Warande 2014
Bestemmingsplan - gemeente Bergen op Zoom
Vastgesteld op 24-09-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Warande met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0206-0701 van de gemeente Bergen op Zoom;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afvalinzamelsysteem
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
-
een grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende grond;
-
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij het voorbrengen van de producten of het houden van dieren geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt van de productie van gewassen;
1.7 ambachtelijk - verzorgend bedrijf
-
een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;
-
een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
-
het productieproces wordt grotendeels 'met de hand', of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
-
voor zover van laatst bedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.8 ambachtelijke bedrijvigheid
het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, als ook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen van en/of leveren van goederen;
1.9 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.14 bed & breakfast
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft bestaande uit maximaal 4 kamers; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen;
1.16 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip 'beroepsmatige activiteiten in of bij een woning', geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.17 bedrijfs - of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;
1.18 bedrijfsverandering of - beeindiging
verandering van de bedrijfsactiviteiten, een eigenaarwisseling daarop niet begrepen, dan wel het staken van bedrijfsactiviteiten gedurende ten minste 1 jaar;
1.19 bedrijfsvloeroppervlakte
de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
1.20 beeldbepalende boom
boom zoals opgenomen in de houtopstandverordening;
1.21 beeldbepalend pand
pand en/of object dat niet onder de Monumentenwet c.q. de gemeentelijke monumentenverordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand en aan het bestemmingsplan;
1.22 begeleid wonen
vorm van wonen waarbij de bewoners, al dan niet met hun samenwonende partner, in een zelfstandige woning of met andere cliënten in een gebouw wonen en de cliënten ter plaatse een aantal uren per dag of per week zorg krijgen;
1.23 belwinkel
een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel';
1.24 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.25 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.26 beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimten
werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatige diensten worden verricht;
1.27 bestaande bebouwing
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.28 beschermd monument
onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
1.29 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.30 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.31 Bevi-inrichting
een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting;
1.32 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.33 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.34 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.35 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;
1.36 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.40 brutovloeroppervlakte (b.v.o.)
de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.41 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.42 bijzondere woonvormen
met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice;
1.43 coffeeshop
een alcoholvrije inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;
1.44 consumentenvuurwerk
vuurwerk voor particulier gebruik;
1.45 cultuurhistorische waarde
-
het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
-
de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied, waaronder mede begrepen architectonische waarden;
1.46 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.47 dansschool
een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en/of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek/dansevenement;
1.48 (detail)handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken hier niet onder begrepen;
1.49 detailhandel in dagelijkse goederen
detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;
1.50 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector)
detailhandel in duurzame goederen en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;
1.51 detailhandel in volumineuze goederen
een detailhandelsbedrijf in goederen dat vanwege de omvang van die goederen, dan wel de aard van die goederen, een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigt, te weten auto’s en motoren, auto- onderdelen en -banden, volumineuze kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen, detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen hier niet onder begrepen;
1.52 dienstruimtes
niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals een kantine, een opslagruimte bij een bedrijf of een ondergeschikt kantoor;
1.53 dienstverlening
met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmaker, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen, met uitzondering van prostitutie;
1.54 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A) (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.55 eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.56 erf
een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een andere gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;
1.57 eerste bouwlaag
de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven de 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2,1 meter aanwezig c.q. mogelijk is, waar een onderhuis niet in is begrepen;
1.58 evenement
al dan niet periodiek terugkerende en/of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
1.59 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.60 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.61 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.62 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en/of naast elkaar gelegen woningen bevat;
1.63 gevoelige objecten
woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemers;
1.64 (groot)handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.65 groothandel in smart- en growproducten
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;
1.66 grootschalige detailhandel
een vestiging van detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 500 m², uitgezonderd detailhandel in dagelijkse goederen;
1.67 growshop
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'growshop';
1.68 handel in softdrugs
het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;
1.69 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming, het belangrijkst is;
1.70 horeca
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
1.71 hospice
verblijfhuis voor terminale patiënten;
1.72 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen, met uitzondering van detailhandel;
1.73 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;
1.74 kampeermiddelen
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.75 kamerverhuur
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;
1.76 kantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;
1.77 kap
een geheel of gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende of gebogen dakschilden met een dakhelling van ten minste 15º en ten hoogste 75º, waarbij de schuin hellende of gebogen dakschilden ten minste 50% van het dak dienen te bedekken;
1.78 kleinschalig kamperen
kamperen op een terrein waarbij ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;
1.79 kringloopwinkel
winkel die met het oog op de beperking van de afvalstromen en het hergebruik van producten afgedankte waren gratis inzamelt, sorteert, eventueel repareert en opnieuw verkoopt;
1.80 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.81 logies
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.82 maatschappelijke voorzieningen
bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.83 milieudeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
1.84 monumentale boom
een boom die in verband met ouderdom, gaafheid en/of omvang beeldbepalende waarde heeft voor de omgeving en als zodanig is opgenomen in de gemeentelijke houtopstandverordening;
1.85 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.86 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen;
1.87 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.88 ondersteunende horeca
gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;
1.89 opslag
opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;
1.90 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.91 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.92 patiowoning
een woning met het overgrote deel van het woonprogramma op de begane grond in verband waarmee het perceel op de begane grond geheel bebouwd kan worden op een patiotuin en eventueel een voortuin na en op de bovengelegen bouwlaag ondergeschikte bebouwingsmogelijkheden, aan de bouwmogelijkheden op de begane grond, gerealiseerd wordt;
1.93 peil
-
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
-
in alle andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.94 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch en daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.95 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
-
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
-
een seksbioscoop of sekstheater;
-
een seksautomatenhal;
-
een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.96 sekswinkel
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;
1.97 smartshop
een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'smartshop';
1.98 sociale werkplaats
een werkplaats voor mensen met een arbeidshandicap, waar ruimte wordt geboden voor al dan niet betaald beschermd werk, begeleid werk of (gevarieerde) dagbesteding, met bijbehorende kantoorruimte;
1.99 speelvoorzieningen
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten en ballenvangers;
1.100 standplaats ten behoeve van ambulante handel
een in de open lucht en op of direct aan de openbare weg grenzende ruimte of plaats, door het college aangewezen, waar in de uitoefening van handel goederen te koop worden aangeboden dan wel diensten worden aangeboden met een maximum oppervlakte van 24 m²;
1.101 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.102 straatmeubilair
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, zoals:
-
verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
-
telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
-
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 2,7 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
-
afvalinzamelsystemen;
1.103 uitwendige architectonische vormgeving
de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling;
1.104 vliegende winkels
ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine/ -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en/of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;
1.105 vliesgevel
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt;
1.106 voedselbank
een instelling die levensmiddelen inzamelt en deze levensmiddelen vervolgens uitgeeft aan een specifieke groep personen, geen detailhandel zijnde;
1.107 vuurwerkbesluit
Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb.2002, 33;
1.108 welstandsmonumentencommissie
de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de verordening inzake welstand, regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;
1.109 winterterras
een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;
1.110 woning
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;
1.111 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden geplaatst;
1.112 zendmast
ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.113 zorginstelling
een gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden door een organisatie die onder de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) valt.
1.114 zorggerelateerde detailhandel
detailhandel in bijvoorbeeld specifieke hullpmiddelen, optiek, gehoortoestellen, bedden, trainingstoestellen, orthopedische schoenen, pruiken, drogisterij en andere, soortgelijke detailhandel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
-
de oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
-
de afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
-
de afstand tussen hoofdgebouwen:
tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.
2.2 Specifieke regels
De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:
-
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven behorende tot en met categorie 2 zoals opgenomen in de bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
-
detailhandel;
-
zelfstandige kantoren;
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
risicovolle inrichtingen, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens voor een benzinestation exclusief LPG-verkoop behorend tot categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfs- of dienstwoning met bijbehorend erf;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', zijn geen bedrijfswoningen toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel': tevens voor een dove gevel conform artikel 1 van de Wet geluidhinder;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerkingsbedrijf': tevens voor een natuursteenbewerkingsbedrijf behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van maatschappelijk - voedselbank': tevens voor een voedselbank;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel': tevens voor detailhandel in tweedehands goederen en bijbehorende sociale werkplaats;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - zorggerelateerde detailhandel': tevens voor detailhandel in zorggerelateerde producten;
-
ten behoeve van het gebruik van de gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals mede bepaald in artikel 24;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
-
indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)';
-
in de eigen parkeerbehoefte op het perceel dient te worden voorzien;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken met een geringe oppervlakte zoals antennes, lichtmasten, vlaggenmasten en reclamemasten niet meer mag bedragen dan 15 meter.
-
ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' zijn buiten het bouwvlak overkappingen toegestaan tot een maximale hoogte van 6 meter;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 500 m³ bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, onder f voor het verhogen van de bouwhoogte van andere bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 5 meter, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
internetverkopen, waarbij het volledig assortiment alleen te bezichtigen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten hoofdzakelijk plaatsvindt via post- of koeriersdiensten, zijn toegestaan;
-
zelfstandige horeca-, recreatie- en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
-
opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
-
de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en of growshop en of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteitenzijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
lid 3.1 voor de uitoefening van detailhandel indien het detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig deel van de bedrijfsvoering betreft, waarbij per bedrijfsperceel het aantal m² bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen;
met dien verstande dat:
-
geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
-
benzineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende opslag- en dienstruimtes;
-
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor een dienstverlenend bedrijf op de begane grond;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfs- of dienstwoning met bijbehorend erf;
-
ten behoeve van het gebruik van de gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals mede bepaald in artikel 24;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak of een gedeelte daarvan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
-
in de eigen parkeerbehoefte op het perceel dient te worden voorzien;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 500 m³ bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
-
de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten of belwinkel is niet toegestaan, tenzij anders is bepaald.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandels- en dienstverlenende bedrijven;
-
kantoren en/of praktijkruimten;
-
bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor een dienstverlenend bedrijf;
-
ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horecabedrijven tot maximaal de aangegeven categorie, uitsluitend op de begane grond. Voor de categorie-indeling wordt verwezen naar de bij deze regels gevoegde Staat van Horeca-activiteiten;
-
ondersteunende horeca bij detailhandel waarbij de oppervlakte van de ondersteunende horeca niet meer mag bedragen dan 10% van het verkoopvloeroppervlak met een maximum van 25 m²;
-
ten behoeve van het gebruik van de gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals mede bepaald in artikel 24;
-
bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen, groen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
-
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
opslag van meer dan 10.000 kg consumenten vuurwerk is niet toegestaan;
-
de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan, tenzij in lid 5.1 anders is bepaald.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1
-
teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 5.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 teneinde een woonfunctie op de verdieping om te zetten naar een niet-woonfunctie, indien handhaving van de woonfunctie om fysieke redenen niet mogelijk is.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': tevens voor speelvoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens voor waterberging;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden en ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten ten hoogste 15 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken van geringe oppervlakte zoals antennes en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ten hoogste 3 meter mag bedragen.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horecabedrijven tot maximaal de aangegeven categorie, uitsluitend op de begane grond. Voor de categorie-indeling wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Horeca-activiteiten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfs- of dienstwoning met bijbehorend erf;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
-
ten behoeve van het gebruik van de gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals mede bepaald in artikel 24;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 meter;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
-
voor zover een bijbehorend bouwwerken worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 meter.
-
op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;
-
per horecabedrijf één (inpandige) bedrijfs- of dienstwoning mag worden opgericht met een inhoud van ten hoogste 500 m³.
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 500 m³ bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
-
de gronden en opstallen te gebruiken als coffeeshop, smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel is niet toegestaan.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
zelfstandige kantoren;
-
ten behoeve van het gebruik van de gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals mede bepaald in artikel 24;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak,
-
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak is aangegeven met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
-
op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfs- of dienstwoning met bijbehorend erf;
-
ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': tevens ten behoeve van een zorginstelling;
-
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden mede bestemd voor behoud, versterking en/of herstel van de aan deze gronden en de daarop voorkomende bebouwing eigen zijnde cultuurhistorische en architectonische monumentale waarden;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel': tevens voor een dove gevel conform artikel 1 van de Wet geluidhinder;
-
ten behoeve van het gebruik van de gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals mede bepaald in artikel 24;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
-
indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
-
op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;
-
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 500 m³ bedragen.
9.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, herstel en ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige landschappelijke en natuurwaarden, waaronder (natte) natuurparels;
-
het behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
-
het als zodanig in stand houden van de niet-beboste gedeelten;
-
behoud, beheer en onderhoud van watergangen;
-
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
-
extensief recreatief medegebruik, waaronder fiets- , wandel- en ruiterpaden;
-
agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Onder het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
-
als staanplaats voor kampeermiddelen;
-
als picknickplaats en de aanleg daarvan;
-
als parkeerplaats en de aanleg daarvan;
-
als terrein voor het, al dan niet ten verkoop, opslaan en opstellen van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde voer- en/of vaartuigen;
-
voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
voor lawaaisporten;
-
voor verblijfsrecreatie;
-
voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
10.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sport en sportieve recreatie;
-
(openbare) sport- en speelvoorzieningen;
-
een horecavoorziening als bedoeld in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
-
ten behoeve van het gebruik van de gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals mede bepaald in artikel 24;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, dienstruimtes, kleedruimten, paden, tuinen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen en erven.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het aangegeven bouwvlak;
-
het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
-
indien geen bebouwingspercentage is opgenomen het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
in de eigen parkeerbehoefte op het perceel dient te worden voorzien.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen bestemmingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bijbehorende bouwwerken.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouw, met dien verstande dat:
-
een bijbehorend bouwwerk aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de diepte van het bijbehorend bouwwerk gemeten uit de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
-
de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
-
de breedte van het bijbehorend bouwwerk maximaal 50% van de breedte van de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw mag bedragen.
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, waaronder erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 meter.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een autosnelweg bestaande uit ten hoogste vier rijbanen;
-
een gebiedsontsluitingsweg bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
-
wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit ten hoogste twee rijstroken;
-
voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg': uitsluitend voor verkeer en vervoer per rail met de daarbij behorende bouwwerken;
-
ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': tevens voor speelvoorzieningen;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bermen en andere verkeersvoorzieningen, geluidafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, verlichting, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair en geluidafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 meter;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
13.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of de bestemming 'Tuin' met de bedoeling percelen en of perceelsgedeelten behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van de uitgifte van openbare ruimte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
aangetoond dient te worden dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en/of groenstructuur;
-
door de toevoeging bij een woonperceel mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan of worden vergroot.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen in een woning of woonwagen;
-
beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw;
-
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandels- en dienstverlenende bedrijven op de begane grondlaag ;
-
ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens voor een praktijkruimte;
-
ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': op de begane grondlaag tevens voor
-
detailhandels- en dienstverlenende bedrijven;
-
bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
kantoren en/of praktijkruimten;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': tevens ten behoeve van een zorginstelling en/of hospice;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': tevens voor een onderdoorgang waarbij de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing;
-
ten behoeve van het gebruik van de gronden dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en tevens in stand te worden gehouden, zoals mede bepaald in artikel 24;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
14.2 Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' slechts bebouwing mag worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een vrije doorgangsruimte van ten minste 3 m hoog;
-
als hoofdgebouwen binnen de bestemming uitsluitend mogen worden gebouwd:
-
ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': per bouwvlak 1 vrijstaande woning;
-
ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': gestapelde woningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneengebouwde (dubbele) woningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': twee- en meer aaneengebouwde (dubbele) en (rij)woningen en geschakelde woningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio': patiowoningen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats': woonwagens;
-
de goothoogte en/of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximum bouwhoogte (m)';
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' gelden in aanvulling op en - waar van toepassing - in afwijking van artikel 14.2, lid a, de volgende bepalingen:
-
van het bouwvlak dient per bouwperceel 27 m² onbebouwd te blijven;
-
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met inachtneming van het bepaalde onder 1., waarbij de hoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', 'maximum bouwhoogte (m)';
-
de bouwhoogte van garageboxen en bergplaatsen binnen de gronden met de aanduiding 'garage' niet meer mag bedragen dan 3 m.;
-
hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap, waarbij de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van beroepsmatige werkruimten in woningen niet meer mag bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m², met uitzondering van de percelen met de aanduiding 'praktijkruimte' waarvoor geldt dat de maximale inhoud danwel oppervlakte die mag worden gebruikt als praktijkruimte niet meer bedraagt dan:
-
125 m³ voor wat betreft het pand aan de De Snoostraat 13a te Bergen op Zoom;
-
80 m² voor wat betreft het pand aan de Guido Gezellelaan 72a te Bergen op Zoom;
-
132 m² voor wat betreft het pand aan de Churchilllaan 2a te Bergen op Zoom;
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning niet meer dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m²;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk mag zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm, tot een maximum van 4 meter;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 meter;
-
voor zover een bijbehorend bouwwerken worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 45º mag bedragen;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken elders niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
woonwagens zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' met dien verstande dat:
-
per standplaats ten hoogste één woonwagen mag worden geplaatst;
-
de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
-
het maximaal toegestane aantal woonwagens per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
-
per standplaats ten hoogste één bijbehorend bouwwerk is toegestaan;
-
op een deel van de standplaats dat niet door de woonwagen wordt bezet een bijbehorend bouwwerk mag worden opgericht, met dien verstande dat:
-
de bebouwde oppervlakte van de standplaats niet meer dan 40% mag bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
-
de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
de onderling afstand van gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 meter.
14.3 Specifieke gebruiksregels
-
Voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten geldt in aanvulling op 14.1 het volgende:
-
de gezamenlijke oppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 30% van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m², uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn Leiding-Gas' en binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de aanduiding, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding en de belangen van de gasleiding bestaande uit een ongestoorde nuts- en energievoorziening.
15.2 Bouwregels
-
Op de in artikel 15.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet toegestaan, met uitzondering van andere bouwwerken, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de aangegeven leiding;
-
Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op reeds bestaande bebouwing, met dien verstande dat deze legaal tot stand is gekomen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 ten behoeve van bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen, de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
-
vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het in lid a gestelde.
15.4 Specifieke gebruiksregels
De bestemming 'Leiding-Gas' alsmede de regels onder lid 15.2 en 15.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.
16.2 Bouwregels
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
16.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Waarde - Landschap
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Landschap' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van waardevolle houtopstanden.
17.2 Bouwregels
Op de in lid 17.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
17.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische kenmerken en waarden.
18.2 Bouwregels
Op de in lid 18.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
18.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Bescherming van het plan
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
20.2 Bestaande afstanden en andere maten
20.3 Overschrijding van de bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
-
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
-
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
-
antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten en bouwwerken met een geringe oppervlakte tot een bouwhoogte van 10 meter.
20.4 Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 Geluidzone - industrie
21.2 vrijwaringszone - radar
21.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' betreft het de 25-jaarszone kwetsbaar. Hierbinnen geldt dat er geen negatieve verandering mag plaatsvinden in de risico's van de kwaliteit van het grondwater.
