Feanwâldsterwâl - Kûkherne
Bestemmingsplan - gemeente Tytsjerksteradiel
Vastgesteld op 10-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1 plan
het bestemmingsplan Feanwâldsterwâl - Kûkherne met Imrocode NL.IMRO.0737.17BPI van de gemeente Tytsjerksteradiel;
2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen met Imro code NL.IMRO.0737.17BPI;
3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5 aanleggelegenheid
het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het niet langer dan drie dagen aaneen aanleggen met recreatievaartuigen;
6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;
7 archeologische waarden
de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
9 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
11 bedrijfskantine
zie: restauratieve voorziening;
12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;
13 beeldverstorende bebouwing
bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;
14 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
15 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 1 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
-
het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
-
het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
-
het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
16 beroeps- c.q. bedrijfsvloerppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
17 bestaand
-
bij bouwwerken:
-
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
-
bij het overige gebruik:
-
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
21 bijzondere paardenhouderij
zie gebruiksgerichte paardenhouderij;
22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
28 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
29 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;
30 chalet
een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;
31 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
32 dagbesteding
een voorziening voor het opvangen van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of gehandicapten;
33 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
35 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
36 dobbe
zie: poel;
37 drinkpoel
een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;
38 dykswâl (houtwal)
een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.
Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;
39 ecologische voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;
40 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
41 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
42 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
43 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
44 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
45 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
46 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
47 geluidsgevoelige functies
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
48 geluidsgevoelige gebouwen
woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
49 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
50 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
51 groepsaccommodatie
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort recreatief verblijf;
52 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;
53 half open landschap
Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
-
afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;
-
afwisseling van water, land en drassige percelen;
-
verspreid voorkomende petgaten en legakkers;
-
vervagende of verdwenen verkavelingpatronen;
-
vage of verdwenen ontginningsrichting;
-
verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;
54 "hiem"
het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
55 hoekerker
een erker die aan twee gevels van een woning is gebouwd;
56 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
57 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
58 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
59 horecabedrijf categorie 1
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
60 horecabedrijf categorie 2
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
61 horecabedrijf categorie 3
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
62 horecabedrijf categorie 4
een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
63 horecavloeroppervlakte
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);
64 houtopstand
opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;
65 houtsingel
langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
66 houtteelt
een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
67 houtwal
zie dykswâl;
68 huishouden
Eén of meer personen die een duuzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
69 individueel aaneen gebouwd
gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 meter, of gebouwen op een zodanige wijze aaneen gebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en /of gevelbelijning;
70 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
71 kantoor
een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
72 kap
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
73 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
74 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
75 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
76 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
77 landschappelijk inpassingsplan
een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
-
de historisch gegroeide landschapstructuur;
-
de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;
-
het bebouwingspatroon;
-
een goede infrastructurele ontsluiting;
-
de milieuhygiënische situatie;
-
de lichtuitstoot;
-
de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.
-
Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
78 landschappelijk inrichtingsplan
een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
-
de historisch gegroeide landschapstructuur;
-
de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;
-
de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;
-
het bebouwingspatroon;
-
een goede infrastructurele ontsluiting.
Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
79 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
80 ligplaats
het gebruik van gronden voor het langer dan drie dagen aaneen aanleggen met een vaartuig. Op het korter aanleggen met een recreatief vaartuig is de APV van toepassing
81 logiesverstrekking
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
82 manege
een voorziening met een publieksgericht karakter, waar, al dan niet bedrijfsmatig, gelegenheid wordt geboden voor het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;
83 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
84 milieuafstand
de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;
85 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
86 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
87 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;
88 onderbouw
het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;
89 ondergeschikte horeca
Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;
90 open landschap
Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
-
grootschalig open (weide)landschap;
-
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
-
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
-
verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (voormalige eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
-
relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
-
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;
91 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
92 paardenbak
niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
93 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
94 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
95 paramedische voorziening
voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;
96 parkeergelegenheid
het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;
97 peil
-
indien op of in het land wordt gebouwd:
-
de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
-
indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
-
indien op of in het water wordt gebouwd:
-
het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
98 pension
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;
99 perifere detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede detailhandel binnen tuincentra, bouwmarkten en kringloopwinkels, die vanwege de aard van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;
100 persoonlijke dienstverlening
dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;
101 pingoruïne
overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;
102 pluimvee
kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;
103 poel
een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;
104 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
105 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
106 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
107 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
108 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;
109 recreatiewoonschip
een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
110 restauratieve voorziening
een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;
111 risicovolle functie
een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
112 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
113 schiphuis
een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;
114 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
115 slijterij
een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;
116 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken;
117 sociaal-medische voorziening
voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;
118 stacaravan
een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;
119 stallinggelegenheid
het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;
120 steiger
het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal, direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het innemen van een ligplaats met recreatievaartuigen dan wel (recreatie)woonschepen;
121 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
122 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
het verstrekken van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d. (theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);
123 vee
door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;
124 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
125 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
126 verplaatsbaar bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;
127 voetprint van de hoofdmassa
de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte
128 volkstuin
gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;
129 volumineuze detailhandel
detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
130 voorbouwgrens
zie voorgevelrooilijn;
131 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
132 voorgevelrooilijn
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
133 voorkeurgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
134 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
135 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
136 windturbine
een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);
137 winkel
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
138 wonen
het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden;
139 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
140 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
141 woonschip
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
142 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
143 woonwagen
een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
144 woudenlandschap
het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
-
kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
-
de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);
-
opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;
-
plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;
-
veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
-
met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);
-
verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.
Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;
145 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden;
146 zorginstelling
een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor het huisvesten van personendie bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of gehandicapten;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Methodiek
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
-
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
-
het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
-
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
-
de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
-
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Meetverschillen
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf Grondgebonden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van
-
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf (al dan niet in combinatie met natuur- en landschapsbeheer), met inbegrip van kassen en torensilo’s, een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel, mits de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van die detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m² ;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 3.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de goothoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 3.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen;
-
lid 3.2.1 onder A. sub 4. en toestaan dat van een torensilo de bouwhoogte ten hoogste 30 m zal bedragen;
-
lid 3.2.2 onder B. en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen, mits:
-
de oppervlakte van een bouwwerk, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, ten hoogste 50 m² zal bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag in de in lid 3.1 onder A. genoemde gebouwen voor het stallen, huisvesten of anderszins onderbrengen van vee;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van biomassavergisting;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van een aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zorgfunctie";
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - pension”;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de in lid 3.1 genoemde detailhandelsfunctie²;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
cultuurgrond, zowel voor bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik;
-
bouwwerken met dak ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk onderbrengen van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische producten;
-
