend (binnen de 100% letaliteitszone zullen alle aanwezige personen komen te overlijden in geval van een incident. De 1% letaliteitszone is dat deel van het invloedsgebied waarin de letaliteit afneemt van 100% tot 1%. In dit gebied wordt aangenomen adt personen binnenshuis voldoende bescherming hebben van het gebouw waarin zij zich bevinden. De slachtoffers vallen daarom met name buitenshuis). Op basis van deze zones is vastgesteld dat het plangebied (deels) in de 100% letaliteitszones ligt. Een volledige verantwoording van het GR is dan ook vereist.
Omdat met dit plan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan binnen het invloedsgebied (de actuele bebouwing), is een GR berekening uitgevoerd. Het resultaat daarvan bestaat uit PR-contouren en een FN-curve voor het GR.
Uit zowel het rekenprogramma as uit de professionele Risicokaart is gebleken dat er geen sprake van een knelpunt.
PR
Geconcludeerd kan worden dat het PR van de hogedrukaardgasleidingen geen belemmering vormt voor het plan.
Conform artikel 14, lid 1 van het Bevb dient een bestemmingsplan de ligging weer te geven van de in het plangebied aanwezige buisleidingen, alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. Deze bedraagt tenminste vier meter aan weerszijden van de buisleidingen, gemeten vanuit het hart van de leiding.
GR
De wetgeving verbindt geen harde normen aand e toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied, zoals dat wel het geval is bij een PR-contour.
Wel bestaat voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht. Het GR is berekend en uit de GR-grafieken kan worden opgemaakt dat voor leiding N-5050-01 geen GR ontstaat en voor leiding N-505-30 het GR onder 1% van de oriëntatiewaarde blijft. De actualisatie van het bestemmingsplan zorgt niet voor een toename van dit GR aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, anders dan degene die al reeds vastgelegd zijn in het huidige bestemmingsplan. Derhalve wordt tegemoetgekomen aan het gewenste gelijkblijvende of afgenomen externe veiligheidsrisico.
Aanbevelingen:
Omdat in het plangebied sprake is van (beperkt) kwetsbare objecten, is de zelfredzaamheid van personen een aandachtspunt. Niet zelfredzame personen binnen een invloedsgebied van een risicobron zijn vanuit hulpverleningsperspectief onwenselijk.
Geadviseerd wordt om:
-
Geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteitszone toe te staan.
-
Bij voorkeur geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de 1% letaliteitszone te te staan
-
Niet zonder meer nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteitszone toe te staan
-
Vluchtroutes vanaf de bron te realiseren.
Conclusie:
Geconcludeerd kan worden dat de hogedruk aargastransportleidingen geen belemmering vormen voor het bestemmingsplan.
Inrichtingen
Inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden:
Zwembad "De sawn doarpen"
Het zwembad beschikt over een opslagtank van 1.500 liter met chloorbleekloog. De opslag van deze vloeistof kan bij een clamiteit giftige gassen veroorzaken. Deze inrichting valt niet onder de werking van het Bevi maar dient te voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit.
De effectafstanden van de takopslag bedragen conform de Leidraad Risicoinventarisatie gevaarlijke stoffen 880 meter (1% letaliteit) en 90 meter (100% letaliteit) voor een tank tot 2.000 liter. Het activiteitenbesluit stelt geen nadere eisen aan het gebid binnen de 1% en 100% letaliteitsafstand. De activiteit vormt daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Bij aanpassing van de opslag zou in overweging genomen kunnen worden om de opslag van chloorbleekloog te vervangen door een zuiveringssysteem waarbij geen sprake meer is van opslag van gevaarlijke stoffen zoals bijvoorbeeld via ozon of electrolyse. De externe veiligheidssituatie kan daardoor verbeterd worden.
Gasontvangststation (GOS Gytsjerk N467)
Hoewel dit gasontvangststation beschouwd kan worden als een risicovolle inrichting, valt deze niet onder het Bevi. Het betreft een categorie C station. De maximale capaciteit is minder dan 40.000 m3 per uur. In het Activiteitenbesluit is opgenomen dat voor stations met een maximale capaciteit van minder dan 40.000 m3 per uur, de afstand tot kwetsbare objecten 15 meter en tot beperkt kwetsbare objecten 4 meter moet bedragen.
De afstand tot het dichtstbijzijnde kwetsbaar object is 18,5 meter. Aangezien het station op voldoende afstand van kwetsbare objecten ligt, vormt het station geen belemmering voor het bestemmingsplan.
LPG-station Van den Belt B.V.
De LPG-doorzet van het station is vastgelegd op minder dan 1.000 m3/jaar. De inrichting heeft een ondergronds LPG reservoir van 20m3.
PR
Uit de berekening blijkt dat de risicocontouren niet vallen over, als dan niet geprojecteerde, (beperkt) kwetsbare objecten heen. Er wordt dan ook voldaan aan de norm en richtwaarde voor het PR. Geconcludeerd kan worden dat het PR van het LPG-tankstation geen belemmering vormt voor het onderhavige plan.
GR
Ten behoeve van de verantwoording van het GR dienen diverse aspecten beschouwd te worden. Naast de numerieke waarde van het GR dient ook gekeken te worden naar kwalitatieve aspecten zoals zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid van het incident, nut en noodzaak, het tijdsaspect en mogelijk risicoreducerende maatregelen.
Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico dient conform het Bevi de Brandweer Fryslân zich uit te laten over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid in het kader van dit plan. Onder het kopje "Advies Brandweer Fryslân" is hun advies samengevat opgenomen.
Ligging GR t.o.v. oriëntatiewaarde
Het invloedsgebied bdraagt 150 meter vanaf het vulpunt en het ondergrondse reservoir en ligt vrijwel volledig binnen het plangebied. De bestemming van het plangebied binnen het invloedsgebied is Wonen en Groen.
De wetgeving verbindt geen harde normen aan de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen in invloedsgebied, zoals dat wel het geval is bij het PR. Wel bestaat voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht.
Binnen het invloedsgebied zijn woningen aanwezig en het LPG-tankstation is daarmee een risicobron.
