KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
Artikel 6 Bedrijf – Nutsvoorziening
Artikel 7 Bedrijf – Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 8 Bos
Artikel 9 Gemengd
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Wonen - Garage
Artikel 17 Wonen – Woonwagenstandplaats
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Artikel 19 Waarde - Bomen
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 21 Waterstaat – Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 25 Ontheffingsregels
Artikel 26 Wijzigingsregels
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Artikel 28 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Reacties Inventarisatiekaart
Bijlage 2 Reacties Vooroverleg
Bijlage 3 Beoordeling Reacties Vooroverleg
Bijlage 4 Beoordeling Inspraakreacties
Bijlage 5 Overzicht Milieuonderzoeken
Bijlage 6 Beoordeling Zienswijzen
Bijlage 7 Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 8 Raadsbesluit En Amendementen

Woongebieden Asten

Bestemmingsplan - Asten

Vastgesteld op 15-12-2009 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. 1. plan:

het bestemmingsplan Woongebieden Asten van de gemeente Asten.

  1. 2. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0743.BP02009001-VS01 met de bijbehorende regels.

  1. 3. plankaart:

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

  1. 4. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

  1. 5. aan horeca verwante bedrijvigheid:

het exploiteren van een gebouw zoals een amusementshal, speelautomatenhal, bingozaal of discotheek.

  1. 6. aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Onder een aan huis gebonden bedrijf worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten (in bijlage 5 is een overzicht van aan huis gebonden bedrijven opgenomen).

  1. 7. aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep op artistiek of academisch/HBO niveau, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Hieronder wordt verstaan het beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied (in bijlage 5 is een overzicht van aan huis gebonden beroepen opgenomen).

  1. 8. agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

  1. 9. agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

  1. 10. ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het als ondergeschikte activiteit verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht.

  1. 11. archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

  1. 12. beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

  1. 13. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

  1. 14. bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

  1. 15. bedrijf:

een vorm van een organisatie van mensen en middelen met als doel het vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van producten of het verlenen van diensten aan andere organisaties of particulieren, zoals opgenomen in bijlage 1. bij de regels: 'toegesneden lijst van bedrijfstypen', conform de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering of bedrijven die qua aard en milieueffecten vergelijkbaar zijn.

  1. 16. bedrijfsactiviteiten:

activiteiten zoals opgenomen in bijlage 1. bij de regels: 'toegesneden lijst van bedrijfstypen', conform de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering of bedrijven die qua aard en milieueffecten vergelijkbaar zijn.

  1. 17. bedrijfs-/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

  1. 18. bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

  1. 19. bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw waarin het uitoefenen van bedrijvigheid (waaronder industriële, ambachtelijke, dienstverlenende, consumentverzorgende, therapeutische, sportfuncties en kantoren) wisselend kan worden uitgeoefend, waarbij de ruimtelijke uitstraling gelijk is als ware het één bedrijf.

  1. 20. beeldbepalend pand:

gebouw of bouwwerk dat gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van belang is.

  1. 21. begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

  1. 22. beschermde monumenten (rijk):

onroerende monumenten welke krachtens de Monumentenwet 1988 bescherming genieten.

  1. 23. bestaande bebouwing:

de bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan dan wel op grond van een verleende bouwvergunning is c.q. kan worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

  1. 24. bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestond op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.

  1. 25. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

  1. 26. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

  1. 27. bijgebouw (aangebouwd of vrijstaand):

aan- en uitbouw dan wel vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

  1. 28. boogkas:

een constructie met een hoogte van maximaal 2,5 m, die met plastic of een in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt, ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Hieronder wordt tevens verstaan een draagluchthal.

  1. 29. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

  1. 30. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

  1. 31. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

  1. 32. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

  1. 33. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen respectievelijk bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

  1. 34. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

  1. 35. brandgang:

een ontsluiting van woningen c.q. huizenblokken ten behoeve van de bereikbaarheid van het achtererf en de daar gelegen bijgebouwen (erfdienstbaarheid), alsmede bedoeld voor het waarborgen van de veiligheid bij calamiteiten.

  1. 36. brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat verkoop in een woon-/winkelgebied, dan wel daarmee qua aard te vergelijken gebied, niet verantwoord is.

  1. 37. bijgebouwgrens:

de grens van de aanduiding 'bijgebouwen'.

  1. 38. (eet-)café:

een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden. De nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.

  1. 39. carport/overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.

  1. 40. chalet:

een houten woning welke qua verschijningsvorm is afgeleid van een woonwagen.

  1. 41. containervelden:

een werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond voorzien van een afdeklaag van plastic, antiworteldoek, beton en/of andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

  1. 42. cultuurhistorische waarde:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

ter verduidelijking:

daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.

  1. 43. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop/huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop/verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen/huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

ter verduidelijking:

dienstverlening door een horeca- en een prostitutiebedrijf worden hieronder niet begrepen.