bouwwerken met dak ten behoeve van semi agrarische en daarmee te vergelijken hobbyactiviteiten;
-
sloten, bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
-
paden en kavelontsluitingswegen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
water;
-
het recreatief medegebruik;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen bouwwerken met dak zijnde, waaronder kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een paardenbak, met uitzondering van bestaande paardenbakken.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.3 onder A. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:
-
opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of
-
de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is, groter is dan 2 km;
-
de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming, waaronder bedrijfswoningen, ten minste 50 meter bedraagt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie;
-
de landschappelijke waarden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de archeologische waarden;
-
de natuurwaarden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de ontsluitingssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
lid 4.3 onder C. en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het realiseren van een paardenbak, mits:
-
de paardenbak is bestemd voor particulier/hobbymatig gebruik; en
-
de paardenbak voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in paragraaf 2.2 van de Beleidsnotitie Gemeente Tytsjerksteradiel Particuliere paardenbakken (bijlage 3) met dien verstande dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging daarvan, en:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie;
-
de landschappelijkewaarden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de archeologische waarden;
-
de natuurwaarden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de ontsluitingssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder categorie 1 en 2, met uitzondering vangeluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
-
bedrijfskantine;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 5.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een niet-inpandige bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;
-
lid 5.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een niet-inpandige bedrijfswoning, de goothoogte en de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 5.1 onder A. genoemde bouwwerken en gronden voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorie 1 en 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
5.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 5.4 onder D. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van het aanwezige hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
-
de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
-
lid 5.4 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits:
-
die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
detailhandel;
-
een kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding "kinderdagverblijf";
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 6.2.1 onder A. sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 6.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan detailhandel en anders dan de in lid 6.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Maatschappelijk - Sociaal Cultureel En Religie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal Cultureel en Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
-
sociaal-culturele voorzieningen en kinderopvang;
-
levensbeschouwelijke voorzieningen;
-
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
met daaraan ondergeschikt:
-
ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
horeca, categorie 1 of 2 in combinatie met de in lid A. onder 1. en 2. bedoelde sociaal-culturele en/of levensbeschouwelijke voorzieningen, mits het horecavloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde deel van het bouwvlak van de voorziening, met dien verstande dat de horecavloeroppervlakte ten hoogste 400 m² zal bedragen;
-
restauratieve voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 7.2.1 onder A, sub 2. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de in lid 7.1 onder A. genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, tenzij de gronden zij aangeduid als “bedrijfswoning”;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 7.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, anders dan in de in lid 7.1 onder C. genoemde vorm van horeca;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een recreatiewoning;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwwerken zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
erkers;
-
voorportalen;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Verkeer - Ontsluitingswegen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Ontsluitingswegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ontsluitingswegen en -straten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;
-
bermen en beplanting;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
-
geluidwerende voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Verkeer - Verblijf
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, (woon)straten en pleinen;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
-
het recreatief medegebruik;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
terrassen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
-
kaden en oevers;
-
de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;
-
het recreatief medegebruik;
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder:
-
kunstwerken;
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;
-
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatievaartuigen;
-
het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen;
-
het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Wonen - Twee Onder Één Kap 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Twee onder één kap 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 13.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 13.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 13.2.2 onder A. sub 3. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m², zal bedragen.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 13.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Wonen - Vrijstaande Woningen 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Vrijstaande woningen 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 14.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 14.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 6 m zal bedragen;
-
lid 14.2.2 onder A. sub 3 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 14.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Wonen - Vrijstaande Woningen 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 15.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 15.2.1 onder D. en toestaan dat de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 10 m zal bedragen;
-
lid 15.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 15.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Wonen - Vrijstaande Woningen 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Vrijstaande woningen 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 16.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 16.2.2 onder A.3 en toestaan dat, in geval een "hiem" groter is dan 500 m², de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel zal bedragen: 150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 16.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Wonen - Vrijstaande Woningen Boerderijtypen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen –Vrijstaande woningen boerderijtypen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvom zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
-
ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 17.2.1 onder A. en toestaan dat een hoofdgebouw voor ten hoogste 20 % buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
lid 17.2.1 onder A. en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 1 m ten opzichte van de in de tabel genoemde goothoogte;
-
lid 17.2.1 onder E. en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt verhoogd met ten hoogste 20% ten opzichte van de in de tabel genoemde bouwhoogte, tot ten hoogste 15 m;
-
lid 17.2.1 onder F. en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80o;
-
lid 17.2.2 onder A. sub 4. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel in geval van een “hiem” groter dan 500 m²:150 m², vermeerderd met 10% van het deel van het “hiem” dat groter is dan 500 m², tot een maximum van 250 m² zal bedragen.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan de in lid 17.1 onder B. bedoelde beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”;
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 18 Waarde - Woudenlandschap
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap (dykswâlenlandschap in blokverkaveling en Fries essenlandschap), met dien verstande dat:
-
de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde – houtsingel”, uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;
18.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de verkavelingsstructuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde – houtsingel", met dien verstande dat:
-
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen (houtwallen);
-
onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;
-
het bepaalde onder 1 en 2 niet van toepassing is met het oog op het realiseren van de ontsluiting van percelen, door één dam in de korte zijde en/of twee dammen in de lange zijde van het perceel ten behoeve van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
een ondergrondse hogedruk (aard)gastransportleiding;
met de daarbij behorende:
-
belemmeringenstrook;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Bouwregels
21.1 Welstandscriteria
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in aritkel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
21.2 Windturbines
Er zullen geen windturbines worden gebouwd.
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puien en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:
-
de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;
-
de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;
-
het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;
-
uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;
-
de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute;
en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie;
-
de landschappelijke waarden;
-
de cultuurhistorische waarden;
-
de ontsluitingssituatie;
-
de parkeersituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
-
de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, mits:
-
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Artikel 25 Overige Regels
Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen.
Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels voor die bestemmingen en/of aanduidingen, zoals opgenomen in bijlage 7.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid A. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
-
Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan 'Feanwâldsterwâl - Kûkherne' van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van {...}
De voorzitter, De griffier,
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In de Wro is een wettelijke verplichting opgenomen om bestemmingsplannen en beheersverordeningen binnen 10 jaar na vaststelling te actualiseren. In 2013 is gekozen om voor een groot gedeelte van het dorp Feanwâldsterwâl en het gebied Kûkherne een beheersverordening vast te stellen. Gelijkertijd is bepaald dat voor dit gebied een planherziening zal worden opgestart.
1.2 Plangebied
Het plan heeft betrekking op het dorp Feanwâldsterwâl en het gebied Kûkherne. De ligging en de begrenzing van het plangebied zijn te zien op figuur 1.
Figuur 1: plangebied bestemmingsplan Feanwâldsterwâl - Kûkherne
1.3 Planinhoud
Het plan is conserverend van karakter. Uitgangspunt is de bestaande bebouwing en functies te handhaven. Binnen de regels in dit bestemmingsplan is een zekere uitbreiding van bebouwing en functieverandering mogelijk. In dit plan wordt gewerkt met de zogenaamde basisregels. Deze regels worden gebruikt in alle nieuwe plannen voor onze gemeente om een zekere mate uniformiteit te waarborgen. Waar nodig, is uiteraard ruimte voor maatwerk.
Uitgangspunten voor de basisregels zijn:
-
vereenvoudigen en flexibeler;
-
aanpassen aan het Besluit omgevingsrecht
-
klantgerichter maken;
-
anticiperen op de Omgevingswet.
De Omgevingswet treedt naar verwachting in 2021 in werking en vervangt de huidige Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan komt onder die wet niet meer terug. Er wordt een nieuwe planvorm geïntroduceerd: het omgevingsplan. Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van de grond. Ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin worden opgenomen. Van 'een goede ruimtelijke ordening' naar een 'goede fysieke leefomgeving'.
2 Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Ontwikkeling
Feanwâldsterwâl is een streekdorp met een opmerkelijk karakter. Het is vanuit Feanwâlden ontstaan als veenkolonie, mogelijk van Gieterse doopsgezinden, aan het water dat de grens uitmaakte tussen de grietenijen Dantumadeel en Tytsjerksteradiel. In de beschrijving van Feanwâlden uit het einde van de 18de eeuw staat: ‘In ’t Zuidwesten heeft men een lange streek huizen aan ’t diept, hier onder behoorende, en bekend by den naam van Diepswal.’ Op de Wâl stond tot 1865 dan ook een kleine vermaning, schuin tegenover de Priesterakker. Er is toen even verder een nieuwe gebouwd aan de Zuiderweg tussen Feanwâldsterwâl en Feanwâlden.
De gemeentegrens ligt nog midden in de vaart, de kade ligt aan de Dantumadeelster zijde. Aan deze zijde staan vanouds de woudhuisjes of ‘spultsjes’ in een vrij gesloten gelid. Die huisjes hebben achter het voorhuis in de breedte doorschietende dakschilden waarmee een schuur werd gevormd voor wat vee of berging van akkerbouwproducten. Op de Wâl staan ook in de breedte gebouwde woningen en enkele boerderijen. Daardoor is er een grote afwisseling van bebouwing gekomen.
De bebouwing aan de Tytsjerksteradielster zijde is iets grootschaliger. Tussen de woudhuisjes zijn ook echte boerderijen te vinden: in het begin bijvoorbeeld een aparte in winkelhaakmodel en verderop een paar koprompen. De woningen en boerderijen moeten worden bereikt via afzonderlijke bruggen over de vaart. Ze verlenen de ongeveer een kilometer lange nederzetting een heel eigen ritme. De meeste bruggen zijn inmiddels flink verzwaard om automobielen en landbouwmaterieel te kunnen torsen. De boerderijen en woudhuisjes zijn vrijwel allemaal verbouwd en vaak uitgebreid om te voldoen aan wensen van modern woongenot in deze streek.
