Voske 6a, Baarle-Nassau
Bestemmingsplan - gemeente Baarle-Nassau
Vastgesteld op 20-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Voske 6a, Baarle-Nassau'.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0744.BPVoske6a-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanbouw
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bestemmingsvlak gelegen hoofdgebouw, dat zowel door zijn afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en daarvan niet losstaat;
1.6 aaneengebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen;
1.7 aan huis gebonden beroep/bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied; waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
1.8 abiotische waarden
geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden;
1.9 afhankelijke woonruimte
een deel van een woning of al dan niet vrijstaand bijgebouw, geen bedrijfsgebouw zijnde, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.10 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderij en manege. Wel worden in dit plan als agrarisch bedrijf gezien, hertenhouderijen en geitenhouderijen;
1.11 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.12 archeologisch waardevol gebied
gebied met behoudenswaardige archeologische waarden;
1.13 archeologisch onderzoeksgebied
gebied waar naar verwachting behoudenswaardige archeologische waarden voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld;
1.14 archeologisch advies
advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.15 archeologisch onderzoek
inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.16 archeologische opgraving
opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) waarbij de aanwezige archeologische waarden worden veiliggesteld;
1.17 archeologische begeleiding
begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.18 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.19 bebouwingsgrens
een op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, die door bebouwing niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;
1.20 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.21 bed and breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning met bijbehorende vrijstaande bijgebouwen dat door de beperkte omvang in een woning met bijbehorende vrijstaande bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.22 bedrijfsgebouw
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfswoningen (inclusief daarbij behorende aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen);
1.23 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.24 bestaande bebouwing
bebouwing, zoals die aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, of bebouwing die rechtens mag worden gebouwd op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
1.25 bestaand gebruik
het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft verkregen;
1.26 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.28 bewoning
het verblijf c.q. gebruik als woonruimte voor de huisvesting van een huishouden;
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.32 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.33 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; Indien geen bouwvlak aanwezig is geldt het bestemmingsvlak.
1.34 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.35 caravan
een kampeermiddel op wielen, dat bedoeld is voor een kort verblijf op een bepaalde locatie en dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen onder meer over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.36 carport
een overkapping in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, van één bouwlaag en behorend bij een woning;
1.37 cultuurhistorische waarden
waarden die samenhangen met de nalatenschap die de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, heeft achtergelaten in het huidige landschap; daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk, historisch- geografisch en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (m.n. van oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing;
1.38 dagrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en/of afleveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker en/of gebruiker;
1.40 extensief dagrecreatief medegebruik
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën of boerengolf, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;
1.41 gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.42 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.43 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan danwel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.44 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van verblijfsrecreatie;
1.45 kleinschalig kamperen
kamperen in de vorm van recreatief medegebruik bij een functionerend agrarisch bedrijf, met maximaal 25 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde in de periode van 10 maart tot en met 31 oktober;
1.46 landschapselementen
de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen alsmede onverharde wegen die van cultuurhistorisch belang zijn;
1.47 landschaps- of landschappelijke waarden
het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
1.48 nachtverblijf
een (deel) van een gebouw waarin slaapgelegenheid wordt geboden en waarbij er sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van sanitair, kookgelegenheid en dergelijke;
1.49 natuur of natuurwaarden
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid / ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;
1.50 nevenactiviteiten
het ontplooien van activiteiten van een beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan de activiteiten worden toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.51 omschakeling van een agrarisch bedrijf
het overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm in een andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm. Hierbij worden de volgende bedrijfsvormen onderscheiden:
- grondgebonden agrarisch bedrijf;
- intensieve veehouderij;
- glastuinbouwbedrijf;
- een bedrijf dat zich bezig houdt met teelten in gesloten gebouwen, niet zijnde glastuinbouw;
1.52 ontwikkeling en montage
Activiteiten die betrekking hebben op het ontwikkelen, ontwerpen, realiseren en verhuren van attriburen, technische installaties en rekwisieten voor onder andere film, tv & reclamecampagnes, niet zijnde serieproductie. Waarbij een werkplaats gebruikt wordt voor voornamelijk zagen, slijpen, boren en lassen van deverse materialen (voornamelijk metaal, kunststof en hout). Tevens overige gerelateerde diensten als atelier/studio voor het opnemen en monteren van video's waarin gebruikt wordt gemaakt van de atrributen die zijn ontwikkeld.
