KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca - 2
Artikel 4 Recreatie - Jachthaven
Artikel 5 Recreatie – Verblijfsrecreatie 1
Artikel 6 Recreatie – Verblijfsrecreatie 2
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 8 Leiding - Water
Artikel 9 Waarde - Archeologie
Artikel 10 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Aanduidingregels
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Voorwaardelijke Verplichting Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Hoofdstuk 3 Beoordeling
3.1 Project
3.2 Ruimtelijke Inpasbaarheid
3.3 Functionele Inpasbaarheid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
4.2 Archeologie
4.3 Bodemonderzoek
4.4 Watertoets
4.5 Verkeer
4.6 Geluid
4.7 Externe Veiligheid En Luchtkwaliteit
4.8 Overig
4.9 Conclusie
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economisch
6.2 Maatschappelijk

Noardburgum, waterpark Zwartkruis

Bestemmingsplan - gemeente Tytsjerksteradiel

Vastgesteld op 30-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het bestemmingsplan Noardburgum, waterpark Zwartkruis van de gemeente Tytsjerksteradiel, met IMRO code NL.IMRO.0737.14BPIX;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.14BPIX;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 aan- en afmeersteiger

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

6 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

7 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

9 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

12 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

14 bestaand

  1. bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

  1. bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met dak.

18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

24 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

25 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

26 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

27 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

28 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

31 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

32 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

33 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

34 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

35 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

37 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

38 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

39 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

40 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

41 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

42 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

43 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

44 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

45 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

46 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

47 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

48 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een caférestaurant;

49 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

50 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

51 houtwal

zie dykswâl;

52 jachthaven

haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;

53 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, chalet of stacaravan zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatieve bewoning;

54 kampwinkel

een winkel ten behoeve van gebruikers van een recreatieterrein of een andere verblijfsrecreatieve voorziening;

55 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

56 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

57 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

58 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

59 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

60 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

61 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

62 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

63 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

64 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

65 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

66 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

67 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

68 ondergeschikte horeca

een horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

69 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

70 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

  • de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

  • indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

  • het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

71 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

72 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;

73 poel

een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;

74 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

75 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

76 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

77 recreatie appartement

recreatiewoning in een gebouw met meerdere recreatiewoningen;

78 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

79 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

80 recreatiewoonschip

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

81 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of die instelling, zoals een bedrijfskantine;

82 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

83 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

84 schiphuis

een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

85 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

86 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

87 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet vast op/in de grond gefundeerd is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatieve bewoning;

88 standplaats

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een ander voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

89 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

90 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

91 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

92 verplaatsbaar bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een chalet of stacaravan, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;

93 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

94 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn;

95 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

96 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

97 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

98 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

99 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

100 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

101 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

102 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

103 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

104 woonschip

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

105 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.)

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1 en 2;

  2. een kampwinkel;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. sport-, speel-, en welnessvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. water;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming 'Horeca - 2' tenzij het landschappelijk inpassingsplan, als bedoeld in bijlage 1A, 1B, 1C, is aangelegd en instandgehouden wordt;

  2. het gebruik van de in lid 3.1 onder A. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1 en 2;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 250m² bedraagt.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Recreatie - Jachthaven

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Jachthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een jachthaven;

  2. gebouwen voor de stalling, opslag, reparatie en onderhoud van recreatievaartuigen, onderdelen van vaartuigen en scheepsbenodigdheden;

  3. stacaravans en/of chalets met daarbij behorende gebouwen;

  4. boven water geplaatste gebouwen (schiphuis), uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

  5. standplaats voor een kraam ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';

  6. water;

  7. aan- en afmeersteigers;

  8. oevers en kaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. waterhuishouding;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

  7. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik voor de gronden en bouwwerken voor (permanente) bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan aan een jachthaven gerelateerde bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden en pleziervaartuig gerelateerde detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 775 m²;

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Recreatie – Verblijfsrecreatie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen;

  2. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. sport-, speel- en welnessvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 5.1 onder A. genoemde recreatiewoningen voor permanente bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Recreatie – Verblijfsrecreatie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen;

  2. gebouwen voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van appartementengebouwen;

  3. boven het water bevindende bouwwerken (woonschip) ten behoeve van recreatief nachtverblijf met daarbij behorende gebouwen;

  4. water;

  5. aan- en afmeersteigers ten behoeve van de gebuikers van het recreatiepark;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. sport-, speel-, en welnessvoorzieningen;

  4. wegen, straten en paden;

  5. vlonders

  6. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' tenzij het landschappelijk inpassingsplan, als bedoeld in bijlage 1A, 1B, 1C, is aangelegd en instandgehouden wordt;

  2. het gebruik van de in lid 6.1 onder A., B., en C. genoemde gebouwen en bouwwerken voor permanente bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een bovengrondse hoogspanningsleiding;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanbrengen van opgaande beplanting;

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende betemming(en), mede bestemd voor:

  1. een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de Bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen en gemalen.

10.2 Bouwregels

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Aanduidingregels

12.1 geluidzone - industrie

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

13.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 15 Voorwaardelijke Verplichting Parkeren

  1. Op grond van het bepaalde in de planregels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

  2. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid zoals onder A. genoemd indien wordt voldaan aan bijlage 2 'parkeernormen' van de bestemmingsplanregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid A. met maximaal 10 %.

  2. Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Noardburgum Waterpark Zwartkruis met Imro code NL.IMRO.0737.14BPIX van de gemeente Tytsjerksteradiel.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering

Hoofdstuk 1 Inleiding

GRV Holding b.v. heeft een plan ontwikkeldvoor het verder uitbreiden van recreatieterrein Zwartkruis, Rijksstraatweg 80 te Noardburgum. Het totaalplan bevat de volgende onderdelen:

  • de realisering van een gebouw met ten minste 4 en ten hoogste 20 recreatieappartementen;

  • de realisering van ten hoogste 59 recreatiewoningen;

  • de realisering van ten minste 12 recreatiearken;

  • de realisering van 33 schiphuizen;

  • de realisering van een kampwinkel van maximaal 250m²;

  • aan de verblijfsfunctie gerelateerde sport- spel- en welnessactiviteiten;

  • verhuur van fietsen;

  • de ontgronding ten behoeve van waterwegen;

  • de aanleg van wegen, paden, groenvoorzieningen, speelplekken, recreatieve voorzieningen en dergelijke;

  • verwijderen caravans.