De buurtschap Kûkherne ligt ten oosten van Feanwâlden. De buurtschap ligt rond een driegemeentenpunt, rond de driesprong waar de wegen Kûkhernewei in het westen (gemeente Dantumadiel, zuidzijde gemeente Tytsjerksteradiel), de in het verlengde hiervan lopende Kûkhernsterwei in het oosten (gemeente Dantumadiel) en de weg Kûkherne in het zuiden (gemeente Achtkarspelen) bij elkaar komen. De buurtschap ligt ook nog rond een driewaterlopenpunt, zijnde de driesprong van de Nije Feart (voorheen: Nieuwe Vaart) in het noorden, de Kûkhernsterfeart (voorheen: Kuikhornstervaart) in het zuiden, en de Swadde (voorheen: Zwette) in het oosten.
2.2 Functies Binnen Het Plangebied
Het grootste deel van gebied heeft een woonfunctie. Verspreid binnen het gebied komen enkele bijzondere functies voor (kerk, bedrijven, recreatiewoning en een kinderdagverblijf).
3 Beleidskader
Richtinggevend voor de inhoud van het bestemmingsplan is mede wat door hogere overheden als ruimtelijk beleid is afgesproken. Ook de gemeente zelf heeft beleid dat van invloed is op het bestemmingsplan, zowel ruimtelijk als sectoraal. Hieronder volgt een samenvatting.
3.1 Rijksbeleid
De rijksoverheid speelt samen met de decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. Wel is deze rol van karakter aan het veranderen. Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 is het rijksbeleid in de ruimtelijke ordening stevig afgeslankt. Het rijksbeleid richt zich voornamelijk nog op de economisch sterke regio’s. De decentrale overheden krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor beleid, uitvoering en bekostiging van de ruimtelijke inrichting van de rest van Nederland.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
-
de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
-
de bereikbaarheid verbeteren;
-
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
3.2 Provinciaal Beleid
Streekplan
In het Streekplan “Om de kwaliteit fan de romte” (2007) is het gebied aangeduid als “overige kern”. Dat betekent een kleine kern, waar woningbouw primair gericht is op de woningvraag uit het gebied zelf en de verdeling van de beschikbare woningbouwruimte een gemeentelijke verantwoordelijkheid is.
Het plangebied valt binnen het Nationaal Landschap dat overigens geen rijksbeleid meer is. De begrenzing van de Nationale Landschappen is een planologische begrenzing die nog wel in het Streekplan 2007 staat. In dit geval gaat het om het Nationaal Landschap Noordelijke Friese Wouden. Het grootste deel van het plangebied heeft betrekking op de bestaande bebouwing. Het bestemmingsplan heeft voor dat deel een conserverend karakter.
Het provinciaal beoordelingsregime van de landschappelijke kwaliteit is zowel binnen als buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen even zwaar. Het provinciaal beleid is gericht op bescherming van natuur- en landschapswaarden zowel binnen als buiten nationale landschappen.
Verordening Romte Fryslân
De Verordening Romte Fryslân (2014) stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in nieuwe bestemmingsplannen. Geldend provinciaal beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Deze verordening is een integrale herziening van de vorige Verordening Romte uit 2011. Dit als gevolg van nieuw provinciaal beleid inzake (intentieve) veehouderij, landschap en cultuur (Grutsk op ‘e Romte) en weidevogels. Daarnaast heeft een tussentijdse evaluatie van het streekplan plaatsgevonden die van invloed is op de verordening. Ook op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is een aanpassing van de verordening vereist.
Het gebied rondom De Wâl, een gedeelte van De Zwette en een klein deel van de Kûkhernewei valt binnen de begrenzing van bestaand stedelijk gebied zoals op de kaart behorende bij de Verordening Romte Fryslân is aangegeven. Een groot deel langs de Kûkhernewei en het ten zuiden daarvan gelegen gebied vallen buiten de genoemde begrenzing. Voor deze gebieden wordt de bestaande situatie (opnieuw) planologisch vastgelegd. Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan past binnen deze verordening.
Structuurvisie Grutsk op 'e Romte
In Grutsk op ‘e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.
In hoofdstuk 9 wordt een beschrijving gegeven van het deelgebied 'noordelijke wouden'. Dit mondt uit in de benoeming van een achttal 'provinciale waarden'. De bij de structuurvisie behorende kaart geeft voor het overgrote deel van het plangebied het landschapstype 'woudontginning' nader aangeduid met elzensingelgebied. Het meest oostelijke deel direct aan de Kûkhernsterfeart is aangemerkt als veenweidegebied.
(gedeelte van de 'grutsk op 'e romte' kaart)
Gelet op de door de structuurvisie benoemde waarden en gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat de structuurvisie niet in de weg staat aan de vasstelling van het bestemmingsplan.
Provinciaal Verkeer/ en Vervoersplan
Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 (PVVP 2006)
vastgesteld. Het plan is herzien in 2011. Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020 vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een solide toe komstvisie voor het openbaar vervoer en een krachtig maatregelen pakket voor het fietsverkeer.
Als verkeers- en vervoersproblematiek geeft de provincie aan dat een groot deel van Noordoost Fryslân relatief ver af van het hoofdwegennet ligt. Daarbij komt dat het regionale wegennet in het gedeelte zuidelijk van Dokkum fijnmazig is, waardoor een duidelijke noord-zuid ontsluiting ontbreekt.
Om dit te verbeteren heeft de provincie ingezet op een opwaardering van de Centrale As voor Noordoost Fryslân, de N356 tussen Dokkum en de N31 (Wâldwei). De realisatie is afgerond en een deel van de weg ligt ten zuiden en oosten van Feanwâldsterwâl (Kûkhernewei).
3.3 Gemeentelijk Beleid
Begin 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie “Finster op Romte” vastgesteld met een looptijd tot 2020.
In deze Structuurvisie wordt aangegeven dat Tytsjerksteradiel zich, als het om wonen en werken gaat, vooral richt op de eigen bewoners. De omvang, de kwaliteit en het prijsniveau van de woningvoorraad passen bij de samenstelling en ontwikkeling van de bevolking. Er is een diversiteit aan woonmilieus waar verschillende doelgroepen zich thuis voelen; of het nu om jongeren, gezinnen of senioren gaat. Er is speciale aandacht voor duurzaam bouwen en het realiseren van levensloopbestendige woningen.
Het gemeentebestuur vindt het in het kader van de leefbaarheid belangrijk dat het bestaande voorzieningenniveau in de kernen zoveel mogelijk op peil blijft. De inspanningen richten zich op het combineren en concentreren van maatschappelijke voorzieningen (voor zorg en welzijn), wonen, commerciële voorzieningen en onderwijs.
De krimpende bevolking(sgroei) en de crisis (bezuinigingen) waren de voornaamste redenen waarom in de Structuurvisie is gekozen voor concentratie van woningbouw en voorzieningen. Burgum is daarbij gekenmerkt als hoofd- en recreatiekern.
Ruimtelijke Ontwikkeling
Er is een plan ingediend voor vervangende nieuwbouw van een woning op de locatie Kûkhernewei 66-66a in Noardburgum. Op de betreffende locatie zat een intensieve veehouderij en is ook als zodanig inbestemd in het nu nog geldende bestemmingsplan.
De opstallen verkeren in een zeer slechte staat. Een architectenbureau heeft een plan uitgewerkt waarbij alle opstallen - inclusief bedrijfswoning - worden gesloopt en er een royale woning met bijgebouw wordt opgericht. Er is sprake van een zeer modern (kubistisch) ontwerp op een bijzondere locatie.
Het plan past niet binnen de kaders van het geldende gemeentelijke en provinciale beleid. Wij zijn van mening dat er voldoende redenen zijn om toch medewerking te verlenen aan dit plan. In de volgende paragraaf zullen we dit nader motiveren.
Voor de betreffende ontwikkeling is door buro Rho - in opdracht van de initiatiefnemer - een ruimtelijke onderbouwing en landschappelijke inpassingsplan opgesteld. Deze is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd.
Door de omvang van de woning was het nodig om ontheffing van de verordening Romte te vragen bij de provincie. De ontheffing is inmiddels verleend en heeft gelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen.