De voorgenomen planontwikkeling is een actualisatie van het bestemmingsplan, zonder specifieke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen anders dan de in het huidige bestemmingsplan reeds geprojecteerde ontwikkelingsmogelijkheden. Dit betekent voor de risicoberekeningen dat er geen verschil is tussen de huidige en voorgenomen situatie.
Uit de berekening kan worden geconcludeerd dat het GR lager is dan de oriëntatiewaarde (een factor 0.014 t.o.v. de oriëntatiewaarde).
Conclusie LPG-station
Het LPG-tankstation vormt een risico voor de omgeving. Uit de bepalingen op bais van het Bevi, Revi en de risicoberekeningen blijkt dat het PR geen knelpunt vormt en het GR ruim beneden de oriëntatiewaare is gelegen. Op basis van de resultaten gecombineerd met het feit dat er geen nieuwe ontwikkelingen wordne voorzien maar sprake is van een conserverend bestemmingsplan, kan geconcludeerd worden dat het LPG-tankstation geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.
5.9 Luchtkwaliteit En Geurhinder
5.9.1 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal waar mensen kunnen komen, met uitzondering van een arbeidsplaats (waar de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is).
Sinds 15 november 2017 geldt de Wet Luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof).
Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden kan worden voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.
-
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
-
een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
-
een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
-
een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
PM10 en NO2
Voor PM10 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3 en grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde 50 microgram/m3 waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden.
Voor NO2 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m2 en als grenswaarde voor het uurgemiddelde 200 microgram/m3 welke maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
PM2.5
Sinds mei 2008 is de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De richtlijn is een bundeling van tot dan toe geldende Europese luchtkwaliteitregelgeving. In deze richtlijn zijn ook nieuwe normen vastgelegd voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2.5). Voor PM2.5 is de grenswaarde jaargemiddelde 25 microgram/m3, de plandrempel jaargemiddelde 25 microgram/m3.
Besluit NIBM
Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de concentratie NO2 of PM10 in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie. Dit betekent dat voor zowel fijn stof als stikstofdioxide feitelijk een toename van 1,2 microgram/m3 op de jaargemiddelde contentratie toelaatbaar wordt geacht.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Conclusie
Voor het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek vermeldt (samengevat) het volgende:
Op basis van rapportages en grootschalige concentratiekaarten Nederland (GCN-kaarten) blijkt dat in de noordelijke regio's, waarin ook Tytsjerksteradiel ligt, de achtergrondconcentraties laag zijn (ruim beneden 40 microgram/m3). De kans dat één enkel project dan zorgt voor een overschrijding van de grenswaarden is dan ook zeer klein. Een dergelijke motivatie aangevuld met en berekening is dan al voldoende om het besluit tot uitvoering te kunnen brengen.
Uit de berekening blijkt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het totale verkeer op de betrokken wegen nabij de kruisingen ruim voldoet aan de jaargemiddelde grenswaarden betreffende de stoffen NO2 en PM10.
Uit het onderzoek blijkt dat in de zichtjaren 2020 en 2030 er nergens een overschrijding is van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit met betrekking tot de jaargemiddelden van de stoffen PM10 en NO2. Alle waarden zijn veel lager dan 40 microgram/m3. Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de grenswaarde van de stof PM10. De hoogste overschrijding bedraagt 3x. Deze overschrijding mag echter 35x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties volgen.
Op basis van de resultaten is eveneens te zien dat in de genoemde zichtjaren er ook geen overschrijding voordoet van de grenswaarden uit de Europese richtlijn luchtkwaliteit met betrekking tot de stof PM2,5.
Met de berekening is aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde (voorwaarde a).
Het onderzoek is als bijlage 1 'akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit' toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.
De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.
Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitael versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het polan is leidend ingeval van verschil tussen de digitale en analoge versie.
6.1 Uitgangspunten
De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.
6.2 Inleidende Regels
In dit hoofdstuk worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
6.3 Bestemmingsregels
6.3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten.
Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.
Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.
6.3.2 Enkelbestemmingen
- Agrarisch - Aanverwant bedrijf
De bestemming heeft betrekking op een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarish bedrijf. De werkzaamheden bestaan hoofdzakelijk uit het verlenen van diensten in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen. In het voorliggende plan is een dergelijke functie gevestigd aan de Nieuwe Straatweg 28 en 97. Het gaat in beide gevallen om een paardenhouderij. Op beide percelen zijn de betreffende gronden aangeduid als "paardenhouderij".
- Agrarisch - Bedrijf grondgebonden
Agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met natuur- en landschapsbeheer, hebben deze bestemming gekregen.
- Agrarisch - Cultuurgrond
Deze bestemming is toegekend aan de gronden met een (semi-)agrarische functie. De gronden kunnen voor zowel het bedrijfsmatige als het hobbymatige agrarische gebruik worden aangewend. Het beleid is er op gericht de landschappelijke waarden van de gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door het bouwen van bouwwerken slechts beperkt mogelijk te maken en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op te nemen. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd moet worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijk waarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
De volkstuinen aan de Singel in Gytsjerk hebben eveneens de bestemming Agrarisch - Cultuurgrond met de aanduiding "vt"
- Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf
Deze bestemming wordt gegeven aan bedrijven die voor de agrarische sector werkzaam zijn zoals loonbedrijven. Binnen het plangebied bevindt zich aan de Canterlandseweg in Gytsjerk een bedrijf met deze bestemming.
- Bedrijf 1
Deze bestemming heeft betrekking op het bestaande gebouw met bijbehorend terrein aan de Singel (achter de woning Rinia van Nautaweg 23) in Gytsjerk. Omdat de bedrijfsactiviteiten in dit geval beperkt zijn tot lichte bedrijven en het alleen opslag voor een hoveniersbedrijf betreft, heeft dit perceel de bestemming Bedrijf 1 met de aanduiding “opslag hoveniersbedrijf”. In hoofdstuk 4 van deze toelichting is de motivering gegeven voor deze bestemming.
