Bestemmingsplan Maaijkant 11-2021
Bestemmingsplan - Gemeente Baarle-Nassau
Vastgesteld op 04-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Maaijkant 11-2021 van de gemeente Baarle-Nassau.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO. 0744.BPMaaijkant112021-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 verbeelding
de kaart, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.
1.4 aan-huis-verbonden-beroep
Het door een van de bewoners als ondergeschikte functie uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch, consument verzorgend of hiermee gelijk te stellen terrein, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 abiotische waarden
Geheel van waarden in verband van het abiotische milieu ( = niet levende natuur) in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden.
1.8 Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB)
Commissie van deskundigen die gemeenten adviseert over aanvragen in de agrarische sector in het algemeen met name wat betreft aspecten als continuïteit, noodzaak en volwaardigheid.
1.9 afhankelijke woonruimte
Een (gedeelte van een) bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs) woning en dient voor de huisvesting van een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg.
1.10 agrarisch bedrijf, algemeen
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.11 agrarisch bedrijf, grondgebonden
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Een melkveehouderij is grondgebonden als het beschikt over niet meer dan 8 koeien per ha huiskavel met niet meer dan 3 koeien per ha. op daarbuiten gelegen gronden met een straal van maximaal 15 km vanaf de bedrijfsgebouwen.
1.12 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
1.13 agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf.
1.14 agrarisch bedrijf, hervestiging
verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarische bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.
1.15 agrarisch bedrijf, omschakeling
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm danwel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.
1.16 agrarisch gebruik/agrarische doeleinden
Het al dan niet bedrijfsmatig gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.
1.17 agrarisch bedrijfsgebouw
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
1.18 agrarische bedrijfswoning
een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
1.19 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.20 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van (het deel van) een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.21 bed & breakfast
Het bij wijze van nevenactiviteit verstrekken van logies en ontbijt, door het beschikbaar stellen van slaap- en sanitaire ruimten, - aan een steeds wisselend publiek dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed and breakfast worden niet verstaan overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid.
1.22 bestaande bebouwing
Bebouwing, zoals die bestaat, of rechtens mag bestaan, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.23 bestaand gebruik
Het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het onderhavige bestemmingsplan of planonderdeel rechtskracht heeft verkregen.
1.24 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 bevoegd gezag
Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.
1.27 bewoning
Het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.
1.28 bijbehorend bouwwerk/bijgebouw
Een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, vliering en kelder.
1.32 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.34 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.35 dagrecreatie
Bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport-, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen.
1.36 depositie
neerslag of afzetting van luchtverontreinigende stoffen op bodem, water, planten dieren of gebouwen.
1.37 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.38 emissie
uitstoot van gassen afkomstig van de inrichting.
1.39 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit plan deze die inrichting niet verbiedt.
1.40 erfbeplanting
Afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 gebruiken
gebruiken, doen of laten gebruiken.
1.43 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw is aan te merken.
1.44 huisvesting tijdelijke werknemers
Het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
1.45 intensief veehouderijbedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten-, of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, almede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.
1.46 Begripsbepaling landschappelijke inpassing:
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestande dan wel nog te ontwikkelen landschappelijke (ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische) landschapskwaliteiten. Dit kan door middel van architectuur (vormgeving, situering, bebouwing en materiaalgebruik), aanleg van landschappelijke en/of natuurlijke elementen al dan niet in combinatie met sloop.
1.47 maaiveld
de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.
1.48 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.49 nevenactiviteiten/nevenfunctie
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.50 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.51 ondergeschikte functie
een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De ondergeschiktheid van de functie kenmerkt zicht door een omvang van maximaal 30%.
1.52 Peil
- voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van deze toegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg
scheidt.
1.54 permanente bewoning
het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders over een hoofdverblijf kan worden beschikt.
1.55 productiegebonden detailhandel
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of voortgebracht en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt.
1.56 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.57 raamprostitutie
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
1.58 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.59 referentiesituatie
de feitelijk bestaande, planologisch toegestane situatie, op het moment van de vaststelling van het thans voorliggende plan (d.d. xx-xx-2022)’. Zie bijlage.
1.60 ruimtelijke ontwikkeling
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.61 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.62 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten.
1.63 Vergunde situatie
op grond van de Natuurbeschermingswet: de vergunning van 3 november 2014
1.64 Interim omgevingsverordening (2019)
de Interim Omgevingsverordening zoals die op 25 oktober 2019 door Provinciale Staten van Noord-Brabant is vastgesteld.
1.65 verhard oppervlak
de oppervlakte van het geheel van bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente teeltondersteunende voorzieningen op de bij één bedrijf of andere functionele eenheid behorende gronden die gelegen kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen.