4 Omgevingsaspecten
Naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid dient er ook rekening te worden gehouden met de volgende omgevingsaspecten: ecologie, archeologie, bodemgesteldheid, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.
4.1 Ecologie
Toetsing natuurwetgeving
Bij een nieuw bestemmingsplan hoort een toetsing van het plangebied aan de natuurwetgeving. Deze toets geeft aan met welke beschermde natuurgebieden rekening gehouden moet worden en welke beschermde soorten planten en dieren mogelijk in het plangebied voorkomen, omdat de voor hen geschikte biotopen aanwezig zijn. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter: er wordt in het nieuwe bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. De meeste informatie over beschermde natuurgebieden en beschermde flora en fauna is ontleend aan het Ecologisch Ontwikkelingsplan Tytsjerksteradiel 2009 (actualisatie beschermde soorten 2015). Het plangebied is te voet verkend om de biotopen die geschikt zijn voor beschermde soorten, te beschrijven.
Wet natuurbescherming 2017
Deze toetsing voorziet in de eisen, die de Wet natuurbescherming 2017 stelt. Deze nieuwe wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. In de nieuwe wet zijn de verschillende onderdelen van de oude wetten beter op elkaar afgestemd. Het toetsingskader voor projecten en plannen blijft in de basis hetzelfde maar is in een ander 'jasje' gestoken. Het is de bedoeling dat de Wet natuurbescherming zorgt voor een vereenvoudiging van de wet en regelgeving. Over een aantal jaren zal de wet weer vervallen omdat deze dan opgaat in de Omgevingswet. Het bevoegd gezag is de provincie waar het project of de handeling plaatsvindt. Ontheffingen moeten dus bij de provincie worden aangevraagd. De beschermde soorten zijn verdeeld in strikt beschermde soorten en overige soorten. Tot de eerste categorie behoren de soorten, die door Europese regels beschermd worden (Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, verdragen van Bern en Bonn). De tweede categorie zijn de nationale soorten (verdeeld in lijst A en lijst B) en de soorten, die per provincie worden aangewezen (nog onbekend). Deze lijsten bevatten minder en andere soorten dan de lijsten van de eerdere Flora- en faunawet.
De strikt beschermde soorten zijn zwaarder beschermd dan de overige soorten. Beide categorieën soorten mogen niet worden gedood en gevangen en ook mogen de rust- en voortplantingsplaatsen niet verstoord worden. Bij de strikt beschermde soorten is het tevens verboden om de eieren te rapen en de dieren te verstoren. Vogels mogen wel verstoord worden als dat geen invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor beide categorieën geldt een verbod om planten te plukken, verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen.
In de nieuwe provinciale verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017 zijn de verboden ten aanzien van de nationale soorten vrijgesteld bij bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke inrichting en ontwikkeling mits de beperkingen in acht worden genomen en de middelen en methoden worden gebruikt, die per soort in de bijlagen van de verordening staan aangegeven. Deze voorwaarden beogen de gunstige staat van instandhouding van deze soorten te behouden. De ontheffing geldt ook als gebruik gemaakt wordt van een goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscodes voor verschillende soorten werkzaamheden kunnen in de nieuwe wet voor alle beschermde soorten gebruikt worden. De gedragscodes moeten zijn goedgekeurd door het rijk. Zorgvuldig handelen moet worden uitgewerkt in een per situatie specifiek Plan van Aanpak.
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de natuurdoelstellingen van beschermde natuurgebieden en de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensooten niet in het geding komen. Er wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Landschap
Feanwâldsterwâl en Kûkherne liggen aan de rand van het singellandschap, een landschapstype dat behoort het nationaal landschap de Noardlike Fryske Wâlden. De ondergrond bestaat grotendeels uit een ca. 1 m dikke golvende laag fijn zand gelegen op keileem. Feanwâldsterwâl ligt lager dan 0,5 m boven NAP, in het oosten ligt het landschap tot bij de Kûkhernserfeart hoger tot ruim 1 m boven NAP. Aan de zuidkant van de lintbebouwing is een west – oost lopende hoger gelegen rug te onderscheiden, waarop de buurtschappen de Heide en de Heidstreek liggen. Lange tijd waren deze gronden bedekt met hoogveen, dat pas in de late middeleeuwen door de kloosters van Burgum en Rinsumageest is ontgonnen. In laagten is soms veen blijven zitten. De vaart in Feanwâldsterwal en de Zwette in het verlengde ervan zijn gegraven voor de afvoer van de veenturven. Na het afgraven van het veen is er heide gaan groeien, die later is ontgonnen tot bouw- en grasland. Op de perceelsranden staan tot ca. 1 m boven NAP elzensingels en op de hogere oostelijk gelegen gronden eikensingels. De verkaveling is kleinschaliger dan de jongere (eind 19e eeuw) heideontginningen, die zuidelijker rond Noardburgum liggen.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied, de Groote Wielen, ligt op 4,5 km afstand. De daar beschermde vogelsoorten maken gebruik van het plangebied om te foerageren of te nestelen. De Kûkhernsterfeart is een verbindingszone binnen de Ecologische Hoofdstructuur, die grenst aan de oostkant van het plangebied. Het bestaande karakter (riet) van de (westelijke) oever van de vaart moet daarom in stand gehouden worden.
Soortenbescherming
In het plangebied komen de volgende biotopen voor: houtsingels (singels met meerdere soorten bomen), veel elzensingels, enkele houtwallen, heel wat grote tuinen met bomen en soms een vijver, moestuinen, weilanden, sloten en greppels.
Houtsingels
Houtsoorten zijn els, eik, berk, lijsterbes, meidoorn, veldesdoorn, sporkehout. Spontaan hebben vlier, hulst en braam zich gevestigd. Er leven muizen, egels en (zang)vogels. Naast gemengde singels staan er op lagere gronden singels met meest elzen en op hogere gronden singels met meest eiken. Het singellandschap en de erven met allerhande schuren en (oude) bebouwing zijn zeer geschikt als foerageergebied voor vleermuizen.
Oude bomen
Op erven staan her en der solitaire oude bomen (eiken, lindes, wilgen, en enkele essen, paardenkastanjes, esdoorns, rode beuken), waarin als er holten voorkomen mogelijk vleermuizen of vogels verblijven.
Gebouwen
In gebouwen met weinig gebruikte ruimten (zolders, schuren) zoals boerderijen,oude bedrijfsgebouwen en woningen kunnen vleermuizen, muizen, steenmarters, padden, zwaluwen, (kerk)uilen verblijven.
Graslanden
Veel kleine stukken grasland worden vrij extensief beweid en bemest. Door de voedselrijke ondergrond komen er geen beschermde planten voor en door de ingesloten ligging van de percelen zullen er geen weidevogels broeden. Wel zullen er kleine zoogdieren als muizen, mollen en egels voorkomen.
Sloten en vijvers
Verspreid liggen sloten, greppels en enkele vijvers waarin moeras- en waterplanten (waaronder de licht beschermde Zwanenbloemen), amfibieën, vissen, watervogels en insecten voorkomen.
Bestemmingsplan
Alle nationale soorten muizen, spitsmuizen, marterachtigen, knaagdieren, hoefdieren, overige zoogdieren, reptielen, amfibieën en de vogelsoorten kokmeeuw, zilvermeeuw en roek kunnen in principe voorkomen in de biotopen van dit gebied. Voor deze soorten zijn voorschriften opgenomen in de provinciale verordening Wet natuurbescherming 2017. Het opvolgen van deze voorschriften betekent een vrijstelling van de verboden in de natuurbeschermingswet 2017.
Conclusies en aanbevelingen
Gebiedsbescherming speelt in het bestemmingsplan geen rol. Er moet bij de uitvoering van ruimtelijke plannen wel rekening gehouden worden met beschermde soorten. Bij nieuwbouw, slopen of kappen moet daartoe dan geïnventariseerd worden.
Als beschermde soorten worden aangetroffen moet er gewerkt worden met een goedgekeurde gedragscode zoals opgesteld voor verschillende typen werkzaamheden of gebruik gemaakt worden van de verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Het belang van de bescherming van de archeologische waarden is in internationaal verband erkend in het 'Verdrag van Valletta' (ook wel 'verdrag van Malta' genoemd). In Nederland zijn de uitgangspunten van dit Verdrag geImplementeerd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, september 2007). Op grond van de Wamz dient bij de voorbereiding van bestemmingsplannen aandacht te worden besteed aan de (mogeiljke) aanwezigheid van archeologische waarden. De provincie Fryslân heeft de arcehologisch waardevolle gebieden opgenomen op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Dit is een advies-/verwachtingenkaart.