  1. 44. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf en inrichting, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een horecabedrijf. Dienstverlening door een horecabedrijf of een sekswinkel wordt hieronder niet begrepen.

ter verduidelijking:

bij de toetsing van deze regels wordt als volgt geoordeeld:

een dienstverlenend bedrijf dient te passen in een woonwijk (geen baliefunctie) en naar de omgeving gezien ondergeschikt aan de woonfunctie te zijn.

  1. 45. erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen.

  1. 46. erker:

kleine toevoeging van één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond, meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas.

  1. 47. escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.

  1. 48. extensieve recreatie:

vormen van recreatief medegebruik gericht op landschapsbeleving, die plaatsvinden in gebieden met weinig of geen recreatieve voorzieningen en waarbij per oppervlakte-eenheid weinig mensen aanwezig zijn.

  1. 49. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

  1. 50. gehandicaptenvoorziening:

voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht zijn en die bedoeld zijn om de aantoonbare belemmeringen c.q. beperkingen die een persoon in het dagelijks leven ondervindt op het gebied van wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen, op te heffen of te verminderen.

  1. 51. geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

  1. 52. groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het (door)verkopen en/of leveren van goederen, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

  1. 53. hellingbaan:

een beloopbare en/of berijdbare helling om een hoogteverschil te overbruggen.

  1. 54. hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

  1. 55. horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

ter verduidelijking:

onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen/beurzen, feesten, vlooien-/rommelmarkten en dergelijke, zulks met uitsluiting van detailhandel en/of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.

  1. 56. huishouden:

een verzameling van één of meer personen met een relationele binding die één woonruimte bewoont en een economisch- consumptieve eenheid vormt.

  1. 57. intensieve veehouderij:

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

  1. 58. kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, bedoeld om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.

ter verduidelijking:

kantoren kunnen worden onderscheiden in kantoren met en zonder een baliefunctie.

  1. 59. karakteristieke bebouwing:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

  1. 60. keermuur:

muur om de druk van een hoger gelegen bodem te weerstaan.

  1. 61. maatschappelijke doeleinden:

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties.

  1. 62. mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke en/of psychische vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband.

ter verduidelijking:

mantelzorg is het zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind, of ander familielid. Mantelzorg is geen professionele zorgverlening maar het geven van zorg aan iemand met wie een persoonlijke band aanwezig is. Het betreft niet de alledaagse zorg, voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorg is vaak langdurig en intensief, doch onbetaald.

  1. 63. meergezinswoningen/gestapelde woningen:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

  1. 64. monumentale waarde:

waarde van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

  1. 65. monumenten:

alle rijksmonumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.

  1. 66. natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

  1. 67. ondergronds bouwen:

het beneden de aardoppervlakte, onder peil, realiseren van een bouwwerk.

  1. 68. oprit:

gedeelte van een perceel bedoeld voor het parkeren of stallen van een voertuig, of voor het bereiken van de bij het huis behorende garage. Een oprit is altijd direct bereikbaar vanaf de openbare weg. Onder oprit wordt niet verstaan de voortuin c.q. het voorerf.

  1. 69. peil:
  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

ter verduidelijking:

bij de realisatie van een gebouw is het peil door de gemeente uitgezet waarbij uitgegaan is van een afschot van 1,5 cm per meter gemeten vanaf de weg tot de hoofdtoegang (richtlijn).

  1. 70. praktijkruimte:

ruimte bestemd is voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep zoals opgenomen in bijlage 5.

  1. 71. recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals sportvisserij, alsmede route-ondersteunende voorzieningen en parkeergelegenheid, zoals picknick, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

  1. 72. regenkap:

een constructie van palen met daarop een boog met een kap van transparante folie.

  1. 73. restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

  1. 74. ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

  1. 75. seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden;

onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

  1. 76. standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

  1. 77. stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

  1. 78. straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, ver-keersborden, brandkranen, lichtmasten, vlaggenmasten, informatieborden, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.

  1. 79. teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies die het doel hebben gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlengen ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product.

  1. 80. ter plaatse geproduceerde goederen/ productie-gebonden detailhandel:

goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

  1. 81. verblijfsgebied:

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte, bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

  1. 82. verblijfsruimte:

ruimte voor het verblijven van mensen.

  1. 83. verkoop vloeroppervlak/bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor een winkel en/of bedrijfsactiviteiten.

  1. 84. volumineuze goederen:

goederen die vanwege de aard en omvang een relatief grote oppervlakte nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen en landbouwwerktuigen.

  1. 85. voorgevel:

de gevel die grenst aan de straat met het adres en huisnummer van de woning.

  1. 86. voorgevelrooilijn:

de bouw- en bijgebouwgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden.

  1. 87. weg:

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

  1. 88. woning/wooneenheid:

één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.

  1. 89. woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, waaronder niet begrepen een caravan.

  1. 90. Wro:

Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. 1. de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels, draagconstructies of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de (zij)gevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste lengte, breedte en/of diepte.

  1. 2. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouw-onderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  1. 3. de goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

  1. 4. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

  1. 5. de oppervlakte van een hellingbaan:

tussen de buitenwerkse zijden van de keermuren verticaal geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

  1. 6. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken:

tussen de uitwendige scheidingsconstructies en/of het hart van de scheidingsmuren verticaal geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

  1. 7. de oppervlakte van overkappingen/carports:

het dakvlak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

  1. 8. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

ter verduidelijking: loggia's en andere inwendige constructies worden hierin meegerekend.