21.4 overig zone - IHCS
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:
-
56 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 1';
-
60 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 2';
-
65 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 3';
-
70 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 4';
-
75 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 5';
-
80 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 6';
-
85 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 7';
-
90 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 8';
-
95 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 9';
-
100 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 10';
-
105 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 11';
-
110 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 12';
-
115 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 13';
-
120 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 14';
-
125 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 15';
in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
-
de bouw van:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
-
andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale bouwhoogte van 10 meter;
met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning in de belangenafweging eveneens dient te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
-
het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 meter mogen worden verschoven;
-
het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning geldt, dat:
-
geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
-
slechts mag worden afgeweken op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan;
-
het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:
-
met een bouwhoogte van maximaal 40 meter;
met een hoogte van ten hoogste 10 meter meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst;
met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse en bij het verlenen van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen kunnen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;
-
het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
23.1 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 meter welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 22, sub a onder 1 niet kunnen worden gebouwd;
-
een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
-
het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarden bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarden gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens bij omgevingsvergunning;
-
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
Artikel 24 Overige Regels
24.1 Parkeren en laad- en losmogelijkheden
-
Ten behoeve van de realisatie, het gebruik en het in stand houden van functies, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte voor het laden en lossen van goederen, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein, met dien verstande dat:
-
voor het bepalen van de benodigde aantal parkeerplaatsen de Nota Parkeernormering van de gemeente Bergen op Zoom moet worden gevolgd;
-
indien het bedoelde onder a onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, dienen de parkeerkencijfers van het CROW te worden gebruikt;
-
parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd;
-
middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
-
middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
24.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
-
Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
-
Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,8 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Warande van de gemeente Bergen op Zoom
Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan
1.1 Aanleiding En Doel
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is aangegeven dat gemeentes elke tien jaar hun bestemmingsplannen dienen te actualiseren. Gelet op de periode dat de thans vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied reeds gelden, is een actualisatie aan de orde. De gemeente Bergen op Zoom is al enige tijd bezig met de actualisatie van haar bestemmingsplannen. Bij deze actualisatieronde wordt gestreefd naar een zo uniforme wijze van bestemmen. Op deze wijze ontstaat eenduidigheid in de geldende regels.
De onderhavige actualisatie is consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat bij de wijze van bestemmen zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de feitelijke situatie en de mogelijkheden die in de op dit moment nog geldende bestemmingsplannen zijn opgenomen.
Het bestemmingsplan 'Warande' bestaat uit drie delen: een (digitale) verbeelding, waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels, waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen, en een toelichting, waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het (juridisch) bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt ten zuidoosten van de binnenstad van Bergen op Zoom en ten westen van de rijksweg A58/A4. Het gebied wordt globaal begrensd door:
-
de Rooseveltlaan in het noorden;
-
de Randweg-Oost (A4/A58) in het oosten;
-
de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen aan de westzijde;
-
de Antwerpsestraatweg in het zuidwesten;
-
de Olympialaan, Olympiaplein en de Huijbergsebaan aan de zuidzijde.
Sportpark Rozenoord en het terrein van de voormalige Cort Heijligerskazerne maken geen onderdeel uit van het plan. Ook de woonbebouwing aan oostzijde van de Guido Gezellelaan, die voorheen onderdeel uitmaakte van het bestemmingsplan 'Warande-West', maakt geen onderdeel uit van het plan. Deze woonbebouwing is opgenomen in het bestemmingsplan 'Het Groene Gordijn e.o.'.
Het plangebied komt overeen met de plangebieden van de bestemmingsplannen “Warande-Oost” uit 2005 en 'Warande-West' uit 2006. Voor het zuidoostelijke deel van het plangebied is sinds 2008 de '1e herziening Warande-Oost' van kracht. Dit betreft het gebied dat wordt ontsloten door de Saturnuslaan, Maanstraat, Uranuslaan, Mathijsenstraat, Dokter de Ramlaan, Oberonlaan en de Argolaan. Daarnaast worden de bedrijven binnen het plangebied, die nu zijn opgenomen in het bestemmingsplan ‘Verspreide bedrijven en detailhandel’, in het plan ‘Warande’ meegenomen.
Afbeelding 1. Globale weergave plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Onderhavig bestemmingsplan 'Warande' vervangt (deels) de volgende vigerende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vaststellingsbesluit | Goedkeuringsbesluit | Onherroepelijk |
Warande-Oost | 24-02-2005 | 23-05-2005 | 18-07-2005 |
Warande-West | 30-11-2006 | 02-03-2007 | 01-05-2007 |
Warande-Oost, 1e herziening | 28-02-2008 | 23-05-2008 | 05-08-2008 |
Warande-West, 2e wijzigingsplan | 10-06-2008 | 05-08-2008 | |
Verspreide bedrijven en detailhandel | 22-09-2011 | n.v.t. | 27-03-2013 |
1.4 Opzet
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Ruimtelijk kader (hoofdstuk 2)
In hoofdstuk 2 wordt de huidige ruimtelijke situatie van het plangebied geanalyseerd en beschreven. Daarbij wordt eerst ingegaan op de stedenbouwkundige en functionele structuur van het totale plangebied. Vervolgens worden de uitgangspunten geformuleerd.
Beleidsaspecten (hoofdstuk 3)
In dit hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten in beeld gebracht. Er wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Onderbouwing op onderdelen (hoofdstuk 4)
In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk kader uit hoofdstuk 2 op onderdelen nader onderbouwd. Deze nadere analyse beschrijft per onderdeel de consequenties van het voorgestelde ruimtelijk kader.
Milieuaspecten (hoofdstuk 5)
In hoofdstuk 5 worden de milieuaspecten als gevolg van het voorgestelde ruimtelijk kader nader omschreven.
Bestemmingsregeling (hoofdstuk 6)
Op basis van het voorgaande is de juridische regeling opgesteld (verbeelding en regels). In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de overwegingen en uitgangspunten van de bestemmingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende regels.
Uitvoeringsaspecten (hoofdstuk 7)
In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de uitvoering van het plan. Ingegaan wordt op de aspecten economische uitvoerbaarheid en handhaving.
Resultaten inspraak en overleg (hoofdstuk 8)
Dit hoofdstuk behandelt de wijze waarop het plan voorgelegd is aan de inwoners en instellingen. De resultaten van de inspraak- en overlegprocedure zijn in dit hoofdstuk vermeld.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Structuur
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
Het plangebied wordt gevormd door twee deelgebieden die samen de wijk Warande vormen. 'Warande-West' is het gedeelte van de wijk dat globaal gelegen is tussen de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen, de Rooseveltlaan, de Antwerpsestraatweg, de voormalige Cort Heijligerskazerne, sportpark Rozenoord en het A.M. de Jongpark. Het andere deelgebied 'Warande-Oost' wordt globaal begrensd door de Rooseveltlaan, de Randweg-Oost (A4/A58), Churchilllaan, A.M. de Jongpark de voormalige Cort Heijligerskazerne, sportpark Rozenoord en de Huijbergsebaan.
Warande-West
Warande-West is grotendeels opgebouwd in de 20e eeuw. De woonwijk is planmatig aangelegd tussen de verschillende historische linten die lopen naar de binnenstad van Bergen op Zoom. Het bebouwingslint langs het spoor, de Parallelweg dateert van rond 1900. Het gebied ten oosten van het lint was in gebruik als land- en tuinbouwgrond. Na de bouw van de Cort Heijligerskazerne in de jaren 1930 groeide langzaam het gebied tussen de Parallelweg en de Antwerpsestraatweg in oostelijke richting dicht met woonbebouwing. Ook werd voor de Tweede Wereldoorlog het sport- en wielercomplex ‘De Raaijberg’ in het buitengebied aangelegd. In 1958 is dit complex gesloopt. Op de hoek van de Antwerpsestraatweg en Guido Gezellelaan staat nu partycentrum 'De Raayberg'.
De grote ontwikkelingen hebben hoofdzakelijk na de Tweede Wereldoorlog plaatsgevonden. De twee belangrijkste ontwikkelingen waren de realisatie van ‘de Blokkendoos’ in de 50-er jaren en de flats aan de Guido Gezellelaan (1960-1965). Later werden de tussenruimtes opgevuld met traditionele rijtjeshuizen en met vrijstaande bebouwing (ten zuiden van de Guido Gezellelaan). Tussen de Guido Gezellelaan, Olympialaan en het sportpark ligt een groene enclave met vrijstaande woningen. Door het gebied loopt de C. Pronkstraat waaraan enkele kleine doodlopende zijstraten liggen.
Vanaf de 70-er jaren tot enkele jaren geleden zijn er toevoegingen in de wijk geweest. De hoofdstructuur is daardoor nog compacter geworden. De meest recente ontwikkeling in de wijk is de herstructurering met gedeeltelijke vervanging van ‘de Blokkendoos’ (Acaciapark).
Binnen het deelgebied zijn naast de hoofdfunctie wonen, verschillende functies aanwezig. Het gebied rondom de Abraham de Haanstraat wordt gedomineerd door de aanwezigheid van bedrijvigheid. Aan de Guido Gezellelaan is sprake van scholen. Detailhandel is binnen het deelgebied weinig aanwezig en concentreert zich aan de Herman Leusstraat en het begin van de Pastoor Jutenlaan. De horecavestigingen liggen verspreid over 'Warande-West'. Aan de Rooseveltlaan liggen twee kantoorgebouwen.
Warande-Oost
Het plangebied maakt deel uit van de na-oorlogse stedenbouwkundige uitbreiding van Bergen op Zoom aan de oostkant van de spoorlijn. De wijk Warande-Oost heeft haar eigen karakteristieke stedelijke structuur. Kenmerkend is de orthogonale structuur van de wijk. De eengezinswoningen zijn volgens het zogenaamde stempeldoosprincipe (gelijkende vierkante blokken) in dit orthogonale patroon geprojecteerd. De overige stedelijke gebieden zijn ingevuld met solitaire gebouwen met een eigen status en uitstraling. Dit wordt vaak versterkt door de aswerking die veel van deze gebouwen hebben, evenwijdig aan het orthogonale patroon. Een mooi voorbeeld hiervan was de Warandeflat aan de Argolaan. De solitaire gebouwen zijn veelal georiënteerd op buurtpleinen zoals het Zonneplein en het Mathijssenplantsoen. Aan de achterzijde liggen veelal parkeervoorzieningen en verblijfsgebieden. Horizontale gevelgeleding, ritmiek en herhaling is beeldbepalend in deze wijken, zowel bij de geschakelde eengezinswoningen als bij hoogbouw.
In het gebied bevinden zich maatschappelijke voorzieningen waaronder enkele scholen, de kerk in het A.M. de Jongpark en de moskee op de hoek van de Van Heelulaan/Rigelstraat. Aan de oostkant van het deelgebied bevindt zich het ziekenhuis Lievensberg aan het Boerhaaveplein. Naast de algemene ziekenhuisfunctie kent het ziekenhuis nog een aantal specifieke functies.
In het centrum van deelgebied Warande-Oost is het wijkwinkelcentrum aan het Zonneplein gevestigd. Daarnaast is verspreid over het deelgebied sprake van kleinschalige bedrijvigheid, een benzineservicestation en kantoorgebouwen aan de Pasteurlaan, Marslaan en Kometenlaan.
2.2 Uitwerking In Het Bestemmingsplan
De in het plangebied aanwezige woningen zijn positief bestemd, waarbij voor de toegestane bebouwing aansluiting is gezocht met de voorheen van toepassing zijnde planologische regeling. De aanwezige bedrijvigheid binnen het plangebied is specifiek aangegeven, waardoor de daar gevestigde bedrijven worden gerespecteerd. Het gaat daarbij om een klein bedrijventerrein dat ingeklemd ligt tussen de woonbebouwing aan de Abraham de Haanstraat en enkele over het plangebied verspreide bedrijfslocaties. Ook de detailhandel binnen het plangebied is specifiek aangegeven en betreft enkele solitaire vestigingen. Aan het begin van de Pastoor Jutenlaan en aan de Herman Leusstraat is sprake van gemengde functies op de begane grond van de panden. Omdat functiewisseling tot de mogelijkheden behoort zijn deze gronden bestemmen tot 'Gemengd'. De overige niet-woonfuncties binnen het plangebied, zoals kantoren, horecavestigingen, maatschappelijke voorzieningen en de sporthal zijn eveneens van een passende functie voorzien. De in een gedeelte van de Parallelweg aanwezig gasleiding is met een dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. Deze leiding is voorzien van een beschermingszone.
Het grondwaterbeschermingsgebied is als zodanig op de verbeelding opgenomen. Vanwege de ligging in het radarverstoringsgebied en de IHCS-zone van de vliegbasis Woensdrecht gelden beperkingen ten aanzien van de bouwhoogte. Deze zones zijn door middel van een gebiedsaanduiding op de verbeelding weergegeven. Daarnaast gelden er voor delen van het plangebied archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Om deze waarden te beschermen zijn dubbelbestemmingen opgenomen, waaraan een vergunningenstelsel is gekoppeld voor het uitvoeren van bepaalde werken en/of werkzaamheden.
2.3 Ontwikkelingen
In het plangebied zijn geen omvangrijke of ingrijpende ontwikkelingen of veranderingen op korte termijn aan de orde. Ook zijn er geen specifieke of urgente ruimtelijke knelpunten. Op de hoek van de Burgemeester Blomlaan en Van Heelulaan wordt op het bestaande sportveld de bouw van een nieuwe gymzaal/sporthal voorzien. Deze ontwikkeling was ook al in het huidige bestemmingsplan 'Warande-Oost' opgenomen. Het actuele beleid richt zich op uitvoering van beheersmaatregelen (woningvoorraad, groenstructuur, verblijfsfunctie) en op inspelen op ontwikkelingen in de verzorgingsstructuur.
Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota’s op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte.
Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Voor een aanpak die Nederland concurrerend, leefbaar en veilig maakt, is volgens het Rijk een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegenen brengen die het aangaan (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies (‘decentraal, tenzij- principe’). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden, te weten:
-
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke-economische structuur van Nederland;
-
het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
-
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen geformuleerd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is. Het gaat hier om het volgende:
-
Een excellente ruimtelijke-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren
-
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie
-
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen
-
Efficiënt gebruik van de ondergrond
-
Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen
-
Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem
-
Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen
-
Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s
-
Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling
-
Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
-
Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
-
Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten
-
Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Conclusie
Er zijn geen rijksbelangen in het geding binnen het plangebied.
3.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld en is op 1 januari 2011 in werking getreden. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid tot 2025. Met de structuurvisie vindt de provincie de balans tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Het stellen van heldere kaders biedt daarbij duidelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen of voor een efficiënte uitvoering.
De structuurvisie beschrijft een aantal trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen. Daarnaast beschrijft de structuurvisie de onderscheidende kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Op basis van de beschreven trends en kernkwaliteiten geeft de structuurvisie ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Daardoor dragen ontwikkelingen bij aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes geven invulling aan het streven naar ruimtelijke kwaliteit en zijn van provinciaal belang.
Op basis van de structuurvisie is onderhavig plangebied gelegen in het stedelijk concentratie gebied. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Het onderhavige plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke regio Bergen op Zoom en Roosendaal. Met de provincie maken gemeenten in regionaal verband afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma. De provincie vindt het daarnaast belangrijk dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen, het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Dit betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen.
Conclusie
De structuurvisie geeft aan dat bestaande ontwikkelingsmogelijkheden binnen een gebied worden gerespecteerd. Het onderhavige plan is daarmee niet in strijd met de provinciale structuurvisie.
Verordening ruimte
De Verordening ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de structuurvisie en bevat hiertoe instructieregels die voor gemeenten van belang zijn bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. Provinciale Staten hebben in hun vergadering van 11 mei 2012 de Verordening ruimte 2012 vastgesteld. De Verordening ruimte 2012 betreft een actualisering van de Verordening ruimte 2011 en is op 11mei 2012 vstgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Met ingang van 1 juni 2012 is de verordening in werking getreden. De actualisatie bevat onder andere de volgende onderwerpen:
-
wijziging van de begrenzing van de groenblauwe mantel;
-
aanpassingen in verband met rijksregelgeving (het omzetten van ontheffingsmogelijkheden naar algemene regels en diverse aanpassingen aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening);
-
aanpassingen in verband met onvolkomenheden en onduidelijkheden;
-
aanpassingen vanwege ervaringen uit de praktijk;
-
invoeren van een algemene ontheffingsmogelijkheid.
Op 17 december 2013 hebben Gedeputeerde Staten het Statenvoorstel van de structuurvisie en de Verordening ruimte vastgesteld. De Verordening ruimte 2014 is op 7 februari 2014 vastgesteld. Op 19 maart is de verordening in werking getreden. Ten opzichte van de Verordening ruimte 2012 omvat de verordening diverse wijzigingen. Deze hebben in hoofdzaak betrekking op:
-
vereenvoudiging en verduidelijking: de opbouw van de Ontwerpverordening ruimte 2014 is gewijzigd waardoor deze beter aansluit bij de systematiek van de bestemmingsplannen. Daarnaast is er gekozen voor een directer taalgebruik en meer opsommingen, eenvoudigere zinnen en herkenbare formuleringen;
-
wijzigingen vanwege het rijksbeleid: met de vaststelling van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is het rijksbeleid gewijzigd. Dat heeft ook gevolgen voor de kaders die in de provinciale verordening zijn opgenomen;
-
wijzigingen vanwege het landbouwbeleid;
-
wijzigingen vanwege het natuurbeleid.
Het plangebied is gelegen in het stedelijk concentratiegebied Bergen op Zoom
Afbeelding 2. Uitsnede Verordening ruimte 2014.
Derhalve zijn voor het plan de speerpunten concentratie van verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik en meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit aan de orde. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De verordening vereist dat in de gemeentelijke planvorming wordt verantwoord dat de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk worden benut. Deze verantwoording dient gebaseerd te zijn op concreet beleid vastgelegd in een gemeentelijke structuurvisie. Het accent ligt op inbreiden en herstructureren. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut. Door verschillende functies op een locatie te combineren kan extra ruimtebeslag worden voorkomen of beperkt. In stedelijke gebieden is dit mogelijk door het combineren van functies als wonen, werk en zorg. Bij de nieuwbouw van woningen is regionale afstemming vereist. Het wonen wordt namelijk steeds meer gezien als een regionale opgave en de noodzaak om met betrekking tot woningbouw tot regionale afstemming te komen wordt alleen maar groter.
Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard. Verstedelijkingsvraagstukken die samenhangen met bundeling en/of verdichting (concentratie) en zuinig ruimtegebruik zijn daarom niet aan de orde. In het bestemmingsplan worden de archeologische en cultuurhistorische waarden beschermd en er worden geen Bevi-inrichtingen mogelijk gemaakt. Het beleid in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening ruimte vormt derhalve geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Bergen op Zoom 2030
De op 22 september 2011 door de gemeenteraad van Bergen op Zoom vastgestelde Structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. De planhorizon van de structuurvisie reikt tot 2030. Binnen die termijn moet rekening worden gehouden met een lichte bevolkingskrimp als geheel, maar vooral ook met een daling van de beroepsbevolking door een toenemende vergrijzing. In het document wordt onder meer ingegaan op hoe verder te gaan met de reeds in gang gezette woonprojecten, de toekomst van de bedrijventerreinen, de fysieke infrastructuur, de recreatieve potenties, het water en het groen in en rondom de stad.
In de structuurvisie gelden voor het plan meerdere typeringen. Hieronder wordt op de diverse typeringen binnen het plangebied ingegaan.
Woonwijk herstructurering
Deelgebied ‘Warande West’ is aangemerkt als één van de vier herstructureringswijken van de gemeente Bergen op Zoom. In de herstructureringwijken wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering door sloop van verouderde bebouwing (zowel woningen als oude bedrijfslocaties) en het realiseren van nieuwbouw aansluitend op de eisen van deze tijd. De kansen die zich aandienen, bijvoorbeeld bij herstructurering, moeten benut worden. Bij herstructurering dient voorkomen te worden dat het woningaantal toeneemt. Er mag maximaal 1 op 1 teruggebouwd worden en dit mag niet ten koste gaan van openbare ruimte. Dit betekent dat ruimte gezocht moet worden in herstructureringslocaties (bijvoorbeeld vrijkomende bedrijfslocaties’ om het gewenste bouwvolume te kunnen bereiken. In geval van substantiële sloop dient onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheid om minder dan 1 op 1 terug te bouwen.