4.2.1 Archeologie
In het plangebied komen geen terreinen voor die op de Archeologische Monumentenkaart zijn opgenomen (zogenaamde AMK-terreinen, waarvan de archeologische Rijksmonumenten de hoogste status hebben). Wel is op de grens van het plangebied even ten westen van Kûkherne een vindplaats uit de Steentijd bekend. Daar zijn aan het maaiveld enkele tientallen vuurstenen artefacten opgemerkt. Er zijn voor het plangebied geen meldingen bekend van overige vondsten/vindplaatsen uit de Steentijd t/m Middeleeuwen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de Feanwâldsterwâlfeart die zich ten zuiden van De Swette voortzet, een oude ontginningssloot is die in aanzet teruggaat tot de Middeleeuwen.
Voor de Nieuwe tijde zijn vrij veel archeologische relevante locaties bekend. Het betreft boerderij-/huisplaatsen, met name aan De Streek, de Feanwâldsterwâlfeart en de Kûkhernewei. De CHK vermeldt ten onrechte ook een verdwenen eendenkooi in Feanwâldsterwâl; deze heeft in werkelijkheid westelijk van het plangebied gelegen.
Op basis van onder meer deze bekende archeologische waarden, en op basis van landschappelijke kenmerken en van de verwachte verstoring van archeologisch relevante niveaus, zijn aan het plangebied diverse archeologische verwachtingen gekoppeld. In het plangebied zijn in het verleden twee archeologische booronderzoeken uitgevoerd. In de betreffende terreinen, waaronder een perceel waarin een voortzetting van de bovengenoemde vuursteenvindplaats werd verwacht, was de bodem zodanig verstoord, dat hier geen voldoende intact archeologische vindplaatsen meer zullen liggen. Om de archeologische waarden (bekend en verwacht) op een goede manier te borgen, vormt voor dit bestemmingsplan de Famke de basis. Als aanvulling zijn de relevante, niet-zichtbare elementen van de CHK gebruikt (oude boerderijplaatsen).
De Famke geeft adviezen op twee periodekaarten: een kaart voor de periode Steentijd-Bronstijd en een kaart voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen. In de Famke zijn de diverse archeologische waarden en verwachtingen (ook omtrent de mate van verstoring van archeologisch relevante niveaus) al vertaald naar beleids-en onderzoeksadviezen. Daarbij behoren ook uiteenlopende vrijstellingen van de verplichting tot het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek in geval van bodemingrepen. Die vrijstellingen zijn kleiner naarmate de archeologische verwachting groter is. Als voor een gebied de vrijstellingsgrenzen op de twee genoemde periodekaarten uiteenlopen, geldt de kleinste vrijstelling.
Gelet op de Famke-kaarten, aangevuld met CHK-elementen, zijn dubbelbestemmingen Waarde Archeologie nodig voor het gehele bestemmingsplangebied. In het verleden zijn echter al enkele terreinen voldoende archeologisch onderzocht, waaronder het gebied waarvoor op de Famke een waarderend onderzoek naar vuursteenvindplaatsen geadviseerd is. Voor die onderzochte terreinen blijft een dubbelbestemming Waarde Archeologie achterwege.
Het overzicht hieronder geeft aan welke Famke-adviezen er nog gelden, en hoe deze vertaald zijn in de planregels.
Periode/type onderzoek: Famke-vrijstellingen tot: vertaling planregel Dubbelbestemming Archeologie:
IJzertijd-Middeleeuwen
Karterend onderzoek 3 5000 m2 Waarde Archeologie 3
Steentijd-Bronstijd
Karterend onderzoek 2 2500 m2 Waarde Archeologie 2
Karterend onderzoek 3 5000 m2 Waarde Archeologie 3
Onderzoek bij grote ingrepen 25.000 m2 Waarde Archeologie 4
Voor het bestemmingsplangebied zijn de vrijstellingsgrenzen voor wat de omvang betreft gebaseerd op de Famke, zoals hierboven is toegelicht. De CHK verschaft voor oude boerderijplaatsen geen vertaling naar beleid. Voor vergelijkbare bekende archeologische waarden (maar dan uit de Middeleeuwen) gaat de Famke uit van een vrijstellingsgrens van 50 m2. Er is in dit geval gekozen voor een vrijstellingsgrens van 100 m2 (de gebruikelijke norm conform de Monumentenwet artikel 41a, die maatschappelijk haalbaar en praktisch uitvoerbaar wordt geacht), om te voorkomen dat voor een kleine ingreep op of nabij deze specifieke vindplaats waarvan onder meer de omvang nog niet bekend is, een relatief duur onderzoek moet worden uitgevoerd (proportionaliteitsbeginsel).
De Famke en de CHK doen geen uitspraken over verticale vrijstellingsgrenzen. Voor dit plangebied zijn alle bodemingrepen tot 0,3 m minus huidig maaiveld, ongeacht hun oppervlakte, vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Deze verticale vrijstelling is gebaseerd op de gemiddelde diepte van de verstoorde bovengrond. Hoewel in de verstoorde bovengrond archeologische resten kunnen voorkomen, bevinden deze zich niet meer in hun oorspronkelijke context. De waarde van deze resten is daardoor relatief gering.
De vrijstellingen zijn voor het overgrote deel van het plangebied zodanig ruim, dat bij voorgenomen plannen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, archeologisch onderzoek dikwijls niet nodig zal zijn. In de praktijk zal de dubbelbestemming archeologie dus vaak geen archeologische onderzoeksverplichting/vergunningsverplichting met zich meebrengen. De reden om toch grote delen van het bestemmingsplan van een dubbelbestemming waarde archeologie te voorzien, is de attenderende werking ervan. Men kan direct zien hoe de archeologische waarden planologisch geborgd zijn en waar men aan gehouden kan worden.
4.2.2 Cultuurhisorie
In de vroege Nieuwe tijd (17e eeuw) was de huidige hoofdstructuur van vaarten (Feanwâldsterwâlfeart en Kûkhernsterfeart) en wegen met lintbebouwing al grotendeels aanwezig. Het Smelpaed/De Streek (Feanwâldsterwâl) met lintbebouwing is iets jonger en zal uit de 18e eeuw dateren. Sinds de 18e eeuw is er op hoofdlijnen, afgezien van verdichting van de bebouwing, niet veel veranderd. De kenmerkende, nog steeds goed herkenbare opstrekkende verkaveling met meestal langegerekte, noord-zuid gerichte percelen, en bij Kûkherne langs de vaart oost-west gerichte percelen, is al op de oudste nauwkeurige kaarten (uit de vroege 19e eeuw) herkenbaar. Ongetwijfeld bestond deze verkaveling al veel langer.
De CHK geeft voor het plangebied de onder de paragraaf archeologie besproken oude boerderijplaatsen en een onjuiste vermelding van een eendenkooi, en verder de bovengenoemde vaarten. Afgezien van de verdwenen tramweg Dokkum-Drachten (in het tracé van de Wâldwei) zijn er verder geen topografisch specifiek aangeduide cultuurhistorische elementen. Wel geeft de CHK aan dat de omgeving gekarakteriseerd wordt door opstrekkende verkavelingen en jonge veen-/heideverkavelingen. Ook valt het plangebied deels binnen zone 5 van aardkundige waarden die van belang is vanwege de grote rijkdom aan dobben. In het plangebied zelf liggen echter geen dobben.
In de loop van 2011 is in de gemeente Tytsjerksteradiel begonnen met het in beeld brengen van het plaatselijke gebouwd erfgoed. Dat heeft uiteindelijk geleid tot "een advies voor een lijst met gemeentelijke monumenten die vanuit een historisch en esthetisch oogpunt de identiteit van de regio het meest versterken". De motivatie van de gemeente stelt de beleving van potentiële gemeentelijke monumenten voorop. Het gaat erom bij te dragen aan het plaatsbesef, de herkenbaarheid van de dorpen en de belevingswaarde van de omgeving. samen met de rijksmonumenten moeten de gemeentelijke monumenten 'het verhaal' kunnen vertellen van elk dorp in de gemeente.