- Bedrijf 2 -
Binnen het plangebied zijn enkele solitaire bedrijfslocaties. Deze zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf 2'. Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzoneringsgids' van de VNG. Soms wordt naast de bestemming ook nog een extra aanduiding bij de bestemming geregeld. Dit is omdat ofwel de specifieke bedrijfsactiviteit niet op de bijlage staat vermeld danwel de bestaande activiteit een zwaardere bedrijfscategorie betreft dan de gegeven bestemming en het wel de intentie is om de bestaande legale bedrijfsactiviteiten te regelen. In het voorliggende bestemmingsplan geldt dat voor Nieuwe Straatweg 69 waar de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf toegestaan" is opgenomen; voor Rinia van Nautaweg 79 waar de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veehandel toegestaan" is opgenomen; voor Trynwâldsterdyk 2 waar de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - grondverzet en wegenbouw toegestaan" is opgenomen en tenslotte voor Klaas Rienewerfstrjitte 6 waar de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf toegestaan" is opgenomen.
- Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorzieningen -
Openbare nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, gemalen e.d. krijgen deze bestemming. Het gaat hier om gebouwtjes die een grotere inhoud hebben dan de 45 m3 en een bouwhoogte van meer dan 3,00 meter. In het voorliggende plan komt deze bestemming voor op een perceeltje ten zuiden van de ijsbaan Rinia van Nautaweg 55c en aan de Master Sannesstrjitte 22a in Gytsjerk.
- Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen
Deze bestemming is bedoeld voor bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG en de opslag daarvan. Deze bestemming is gegeven aan het tankstation aan de Trynwâldsterdyk.
- Bedrijventerrein - 2 en Bedrijventerrein- 3
Voor het bedrijventerrein De Kleine Industriehoek in Gytsjerk is de bestemming 'Bedrijventerrein' van toepassing. Op het oostelijke deel van het terrein zijn bedrijven categorie 3 toegestaan. De bedrijven die qua aard en schaal niet binnen dit profiel passen, zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Het ter plaatse gevestigde transportbedrijf is om deze reden voorzien van de aanduiding "transportbedrijf". Binnen de bestemming "bedrijventerrein - 2" zijn de aanduidingen "verhuurbedrijf voor machines en werktuigen" en "transportbedrijf" om dezelfde reden toegevoegd.
- Bos
De voor 'Bos' aangewezen gronden komen voor ten noorden van de Jelte Binneswei in Mûnein en grenzend aan Oentsjerk. Daarnaast zijn er nog wat kleinere percelen met deze bestemming. De bestemming 'Bos' is bedoeld voor bos en bebossing, waaronder houtsingels en groenvoorzieningen.
- Centrum
Deze bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan Gytsjerk centrum en Gytsjerk 2006 en biedt mogelijkheden voor allerlei functies zoals detailhandel, bedrijven categorie 1 en 2, dienstverlenende bedrijven, medische, educatieve en sociaal-culturele voorzieningen evenals voor horecabedrijven categorie 1 en 2 en tenslotte het wonen.
- Detailhandel
Deze bestemming is toegepast op Rinia van Nautaweg 60.
- Gemengd
Deze bestemming is toegepast op Trynwâldsterdyk 20. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor o.a. dienstverlenende bedrijven, kantoren, medische, educatieve en sociaal-culturele voorzieningen en voor het wonen.
In het Bestemmingsplan Gytsjerk 2006 had ook de zuidelijkste punt van De Kleine Industriehoek de bestemming 'Gemengd'. Bedoeling was om hier een dienstverlenende bedrijf of kantoormogelijkheden te bieden. Deze ontwikkeling heeft zich echter niet voorgedaan. Recent is via een omgevingsvergunning meegewerkt aan de vestiging van een parkethandel. Deze vergunning is in het bestemmingsplan vertaald: de bestemming is gewijzigd naar Bedrijventerrein 2 met de aanduiding "volumineuze detailhandel". Deze bestemming sluit aan op de aangrenzende bestemming.
- Groen - Groenvoorziening
Deze bestemming is toegepast op de grotere en/of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied. Deze bestemming beoogt handhaving van de structurele groenfuncties.
- Horeca - Daghoreca en Horeca - Dag en avondhoreca
De horecabedrijven zijn onder een afzonderlijke bestemming gebracht (met uitzondering van horecabedrijven die gesitueerd zijn binnen de bestemming 'Centrum' omdat deze bestemming bedoeld is voor o.a. horeca.
De bestemming Horeca - Daghoreca wordt toegepast wanneer er veelal sprake is een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie. De categorie 1 bedrijven zoals genoemd in de begripsomschrijving vallen onder deze bestemming.
De bestemming Horeca - Dag en avondhoreca wordt toegepast wanneer er sprake is van een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant (horeca zoals genoemd in de begripsomschrijving onder categorie 1 en 2).
De bestemming Horeca - Dag is toegepast op Canterlandseweg 8 in Gytsjerk. De bestemming Horeca - dag en avondhoreca is toegepast op Nieuwe Straatweg 2 in Gytsjerk en op Dokter Kijlstraweg 93 in Mûnein.
- Maatschappelijk - Begraafplaats -
De gronden rondom de kerk aan de canterlandseweg zijn bestemd als begraafplaats.
- Maatschappelijk - Onderwijs -
Deze bestemming is van toepassing op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang en is gelegd op de openbare basisschool Mounewei 32 en in Gytsjerk op de christelijke basisschool Simke Kloostermanstraat 44 en de openbare school aan de Doctor O. Postmastrjitte 6.
- Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie
Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor bebouwing ten behoeve van sociaal-culturele voorzieningen en levensbeschouwelijke voorzieningen. De bestemming is toegepast op de kerk in Gytsjerk (Canterlandseweg). Daarnaast is deze bestemming van toepassing op Simke Kloostermanstraat 6 (bibliotheek). In Mûnein is deze bestemming toegepast op het dorpshuis Mounewei 1.
- Natuur
Deze bestemming komt binnen het plangebied alleen voor op een perceel grond ten zuiden van de voormalige zuivelfabriek en is bestemd voor o.a. water, moeras en rietland en voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden.
- Recreatie - Haven
Deze bestemming is bedoeld voor een haven en is toegepast op het haventje aan de Rinia van Nautaweg.
- Sport
De bestemming Sport heeft betrekking op het zwembad en het sportlokaal aan de Dr. O. Postmastrjitte en de ijsbaan. De ijsbaan krijgt daarnaast de aanduiding evenemententerrein.