In hoofdstuk 2 wordt het planologische beleidskader geschetst op gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het gebied. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 en 6 komen achtereenvolgens de juridische planopzet en de uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Geldend planologisch regiem

Gemeentelijk bestemmingsplannen

Het plangebied ligt deels in het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' en deels in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'.

De uitbreiding van het waterpark Zwartkruis waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld vindt, voor zover gelegen in het bestemmingsplan Recreatieterreinen, plaats op gronden met de bestemming "Recreatie - 1A", "Recreatie - 3A", "Verkeer en verblijf", "Agrarisch - Cultuurgrond", "Leiding - Hoogspanningsverbinding", "waterstaat - Waterstaatkundige functie" en "Water - 2".

Voor zover de uitbreiding is gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013', hebben de gronden de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond", "Waarde - Landschap (Open landschap)". "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" en "Leiding - Hoogspanningsverbinding".

De bebouwing waarop dit bestemmingsplan ziet, namelijk het realiseren van recreatieappartementen, recreatiewoningen, recreatiearken en de daarbij behorende activiteiten zoals het in gebruik nemen van gronden voor het recreatiepark, de daarbij behorende aanleg van werken en uitvoeren van werkzaamheden zijn grotendeels in strijd met de planregels van voornoemde bestemmingsplannen.

Verordening Romte van de provincie Fryslân

Op grond van artikel 5.1.1 van de provinciale verordening Romte kan een bestaand recreatieterrein uitbreiden tot maximaal 75 recreatiewoningen. Dit aantal wordt hier overschreden. Op basis van artikel 5.1.3 kan in afwijking van artikel 5.1.2 een complex van recreatiewoningen met een maximum aantal van 200 worden toegestaan door standplaatsen op een bestaand kampeerterrein te vervangen door recreatiewoningen.

Ruimtelijke context

Het plan voor het opwaarderen c.q. vergroten van het recreatieterrein Zwartkruis geeft in ruimtelijk opzicht geen moeilijkheden. De fysieke ruimte voor vergroting van het recreatieterrein is aanwezig (het gaat hier om een open, landelijk gebied). Daarnaast passen de wijzigingen van het recreatieterrein qua maat, schaal en de totale omvang van het project, eveneens in de ruimtelijke context.

De randen van het recreatieterrein verdienen extra aandacht ten aanzien van een landschappelijke inpassing. Aankleding van de randen met streekeigen beplanting is aan te bevelen. De context waarbinnen het een en ander plaats zal vinden is dusdanig ruim dat de ontwikkeling van het plan, stedenbouwkundig verantwoord is. De maat en schaal van het gehele recreatieplan voegt zich goed in het bestaande landschap. De landschappelijke inrichting wordt gewaarborgd door middel van een inpassingsplan.

Architectuur

De nieuwbouw van het recreatieterrein krijgt aan de randen aansluiting op het bestaande landschap. Met streekeigen beplanting wordt een 'zachte overgang' naar het landschap gemaakt. Daarnaast wordt de kleurstelling van de bouwwerken bescheiden en bestaat hoofdzakelijk uit 'aardtinten'. Alle woningen worden georiënteerd op het water en worden als vrijstaande bouwvolumes gebouwd in een losse positionering (rooilijnen verspringen). Door de materiaalkeuze krijgen de bouwwerken onderling een ruimtelijke samenhang.

Er gelden op grond van de welstandsnota richtlijnen voor sport- en recreatieterreinen. De plannen voldoen hier in essentie aan. Omdat deze criteria vrij algemeen geformuleerd zijn, stellen wij voor het recreatiepark Zwartkruis specifiekere criteria vast (aanpassing welstandsnota, bijlage 1). De welstandsrichtlijnen voor dit bestemmingsplan bevatten concreet de volgende aspecten:

De bouwvolumes van de recreatiewoningen en recreatiearken worden gerealiseerd in een gedekte, natuurlijke kleurstelling (aardetinten) en zullen in een maximale bouwhoogte van 2 bouwlagen met kap kunnen worden uitgevoerd.

Om het park een extra impuls te geven is er voor gekozen om een restaurant in het centrumgebouw te realiseren.

Gemeentelijk beleid

De toeristische ambitie van de gemeente is verwoord in het beleidsplan Toerisme en recreatie Tytsjerksteradiel, ‘alles wat Fryslân moai makket' en luidt als volgt:

Het - binnen de kaders van de natuurlijke kernwaarden van het gebied - ontwikkelen en versterken van het toeristisch recreatieve product van Tytsjerksteradiel om te bewerkstelligen dat deze sector zich ontwikkelt tot een belangrijke economische drager van de gemeentelijke economie.

Om deze ambitie te realiseren wil de gemeente inzetten op (o.a.):

  • groei en kwaliteitsverbetering van het aanbod van zowel dagrecreatie als verblijfsrecreatie;

  • stimuleren van de ontwikkeling van de watersport. (Grootschalige) ontwikkelingen in het aanbod van watersportmogelijkheden kunnen leiden tot een verbetering van de toeristische aantrekkelijkheid van de gemeente en een vergroting van de recreantenstroom. Te denken valt aan de potenties van Burgum en het Burgumermar, de Elfstedenvaarroute en ontwikkelingen in het kader van de Lits-Lauwersmarroute;

  • Versterken van het toeristisch ondernemerschap. De gemeente is daarbij stimulerend en faciliterend en in voorwaardenscheppende en ondersteunende sfeer 'partner in business'.