De raad heeft eind 2014 besloten een gewijzigde Erfgoedverordening 2014 Tytsjerksteradiel vast te stellen. Deze verordening maakt het mogelijk om twee verschillende vormen van gemeentelijke monumenten aan te wijzen, nl. het beeldondersteunende bouwwerk en het waardevolle bouwwerk. Een waardevol bouwwerk betreft een bouwwerk met een hoge cultuurhistorische en/of architectonische waarde. Door de combinatie van typologische waarde, esthetische waarde en beeldbepalende ligging in het dorp dragen ze in belangijke mate bij aan de historisch gegroeide identiteit van de gemeente. Een beeldondersteunend bouwwerk betreft een bouwwerk dat bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving. Het gaat bij deze categorie voornamelijk om het behoud van het gevelbeeld en het hoofdvolume.
In 2015 zijn de panden die uit de inventarisatie van 2011 naar voren zijn gekomen uitgebreider omschreven en gewaardeerd. Deze redengevende beschrijvingen vormen de basis voor een advies om een aantal panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Hierin is de tweedeling gemaakt tussen 'waardevolle' en 'beeldondersteunende' panden. Een aantal voormalige boerderijen worden aangeduid als 'karakteristiek'.
Op dit moment is nog niet bekend hoe de gemeente precies vorm wil geven aan de vastgestelde gewijzigde Erfgoedverordening en met de op grond daarvan uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten in Tytsjerksteradiel. De gemeentelijke monumenten zijn daarom niet vertaald in het voorliggende plan maar de regeling voor karakteristieke panden is uit het voorgaande plan overgenomen. Daarbij hebben we wel besloten om panden die in de beheersverordening de aanduiding karakteristiek hadden maar niet als gemeentelijk monument zijn opgenomen in de inventarisatie, in het voorliggende plan niet meer te voorzien van de aanduiding karakteristiek. Komt er tijdig duidelijkheid over de regeling voor gemeentelijke monumenten en betekent dit dat deze dient te worden opgenomen in bestemmingsplannen dan is dat in de volgende fase van het voorliggende plan (ontwerp) nog mogelijk. De inventarisatie is als bijlage aan dit plan toegevoegd.
4.3 Bodem
Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Op grond van de Woningwet wordt bij incidentele (ver)bouw de bodemkwaliteit getoetst. Het onderdeel bodem levert daarmee geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan op.
4.4 Watertoets
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Ten behoeve daarvan wordt het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg ter beoordeling voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân.
4.5 Geluid
Voor de meeste wegen geldt van rechtswege op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) een zone waarbinnen een normering van kracht is voor de geluidbelasting op gevels door het verkeer. Uit de Wgh vloeit verder voort dat binnen deze zone van wegen akoestisch onderzoek noodzakelijk is ten behoeve van nieuwe situaties ten aanzien van geluidgevoelige functies. Wegen waarvoor een dertig-kilometerregime geldt, zijn niet zoneplichtig.
Voor de wegen waar een hogere snelheidsregime geldt (60 km) namelijk De Zwette en de Kukhernewei, is akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage). Uit dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken. Voor wat betreft de bestaande geluidgevoelige bestemmingen vallen de gebieden deels wel, deels niet binnen de voorkeursgrenswaarde van de 48 dB-contour. In deze gebieden zijn de bouwvlakken zodanig op de bestaande situatie vastgelegd, dat geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder kan optreden. Geconcludeerd kan worden dat voor de panden/woningen die binnen deze geluidscontouren staan, gesproken kan worden van een bestaande situatie.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving voor "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risicos bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, nameiljk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft de Bureau Externe Veiligheid Fryslan (nu Fumo - de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. In het rapport wordt nader ingegaan op de risicobronnen die van invloed kunnen zijn binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Het rapport vermeldt dat uit de professionele Risicokaart blijkt dat zich in de directe nabijheid van het plan risicobronnen bevinden, waarvan de risicocontouren of invloedsgebieden zich over het plangebied bevinden.
De relevante risicobronnen voor het plangebied zijn:
-
inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden;
-
transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
-
transport van gevaarlijke stoffen over het spoor.
Risicovolle activiteiten
Aan de Feintensloane 52 te Feanwâlden bevindt zich een gasdrukmeet- en regelstation van Gasunie. Hoewel dit station als een risicovolle inrichting wordt beschouwd valt het niet onder het Bevi. In het rapport is geconcludeerd dat het plangebied buiten de veiligheidsafstanden van het gasdrukmeet- en regelstation valt.
Buisleidingen
In en in de nabijheid van het plangebied lopen diverse hogedruk aardgastransportleidingen van Gasunie. Met behulp van het rekenprogramma CAROLA is geconcludeerd dat de PR 10-6 contour van de aardgastransportleiding geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
In casu gaat het om een conserverend bestemmingsplan, waarvan planologisch geen nieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van de transportleiding neemt conform dit bestemmingsplan niet af of toe. Ten opzichte van de nulsituatie treedt geen wijziging op. Geconcludeerd kan worden dat de hogedruk aardgastransportleiding geen belemmering vormt voor het GR van onderhavig plan.
Spoorwegen
Ten noorden van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Groningen-Leeuwarden. De kortste afstand tussen de spoorlijn en het plangebied bedraagt circa 175 meter. Over deze spoorlijn vindt in principe geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Wel kan er zeer incidenteel transport plaatsvinden ingeval er geen transporten van gevaarlijke stoffen kunnen plaatsvinden over het traject Groningen-Meppel. De spoorlijn wordt dus enkel gebruikt bij omgeleid vervoer. Toetsingskader bij beoordeling van risico’s van vervoer van gevaarlijke stoffen bij ruimtelijke ordeningsbesluiten is de cRNVGS. De spoorlijn Groningen-Leeuwarden wordt niet in de cRNVGS genoemd.
Er dient in het kader van rampenbestrijding rekening mee gehouden te worden dat transport van gevaarlijke stoffen over het spoor zou kunnen plaatsvinden. Eén en ander heeft echter geen gevolgen voor de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Geadviseerd wordt om:
-
in het nieuwe bestemmingsplan te borgen dat geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour kunnen worden gevestigd;
-
in het nieuwe bestemmingsplan voldoende te borgen dat geen objecten voor verminderd zelfredzame personen worden toegestaan binnen het invloedsgebied van de risicobronnen;
-
te voorkomen dat een (grote) toename van personen mogelijk wordt gemaakt binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen.
Het volledige advies is als bijlage toegevoegd.
4.7 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Sinds 15 november 2007 geldt de Wet Luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet Milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 van de Wm. is aangegeven hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot de luchtkwaliteitseisen. Dit geldt voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof). Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat aan één of een combinatie van onderstaande voorwaarden kan worden voldaan, is er geen belemmering meer voor het uitvoeren van een besluit.
-
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
-
een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
-
een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
-
een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
PM10 en NO2
Voor PM10 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3 en grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde 50 microgram/m3 waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden. Voor NO2 geldt als grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m2 en als grenswaarde voor het uurgemiddelde 200 microgram/m3 welke maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
PM2.5
Sinds mei 2008 is de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De richtlijn is een bundeling van tot dan toe geldende Europese luchtkwaliteitregelgeving. In deze richtlijn zijn ook nieuwe normen vastgelegd voor de fijnere fracht van fijn stof (PM2.5). Voor PM2.5 is de grenswaarde jaargemiddelde 25 microgram/m3, de plandrempel jaargemiddelde 25 microgram/m3.