Woonwijk
Het deelgebied ‘Warande-Oost’ is grotendeels aangemerkt als “Woonwijk”. Voor deze typering geldt dat er gestreefd wordt naar kwaliteitsverbetering en het versterken van de groenstructuren. Verpaupering dient door goede monitoring voorkomen te worden. In de woonwijken dienen de dienstenzones van de woonservicegebieden verder gestalte te krijgen. Een sterkere verankering van zorgdiensten in combinatie met een goede bereikbaarheid van de dagelijkse voorzieningen zorgen ervoor dat de wijk vitaal blijft.
Grootschalige voorzieningen (zorg, onderwijs, detailhandel)
Grootschalige voorzieningen zijn op drie functies benoemd, in zorg, onderwijs en detailhandel.
Grootschalige voorzieningen op het gebied van zorg zijn het Lievensberg ziekenhuis in Bergen op Zoom, TanteLouise-Vivensis, Vrederust en de Viersprong in Halsteren. De gemeente wil deze voorzieningen blijven faciliteren omdat deze een belangrijke maatschappelijke functie hebben. Ook zijn deze voorzieningen belangrijk voor de werkgelegenheid. Binnen het plangebied is het Lievensberg ziekenhuis gelegen.
Bereikbaarheid
Een goede bereikbaarheid van Bergen op Zoom is belangrijk voor de economische ontwikkeling van de gemeente en om als aantrekkelijke woongemeente aangemerkt te kunnen worden. Het gaat hierbij om zowel bereikbaarheid voor autoverkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer. De mobiliteit zal blijven groeien. Vooral omdat het aantal verplaatsingen per persoon toeneemt. Ook zullen steeds meer oudere mensen (zelfstandig) reizen.
Autoverkeer
Met de realisatie van de A4 wordt de bereikbaarheid van de gemeente beter. Aan de andere kant neemt de verkeersdrukte tussen de knooppunten Zoomland en Markiezaat zodanig toe, dat aan verbreding van dit wegvak niet valt te ontkomen. Het is daarom noodzakelijk dat er maatregelen getroffen worden op het hoofdwegenstelsel in en rond Bergen op Zoom.
Aandachtspunten naast de A4/A58 tussen de knooppunten Zoomland en Markiezaat zijn:
-
de A58 tussen Roosendaal en Bergen op Zoom;
-
de Rooseveltlaan en de aansluiting daarvan op de A58;
-
de ontsluiting van de Theodorushaven (onder andere via de Van Gorkumweg en Randweg-West).
Elektrisch rijden is op dit moment erg in opkomst. Verwacht wordt dat het autoverkeer zich steeds duurzamer zal gaan ontwikkelen. Ook door het elektrisch rijden kan het vervoer steeds stiller worden. Welke invloed dit uiteindelijk heeft op de ruimtelijke inpassing van autowegen is echter op dit moment moeilijk te voorspellen.
Transformatiezone snelweg
De snelle afronding van de doortrekking van de A4 is van groot economisch belang. Verwacht wordt dat hierdoor de doorstromingsproblematiek op de A58 sterk zal toenemen tussen de knooppunten Zoomland en Markiezaat. Voorkomen dient te worden dat de weg verstopt raakt. Om ruimte te bieden voor infrastructurele maatregelen is een transformatiezone rondom de A4 en A58 opgenomen.
Hoofdwegenstructuur
Het verdelen van het wegennet in twee aders staat centraal: wegen voor doorstroming (hoofdwegennet) en wegen voor verblijfsgebieden. Door het beter benutten van wegen wordt de doorstroming van het verkeer verbeterd. Daarbij hoort het versterken van duurzame vervoerswijzen en het ontwikkelen van een duurzaam veilig verkeerssysteem. Waar het wegennet onvoldoende capaciteit heeft worden oplossingen gezocht door een betere inrichting van de weg, door het inzetten van openbaar vervoer en/of het stimuleren van fietsverkeer. Binnen het plangebied zijn de Pastoor Jutenlaan/Guido Gezellelaan en de Sterrelaan/Mathijsenstraat/Dr. De Ramlaan zijn van deze typering voorzien.
Parken en groenstructuren
De Vijverberg is aangewezen als ‘parken en groenstructuur’. De parken dienen beter toegankelijk en beleefbaar te worden gemaakt waardoor het gebruik toeneemt. Daar waar mogelijk worden verbindingen gezocht met andere groenstructuren en het buitengebied. Recreatieve routes in de vorm van wandel- en fietspaden kunnen de verbinding met het buitengebied vormgeven.
De belangrijkste dragende groenstructuren in Bergen op Zoom zijn het stadspark Kijk-in-de-Pot, het Anton van Duinkerkenpark en het Ravelijn, de noordelijke groenstructuur (Kleine Melanen en het Oscar van Hemelpark) en de oostelijke groenstructuur (De Mondaf, Rozenoord, Cort Heijligerspark, A.M. de Jongpark, Vijverberg Zuid). Het doel is een sterkere verwevenheid van stad en land en het groen in de wijken, waardoor groene eenheden een meer structurele waarde krijgen. Het in plangebied gelegen A.M. de Jongpark maakt onderdeel uit van de oostelijke groenstructuur.
Groene verbinding versterken
Ter plaatse van een groenverbinding is het gewenst om door middel van natuurontwikkeling de groenstructuur te versterken. De natuurlijke waarde dient zoveel mogelijk gecombineerd met een recreatieve functie. Binnen het plangebied gaat het daarbij om de verbinding tussen de Vijverberg Zuid en het A.M. de Jongpark.
Afbeelding 3. Integrale structuurvisiekaart Structuurvisie Bergen op Zoom 2030
Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan Bergen op Zoom 2007-2017 is een kadernota die gebruikt dient te worden bij de ontwikkeling van plannen en projecten in de ruimtelijke ordening van de gemeente Bergen op Zoom. Het doel van deze nota is het ontwikkelen van een duurzame groenstructuur voor de kernen van de gemeente voor de komende tien jaar. De opgave is de structuren te verbinden en te (her)structureren zodanig dat zij samen de robuuste groene structuur gaan vormen. Het Groenstructuurplan beschrijft sfeerbeelden voor het groen in wijken en buurten, waarop het beheer afgestemd wordt. Het groenstructuurplan kan als bouwsteen dienen voor het bestemmingsplan.
Verkeersplan
Het Verkeersplan dat door de gemeenteraad op 30 juni 2014 is vastgesteld geeft de visie voor het verkeersbeleid van de komende jaren. De gemeente Bergen op Zoom heeft als belangrijk doel dat zij de bereikbaarheid in de woongebieden, centra en bedrijventerreinen in en naar de gemeente in stand wil houden en waar nodig verbeteren. Tegelijkertijd wil de gemeente de verkeersdruk in de woongebieden en op de centrumwegen te verminderen. Om de negatieve verkeersgerelateerde milieueffecten te beperken en de verkeersveiligheid te vergroten moet zoveel mogelijk het (doorgaande) verkeer via de weg van de hoogste categorie (gebiedsontsluitings- en stroomwegen) worden afgewikkeld. De voorkeur gaat hierbij uit naar het (beter) benutten van de reeds bestaande infrastructuur in tegenstelling tot de aanleg van geheel nieuwe infrastructuur. In het Verkeersplan komen de aspecten bereikbaarheid en leefbaarheid samen in het streven naar een evenwichtige verkeerstructuur,, waarin alle weggebruikers (inwoners, werknemers en bezoekers) zich veilig over een goed uitgeruste structuur voor alle verkeerssoorten kunnen begeven. De hinder van verkeer moet tot het minimum worden beperkt. Verder verplaatsen mensen zich op een zo schone, veilige en efficiënte manier, wat net zo goed geldt voor het transport van goederen. Fiets en openbaar vervoer spelen hierin een belangrijke rol. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan een duurzaam Bergen op Zoom.
Er ligt vanuit het Verkeersplan geen concrete opgave voor het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de relevante verkeersaspecten.
Beleidsplan Wonen 2014-2018
Op 27 februari 2014 heeft de raad het Beleidsplan Wonen 2014-2018 vastgesteld. Het beleidsplan heeft het motto ‘Goed wonen voor iedereen’ waarbij vraag en aanbod op elkaar moeten aansluiten en zorgen voor een realistische woningbouwplanning.
Met het Beleidsplan Wonen 2014-2018 wordt aangesloten bij actuele ontwikkelingen en wordt ingezet op:
-
Een goed woon- en leefklimaat voor iedereen;
-
Een realistische woningbouwportefeuille, zowel kwantitatief als kwalitatief, waarbij het aanbod aansluit op de vraag;
-
Een flexibeler houding onder bepaalde voorwaarden bij nieuwe kleinschalige woningbouwinitiatieven die zich aandienen;
-
Behoud en versterking van de bestaande woningvoorraad;
-
Behoud en versterking van regionale afstemming met de regio West-Brabant;
-
Integrale en continue afstemming met (lokale) marktpartijen.
Het uitgangspunt is om de stad te ontwikkelen tot een complete stad. Hierbij zal vooral wordt ingezet op de bestaande stad en kernen. De grote uitleglocaties hebben geen prioriteit, maar moeten wel een goede afronding krijgen. Met het bieden van een compleet aanbod aan woonmilieus probeert de gemeente een aantrekkelijk woon- en leefklimaat te creëren, waardoor het samen met flankerend beleid voor bedrijvigheid en onderwijs ook aantrekkelijker wordt om zich in de gemeente te vestigen.
Op kwantitatief niveau betekent dit dat we voorkeur geven aan locaties die passen bij bovenstaande visie. In dit beleidsplan wordt geconstateerd dat er tot 2020 ruimte is voor ca. 1.400 woningen, waarbij de gemiddelde afzet per jaar 200 woningen is (waarbij wordt gewerkt met ca. 150 woningen per jaar voor de komende jaren). De ambities liggen echter hoger. Door voorkeursontwikkelingen te benoemen die gezamenlijk ca 1.400 woningen behelzen en door te adviseren om bepaalde ontwikkelingen later in de tijd uit te faseren, creëren we een realistischer programma en ontstaat er zelfs wat ruimte om aan nieuwe initiatieven, onder duidelijke voorwaarde, medewerking te verlenen.
Waterplan
Voor de gemeente Bergen op Zoom is in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Het opstellen van het plan heeft plaatsgevonden in samenwerking met alle betrokken waterpartners en is in februari 2002 vastgesteld. Op basis van de uitgangspunten van het waterplan is het vigerende Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) van kracht geworden in 2003. Dit plan is geactualiseerd en als verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) in februari 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Het waterplan besteedt integraal aandacht aan de ontwikkelingen en problemen op het gebied van watersystemen en waterketen. Het watersysteem bestaat uit hemel-, grond- en oppervlaktewater. De waterketen omvat alle drink- en afvalwater, kortom alle water in de buis. Met het waterplan willen de waterpartners het beleid meer op elkaar afstemmen. Bovendien willen ze gezamenlijk werken aan het herstel van veilige, gezonde, duurzame en veerkrachtige watersystemen en een duurzame, samenhangende waterketen. Daarbij staat centraal de verbetering van het leefmilieu van mens, dier en plant alsmede het evenwicht in economische en ecologische ontwikkelingen.
Vanuit de gezamenlijke beleidsplannen is een visie voor de gewenste situatie in 2050 (streefbeeld) ontwikkeld voor het waterplan. Vervolgens zijn aan de hand van het streefbeeld de ambities voor de lange, korte en middellange termijn vastgelegd. Kernelementen van het streefbeeld c.q. de lange termijn ambitie zijn:
-
schoon oppervlaktewater en waterbodem;
-
schoon grondwater;
-
evenwichtige flora en fauna;
-
water vasthouden en bergen;
-
voorkomen wateroverlast;
-
alleen afvalwater zuiveren (geen regenwater via de riolering transporteren/lozen);
-
duurzame watervoorziening (beperkt drinkwatergebruik en water op maat).
In het watersysteem van de gemeente Bergen op Zoom zijn 7 stroomgebieden te onderscheiden. Voor elk stroomgebied is de huidige situatie bepaald en een toetsing aan de ambities uitgevoerd om de maatregelen te formuleren. In de stedelijke wateropgave van de gemeente uit 2009 is het betreffende waterbeleid herbevestigd en geactualiseerd met betrekking tot de beleidsdoelstellingen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en de gestelde normen met betrekking tot het voorkomen van wateroverlast in relatie tot de klimaatverandering. Alle te nemen maatregelen zijn vervolgens nader omschreven in het vijfjaarlijks te actualiseren rioleringsplan van de gemeente.
Er ligt vanuit het Waterplan geen concrete opgave voor het betreffende plangebied. In de waterparagraaf in hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect water.
Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen
In het kader van het uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011 is een gevoeligheidsanalyse groepsrisico voor bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uitgevoerd. In de analyse, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 6 maart 2012, zijn de toekomstplannen van de gemeente uit de structuurvisie getoetst op ‘groepsrisico’; dit wel zeggen dat per Bevi-bedrijf - bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken - is berekend wat in de toekomst de gevolgen zijn voor de omgeving van het bedrijf, als er een incident zou plaatsvinden.
Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat de toekomstplannen niet leiden tot een toename van het groepsrisico. Daarnaast blijkt dat diverse grootschalige ontwikkelingen tegelijkertijd mogelijk zijn zonder dat een knelpunt voor groepsrisico ontstaat. Zolang nieuwe of herziene bestemmingsplannen passen binnen de structuurvisie, zal het plan geen gevolgen hebben voor het groepsrisico.
Conclusie
Het onderhavige plan legt de bestaande (planologische) situatie vast. Geconcludeerd wordt dat het plan uitvoering geeft aan het beleid zoals dat is verwoord in de besproken beleidsdocumenten en/of niet strijdig is met het genoemde beleid.
In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.
Hoofdstuk 4 Onderbouwing Op Onderdelen
4.1 Cultuurhistorie En Archeologie
Ligging, geologie, bodem
De ondergrond van het plangebied bestaat uit zand, dat op basis van extrapolatie op de geomorfologische kaart voornamelijk tot de hoge landduinen en dekzandglooingen gerekend kan worden. Plaatselijk bevinden zich ook dalvormige laagtes. De oudste zandafzettingen dateren uit het Tiglien (2,45 miljoen jaar -1,8 m.j. BP). In de laatste IJstijd, het Weichselien (115.000-10.000 jaar BP) ontstonden op grote schaal periglaciale zandafzettingen in zuidwest tot noordoost gevormde ruggen (Formatie van Twente). Dit zijn zowel eolische (wind-) als fluvioperiglaciale (smeltwater-) afzettingen. De zandafzettingen van het Laat-Weichselien worden onderverdeeld in oud dekzand van gelaagd lemig zand (30.000-13.000) en jong dekzand (13.000-10.000) in de vorm van paraboolduinen. Deze jongere duinen zijn dominant in de ondergrond aanwezig. Tot ver in het holoceen bleef het stuifzand actief. De jongste afzettingen worden tot de Formatie van Kootwijk gerekend.
Ten oosten van de Churchilllaan bevindt zich een dalvormige laagte, die aan de westzijde wat scherp is begrensd door afgravingen in de 20ste eeuw. Deze laagte, ook wel “De Kuil” genoemd, werd in de laatste ijstijd gevormd door het uitblazen van zand. Dat zand werd ten oosten van de A58 weer gedeponeerd in de vorm van een paraboolduin (Zoomland e.o.).
Vanaf het Late Neolithicum (2.800 v.Chr.) trad vanwege een sterke grondwaterstijging veenvorming op (Hollandveen, Formatie van Singraven). Dit veen ontstond vooral op plaatsen waar de wind de onderliggende pleistocene klei had blootgelegd. Ook de laagte in het plangebied werd met veen gevuld. Volgens reconstructies van historisch geograaf K.Leenders reikte dit veengebied, dat “Zwaluwmare” werdgenoemd, oostwaarts tot het ziekenhuis Lievensberg. Aan de zuidwestzijde van de laagte vormde zich een soort overstort, van waaruit een teveel aan water af kon stromen in zuidwestelijke richting. Het vormde een droogdal in de noordwestelijke hoek van de Augustapolder.
Het natuurlijke landschap in het plangebied werd vanaf de middeleeuwen geleidelijk veranderd. Het veen in de laagte werd ontgonnen en op de resterende zandvlakten ontwikkelde een podzolbodem. De randen van de laagte waren geschikt voor ontginning en daar ontstonden de eerste boerderijen (Het Haasken, de Bal). Het hogere duinzand was echter ongeschikt voor cultivatie. Deze stuifzandgronden , die bijna tot de binnenstad reikten, bleven tot in de 20ste eeuw onbebouwd.
Historie
In de late middeleeuwen hoorde het plangebied tot de buitenpoorterij van Bergen op Zoom en deels tot de heerlijkheid Borgvliet. Het was nauwelijks bewoond vanwege de slechte natuurlijke omstandigheden. Het gebied werd doorsneden door enkele oude wegen. Dit waren de beide landwegen van Bergen op Zoom naar Huijbergen, die zich van elkaar afsplitsten ter hoogte van de Canadalaan, en een landweg die vanuit de Balsebaan zuidwaarts afboog in de richting van Westelaar. Deze wegen zijn bij de aanleg van de wijk Warande geheel verdwenen. Alleen de Vondellaan is nog een relict van de weg naar Huijbergen.
De zuidwestelijke grens van het plangebied werd gevormd door de landweg van Bergen op Zoom naar Antwerpen, die uit de 17de eeuw dateert. Ter hoogte van de Valeriusstraat bevond zich de “Raaijberg” waar lichamen van ter dood veroordeelden op een rad werden opgesteld. Ruim 475 meter ten zuiden ervan bevond zich de hoeve “De Raaijberg”, waarschijnlijk uit de 17de eeuw daterend.
Behalve deze hoeve bevonden zich volgens de inmetingen van de landmeterfamilie Adan in de 18de eeuw nog enkele boerderijen, zoals “het Haasken” ter hoogte van de Van Heelulaan en een hoeve ter hoogte van de Vesaliuslaan.
Een ander oud element in het plangebied is de Balse Loop. Dit is een turfvaart die gegraven werd vanuit de “Anxtenmare” (het latere landgoed Goeree) en met scherpe bochten naar het veen van “De Zwaluwmare” leidde. Dit veen werd vermoedelijk in de 14de eeuw ontgonnen. Van daaruit ging de Balse Loop noordwaarts naar de wijk Gageldonk en sloot vervolgens aan op de Moervaart.
Vanaf de jaren ’20 van de 20ste eeuw werd ten oosten van de Parallelweg gebouwd (omgeving Vondellaan).
In 1938-1939 liet het Ministerie van Oorlog de Cort Heijligerskazerne bouwen, in een gebied waar tevoren de hoeve “Het Haagje” had gestaan en waar later villa “Roosenoord” werd gebouwd.
In de Tweede Wereldoorlog werd een anti-tankgracht gegraven aan de noordzijde van de Balsebaan. Hiervan is de Vijverberg een relict. De steile rand langs de Churchilllaan werd waarschijnlijk in dezelfde periode gegraven en ligt in het verlengde van de tankgracht.
Na de oorlog werd het gebied langzaam verstedelijkt. In 1966 werd het ziekenhuis Lievensberg gebouwd. Langs de nieuwe Guido Gezellelaan kwamen portiekflats. Ten noorden ervan was al eerder de wijk “Blokkendozen” gebouwd. Vanaf de jaren ’70 kwam de Sterrenbuurt tot ontwikkeling.
Archeologische waarden
Vanwege de bijna volledige verstedelijking en het ontbreken van enige archeologische waarnemingen zijn geen archeologische vondsten uit het gebied bekend. In beginsel zou er een zekere kans bestaan op het aantreffen van vindplaatsen uit de steentijd op de randen van het veen (gradiënten), die voor de jacht op klein wild interessant waren. Door de grootschalige inrichting van het gebied is er nu echter vrijwel geen sprake meer van een onverstoorde bodem. Onderzoek op het aangrenzende plangebied Cort Heijligerskazerne leverde geen vondstmateriaal op dat ouder was dan de 16de eeuw.