Het voorliggende uitbreidingsplan voor Zwartkruis past binnen het beleid voor toerisme en recreatie binnen onze gemeente. De locatie biedt mogelijkheden om in te spelen op de Lits-Lauwersmeerroute en GRV Holding doet dat ook. Ook in de structuurvisie van de gemeente is ruimte voor een initiatief op deze plaats.

De huidige chalets/stacaravans passen niet bij de recreatiewoningen waardoor het park geen eenheid vormt en niet een bepaalde doelgroep aanspreekt. Het vervangen van deze chalets/stacaravans door recreatieappartementen en recreatiewoningen betekent een enorme kwaliteitsverbetering die de welvarende toerist zal aanspreken. De Recron heeft hiervoor een categorieënindeling met kleurbenaming gemaakt waardoor het voor een bedrijf gemakkelijker wordt in te spelen op een doelgroep.

Geel staat daarbij bijvoorbeeld voor gezellig (gezinnen met kinderen die niet zo nodig van de camping hoeven. Te denken valt aan de landalparken maar ook bijvoorbeeld Bergumermeer sluit aan op deze doelgroep). Voor Zwartkruis gaat het met name om de doelgroepen groen, blauw en aqua: veelal (bemiddelde) hogeropgeleiden die niet zitten te wachten op allerlei voorzieningen maar luxe en rust waarderen en er op uittrekken voor natuur en cultuur.

Met de realisatie van de recreatiearken en boothuizen wordt ingespeeld op de investeringen die de gemeente heeft gedaan in de toeristisch-recreatieve opwaardering van de Lits-Lauwersmarroute. Bij de recreatiewoningen kan een bootje worden aangemeerd doordat water in het plan wordt gebracht.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht dat de recreatieterreinen de nodig spin-off opleveren op toeristisch/economisch gebied. De verhuur van de verblijfseenheden door een professionele organisatie is daarbij van groot belang omdat daardoor een stroom van gasten kan worden gerealiseerd. Daarvoor is overigens wel een zekere 'massa' aan eenheden nodig. GRV Holding b.v. heeft aangegeven dat de bestaande recreatiewoningen inmiddels door Hoogenboom vakantieparken worden verhuurd en dat deze partij ook belangstelling heeft getoond om de nog te realiseren recreatiewoningen te willen verhuren.

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de plannen in principe passen binnen het Rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Beoordeling

3.1 Project

Doel van de aanvrager is om het bestaande recreatiegebied Zwartkruis op te waarderen. Of anders gezegd, er zal een kwaliteitsslag gemaakt gaan worden. Dit betekent concreet dat de huidige 86 stacaravans verdwijnen en dat de volgende verblijfseenheden aan het park toegevoegd worden: 20 appartementen, 59 recreatiewoningen, minimaal 12 en maximaal 18 recreatiearken.

3.2 Ruimtelijke Inpasbaarheid

Zoals reeds aangegeven vinden wij de plannen stedenbouwkundig en ruimtelijk inpasbaar.

Landschappelijke inpassing

Om de landschappelijke inpassing te waarborgen wordt in de regels een gebruiksverbod

opgenomen dat aangeeft dat het gebruik van de gronden conform de bestemming alleen dan planologisch is toegestaan indien het landschappelijk inpassingsplan volgens bijlage 1 van de planregels wordt aangelegd en in stand gehouden.

Daarnaast is een (privaatrechterlijke) realisatie-overeenkomst met de ondernemer

gesloten over het aanleggen en in stand houden van het landschappelijk inpassingsplan.

3.3 Functionele Inpasbaarheid

Op dit moment is er al een recreatiebedrijf met jachthaven op de betreffende locatie gevestigd. Met het voorliggende bestemmingsplan worden de stacaravans/chalets vervangen door recreatiewoningen en een appartementencomplex. Met het voorliggende plan wordt het recreatiebedrijf opgewaardeerd en vindt er functioneel gezien geen wijziging plaats.

3.4 Conclusie

Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het plan ruimtelijk en functioneel inpasbaar wordt geacht.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.

4.1 Ecologie

De Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In deze wet zijn de voormalige Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet opgenomen. Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet Natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.

Er is een Quick-scan Natuurwetgeving opgesteld (zie bijlage 2A en 2B) d.d. 21 april 2017 om de gevolgen van de plannen ten aanzien van de Flora en Fauna te onderzoeken.

Op basis van de resultaten van de quickscan en de planontwikkeling wordt het onderstaande geconcludeerd.

Toetsing beschermde soorten

Op basis van het literatuuronderzoek en (voorgaande) veldbezoek wordt geconcludeerd dat

er mogelijk geplooide vrouwenmantels (flora) en/of broedvogels in het plangebied

voorkomen. Andere beschermde soorten worden uitgesloten.

Het plangebied vormt een geschikte groeiplaats voor de geplooide vrouwenmantel en is in

de omgeving aangetroffen. Gedurende het voorgaande locatiebezoek was de geplooide

vrouwenmantel niet een beschermde plantensoort onder de Flora- en Faunawet en is er

geen aandacht aan besteed. In de huidige regelgeving is geplooide vrouwenmantel wel

opgenomen en behoeft aandacht. Met aanvullend veldbezoek gedurende de bloeiperiode

(mei - herfst) kan deze plantensoort worden uitgesloten, dan wel bevestigd.

Het plangebied biedt mogelijkheden als broedlocatie voor diverse (weide-) vogelsoorten.

Eventueel in gebruik zijnde broedlocaties/nesten van vogels zijn gedurende het broedseizoen

beschermd (ontheffing is niet mogelijk). Voor het broedseizoen (verschilt per soort) wordt in

de wet geen standaardperiode aangehouden, doorgaans kan globaal uitgegaan worden van

15 maart tot 15 augustus (zie paragraaf 6.4). Buiten het broedseizoen zijn nesten niet

beschermd, behalve als het nesten van vogelsoorten met een jaarrond beschermde nest

betreft. Deze soorten worden niet in het plangebied verwacht. Een nader onderzoek is niet

nodig.