  1. 9. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk.

  1. 10. bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

  1. 11. bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks op de vloer van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.2

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, aanduiding 'bijgebouwen' of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch gebruik;
  2. b. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. d. extensief recreatief medegebruik.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

3.2 Bouwregels

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Water' conform het bepaalde in artikel 26.6.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bestaande, ter plaatse reeds gevestigde agrarische bedrijven;
  2. b. agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering waarbij intensieve veehouderij is uitgesloten;
  3. c. wonen in bedrijfswoningen;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen, met een grotere hoogte dan 3,25 meter conform het bepaalde in artikel 25.9.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' conform het bepaalde in artikel 26.5.

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch gebruik;
  2. b. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. bescherming van aangrenzend bos- en natuurgebied, de zogenaamde buffering;
  4. d. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. extensief recreatief medegebruik.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt verstaan het gebruik van de grond:

  1. a. als staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  2. b. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
  3. c. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
  4. d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
  5. e. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  6. f. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  7. g. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  8. h. voor het scheuren van grasland;
  9. i. voor het opslaan van mest(stoffen);
  10. j. voor opslagdoeleinden, zoals onder ander het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval.

5.5 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
    4. 4. het bebossen van gronden;
    5. 5. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
    6. 6. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
    7. 7. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
    8. 8. het verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen.
  2. b. Het in artikel 5.5. onder a. bepaalde is niet van toepassing voor:
    1. 1. normale onderhoudswerkzaamheden;
    2. 2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    3. 3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
    4. 4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
  3. c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.5. onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen van de in artikel 5.5. onder a. genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
  4. d. Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 3.18 Wro gegeven procedure.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Water' conform het bepaalde in artikel 26.6.;
  2. b. in de bestemming 'Bedrijf-Nutsvoorziening' conform het bepaalde in artikel 26.3.

Artikel 6 Bedrijf – Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

6.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen, met een grotere hoogte dan 3,25 meter conform het bepaalde in artikel 25.9.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Bedrijf – Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Verkooppunt Motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de brandstofvoorziening van motorvoertuigen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. wonen in een bedrijfswoning;
  4. d. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

7.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor vergroting van de maximale hoogte van 1,00 meter van erfafscheidingen bij percelen grenzend aan de bestemming Verkeer, conform het bepaalde in 25.5.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  1. a. open bedrijfsterrein;
  2. b. parkeren;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. d. groen en/of tuin;
  5. e. oppervlakteverhardingen;
  6. f. opslag en de uitstalling van goederen, achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens tot een hoogte van niet meer dan 2,00 meter.

7.6 Specifieke gebruiksregels van de opstallen

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt verstaan het gebruik van de opstallen:

  1. a. voor bewoning;
  2. b. voor detailhandel, met uitzondering van de verkoop van nevenproducten, dan wel producten waarvan de verkoop voortvloeit uit, en ondergeschikt is aan het bedrijf – verkooppunt motorbrandstoffen, mits de verkoopruimte één geheel vormt met het brandstofverkooppunt en de bedrijfsvloeroppervlakte van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 75 m²;
  3. c. groothandel;
  4. d. voor dienstverlening;
  5. e. voor horeca, anders dan voor het nuttigen van ter plaatse verkrijgbare spijzen en dranken en voorts ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
  6. f. voor kantoren, anders dan als onderdeel van de bedrijfsactiviteiten;
  7. g. voor recreatie;
  8. h. als verkooppunt van explosiegevaarlijke stoffen;
  9. i. voor industriële doeleinden;
  10. j. als seksinrichting of escortbedrijf;
  11. k. voor opslag, anders dan in verband met het toegestane gebruik, die valt onder de Wet milieubeheer.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ontwikkeling en instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. extensief recreatief medegebruik.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

8.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het oprichten van bouwwerken conform het bepaalde in artikel 25.12.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt verstaan het gebruik van de grond:

  1. a. als staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  2. b. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
  3. c. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
  4. d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
  5. e. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  6. f. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  7. g. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
  8. h. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  9. i. voor het scheuren van grasland;
  10. j. voor het opslaan van mest(stoffen);
  11. k. voor opslagdoeleinden, zoals onder ander het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval.