Evenementen (algemeen)
Veelal is er voor een evenement een vergunning nodig op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De vergunning op basis van de APV heeft betrekking op openbare orde en veiligheid. De APV vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in diverse uitspraken hierover het volgende opgemerkt:
“Het ligt op de weg van de planwetgever om een beoordeling en afweging te maken of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Ook dient de planwetgever omtrent onder meer het toegestane aantal evenementen per jaar en de maximale bezoekersaantallen, voorschriften op te stellen voor zover dat vanuit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling en afweging is een andere dan die op grond waarvan in een concreet geval voor een evenement al dan niet toestemming of een vergunning wordt verleend.”
Hierbij gaat het o.a. om de volgende aspecten:
-
verkeersaantrekkende werking (is het verkeer goed af te wikkelen?)
-
parkeren (zijn er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar?)
-
geluidhinder
Evenementenbeleid
In 2017 heeft de gemeenteraad het evenementenbeleid “regels om te feesten” vastgesteld. In dit beleid is al melding gemaakt van de hierboven genoemde jurisprudentie en wetgevingspraktijk.
In dit beleid is gesignaleerd dat op dit moment de meeste bestemmingsplannen niet beschikken over een planologische evenementenregeling. Om een dergelijke regeling op te kunnen nemen in het bestemmingsplan moet de centrale vraag worden beantwoord of sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het bestemmingsplan moeten -zo staat in het evenementenbeleid - dan in ieder geval de volgende zaken worden vastgelegd:
- het aantal toegestane evenementen per jaar;
- het soort evenementen;
- de omvang van de evenementen;
- de maximale bezoekersaantallen;
- de (eind)tijden.
Om een dergelijke regeling op te kunnen nemen moet de geluidsoverlast, de verkeersstromen en de parkeerdruk worden onderzocht. Het is mogelijk om een planologische evenementenregeling voor de gehele gemeente via één
zgn. ‘paraplu-bestemmingsplan’ te regelen. Gelet op de te verrichten onderzoeken, op te stellen regeling en het feit dat deze regeling dan voor het gehele grondgebied moet gaan gelden in combinatie met de wettelijk verplichte bestemmingsplanprocedure is de verwachting dat deze regeling dan ongeveer in werking treedt op het moment dat de Omgevingswet van kracht wordt (zoals het nu lijkt 2019). Aangezien de Omgevingswet al de verplichting brengt om bepaalde onderdelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening te integreren in het Omgevingsplan, waaronder de evenementen, is er voor gekozen om dit onderwerp te betrekken bij de toekomstige omgevingsplannen. Dan kan in één keer een integrale regeling worden opgesteld. Tot dan kunnen waar nodig evenementen planologisch worden geregeld via een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.
Met het uitstellen van de Omgevingswet is het planologisch evenementenbeleid ook naar voren geschoven. Mee naar aanleiding van een op het bestemmingsplan Gytsjerk-Mûnein ingediende zienswijze en vanwege de aanwezigheid van een breder te gebruiken evenementenlocatie in dit plangebied, is de gemeente genoodzaakt om nu toch een planologische regeling voor evenementen in dit bestemmingsplan op te nemen. Dat zou ook een afwijkingsbevoegdheid kunnen zijn (in die zin dat met een omgevingsvergunning een evenement kan worden toegestaan) maar dan moeten de ruimtelijke consequenties (o.a. de gevolgen van de geluidsbelasting en het parkeren) van dit vergunningenstelsel wel in het moederplan zijn afgewogen (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 2015, 201401956/1/R4). Dit onderzoek kan niet geheel worden doorgeschoven naar het moment waarop de omgevingsvergunning wordt verleend. Een andere mogelijkheid is om in het bestemmingsplan een regeling voor evenementen op te nemen.
Bij het opnemen van een regeling in het bestemmingsplan zal een evenwicht moeten worden gezocht tussen de wens om in het dorp evenementen te organiseren en de bescherming van een goed woon- en leefklimaat. Daarbij gaat het niet alleen om de bestaande woonbebouwing maar ook de nieuw te bouwen woningen in de omgeving van deze locatie. Ook hier zal bij het opnemen van een evenementenregeling in dit bestemmingsplan rekening mee moeten worden gehouden. Verder ligt de positie van een tent min of meer vast. Het terrein is niet alleen bedoeld om evenementen te organiseren maar het is ook een ijsbaan. Dat betekent dat er een waterdichte leemlaag onder dit gebied ligt. Deze leemlaag mag niet met tijdelijke palen ed. worden doorboord want dan raakt de ijsbaan lek. Daarom zijn er permanente bevestigingspunten aangebracht die dienen ter bevestiging van tijdelijke bouwwerken als bijvoorbeeld een feesttent.
In het evenementenbeleid is onderscheid gemaakt in:
Niet of nauwelijks belastende (kleine) evenementen
Deze evenementen zijn gering van omvang en hebben weinig geluidsproductie en vinden meestal overdag plaats. De diversiteit van deze evenementen is groot en het betreft vaak (eenmalige) activiteiten waarvan eventuele overlast geaccepteerd wordt bijvoorbeeld buurtfeestjes, barbecues, schoolfeesten of activiteiten zonder versterkte muziek of omroep.
Belastende (grote) evenementen
Het evenementenbeleid bevat hiervoor een puntenstelsel. Per bevestigend antwoord is de score 1 punt voor de eerste vier vragen en 2 punten bij de laatste twee vragen en bij meer dan 2 punten is er volgens het evenementenbeleid sprake van een belastend element.
-
Bedraagt het aantal te verwachten bezoekers meer dan 500 op enig moment?
-
Overschrijdt de geluidsproductie van het evenementen een geluidsniveau van 70dB(A) of meer?
-
Is de duur van het evenement langer dan 6 uur op één locatie en/of het evenement duurt voort tot na 20.00 uur?
-
Is de omvang van de benodigde openbare ruimte zodanig dat het evenement invloed heeft op het verkeer, omdat de organisatie één of meer wegen nodig heeft, of voor het evenement zelf, of voor de aan- en afvoer van bezoekers;
-
Zijn er risicoaspecten ten aanzien van de volksgezondheid in het geding, bijv. overmatig alcoholgebruik of gebruik van drugs (2 punten).