Toetsing beschermde gebieden

Het plangebied heeft geen status als beschermd Natura 2000-gebied. Een onderzoek in het

kader van de Wn (Natura 2000-Voortoets) is niet nodig. Hiernaast is het plangebied ook

geen onderdeel van het NNN. Vanuit het provinciale natuurbeleid is er daarom geen

bezwaar tegen de voorgenomen ingreep. Een nadere beoordeling (‘nee, tenzij’-

beoordeling) is niet nodig

Eindconclusie

Het plangebied biedt in potentie mogelijkheden als groei- en/of broedlocatie van de

geplooide vrouwenmantel en diverse vogelsoorten, waaronder weidevogels.

De geplooide vrouwenmantel kan mogelijk voorkomen op de ruigte aan de zuidkant van

het plangebied. Indien er geen werkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van deze

ruigte, dan kan een aanvullend onderzoek achterwege worden gelaten. Indien er wel

werkzaamheden worden uitgevoerd dan zal voor de aanvang van de werkzaamheden

moeten worden bepaald of de geplooide vrouwenmantel aanwezig is binnen het

plangebied middels een terreinopname. Op basis van de bevindingen kunnen aanvullende

maatregelen noodzakelijk zijn om het werk mogelijk te maken (ontheffing).

Werkzaamheden die tijdens het broedseizoen (maart-juli) worden uitgevoerd kunnen

leiden tot verstoring of vernietiging van (nesten van) broedende vogels. Dergelijke

verstoring is niet toegestaan en hier wordt bovendien geen ontheffing voor verleend. Door

buiten het broedseizoen te werken, kunnen negatieve effecten worden voorkomen. Het

broedseizoen is een globale periode, ook broedgevallen buiten deze periode zijn

beschermd. Wanneer buiten het broedseizoen gewerkt wordt, zijn er door uitvoering van

het voornemen geen beschermde natuurwaarden (soorten en gebieden) in het geding. Met

in acht neming van de zorgplicht (zie paragraaf 6.4 en bijlage 1) kan het voornemen binnen

de kaders van de Wet natuurbescherming worden uitgevoerd. Negatieve gevolgen voor

beschermde natuurwaarden worden uitgesloten.

Advies

Om een definitief oordeel te kunnen vellen over de aanwezigheid van geplooide

vrouwenmantels in het plangebied wordt geadviseerd om een aanvullend locatiebezoek uit

te voeren tijdens de bloeiperiode (mei - herfst). De bestaande quickscan kan vervolgens

worden aangevuld met de nieuwe informatie en (eventuele) maatregelen worden

opgesteld.

Aangezien de werkzaamheden gedurende het broedseizoen worden verricht zal voorafgaand het plangebied moeten worden geïnspecteerd door een deskundige op het

voorkomen van broedsels en of deze eventueel worden verstoord. Het resultaat van deze

controle kan gevolg hebben voor de uitvoering en planning indien er broedsels worden

aangetroffen.

Ten aanzien van de voorgenomen werkzaamheden aan de oevers wordt geadviseerd om te

werken conform een goedgekeurde gedragscode (zoals de gedragscode voor waterschappen). Hiermee worden (eventuele) overtredingen van de zorgplicht voorkomen.

Daarnaast wordt geadviseerd met de verlichting (tijdens de werkzaamheden) rekening te

houden met soorten die gevoelig zijn voor licht (bijvoorbeeld vleermuizen). Dit kan door

het licht zo veel mogelijk te richten, zo min mogelijk tijdens de nacht en schermer te

werken en strooilicht zo veel mogelijk te beperken.

4.2 Archeologie

Uit archeologisch vooronderzoek en advies d.d 17 juni 2013 (zie bijlage 3A) komen de

volgende aanbevelingen/selectieadvies naar voren. Bij de inrichtingsplannen zoals deze er

nu liggen, wordt aanbevolen om de gebieden met een hoge archeologische verwachting

nader te onderzoeken volgens de in het rapport beschreven methode. In de gebieden met

een lage archeologische verwachting wordt geen archeologisch vervolgonderzoek

aanbevolen.[image]

Uit het inventariserend veldonderzoek, karterende fase d.d. 12 juli 2013 (zie bijlage 3B) komt het volgende advies naar voren. In deelgebied A (zie figuur 1.1) zijn op twee locaties

(boringen 7 en 21) archeologische indicatoren gevonden die wijzen op de aanwezigheid van

een archeologische vindplaats. Wanneer ter plaatse van de vondsten (inclusief bufferzone)

geen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, zal geen vervolgonderzoek noodzakelijk zijn.

Op basis van het huidige inrichtingsplan zullen echter wel graafwerkzaamheden in deze

zones gaan plaatsvinden (zie figuur 4.1). De opsteller van het rapport, Archeodienst stelt

voor om in dat geval zowel rondom boring 7 als rondom boring 21 vervolgonderzoek in de

vorm van een waarderend booronderzoek (bijlage 3C) uit te voeren. Een proefsleuvenonderzoek wordt niet als een goed alternatief gezien, omdat dit onderzoek een mogelijke vuursteenvindplaats (deels) kan verstoren.

