KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch Hulpbedrijf
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Waarde - Landschap (Woudenlandschap)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Richtlijnen M.b.t. Houtsingels En Dykswâlen
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassingsplan "Skûlenboargerwei 10 Eastermar"
Bijlage 1 Chrome - Bodemrapport
Bijlage 2 Aerius Berekening + Stikstofberekening
Bijlage 3 Akoestisch Rapport
Bijlage 4 Watervergunning
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Ontheffing Verordening Romte

Skûlenboargerwei 10 Eastermar

Bestemmingsplan - Gemeente Tytsjerksteradiel

Vastgesteld op 21-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Skûlenboargerwei 10 Eastermar van de gemeente Tytsjerksteradiel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.16BPIX-VG01 met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en afmeersteiger

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

1.6 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden, verzorgen en/of trainen van dieren zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij, een dierenpension, een k.i.-station, een hondenkennel;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;

1.8 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;

1.9 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf dat goederen of diensten levert overwegend aan agrarische bedrijven, of overwegend agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, grondverzetbedrijven, het houden of verzorgen van dieren, grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven, met uitzondering van landbouwmechanisatiebedrijven met als hoofdactiviteit de verkoop van landbouwvoertuigen.

1.10 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

1.11 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of

bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

1.12 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.17 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

1.18 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.19 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 1 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  • A. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
  • B. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
    1. 1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
    2. 2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    3. 3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    4. 4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

1.20 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.21 bestaand

  1. a. bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan

bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden

overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens

die wetten gegeven voorschriften;

  1. b. bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.25 bijzondere paardenhouderij

zie gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.26 bijzondere recreatieve voorzieningen

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

1.27 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar

behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij

direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.35 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet vast op/in de grond gefundeerd is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

1.36 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

1.37 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

1.38 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

1.40 dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

1.41 dobbe

zie: poel;

1.42 drinkpoel

een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;

1.43 dykswâl (houtwal)

een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag. Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

1.44 dykswâlenlandschap met blokverkaveling

het dykswâlenlandschap (houtwallen) met blokverkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. onregelmatige blokverkaveling;
  2. b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,8 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 5,2 ha;
  3. c. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
  4. d. de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;
  5. e. de aanwezigheid van onverharde paden;

1.45 dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling

het dykswâlenlandschap (houtwallen) met opstrekkende verkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. sterk opstrekkende verkaveling;
  2. b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 3,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,7 ha;
  3. c. relatief smalle percelen;
  4. d. de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;
  5. e. bebouwing is voornamelijk geconcentreerd in de bebouwingslinten;
  6. f. verspreid voorkomende pingoruïnes;

1.46 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

1.47 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.48 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.49 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.50 friese essenlandschap

het Friese essenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. onregelmatige blokverkaveling of opstrekkende verkaveling;
  2. b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 1,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,0 ha
  3. c. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
  4. d. relatief kleine percelen;
  5. e. de aanwezigheid van dykswâlen (houtwallen), houtsingels of hagen op de perceelscheidingen;
  6. f. de aanwezigheid van onverharde paden;
  7. g. langs vrijwel alle wegen en paden beplanting;
  8. h. verspreid voorkomende bebouwing aan wegen en paden over of aan de randen van de es;

1.51 fruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.52 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met

wanden omsloten ruimte vormt;

1.53 gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;

1.54 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende

bestemming te gebruiken;

1.55 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.56 geluidsbelasting vanwege een militaire luchthaven

de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een militaire luchthaven landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneenheden, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

1.57 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een ge-bouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.58 geluidsgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

1.59 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen,

zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluid hinder;

1.60 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.61 grenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege een luchthaven

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit het Besluit militaire luchthavens;

1.62 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;

1.63 half open landschap

Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;
  2. b. afwisseling van water, land en drassige percelen;
  3. c. verspreid voorkomende petgaten en legakkers;
  4. d. vervagende of verdwenen verkavelingspatronen;
  5. e. vage of verdwenen ontginningsrichting;
  6. f. verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;

1.64 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.65 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woning is gebouwd;

1.66 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voor-keurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.67 hoogveen met wijkenlandschap

het hoogveen met wijkenlandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke
waarden:

  1. a. onregelmatig patroon van wijken en sloten;
  2. b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,6 ha;
  3. c. opstrekkende verkaveling;
  4. d. herkenbare grenzen tussen ontginningsblokken;
  5. e. de aanwezigheid van houtsingels langs wijken en sloten;
  6. f. verspreid voorkomende bebouwing;