8.6 Aanlegvergunning

Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden geldt:

  1. a. het is verboden op of in de tot 'Bos' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
    4. 4. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
    5. 5. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
    6. 6. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
    7. 7. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
    8. 8. het verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
  2. b. het in artikel 8.6., onder a. bepaalde is niet van toepassing voor:
    1. 1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
    2. 2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    3. 3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
    4. 4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  3. c. de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.6, onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in dit artikel 8.1. genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  4. d. Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 3.18 Wro gegeven procedure.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijf;
  2. b. detailhandel;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. horeca;
  5. e. kantoor;
  6. f. wonen;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  8. h. en de daarbij behorende voorzieningen.

met dien verstande dat:

  1. 1. wonen overal binnen de bestemming is toegestaan behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  2. 2. de overige functies uitsluitend zijn toegestaan overeenkomstig de als bijlage 2 opgenomen tabel en alleen op de begane grondlaag;
  3. 3. indien de toegestane functie, behoudens de woonfunctie, gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar niet meer ter plaatse is uitgeoefend, uitoefening van deze functie niet meer is toegestaan.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

9.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

  1. a. het overschrijden van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen conform het bepaalde in artikel 25.4.,
  2. b. vergroting van de maximale hoogte van 1,00 meter van erfafscheidingen bij percelen grenzend aan de bestemming Verkeer of Groen, conform het bepaalde in 25.5.;
  3. c. het toestaan van een grotere hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen, conform het bepaalde in artikel 25.9.

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

  1. a. een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf conform het bepaalde in artikel 25.3.;
  2. b. het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw conform het bepaalde in artikel 25.6.;
  3. c. kamerverhuur conform het bepaalde in artikel 25.7.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Gemengd' wijzigen en ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 2' twee woningen toestaan conform het bepaalde in artikel 26.9.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
  2. b. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen watergangen, zaksloten en infiltratie- en buffervoorzieningen;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  4. d. evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenementterrein'.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt verstaan het gebruik van de grond anders dan voor standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, mits:

  1. a. het geen belemmering voor de verkeersafwikkeling vormt;
  2. b. het geen onomkeerbare verandering van de in artikel 10.1. genoemde doeleinden tot gevolg heeft.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Groen' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Bedrijf-Nutsvoorziening' conform het bepaalde in artikel 26.3;
  2. b. en ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 3' een kinderboerderij toestaan conform het bepaalde in artikel 26.10.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religieuze, educatieve, sociaal-culturele- en overheidsdoeleinden;
  2. b. wonen ondergeschikt aan de hoofdfunctie of ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  3. c. het exploiteren van een vergaderaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – vergaderaccommodatie';
  4. d. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

11.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

  1. a. vergroting van de maximale hoogte van 1,00 meter van erfafscheidingen bij percelen grenzend aan de bestemming Verkeer of Groen, conform het bepaalde in 25.5.;
  2. b. kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen en vlaggenmasten conform het bepaalde in artikel 25.11.

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Wijzigingsbevoegdheid.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen in de bestemming 'Wonen' conform het bepaalde in artikel 26.5.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving.

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatieve doeleinden op sportgebied;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

12.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen en vlaggenmasten conform het bepaalde in artikel 25.11.

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Sport' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' conform het bepaalde in artikel 26.3;
  2. b. in de bestemming 'Wonen' conform het bepaalde in artikel 26.5.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bewegend en stilstaand verkeer en de daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen watergangen, zaksloten en infiltratievoorzieningen;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
  4. d. groen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals bermen en/of middenbermen;
  5. e. bruggen en duikers.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt verstaan het gebruik van de grond anders dan voor standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, mits:

  1. a. het geen belemmering voor de verkeersafwikkeling vormt;
  2. b. het geen onomkeerbare verandering van de in artikel 13.1. genoemde doeleinden tot gevolg heeft.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Verkeer' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf-Nutsvoorziening' conform het bepaalde in artikel 26.3.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

Toegelaten zijn:

  • waterpartijen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen;
  • groen, als bedoeld in artikel 10 van deze regels, echter uitsluitend indien daardoor de hoeveelheid oppervlaktewater niet wordt verminderd.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het beheer en de daarbij behorende voorzieningen, zoals steigers, kademuren en oeverbeschoeiingen, mits de hoogte van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 3,25 meter.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

14.4 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het dempen van oppervlaktewater;
    2. 2. het afgraven van oevers;
    3. 3. het verleggen van water.
  2. b. Burgemeester en Wethouders verlenen de vergunning slechts nadat advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
  3. c. Er is geen aanlegvergunning vereist voor de waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de keur van het waterschap van toepassing is.
  4. d. d. Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 3.18 Wro gegeven procedure.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving.

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  3. c. praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  4. d. met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

15.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

  1. a. vergroting van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen conform het bepaalde in 25.4.;
  2. b. vergroting van de maximale hoogte van 1,00 meter van erfafscheidingen bij percelen grenzend aan de bestemming Verkeer of Groen, conform het bepaalde in artikel 25.5.

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

  1. a. een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf conform het bepaalde in artikel 25.3.;
  2. b. het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw conform het bepaalde in artikel 25.6.;
  3. c. kamerverhuur conform het bepaalde in artikel 25.7.

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' conform het bepaalde in artikel 26.3.;
  2. b. en één extra woning toestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' conform het bepaalde in artikel 26.4.;
  3. c. het inpandig realiseren van extra woningen/wooneenheden conform het bepaalde in artikel 26.8.

Artikel 16 Wonen - Garage

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de stalling van motorvoertuigen en fietsen;
  2. b. opslag inherent aan de woonfunctie;
  3. c. met de daarbijbehorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Wonen – Woonwagenstandplaats

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. wonen in de vorm van standplaatsen voor woonwagens of vrijstaande woningen (chalets);
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.