-
Is er kans op verstoring van de openbare orde (2 punten).
Op het gebied van geluid wordt in den lande meestal aansluiting gezocht bij de Nota Limburg van de inspectie Milieuhygiëne Limburg. Uitgangspunt voor de normstelling is de bescherming van de binnenruimte van geluidsgevoelige objecten tegen geluidshinder. Gedurende de dag- en avondperiode mag het geluidsniveau ten gevolge van een evenement in de woning (bij gesloten ramen en deuren) niet hoger zijn dan 50dB(A). Dan blijft in de woning sprake van spraakverstaanbaarheid. In de nachtperiode (na 23:00 uur en op vrijdag en zaterdag na 24:00 uur) dient de geluidsbelasting lager te zijn omdat veel mensen ook bij geringe verstaanbaarheid van geluid slaapproblemen ondervinden.
In de gemeentelijke beleidsnotitie “ruimte om te feesten” staat dat per tent- en of schuurfeest wordt bekeken welke geluidsnormen kunnen worden opgelegd. Volgens dit beleid wordt er geen algemene geluidsnorm voor alle evenementen gehanteerd. Het stellen van een norm voor geluid is namelijk afhankelijk van vele aspecten en kan dus niet zonder meer gelden voor alle evenementen. De locatie van een evenement, klachten uit voorgaande jaren, de duur van het evenement en geluidmetingen uit voorgaande jaren zijn enkele voorbeelden van relevante aspecten voor de bepaling van een geluidsnorm. Na afloop van het evenement wordt de organisatie benaderd en eventueel omwonenden om het verloop van het evenement te evalueren. Deze werkwijze is begrijpelijk maar is voor het opstellen van eenduidige regels in een bestemmingsplan niet toepasbaar.
Voor evenementen in de openbare ruimte met aanmerkelijke geluidsproductie bevat de evenementennota wel geluidsnormen. Gemeten op de dichtstbijzijnde gevel mag de geluidsproductie maximaal 80 dB(A) zijn en de geluidsnorm voor de tonen in het lage spectrum is voorlopig op 95 dB(C) gesteld. Bij het stellen van deze normen is o.a. verwezen naar een aantal grotere gemeenten. De eerlijkheid gebied te zeggen, dat sinds evenementen planologisch geregeld moeten worden er veel jurisprudentie op het gebied van geluid en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is verschenen en dat veel gemeenten het evenementen- en geluidsbeleid hebben aangepast en inmiddels strengere normen hanteren.
De regeling in het bestemmingsplan
In het ontwerp bestemmingsplan heeft de ijsbaan per abuis de bestemming “groen-groenvoorziening” gekregen met de functie-aanduiding ijsbaan. Dit wordt bij de vaststelling van het bestemmingsplan hersteld. De bestemming wordt (weer) “Sport”. Daarmee is het sportief en recreatief gebruik van het terrein toegestaan. Dit gebruik vindt hoofdzakelijk in de dagperiode plaats waarbij geen muziek ten gehore wordt gebracht. Wanneer bij het sportieve of recreatieve gebruik wel sprake is van versterkte muziek (bv. wanneer de ijsbaan open kan) dan heeft de muziek een ondergeschikte functie. Wel kan hiervoor een geluidsgrens in de planregels worden opgenomen.
Een sportieve of recreatieve gebeurtenis kan onder sommige omstandigheden ook worden aangemerkt als een evenement (of worden gevolgd door een evenement). Daarnaast wordt het terrein ook voor evenementen als een tentfeest of muziekevenement (bv. Tryns Rock) gebruikt. Daarom is het nodig om het perceel de aanduiding “evenemententerrein” te geven en in de bestemmingsomschrijving ook dit gebruik op te nemen. In de begripsbepalingen wordt de betekenis van evenementen gegeven:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;
Niet alle evenementen zullen eenzelfde hinderbeleving opleveren. Daarom is er reden om de mate van hinder te classificeren en de evenementen onder te verdelen in categorieën. De hoogte van de geluidsimmissie ter plaatse van de woning (de geluidsbelasting op de gevel) bepaalt of hinder optreedt in de woningen. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
-
In het algemeen kan worden gesteld dat wanneer het geluidsniveau op de gevel in de dag- en avondperiode lager is dan 60 dB(A) er geen geluidshinder in de woning optreedt. Daarbij is een veiligheidsmarge ingebouwd. Volgens het Bouwbesluit geldt als eis voor nieuwbouw een minimale geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van 20 dB. Volgens o.a. de Nota Limburg is gedurende de dag/avond een ten gevolge van een evenement veroorzaakt geluidsniveau van 50 dB(A) in de woning aanvaardbaar. De 20 dB heeft echter betrekking op nieuwbouw. Voor bestaande woningen kan de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie lager zijn. Hier is rekening mee gehouden.