[image]

Ter plaatse van boring 21 is een overtuigend vuurstenen artefact in de vorm van een afslag

gevonden. Op basis hiervan wordt een waarderend booronderzoek in een grid van 4 x 5m

binnen de gehele bufferzone geadviseerd conform methode A1 van de Leidraad Karterend

Booronderzoek voor relatief kleine vuursteenvindplaatsen met een lage vondstdichtheid (Tol

et al. 2012). Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of inderdaad sprake is van een

vuursteenvindplaats en zo ja, kan de vindplaats worden begrensd. Aangezien de bufferzone

een straal heeft van 20 m bedraagt de oppervlakte ca. 1.250m². Uitgaande van een boorgrid

van 4 x 5m (500 boringen per hectare) komt dit neer op 62 boringen. Indien de resultaten

uitwijzen dat de vindplaats doorloopt buiten de bufferzone, dan zal het onderzoek ook

daarbuiten moeten worden uitgebreid. Het bodemmateriaal dient nat te worden gezeefd over

een zeef met een maaswijdte van 3 mm om fragmenten bewerkt vuursteen op te sporen.

Wanneer sprake is van een vuursteenvindplaats kan ervoor worden gekozen om de plannen

aan te passen, zodat de vindplaats in situ kan worden behouden. Mocht dit niet mogelijk zijn

dan zal de vindplaats moeten worden opgegraven.

Ter plaatse van boring 7 is een vuurstenen splinter gevonden, die mogelijk is bewerkt.

Gezien deze onzekerheid wordt de inzet van een waarderend booronderzoek voor de hele

bufferzone zoals hierboven beschreven, te zwaar geacht. In dit geval worden vier

waarderende boringen rondom boring 7 (boorafstand 4 m) gezet. Het bodemmateriaal dient

nat te worden gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 3 mm om fragmenten bewerkt

vuursteen op te sporen. Wanneer sprake is van een vuursteenvindplaats, zal het waarderend

onderzoek worden uitgebreid, zodat de vindplaats kan worden begrensd. Wanneer geen

vindplaats wordt aangetroffen, kan de locatie worden vrijgegeven.

Naar aanleiding hiervan heeft een nader waarderend archeologisch onderzoek

plaatsgevonden. In 4 extra boringen rond punt 7 is geen bewerkt vuursteen aangetroffen. Op basis hiervan is deze locatie afgeschreven als mogelijke vindplaats. In een straal van 20

meter rondom de vondst in boring 21 zijn 61 boringen uitgevoerd. Het waarderend

booronderzoek heeft geen vindplaats opgeleverd. Het is echter niet uit te sluiten dat er toch

sprake is van een steentijd vindplaats.

Dit zal dan een vindplaats zijn met een zeer lage vondstdichtheid die zeer moeilijk op te sporen is. Gravend archeologisch onderzoek is niet zinvol. Om toch recht te doen aan de archeologische indicatoren in het plangebied, wordt aanbevolen om na het verwijderen van de bouwvoor en de geroerde bodemlagen de bodem te inspecteren op het voorkomen van archeologische sporen en de wat grotere, met het blote oog waarneembare, vuurstenen artefacten (> 1cm). Dit is voor ons aanleiding om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse van boring 21 (met een straal van 20 meter) op te nemen.

4.3 Bodemonderzoek

Uit een verkennend bodemonderzoek (d.d. 20 juni 2013, bijlage 4) blijkt het volgende.

Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater om vast te stellen of deze een belemmering vormt voor de geplande uitbreiding en herinrichting van het bestaande recreatieterrein Zwartkruis. Een tweede doel is het vaststellen van de indicatieve hergebruiksmogelijkheden van de grond binnen het projectgebied.

Het uitgevoerde onderzoek heeft bestaan uit een historisch vooronderzoek conform NEN 5725 en een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740.

De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn onderstaand weergegeven:

• verspreid over het gehele terrein (zowel ter plaatse van de stacaravans als het overige terrein) zijn sporen en resten puin tot zwakke bijmengingen met puin waargenomen (in de bovengrond tot maximaal 1,3 m-mv). In boring 104 (bodemlaag: 0,0-0,2 m-mv) is een matige bijmenging met puin waargenomen.

• zintuiglijk is zowel op het maaiveld als in de opgeboorde grond geen asbestverdacht materiaal waargenomen;

• in één mengmonster van de bovengrond van het overig terrein (MM-04, bodemlaag 0,0-0,5 m-mv) zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan kwik en koper aangetoond;

• in één mengmonster de ondergrond van het stacaravanterrein (MM-18 og, bodemlaag 0,0-0,5 m-mv) is een licht verhoogd gehalte aan PCB (som) aangetoond;

• in de overig geanalyseerde mengmonsters van zowel de boven- als ondergrond zijn van de geanalyseerde parameters geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden;

• in het grondwater uit peilbuis 21 en 115 zijn matig verhoogde concentraties aan barium aangetoond. De aangetoonde concentraties met barium betreffen naar verwachting natuurlijke achtergrondwaarden danwel is er nog geen sprake van een volledig ingesteld bodemevenwicht na plaatsing van de peilbuis. In de overige peilbuizen zijn maximaal licht verhoogde concentraties aan barium, kobalt, nikkel en/of zink aangetoond;

• op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit Bodemkwaliteit blijkt alle onderzochte grond voldoet aan bodemkwaliteitsklasse AW2000 (vrij toepasbaar).

De hypothese dat het huidige stacaravanterrein verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging dient te worden aanvaard vanwege een licht verhoogd gehalte aan PCB's in de ondergrond en verhoogde gehalten aan barium, kobalt, nikkel en/of zink in het grondwater.

De hypothese dat het overig terrein onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging dient formeel te worden verworpen, vanwege de plaatselijk aangetoonde licht verhoogde gehalten aan kwik en lood in de bovengrond en de verhoogde concentraties aan barium en/of zink in het grondwater.

Omdat het slechts licht verhoogde gehalten (grond) en concentraties (grondwater) betreffen en barium een natuurlijke achtergrondwaarde betreft danwel is veroorzaakt door een nog niet volledig ingesteld bodemevenwicht na plaatsing van de peilbuis, wordt een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging en herinrichting van het onderzochte terrein.