1.66 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
3.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De voor ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische bedrijven met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' uitsluitend varkenshouderijen zijn toegestaan, waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
- één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
- productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoop- vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m2;
- aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bijbehorende voorzieningen zoals bouwwerken, tuinen en erven en groenvoorzieningen.
3.2 BOUWREGELS
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
- per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
- het bestemmingsvlak voor een agrarisch bedrijf mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
- het bestemmingsvlak dient voor minimaal 20 % landschappelijk te worden ingepast indien het bouwvlak gelijk aan of groter is dan 1,5 ha.;
- gebouwen worden gebouwd op een afstand van ten minste 5 m van de zijdelingse perceelgrenzen. De zijdelingse perceelsafstand van 5 meter mag worden overschreden t.b.v. luchtwassers, luchtbehandelingskasten, kadaveropslag en een hygiënesluis;
- er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
- bebouwing met uitzondering van bedrijfswoningen mag uitsluitend in één bouwlaag worden gerealiseerd;
- bouwen is niet toegestaan indien dit strijdig is met de doelstelling van behoud en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- uitbreiding van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van geiten- en schapenhouderijen is niet toegestaan zolang het verbod tot uitbreiding daarvan is opgenomen in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
- de dakhelling mag niet minder dan 12 graden en niet meer dan 45 graden te bedragen;
- de oppervlakte aan kassen mag niet meer bedragen dan 1.000 m2, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m. De bouw van overige kassen is niet toegestaan. Kassen dienen op een afstand van minimaal 20 meter ten opzichte van woningen van derden te worden gerealiseerd;
- ondergronds bouwen in de vorm van de bouw van kelders en mestputten e.d.is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m.;
- de gebouwen mogen in maximaal 1 bouwlaag worden uitgevoerd.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
- de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
- de dakhelling dient minimaal 12 graden en maximaal 60 graden te bedragen;
- ondergronds bouwen in de vorm van de bouw van kelders is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
- bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd; bij inpandige bedrijfswoningen mogen de bijbehorende bouwwerken niet voor de voorgevelrooilijn van het gebouw waarin de bedrijfswoning is opgenomen worden gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m2 inclusief de oppervlakte van carports;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 1 m;
- de dakhelling dient minimaal 12 graden en maximaal 60 graden te bedragen.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
- de hoogte van voedersilo’s, graansilo's, luchtwassers en spuiwatersilo's mag niet meer bedragen dan 15 m;
- de bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 7 m;
- de hoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de afstand van een zwembad tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen.
3.3 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- artikel 3.2.2 sub d voor een vergroting tot maximaal 5.000 m2 indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Omtrent dit onderwerp vragen burgemeester en wethouders advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een beplantingsplan. De vestiging van glastuinbouwbedrijven en bedrijven die zich bezig houden met teelten in gesloten gebouwen is niet toegestaan;
- artikel 3.1 sub b ten behoeve van het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken, zoals stacaravans voor zover aan te merken als bouwwerken en woonunits, of de aanpassing of uitbreiding van bestaande bedrijfsgebouwen ten dienste van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine) sanitair met kook- en wasgelegenheid , mits:
- een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- de huisvesting uitsluitend werknemers betreft die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn hun werkzaamheden verrichten;
- de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
- de huisvesting plaatsvindt in een of meer woonunits of stacaravans of bestaande bedrijfsgebouwen met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 250 m2;
- de hoogte van een woonunit of stacaravan niet meer bedraagt dan 3 m;
- de woonunits of stacaravans niet worden geplaatst in een bedrijfsgebouw;
- de woonunits of stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik worden verwijderd;
- artikel 3.2.2 sub a en b ten behoeve van een maximale goothoogte van 8 m en een maximale nokhoogte van 12 m;
- artikel 3.2.2 sub d. voor een maximale hoogte van 7 m ten behoeve van een kas.
3.4 SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS
3.4.1 Toegestaan gebruik
- Gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is toegestaan mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat het landschappelijk inpassingsplan die als bijlage onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan, binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de nog te verlenen omgevingsvergunning conform aanvraag van 23 maart 2018, geheel is uitgevoerd en als zodanig in stand wordt gehouden.
- De ammoniakdepositie van het bedrijf mag niet toenemen ten opzichte van de feitelijke bestaande planologische toegestane situatie (referentiesituatie zie bijlage 2) op het moment van vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.
- De geur mag de wettelijke norm op basis van de Wgv niet overschrijden.
- De fijnstofbelasting (PM10 en PM2,5) mag de wettelijke norm niet overschrijden.