-
Bij een geluidsimmissie in de dag- en avondperiode tussen de 60 en de 75 dB(A) zal sprake kunnen zijn van enige geluidshinder in de woning. De grens van onduldbare geluidshinder in de woning wordt hiermee niet overschreden;
-
In de nachtperiode dient het woon- en leefklimaat extra beschermd te worden omdat dan ook al geringere geluidsniveaus tot slaapproblemen kunnen leiden. De nachtperiode vangt aan om 23:00 uur en eindigt op 7:00 uur. Voor dagen waarop een zaterdag of zondag of officiële feestdag volgt, wordt als aanvang van de nachtperiode vaak 24:00 uur aangehouden. In de nachtperiode wordt een ten gevolge van een evenement veroorzaakt geluidsniveau van 25 dB(A) in de woning aanvaardbaar geacht;
-
Evenementen met een immissie van meer dan 75 dB(A) kunnen leiden tot onduldbare hinder maar dit is niet een absolute of wetenschappelijke grenswaarde. Het belang van een omwonende op minder geluidsimmissie is bij die waarde evident. Dit belang kan echter gerelativeerd worden door de tijdsduur van een evenement (hoe vaak, hoe lang, tot welk tijdstip). Daarnaast mag het bestuursorgaan een afweging maken tussen de inbreuk op het belang van de omwonende en het belang dat met het evenement gediend wordt;
-
Voor luidruchtige evenementen wordt tegenwoordig niet alleen meer uitgegaan van het A-gewogen geluidsniveau. Onderzoek heeft aangetoond dat met name de lage frequenties (bastonen of dreunend geluid) voor overlast zorgen. Om die reden wordt bij muziekgeluid ook een eis gesteld aan het C-gewogen geluidsniveau;
-
Bij het bepalen van de geluidsniveaus gaat het om de geluidsimmissie op de gevel en wordt ervan uitgegaan dat ramen en deuren in de uitwendige scheidingsconstructie gesloten zijn;
-
Geluid veroorzaakt door publiek (stemgeluid) wordt daarbij buiten beschouwing gelaten;
-
Bij de categorisering van evenementen is aangesloten bij de evenementen die in de beleidsnotitie “regels om te feesten” voor dit terrein zijn opgenomen:
-
een dorpsfeest en oud-en-nieuw feest
-
één bijzonder (tent)feest als bedoeld in deze notitie
-
andere niet of nauwelijks belastende (kleinere) evenementen
Op basis van deze uitgangspunten is tot de volgende planologische categorie-indeling van evenementen gekomen:
Categorie 1:
Evenementen categorie 1 zijn evenementen waarbij geen geluidshinder optreedt. Om dit te garanderen mag de geluidsimmissie ter plaatse van (aanwezige) woningen en andere geluidgevoelige functies niet meer bedragen dan 60 dB(A). Daarbij moet gedacht worden aan:
evenementen waarbij geen geluidsemissie plaatsvindt omdat er geen versterkte of onversterkte geluidsbronnen bij aanwezig zijn;
evenementen met geluidsbronnen met een maximale geluidsimmissie van 60 dB(A) ter plaatse van de gevel van woningen.
Categorie 2:
Evenementen categorie 2 zijn evenementen die geluidsimmissie opleveren tot ten hoogste 75 dB(A) respectievelijk 90 dB(C). Bij deze evenementen kan door het gebruik van geluidsbronnen dus geluidshinder optreden. Door 75 dB(A) voor het gewogen geluidspectrum en 90 dB(C) voor de lage tonen als maximum te stellen kan, in combinatie met een beperkte duur en tijdstippen, deze overlast worden gereguleerd.
Categorie 3:
Evenementen categorie 3 zijn evenementen met uitzonderlijke geluidsimmissie. Hiervoor geldt een maximum aantal, maximum duur en tijdstippen. Uit onderzoek is gebleken dat de geluidsimmissie van deze evenementen hoger kan zijn 75 dB(A) en 90 dB(C). Dat geldt dan met name voor de immissie op het nog te realiseren gebouw bij de ijsbaan. Een meting heeft aangetoond dat de geluidsimmissie op deze plaats tussen de 74 dB(A) en max. 79 dB(A) bedraagt. Voor de lagere tonen lag de immissie tussen de 90 dB(C) en de 95 dB(C).
Zolang hier nog geen geluidgevoelige functie is, is de immissie op dit punt niet relevant. Omdat dit bestemmingsplan wel in de bouw van een centrumgebouw voorziet, is het toch belangrijk om normen op te nemen. Rondom dit gebouw is een “overige zone- hogere geluidsbelasting evenementen” opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat het een nieuw gebouw betreft waarbij de geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructie 20 dB moet bedragen (Bouwbesluit). Verder is rekening gehouden met het belang dat deze lokale evenementen heeft voor de “Mienskip”. Dergelijke feesten dragen bij aan de cohesie van een dorp of streek waardoor hogere geluidsniveaus eerder worden aanvaard. Wel is er een beperking in tijdsduur en tijd in de regeling ingebouwd en is de geluidsnorm t.o.v. het evenementenbeleid vanwege een goed woon- en leefklimaat tot 93 dB(C) verlaagd. Zo kan het bijvoorbeeld nodig zijn om voor een evenement het geluid in het dB(C) spectrum af te filteren om aan de in het bestemmingsplan opgenomen geluidsnorm te voldoen.
Met de aangepaste normstelling voor geluid, het beperkte aantal dagen en de beperkte tijdsduur en het opnemen van een immissienorm voor dB(A) en dB(C) voor het geluid kan een goed woon- en leefklimaat ook op deze locatie worden geborgd. Dat op enig moment geluidsoverlast kan worden ondervonden is daarmee afgewogen tegen het belang van dit evenement. Wanneer gemeentebreed evenementenbeleid wordt opgesteld, zal ook hier een balans moeten worden gezocht. Dit soort lokale evenementen vinden meestal in het hart van het dorp plaats.
Met het stellen van een maximaal gelijktijdig bezoekersaantal is de omvang van het evenement begrensd. Er is geen norm voor parkeren opgenomen omdat de bezoekers uit eigen dorp of directe omgeving komen en de auto meestal niet het vervoermiddel is. Er is overigens ruimte voor parkeren in de directe omgeving en het parkeren heeft nooit tot overlast geleid.
Met deze overwegingen is tot de volgende planregeling gekomen:
De gronden hebben de aanduiding “evenemententerrein” gekregen. Ook de artikelen “begrippen” en “de wijze van meten” zijn aangevuld.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Het gebruik van de bouwwerken en gronden voor de in lid 25.1 onder B genoemde evenementen tenzij de gronden zijn aangeduid als “evenemententerrein”, met dien verstande dat onder de hierna genoemde voorwaarden in een kalenderjaar de volgende evenementen zijn toegestaan:
-
Maximaal 20 evenementendagen in categorie 1 die beginnen na 08:00 uur en eindigen voor 22:00 uur of op een zondag te beginnen na 13:00 uur en eindigend voor 22:00 uur;
-
Maximaal 5 evenementendagen in categorie 1 of 2 die beginnen na 08:00 uur en eindigen voor 23:00 uur of op een zondag te beginnen na 13:00 uur en eindigend voor 23:00 uur. Op 2 van deze evenementendagen mag op een vrijdag, zaterdag of dag voorafgaand aan een officiële feestdag 24:00 uur als eindtijd worden aangehouden;
-
Maximaal 5 evenementendagen in categorie 3 die beginnen na 14:00 uur en eindigen voor 23:00 uur of op een zondag beginnen na 13:00 uur en eindigen voor 23:00 uur. Op 4 van deze evenementendagen mag, wanneer de evenementendag is begonnen op een vrijdag, zaterdag of dag voorafgaand aan een officiële feestdag, 02:00 uur als eindtijd worden aangehouden.