Aanbevelingen

Indien grond afgevoerd gaat worden van de locatie wordt verwacht dat de vrijkomende grond bodemkwaliteitsklasse AW2000 (vrij toepasbaar) zal zijn. Aangeraden wordt de grond zo veel mogelijk her te gebruiken op locatie. Indien dit niet mogelijk is wordt aanbevolen om contact op te nemen met de gemeente waarin voornemens zijn de vrijkomende grond toe te passen.

4.4 Watertoets

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In deze paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is een schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: “het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten”.

Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.

Op 2 september 2013 is door de gemeente een digitale watertoets doorlopen voor het voorgaande Recreatieterrein Zwartkruis aan de Rijksstraatweg 80 te Hurdegaryp. Op dit plan was de normale watertoetsprocedure van toepassing. Redenen hiervoor zijn de ligging van de boezemkade in het plangebied, het graven van oppervlaktewater, de toename van verhard oppervlak met meer dan 200m² en de toename van lozing van vervuild water op het oppervlaktewater. Het plan betreft de herinrichting en uitbreiding van recreatiepark Zwartkruis.

Het nu voorliggende bestemmingsplan waterpark Zwartkruis wijkt in geringe mate af van het voorgaande plan voor Zwartkruis. Aangezien het voorliggende plan in geringe mate afwijkt van het voorgaande plan is de watertoets van het voorgaande plan nog in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor dit nieuwe bestemmingsplan is opnieuw een watertoets gedaan. Hierop is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Wanneer bij de uitwerking en realisatie rekening wordt gehouden met de adviezen van het wateradvies in 2013 (zie hieronder) en de benodigde vergunningen worden aangevraagd, geeft het plan het Wetterskip geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

In de normale procedure stelt Wetterskip Fryslân een wateradvies op dat ingaat op de specifieke punten van het betreffende plan. Deze brief (zie bijlage 5) vormt het wateradvies voor het hierboven genoemde plan. Wetterskip Fryslân heeft een Leidraad Watertoets opgesteld. In deze Leidraad staan alle uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet houden. Ook staat in dit document achtergrondinformatie over de verschillende onderwerpen en hoe de informatie uit het wateradvies kan worden verwerkt in het ruimtelijke plan. Voor meer informatie over de onderwerpen adviseert It Wetterskip om de Leidraad Watertoets te raadplegen, dit kan op de website: www.wetterskipfryslan.nl/watertoets.

Veilig

Regionale kering

Rond het plangebied ligt een regionale kering, aan de noord-, west- en zuidzijde. De regionale waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De regionale kering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. De kerende werking moet te allen tijde worden gehandhaafd. Langs de regionale kering ligt een beschermingszone van 5 meter. Deze beschermingszone is nodig voor het beheer en onderhoud aan en bescherming van de kade. Het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de kade of in de beschermingszone.

Voor werkzaamheden binnen de kernzone en de beschermingszone van de Regionale kering is een watervergunning nodig. Meer informatie over de watervergunning staat onder Waterwet in de brief (bijlage 6).

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Wij adviseren u om hiermee rekening te houden bij de aanleghoogte. Meer informatie hierover staat onder Peilbeheer in dit wateradvies.

Voldoende

Hoofdwatergang

Aan de oostkant van het plangebied ligt een hoofdwatergang van Wetterskip Fryslan, de

Kukhernster Feart. Hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. In dit gebied mag geen bebouwing worden gerealiseerd.

Hoofdwatergang met vaarwegfunctie

De Kukhernster Feart is een vaarweg in beheer bij de provinsje Fryslan. Op deze vaarweg is de Vaarwegenverordening Fryslan van toepassing.

Schouwwatergang - Secundaire watergang

Aan de westkant van het plangebied ligt een schouwwatergang. De schouwwatergang is belangrijk voor de aan-, af- en doorvoer van water. De eigenaren van de aanliggende percelen zijn verantwoordelijk voor het onderhoud aan de schouwwatergang. Bij het uitwerken van de plannen moet u er rekening mee houden dat het onderhoud aan de schouwwatergang mogelijk blijft.

Peilbeheer

Het plangebied ligt in het peilvak van de Friese boezem. De Friese boezem heeft een streefpeil van - o,52m NAP. Het peil is als gevolg van opstuwing en de weersomstan-

digheden niet altijd gelijk aan het streefpeil.

Drooglegging

Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. We adviseren voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 m, gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseren wij een drooglegging van 0,70 m.

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit betekent dat het plangebied niet door een boezemkade is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Daarom moet rekening worden gehouden met hoogwater in het kader van regionale wateroverlast. Het bijbehorende maatgevend boezempeil is hier +0,07 m NAP. Dit peil, behorend bij een situatie met een kans van voorkomen van 1/100 per jaar, mag tot 1 meter voor de gevel voorkomen. In dit geval is de droogleggingsnorm de strengste norm. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de -0,35 m NAP en de +0,0 m NAP. Wij adviseren een minimale aanleghoogte van +0,18 m NAP in geval van verharding en bebouwing zonder kruipruimte. In geval van bebouwing met kruipruimte adviseren wij een minimale aanleghoogte van +0,58 m NAP.

Grondwateronttrekking

Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur is het vaak nodig om het grondwater te verlagen om het werk droog te kunnen uitvoeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook het lozen van onttrokken grondwater is meldingsplichtig. Om te weten of met een melding kan worden volstaan of dat er een vergunning nodig is, kan contact wprden opgenomen met Cluster Vergunningverlening van Wetterskip Fryslân.

Compensatie toename verhard oppervlak

Als gevolg van de realisatie van het plan neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe. Wanneer een terrein onverhard is, kan hemelwater infiltreren in de ondergrond. Door verharding van (een deel van) het gebied stroomt het hemelwater versneld af naar het oppervlaktewater, of naar het riool wanneer u de verharding afkoppelt. Hierdoor belast u het oppervlaktewater extra. Om overlast te voorkomen moet de initiatiefnemer de toename aan verhard oppervlak compenseren. Uitgangspunt bij de compensatie is de trits vasthouden - bergen - afvoeren, waarbij de toe te passen vorm van compensatie onder meer afhankelijk is van de bodemopbouw, hoogteligging en grondwatersituatie in het gebied. Onderdeel van het plan is het realiseren van een groot oppervlak aan nieuw oppervlaktewater. Dit kan worden gebruikt ter compensatie van de toename verhard oppervlak.