17.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. a. vergroting van de maximale hoogte van 1,00 meter van erfafscheidingen bij percelen grenzend aan de bestemming Verkeer of Groen, conform het bepaalde in 25.5.;
  2. b. het bepaalde in artikel 17.2.2. en 17.2.3., voor het plaatsen van woonwagens/bouwen van woningen en bijgebouwen buiten het bouwvlak respectievelijk de aanduiding 'bijgebouwen', conform het bepaalde in artikel 25.8.

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor een aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf conform het bepaalde in artikel 25.3.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van verbouw of nieuwbouw van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte aan bestaande bebouwing met maximaal 100 m² mag worden vergroot.

18.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bepaalde in artikel 18.2. conform het bepaalde in artikel 25.14.

18.4 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, de volgende bodemingrepen uit te voeren:
    1. 1. het verlagen van de bodem of afgraven van gronden, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    2. 2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan de bouwvoor (bij conventie 30 cm tenzij anders waargenomen op het terrein) waartoe ook gerekend kan worden diepploegen, woelen, mengen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
    3. 3. het verlagen van het waterpeil.
  2. b. Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, voor zover niet bebouwd, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen;
    2. 2. het omzetten van grasland in bouwland;
    3. 3. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van diepwortelende beplantingen, bos of boomgaard;
    5. 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    6. 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. 7. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
    8. 8. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere waterlopen;
    9. 9. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
  3. c. Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 3.18 Wro gegeven procedure.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toevoegen dan wel verwijderen van de plankaart conform het bepaalde in artikel 26.7.

Artikel 19 Waarde - Bomen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor monumentaal gewaardeerde en beschermwaardige boombeplanting, voor zover en zolang aanwezig.

19.2 Bouwregels

  1. a. Het is verboden binnen de als 'Waarde-Bomen' aangewezen gronden te bouwen.
  2. b. Dit verbod geldt niet indien een kapvergunning onherroepelijk rechtskracht heeft gekregen.

19.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het gestelde in artikel 19.2., indien wordt aangetoond dat door het bouwen en/of gebruik van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.

Ten behoeve van het verlenen van de ontheffing dient aan Burgemeester en wethouders een bomeneffectrapportage overlegd te worden, waaruit blijkt dat de bouw of werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom.

Burgemeester en wethouders zijn tevens bevoegd bij het toepassen van de ontheffing nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken de aard van de verhardingen.

19.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt verstaan het gebruik van de gronden, voor:
    1. 1. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    2. 2. het leggen van drainagebuizen;
    3. 3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    4. 4. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    5. 5. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
    6. 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze van indrijven van voorwerpen in de grond;
    7. 7. bovengrondse activiteiten waarbij delen van de boom geraakt c.q. beschadigd kunnen raken.
  2. b. Het onder sub a. gestelde is niet van toepassing op:
    1. 1. normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
    2. 2. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het bestemmingsplan onherroepelijk van kracht is, in uitvoering zijn mits het verrichten van deze handelingen niet de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Culthuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorisch en oudheidkundige waardevolle elementen (monumenten en beeldbepalende panden) en patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld).

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, met daarop beschermde rijksmonumenten en beeldbepalende panden, zoals opgenomen in bijlage 3, mag slechts worden gebouwd indien en voor zover dat nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  1. a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  2. b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, dat met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in het besluit tot aanwijzing van de beschermd monument ex artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of conform besluit van de gemeente tot beeldbepalend pand;
  3. c. rekening wordt gehouden met de aangrenzende cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld en de schoonheid en de ruimtelijke structurele samenhang van bedoelde straatwanden;
  4. d. vooraf advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.

20.3 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in de tot 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. 1. het doorvoeren van veranderingen in de verkaveling of percelering van terreinen;
  2. 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. 3. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  4. 4. alle overige werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale normale onderhoudswerkzaamheden of werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.
  1. b. Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 3.18 Wro gegeven procedure.

20.4 Sloopvergunning

Artikel 21 Waterstaat – Waterlopen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van de bestemming 'Water'.

21.2 Bouwregels

Op de tot 'Waterstaat – Waterlopen' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en/of de regenwaterbuffer, mits de hoogte van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het beheer en de daarbij behorende voorzieningen, zoals steigers, kademuren en oeverbeschoeiingen, mits de hoogte van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 3,25 meter.

21.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een andere wijze strijdig met deze bestemming.
  2. b. Oppervlaktewateren vallen onder de Keur van het waterschap. Op grond van de Keur oppervlaktewateren, welke van toepassing is op legger- en schouwwatergangen, geldt een keurzone van 5 meter respectievelijk 0,50 meter uit de teen van de watergang, waarbinnen een aantal verbods- en gebodsregels gelden. Voor zaken in strijd met de verbodsregels is een ontheffing van de Keur vereist.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Bouwverbod

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

23.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

23.3 Ondergronds bouwen

23.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.

Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels

24.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 25 Ontheffingsregels

25.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen conform het bepaalde in artikel 25.2. dan wel conform het bepaalde in artikel 25.3 tot en met artikel 25.14 mits in artikel 3 tot en met artikel 17 hiernaar verwezen wordt. Bij deze ontheffingen dient de procedure zoals in artikel 27.1 beschreven, gevolgd te worden.

25.2 Algemene regels tot ontheffing

25.3 Ontheffing voor een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

  1. a. de (bedrijfs)activiteiten zich beperken tot een oppervlakte van maximaal 50 m² onder de voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. b. de activiteiten uitsluitend door de bewoner uitgevoerd worden;
  3. c. de activiteiten qua aard en omvang passen in een woonomgeving waarbij de activiteiten geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. d. de activiteiten niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  5. e. het aan huis gebonden bedrijven betreft zoals opgenomen in bijlage 5 bij deze regels of het bedrijfsactiviteiten betreffen van categorie 1-bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels, dan wel naar oordeel van Burgemeester en wethouders daarmee vergelijkbare activiteiten;
  6. f. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik;
  7. g. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  8. h. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

25.4 Ontheffing voor het overschrijden van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijgebouwen, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de oppervlakte aan bijgebouwen met niet meer dan 20% wordt overschreden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het vlak voor niet meer dan 50% worden bebouwd;
  3. c. sprake is van een CIZ-indicatie of daarmee vergelijkbare indicatie;
  4. d. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing wordt aangetoond;
  5. e. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  6. f. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

25.5 Ontheffing voor het overschrijden van de maximale hoogte van erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het realiseren van erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 2,00 meter op een afstand van minder dan 1,00 meter uit de bestemming Verkeer of Groen onder de voorwaarden dat:

  1. a. de erfafscheiding minimaal 1,00 meter achter de lijn in het verlengde van de feitelijke voorgevel van de woning (gelet op de oriëntatie van de woning en situering van de woning op het perceel) ligt;
  2. b. gelet op de situering en/of wijze van uitvoering van de erfafscheiding, geen nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid ontstaan;
  3. c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  4. d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

25.6 Ontheffing voor het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de mantelzorgvoorziening bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;
  2. b. de behoefte aan mantelzorg aangetoond is;
  3. c. de woonruimte geen eigen huisnummer heeft;
  4. d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 80 m² bedraagt;
  5. e. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  6. f. de mantelzorgvoorziening niet leidt tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  7. g. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd.

25.7 Ontheffing voor kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor kamerverhuur in een woning en/of aangebouwde bijgebouwen, onder de voorwaarden dat:

  1. a. aangetoond wordt dat kamerverhuur noodzakelijk is vanuit een behoefte van bedrijven uit de directe omgeving aan (tijdelijke) werknemers of voor de huisvesting van jongeren;
  2. b. deze huisvesting plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
  3. c. er minimaal 12 m² verblijfsgebied per persoon aanwezig is;
  4. d. het aantal personen dat een kamer huurt per woning inclusief aangebouwde bijgebouwen niet meer bedraagt dan 6;
  5. e. binnen een straal van 150 meter maximaal één locatie voor kamerverhuur is toegestaan;
  6. f. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  7. g. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

25.8 Ontheffing voor het plaatsen van een woonwagen/bouwen van een woning en bijgebouwen buiten het bouwvlak respectievelijk de aanduiding 'bijgebouwen'

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het plaatsen van een woonwagen/vrijstaande woning en bijgebouwen buiten het bouwvlak- respectievelijk de aanduiding 'bijgebouwen', onder de voorwaarden dat:

  1. a. Per standplaats maximaal 1 woonwagen/woning is toegestaan;
  2. b. het bebouwingspercentage per standplaats ten hoogste 75% mag bedragen;
  3. c. per woonwagen/woning 1 parkeerplaats op de standplaats bij de woonwagen/woning, op eigen terrein, moet worden gerealiseerd. De afmetingen van laatstgenoemde parkeerplaats moeten ten minste 2.50 m x 6.00 m bedragen. Deze parkeerplaats dient vanaf de openbare weg per auto bereikbaar te zijn;
  4. d. het overige bepaald in artikel 17.2. onverminderd van toepassing blijft;

met dien verstande dat:

    1. 1. op de desbetreffende standplaats geen woonwagen en/of bebouwing aanwezig is, die niet aan de bebouwingsregels, zoals genoemd in artikel 17.2. voldoet;
    2. 2. in het verleden geen eerdere toepassing van deze ontheffing van de bouwregels heeft plaatsgehad,
    3. 3. geen (brand)onveilige situaties ontstaan of kunnen ontstaan zowel op de desbetreffende standplaats, als op de aangrenzende standplaatsen;
    4. 4. de bereikbaarheid van de woonwagen en/of bebouwing is gegarandeerd, zowel op de desbetreffende standplaats, als op de aangrenzende standplaatsen;
    5. 5. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
    6. 6. belangen van aangrenzende standplaatsen, waaronder privacy, bezonning, licht- en luchttoetreding, niet onevenredig worden geschaad.