Besluit NIBM
Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is tevens het besluit en de regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de concentratie NO2 of PM10 in de buitenlucht als het project maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de heersende concentratie. Dit betekent dat voor zowel fijn stof als stikstofdioxide feitelijk een toename van 1,2 microgram/m3 op de jaargemiddelde contentratie toelaatbaar wordt geacht. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Conclusie
Voor het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. De conclusie is als volgt:
De luchtkwaliteit als gevolg van het totale verkeer op de betrokken wegen voldoet aan de jaargemiddelde grenswaarden betreffende de stoffen NO2 en PM10. Het onderzoek maakt duidelijk dat in de zichtjaren 2020 en 2030 er nergens een overschrijding is van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit met betrekking tot de jaargemiddelden van de stoffen PM10 en NO2. Alle waarden zijn veel lager dan 40 microgram/m3. Er vindt alleen maar een overschrijding plaats van het 24 uurgemiddelde van de grenswaarde van de stof PM10. De hoogste overschrijding bedraagt 4x. Deze overschrijding mag echter 35x bedragen. Vandaar dat hieruit geen consequenties volgen. Evenmin is er sprake van overschrijding van grenswaarden uit de Europese richtlijn luchtkwaliteit met betrekking tot de stof PM2,5. Met de berekening is aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde (voorwaarde a). Het onderzoek is als bijlage toegevoegd aan de toelichting van dit bestemmingsplan.
5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen die van toepassing zijn op het plangebied. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de planregels en op een digitale en analoge verbeelding. De verbeelding en de planregels vormen één onlosmakelijk geheel.
De wijze waarop deze regeling juridisch is vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De uitwerking daarvan ligt vast in de de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven en vormt daarmee een belangrijke basis voor de inrichting van dit bestemmingsplan.
Daarnaast zijn de bestemmingsplanregels zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor wat betreft de bouw- en afwijkingsregels. Zo zijn bijvoorbeeld de begrippen hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk daar waar mogelijk overgenomen in de bestemmingsplanregels.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger online informatie te verschaffen over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het vaststellen van een digitale versie van een bestemmingsplan is verplicht. De digitale versie van het plan is leidend in geval van verschil tussen de digitale - en analoge versie.
De SVBP 2012 schrijft voor dat de planregels in vier vaste hoofdstukken worden geplaatst, nl. de hoofstukken 'Inleidende regels', 'Bestemmingsregels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. Hieronder wordt per hoofdstuk ingegaan op de verschillende regels die daarin (kunnen) voorkomen.
5.2 Planregels
In hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanregels worden allereerst de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere beschrijving nodig hebben. Enkele veel voorkomende standaardbegrippen liggen vast in de SVBP 2012 en moeten worden overgenomen. De overige begrippen zijn lokaal toegevoegd en beschreven. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Enkele veel voorkomende standaardmeetbepalingen zijn op grond van de SVBP 2012 voorgeschreven en moeten worden overgenomen. De overige meetbepalingen zijn lokaal toegevoegd en beschreven.
In hoofdstuk 2 van de bestemmingsplanregels worden de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de bestemmingsregel wordt omschreven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Bij de bestemmingen moet in de bestemmingsomschrijving aangegeven zijn welke functies toelaatbaar zijn. De bestemmingen kunnen worden onderverdeeld in enkel- en dubbelbestemmingen. De enkelbestemming regelt primair welke functies zijn toegestaan. Een dubbelbestemming kan alleen van toepassing zijn boven op één of meerdere enkelbestemmingen en kan extra functies toestaan danwel uitsluiten. Voor de bestemmingsregels geldt op grond van de SVBP 2012 een vaste indeling. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels en regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, situering en aantal bouwlagen etc. van (hoofd)gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken.
Bij een aantal bestemmingen is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van bepaalde regels. De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels). Tenslotte bevatten de meeste bestemmingen regels om het bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op een functiewijziging en/of op het veranderen van bouw- en/of gebruiksregels.
Voor de indeling van de enkel- en dubbelbestemmingen gelden de bindende hoofdgroepen uit de SVBP 2012. In de subparagrafen hierna wordt per bestemming een toelichting gegeven.
5.2.1 Enkelbestemmingen
-- Agrarisch - Bedrijf grondgebonden
In het voorliggende bestemmingsplan komt deze bestemming één keer voor, ter plaatse van de Zevenhuisterweg 114.
-- Agrarisch – Cultuurgrond –-
Deze bestemming is toegekend aan de gronden met een (semi-)agrarische functie. De gronden kunnen voor zowel het bedrijfsmatige als het hobbymatige agrarische gebruik worden aangewend. Het beleid is er op gericht de landschappelijke waarden van de gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door het bouwen van bouwwerken slechts beperkt mogelijk te maken en regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op te nemen. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd moet worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijk waarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
-- Bedrijf – 2 –-
Binnen de bestemming “Bedrijf – 2” zijn diverse typen van bedrijfsdoeleinden te onderscheiden. In de regels behorende bij deze bestemming wordt verwezen naar de VNG-bedrijvenlijst, die gebaseerd is op de “Basiszoneringslijst” van de VNG (Bijlage 1 van de regels). In deze lijst is per bedrijfsvorm informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of –inrichting.
- Detailhandel -
Deze bestemming is gelegd op het pand Woudweg 18 waar het bestaande legale gebruik bestaat uit een winkel (detailhandel).
- Maatschappelijk - Sociaal Cultureel en Religie -
Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor bebouwing ten behoeve van sociaal-culturele voorzieningen en levensbeschouwelijke voorzieningen. De bestemming is gelegd op het kerkgebouw aan De Zwette.
-- Recreatie –-
Een vakantiewoning ten zuiden van de Kukhernewei 28 is voorzien van deze bestemming.
-- Tuin –-
Om het onbebouwde karakter van voortuinen en bepaalde zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming “Tuin“ opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Het oprichten van bebouwing binnen deze bestemming is niet toegestaan. Dit sluit aan op de gegroeide praktijk. Ter wille van een zekere flexibliteit mag een woonhuis binnen deze bestemming wel met een erker uitgebouwd worden. Ook de erfafscheidingen zijn hier lager: maximaal 1,00 m hoog voor de voorbouwgrens en achter die grens maximaal 2,00 m hoog.
-- Verkeer – Ontsluitingswegen–-
De wegen met een belangrijke doorgaande en/ of lokaal ontsluitende verkeersfunctie zijn onder deze bestemming gebracht. Voor gebouwen zoals wachthuisjes (abri’s) e.d. is geen specifieke regeling opgenomen. Ingevolge het Besluit Omgevingsrecht is voor het bouwen hiervan geen omgevingsvergunning vereist.
-- Verkeer – Verblijf --
De voor “Verkeer – Verblijf” aangewezen gronden hebben met name betrekking op de openbare straten die in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer hebben. Ook vallen klein snippergroen (bermen), speelvoorzieningen, pleintjes en (kleinere) parkeervoorzieningen onder deze bestemming, evenals de bijbehorende bouwwerken. Openbare paden die deel uitmaken van de woonomgeving, en in feite alleen bedoeld zijn voor het gebruik van direct aanwonenden, zijn binnen de woonbestemming opgenomen. Het spreekt voor zich dat deze paden niet bebouwd mogen worden maar toegankelijk moeten blijven.
-- Water --
De bestemming “Water” heeft betrekking op de kleinere en structuurbepalende watergangen
zodat de waterstructuur gehandhaafd blijft.
-- Wonen --
Binnen de hoofdgroep 'Wonen' is aan de hand van types woningen en bouw- en goothoogtes een indeling gemaakt in de volgende categoriën:
Type woning Goothoogte Bouwhoogte
Vrijstaande woningen 1
(W-V1) 4 10
Vrijstaande woningen 2
(W-V2) 8 12
Vrijstaande woningen 3
(W-V3) 4 4
Twee onder één kap 1
(W-T1) 4 10
Twee onder één kap 2
(W-T2) 8 12
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten (zie bijlage 2 van de regels). Een vergelijkbare regeling geldt voor bedrijfswoningen.
-- wonen -- Vrijstaande woningen boerderijtypen --
Deze bestemming geldt voor de voormalige boerderijen die inmiddels niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. De gebouwen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bewoning. Omdat dergelijke panden andere bouwvolumes en oppervlaktes kennen dan de reguliere woonbebouwing is deze bestemming hierop van toepassing. De bouw/goothoogtes en dakhellingen zijn per type voormalige boerderij vastgelegd. Aangezien de meeste voormalige boerderijen over een groot bouwoppervlak beschikken biedt de bestemming en wijzigingsbevoegdheid voor functieverbreding. Dit betekent dat het, na afweging en onder voorwaarden, mogelijk kan worden gemaakt om bedrijfsmatige en detailhandelsfuncties toe te staan. Omdat dit nog wel passend moet blijven binnen de woonbestemming geldt hiervoor de beperking dat slechts 40% van het bouwvlak van de woning mag worden gebruikt voor deze functies
5.2.2 Dubbelbestemming
-- Waarde - Woudenlandschap --
Voor een aantal onderdelen van het plangebied geldt deze dubbelbestemming die bedoeld is voor de bescherming van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap, en meer specifiek, het singellandschap. Met name het in stand houden van kenmerkende houtsingels is een belangrijk uitgangspunt.