U heeft aangegeven dat het verhard oppervlak toeneemt met circa 23.241m2. Het plangebied komt vrij voor de boezem te liggen. In de boezem hanteren wij een compensatienorm van 5%. In het nieuwe plan moet tenminste 1162m² nieuw oppervlaktewater zijn opgenomen. U heeft aangegeven dat als onderdeel van het plan 55.2021m² nieuw oppervlaktewater wordt gegraven. Dit betreft een uitbreiding van het water in de Friese boezem. De toename verhard oppervlak en het nieuwe oppervlaktewater liggen in hetzelfde gebied.

Er wordt daarmee ruimschoots voldaan aan de compensatienorm. Voor het graven van het

oppervlaktewater heeft de initiatiefnemer een watervergunning nodig.

Schoon

Afvalwater- en regenwatersysteem

Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In geval van dit bouwplan kunt u het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij Waterkwaliteit in deze brief genoemde voorwaarden, lozen op het opper- vlaktewater.

Lozen van afvalwater

In de aanvraag wordt aangegeven dat bij realisatie van de plannen er sprake is van een toename van lozing van verontreinigd water op het oppervlaktewater. Voor de lozing van verontreinigd water via een zuiveringsvoorziening op oppervlaktewater verzoeken wij u contact op te nemen met mevrouw J. Blaauw van Wetterskip Fryslân.

Uitbreiding van het rioolstelsel

Mogelijk is een uitbreiding van het rioolstelsel onderdeel van het plan. Wijzigingen aan het

rioolstelsel van het betreffende rioleringsgebied dient u door te geven aan Wetterskip Fryslân.

Waterkwaliteit

Om een goede waterkwaliteit te realiseren, moet voorkomen worden dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Tevens dient gebouwd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal.

Grondwaterbeschermingsgebieden

Het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied. Hier gelden de normen uit de

Drinkwaterwet. Bepaalde risicovolle activiteiten zijn verboden op grond van de provinciale

milieuverordening. De provincie is hier het bevoegd gezag. Voor meer informatie over eventuele beperkingen die gelden in dit gebied kunt u contact opnemen met de provinsje Fryslân.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet de initiatiefnemer tijdig een vergunning anvragen of een melding indienen in het kader van de Waterwet. Onder ingrepen in het watersysteem verstaan wij ook het onttrekken van grondwater en het lozen daarvan op het oppervlaktewater. Op onze website (www.wetterskipfryslan.nl/waterwet) treft u meer informatie aan over de Waterwet en u kunt daar onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning downloaden. De aanvraag voor een watervergunning of de melding kunt u ook gelijktijdig met de omgevingsvergunning- aanvraag indienen via het omgevingsloket online (www.omgevingsloket.nl).

Procedure

Wij gaan er van uit dat u de in deze watertoets vermelde adviezen opvolgt en meeneemt in de verdere planvorming. Wij vragen u om het wateradvies te communiceren met de initiatiefnemer. Wanneer de vermelde adviezen worden opgevolgd zien wij met betrekking tot het voorliggende plan geen waterhuishoudkundige bezwaren. Hierbij geven wij dan ook een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee wat ons betreft afgerond.

4.5 Verkeer

Op basis van de meest recente CROW-publicatie “verkeersgeneratie voorzieningen” is het aantal verkeersbewegingen berekend dat na realisatie van het gehele park zal ontstaan. De CROW-publicatie geeft kengetallen voor bungalows en kampeerplaatsen op een gemiddelde weekdag. Om een beeld te geven van de verkeersaantallen die nu en na invulling van het waterpark Zwartkruis ontstaat, is een tabel in de planregels opgenomen.

De ontsluiting vindt plaats via een centrale toegang die het park aan de westzijde begrensd. Het verkeer van Frisian Motorboats en schiphuizen vindt zijn weg via de een separate bedrijfstoegang die meer in oostelijke richting op de parallelweg van de Rijksstraatweg aansluit.

De centrale ontsluitingsweg voor het park heeft een minimale breedte van 4,5 meter en voldoet daarmee aan de norm voor een verkeersveilige afwikkeling van het verkeer. Daarbij is rekening gehouden met het recreatief fietsverkeer dat ook gebruik maakt van de centrale ontsluiting tot dat dit aansluit op het vrij liggend fietspad over het park.

De parallelweg (langs de Rijksstraatweg) is eveneens voldoende gedimensioneerd om deze verkeersstromen aan te kunnen.

Op basis van het voorgaande zijn wij van mening dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige toename van het verkeer ter plaatse. De in dit plan opgenomen recreatie-eenheden worden dus op adequate wijze ontsloten.

4.6 Geluid

Wegverkeerslawaai

In de Wet Geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aaandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidgevoelige functies anderzijds. Het project stelt geen geluidsgevoelige functies voor. Het terrein ligt aan een belangrijke ontsluitingsroute waar sprake is van een relatief hoge verkeersintensiteit. Als gevolg van de uitbreiding van het recreatieterrein zal het aantal verkeersbewegingen op de N355 toenemen. De toename zal echter niet zodanig zijn dat het gevolgen heeft voor de bestaande woningen aan de N355. Het project veroorzaakt dan ook geen strijdigheden met de Wgh.

4.7 Externe Veiligheid En Luchtkwaliteit

De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat

de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.

De provincie Fryslân heeft hiertoe een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).

Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting.

Er is een vormvrije m.e.r. beoordeling als bedoeld in artikel 5, onder b van het Besluit milieu-effectrapportage 1994, opgesteld (zie bijlage 6, rapportage juli 2013) voor de ontwikkeling van de gewenste plannen.