25.9 Ontheffing voor een grotere hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een grotere hoogte dan is toegestaan onder de voorwaarden dat:

  1. a. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van het aangrenzende bestaande hoofdgebouw;
  2. b. het geen erfafscheidingen betreft;
  3. c. deze bouwwerken, geen gebouw zijnde, vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  4. d. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  5. e. deze bouwwerken, geen gebouw zijnde, zich niet verzetten tegen de omgevingscriteria van de Welstandsnota;
  6. f. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  7. g. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

25.10 Ontheffing voor categorie 3 bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor bedrijven in categorie 3 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, mits:

  1. a. de activiteiten van de betreffende bedrijven qua afstand, naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2 van deze lijst;
  2. b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  3. c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. het niet betreft: geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieuhinder.

25.11 Ontheffing voor kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen en vlaggenmasten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels met betrekking tot de bebouwing ten behoeve van de oprichting van kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen en vlaggenmasten, mits:

  1. a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen met een maximum oppervlakte van 10 m² per object;
  2. b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig is verontreinigd dat wettelijke bezwaren bestaan tegen oprichting;
  3. c. de bouwhoogte van kunstwerken, kunstobjecten en vlaggenmasten maximaal 8,00 meter bedraagt;
  4. d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 4,00 meter bedraagt.

25.12 Ontheffing voor het oprichten van bouwwerken

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 8.2., ten behoeve van het oprichten van bouwwerken onder de voorwaarden dat:

  1. a. deze noodzakelijk zijn met het oog op natuurbeheer, zoals een wildhut of observatiepost;
  2. b. het bouwwerken betreffen ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik;
  3. c. deze qua aard en omvang in de omgeving passen met een maximum van 10 m² per object;
  4. d. de hoogte niet meer bedraagt dan 3,25 meter behoudens wanneer het een observatiepost betreft de hoogte niet meer bedraagt dan 11,50 meter;
  5. e. de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.

25.13 Ontheffing voor het oprichten van andere bebouwing binnen de 'Waterstaat - Waterlopen'

Burgemeester en Wethouders kunnen, gehoord het waterschap, ontheffing verlenen voor het oprichten van andere bebouwing binnen de 'Waterstaat - Waterlopen', onder de voorwaarden dat:

  1. a. door het waterschap een ontheffing van de Keur oppervlaktewateren is verleend;
  2. b. bebouwing mogelijk is op grond van de ondergeschikte bestemming;
  3. c. de bebouwing qua afmetingen voldoet aan de voorwaarden uit de ondergeschikte bestemming;
  4. d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

25.14 Ontheffing voor het oprichten van bouwwerken op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het oprichten van bebouwing op gronden met de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie', onder de voorwaarden dat:

  1. a. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  2. b. het oprichten van bebouwing niet zal leiden tot verstoring van de archeologische resten omdat niet dieper wordt gegraven dan 30 cm onder maaiveld;
  3. c. indien het oprichten van bebouwing kan leiden tot een verstoring van archeologische waarden, aan de vergunning de volgende regels verbonden zijn:
    1. 1. technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. 3. de verplichting om het oprichten van bebouwing te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  4. d. de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden van het terrein, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders, niet worden verstoord;
  5. e. Burgemeester en wethouders deskundig archeologisch advies hebben ingewonnen bij een organisatie die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

Artikel 26 Wijzigingsregels

26.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen een bestemming wijzigen conform het bepaalde in artikel 26.2. dan wel conform het bepaalde in artikel 26.3. tot en met artikel 26.10. mits in artikel 3 tot en met artikel 17 hiernaar verwezen wordt. Hierbij dient de procedure zoals opgenomen in artikel 3.6 Wro te worden gevolgd.

26.2 Algemene regels tot wijziging

26.3 Wijziging voor het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf-Nutsvoorzieningen' voor het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, onder de voorwaarden dat:

  1. a. voldaan wordt aan de voorwaarde dat de hoogte van een mast niet meer bedraagt dan 40,00 m en 65,00 m boven NAP;
  2. b. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  3. c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  5. e. zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 6 van deze regels.

26.4 Wijziging in 'extra woning'

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' een extra woning toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. één nieuwe woning wordt opgericht;
  2. b. de woningbouw past binnen de provinciale woningbouwprognoses;
  3. c. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  4. d. (voormalige en overtollige) (bedrijfs)gebouwen worden gesloopt;
  5. e. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  6. f. de woning inpasbaar is vanuit het stedenbouwkundig ruimtelijke beeld;
  7. g. in het wijzigingsplan bouwvlak, aanduiding 'bijgebouwen', bouwhoogten, kapvormen, aantallen en uitgiftecategorie van de woning c.q. soort woningen worden aangegeven.
  8. h. het verhaal van kosten van de grondexploitatie, conform artikel 6.12 Wro, verzekerd is.

26.5 Wijziging in de bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

  1. a. de huidige activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  2. b. de woningbouw past binnen de provinciale woningbouwprognoses;
  3. c. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  4. d. binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' maximaal één nieuwe woning mag worden opgericht;
  5. e. (voormalige en overtollige) (bedrijfs)gebouwen worden gesloopt;
  6. f. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  7. g. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  8. h. in het wijzigingsplan bouwvlakken, bijgebouwen, bouwhoogten, kapvormen, aantallen en soort woningen worden aangegeven.
  9. i. het verhaal van kosten van de grondexploitatie, conform artikel 6.12 Wro, verzekerd is.