1.53 ondergeschikte functie
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.54 patiowoningen
Woningen met een kleine ommuurde privé-buitenruimte;
1.55 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.56 perceelsgrens
de begrenzing of afbakening van een specifiek kadastraal perceel, hier gelijk te stellen met een begrenzing van het eigendom op een dergelijk perceel;
1.57 (verblijfs)recreatief medegebruik
incidentele verblijfsrecreatie, waarbij de hoofdfunctie een ander gebruik blijft;
1.58 recreatiewoning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw bestemd voor:
- verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft en dat, als onderdeel van een recreatiebedrijf of -tak, bestemd is voor de verhuur aan regelmatig wisselende personen of groepen voor zover niet zijnde een solitaire recreatiewoning;
- verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft voor recreatieve bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.59 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.60 stacaravan
een kampeermiddel, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhanger van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;
1.61 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden op een andere locatie dan waar men hoofdverblijf heeft, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en vrienden;
1.62 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
- gelijk is aan de in de in het plan voorgeschreven afstand van gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
- gelijk is aan de afstand van bestaande legaal opgerichte gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in het plan voorgeschreven afstand;
1.63 vrijstaande woning
een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.
1.64 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.65 zelfstandige wooneenheid
een (deel) van een gebouw geschikt ten behoeve van wonen, waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat elke eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke).
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 Bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, inclusief overkappingen, gemeten op een meter boven de gemiddelde grondslag van het aansluitende afgewerkte terrein;
2.7 Peil
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: het hoogste punt van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: het hoogste van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
2.8 De lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren);
2.9 De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelsgrens
de kortste afstand tussen de zijdelingse/achterste bestemmingsgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.10 Verticale diepte van een gebouw
het diepste punt van een ondergronds bouwwerk, gemeten vanaf het peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. één bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend bedrijven van milieucategorie 2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ontwikkeling en montage', tevens een bedrijf gericht op de ontwikkeling en montage;
- met dien verstande dat een werkplaats maximaal 150 m2 bedraagt;
- b. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen op eigen terrein;
met als ondergeschikte functie:
- c. wonen in bedrijfswoningen;
- d. aan huis gebonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte functie en onder de voorwaarden als omschreven in 3.5.3;
met de daarbijbehorende:
- e. bouwwerken, tuinen, erven en terreinen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. zorgvuldige landschappelijke inpassing in de vorm van een erfbeplanting met een visueel afschermende of maskerende functie naar het omliggende gebied;
- h. verhardingen ten behoeve van ontsluiting(en) en parkeren.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 alsmede tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van bieden van voldoende parkeerruimte op eigen terrein.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bescherming van aanwezige landschapselementen met de daaraan te onderkennen landschappelijke en natuurwaarden, zowel op zichzelf en/of als onderdeel van het netwerk van lokale landschapselementen;
- b. landschappelijke inpassing overeenkomstig het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2;
- c. groenvoorzieningen;
- d. bermen en beplanting;
- e. onverharde paden;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. extensief dagrecreatief medegebruik
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2' zijn mede bestemd voor de bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden en archeologische vindplaatsen, waarbij de bepalingen binnen het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2' voorrang hebben op de andere daar voorkomende bouw- en gebruiksregels.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor de bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden en archeologische vindplaatsen, waarbij de bepalingen binnen het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3' voorrang hebben op de andere daar geldende bouw- en gebruiksregels.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Nadere eisen
8.2 Afwijkende afstanden en maatvoering
8.3 Verbodsbepaling inzake in acht te nemen afstanden
8.4 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is slechts toegestaan indien dit elders in deze regels expliciet is bepaald.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Algemeen
Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Bouwen met geringe mate van afwijking van de bebouwings- en bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan door middel van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan en toestaan dat gebouwd wordt met een geringe mate van afwijking van de plaats en de richting van de bebouwings- en bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeeldingen ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling of indeling van de gronden dit vergt en mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.
10.2 Afwijking afstand tot zijdelingse en achterste bestemmingsgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan en toestaan dat wordt afgeweken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van de zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits:
- a. is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen of,
- b. dit uit architectonisch oogpunt wenselijk is vanwege de aansluiting op bestaande bebouwing en
- c. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
10.3 Afwijking met 10% opgenomen maten
Het bevoegd gezag kan door middel van het omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit plan en toestaan dat wordt afgeweken van de op de verbeeldingen of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze regels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd. Deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op oppervlaktematen boven 100 m² en inhoudsmaten boven 250 m³.
10.4 Procedure bij afwijking
Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een afwijking als bedoeld in 10.1 tot en met 10.3 is de in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwen
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- c. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- d. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- e. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Voske 6a Baarle-Nassau'.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Beplantingsplan
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassingsschets
Bijlage 1 Landschappelijke inpassingsschets
Bijlage 2 Berekening Kwaliteitsverbetering
Bijlage 2 Berekening kwaliteitsverbetering
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Geurrapport
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Omgevingsdialoog
Bijlage 7 Landschappelijke Onderbouwing
Bijlage 7 Landschappelijke onderbouwing