- Het aantal dieren conform de aanvraag Omgevingsvergunning van 23 maart 2018 (4.780 stuks) mag zonder aanpassing van de Omgevingsvergunning niet worden overschreden
3.4.2 Gebruik voor ondergeschikt aan huis gebonden beroep
Gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en in de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de woonfunctie dient zowel visueel als qua aard primair te blijven en de activiteit mag niet leiden tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving;
- de activiteit in of het gebruik van de woning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling of de parkeerbalans. Dat betekent onder meer dat binnen de bestemming “agrarisch bedrijf” moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
- maximaal 40% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen mag tot ten hoogste in totaal 200 m2 worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- geen activiteit mag worden uitgeoefend welke onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren;
- detailhandel mag slechts plaatsvinden in door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten of agrarische streekproducten tot een verkoopoppervlakte van maximaal 100 m2 of zeer beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
- er geen sprake is van een onevenredige publieks- en verkeersaantrekkende werking.
3.5 AFWIJKEN VAN DE GEBRUIKSREGELS
3.5.1 Verbrede landbouw en nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- de agrarische functie op het perceel blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar;
- ten behoeve van het uitoefenen van een zorgboerderij als nevenactiviteit bij een in bedrijf zijnde agrarisch bedrijf mag de oppervlakte aan bebouwing welke wordt aangewend voor een zorgboerderij per bestemmingsvlak niet meer dan 40 % van het oppervlak aan gebouwen bedragen met dien verstande dat het maximale oppervlak niet meer mag bedragen dan 400 m2;
- voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
- agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven/functies tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m2;
- detailhandel in door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten of agrarische streekproducten tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2 of zeer beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
- gebruik van bestaande bouwwerken voor stalling van caravans en/of kampeerauto’s tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2;
- bewerking en/of verwerking van door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten in maximaal 30 % van de aanwezige bedrijfsgebouwen en tot maximaal 300 m2;
- kleinschalig kamperen bij een functionerend agrarisch bedrijf;
- buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw/nevenactiviteiten is niet toegestaan;
- de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, dit mede in relatie tot de aard van de omgeving en de weg waaraan de locatie gelegen is;
- de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- de parkeerplaatsen moeten gerealiseerd worden op eigen terrein;
- de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsbedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
3.5.2 Bed and breakfast
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 teneinde een verblijfsrecreatief medegebruik in de vorm van Bed and Breakfast toe te staan op een bestemmingsvlak doch uitsluitend indien die activiteit wordt uitgeoefend op de wijze als hieronder begrepen:
- de woonfunctie dient zowel visueel als qua aard primair te blijven en de activiteit mag niet leiden tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving. Ook dient de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming te zijn met de woonfunctie;
- de oppervlakte aan bebouwing welke wordt aangewend voor de Bed and Breakfast mag per bestemmingsvlak niet meer dan 40% van het oppervlak aan gebouwen bedragen met dien verstande dat het maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m2;
- de activiteit mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
- de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarisch-Agrarisch bedrijf’ moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
- het verblijfsrecreatief medegebruik is uitsluitend toegestaan indien dit wordt geëxploiteerd door de bewoner van de woning;
- burgemeester en wethouders trekken de vergunning in, indien de bestemming van het bestemmingsvlak wordt gewijzigd in een andere bestemming.
3.5.3 Mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en kunnen burgemeester en wethouders toestaan dat een deel van de woning en/of een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- een dergelijke bewoning dient noodzakelijk te zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg en op grond van een medische indicatie te worden aangetoond. Burgemeester en wethouders vragen voorafgaand aan het te nemen besluit advies aan een ter zake deskundige instantie;
- er mag geen onevenredige aantasting zijn van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- indien de afhankelijke woonruimte wordt gesitueerd binnen een vrijstaand bijbehorend bouwwerk dient de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijbehorende bouwwerken te worden ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
- de aanvrager een overeenkomst met de gemeente Baarle-Nassau afsluit, waaruit blijkt dat de aanvrager – en zijn rechtverkrijgenden- zich verplicht(en) de mantelzorg niet afgesplitst van de woning aan derden te verkopen en waarin ter zake een kwalitatieve verplichting wordt gevestigd als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek met daaraan gekoppeld een boetebeding;
- de aanvrager verklaart in die overeenkomst voorts dat als de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de bouwkundige voorzieningen hiertoe ongedaan worden gemaakt;
- in de afhankelijke woonruimte mag geen keuken ondergebracht worden;
- onverminderd het bepaalde onder d. en e. trekken burgemeester en wethouders de vergunning in, indien gebleken is dat de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing
4.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De voor 'Groen – Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, ter inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen in het landschap;
- onder landschappelijk inpassingsplan wordt in deze regels verstaan het landschappelijk inpassingsplan als opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen; een en ander met bijbehorende voorzieningen.