Luchtkwaliteit

Het plan betreft een bestaande inrichting waarbij uitbreiding van het recreatiegebied en van de jachthaven plaatsvindt. Momenteel zijn binnen het plangebied 86 stacaravans gesitueerd. De uitbreiding resulteert in de navolgende aantallen receatieverblijven:

- 20 recreatieappatementen;

- 59 recreatiearken;

- 12 recreatiearken;

- 33 schiphuizen.

De ontwikkeling heeft geen emissierelevante aciviteiten waardoor het effect op de luchkwaliteit wordt bepaald door de verkeersaantrekkende werking. Op basis van de maximale verkeersaantrekkende werking is het plan aan te duiden als ‘niet in betekende mate’.

Op basis van de toetsingscriteria uit de Wet milieubeheer (Artikel 16, lid c) voldoet de ontwikkeling hiermee aan de eisen voor de luchkwaliteit.

Externe veiligheid

Er is onderzoek uitgevoerd naar de risico’s door het transport van gevaarlijke stoffen ten behoeve van de ontwikkeling van het recreatiepark Zwartkruis. Beoordeeld is of het transport van gevaarlijke stoffen een belemmering vormt op de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied.

Geconcludeerd kan worden dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg niet zal leiden tot een veiligheidsprobleem. Er is geen sprake van een 10-6 contour en het groepsrisico ligt ruimschoots onder 10% van de oriëntatiewaarde.

Geconcludeerd kan worden dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water niet zal leiden tot een veiligheidsprobleem. Er is geen sprake van een 10-6 contour en het groepsrisico ligt ruimschoots onder 10% van de oriëntatiewaarde.

Hoogspanningslijnen

Er ligt een 110kV verbinding boven het zuidelijke deel van het plangebied. Er wordt in het plan rekening gehouden met een veiligheidszone van 20 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding.

4.8 Overig

De Bergumermeercentrale, ten zuiden van het recreatieterrein Zwartkruis, kent een geluidszone die gedeeltelijk over het uitbreidingsplan ligt. Zoals hiervoor al aangegeven worden recreatiewoningen niet aangemerkt als geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet Geluidhinder.

Naast het recreatiepark is een kleinschalig agrarisch bedrijf gesitueerd. Op basis van de bedrijven en milieuzoneringslijst heeft een agrarische bedrijf hindercirkel van 100 meter ten opzichte van gevoelige functies. Dit op basis van geluid en geur. Het gaat in dit geval om een kleinschalige melkrundveehouderij. Bij degelijke bedrijven is het aspect geur vaak maatgevend. Vanuit de Wet geurhinder en veehouderij moet het emissiepunt van de stallen op een afstand van minimaal 50 meter liggen van woningen van derden, woningen buiten de bebouwde kom. Uitgaande van behoud van de bebouwingsmogelijkheden op het perceel aan Rijksstraatweg 76 geldt deze afstand vanaf de grens van het bouwvlak.

Gelet op de kleinschaligheid van het agrarisch bedrijf en de, vanuit de Wet geurhinder en veehouderij gestelde (hiervoor genoemde) afstand, kan in dit geval een afstand van 50 meter worden aangehouden. Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf ligt op een afstand van meer dan 50 meter vanaf de dichtstbijgelegen recreatiewoning. Er kan dan ook worden voldaan aan de in de Wet geurhinder en veehouderij gestelde citeria.

Omgekeerd geldt dat, op basis van de bedrijven en milieuzoneringslijst, een vakantiecentra met keuken heeft een grootste afstand van 50 meter. Voor een (jacht)haven met diverse voorzieningen wordt ook een grootste afstand van 50 meter aangehouden. De naastgelegen (agrarische bedrijfs) woning (Rijksstraatweg 76) ligt op een afstand van ruim 100 meter. Hiermee wordt voldaan aan de geadviseerde afstanden ten opzichte van woningen van derden.

4.9 Conclusie

Uit de beoordeling blijkt dat, de kenmerken van het project, in relatie tot het plangebied, niet leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Ook heeft het project geen belangrijke nadelige gevolgen op Natura 2000- gebied en de Ecologische hoofdstructuur.

Het project heeft ook geen effecten van betekenis ten aanzien van geluid, water, bodem, lucht en veiligheid.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Met dit bestemmingsplan wordt aan het betreffende uitbreidingsplan de bestemmingen ‘Jachthaven', 'Horeca - 2', 'Recreatie - 1', 'Recreatie - 2', 'Verkeer en verblijf' en 'Water' toegekend. Binnen deze bestemmingen kunnen de plannen van de aanvrager worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.

6.1 Economisch

In hoofdstuk 6 van de WRO zijn regels ten behoeve van de grondexploitatie opgenomen. Met de regels voor grondexploitatie heeft de gemeenteraad de regierol op het gebied van grondexploitatie en de mogelijkheid tot maximaal kostenverhaal.

Uitgangspunt is dat de gemeenteraad, voor gebieden waarin zich ontwikkelingen gaan voordoen, gehouden is om een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het kostenverhaal op een andere wijze verzekerd is. Bijvoorbeeld als er tussen de gemeente en marktpartij(en) een overeenkomstcontract, zoals bij het onderhavige ontwikkelingsplan het geval is, heeft gesloten. Daarnaast is het ten behoeve van het onderhavige ontwikkelingsplan niet noodzakelijk om de uitvoering door middel van een exploitatieplan te faseren dan wel om locatie eisen te stellen. De gemeenteraad kan dan ook gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vas te stellen.

6.2 Maatschappelijk

Het plan wordt overeenkomstig artikel 3.8 lid 3 WRO toegestuurd aan de provinsje Fryslân en Wetterskip Fryslân. Daarnaast is het plan, op basis van de gemeentelijke inspraakverordening voorgelegd aan de bevolking.

Inspraak en overleg