In de periode tussen het Neolithicum en de Late Middeleeuwen was het gebied ongunstig voor permanente bewoning, enerzijds vanwege de stuifzanden en anderzijds vanwege het veen. Uitzondering was het uiterste zuidwestelijke gedeelte langs de Antwerpsestraatweg waar volgens de bodemkaart (Siboka 1948) matig vochtige humeuze gronden voorkomen. Ook het uiterste noordoosten, langs de oprit van de A58, ligt binnen een zone met vruchtbare gronden.
Na de ontginning van het Zwaluwmare waren de randen van de veenkom in principe geschikt voor ontginning. Gunstige gronden bevonden zich op basis van de bodemkaart aan de westrand en in het zuidoostelijke deel. Deze gronden hebben een middelhoge trefkans voor sporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.
Verder zijn er specifieke objecten met een zekere archeologische trefkans. Dat zijn de turfvaart de Balse Loop en de locaties van enkele boerderijen zoals afgebeeld op de kaarten uit de 18de eeuw. De locaties van de boerderijen zijn met een cirkel aangeduid. Hier is een grote kans op het aantreffen van sporen van boerderijen en bijgebouwen.
De locatie van de Raaijberg (rad op een heuvel)) is eveneens met een cirkel aangeduid.
Rood: archeologische waarde hoog: bodemingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm zijn alleen mogelijk na vergunning;
Groen: archeologisch waarde midden: bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm zijn allen mogelijk na vergunning.
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en historisch groen
Gebiedsbeschrijving
De Antwerpsestraatweg is gelegen tussen de historische binnenstad en Borgvliet. Een stedelijk lint wat ver terug gaat in de geschiedenis maar pas rond 1900 de uitstraling kreeg als lint zoals we dat nu kennen. Het deel wat tot het Warande gebied hoort kent een groot bouwwerk met een historische achtergrond. Cafe-Zalencomplex de Raaijberg uit 1910 kan genoteerd worden als een beeldbepalend pand. Verder tref je aan de oostelijke zijde van de Antwerpsestraatweg arbeiderswoningen uit de periode net na 1900 aan tegen het talud van de Stalenbrug en jaren dertig woningen.
De Parallelweg bestaat uit hoofdzakelijk kleine arbeiderswoningen uit de periode 1905/ 1920 met weinig architectonische waarde wat ook opvalt bij de woningen van recenter periodes.
Vondellaan e.o.
Gebiedsbeschrijving
Deze buurt in het zuiden van de stad is gelegen pal ten oosten van de spoorlijn. Het buurtje vormt een weerspiegeling van de verschillende perioden waarin Bergen op Zoom zich als stad voor en net na de Tweede Wereldoorlog kon uitbreiden. De begrenzingen worden gevormd door de bebouwing langs de spoorzone aan de westkant en langs de Guido Gezellelaan aan de oostkant. Aan de noordzijde is de Canadalaan de afronding van de wijk en aan de zuidzijde is dit de Vondellaan.
De stedenbouwkundig structuur is opgebouwd uit enkele enigszins gebogen straten met aangrenzende weinig in de voorgevellijn verspringende vrijstaande dan wel dubbele of geschakelde woonhuizen. Door de ruimte voortuinen en voornamelijk in de Vondellaan overheersende laanbeplanting ontstaat er een groene uitstraling in het straatbeeld. De bebouwing werd opgetrokken in meerdere perioden van circa 1925 tot 1950, grotendeels in traditionalistische baksteenarchitectuur.
In het straatbeeld van de Canadalaan overheersen de met rode pannen bedekte dagen. Kenmerkend voor deze bouwblokken is de ritmiek van geschakelde woningen opgebouwd uit 1 bouwlaag van donker aardkleurig metselwerk en een zadeldak met de noklijn evenwijdig aan de weg regelmatig afgewisseld met topgevels. Kleine dakkapellen zijn eenduidig vormgegeven en gepositioneerd onder in het dakvlak dat wordt beëindigd door middel van een fraaie daklijst. De overige bebouwing in de wijk bestaat voornamelijk uit vrijstaande of dubbele woonhuizen van 1 bouwlaag met een evenwijdig zadeldak van rode dakpannen en een aantal woningen in Delftse Schoolstijl klokgevels. Er is sprake van een zorgvuldige geveldetaillering met kleine dakkapellen in de gootlijsten, witte omlijsting van gevelopeningen, roedenramen, fraaie bovenlichten, detaillering van zijgevels met verschillende gevelopeningen en meegemetselde erfafscheidingen.
Waardebepaling, gewenste ontwikkelingen en beleid
De buurt ‘Vondellaan e.o.’ vertegenwoordigt grote stedenbouwkundige en architectonische waarden, waardoor de buurt is opgenomen op de cultuurhistorische waardekaart Noord-Brabant. De buurt met een stedenbouwkundige structuur van enkele enigszins gebogen straten begeleid door geschakelde en (half)vrijstaande woonbebouwing uit meerdere perioden van 1925 tot 1950 is, cultuurhistorisch gezien een gaaf bewaard gebleven gebied.
Het zwaartepunt met betrekking tot de beoordelingsaspecten ligt op de gevelkarakteristiek en kleur en materiaal van de gebouwen. Het welstandsbeleid is er dan ook op gericht de samenhangende gevelbeelden van traditionele baksteenarchitectuur en zeer fraaie geveldetailleringen te respecteren. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn het behoud van de herkenbare architectuur, gevelindeling en –opbouw en oorspronkelijke detailleringen.
Welstandsniveau
Het welstandsgebied ‘Vondellaan e.o.’ is een bijzonder welstandsgebied. In dit gebied dient de stedenbouwkundige en architectonisch waardevolle bestaande context te worden gerespecteerd. Vondellaan e.o. verdraagt in beginsel dan ook geen verandering, vernieuwing of afwijking van de bestaande omgeving.
Goddelijke Voorzieningskerk
De Goddelijk Voorzieningskerk is zeer beeldbepalend en kan worden aangemerkt als beeldbepalend pand opgetrokken in wederopbouw architectuur gelegen in vrij toegankelijk groene enclave met opmerkelijke hoogte verschillen. De kerk staat op een voorlopige lijst van aan te wijzen gemeentelijke monumenten.
De Goddelijke Voorzieningskerk of Kerk van de Goddelijke Voorzienigheid is gebouwd in 1963 en is gelegen aan de van Heelulaan 73. De architect was H. Nefkens. De bouwstijl van de kerk behoort tot het naoorlogs modernisme. Specifieker benoemt behoort de architectuurvorm tot 'Wederopbouw architectuur voor kerkenbouw'. Het gebouw kenmerkt zich door een open karakter van de gevels, een lessenaarsdak en de interne transparantheid. Het complex is zelfvoorzienend met een pastorie, gasten verblijven, ontspanningsruimte voor de parochianen en een parkeerterrein De toren is via een luifel verbonden aan de kerk en heeft dezelfde kenmerken als de kerk zelf. Het kerkensemble ligt op een verhoogd grondlichaam in een groene setting.
In 2012 is de wederopbouw architectuur landelijk gewogen en zijn 100 objecten rijksmonument geworden. De Goddelijke Voorzieningskerk is ook gewogen maar te licht bevonden voor een rijksbescherming, maar wel aangemerkt als een object met landelijk aanzien. De kerk is op 1 april 2014 buiten gebruik gesteld.
Naamgeving gebied
De Warande is van oudsher de benaming van een jachtgebied. Zo ook in Bergen op Zoom. In de tijd dat de heren van Bergen op Zoom leefde, de Middeleeuwen, was het gebied een populair jachtgebied wat toen bestond uit bossen en zandvlaktes. Bergen op Zoom kende toen meerdere jachtgebieden. De Bergse gemeenteraad heeft in januari 1950 besloten dat het toen van kracht wordende bestemmingsplan voor het gebied ten oosten van de stad de benaming Warande mee moest krijgen.
4.2 Verkeer
Ontsluiting en bereikbaarheid
De A4/A58 maakt aan de oostzijde onderdeel uit van het plangebied Warande. Door en langs het gebied liggen een aantal gebiedsontsluitingswegen. De Rooseveltlaan is aan de noordzijde van het plangebied de belangrijkste stadsentree van Bergen op Zoom vanaf de rijksweg A4/A58 tot het stadscentrum. Op de Huijbergsebaan is een aansluiting vanaf de rijksweg A4/A58. De Huijbergsebaan, Olympiaplein, Dr. De Ramlaan, Mathijsenstraat en Sterrenlaan hebben een ontsluitingsfunctie voor het oostelijk deel van het plangebied. De Olympialaan ontsluit het plangebied in het zuiden. De Antwerpsestraatweg – Guido Gezellelaan/Pastoor Jutenlaan hebben een ontsluitingsfunctie voor het westelijk deel van het plangebied.
De overige straten binnen het plangebied zijn erftoegangswegen.
Categorisering wegen
In het Verkeersplan Bergen op Zoom heeft de gemeente haar verkeersveiligheidsbeleid vastgelegd. Het streefbeeld is een indeling van de wegenstructuur met een eenduidige, herkenbare vormgeving die is afgestemd op de functie en waarin gevaarlijke conflicten zijn uitgesloten. Wanneer een weg goed herkenbaar is en volgens de juiste uitgangspunten is ingericht, wordt een goede verkeersveiligheid geboden, ook voor wegen waar een hogere rijsnelheid is toegestaan.
Er worden landelijk drie categorieën wegen onderscheiden met elk een eigen functie: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Concreet voor het plangebied leidt dit tot de volgende wegencategorisering:
Stroomweg
De A4/A58 behoort tot de categorie stroomweg buiten de bebouwde kom. De functie van een stroomweg is het snel verwerken van het doorgaande verkeer. De kwaliteit van het stromen neemt toe bij meer continuïteit en hogere snelheid (binnen de grenzen) van het autoverkeer.
Gebiedsontsluitingswegen
De Rooseveltlaan, Pastoor Jutenlaan, Guido Gezellelaan, Antwerpsestraatweg, Olympialaan, Dr. De Ramlaan, Mathijsenstraat, Sterrelaan en het Olympiaplein zijn aangeduid als gebiedsontsluitingsweg, type 2 binnen de bebouwde kom (maximale snelheid 50km/uur). Deze wegen maken de wijken en gebieden onderling bereikbaar. Ze hebben een voedings- en verdeelfunctie. Deze wegen worden gekenmerkt door een hoge mate van uitwisseling. Ze verbinden de verblijfsgebieden met de stroomwegen. De Huijbergsebaan maakt onderdeel uit van de categorie gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom (60km/uur).
Erftoegangswegen
De overige straten binnen Warande zijn bestemd tot verblijfsgebied (erftoegangswegen). Deze wegen maken de erven toegankelijk. Op wegen met een erftoegangsfunctie, ofwel de verblijfsgebieden, staat de verblijfsfunctie centraal. Hier ontmoeten alle verkeersdeelnemers elkaar. De snelheid van het verkeer dient hier laag te zijn (30km/h). Binnen de erftoegangswegen kan wel verschil in verkeersintensiteit zijn.
Duurzaam Veilig
De vormgevingsprincipes van ‘Duurzaam Veilig’ zijn uitgangspunt bij de vormgeving van het wegennet: een strikte scheiding tussen verkeersaders en verblijfsgebieden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De verkeersaders worden zo ingericht dat de doorstroming is gewaarborgd, maar dat waar nodig snelheidsexcessen worden tegengegaan. In de verblijfsgebieden wordt de snelheid van het autoverkeer afgestemd op de plaats en het aantal conflictpunten (uitritten, zijstraten) dat optreedt. Een middel is het inrichten van een 30 km-zone: uitgangspunt (en wettelijke norm) is daar 30 km/uur. De inrichting van 30 km-gebieden vindt plaats volgens het principe sober maar doelmatig. De randen van het gebied (‘poorten’) worden benadrukt en snelheidsremmende maatregelen worden getroffen op die plaatsen waar dit nodig is. Daarbij wordt meer en meer ingezet op het aanbrengen van plateaus op kruisingsvlakken.
Een bijzonder soort verblijfsgebieden bevindt zich rondom scholen: daar is op een aantal korte momenten gedurende de dag een groot aantal ‘kwetsbare verkeerdeelnemers’ aanwezig. Oplossingen op maat zijn nodig.
Langzaam verkeer
Om ervoor te zorgen dat mensen blijven lopen, is de nabijheid van voorzieningen en essentiële bestemmingen cruciaal, evenals een goede basiskwaliteit van de voetgangersvoorzieningen naar die bestemmingen. Een goede inrichting (denk aan veilige oversteekvoorzieningen en verlaagde trottoirbanden) is noodzakelijk om de zelfstandige mobiliteit van met name ouderen, kinderen en gehandicapte voetgangers te garanderen. Dergelijke voorzieningen kunnen het verschil betekenen tussen afhankelijkheid van anderen en zelfstandig aan het verkeer en sociale leven deelnemen. Daarnaast worden voetgangers- en gehandicaptenvoorzieningen integraal betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Qua inrichting wordt de huidige werkwijze voortgezet:
-
Bij de realisatie van trottoirs gelden de eisen voor toegankelijkheid (voor rolstoelen, kinderwagens en voor blinden en slechtzienden) als uitgangspunt. Hierbij is altijd sprake van maatwerk en vindt een afweging plaats tussen toegankelijkheid, verkeerskundig en stedenbouwkundig ontwerp en kosten.
-
Veilige bereikbaarheid van scholen voor voetgangers door middel van goede trottoirs en oversteekvoorzieningen.
Fietsverkeer
Eén van de doelstellingen uit het Verkeersplan is het bieden van een alternatief voor autobereikbaarheid in de vorm van een veilig, direct en comfortabel fietsnetwerk. De fiets moet concurrerend zijn op de korte afstanden. Hiervoor moeten veilige en kwalitatief goede voorzieningen voor het fietsverkeer gerealiseerd worden. Een hoogwaardig netwerk komt tot stand door de regionale en lokale fietsroutes met elkaar te verbinden. Infrastructurele maatregelen, beleid en promotie moeten op elkaar worden afgestemd om het fietsgebruik voor de toekomst te stimuleren.
Binnen de gemeentelijke hoofdfietsstructuur wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire fietsroutes. Binnen het plangebied Warande maken de Antwerpsestraatweg, Olympialaan en Huijbergsebaan onderdeel uit van het regionaal fietsnetwerk West-Brabant. De Rooseveltlaan en Guido Gezellelaan/Pastoor Jutenlaan behoren tot de gemeentelijke hoofdfietsroute. De Dr. de Ramlaan, Mathijsenstraat, Sterrelaan, Van Heelulaan, Beukenlaan en Marathonstraat maken deel uit van de lokale fietsroutes.
Het fietsroutenetwerk heeft de volgende kwaliteitseisen:
-
als fietsroutes samenvallen met de hoofdstructuur voor het autoverkeer: aparte fietsvoorzieningen, bij voorkeur fietspaden en in uitzonderingsgevallen fietsstroken;
-
als fietsroutes in verblijfsgebieden (30 km/uur gebieden) lopen: bij voorkeur gemengde infrastructuur, die ingericht is op een veilige afwikkeling van het fietsverkeer (wegbreedte minstens 5 meter bij tweerichtingsverkeer, geen haaks parkeren en geen schijnvoorrang bij kruisende straten, dus duidelijke en overzichtelijke kruispunten).
Openbaar vervoer
Warande is bereikbaar per openbaar vervoer. Aan de Pastoor Jutenlaan, Van Heelulaan, Argolaan , Mathijsenstraat, Boerhaaveplein en Antwerpsestraatweg zijn bushaltes aanwezig.
Parkeren
Knelpunten op het gebied van parkeren komen in het plangebied deels voor. Vooral in de vooroorlogse gebieden en rondom Ziekenhuis Lievensberg zijn er knelpunten betreffende parkeren. In het plangebied zijn aan het Boerhaaveplein, het Zonneplein en de Plejadelaan parkeerterreinen gesitueerd. Op diverse plaatsen in het plangebied zijn autoboxen aanwezig. Daarnaast zijn verspreid over het plangebied tussen de woonbebouwing parkeerplaatsen aanwezig. Het parkeerbeleid van de gemeente draagt in belangrijke mate bij tot het voorkomen van parkeerknelpunten.
Fietsparkeervoorzieningen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Daarnaast zijn in het gebied op een aantal plaatsen bij met name openbare gebouwen fietsenrekken aanwezig.
Ten aanzien van parkeernormen gaat de gemeente Bergen op Zoom uit van de (actuele) Nota Parkeernormering.
4.3 Groen
Het gemeentelijk Groenstructuurplan "Bergen op Zoom 2007-2017" (GSP) beschrijft sfeerbeelden voor het groen in de wijken en buurten waarop het beheer, het groenbeheerplan, afgestemd wordt. De beheerplannen zijn een uitvoeringsmiddel voor het behalen van de doelen en beschreven sfeerbeelden van het GSP. Voor het plangebied zijn daarbij de volgende uitgangspunten van belang.
Mondaf-Vijverberg
De groenstructuur Mondaf-Vijverberg loopt vanuit het buitengebied (landgoed Lievensberg) ver door in het stedelijk gebied van Bergen op Zoom. De structuur bevat veel (oude) bomen en bosrelicten waardoor de structuur als verbindingszone met name belangrijk is voor bosorganismen. De structuur bestaat onder ander uit; Mondaf, Rozenoord, voormalige Cort Heijligerskazerne, A.M. de Jongpark en de Vijverberg. De structuur als verbindingszone loopt dood op het industriegebied Lage Meren. Voor deze structuur geldt de uitdaging om meer eenheid te vormen en de verschillende elementen beter te verbinden en een beter interactie te laten ontstaan met de aanliggende buurten.
Het A.M. de Jongpark en de Vijverberg hebben binnen deze structuur nu een openbare functie, de overige gebieden zijn niet of nauwelijks openbaar en/of recreatief ontsloten. De ontwikkeling van het Groene Gordijn brengt daar, voor wat de voormalige Cort Heijligerskazerne betreft, verandering in. Recreatief en visueel worden hier koppelingen gemaakt door het aanleggen van een groene parkzone en openbare paden. De kerk in het A.M. de Jongpark vormt een oriëntatiepunt voor de omgeving. De morfologie binnen de stedelijke groenzone is wisselend. Het A.M. de Jongpark heeft door de opgaande en dichte begroeiïng een besloten karakteristiek.
De Rooseveltlaan snijdt de structuur in twee delen. De opgave voor deze groenstructuur is oplossen van zowel visuele, recreatieve en ecologische barrièrewerking die door de Rooseveltlaan wordt veroorzaakt. De barrière wordt niet alleen door de Rooseveltlaan zelf gevormd, ook de wijze waarop de bebouwing langs de laan is gelegen speelt een rol.
(Historische) uitvalswegen
Na de slechting van de vesting is niet alleen met het wegenpatroon op de oude radialen en de concentrische belijningen van de oude stad aangesloten. De verstedelijking heeft zich langzaam doorgezet langs de wegen richting de belangrijkste dorpen en steden in de omtrekt. Uit de namen 'Halsterseweg', 'Huijbergsestraat', 'Antwerpsestraatweg" en 'Wouwsestraatweg' is te herleiden waarheen ze leidden. Hierdoor zijn het wat de bebouwing betreft gevarieerde linten met nu nog steeds een belangrijke verkeersfunctie. De aanleg van nieuwe wegenstructuur, onder ander het doortrekken van de A4, is de verwachting dat de verkeersintensiteiten minder sterk zullen stijgen en soms zelfs afnemen. Dit vraagt om een versterking van de linten en historische elementen.