4.2 BOUWREGELS
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen moeten als open constructie worden opgericht.
4.3 SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS
4.3.1 strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:
- het realiseren van parkeerplaatsen;
- het gebruik als kampeerterrein;
- buitenopslag;
- het lozen en/of opslaan van stoffen.
4.4. OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET UITVOEREN VAN EEN WERK, GEEN BOUWWERK
ZIJNDE, OF VAN WERKZAAMHEDEN
ZIJNDE, OF VAN WERKZAAMHEDEN
4.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke en natuurlijke waarden;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels,
leidingen en drainage; - het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
- het aanbrengen van halfverhardingen.
4.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
- behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in 4.1 sub a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
- noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning,
4.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de landschappelijke waarden van de landschapselementen.
4.4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals bedoeld in lid 4.1 en bijlage 1 van deze regels, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het landschap inpassingplan opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het inrichtingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- hetgeen onder a beschreven kan worden aangetoond met een waarde berekening inclusief toelichting en beplantingsplan;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uit-voering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 BESTAANDE AFWIJKENDE MAATVOERING
In die gevallen, dat de bouw- en goothoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan. In de gevallen waarin na het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan tot algehele sloop wordt overgegaan, vervalt de toepasselijkheid van het bepaalde in dit artikel.
6.2 ONDERGRONDS BOUWEN
Ondergronds bouwen is slechts toegestaan indien dit elders in deze regels expliciet is bepaald.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 STRIJDIG GEBRUIK
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken en als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan, bewerken of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten
behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijvigheid; - het opslaan, storten of bergen van materialen of producten behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond; - (motor)crossen;
- (groot)schalige openluchtevenementen en andere vormen van intensief recreatief medegebruik;
- nieuwvestiging niet zijnde hervestiging van een agrarisch bedrijf.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 AFWIJKING INRICHTING
Het bevoegd gezag kan een Omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het aantal dieren, diercategorieën, stalsystemen en emissiepunten, als de milieuemissie en milieubelasting voor wat betreft geur (voor en achtergrond) stikstof en fijn stof (PM 10 en PM 2,5) niet toeneemt ten opzichte van onderstaande
referentiegegevens:
referentiegegevens:

8.1.1. Eisen volgend op basis van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Tevens dient voldaan te worden aan de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, danwel de opvolger daarvan, deze bepaalt dat uitbreiding mogelijk is, mits:
- een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwperceel alleen is toegestaan als:
- maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
- de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
- is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagesmaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
- een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
- binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
- bij een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw, gericht op het in gebruik nemen als dierenverblijf, toepassing wordt gegeven aan sub a.
Voor de toepassing van dit artikel geldt als dierenverblijf hetgeen gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2,
eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer.
eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer.
Er is sprake van maatregelen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij als is voldaan aan de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals door gedeputeerde staten vastgesteld op grond van artikel 5.11 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, danwel de opvolger hiervan.
8.1.2. Aanvullende regels stalderen
Tevens dient voldaan te worden aan de regels van Staldering bij toename van de oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren binnen een bouwperceel. Dit is alleen toegestaan als bij de aanvraag van een Omgevingsvergunning voor de bouw van een dierenverblijf voor hokdieren of bij een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw naar een dierenverblijf voor hokdieren, bewijs is overlegd dat:
- binnen het Stalderingsgebied dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
- de te saneren oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren bedraagt:
- ingeval van sloop, tenminste 120% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
- ingeval van herbestemming, ten minste 200% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
- voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een provinciale saneringsregeling.
Voor de toepassing van dit artikel geldt als bestaande oppervlakte dierenverblijf het gebouw, inclusief inpandige voorzieningen, dat gebruikt mag worden voor het houden van hokdieren krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer.
Het te saneren dierenverblijf bedoeld onder a voldoet aan de volgende voorwaarden:
- het betreft een legaal opgericht dierenverblijf;
- het dierenverblijf is voorafgaand aan 17 maart 2017 drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig gebruikt voor het houden van hokdieren.
Het bewijs dat aan de voorwaarden van stalderen is voldaan, wordt uitgegeven door of namens
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.
8.2 AFWIJKINGEN VAN GERINGE AARD EN OMVANG
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden ten behoeve van:
- de bestemmingsregels en voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen in- dien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- de bouw openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
- de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
- de (nok)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot;
- kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m met uitzondering van lichtmasten op gronden die niet de bestemming “verkeer” hebben.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 OVERGANGSRECHT BOUWWERKEN
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 OVERGANGSRECHT GEBRUIK
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Maaijkant 11-2021.