KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - A1 (Vrijstaande Woningen)
Artikel 4 Tuin
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Huidige En Toekomstige Situatie
3.2 Ruimtelijke Inpasbaarheid
3.3 Functionele Inpasbaarheid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
4.2 Archeologie
4.3 Water
4.4 Geluid
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Conclusie
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economisch
6.2 Maatschappelijk

Wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Hurdegaryp 2010, Rijksstraatweg 191 (verplaatsen bouwvlak)

Wijzigingsplan - gemeente Tytsjerksteradiel

Vastgesteld op 07-05-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Hurdegaryp, Rijksstraatweg 191 (verplaatsen bouwvlak) van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.13BPIIWP07 met de bijbehorende regels en bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 aan- en afmeersteiger:

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

7 archeologisch waardevol gebied

een gebied waar zich in de bodem met het oog op de bewonings­geschiedenis beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen bevinden;

8 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

9 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

11 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

14 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

15 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 van het bestemmingsplan 'Hurdegaryp 2010' dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

  1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

  2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

  3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

  4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

17 bestaand

  1. ten aanzien van bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

  1. bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

  1. ten aanzien van het overige gebruik:

  1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

20 bijzondere recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

21 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

28 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

29 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

30 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

31 cultuurlandschappelijke waarden

een gebied met een toegekende waarde ontstaan door het gebruik van dat gebied in de loop van de ge­schiedenis door de mens en dat behou­den dient te worden;

32 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

34 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

35 dykswâl

een door de mens opgeworpen, langgerekte aarden wal met een aaneen­gesloten opgaande

36 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

37 erf

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

38 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

39 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

40 evenement

een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;

41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

42 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

43 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

44 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

45 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

46 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

47 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

48 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

49 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

50 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

51 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, caférestaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

52 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bardancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

53 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

54 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

55 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

56 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

57 incidenteel evenement

een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement;

58 kampeermiddel

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

59 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

60 kantoor

een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

61 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

62 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

63 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

64 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

65 kwetsbaar oject

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;

66 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied.

De landschappelijke waarden van het woudengebied (coulisselandschap) bestaan in het bijzonder uit de relatief kleinschalige verkaveling (regelmatig verkavelingspatroon) en de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van hout- of boomsingels (meestal elzen bij sloten) en/of dykswâlen, veelal in combinatie met een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard), streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes). Daarnaast kan de aanwezigheid van bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben bepalend zijn voor de landschappelijke waarden.

In het open landschap is naast de openheid en de beperkte aanwezigheid van bebouwing met name de verkavelingsrichting en het kavelpatroon belangrijk. Tevens worden de landschappelijke waarden bepaald door de eventuele aanwezigheid van open waterpartijen, sloten, vaarten, rietvelden, moerasbosjes en terpen;

67 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

68 manege

een voorziening met een publieksgericht karakter, waar gelegenheid wordt geboden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;

69 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

70 mensa

een eetgelegenheid voor leerlingen of studenten;

71 milieuafstand

de grootste voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand ten opzichte van een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

72 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

73 natuurlijke waarden

de abiotische en biotische waarden van een gebied;

74 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

75 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;

76 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

77 opvangcentrum

plaats waar van elders komende personen (met name vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen en voorlopig gehuisvest en verzorgd worden;

78 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

79 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

  1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

  2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

  1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzagelegging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

80 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

81 periodiek evenement

een evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;

82 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoon-heidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;

83 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

84 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

85 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

86 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

87 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

88 recreatiewoonschip

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

89 restauratieve voorziening

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

90 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

91 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

92 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

93 slijterij

een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;

94 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

95 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

96 tuincentrum

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;

97 tuininrichtingsartikelen

specifieke artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals genoemd in bijlage 3;

98 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

99 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

100 verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil;

101 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

102 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

103 voorbouwgrens

de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;

104 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

105 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

106 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

107 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

108 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

109 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

110 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

111 wooncentrum

een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;

112 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

113 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

114 woonschip

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

115 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

116 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - A1 (Vrijstaande Woningen)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van een wooncentrum;

  1. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. erkers;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en verhardingen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – A6’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen – B4’, ‘Wonen – B5’, ‘Wonen – B6’, ‘Wonen – C1’, ‘Wonen – C2’, ‘Wonen – C3’, ‘Wonen – C4’, ‘Wonen – C5’ en/of ‘Wonen – C6’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:

  1. de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorbouwgrens ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;

  2. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;

  3. gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorbouwgrens worden gebouwd;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per bouwperceel ten hoogste 100 m² of de in de aanduiding “maximum bebouwd oppervlak (m2)” aangegeven oppervlakte zal bedragen;

  5. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

  6. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

  7. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

6.2 Horizontale windturbines

Er zullen geen horizontale windturbines worden gebouwd, tenzij de gronden zijn bestemd als ‘Bedrijf - 2’.