1.68 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.69 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.70 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

1.71 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.72 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een caférestaurant;

1.73 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

1.74 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

1.75 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

1.76 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

1.77 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.78 houtwal

zie dykswâl;

1.79 jachthaven

haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;

1.80 jonge heideontginningslandschap

het jonge heideontginninglandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. onregelmatige blokverkaveling;
  2. b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,1 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,2 ha
  3. c. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
  4. d. relatief kleine percelen;
  5. e. de aanwezigheid van een informeel padensysteem, bestaande uit verharde, halfverharde en onverharde paden;
  6. f. verspreid voorkomende bosjes;
  7. g. relatief veel, verspreid voorkomende, vaak kleinschalige bebouwing;

1.81 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.82 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.83 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;

1.84 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

1.85 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.86 klei op veen landschap

het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. zeer grootschalig open (weide)landschap
  2. b. regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;
  3. c. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
  4. d. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
  5. e. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
  6. f. kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;
  7. g. grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost - west lopende wegen en paden;
  8. h. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;

1.87 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw

zijnde;

1.88 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.89 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.90 landschappelijk inpassingsplan

een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  • A. de historisch gegroeide landschapstructuur;
  • B. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;
  • C. het bebouwingspatroon;
  • D. een goede infrastructurele ontsluiting;
  • E. de milieuhygiënische situatie;
  • F. de lichtuitstoot;
  • G. de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.

Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

1.91 landschappelijk inrichtingsplan

een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsver-grotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  • A. de historisch gegroeide landschapstructuur;
  • B. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;
  • C. de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;
  • D. het bebouwingspatroon;
  • E. een goede infrastructurele ontsluiting.

Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

1.92 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van

waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.93 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

1.94 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.95 meren- en kanalenlandschap

het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;
  2. b. grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;
  3. c. opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;
  4. d. perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;
  5. e. incidenteel voorkomende bebouwing;

1.96 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.97 molen

een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;

1.98 molenbiotoop

de ruimte rondom een molen, die vrij wordt gehouden ten behoeve van een goede windvang en daarnaast de belevingswaarde van de molen in het landschap in stand houdt;

1.99 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.100 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;

1.101 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

1.102 ondergeschikte horeca

een horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

1.103 open landschap

Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. grootschalig open (weide)landschap;
  2. b. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
  3. c. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
  4. d. verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (v.m. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
  5. e. relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
  6. f. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;


Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.


In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

1.104 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.105 peil

  1. a. indien op of in het land wordt gebouwd:
    1. 1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
    2. 2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
  2. b. indien op of in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

1.106 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

1.107 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;

1.108 pingoruïne

overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;

1.109 pluimvee

kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;

1.110 poel

een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;

1.111 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.112 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

1.113 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.114 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming

waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.115 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.116 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;

1.117 recreatiewoonschip

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;

1.118 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of die instelling, zoals een bedrijfskantine;

1.119 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten

behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

1.120 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.121 schiphuis

een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

1.122 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang

alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van

erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.123 singellandschap

het singellandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. veelal opstrekkende verkaveling;
  2. b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,1 ha;
  3. c. herkenbare cultuurhistorische grenzen tussen gebieden met verschillende kavelrichting;
  4. d. op perceelsgrenzen meestal houtsingels, incidenteel dykswâlen (houtwallen);
  5. e. verspreid voorkomende pingoruïnes;
  6. f. verspreid voorkomende dobben, poelen;
  7. g. bebouwing voornamelijk gelegen langs wegen in de vorm van lintbebouwing;
  8. h. verspreid voorkomende landgoederen en bebossing;

1.124 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.125 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.126 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van

samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede

verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding

tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.127 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

het bieden van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d.(theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);

1.128 tuincentrum

een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;

1.129 tuininrichtingsartikelen

specifieke artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals genoemd in bijlage 3;

1.130 vee

door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;

1.131 veenweidelandschap

het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  1. a. grootschalig open (weide)landschap;
  2. b. hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;
  3. c. perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
  4. d. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
  5. e. enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;
  6. f. verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
  7. g. relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
  8. h. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

1.132 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.133 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

1.134 verplaatsbaar bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;

1.135 voedselbos

Een voedselbos is een door mensen gecreëerde plantengemeenschap (planten, bomen en struiken) met een extreem hoog aantal eetbare soorten. De biodiversiteit, (ecologische) veerkracht en productiviteit (van biomassa) van een voedselbos zijn hoog. Een voedselbos is volledig zelfvoorzienend en klimaatbestendig;

1.136 voetprint van de hoofdmassa

de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte

1.137 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

1.138 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

1.139 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn

1.140 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.141 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

1.142 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.143 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.144 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder

begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

1.145 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang

elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een

verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

1.146 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.147 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

1.148 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.149 woonschip

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

1.150 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de

daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van

hinder.