-
Onder een evenementendag wordt niet verstaan het opbouwen en afbreken van het evenement en het testen van het geluid;
-
Het aantal bezoekers dat op een evenementendag gelijktijdig aanwezig is bedraagt ten hoogste 1.000. Op 2 evenementendagen per kalenderjaar mag dit aantal ten hoogste 1.300 bedragen;
-
De geluidsbelasting op woningen en andere geluidgevoelige functies vanwege evenementen mag niet meer bedragen dan:
-
Voor evenementen in categorie 1: 60 dB(A);
-
Voor evenementen in categorie 2: 75 dB(A) respectievelijk 90 d(B)C;
-
Voor evenementen in categorie 3: 75 dB(A) respectievelijk 90 d(B)C, met dien verstande dat voor aanwezige woningen ter plaatse van de aanduiding “overige zone-hogere geluidsbelasting evenementen” een geluidsbelasting van 80 dB(A) respectievelijk 93 dB(C) is toegestaan voor ten hoogste 4 aaneengesloten uren per evenementendag, welk tijdvak moet eindigen voor 01:00 uur;
- Tuin
Om het onbebouwde karakter van voor- en bepalende zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden.
Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit aan de op de gegroeide praktijk. Terwille van een zekere flexibiliteit mag een woning binnen deze bestemming wel uitbreiden met een erker of voorportaal. Bij grote, diepe voortuinen kan afgeweken worden van het bouwverbod. Onder voorwaarden kan worden toegestaan dat een tuinprieel of iets dergelijks van geringe omvang wordt gebouwd. Daarnaast is het via afwijking mogelijk om een deel van de woning in de tuinbestemming te bouwen. Deze afwijkingsbevoegdheid zal dan altijd toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de diverse woonbestemmingen om bouwen van de woning buiten het bouwvlak toe te staan.
- Verkeer - Ontsluitingswegen
Binnen deze bestemming staat de ontsluitings- c.q. stroomfunctie voorop. Wegen en kruispunten met een belangrijke doorgaande en/of lokaal ontsluitende verkeersfunctie, zijn onder deze bestemming gebracht. Er is geen regeling voor het bouwen van infrastructurele of openbare voorzieningen opgenomen omdat dit al via het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij kan worden geregeld.
- Verkeer - Verblijf
De gronden die deze bestemming hebben zijn met name de openbare straten met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Groenvoorzieningen (bermen, overhoeken) en parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken.
- Water -
Deze bestemming is bedoeld voor waterpartijen van enige omvang.
- Wonen -
Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:
Type woning | Goothoogte | Bouwhoogte |
Vrijstaande woningen 1 (W-V1) | 4 | 10 |
Vrijstaande woningen 2 (W-V2) | 8 | 12 |
Vrijstaande woningen 3 (W-V3) | 4 | 4 |
Twee onder één kap 1(W-T1) | 4 | 10 |
Twee onder één kap 2 (W-T2) | 8 | 12 |
Rijenbouw 1 (W-R1) | 4 | 10 |
Rijenbouw 2 (W-R2) | 8 | 12 |
Voor de verschillende categoriën van woningtypes geldt dat de goothoogte in de eerste 3 meter gerekend vanuit de voorgevelrooilijn 4 of 8 meter hoog kan zijn. De bouwhoogtes variëren vervolgens van 4, tot 10 en 12 meter. Mocht sprake zijn van een afwijkende hoogte dan wordt dit met een aanduiding op de verbeelding geregeld.
De categorie Rijenbouw wordt gebruikt voor de situaties waarbij er meer dan twee woningen aan elkaar zijn gebouwd.
Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.
Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.
Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen.
Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.
Om enige flexibiliteit te creëren zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:
-
vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter;
-
vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m2 (met een maximum van 250 m2).
Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de regels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.
Binnen de woonbestemmingen zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken het bouwvlak te vergroten of te verschuiven. De ruimte voor de vergroting van het bouwvlak hangt af van de type woning en de omvang van het 'hiem'. Daarnaast kan de woonbestemming in een andere woongerelateerde bestemming worden gewijzigd.
- wonen - Vrijstaande woningen boerderijtypen -
Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. De gebouwen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bewoning. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming een wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan. Omdat dit nog wel passend moet blijven binnen de woonbestemming geldt hiervoor de beperking dat slechts 40% van het bouwvlak van de woning mag worden gebruikt voor deze functies.
- wonen - Woongebouw
Deze bestemming is bedoeld voor een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Deze bestemming is van toepassing op flats, appartementencomplexen e.d. In het voorliggende bestemmingsplan is deze bestemming toegepast op de gestapelde woningbouw Sjoerdahiem aan de Nieuwe Straatweg.
6.3.3 Dubbelbestemmingen
- Leiding - Gas, - Leiding - Riool, - Leiding Water
De voor respectievelijk 'Leiding - Gas', 'Leiding - Riool', en 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: respectievelijk een ondergrondse hogedruk (aard)gastransportleiding, een rioolpersleiding, een hoofdwaterleiding. Alledrie met de daarbij behorende belemmeringenstrook en de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- Waarde Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. In het voorliggende plan is deze dubbelbestemming gelegd op de begraafplats bij de kerk aan de Canterlandseweg.
- Waarde - Landschap (Woudenlandschap) -
Voor een aantal onderdelen van het plangebied geldt deze dubbelbestemming die bedoeld is voor de bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap, en meer specifiek, het coulissenlandschap. Met name het instandhouden van kenmerkende houtsingels is een belangrijk uitgangspunt.
Er is een landschaps- en natuurwaardenkaart opgesteld en als bijlage aan de planregels gekoppeld. Onderstaande tekst hoort bij deze kaart.