6.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Geluidszone - spoor

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – spoor” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten.

8.2 Veiligheidszone - lpg

De functie van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – lpg” is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie.

8.3 Wro - zone 1

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:

  1. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, indien:

  1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

  2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitings­situatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschap­pelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluiting­situatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding – Overig <type leiding>’ wordt aangebracht, indien:

  1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;

  2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water’ wordt aangebracht, indien:

  1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeers­veiligheid, de ontsluitingsituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:

  1. door onderzoek archeologische waarden van gronden naar voren komen;

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie’ wordt aan­gebracht, indien:

  1. door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van gronden naar voren komen;

  1. de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ wordt aangebracht, indien:

  1. door aanvullend historisch onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van gronden naar voren komen.

Artikel 10 Overige Regels

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels van het bestemmingsplan Hurdegaryp 2010 van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid A. met maximaal 10 %.

  2. Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan i.c. Bestemmingsplan Hurdegaryp,

Rijksstraatweg 191 (verplaatsen bouwvlak)) met Imro code NL.IMRO.13BPIIWP07 van de gemeente Tytsjerksteradiel.

Aldus gewijzigd vastgesteld d.d. 30 juni 2020

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is medewerking gevraagd aan een wijziging van de ligging van het bouwvlak op het perceel Rijksstraatweg 191 te Hurdegaryp. Medewerking kan worden verleend via een wijziging ex. artikel 3.6 W.R.O. van het bestemmingsplan.

In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 vindt de beoordeling van het verzoek plaats. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.

[image]

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Gemeentelijk Beleid

Er is gevraagd het bouwvlak binnen de bestemming "wonen - A1 (vrijstaande woningen)" op het perceel Rijksstraatweg 191 te Hurdegaryp te verplaatsen in noordelijke richting. Er rust een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro op deze bestemming. Door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kan de ligging van het bouwvlak worden verplaatst in oostelijke richting, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

  2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

  3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

Hoofdstuk 3 Beoordeling

3.1 Huidige En Toekomstige Situatie

Hieronder een fragment van het huidige bestemmingsplan Hurdegaryp 2010, met daarin, in rood aangegeven, de gewenste locatie voor de nieuw te bouwen woning.

[image]

3.2 Ruimtelijke Inpasbaarheid

Een toetsing van het verzoek aan de criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid levert het volgende beeld op.

Het bouwvlak op de bijbehorende planverbeelding is niet groter dan 150m². Daarnaast wordt bij het opstellen van de planverbeelding rekening gehouden met een afstand van 3 meter ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens.

Uit het akoestisch onderzoek geluid "Vervangende nieuwbouw woning

Rijksstraatweg 191 te Hurdegaryp" (zie bijlage 1) blijkt dat voor de realisatie van de woning een hogere waarde procedure dient te worden doorlopen. De aan te vragen hogere waarde, na 5 dB correctie op grond van artikel 110g Wgh, bedraagt: Lden = 50 dB vanwege de Rijksstraatweg.

Van belang is dat aan de wettelijke binnenwaarde van Lden = 33 dB dient te worden voldaan. Daarmee is een acceptabel akoestisch leefklimaat in de woning gewaarborgd. Voor het bepalen van de te realiseren gevelgeluidwering dient daarbij te worden uitgegaan van de cumulatieve geluidbelasting zonder aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit betekent dat de (karakteristieke) gevelgeluidwering van de geluidbelaste gevels van de woning ten minste GA(;k) = 55 – 33 = 22 dB dient te bedragen.

De woning wordt opgetrokken in metselwerk en voorzien van een thermisch isolerend pannendak en thermisch isolerend glas. Voor de ventilatie worden roosters toegepast. Deze komen in de gevels met een geluidbelasting kleiner dan 53 dB, waarvoor een gevelgeluidwering van 20 dB, conform de minimum waarde van het Bouwbesluit is vereist. In de meer geluidbelaste zuidgevels komen geen roosters.

De voor de gevels met ventilatieroosters te verwachten geluidwering bedraagt ten minste 20 dB, voor de zuidgevel zonder roosters bedraagt de met standaard voorzieningen te realiseren geluidwering 25 tot 30 dB. Aan het maximaal toelaatbare binnenniveau wordt voldaan.

3.3 Functionele Inpasbaarheid

Het perceel ligt in een gebied met her en der verspreide woningen en (agrarische) bedrijven. Omdat op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan al een woning is toegestaan kan worden gesteld dat de functie op de betreffende locatie inpasbaar is. Het draaien van het bouwvlak brengt daar geen verandering in.