1.151 woudenlandschap

het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • A. kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
  • B. de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);
  • C. opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;
  • D. plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;
  • E. veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
  • F. met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);
  • G. verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.


Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap. In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

1.152 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)

kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: (Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).

  • A. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • B. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • C. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • D. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • E. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
  • F. de lengte, breedte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
  • G. het bebouwde oppervlak: de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
  • H. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • I. de hoogte van een molen: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
  • J. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten bouwwerk of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuurgrond;
  2. b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk onderbrengen van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische producten;
  3. c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (semi) agrarische en daarmee te vergelijken hobbyactiviteiten;
  4. d. volkstuinen en gebouwen en overkappingen ten behoeve van volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
  5. e. een ijsbaan en gebouwen en overkappingen ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  6. f. een hondendressuurterrein en gebouwen en overkappingen ten behoeve van een hondendressuurterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - dressuurterrein";
  7. g. een kampeerterrein en gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kampeer- terrein, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
  8. h. sloten, bermen en beplanting;
  9. i. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";
  10. j. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding "natuurzone - EHS";
  11. k. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - externe veiligheid";


met daaraan ondergeschikt:

  1. l. paden en kavelontsluitingswegen;
  2. m. groenvoorzieningen;
  3. n. parkeervoorzieningen;
  4. o. water;
  5. p. het recreatief medegebruik;
  6. q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. r. openbare nutsvoorzieningen;


met de daarbij behorende:

  1. s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van landbouwvoertuigen en -werktuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
  3. c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "kampeerterrein", in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;
  4. d. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein", als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein", ten behoeve van permanente bewoning.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:


lid 3.3 onder B. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:

  1. a. opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of
  2. b. de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is, groter is dan 2 km;
  3. c. de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming, waaronder bedrijfswoningen, ten minste 50 meter bedraagt;
  4. d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. 1. de milieusituatie;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de landschappelijke waarden;
    4. 4. de cultuurhistorische waarden;
    5. 5. de archeologische waarden;
    6. 6. de natuurwaarden;
    7. 7. de verkeersveiligheid;
    8. 8. de ontsluitingssituatie;
    9. 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch Hulpbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. een landbouwmechanisatiebedrijf zonder showroom, ter plaatse van de aanduiding "landbouwmechanisatiebedrijf";
    2. 2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
    3. 3. bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen;
  2. b. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. restauratieve voorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. wegen, straten en paden;
  6. h. water;
  7. i. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2.2 onder B. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de in lid 4.1 genoemde gronden en de op te richten gebouwen, tenzij de beoogde grondwal en beplanting is aangelegd en in stand wordt gehouden conform bijlage 3 van de regels 'Landschappelijke inpassing Skûlenboargerwei 10 Eastermar';
  2. b. het gebruik van de in lid 4.1 genoemde gronden en de op te richten gebouwen, tenzij de beoogde watercompensatie is aangelegd en in stand wordt gehouden conform bijlage 4 van de Toelichting 'Watervergunning';
  3. c. het gebruik van de in lid 4.1 onder A. genoemde bedrijfsgebouw voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als "bedrijfswoning" in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
  4. d. het gebruik van de in lid 4.1 onder C. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 2 en 3 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 2 en 3 genoemde bedrijven;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij:
    1. 1. de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - pension";
    2. 2. de horeca activiteiten vergelijkbaar zijn met die van horecabedrijf 1 en/of 4;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het betreft groothandel in landbouwmachines, mits:
    1. 1. de verkoopactiviteiten ondergeschikt zijn aan de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden;
    2. 2. er geen sprake is van een showroom;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  9. i. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "kampeerterrein", in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;
  10. j. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein", als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;
  11. k. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein", ten behoeve van permanente bewoning.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. erkers en voorportalen;
  3. c. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";
  4. d. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai van het luchtvaartterrein Leeuwarden op geluidsgevoelige gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - luchtvaart";
  5. e. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - spoor";
  6. f. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - externe veiligheid";
  7. g. het tegengaan van te hoge bebouwing en beplanting, ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop";