Rooseveltlaan, Jacob Obrechtlaan
De Rooseveltlaan is de belangrijkste toegang vanaf de snelweg naar de binnenstad van Bergen op Zoom. Voor deze route is in het verleden een ruimtelijke visie vastgesteld. De hoofddoelstelling daarin was het bereiken van een opwaardering van de ruimtelijke belevingswaarde van dé stadsentree van Bergen op Zoom. Een belangrijk uitgangspunt was daarbij dat van oost naar west de overgang van landelijke omgeving naar stedelijke omgeving wordt ervaren. De groeninvulling en de aansluiting op de singels en naoorlogse uitbreidingswijken zijn daarbij belangrijke opgaven. Zoals eerder gesteld is de opgave voor de Rooseveltlaan wat de groenstructuur betreft het oplossen van de barrièrewerking die de wegstructuur heeft voor één van de belangrijkste groenstructuren van Bergen op Zoom, de Mondaf-Vijverberg.
Pastoor Jutenlaan, Guido Gezellelaan
In het Verkeersplan zijn zowel de Antwerpsestraatweg als de Guido Gezellelaan als gebiedsontsluitingsweg type 2 aangewezen. Daarbij vorm de route Guido Gezellelaan, Pastoor Jutenlaan een belangrijke ontsluitingsroute vanuit de zuidelijke woongebieden. Herinrichting van de Guido Gezellelaan past binnen het eerder gesteld verkeersbeleid en hoeft derhalve niet te wachten op nadere bestudering van de oostelijke ontsluitingsstructuur van Bergen op Zoom. Wijziging van de functie van de Antwerpsestraatweg naar een lagere verkeersfunctie en het eventueel aanpassen van het kruispunt Guido Gezellelaan - Antwerpsestraat zijn meegenomen in de integrale (gebieds)visie "Oostelijke ontsluitingsstructuur Bergen op Zoom'. In deze gebiedsvisie wordt aangegeven dat beide wegen van dezelfde categorisering blijven en daardoor de Antwerpsestraatweg niet meer een lagere verkeersfunctie krijgt.
Indien de functieverandering zou zijn doorgegaan zou een inrichtingsplan worden opgesteld waarbij de groene invulling zou worden meegenomen om de (verkeer)structuur te versterken. Belangrijk daarbij was het leggen van dwarsverbinding richting de Cort Heijligerskazerne en het A.M. de Jongpark, onderdelen van de groenstructuur Mondaf-Vijverberg en de aanpalende wijken en buurten.
Marconilaan, Gagelboslaan, Sterrelaan, Dr. de Ramlaan
De lijn Marconilaan, Gagelboslaan en de Sterrelaan zijn in het Verkeersplan benoemd tot de belangrijkste noord-zuid route voor het autoverkeer in het oostelijk deel van de stad. Verkeerskundige is de belangrijkste opgave de kruising Rooseveltlaan - Sterrelaan. Het huidige profiel van noord naar zuid is heel divers, over het algemeen heel ruimtelijk maar vaak oogt het stenig. Voor een sterkere eenheid in de lijn, onder andere om het doorgaande verkeer beter te kunnen sturen moet het profiel eenduidiger en herkenbaarder worden. De groene invulling speelt daarbij een belangrijke rol.
De Wijk Warande
Deelgebied Warande-West
De groenstructuur van deelgebied Warande-West verdeeld zich in twee zones. Het oostelijk deel waar een overdaad aan groen aanwezig is en grenst aan het A.M. de Jongpark en het westelijk deel dat een stenig karakter heeft en waar bijna al het groen op privéterrein aanwezig is. In 'de Blokkendoos' is een overdaad aan acaciabomen aanwezig. Tussen de bouwblokken zijn de bomen veelvuldig toegepast en geven het gebied een groene uitstraling. De Vondellaan wordt begeleid door volgroeide bomen die de rijbaan 'overkappen'.
Deelgebied Warande-Oost
Het deelgebied Warande-Oost is een groen gebied, waarbij de verschillende lanen, solitaire bomen, plantvakken en het groen in particulieren tuinen opvallend zijn. De interactie tussen de wijk en de Vijverberg blijft beperkt tot de aangrenzende bewoners.
Er ligt vanuit het Groenstructuurplan een opgave in het beheer en groen houden van de wijk. Belangrijk is het versterken van groenelementen en de relatie met de wijk zowel functioneel als ruimtelijk. Bestaande groenstructuren zijn als zodanig bestemd.
4.4 Flora En Fauna
Sinds 2002 is een groot deel van de inheemse planten- en diersoorten via de Natuurbeschermingswet (Flora- en Faunawet) beschermd. In deze wet is bepaald dat, voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen die van invloed kunnen zijn op de bestaande flora en fauna, onderzoek plaats dient te vinden naar de aanwezige flora en fauna. Als de ruimtelijke ingrepen significant negatieve gevolgen hebben ten aanzien van de instandhouding van beschermde soorten zullen mitigerende, dan wel compenserende maatregelen getroffen moeten worden.
Het plangebied omvat verstedelijkt gebied binnen de bebouwde kom, waarmee het voorkomen van beschermde soorten beperkt is. Bovendien is het plan consoliderend van aard, nieuwe ontwikkelingen zijn niet voorzien. Het uitvoeren van een onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt gelet op het voorgaande niet noodzakelijk geacht.
4.5 Water
Beleid gemeente
De gemeente Bergen op Zoom heeft in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Dit plan is opgesteld in samenwerking met alle betrokken waterpartners en zowel door de gemeenteraad als het waterschapsbestuur in 2002 vastgesteld. De meeste uitgangspunten van het waterplan zijn nog steeds van kracht en bovendien nader uitgewerkt in het geactualiseerde verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) dat in februari 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Bovendien heeft de gemeente sinds de inwerkingtreding van de wet gemeentelijke watertaken (2008) verschillende zorgplichten ten aanzien van water in het stedelijk gebied. Het gaat om de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Voor het stedelijk afvalwater is deze zorgplicht uitgewerkt in het vigerende vGRP. De zorgplichten voor hemel- en grondwater komen voor de gemeente pas om de hoek kijken als grondeigenaren zelf niet voor een adequate verwerking van het water kunnen zorgen. In deze gevallen dient de gemeente voor voorzieningen te zorgen waarop particulieren kunnen aansluiten. Belangrijke voorwaarde is wel dat de maatregelen doelmatig zijn. Welke maatregelen worden getroffen, is zeer sterk locatie-afhankelijk. Zo zijn andere maatregelen nodig als de grondwaterstand laag is en er sprake is van een zandige bodem dan wanneer de bodem uit klei bestaat en het grondwater in een groot deel van het jaar reikt tot aan het maaiveld. Gezamenlijk met het waterschap dient hieromtrent een juiste (lees passende) keuze te worden gemaakt. Een passende aanpak is vastgelegd in de nota Watertaken: Gemeentelijke Wateropgave Bergen op Zoom, daterend uit 2009.
Tenslotte zorgt de gemeente voor de ruimtelijke inpassing van de diverse voorzieningen voor het waterbeheer. Ook in dat opzicht wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met noodzakelijke voorzieningen vanuit zowel het integraal waterbeleid als het rioleringsplan.
Beleid Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits- en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.
Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie.
Het waterschap heeft in een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.
In het ontwerp waterbeheerplan 2016-2021 worden de zojuist genoemde hoofdlijnen voortgezet, met de mogelijkheid meer maatwerk toe te passen, voor zover doelmatig.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de oppervlaktewateren en waterstaatwerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de ‘beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater’.
Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader hebben waterschap en gemeente vooroverleg gevoerd, waaruit de volgende doelen, uitgangspunten en criteria voor dit plan zijn afgesproken:
-
Een duurzame benadering van de waterstromen in relatie tot de ruimtelijke functie van het gebied;
-
Afkoppeling van regenwater mede als bijdrage in relatie tot sanering riooloverstorten Vijverbergvijvers.
Beschrijving huidige situaitie
Het plangebied is gelegen in het zuid-oostelijke deel van het aanwezige bebouwd stedelijke gebied, dat voornamelijk is bestemd voor wonen en deels voor werken en maatschappelijk doel (winkels, bedrijvigheid aan huis en ziekenhuis). Het gebied, dat is gelegen op de Brabantse Wal, behoort weliswaar tot het stroomgebied van de Zoom, maar de afwatering gebeurt met name als gevolg van de verstedelijking via de aanwezige riolering. In het algemeen is het rioolstelsel in het oostelijke deel van deze wijk nog gemengd van karakter. Voor het westelijke deel van de wijk is omvorming naar een gescheiden stelsel middels projectmatige aanpak in toenemende mate al aan de orde.
In het gebied is, mede gelet op de ligging op de Brabantse Wal, sprake van inzijging en bevindt het freatisch grondwater zich over het algemeen een tot enkele meters onder maaiveld. Er is echter ook een lager deel in het gebied waar in het verleden sprake is geweest van (grond)wateroverlast; dit mede in relatie tot de diep gelegen blokvewarmingsvoorziening. Het aanwezige grondwater vormt grondstof voor de drinkwaterwinning. De drinkwaterwinning Mondaf van Brabant Water bevindt zich zuidelijk van het plangebied, zodanig dat het plangebied met uitzondering van het noordwestelijke deel behoort tot het grondwaterbeschermingsgebied.
Beschrijving toekomstige situatie
Met het bestemmingsplan wordt vooral consolidatie van de huidige bestemmingen beoogd. In fysiek opzicht verandert de mate van bebouwing en verharding niet of nauwelijks en is met betrekking tot de waterhuishouding dus een neutrale situatie aan de orde.
Alwaar de openbare ruimte in het kader van revitalisering van het aanwezige stedelijk gebied wordt aangepakt zal een gescheiden riolering met scheiding van schoon en vuil water worden aangebracht. In het vervolg daarop zal in de jaren daarna ook voor het overige deel van het gebied, voor zover doelmatig en er nog niet in is voorzien, gescheiden riolering met aansluiting daarop worden gerealiseerd. Centrale doelstelling blijft dat het schone (regen)water via het hemelwaterafvoerstelsel (HWA-stelsel) wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater en alleen slechts het afvalwater dan wel vervuild (regen)water wordt geloosd op de vuilwaterriolering (DWA-stelsel).
Om bij de nieuw-/verbouw voldoende aan te sluiten dan wel te anticiperen op gescheiden riolering, dient het vuile en schone water apart en dus via gescheiden buizen te worden aangeleverd. Waar mogelijk wordt toepassing van inzijging van het schone (regen)water in de bodem uitgewerkt en voorgesteld. Voor zover dit niet mogelijk is, zal het schone (regen)water worden aangesloten op en afgevoerd via het hemelwaterafvoerstelsel (HWA-stelsel). Alleen slechts het afvalwater dan wel vervuild (regen)water wordt geloosd op de vuilwaterriolering (DWA-stelsel).
Voor de afvoer van het regenwater en eventuele blijvend benodigde aansluiting van verontreinigd hemelwater op het DWA-stelsel zal in overleg met het waterschap in de meest passende en doelmatige maatwerkoplossing(en) worden voorzien.
Het plangebied ligt grotendeels in het grondwaterbeschermingsgebied behorende bij het waterwingebied Bergen op Zoom (Mondaf). In de provinciale milieuverordening zijn zones aangewezen rond waterwingebieden met regels in deze zones ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
In de beschermingszone van het grondwaterbeschermingsgebied geldt als algemene beleidslijn dat bij nieuwbouw, vervangende nieuwbouw en uitbreiding van de bestaande bebouwing, de risico's voor het grondwater zo klein mogelijk dienen te blijven en dat er, indien nodig, aanvullende beschermende maatregelen worden getroffen, die redelijkerwijs nodig zijn om grondwatervervuiling te voorkomen. De regeling voor waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden vindt, zoals opgemerkt, plaats in de Provinciale Milieuverordening (PMV). Een regeling opnemen in dit bestemmingsplan is dus niet nodig.
Wel is het gewenst om het bestemmingsplan een signalerende functie te geven naar toekomstige eigenaren en initiatiefnemers. Daarom is het betreffende deel van het grondwaterbeschermingsgebied op de plankaart als aanduiding opgenomen met verwijzing naar de provinciale milieuverordening die daar van kracht is.
Voor uitvoering of nadere invulling van de aangegeven bestemmingen dient zo optimaal mogelijk rekening gehouden te worden met het grondwaterbeschermingsgebied en de aldaar geldende regels en aanduidingen vanuit de PMV hiervoor.
Ten slotte vormt het plangebied onderdeel van het stedelijk gebied, waarvoor de gemeente in het kader van het gebiedsdossier van de hier aanwezige drinkwaterwinning uitdrukkelijk kijkt naar de mogelijkheid tot toepassing van (extra) preventieve maatregelen voor bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwaterwinning.
Gevolgen voor het water
Aangezien sprake is van een actualisatie van het bestemmingsplan, betreft het voor water in principe een neutrale situatie. Indien stedelijke vernieuwing binnen het gebied aan de orde zal gaan komen, is daarbij een gefaseerde aanpassing van inrichting van de openbare ruimte van het gebied voorzien. Bij een dergelijke herinrichting van de openbare ruimte wordt de huidig aanwezige gemengde riolering omgevormd tot een gescheiden rioolstelsel met daarop passende aansluitingen, mits doelmatig. De afvoer van het schone regenwater en met name de uiteindelijke lozing op het oppervlaktewater, zal in afstemming met het waterschap tot stand worden gebracht. Dit vooral omdat de afvoer van het ontvangende oppervlaktewater dient te gebeuren volgens gedoseerde normering volgens de eisen van het waterschap. Het waterschap stelt vanuit de keur een eis aan retentie voor het lozen van regenwater afkomstig van een toename van verhard oppervlak van 2.000 m² of groter om het afwentelen van een bui van T=100 te kunnen voorkomen. Momenteel wordt daartoe als uitgangspunt gehanteerd een berging van 600 m³/ha aan retentie in relatie tot genoemde acute buien.
Op basis van een doelmatige toepassing zal, in het geval van nieuwbouw of verbouwing, bij elk gebouw de afvoer van het (huishoudelijke) afvalwater op systematische wijze gescheiden worden van het (schone) regenwater. De afvoer van het afvalwater is aangesloten op de vuilwaterriolering (de zogenaamde droogweerafvoer, DWA). De afvoer van het schone regenwater dient te gebeuren via aansluiting op het systeem van hemelwaterafvoer (HWA).
Om verontreiniging van hemelwater te voorkomen, is voor nieuwbouw en of renovatie de (uitwendige) toepassing van uitlogende materialen, zoals koper, lood, zink en zacht PVC niet gewenst; aangezien deze stoffen zich kunnen ophopen in het water(bodem)systeem en daarmee een zeer nadelige invloed hebben op de water(bodem)kwaliteit en –ecologie. Door gerichte communicatie, waar mogelijk met de ontwikkelaar/eigenaar zelf, zal informatieverstrekking over de mogelijkheden van duurzaam bouwen en het toepassen van duurzame en milieuvriendelijke bouwmaterialen plaats hebben.
Dit plan heeft zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht ook geen nadere gevolgen voor het grondwater, aangezien het een actualisatie van bestaande bestemming(en) betreft en daarmee in fysiek karakter nauwelijks tot uiterst beperkt wijzigingen op (kunnen) treden. Voor de volledigheid ten aanzien van de drinkwaterwinning, is hierboven verwezen naar de PMV en is de beschermingszone als zodanig op de bestemmingskaart aangeduid.
Juridische vertaling
Ruimtelijk zijn de voorzieningen, die aanwijsbaar zijn in relatie tot het water, met de benodigde aanduiding op de kaart aangeduid ten behoeve van de waterhuishouding. Aangezien de openbare groene ruimte tevens kan voorzien in een zekere mate van waterberging, zeker met betrekking tot de gewenste klimaatadaptatie in de toekomst is aan betreffende ruimte veelal een medebestemming voorzien in het kader van de waterhuishouding.
Advies waterbeheerder
Het waterschap heeft op 24 maart 2015 het onderhavige plan voorzien van een positief advies.
4.6 Landschappelijke Waarde
Het zuidoostelijk gedeelte van het plangebied 'Warande', het gebied dat globaal ligt ingeklemd tussen de Dokter de Ramlaan, Huijbergsebaan, Randweg-Oost en de Paracelsuslaan, maakt onderdeel uit van één van de waardevolle groengebieden binnen de gemeente Bergen op Zoom. Als gevolg hiervan is voor dit hele gebied de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap' opgenomen. Deze dubbelbestemming voorziet in het behoud van de waardevolle houtopstanden die op de particulieren percelen aanwezig zijn.
Toolbox: Werken naar een toekomstbeeld
Het gebied dat globaal wordt begrensd door de Dokter de Ramlaan, Huijbergsebaan, Randweg-Oost en de Paracelsuslaan kan gezien worden als een beschermingswaardig gebied. Beschermingswaardige gebieden zijn groene plekken binnen de bebouwde kom die vanwege hun omvang, karakter en natuurwaarde in beginsel beschermingswaardig zijn. Dit geldt zowel voor het openbaar als particulier grondgebied. De gebieden dienen het gemeentelijk belang omdat deze de karakteristieke uitstraling van (delen van) het dorp bepalen, een gezond leefklimaat garanderen en de natuurbeleving in het stedelijk gebied verrijken.
Het doel van het bestemmingsplan is het duurzaam instant houden van het karakter van de buurt / omgeving. Het karakter van het gebied kan weergegeven worden als: wonen in het bos, waarbij de duurzame instandhouding van het karakter door middel van onderhoud gewaarborgd kan blijven en bescherming plaats vindt door middel van sturing op de groene waarde, karakter en natuurwaarde van het gebied.
Om te komen tot het streefbeeld dient er enige vorm van onderhoud mogelijk te zijn. Mogelijkheden van onderhoud zijn als volgt, waarbij onderstaande werkzaamheden onder regulier beheer en onderhoud vallen:
-
Het verwijderen van dode bomen
-
Het verwijderen van bomen met een verhoogd risico, bijvoorbeeld door instabiliteit en slecht aangehechte takken in de kroon. Is het verhoogde risico door middel van snoeien niet weg te nemen dan is kap de enige voorziening om het risico weg te nemen.
-
Het verwijderen van bomen met als doel het houden van een dunning. Dunning is een selectieve kap die wordt uitgevoerd om blijvende bomen meer ruimte te geven. Het is de nabootsing van een natuurlijk proces, waarbij bomen groeien, meer ruimte innemen en voor de toekomst er te weinig ruimte is voor alle bomen en er dus enkele moeten verdwijnen. Bij een dunning laat de beheerder dan net die bomen staan die het meest gewenst zijn door hinderende naastgelegen bomen te verwijderen. Voor een reguliere dunning is herplant niet noodzakelijk. Dit heeft te maken met het eindbeeld dat wordt nagestreefd: een boombestand met daarin gezonde, grote bomen die de mogelijkheid hebben zich verder te ontwikkelen tot individuen die het eindbeeld invulling geven. Dit is in de onderstaande tekeningen weergegeven.
Het dunnen zorgt voor een kleiner aantal bomen op het perceel. Maar op termijn zal het kroonvolume nagenoeg gelijk blijven. Dit doordat na verloop van tijd de toename van het kroonvolume van de blijvende bomen zorgt voor een soortgelijke bosstructuur als voor de dunning.
-
Voor het verwijderen van dode bomen en / of bomen met een verhoogd risico (bv slechte stabiliteit of ziekte) kan herplant worden opgelegd. Dit heeft te maken met de rol die de boom innam in het perceel. Als deze rol dominant / codominant was dan is herplant gewenst.