De houtsingels met een landschappelijke waarde (rood aangegeven op de landschaps- en natuurwaardenkaart) zijn op de planverbeelding voorzien van een aanduiding waarbinnen het niet toegestaan is om de verkavelingsstructuur te wijzigen. Onder wijziging van de verkavelingsstructuur moet worden verstaan het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels. Dit mag niet vanwege de landschappelijke waarden die zijn gelegen in de verkavelingsstructuur. Slechts na verwijdering van de aanduiding door wijziging van het bestemmingsplan kunnen er houtsingels gerooid worden c.q. sloten gedempt worden.
Voor houtsingels die met groen zijn aangegeven op de landschaps- en natuurwaardenkaart geldt een iets lichter beschermingsregime. Deze singels zijn niet voorzien van een specifieke aanduiding. Het is daarom mogelijk om hier de verkavelingsstructuur te wijzigen indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een omgevingsvergunning voor het uitwerken van een werk of werkzaamheden verleent.
Indien er sprake is van een houtsingel die niet is opgenomen op de landschaps- en natuurwaardenkaart, dan is op basis van het bestemmingsplan geen toestemming nodig voor het rooien van houtsingels. Wel kan het zijn dat de kapvergunningop basis van de Algemene Plaatselijke Verordening dan nog nodig is.
Overigens is het binnen de dubbelbestemming, zonder nadere vergunningverlening, voor alle houtsingelscategoriën bij recht toegestaan om ontsluiting van bouwpercelen te creëren
6.4 Algemene Regels
In hoofdstuk 3 van de bestemmingsplanregels staan de algemene regels.
- Anti-dubbeltelregel-
De regel vloeit voort uit het Besluit ruimtelijke ordening en moet verplicht worden opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het regeld dat grond niet twee kaar mag worden meegerekend voor het toetsen van bouwplannen.
- Algemene bouwregels -
Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens ishierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.
- Algemene gebruiksregels -
Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de diverse bestemmingen. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.
- Algemene aanduidingsregels -
Onder de algemene aanduidingsregels is de veiligheidszone - externe veiligheid opgenomen. De functie van deze gebiedsaanduiding is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie. In het voorliggende bestemmingsplan is deze aanduiding opgenomen rondom het benzinestation aan de Trynwâldsterdyk.
- Algemene afwijkingsregels -
In dit artikel wordt geregeld dat onder voorwaarden bij afwijking een lichte horecafunctie bij een bedrijf of woning kan worden toegestaan, bijv. een theetuin.
- Algemene voorwaardelijke verplichting met betrekking tot parkeren
Door een wijziging in de wetgeving kan voor bestemmingsplannen geen rekening meer worden gehouden met een gemeentelijke bouwverordening. Dit leidde ertoe dat wanneer het bestemmingsplan zelf geen parkeernormen bevat en het overgangsrecht niet van toepassing is, het niet mogelijk is dat een omgevingsvergunning wordt getoetst aan door de raad vastgestelde parkeernormen. Tot 1 juli 2018 was voorzien in een overgangssituatie voor bestemmingsplannen die uiterlijk op 29 november 2014 waren vastgesteld. Dit betekent dat na 1 juli 2018 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking verliezen. Deze bepalingen kunnen vanaf dat moment dus niet meer dienen als vangnet om een aanvraag om een omgevings- vergunning aan te toetsen. Om die reden is het nodig om de parkeernormen op te nemen in bestemmingsplannen. Daartoe is dit artikel opgenomen en is aan de artikelen die algemene criteria bevatten het volgende criterium toegevoegd: en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels uit bijlage 2 van het GVVP. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
- Algemene wijzigingsregels -
In dit artikel wordt het aanbrengen van diverse dubbelbestemmingen mogelijk gemaakt.
- Overige regels -
In dit artikel is de verwijzingsregeling opgenomen. Indien gewijzigd wordt naar een bestemming die niet direct in de bestemmingsplanregels is opgenomen dan gelden de regels zoals in de bijlage bij de planregels opgenomen.
6.5 Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 4 van de bestemmingsplanregels staan de Overgangs- en slotregels.
- Overgangsrecht -
Het Bro stelt de verplichting om het overgangsrecht uit het Bro op te nemen in het bestemmingsplan. Het overgangsrecht bestaat uit een specifieke regeling voor zowel het bouwen als het gebruiken.
- Slotregel -
In de slotregel wordt aangegeven op weke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
7.1 Economisch
Het aantonen van de economische uitvoerbaarheid van het plan, door middel van een cijfermatige opzet, is voor dit plan niet aan de orde. Het plan is een actualisering van bestaande regelgeving en daarmee in hoofdzaak een conserverend plan.
Exploitatieplan
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen. Hiermee beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
Bij het project voor vervangende nieuwbouw aan de dr. Kijlstraweg 15 t/m 45 in Mûnein is de gemeente financieel niet betrokken. De gemeente sluiit een planschade-overeenkomst met de initiatiefnemer.
Het bestemmingsplan bevat geen wijzigingsmogelijkheden die ontwikkelingen mogelijk maken. Op grond van het voorgaande kan worden aangenomen dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd.
7.2 Maatschappelijk
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Vanaf 23 april 2021 tot en met 3 juni 2021 heeft het ontwerp plan ter inzage gelegen. Er zijn 11 zienswijzen ingediend. Er is een notitie zienswijzen opgesteld die de geanonimiseerde zienswijzen inclusief een beoordeling op de ingediende zienswijzen bevat. De raad heeft de zienswijzen en deze notitie bij de besluitvorming betrokken. De notitie en het raadsbesluit zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 21 maart tot 2 mei 2019. Er zijn twee inspraakreacties ingediend. Eén reactie heeft betrekking op het gasontvangststation aan de Trynwâldsterdyk. De andere reactie heeft betrekking op een herbouwmogelijkheid van bijgebouwen bij een woning. Op 20 augustus 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de notitie Inspraak en Overleg vastgesteld (bijlage 6). De gemeentraad heeft op 19 september 2019 de inspraak- en ovelegnotitie ter informatie gehad.
8.2 Overleg
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft geleid tot twee overlegreacties, te weten van respectievelijk provincie Fryslân en wetterskip Fryslân. De opmerkingen die zijn gemaakt, zijn verwerkt in het ter visie gelegde ontwerp-plan.