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. groenvoorzieningen;
  2. i. parkeervoorzieningen;
  3. j. speelvoorzieningen;
  4. k. wegen, straten en paden;
  5. l. water;
  6. m. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. n. erven en verhardingen;
  2. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Landschap (Woudenlandschap)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap, met dien verstande dat:

  1. a. de gronden ter plaatse van de aanduiding "houtsingel", uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;
  2. b. de gronden ter plaatse van de aanduiding "houtwal" (dykswâl), uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van dykswâlen (houtwallen).

6.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het wijzigen van de verkavelingsstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door houtsingels, zoals die met "houtsingel of haag bestaand (niet vergunbaar)" en "houtsingel bestaand (wel vergunbaar)" zijn weergegeven en houtwallen (dykswâlen), zoals die met "houtwal (dykswâl) bestaand (niet vergunbaar)" zijn weergegeven op de bij deze regels behorende verbeelding, met dien verstande dat:

  1. a. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen (dykswâlen);
  2. b. onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;
  3. c. binnen de bestemmingen 'Agrarisch - Bedrijf grondgebonden', Agrarisch - Bedrijf intensieve veehouderij', 'Agrarisch - Cultuurgrond' en 'Natuur' het gestelde onder 1 en 2 niet van toepassing is met het oog op het realiseren van ten hoogste twee dammen in iedere lange zijde van een perceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter per dam, mits na verwijdering van de houtwal (dykswâl) of houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam(men) ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtwal (dykswâl) of houtsingel resteert;
  4. d. binnen de bestemmingen 'Agrarisch -Bedrijf grondgebonden', Agrarisch - Bedrijf intensieve veehouderij', 'Agrarisch - Cultuurgrond' en 'Natuur' het gestelde onder 1 en 2 eveneens niet van toepassing is met het oog op het realiseren van ten hoogste één dam in iedere korte zijde van een perceel, met een breeste van ten hoogste 10 meter per dam, mits na verwijdering van de houtwal (dykswâl) of houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtwal (dykswâl) of houtsingel resteert.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

8.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

8.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 geluidzone - industrie

De functie van de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie" is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

  1. a. de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;
  2. b. de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;
  3. c. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;
  4. d. uitsluitend niet-alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;
  5. e. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt aangebracht, indien:
    1. 1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
    2. 2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt aangebracht, indien:
    1. 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' wordt aangebracht, indien:
    1. 1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepasing zijnde wettelijke regels;
    2. 2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de dubbelbestemming 'Leiding - Water' wordt aangebracht, indien:
    1. 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' wordt aangebracht, indien:
    1. 1. door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
  6. f. de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wordt aangebracht, indien:
    1. 1. door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
  7. g. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' wordt aangebracht, indien:
    1. 1. de hoedanigheid van een risicovolle functie is gewijzigd;
    2. 2. de ligging van de zone moet worden afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels als bedoeld in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het het bestemmingsplan 'Skûlenboargerwei 10 Eastermar' van de gemeente Tytsjerksteradiel met IMRO code NL.IMRO.0737.16BPIX-VG01 van de gemeente Tytsjerksteradiel.

De voorzitter, De griffier,

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 2 Richtlijnen M.b.t. Houtsingels En Dykswâlen

Bijlage 2 Richtlijnen m.b.t. houtsingels en dykswâlen

Bijlage 3 Landschappelijke Inpassingsplan "Skûlenboargerwei 10 Eastermar"

Bijlage 3 Landschappelijke inpassingsplan "Skûlenboargerwei 10 Eastermar"

Bijlage 1 Chrome - Bodemrapport

Bijlage 1 Chrome - Bodemrapport

Bijlage 2 Aerius Berekening + Stikstofberekening

Bijlage 2 AERIUS berekening + Stikstofberekening

Bijlage 3 Akoestisch Rapport

Bijlage 3 Akoestisch rapport

Bijlage 4 Watervergunning

Bijlage 4 Watervergunning

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Ontheffing Verordening Romte

Bijlage 6 Ontheffing Verordening Romte