Onderstaande activiteiten worden in eerste instantie niet beschouwd als regulier beheer en onderhoud en zijn ook activiteiten waar een aanlegvergunning voor het kappen van de houtopstand niet voor verleend wordt:
-
Het verwijderen van bomen als gevolg van overlast in de vorm van het vallen van blad, takjes, bloesem en vruchten is geen reden om een boom te verwijderen. Net als het veroorzaken van schaduw en andere met de natuur gerelateerde zaken zoals vogels en insecten.
-
Het verwijderen van bomen die worden gebruikt als nestboom voor vogels en/of vleermuizen of een andere verhoogde ecologische waarde is in beginsel niet toegestaan
-
Het verwijderen van bomen die opvallen en een extra beleving geven aan het gebied door de vorm en beleving is ook niet toegestaan.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Milieuzonering beperkt zich in het algemeen tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geur, stof, geluid en gevaar. Voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de VNG van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ in 2009 een geheel herziene uitgave opgesteld. Deze publicatie is geraadpleegd ten behoeve van dit advies.
Richtafstanden In de VNG-publicatie is een richtafstandenlijst opgenomen in relatie tot het omgevingstype rustige woonwijk. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. In tabel 1 zijn de milieucategorieën en richtafstanden uit de VNG-publicatie overgenomen. Tabel 1 Milieucategorieën en richtafstanden
* indien de omgeving te typeren is als 'gemengd gebied', gelden kleinere richtafstanden, namelijk één afstandstap kleiner (zie paragraaf 2.3 van de VNG-publicatie) |
De VNG-publicatie onderscheidt twee omgevingstypen:
-
Het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer.
Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.
-
Het omgevingstype gemengd gebied
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.
Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Wijze van meten De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het (bestemmings)plan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. |
Situatie ter plaatse
Het voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. Het plangebied wordt o.a. begrensd door de snelweg A4/A58, spoorweg Bergen op Zoom – Goes en Rooseveltlaan. De randen van het plangebied liggen derhalve in de invloedssfeer van de hoofdinfrastructuur. In het plangebied bevinden zich verspreid over het gebied diverse bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. Direct naast woningen komen derhalve andere functies voor. De lijst van het in het plangebied aanwezige bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 2. Het plangebied kan worden aangemerkt als een omgevingstype gemengd gebied.
De bedrijven opgenomen in de bijlage van de toelichting zijn ten tijde van de verlening van de milieuvergunning/omgevingsvergunning voor de activiteit milieu of de behandeling van de melding in het kader van de algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 8.40 Wet milieubeheer getoetst aan de fysieke bestaande situatie waarbij per milieuaspect een afweging is gemaakt met het oog op de omgeving. Bij vergunningplichtige bedrijven in het kader van milieu is de milieubelasting op basis daarvan door middel van voorschriften begrensd. Bij meldingsplichtige bedrijven zijn eventueel, naast de algemeen geldende voorschriften, maatwerkvoorschriften gesteld.
Uitbreiding van bestaande bedrijven of vestiging van nieuwe bedrijven in en om het plangebied zal slechts mogelijk zijn indien de beoogde bedrijfsactiviteiten daar milieuhygiënisch acceptabel zijn. Een bedrijf dat uitbreidt of zich vestigt zal moeten voldoen aan de bepalingen in het bestemmingsplan en de milieuvoorschriften die verbonden zijn aan het Activiteitenbesluit milieubeheer of aan de omgevingsvergunning voor de milieu-inrichting.
Conclusie
Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. Uitbreiding van bestaande bedrijven of vestiging van nieuwe bedrijven in en om het plangebied zal slechts mogelijk zijn indien de beoogde bedrijfsactiviteiten daar milieuhygiënisch acceptabel zijn. Vanuit bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.2 Lucht
Toetsingskader
Het wettelijke kader voor de luchtkwaliteit is gegeven in de volgende documenten:
-
de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna te noemen de Wm;
-
het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’, hierna te noemen het Besluit nibm;
-
de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’, hierna te noemen de Regeling nibm;
-
de ‘Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007’;
-
de ‘Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007’;
-
het ‘Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)’.
Voor de kwaliteit van de buitenlucht gelden de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden van de genoemde stoffen zijn reeds ingegaan, met een uitzondering: voor stikstofdioxide (NO2) gaat de grenswaarde in op 1 januari 2015.
Voor de kleinere fractie van de zwevende deeltjes, die met PM2,5 wordt aangeduid, zal de grenswaarde (een jaargemiddelde concentratie van 25 µg/m3) op 1 januari 2015 ingaan. Tot 1 januari 2015 blijft het toetsen aan die grenswaarde buiten beschouwing bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift (zie artikel 5.16, lid 2 van de Wm waarin een opsomming van deze bevoegdheden en wettelijke voorschriften wordt gegeven). Dit is ongeacht of een besluit van vóór 1 januari 2015 ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben (zie bijlage 2 voorschrift 4.4, lid 2 van de Wm).
De vaststelling van een bestemmingsplan betreft de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid, van de Wm die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm is vaststelling van het bestemmingsplan mogelijk, indien aannemelijk is gemaakt dat:
-
als gevolg van het plan, al dan niet nadat maatregelen zijn getroffen, de grenswaarden niet worden overschreden (artikel 5.16, eerste lid, sub a, van de Wm);
-
als gevolg van het plan de concentratie van stoffen in de buitenlucht per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (artikel 5.16, eerste lid, sub b1 van de Wm);
-
als gevolg van het plan bij een beperkte toename van de concentratie van stoffen in de buitenlucht, door een met de activiteiten samenhangende maatregel of optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (artikel 5.16, eerste lid, sub b2 van de Wm);
-
als gevolg van het plan, al dan niet nadat maatregelen zijn getroffen, de toename van stoffen waarvoor grenswaarden zijn gesteld ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16, eerste lid, sub c van de Wm); of
-
het te nemen besluit een besluit is dat genoemd of beschreven is in of betrekking heeft op een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een door de Minister (NSL) of andere bestuursorganen vastgesteld programma dat is gericht op het bereiken van de grenswaarden (artikel 5.16, eerste lid, sub d van de Wm).
In het Besluit gevoelige bestemmingen is bepaald dat bepaalde bestemmingen niet mogen worden gerealiseerd binnen een zone van 300 meter langs rijkswegen en binnen een zone van 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg, indien in een dergelijke zone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden. Het gaat om gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn bestemd of in gebruik zijn ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen, kinderopvang, verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis.
Situatie ter plaatse
Het voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. Dat wil zeggen dat in het plan de huidige functies worden vastgelegd. Dit betekent voor het aspect luchtkwaliteit dat er naast de autonome groei niet wordt vooruitgelopen op eventuele ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen, aangezien daartoe geen concrete plannen bestaan. Het is aannemelijk dat de concentratie van stoffen in de buitenlucht als gevolg van het plan per saldo gelijk blijft. Gelet op artikel 5.16, eerste lid, sub b van de Wm is vaststelling van een conserverend bestemmingsplan mogelijk, waarbij toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet aan de orde is.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Met behulp van de monitoringstool kan inzicht worden gekregen in de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wet milieubeheer. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van het plangebied zowel in de huidige situatie als voor 2020 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt eveneens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.3 Geluid
Toetsingskader
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting wordt onderzocht binnen de zones behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen. Het bestemmingsplan Warande is conserverend van aard.
Bedrijven
Voor de in het plangebied gelegen inrichtingen in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gelden de geluidvoorschriften, verbonden aan de Wabo vergunning voor het aspect milieu of de Algemene Maatregel van Bestuur ingevolge artikel 8.40 Wet milieubeheer. In deze voorschriften zijn maxima gesteld aan de geluidniveaus die een inrichting mag veroorzaken, ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige bestemmingen van derden, dan wel ter plaatse van vastgestelde referentiepunten. Zo wordt geluidhinder voorkomen.
Industrielawaai
Het plangebied is niet gelegen binnen de zone vanwege een industrieterrein. Aangezien er binnen het plan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, en over het plan geen zone vanwege industrielawaai is gelegen, is er geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai uitgevoerd.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen binnen de zone van een aantal bestaande wegen, waaronder de Rijkswegen A4/A58, de Rooseveltlaan, Antwerpsestraatweg, Pastoor Jutenlaan, Guido Gezellelaan en de Dokter de Ramlaan. In de planontwikkeling worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Derhalve is geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai uitgevoerd.
Spoorweglawaai
Het plangebied is voor een deel gelegen binnen de zone vanwege het spoortraject Bergen op Zoom - Goes. In de planontwikkeling worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Derhalve is geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van spoorweglawaai uitgevoerd.
Conclusie
Vanuit geluid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Het aspect externe veiligheid kan relevant zijn vanwege bedrijven (inrichtingen) die met gevaarlijke stoffen werken en vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
In het Bevi zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevi heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe situaties moet worden getoetst aan de risiconormen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) strekt tot uitvoering van het Bevi. In het Revi staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het Bevi is van toepassing op vergunningplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie
Binnen het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van een inrichting mogen geen kwetsbare objecten zijn gelegen. In principe geldt dat ook voor beperkt kwetsbare objecten tenzij er “gewichtige redenen” zijn om daarvan af te wijken. Indien het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting, dan dient het groepsrisico te worden verantwoord bij vaststelling van het bestemmingsplan.
Transport en externe veiligheid
Beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 31 juli 2012” (Circulaire), waarin grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico zijn opgenomen.
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn vaste afstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Binnen het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar is bebouwing (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) in beginsel niet toegestaan. Bij omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs basisnet routes dient wel een berekening van het groepsrisico plaats te vinden.
Wat de berekening van het groepsrisico betreft dient voor bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen e.d. die na 1 juli 2012 ter inzage worden gelegd en die betrekking hebben op de omgeving van de in de bijlagen van de circulaire genoemde transportassen, uit te worden gegaan van de in de bijlage vermelde vervoerscijfers. Die vervoerscijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer. Bij de vaststelling van het ruimtelijke besluit dient het groepsrisico te worden verantwoord.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Situatie ter plaatse
Voor de risico-inventarisatie is uitgegaan van de navolgende informatiebronnen:
-
Professionele risicokaart provincie Noord-Brabant. (De Risicokaart geeft weer waar risicobronnen zich bevinden).
-
Informatie gemeente Bergen op Zoom (RRGS. Het RRGS is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen).
-
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
In onderstaande figuur is een deel van de risicokaart weergegeven van de plaats Bergen op Zoom. De ligging van het plangebied Warande is hierin weergegeven.
figuur 1: Plangebied bestemmingsplan Warande
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op basis van de uitgevoerde risico inventarisatie blijkt dat het plangebied in het invloedsgebied ligt van de een tweetal Bevi-bedrijven, te weten: Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V.
Sabic innovative plastics B.V.
Met betrekking tot deze inrichting is de provincie Noord-Brabant het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2800 meter van de inrichtingsgrens van Sabic ligt. Het invloedsgebied van Sabic bedraagt 8700 meter en ligt hierdoor volledig over van het plangebied.
Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag van Sabic, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar niet buiten de inrichtingsgrens ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.002 van de oriënterende waarde.
Mepavex Logistics B.V.
Met betrekking tot deze inrichting is de gemeente Bergen op Zoom het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2300 meter van de inrichtingsgrens van Mepavex ligt. Het invloedsgebied van Mepavex bedraagt 3260 meter en ligt gedeeltelijk over het plangebied.
Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar net (10 m) buiten de inrichtingsgrens, maar niet over het plangebied ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.15 van de oriënterende waarde.
Uit de “Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen”, die in het kader van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid in 2011 is uitgevoerd (rapportage 6 januari 2012) blijkt dat grote ruimtelijke ontwikkelingen niet of nauwelijks invloed hebben op het groepsrisico van o.a. Sabic en Mepavex.
Op basis van bovengenoemde gevoeligheidsanalyse en het conserverend karakter van het bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico niet zal toenemen. Ook eventuele toekomstige ontwikkelingen zullen geen significante invloed hebben op het groepsrisico.
Transport en externe veiligheid
Binnen het bestemmingsplan is de snelweg A4/A17 gelegen. Dit betekent dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg voor deze ruimtelijke ontwikkeling risicorelevant is. Het betreft het wegvak vanaf knooppunt Zoomland tot aan afrit 30 (Hoogerheide) waarvoor een veiligheidszone van 25 meter geldt. Dat wil zeggen dat er voor betreffende wegvak sprake is van een plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar gelegen op 25 meter vanuit het hart (middenberm) van de snelweg.
Het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar ligt, omdat breedte van de snelweg varieert door aanwezige op- en afritten ter hoogte van de Warande, deels volledig op de snelweg en deels erbuiten. Voor zover deze erbuiten ligt reikt het tot maximaal 5 meter buiten de snelweg en ligt binnen bestemde verkeersdoeleinden en groenstroken. Derhalve is geen sprake van al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten binnen de veiligheidsafstand.
Uit de eindrapportage Basisnet Weg d.d. 9 oktober 2009 blijkt dat het voor het betreffende wegvak (B1) het berekende groepsrisico minder dan 0.1 van de oriënterende waarde bedraagt. Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico als gevolg van het plangebied niet toeneemt. Omdat geen sprake is van toename van het groepsrisico en het groepsrisico tevens lager is dan 0.1 van de oriënterende waarde, is een verantwoording van het groepsrisico vanwege de snelweg niet noodzakelijk.
Binnenkort zal het Basisnet wettelijk worden verankerd waarbij de veiligheidsafstanden, nu nog opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, worden opgenomen in de regeling behorende bij het Besluit externe veiligheid transportroutes. Tevens wordt het fenomeen Plasbrandsaandachtgebieden geïntroduceerd. Langs bepaalde (spoor)wegen moeten gemeenten in de toekomst rekening gaan houden met de effecten van een ongeval met brandbare vloeistoffen. Over die (spoor)wegen worden veel brandbare vloeistoffen vervoerd (o.a. benzine, diesel). Bij een ongeval kan zo’n stof uit een tankwagen of tankwagon vrijkomen en in brand vliegen (plasbrand). Dat kan in een zone tot zo’n 30 meter langs de spoorbaan of weg tot slachtoffers leiden. Deze zone is daarom aangeduid als Plasbrandaandachtsgebied (PAG), en wordt gemeten vanaf de buitenste kantstrepen (weg) en vanaf de buitenste spoorstaven (spoor). In het bouwbesluit is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen.
In de toekomst zal voor dit wegvak van de A4/A17 sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied (PAG) waardoor er sprake is van een PAG-zone van 30 meter. Binnen het plangebied ligt geen bebouwing binnen een afstand van ca. 30 meter. Het bestemmingsplan laat binnen de afstand van 30 meter geen nieuwe bebouwing (of uitbreiding) toe. Dit aspect levert derhalve geen belemmeringen of beperkingen op.
Transport van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen in of nabij het plangebied vindt niet plaats.
De spoorlijn Bergen op Zoom - Vlissingen is gelegen aan de westzijde langs het plangebied. Ter hoogte van het plangebied ligt het traject 11010-27: Sloehaven-Roosendaal-West waarvoor op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geen veiligheidsafstand (of plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar) geldt.
Uit het eindrapport Basisnet spoor blijkt dat ter hoogte van het betreffende traject het groepsrisico is gelegen onder de oriënterende waarde. In het kader van het bestemmingsplan Bergen op Zoom Buitengebied is voor het spoor een berekening uitgevoerd met het rekenprogramma RBMII voor het spoor (d.d. 27 februari 2012) waaruit blijkt dat het hoogste groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde (OW) ligt. Het groepsrisico bedraagt namelijk 0.09 x OW. Omdat het een conserverend plan betreft is geen sprake van een toename van het groepsrisico.
Voor het traject 11010-27 gelegen ter hoogte van het plangebied geldt geen PAG (plasbrandaandachtsgebied). Derhalve behoeft met dit aspect geen rekening te worden gehouden.
Om te bepalen of er in het plangebied of in de directe omgeving buisleidingen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied binnen het invloedsgebied ligt van aardgasleidingen gelegen parallel aan de spoorlijn en parallel aan het John F Kennedy-viaduct. Het betreft buisleidingen gelegen in of direct grenzend aan het plangebied Warande. Zie bovenstaande figuur 1.
In het kader van eerder vastgestelde bestemmingsplannen zijn voor de aardgasleidingen kwantitatieve risicoanalyses uitgevoerd. Kortheidshalve wordt hierna verwezen:
-
QRA hogedruk aardgas buisleidingen Fort Zeekant, d.d. 24 juli 2012
-
QRA hogedruk aardgas buisleidingen Stationsgebied, d.d. 31 januari 2012
Een overzicht van de risico’s per buisleiding is gegeven in onderstaande tabel.
Tabel 1: Plaatsgebonden riscio en groepsrisico van buisleidingen
Exploitant Buisleiding | aanduiding | stof | PR10-6 | Max. GR t.o.v. OW |
Gasunie | Z-526-01 | aardgas | Nee | <0.01 |
Gasunie | Z-526-16 | aardgas | Nee | 0.02 |
De aardgasbuisleidingen hebben in geen enkel geval een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 per jaar. Het groepsrisico bedraagt minder dan 0.01 respectievelijk 0.02 van de oriënterende waarde. Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan is geen sprake van toename van het groepsrisico.
Conclusie
Besluit externe veiligheid
Met betrekking tot de Bevi-inrichtingen Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V. blijkt uit de QRA berekeningen dat het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet binnen het plangebied ligt. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Het voor de inrichtingen berekende groepsrisico wordt niet beïnvloed door het conserverend bestemmingsplan.
Overeenkomstig het Bevi is een verantwoording groepsrisico noodzakelijk. Hiertoe is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. PM Voor verdere uitwerking hiervan wordt kortheidshalve verwezen naar de verantwoording groepsrisico waarin dit aspect is meegenomen.
Transport en externe veiligheid
Het plangebied ligt binnen 200 meter van een risicorelevante Basisnet weg en spoorweg. Daarnaast zijn in of in de nabijheid van het plangebied buisleidingen gelegen die relevant zijn voor het aspect externe veiligheid.
Bij zowel het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor als door buisleidingen is geen sprake van plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Eveneens is geen sprake van een relevant groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico wordt niet beïnvloed door het conserverend bestemmingsplan.
Er is rekening gehouden met de mogelijke effecten in geval van een calamiteit op de snelweg of spoorlijn. Hiertoe is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. PM Voor verdere uitwerking hiervan wordt kortheidshalve verwezen naar de verantwoording groepsrisico waarin dit aspect is meegenomen.
Ook is rekening gehouden met de mogelijke effecten in geval van een calamiteit bij de buisleidingen. Hiertoe is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. PM Voor verdere uitwerking hiervan wordt kortheidshalve verwezen naar de verantwoording groepsrisico waarin dit aspect is meegenomen.
Verantwoording groepsrisico
Inleiding
Voor het groepsrisico moet worden beschouwd welke populatie mogelijk wordt getroffen door een ongeval met gevaarlijke stoffen. De gevolgen van het onderhavige bestemmingsplan voor het groepsrisico zijn bekend en vormen samen met de aanwezige mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een calamiteit en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van in de nabijheid aanwezige personen de basis voor de verantwoording groepsrisico. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio. Dit advies, PM is betrokken bij onderstaande verantwoording.
5.5 Bodem
Toetsingskader
Het bestemmingsplan bevat een beschrijving van de bodemkwaliteitsaspecten binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat de bodemkwaliteit moet (kunnen) voldoen aan de in het plan beoogde functies.
Regionale bodemopbouw en grondwaterbeschermingsgebied
De onderzoekslocatie betreft een binnenstedelijk gebied met ten oosten een natuurgebied. De regionale bodemopbouw van de locatie Warande kan als volgt worden omschreven: De bodem ter plaatse van de locatie Warande bestaat voornamelijk uit matig tot fijn zand. Plaatselijk komt een leemlaag voor.