Er is een landschaps- en natuurwaardenkaart opgesteld en als bijlage aan de planregels gekoppeld. Onderstaande tekst hoort bij deze kaart.
De houtsingels met een landschappelijke waarde (rood aangegeven op de landschaps- en natuurwaardenkaart) zijn op de planverbeelding voorzien van een aanduiding waarbinnen het niet toegestaan is om de verkavelingsstructuur te wijzigen. Onder wijziging van de verkavelingsstructuur moet worden verstaan het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels. Dit mag niet vanwege de landschappelijke waarden die zijn gelegen in de verkavelingsstructuur. Slechts na verwijdering van de aanduiding door wijziging van het bestemmingsplan kunnen er houtsingels gerooid worden c.q. sloten gedempt worden.
Voor houtsingels die met groen zijn aangegeven op de landschaps- en natuurwaardenkaart geldt een iets lichter beschermingsregime. Deze singels zijn niet voorzien van een specifieke aanduiding. Het is daarom mogelijk om hier de verkavelingsstructuur te wijzigen indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een omgevingsvergunning voor het uitwerken van een werk of werkzaamheden verleent.
Indien er sprake is van een houtsingel die niet is opgenomen op de landschaps- en natuurwaardenkaart, dan is op basis van het bestemmingsplan geen toestemming nodig voor het rooien van houtsingels. Wel kan het zijn dat de kapvergunningop basis van de Algemene Plaatselijke Verordening dan nog nodig is.
Overigens is het binnen de dubbelbestemming, zonder nadere vergunningverlening, voor alle houtsingelscategoriën bij recht toegestaan om ontsluiting van bouwpercelen te creëren.
5.3 Algemene Regelingen En Bepalingen
-- Erfbebouwingsregeling –
Per bestemming wordt middels een bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is gepositioneerd. De bouwvlakken zijn dus hoofdzakelijk afgestemd op de aanwezige situatie maar geven ook enige ontwikkelingsmogelijkheid. Iedere woning wordt beschouwd als hoofdgebouw, dus ook de woningen binnen de twee onder één kap- en de rijenbouw-bestemming.
Voor het bepalen van de geldende bouwregels is het bouwvlak leidend. Het bestemmingsplan geeft regels voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak en het bouwen van van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak.
Voor het bepalen van de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gekozen voor een berekeningsmethodiek die aansluit bij het Bor. Dit betekent dat hoe groter het erf is, hoe meer bebouwingsmogelijkheden er zijn. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak ten hoogste 30% van het 'hiem' mag zijn. Binnen de woonbestemming geldt het 'hiem' als de oppervlakte woonbestemming + de oppervlakte tuinbestemming - het bouwvlak. Als maximum geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 150 m2 mag bedragen. Indien sprake is van bestaande bijbehorende bouwwerken met afwijkende bouwhoogtes c.q. oppervlaktes dan geldt een apart regime waarbij het uitgangspunt is dat het bestaande mag worden hersteld, verbouwd of vervangen.
Om enige flexibiliteit te creëren zijn een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Na zorgvuldige afweging kan dan:
-
vergunning worden verleend voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 2 meter;
-
vergunning worden verleend voor een groter oppervlakte dan 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken voor woningen met een 'hiem' groter dan 500 m2 (met een maximum van 250 m2).
Daarnaast geldt voor de vrijstaande en de twee onder één kap-woningen nog de mogelijkheid een afwijkingsvergunning te verlenen om het hoofdgebouw voor 20% buiten het bouwvlak te bouwen. Over het algemeen zal deze afwijkingsbevoegdheid toegepast moeten worden in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid binnen de tuin-bestemming. het geeft de mogelijkheid om te schuiven met het hoofdgebouw, het is niet bedoeld om extra bouwoppervlakte te creëren. Als gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid gelden vervolgens de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak.
-- Regeling karakteristieke bebouwing --
Een aantal panden in het plangebied is als karakteristiek aangemerkt. Op de plankaart hebben deze panden een aanduiding gekregen. Monumenten zijn niet onder deze aanduiding gebracht; deze worden reeds afdoende op grond van de Monumentenwet beschermd.
Uitgangspunt is dat de ruimtelijke waarden van de karakteristieke panden zoveel mogelijk in stand worden gehouden. In de planologische regeling betekent dit dat het slopen van deze panden niet is toegestaan, tenzij na vergunning van de gemeente.
De aanduiding ‘Karakteristiek’ betekent niet dat het pand precies in de huidige staat moet worden bewaard, wél dat bij de beoordeling van bouwplannen erop zal worden gelet dat de kenmerken die de ruimtelijke waarde bepalen, zoveel mogelijk intact blijven.
In verband met de flexibiliteit in regelgeving, is voor panden waarvan de karakteristieke waarden niet meer zijn te handhaven, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan het mogelijk is de aanduiding ‘Karakteristiek’ te verwijderen. Ook een omgekeerde wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, met name voor die situaties waarbij oorspronkelijke waarden worden teruggebracht, bijvoorbeeld door de uitvoering van verbeteringsplannen.
In de toekomst zullen de karakteristieke panden in de “erfgoedverordening” worden opgenomen en uit de bestemmingsplannen worden gehaald.
-- Anti-dubbeltelregel –-
Deze standaardbepaling heeft het doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
-- Algemene bouwregels –-
Hierin wordt geregeld dat via welstand nadere eisen aan de situering en maatvoering van bouwwerken kan worden gesteld. Tevens is hierin het bouwverbod opgenomen van windturbines.
-- Algemene gebruiksregels –-
Dit artikel bepaalt welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de diverse bestemmingen. Deze algemene gebruiksverboden laten onverlet dat er ook nog specifieke gebruiksverboden in de bestemmingen zijn opgenomen.
-- Algemene afwijkingsregels --
In dit artikel wordt geregeld dat onder voorwaarden bij afwijking een lichte horecafunctie bij een bedrijf of woning kan worden toegestaan, bijv. een theetuin.
-- Algemene wijzigingsregels –-
In dit artikel wordt het aanbrengen van diverse dubbelbestemmingen mogelijk gemaakt.
-- Overige regels --
In de specifieke bestemmingsregels zijn verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen naar een andere bestemming. Die andere bestemmingen zijn niet altijd geregeld in dit bestemmingsplan. Daarom is aan het bestemmingsplan een bijlage gevoegd met een compleet set standaardregels. De verwijzingsregel verklaart dat set van toepassing, wanneer een wijzigingsbevoegdheid wordt gebezigd, die leidt tot een andere bestemming.
-- Overgangs- en slotregels --
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht opgenomen ten aanzien van bouwwerken en gebruik. De formulering is overgenomen uit de standaardbepaling van het Besluit ruimtelijke ordening. Tevens is een slotregel opgenomen welke conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 is geformuleerd.
6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij de economische uitvoerbaarheid is de regeling ten aanzien van de grondexploitatie van belang.
6.1 Economisch
Dit bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die investeringen van overheidswege vergen. De eventuele ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt zullen worden gefinancierd door de (particuliere) initiatiefnemers. Er is dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het plan biedt evenmin aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.
6.2 Maatschappelijk
Het plangebied heeft betrekking op een regeling voor bestaande woon- en leefgebieden. Er is een conserverende regeling opgenomen, afgestemd op bestaand gebruik. Wel is de regeling vernieuwd. Beoogd wordt om daarmee de praktische toepasbaarheid te vergroten.
Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is overleg met de bevolking gevoerd in de vorm van inspraak. Ook is overleg gespleegd met provincie en waterschap. De resultaten zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van deze toelichting.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen met de mogelijkheid voor iedereen om zienswijzen in te dienen.
7 Inspraak En Overleg
Van alle inspraak en overlegreacties is een notitie opgesteld. Deze is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.