3.4 Conclusie

Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het verzoek past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

De Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In deze wet zijn de voormalige Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet opgenomen. De Wet Natuurbescherming staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het voorziet in duidelijke en eenvoudige regels ter bescherming van waardevolle ntuur en in minder administratieve lasten.

Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevinsgwet.

Het verzoek heeft betrekking op herbouw van een woning enige meters ten noorden van de huidige locatie.

Het perceel is altijd in gebruik geweest als woonperceel. Gelet hierop zijn weinig mogelijkheden voor natuurwaarden aanwezig. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat beschermde dier- en plantsoorten voorkomen en/of worden beïnvloed door de beoogde ingreep. Redenen hiervoor zijn ook dat in het plangebied geen geschikt biotoop voor deze soorten aanwezig is en de uitstralende effecten van de ingreep beperkt zijn.

4.2 Archeologie

Een van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Op grond van de Monumentenwet 1988 dient de gemeente bij het vaststellen van bestemmings- en wijzigingsplannen rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen.

Het wijzigingsplan heeft geen betrekking op een uitbreiding van de bouwmogelijkheden. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde. Voor de volledigheid hebben wij de FAMKE kaart geraadpleegd.

De FAMKE kaart geeft de volgende adviezen. Voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen is het advies karterend onderzoek 3. Dit betekent dat de provinicie bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek aanbeveelt. Voor de periode Steentijd - Bronstijd is karterend onderzoek bij grote ingrepen het advies. De aanbeveling van de provincie voor deze gebieden is om bij ingrepen van mee dan 2,5 hectare, archeologisch onderzoek uit te laten voeren.

Het perceel heeft en houdt een oppervlakte van ongeveer 1500m². Het bouwvlak bedraagt 150 m² en ligt op nagenoeg dezelfde plek als het huidige bouwvlak. Gelet op het voorgaande kan nader archeologisch onderzoek achterwege blijven.

4.3 Water

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

Voor het plan Rijksstraatweg 191 te Hurdegaryp is een watertoets aangevraagd op www.dewatertoets.nl. De uitkomst is dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het plan Rijksstraatweg 191 te Hurdegaryp heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen.

Werkwijze watertoetsprocedure 2018

Vanaf 2018 worden alle aanvragen uit de digitale watertoets digitaal afgehandeld. Dit betekent dat Wetterskip Fryslân voor de korte procedure standaard een wateradvies verstrekt. Wanneer noodzakelijk geacht wordt op dit standaard wateradvies nog een aanvulling per email gestuurd.

Waterparagraaf

Dit wateradvies geeft handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het opstellen van het ruimtelijke plan of besluit. Het is de bedoeling dat op basis van dit document het plan wordt uitwerkt. Uit de waterparagraaf moet duidelijk blijken wat voor wateraspecten van toepassing zijn en hoe hier in het plan rekening mee wordt gehouden. Ruimtelijke plannen hebben soms een lange doorlooptijd. Tegelijkertijd ontstaan er soms veranderende inzichten in het beleid ten aanzien van de waterketen, waterkeringen en het watersysteem. Om te garanderen dat de juiste uitgangspunten worden toegepast in de planvorming hanteert het waterschap een uiterste houdbaarheidsdatum van maximaal 1 jaar. Wanneer deze termijn verstreken is kan contact worden opgenomen met het waterschap voor een eventuele verlenging van nogmaals 1 jaar.

Leidraad watertoets

De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets. Hierin staat voor alle wateraspecten uitgangspunten omschreven waarmee rekening moet worden gehouden en is informatie te vinden over de te nemen maatregelen. De leidraad is de te vinden via deze link:

www.wetterskipfryslan.nl/vergunningen-wetten-en-regels/online-watertoets-voor-nieuwe-plannen

Wateraspecten en aandachtspunten

Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is. Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m² in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Zie de Leidraad watertoets voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

[image]

Toelichting tabel

  • 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;

  • de algemene regels keur zijn in de tabel verwerkt;

  • maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.

Met het voorliggende wijzigingsplan is geen sprake van een toename van het toegestane verharde oppervlak. Dit omdat het alleen gaat om de wijziging van de ligging van het bouwvlak en niet gaat om de wijzing van de bestemming en daarmee de bouwregels. Er hoeven dan ook geen compenserende maatregels te worden genomen.

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping is een watervergunning nodig. Voor meer informatie wordt verwezen naar het onderdeel Waterwet in deze uitgangsnotitie.

In dit plan is geen sprake van demping van oppervlaktewater. Er is dan ook geen compensatie nodig.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen.