De locatie Warande is gelegen binnen het (25-jaarszone van een) grondwaterbeschermingsgebied ‘Bergen op Zoom’. In de provinciale milieuverordening (PMV) zijn in paragraaf 5.1.3 regels opgenomen voor activiteiten binnen een grondwaterschermingsgebied. Hier dient men rekening mee te houden. Indien men werkzaamheden wil gaan uitvoeren binnen het grondwaterbeschermingsgebied dient bij de provincie een melding in het kader van de PMV te worden gedaan.
Bodemkwaliteitsgegevens
Uitgevoerde bodemonderzoek
Ter plaatse van de locatie Warande zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de grond en het grondwater over het algemeen niet of nauwelijks is verontreinigd. Niet het gehele plangebied is onderzocht waardoor van bepaalde gebieden de bodemkwaliteit onbekend is en of zijn de onderzoeken gedateerd. Deze locaties zijn onvoldoende onderzocht en of niet meer actueel waardoor vervolgstappen noodzakelijk zijn. Deze vervolgstappen kunnen worden ondernomen wanneer er wijzigingen ter plaatse van die locaties gaan plaatsvinden.
Historische informatie
Uit de historische bodembestanden (HBB2) zijn gegevens naar voren gekomen die duiden op voormalige bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten (zie bijlage).
Uit het tankenbestand blijkt dat er diverse ondergrondse tanks hebben gelegen welke zijn gesaneerd. De meeste van deze tanks zijn conform KIWA gesaneerd en hebben een KIWA-certificaat gekregen. Verder dient men er rekening mee te houden dat er binnen het gebied nog wel enkele tanks aanwezig kunnen zijn. (zie bijlage).
De locaties waar nog een ondergrondse tank aanwezig is zijn bij (her)ontwikkeling van deze locaties verdacht op eventuele bodemverontreiniging.
Conclusie bodemkwaliteit
De locatie Warande ligt op de rand van het stedelijk gebied met ten oosten een natuurgebied. Op grond van een eerste verkenning wordt dit plangebied inclusief de directe
omgeving, met uitzondering van een aantal locaties, als onverdacht aangemerkt. In het kader van herontwikkeling binnen de locatie zal een indicatief bodemonderzoek worden gevraagd. De resultaten van dit onderzoek zijn uiteindelijk maatgevend of de bodem geschikt is voor de (toekomstige) bestemming.
Op basis van de huidige beschikbare bodeminformatie wordt verwacht dat de bodem ter plaatse van de locatie Warande over het algemeen niet is verontreinigd en geschikt is voor de functie wonen. Aangenomen kan worden dat de algemene bodemkwaliteit binnen het plangebied geen belemmering vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Bronnen
Voor het opstellen van de paragraaf bodem zijn de beschikbare bodemkwaliteitsgegevens van het plangebied
geïnventariseerd, aan de hand van de volgende bronnen:
-
Bodeminformatiesysteem gemeente Bergen op Zoom;
-
Bodemkwaliteitskaart Bergen op Zoom;
-
Tanken bestand;
-
Historisch Bodembestand (HBB2) Bergen op Zoom;
-
Het Bodemloket
Hoofdstuk 6 Bestemmingsregeling
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven ruimtelijk kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (het karakter van het plan, de verbeelding en de regels).
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dat wil zeggen dat de bestaande ruimtelijke en functionele hoofdstructuur is bestemd en dat het plan erop is gericht deze hoofdstructuur te behouden. Daartoe is in het plan een gedetailleerde regeling van bestemmingen en bouw- en gebruiksregels opgenomen. Indien een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen past binnen de bestemming en de bijbehorende regels, ontstaat een directe bouwtitel. Daarnaast kent het bestemmingsplan enige flexibiliteit, die het mogelijk maakt om in de planperiode in te spelen op ontwikkelingen, zonder dat de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur wordt aangetast.
6.2 Verbeelding
Welke bestemming de gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens).
6.3 Regels
De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2008. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
-
Hoofdstuk 1: Inleidende regels, met daarin begripsbepalingen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
-
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels, met daarin per bestemming onder meer een bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels;
-
Hoofdstuk 3: Algemene regels, met daarin algemene regels en bouw-, afwijkings- en wijzigingsregels
-
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, met daarin het overgangsrecht en de slotregel.
6.3.1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden bepaald.
6.3.2 Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2012 aangehouden:
-
Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven: de functies die binnen de bestemming “bij recht” zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste “toetssteen” voor bouwactiviteiten en/of gebruiksvormen. Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
-
Bouwregels
Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.
-
Afwijking van de bouwregels
In een aantal gevallen zijn voor de bestemming specifieke afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid kunnen onder voorwaarden en binnen de betreffende bestemming bouwactiviteiten worden toegelaten, welke niet bij recht zijn toegestaan.
-
Afwijking van de gebruiksregels
In de bestemmingen komt ook een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden voor. Met toepassing van een afwijkingsmogelijkheid kunnen onder voorwaarden en binnen de betreffende bestemming gebruiksvormen worden toegelaten, die niet bij recht zijn toegestaan.
-
Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Ten behoeve van het behoud van in het plan voorkomende waarden is de uitvoering van bepaalde werken en/of werkzaamheden aan een vergunning gebonden (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
-
Wijzigingsbevoegdheid
De wijzigingsbevoegdheid biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om via een voorgeschreven procedure, voor een specifieke situatie of geval, af te wijken van de bestemmings- en bebouwingsregels.
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.
Bedrijf (B)
Op gronden met deze bestemming zijn in beginsel bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2, zoals opgenomen in de bij de regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten. De Staat van bedrijfsactiviteiten bevat geen uitputtende lijst met alle denkbare bedrijven en bedrijfstypen. Daarom is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt bedrijven toe te laten die niet genoemd worden in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die wel gelijkgesteld kunnen worden met een bedrijf in de toegestane milieucategorie. De aanwezige gebouwen voor nutsvoorziening hebben ook een bedrijfsbestemming gekregen, waarbij een aanduiding is opgenomen die aangeeft dat hier uitsluitend nutsvoorzieningen zijn toegestaan.
Voor gebouwen wordt uitgegaan van een situering binnen het bouwvlak. De aangegeven bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Voor het bouwvlak is tevens de maximale goot- en/of bouwhoogte aangegeven. Voor het overige perceelsgedeelte is het beleid, in verband met de ruimtelijke kwaliteit, gericht op het open en onbebouwd laten van deze gronden. Binnen dit perceelsgedeelte is in beginsel slechts de bouw van ondergeschikte andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, toegestaan.
Detailhandel (D)
Deze bestemming heeft betrekking op enkele solitaire vestigingen binnen het plangebied en heeft als uitgangspunt de bestaande functie en bebouwing. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Buiten het bouwvlak zijn slechts andere bouwwerken toegestaan. Alleen op de locatie hoek Parallelweg/Snelliusstraat is een dienstwoning toegestaan. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming om te zetten naar ‘Wonen’. Ook kan een dienstwoning onder voorwaarden via wijziging worden omgezet in een bovenwoning zonder directe relatie met de onderliggende horecavestiging.
Gemengd (GD)
Binnen de gronden met de bestemming 'Gemengd' is functiewisseling rechtstreeks mogelijk. De bestemming heeft als uitgangspunt de bestaande functie en bebouwing. Er zijn detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of praktijkruimten, bedrijven, horecavestigingen en (boven)woningen toegestaan. De horecabedrijven zijn door middel van een aanduiding bevestigd via een koppeling aan de Staat van Horeca-activiteiten. Ook de omvang kan niet toenemen. Bedrijvigheid is toegestaan met maximaal milieucategorie 2. De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Om fucntiewisseling mogelijk te maken is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Groen (G)
De gronden met deze bestemming betreffen gebieden met (openbare) groenvoorzieningen welke binnen de ruimtelijke hoofdopzet van het plan van belang zijn en om die reden behouden dienen te blijven. Binnen het plangebied hebben deze groenstroken tevens de functie voor speelvoorziening of sportveld. Daarnaast is in het openbaar groen ruimte voor water om berging van water als mogelijkheid te kunnen benutten. Binnen de bestemming ‘Groen’ is uitsluitend de bouw van andere bouwwerken, zoals speelvoorzieningen, toegestaan.
Horeca (H)
De bestemming ‘Horeca’ staat horecabedrijven toe. Het betreft zalencentrum De Raayberg aan de Antwerpsestraatweg 267 en het restaurant Jasmijn aan de Antwerpsestraatweg 211. De toelaatbaarheid van de horecabedrijven is afgestemd op de aard van de omgeving, de betreffende voorziening en is gekoppeld aan een Staat van Horeca-activiteiten.
Hoofdgebouwen zijn slechts toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, waarbij de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogtes in acht dienen te worden genomen. Alleen bij het horecabedrijf aan de Antwerpsestraatweg 211 wordt gewoond en is bewoning door middel van een aanduiding op de verbeelding toegestaan. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming om te zetten naar ‘Wonen’. Ook kan een dienstwoning onder voorwaarden via wijziging worden omgezet in een bovenwoning zonder directe relatie met de onderliggende horecavestiging.
Kantoor (K)
Binnen de bestemming ‘Kantoor’ zijn kantoren toegestaan. De panden aan de Rooseveltlaan 148 en150, Pasteurlaan 1, Marslaan 1 en Kometenlaan 20 zijn van deze bestemming voorzien. Voor de hoofdbebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak zijn bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erfafscheidingen, toegestaan.
Maatschappelijk (M)
Naast de toegestane maatschappelijke voorzieningen, mogen de gronde met deze bestemming worden gebruikt voor feestzaal . Dit is specifiek op de verbeelding aangeduid. Voor de hoofdbebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. De aangegeven bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Voor het bouwvlak zijn de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte aangegeven. Buiten het bouwvlak zijn binnen de aanduiding ‘erf’ bijbehorende bouwwerken toegestaan. De gronden buiten het bouwvlak zonder deze aanduiding dienen onbebouwd te blijven.
Sport (S)
De sporthal met voetbalveldje aan de Burgemeester Blomlaan 4 en de mogelijkheid om een nieuwe gymzaal/sporthal te bouwen aan de overzijde van de bestaande sporthal, op de hoek van de Burgemeester Blomlaan/Van Heelulaan, zijn voorzien van de bestemming ‘Sport’. Hoofdgebouwen zijn slechts toegestaan binnen het bouwvlak. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, waarbij de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogtes in acht dienen te worden genomen.
Tuin (T)
De bestemming ‘Tuin’ is opgenomen voor (voor)tuinen, waarvoor het beleid in verband met de ruimtelijke kwaliteit is gericht op het hoofdzakelijk open en onbebouwd laten van deze perceelsgedeelten. Binnen deze bestemming is slechts de bouw van ondergeschikte bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, toegestaan.
Verkeer (V)
Deze bestemming is opgenomen voor alle wegen binnen het plangebied, zowel de wegen met een belangrijke stroomfunctie als wegen bestemd voor bestemmingsverkeer. Ook verkeersgebieden waarbinnen de verblijfsfunctie primair staat (parkeerterreinen) vallen binnen deze bestemming. Binnen de bestemming is onder andere het oprichten van straatmeubilair toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' wordt bovendien het verkeer en vervoer per rail met de daarbij behorende bouwwerken toegestaan. Hier geldt bovendien een vergunningenstelsel ten aanzien van het uitvoeren van werken en werkzaamheden op, in, boven of onder deze gronden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de verkeersbestemming te kunnen wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ of de bestemming ‘Tuin’, waardoor het mogelijk is perceelsgedeelten bij woningen te kunnen vergroten.
Wonen (W)
Als woningtypen zijn vrijstaande, twee-aaneengebouwde, geschakelde, gestapelde woningen en patiowoningen toegestaan. Naast deze woningtypen mogen de gronden met deze bestemming mede voor andere functies worden gebruikt, mits dit specifiek op de verbeelding is aangeduid. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte. Voor het perceelsgedeelte buiten het bouwlak worden mogelijkheden geboden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken. In het plangebied zijn meerdere clusters garageboxen aanwezig. Deze clusters zijn, gelet op hun functie, ook opgenomen in de woonbestemming en voorzien van de nadere aanduiding ‘garage’. Deze gebouwen mogen maximaal 3 m hoog zijn.
Beroepsmatige activiteiten in woningen wordt rechtsreeks mogelijk gemaakt. Voor het toestaan van beroepsmatige activiteiten in bijgebouwen of bedrijfsmatige activiteiten in de woning en/of in bijgebouwen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Er is tevens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om bijzondere woonvormen en kamerverhuur toe te staan.
Leiding- Gas
In de Parallelweg loopt een gasleiding. Deze is als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. Aan weerszijde van de hartleiding van deze leiding is een beschermingszone opgenomen. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid kan onder voorwaarden worden gebouwd ten behoeve van de onderliggende bestemming. Voor het uitvoeren van andere werken en/of werkzaamheden geldt een vergunningplicht.
Waarde-Archeologie (WR-A)
Voor een groot gedeelte van het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Hiermee worden eventuele archeologische waarden beschermd. Voor het uitvoeren van andere werken is een vergunningstelsel opgenomen. Dit vergunningstelsel is van toepassing op het moment dat er over een oppervlakte van 100m² en dieper dan 0,5 m werkzaamheden plaatsvinden. Met inachtneming hiervan zijn op deze gronden eveneens bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemmingen toegestaan.
Waarde - Cultuurhistorie (WR-C)
De in het plangebied gelegen buurt 'Vondellaan e.o.' is van grote stedenbouwkundige en architectonische waarden (o.a. Delftse School). De buurt is opgenomen op de cultuurhistorische waardekaart van de provincie Noord-Brabant. Voor deze buurt is deze dubbelbestemming opgenomen. Hiermee wordt recht gedaan aan de stedenbouwkundige en architectonische waarden. Voor het uitvoeren van andere werken is een vergunningenstelsel opgenomen. met inachtneming heirvan zijn op deze gronden eveneens bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemmingen toegestaan.
Waarde-Landschap (WR-L)
Om de landschappelijke waarden in het plangebied te beschermen is deze bestemming als dubbelbestemming voor het gehele plangebied opgenomen. De bescherming heeft vorm gekregen via een vergunningsplicht voor de in dit artikel genoemde werkzaamheden.
6.3.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.
Algemene bouwregels
Het onderhavige artikel dient te voorkomen dat situaties ontstaan, welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daarnaast beoogt dit artikel te voorkomen dat bouwwerken die groter of juist kleiner zijn dan in de bouwregels bij de diverse bestemmingen is toegestaan of voorgeschreven, onder het overgangsrecht komen te vervallen. Voor deze bouwwerken gelden de bestaande grotere dan wel kleinere afmetingen als maximaal respectievelijk minimaal toegestaan.
Algemene aanduidingsregels
Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht. Binnen deze zone geldt een beperking van de bouwhoogte. Daarnaast behoort het plangebied, met uitzondering van het noordwestelijke deel, tot het grondwaterbeschermingsgebied. De Provinciale Milieuverordening bevat regels ter bescherming en kwaliteit van het grondwater. Ook is het bestemmingsplan gelegen binnen de zogenaamde Inner Horizontal en Conical Surface (IHSC) van de vliegbasis Woensdrecht. Dit gebied is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid. Ten behoeve van een veilig gebruik van luchthavens voor de militaire en civiele luchtvaart zijn obstakelbeheersvlakken ingesteld. De IHCS staat in het Tweede Structuurschema Militaire terreinen (SMT-2) en heeft als zodanig juridische betekenis. De IHCS is een soort koekenpan met de bodem 45 meter (+ NAP) boven de landingsbaan met een straal van 4 kilometer rondom de landingsdrempels. Dit gaat over in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 meter over een afstand van 2 kilometer.
Voor het bestemmingsplan 'Warande' geldt een maximale bebouwingshoogte ten aanzien van de IHCS van 56 meter oplopend tot 125 meter boven NAP. Binnen deze obstakelvrije vlakken is overschrijding van de maximum bouwhoogte van circa 56 tot 125 meter verboden. Dit geldt voor zowel gebouwen als ook bouwwerken geen gebouwen zijnde. Alleen in uiterste gevallen, genoemd worden de C2000 masten, wordt meegewerkt aan bouwwerken die door dit vlak heen steken.
Algemene afwijkingsregels
Deze afwijkingsmogelijkheden, gebaseerd op artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening, hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsregels, ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van nutsvoorzieningen en het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn voor burgemeester en wethouders enkele mogelijkheden gecreëerd om, via een voorgeschreven procedure, in iets ruimere mate dan bij de “algemene afwijkingsregels” af te wijken van de regels. Het gaat dan echt om een wijziging van het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheden dragen bij aan een meer flexibel plan.
6.3.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.
Slotregel
Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).
Hoofdstuk 7 Uitvoeringsaspecten
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 6:12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:
-
het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
-
het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;
-
het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is.
Het onderhavige plan heeft een consoliderend karakter. Vooralsnog zijn in het plan geen directe ontwikkelingen opgenomen waaraan voor de gemeenten kosten zijn verbonden. Onderzoek naar de financiële haalbaarheid is dan ook niet aan onderhavig bestemmingsplan toegevoegd.
7.2 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.
Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.
Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid om omgevingsvergunningen ten behoeve van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk, voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt.
De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Hoofdstuk 8 Resultaten Inspraak En Overleg
8.1 Inleiding
Het bestemmingsplan “Warande” heeft tot doel het onderbrengen van het bestaande woongebied en de hierin aanwezige overige functies in één bestemmingsplan met één samenhangende en actuele juridisch-planologische regeling. Het plan betreft een conserverend plan. Ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraaktraject gevolgd. Wel is er een overlegprocedure gevolgd.
8.2 Resultaten Vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties. Achtereenvolgens wordt hieronder ingegaan op de ontvangen reacties.
Cluster Ruimte van de provincie Noord-Brabant, d.d. 3 maart 2015
Reactie
De provincie stelt dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Conclusie
Gelet op de reactie is geen nadere bespreking noodzakelijk. De reactie geeft geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Waterschap Brabantse Delta, d.d. 24 maart 2015
Reactie
Het waterschap geeft aan dat bij het opstellen van de waterparagraaf zoals opgenomen in de toelichting deels is uitgegaan van verouderde regelgeving en beleid van het waterschap. Met betrekking tot de planregels en de verbeelding zijn er geen opmerkingen. Aangezien de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen in het bestemmingsplan geven zij een positief wateradvies.
Conclusie
Gelet op de reactie is de waterparagraaf, zoals opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan, aangepast aan de actuele regelgeving en het beleid van het waterschap.
N.V. Nederlandse Gasunie, d.d. 25 maart 2015
Reactie
Door de N.V. Nederlandse Gasunie wordt aangegeven dat zij belang hebben bij de opname van de juiste ligging van de gasleiding op de verbeelding. Deze gastransportleiding is gelegen in het westelijk deel van het plangebied. Verzocht wordt de ligging van deze leiding te controleren met de toegestuurde digitale leidinggegevens.
Conclusie
Met gebruikmaking van de toegezonden digitale leidinggegevens is de ligging van de gastransportleiding op de verbeelding gecontroleerd. Hieruit is gebleken dat de ligging overeenkomt met de toegezonden informatie. De reactie geeft geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Rijksswaterstaat Zuid-Nederland, d.d. 31 maart 2015
Reactie
Rijkswaterstaat Zuid-Nederland geeft aan dat het plan is beoordeeld op de beheersaspecten zoals deze door Rijkswaterstaat Zuid-Nederland worden behartigd. Gezien de eerdere overleggen tussen Rijkswaterstaat en de gemeente wordt er vanuit gegaan dat in overleg zal worden getreden over plannen op of aan de Rijksinfrastructuur.