26.6 Wijziging in de bestemming 'Water'

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water', gehoord het Waterschap, ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  2. b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  4. d. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  5. e. aangesloten wordt bij het bepaalde in artikel 14 van deze regels.

26.7 Wijziging van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie

Burgemeester en Wethouders kunnen de dubbelbestemming Archeologie:

  1. a. verwijderen van de plankaart, mits na concreet onderzoek is aangetoond en na advies van een deskundige organisatie is gebleken dat de noodzaak voor bescherming van de archeologische waarden niet (meer) aanwezig is;
  2. b. toevoegen aan de plankaart, mits na onderzoek is gebleken dat in bepaalde gebieden beschermingswaardige archeologische sporen aanwezig zijn.

26.8 Wijziging voor het inpandig realiseren van extra woningen

Burgemeester en wethouders kunnen toestemming verlenen voor het realiseren van extra woningen binnen de bestaande bouwmassa (woningsplitsing), onder de voorwaarden dat:

  1. a. het een gebouw betreft ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  2. b. het oorspronkelijke gebouw een inhoud heeft van ten minste 750 m³;
  3. c. de cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het gebouw behouden blijven;
  4. d. (voormalige en ovetollige) (bedrijfs)gebouwen worden gesloopt;
  5. e. de woningbouw past binnen de provinciale woningbouwprognose;
  6. f. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  7. g. iedere woning na splitsing, een inhoud heeft van ten minste 350 m³;
  8. h. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van de bouw met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  9. i. op eigen terrein in de parkeerbehoefte, op basis van de normering in het GVVP, in voldoende mate wordt voorzien;
  10. j. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- of bedrijfsmilieu ontstaan;
  11. k. het verhaal van kosten van de grondexploitatie, conform artikel 6.12 Wro, verzekerd is.

26.9 Wijziging voor de bouw van twee woningen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' de bouw van twee woningen toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  2. b. maximaal twee nieuwe woningen worden opgericht;
  3. c. de woningbouw past binnen de provinciale woningbouwprognoses;
  4. d. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  5. e. (voormalige en overtollige) (bedrijfs)gebouwen worden gesloopt;
  6. f. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  7. g. de woning inpasbaar is vanuit het stedenbouwkundig ruimtelijke beeld;
  8. h. in het wijzigingsplan bouwvlak, aanduiding 'bijgebouwen', bouwhoogten, kapvormen, aantallen en uitgiftecategorie van de woning c.q. soort woningen worden aangegeven.
  9. i. het verhaal van kosten van de grondexploitatie, conform artikel 6.12 Wro, verzekerd is.

26.10 Wijziging voor het oprichten van een kinderboerderij

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 3' een kinderboerderij toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  2. b. een kinderboerderij inpasbaar is vanuit het stedenbouwkundig ruimtelijke en landschappelijke beeld;
  3. c. in het wijzigingsplan de omvang van de kinderboerderij inclusief bijbehorende bebouwing met bestemmingsvlak, bouwvlak, bouwhoogten, kapvormen en erfafscheidingen worden aangegeven;
  4. d. het verhaal van kosten van de grondexploitatie, conform artikel 6.12 Wro, verzekerd is.

Artikel 27 Algemene Procedureregels

27.1 Procedure ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing ingevolge de in deze regels opgenomen ontheffingsmogelijkheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  1. a. de aanvraag of het ontwerp van het ontheffingsbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  2. b. Burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van de aanvraag of het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen die in de gemeente verspreid worden;
  3. c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk of mondeling zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  4. d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent verlening van ontheffing.

Artikel 28 Overige Regels

28.1 (Wettelijke) regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Binnen het plangebied zijn de stedenbouwkundige regels uit de bouwverordening niet van toepassing.

28.2 Voorrangsregeling

28.3 Gemeentelijke regels

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke beleidsregels dienen deze beleidsregels te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

29.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan woongebieden Asten.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Asten van d.d. 15 december 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan woongebieden Asten.

Mij bekend,

de raadsgriffier der gemeente Asten.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Reacties Inventarisatiekaart

Bijlage 1 reacties inventarisatiekaart

Bijlage 2 Reacties Vooroverleg

Bijlage 2 reacties vooroverleg

Bijlage 3 Beoordeling Reacties Vooroverleg

Bijlage 3 beoordeling reacties vooroverleg

Bijlage 4 Beoordeling Inspraakreacties

Bijlage 4 beoordeling inspraakreacties

Bijlage 5 Overzicht Milieuonderzoeken

Bijlage 5 overzicht milieuonderzoeken

Bijlage 6 Beoordeling Zienswijzen

Bijlage 6 beoordeling zienswijzen

Bijlage 7 Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 7 ambtshalve wijzigingen

Bijlage 8 Raadsbesluit En Amendementen

Bijlage 8 raadsbesluit en amendementen