Meer informatie hierover is te vinden op de Friese klimaatatlas, www.frieseklimaatatlas.nl

Waterwet

Voor bepaalde werkzaamheden is een watervergunning nodig. Bijvoorbeeld als een sloot wordt gedempt, afvalwater wordt geloosd op oppervlaktewater of grondwater wordt onttrokken. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig. Op de website www.wetterskipfryslan.nl staat meer informatie over de Waterwet en kan onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning worden gedownload. Via Omgevingsloket online (www.omgevingsloket.nl ) kan vooraf worden nagegaan of een watervergunning nodig is of een melding moet worden gedaan (vergunningcheck). De vergunning kan hier ook meteen worden aangevraagd of melding worden gedaan.

Afronding watertoetsprocedure

In de besluitvormingsfase, ten tijde van het toesturen van het voorontwerp bestemmingsplan of ontwerp omgevingsvergunning, controleert Wetterskip Fryslân of de waterbelangen voldoende zijn meegenomen en geborgd in het ruimtelijke plan of besluit.

4.4 Geluid

In paragraaf 3.2 is reeds aangegeven dat er een hogere waarde voor het realiseren van een nieuwe woning op het betreffende perceel dient te worden verleend.

4.5 Externe Veiligheid

De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.

De provincie Fryslân heeft hiertoe een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).

Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting.

Vanuit het aspect externe veiligheid verwachten wij geen belemmeringen. Ten In het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Het plangebied valt niet onder een invloedsgebied van deze of een andere risicobron.

4.6 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor Luchtkwaliteit. Het NSL is in werking getreden op 1 augustus 2009. Voor Fryslân is geen regionaal samenwerkingsprogramma afgesproken. Grote projecten moeten dus wel getoetst worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de Regeling NIBM.

De regeling houdt in dat als er een verslechtering van de luchtkwaliteit van ten hoogste 3% of minder van de grenswaarde optreedt, het project niet in betekenende mate (nibm) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de komende jaren wordt door Milieu en Natuur Planbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 - 0,6 µg/m³ per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid.

Indien de toename van het verkeer op de weg groter zou zijn dan ongeveer 700 mvt/etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) worden overschreden. Met het voorliggende plan is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee wordt dus aan de 3%-norm voldaan. Het plan kan dan ook worden beschouwd als een nibm-project. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan, gelet op het voorgaande, achterwege blijven.

4.7 Conclusie

De diverse omgevingsaspecten staan de gewenste ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen, zoals die in dit wijzigingsplan van toepassing zijn. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één geheel en zijn niet afzonderlijk leesbaar.

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving.

Per bestemming wordt uitgewerkt voor welke doelen of functies de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.

De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels). Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. Die wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.

Tuin

Om het onbebouwde karakter van voor- en bepalende zijtuinen te

beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming ‘Tuin’ opgenomen.

Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Ter

handhaving van de plas-draszone op aan water grenzende percelen in It

Súd, fase 1, is de bestemming ‘Tuin’ toegekend aan de betreffende

gronden.

Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dat sluit trouwens

aan op de gegroeide praktijk. Ter wille van een zekere flexibiliteit mag een

woonhuis binnen de bestemming overigens wel met een erker uitgebouwd

worden. Ook de erfafscheidingen zijn hier lager: 1,00 m maximaal, en voor

het overige 2,00 m.

Wonen – A, B en C

Hieronder wordt in een schema aangegeven, welke woonbestemmingen in

de gehele gemeente voorkomen. De onderstreepte bestemmingen ‘Wonen

– A, B en C’ komen in het onderhavige plangebied voor. Het betreft hier

woonbestemmingen die zijn geënt op voorkomende bestaande woningtypen. Voor de woningen zijn, afhankelijk van het ter plaatse gewenste

woningtype, verschillende bestemmingen ‘Wonen’ gebruikt. Onderscheid is

gemaakt in:

[image]

De plankaart vermeldt bouwvlakken, primair afgestemd op de aanwezige

situatie maar met zekere ontwikkelingsmogelijkheden binnen de daarvoor

aangegeven ruimte op de plankaart.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- en

bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met

behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend (zie bijlage 1 van de

regels van het bestemmingsplan Hurdegaryp 2010).

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

6.1 Economisch

De wijziging wordt op verzoek van een private partij doorgevoerd. Realisatie vindt plaats binnen de randvoorwaarden die de gemeente onder meer met dit wijzigingsplan aangeeft.

Tussen de aanvrager en gemeente is, met inachtneming van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, een overeenkomst gesloten met betrekking tot verhaal van eventuele planschade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft geen exploitatieplan, als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

Hierbij merken wij nog op dat de kosten voor het voeren van een wijzigingsplanpocedure worden gedekt door de leges die door een wijzigingsplanprocedure door de initiatiefnemer moet worden betaald.

6.2 Maatschappelijk

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is Afdeling 3.4 Awb van toepassing. Het wijzigingsplan wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er is één zienswijzen ingediend. De zienswijze is ontvankelijk maar leidt niet tot een aanpassing van het wijzigingsplan.