Conclusie
Indien sprake is van een toename van de verkeersdrukte tussen de knooppunten Zoomland en Markiezaat waardoor verbreding van de Rijksweg A58/A4 niet is uitgesloten, zal in overleg worden getreden met Rijkswaterstaat Zuid-Nederland. De reactie geeft geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
Brandweer Midden- en West-Brabant
Reactie
Verwezen wordt naar de bijlagen behorende bij de toelichting van het bestemmingsplan.
Voor wat betreft de opmerking over de regels zal dit in het plan worden aangepast.
Over de opmerking over de onjuiste informatie over het groepsrisico wordt opgemerkt dat de aangegeven 1% letaliteitsgrens van de twee gasleidingen standaard op 140 meter is gelegen. Uit metingen en berekeningen van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) is gebleken dat de 1% letaliteitsgrens van beide leidingen is gelegen op 140 meter. Deze afstand is opgenomen in paragraaf 5.6. van de toelichting.
Conclusie
Het advies van de brandweer is verwerkt in de paragraaf over het aspect externe veiligheid en betrokken bij de opgestelde groepsrisicoverantwoording.
8.3 Vaststellingsprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 20 april 2015 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is het voor een ieder mogelijk schriftelijk dan wel mondeling een zienswijze in te dienen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten | Niet toegestande bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten (voor zover in de regels niet anders is bepaald) |
|
|
Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 4.2) |
SBI-code | SBI-code 2008 | Nr. | Omschrijving | Cat. |
01 | 01 | - | Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw | |
0111, 0113 | 011, 012, 013 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 2 | |
0112 | 011, 012, 013, 016 | 0 | Tuinbouw: | |
0112 | 011, 012, 013 | 1 |
| 2 |
0112 | 011, 012, 013 | 2 |
| 2 |
0112 | 011, 012, 013 | 3 |
| 2 |
0112 | 0113 | 4 |
| 2 |
0112 | 0113 | 5 |
| 3.2 |
0112 | 0163 | 6 |
| 2 |
0112 | 011 | 7 |
| 2 |
0121 | 0141, 0142 | Fokken en houden van rundvee | 3.2 | |
0122 | 0143, 0145 | 0 | Fokken en houden van overige graasdieren: | |
0122 | 0143 | 1 |
| 3.1 |
0122 | 0145 | 2 |
| 3.1 |
0123 | 0146 | Fokken en houden van varkens | 4.1 | |
0124 | 0147 | 0 | Fokken en houden van pluimvee: | |
0124 | 0147 | 1 |
| 4.1 |
0124 | 0147 | 2 |
| 4.1 |
0124 | 0147 | 3 |
| 4.1 |
0124 | 0147 | 4 |
| 3.2 |
0125 | 0149 | 0 | Fokken en houden van overige dieren: | |
0125 | 0149 | 1 |
| 4.1 |
0125 | 0149 | 2 |
| 3.2 |
0125 | 0149 | 3 |
| 3.1 |
0125 | 0149 | 4 |
| 3.2 |
0125 | 0149 | 5 |
| 2 |
0125 | 0149 | 6 |
| 2 |
0130 | 0150 | Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) | 3.2 | |
014 | 016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |
014 | 016 | 1 |
| 3.1 |
014 | 016 | 2 |
| 2 |
014 | 016 | 3 |
| 3.1 |
014 | 016 | 4 |
| 2 |
0142 | 0162 | KI-stations | 2 | |
02 | 02 | - | Bosbouw en dienstverlening t.b.v. bosbouw | |
020 | 021, 022, 024 | Bosbouwbedrijven | 3.1 | |
05 | 03 | - | Visserij- en visteeltbedrijven | |
0501.1 | 0311 | Zeevisserijbedrijven | 3.2 | |
0501.2 | 0312 | Binnenvisserijbedrijven | 3.1 | |
0502 | 032 | 0 | Vis- en schaaldierkwekerijen | |
0502 | 032 | 1 |
| 3.2 |
0502 | 032 | 2 |
| 3.1 |
10 | 08 | - | Turfwinning | |
103 | 089 | Turfwinningbedrijven | 3.2 | |
11 | 06 | - | Aardolie- en aardgaswinning | |
111 | 061, 062 | 0 | Aardolie- en aardgaswinning: | |
111 | 061 | 1 |
| 4.1 |
14 | 08 | - | Winning van zand, grind, klei, zout, e.d. | |
1421 | 0812 | 0 | Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): | |
1421 | 0812 | 1 |
| 4.1 |
144 | 0893 | Zoutwinningbedrijven | 3.2 | |
15 | 10, 11 | - | Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | |
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |
151 | 101, 102 | 1 |
| 3.2 |
151 | 101 | 3 |
| 4.2 |
151 | 101 | 4 |
| 3.2 |
151 | 101 | 5 |
| 3.1 |
151 | 101 | 6 |
| 3.1 |
151 | 101, 102 | 7 |
| 3.1 |
151 | 108 | 8 |
| 3.1 |
152 | 102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |
152 | 102 | 2 |
| 4.1 |
152 | 102 | 3 |
| 4.2 |
152 | 102 | 4 |
| 4.2 |
152 | 102 | 5 |
| 3.2 |
152 | 102 | 6 |
| 3.1 |
1531 | 1031 | 0 | Aardappelprodukten fabrieken: | |
1531 | 1031 | 1 |
| 4.2 |
1531 | 1031 | 2 |
| 3.1 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 1 |
| 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 2 |
| 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 3 |
| 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 4 |
| 4.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 5 |
| 4.2 |
1541 | 104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
1541 | 104101 | 1 |
| 4.1 |
1541 | 104101 | 2 |
| 4.2 |
1542 | 104102 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
1542 | 104102 | 1 |
| 4.1 |
1542 | 104102 | 2 |
| 4.2 |
1543 | 1042 | 0 | Margarinefabrieken: | |
1543 | 1042 | 1 |
| 4.1 |
1543 | 1042 | 2 |
| 4.2 |
1551 | 1051 | 0 | Zuivelprodukten fabrieken: | |
1551 | 1051 | 3 |
| 3.2 |
1551 | 1051 | 4 |
| 4.2 |
1551 | 1051 | 5 |
| 4.2 |
1552 | 1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 3.2 |
1552 | 1052 | 2 |
| 2 |
1561 | 1061 | 0 | Meelfabrieken: | |
1561 | 1061 | 1 |
| 4.2 |
1561 | 1061 | 2 |
| 4.1 |
1561 | 1061 | Grutterswarenfabrieken | 4.1 | |
1562 | 1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |
1562 | 1062 | 1 |
| 4.1 |
1562 | 1062 | 2 |
| 4.2 |
1571 | 1091 | 0 | Veevoerfabrieken: | |
1571 | 1091 | 3 |
| 4.2 |
1571 | 1091 | 5 |
| 4.1 |
1571 | 1091 | 6 |
| 4.2 |
1572 | 1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | |
1581 | 1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |
1581 | 1071 | 1 |
| 2 |
1581 | 1071 | 2 |
| 3.2 |
1582 | 1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 3.2 | |
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |
1584 | 10821 | 2 |
| 3.2 |
1584 | 10821 | 3 |
| 2 |
1584 | 10821 | 4 |
| 4.2 |
1584 | 10821 | 5 |
| 3.2 |
1584 | 10821 | 6 |
| 2 |
1585 | 1073 | Deegwarenfabrieken | 3.1 | |
1586 | 1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |
1586 | 1083 | 2 |
| 3.2 |
1587 | 108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 4.1 | |
1589 | 1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 4.1 | |
1589.1 | 1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 4.1 | |
1589.2 | 1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |
1589.2 | 1089 | 1 |
| 3.2 |
1589.2 | 1089 | 2 |
| 4.2 |
1589.2 | 1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 4.1 | |
1591 | 110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | |
1592 | 110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |
1592 | 110102 | 1 |
| 4.1 |
1592 | 110102 | 2 |
| 4.2 |
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 2 | |
1596 | 1105 | Bierbrouwerijen | 4.2 | |
1597 | 1106 | Mouterijen | 4.2 | |
1598 | 1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 3.2 | |
16 | 12 | - | Verwerking van tabak | |
160 | 120 | Tabakverwerkende industrie | 4.1 | |
17 | 13 | - | Vervaardiging van textiel | |
171 | 131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 3.2 | |
172 | 132 | 0 | Weven van textiel: | |
172 | 132 | 1 |
| 3.2 |
172 | 132 | 2 |
| 4.2 |
173 | 133 | Textielveredelingsbedrijven | 3.1 | |
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | 3.1 | |
1751 | 1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 4.1 | |
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 3.1 | |
18 | 14 | - | Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | |
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | 3.1 | |
182 | 141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 2 | |
183 | 142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 3.1 | |
19 | 15 | - | Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) | |
191 | 151,152 | Lederfabrieken | 4.2 | |
192 | 151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 3.1 | |
193 | 152 | Schoenenfabrieken | 3.1 | |
20 | 16 | - | Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | |
2010.1 | 16101 | Houtzagerijen | 3.2 | |
2010.2 | 16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |
2010.2 | 16102 | 1 |
| 4.1 |
2010.2 | 16102 | 2 |
| 3.1 |
202 | 1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 3.2 | |
203, 204, 205 | 162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 3.2 |
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 3.1 |
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 2 | |
21 | 17 | - | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren | |
2111 | 1711 | Vervaardiging van pulp | 4.1 | |
2112 | 1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |
2112 | 1712 | 1 |
| 3.1 |
2112 | 1712 | 2 |
| 4.1 |
2112 | 1712 | 3 |
| 4.2 |
212 | 172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 3.2 | |
2121.2 | 17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |
2121.2 | 17212 | 1 |
| 3.2 |
2121.2 | 17212 | 2 |
| 4.1 |
22 | 58 | - | Uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media | |
221 | 581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
2221 | 1811 | Drukkerijen van dagbladen | 3.2 | |
2222 | 1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 3.2 | |
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | |
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | 1 |
2223 | 1814 | B | Binderijen | 2 |
2224 | 1813 | Grafische reproduktie en zetten | 2 | |
2225 | 1814 | Overige grafische aktiviteiten | 2 | |
223 | 182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
23 | 19 | - | Aardolie-/steenkoolverwerk. ind.; bewerking splijt-/kweekstoffen | |
2320.2 | 19202 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 3.2 |
2320.2 | 19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 4.2 |
2320.2 | 19202 | C | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 4.2 |
24 | 20 | - | Vervaardiging van chemische produkten | |
2412 | 2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 4.1 | |
2413 | 2012 | 0 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | |
2413 | 2012 | 1 |
| 4.2 |
2413 | 2012 | 2 |
| 5.2 |
2414.1 | 20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | |
2414.1 | 20141 | A1 |
| 4.2 |
2414.1 | 20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |
2414.1 | 20141 | B1 |
| 4.1 |
2414.1 | 20141 | B2 |
| 4.2 |
2414.2 | 20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | |
2414.2 | 20149 | 1 |
| 4.2 |
243 | 203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 4.2 | |
2441 | 2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | |
2441 | 2110 | 1 |
| 4.2 |
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |
2442 | 2120 | 1 |
| 3.1 |
2442 | 2120 | 2 |
| 2 |
2451 | 2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 4.2 | |
2452 | 2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 4.2 | |
2462 | 2052 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |
2462 | 2052 | 1 |
| 3.2 |
2464 | 205902 | Fotochemische produktenfabrieken | 3.2 | |
2466 | 205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 3.1 |
2466 | 205903 | B | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 4.1 |
247 | 2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 4.2 | |
25 | 22 | - | Vervaardiging van produkten van rubber en kunststof | |
2511 | 221101 | Rubberbandenfabrieken | 4.2 | |
2512 | 221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |
2512 | 221102 | 1 |
| 3.1 |
2512 | 221102 | 2 |
| 4.1 |
2513 | 2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 3.2 | |
252 | 222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |
252 | 222 | 1 |
| 4.1 |
252 | 222 | 2 |
| 4.2 |
252 | 222 | 3 |
| 3.1 |
26 | 23 | - | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten | |
261 | 231 | 0 | Glasfabrieken: | |
261 | 231 | 1 |
| 3.2 |
261 | 231 | 2 |
| 4.2 |
261 | 231 | 3 |
| 4.2 |
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | 3.1 | |
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |
262, 263 | 232, 234 | 1 |
| 2 |
262, 263 | 232, 234 | 2 |
| 3.2 |
264 | 233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 4.1 |
264 | 233 | B | Dakpannenfabrieken | 4.1 |
2652 | 235201 | 0 | Kalkfabrieken: | |
2652 | 235201 | 1 |
| 4.1 |
2653 | 235202 | 0 | Gipsfabrieken: | |
2653 | 235202 | 1 |
| 4.1 |
2661.1 | 23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |
2661.1 | 23611 | 1 |
| 4.1 |
2661.1 | 23611 | 2 |
| 4.2 |
2661.2 | 23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |
2661.2 | 23612 | 1 |
| 3.2 |
2661.2 | 23612 | 2 |
| 4.2 |
2662 | 2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 3.2 | |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 1 |
| 3.2 |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 2 |
| 4.2 |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 1 |
| 3.2 |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 2 |
| 4.2 |
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |
267 | 237 | 1 |
| 3.2 |
267 | 237 | 2 |
| 3.1 |
267 | 237 | 3 |
| 4.2 |
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 3.1 | |
2682 | 2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |
2682 | 2399 | A1 |
| 4.2 |
2682 | 2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |
2682 | 2399 | B1 |
| 4.2 |
2682 | 2399 | B2 |
| 4.1 |
2682 | 2399 | C | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 3.2 |
2682 | 2399 | D0 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 4.1 |
2682 | 2399 | D1 |
| 4.2 |
27 | 24 | - | Vervaardiging van metalen | |
273 | 243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |
273 | 243 | 1 |
| 4.2 |
274 | 244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |
274 | 244 | A1 |
| 4.2 |
2751, 2752 | 2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | |
2751, 2752 | 2451, 2452 | 1 |
| 4.2 |
2753, 2754 | 2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | |
2753, 2754 | 2453, 2454 | 1 |
| 4.2 |
28 | 25, 31 | - | Vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.) | |
281 | 251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen | |
281 | 251, 331 | 1 |
| 3.2 |
281 | 251, 331 | 1a |
| 3.1 |
281 | 251, 331 | 2 |
| 4.1 |
281 | 251, 331 | 3 |
| 4.2 |
2821 | 2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | |
2821 | 2529, 3311 | 1 |
| 4.2 |
2822, 2830 | 2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 4.1 | |
284 | 255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 4.1 |
284 | 255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 3.2 |
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 3.1 |
2851 | 2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |
2851 | 2561, 3311 | 1 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 10 |
| 4.1 |
2851 | 2561, 3311 | 11 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 12 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 2 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 3 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 4 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 5 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 6 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 7 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 8 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 9 |
| 3.2 |
2852 | 2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 3.2 |
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 3.1 |
287 | 259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |
287 | 259, 331 | A1 |
| 4.1 |
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 3.2 |
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 3.1 |
29 | 27, 28, 33 | - | Vervaardiging van machines en apparaten | |
29 | 27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | |
29 | 27, 28, 33 | 1 |
| 3.2 |
29 | 27, 28, 33 | 2 |
| 4.1 |
29 | 28, 33 | 3 |
| 4.2 |
30 | 26, 28, 33 | - | Vervaardiging van kantoormachines en computers | |
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 2 |
31 | 26, 27, 33 | - | Vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh. | |
311 | 271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 4.1 | |
312 | 271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 4.1 | |
313 | 273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 4.1 | |
314 | 272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 3.2 | |
315 | 274 | Lampenfabrieken | 4.2 | |
316 | 293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 2 | |
32 | 26, 33 | - | Vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh. | |
321 t/m 323 | 261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 3.1 | |
3210 | 2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 3.1 | |
33 | 26, 32, 33 | - | Vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten | |
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 2 |
34 | 29 | Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | ||
341 | 291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | |
341 | 291 | 1 |
| 4.1 |
341 | 291 | 2 |
| 4.2 |
3420.1 | 29201 | Carrosseriefabrieken | 4.1 | |
3420.2 | 29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 4.1 | |
343 | 293 | Auto-onderdelenfabrieken | 3.2 | |
35 | 30 | - | Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens) | |
351 | 301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |
351 | 301, 3315 | 1 |
| 3.1 |
351 | 301, 3315 | 2 |
| 3.2 |
351 | 301, 3315 | 3 |
| 4.1 |
352 | 302, 317 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |
352 | 302, 317 | 1 |
| 3.2 |
352 | 302, 317 | 2 |
| 4.2 |
353 | 303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |
353 | 303, 3316 | 1 |
| 4.1 |
354 | 309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 3.2 | |
355 | 3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 3.2 | |
36 | 31 | - | Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. | |
361 | 310 | 1 | Meubelfabrieken | 3.2 |
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 1 |
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | |
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | |
364 | 323 | Sportartikelenfabrieken | 3.1 | |
365 | 324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 3.1 | |
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | 2 | |
3663.2 | 32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | |
37 | 38 | - | Voorbereiding tot recycling | |
372 | 383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |
372 | 383202 | A1 |
| 4.2 |
372 | 383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 4.2 |
372 | 383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 4.2 |
40 | 35 | - | Produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water | |
40 | 35 | B0 | Bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | |
40 | 35 | B1 |
| 3.2 |
40 | 35 | B2 |
| 3.2 |
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |
40 | 35 | C1 |
| 2 |
40 | 35 | C2 |
| 3.1 |
40 | 35 | C3 |
| 3.2 |
40 | 35 | C4 |
| 4.2 |
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |
40 | 35 | D1 |
| 4.2 |
40 | 35 | D3 |
| 1 |
40 | 35 | D4 |
| 2 |
40 | 35 | D5 |
| 3.1 |
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |
40 | 35 | E1 |
| 3.2 |
40 | 35 | E2 |
| 2 |
40 | 35 | F0 | windmolens: | |
40 | 35 | F1 |
| 3.2 |
40 | 35 | F2 |
| 4.1 |
40 | 35 | F3 |
| 4.2 |
41 | 36 | - | Winning en distributie van water | |
41 | 36 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |
41 | 36 | A2 |
| 3.1 |
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |
41 | 36 | B1 |
| 2 |
41 | 36 | B2 |
| 3.2 |
41 | 36 | B3 |
| 4.2 |
45 | 41, 42, 43 | - | Bouwnijverheid | |
45 | 41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 3.2 |
45 | 41, 42, 43 | 1 |
| 3.1 |
45 | 41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 3.1 |
45 | 41, 42, 43 | 3 |
| 2 |
50 | 45, 47 | - | Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations | |
501 | 451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 3.2 | |
5020.4 | 45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 3.2 |
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | 1 |
5020.4 | 45204 | C | Autospuitinrichtingen | 3.1 |
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | 2 | |
505 | 473 | 0 | Benzineservisestations: | |
505 | 473 | 1 |
| 4.1 |
505 | 473 | 2 |
| 3.1 |
505 | 473 | 3 |
| 2 |
51 | 46 | - | Groothandel en handelsbemiddeling | |
511 | 461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
5121 | 4621 | 0 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 3.1 |
5121 | 4621 | 1 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 4.2 |
5122 | 4622 | Grth in bloemen en planten | 2 | |
5123 | 4623 | Grth in levende dieren | 3.2 | |
5124 | 4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 3.1 | |
5125, 5131 | 46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 3.1 | |
5132, 5133 | 4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 3.1 | |
5134 | 4634 | Grth in dranken | 2 | |
5135 | 4635 | Grth in tabaksprodukten | 2 | |
5136 | 4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | |
5137 | 4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | |
5138, 5139 | 4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | |
514 | 464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 2 | |
5148.7 | 46499 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | |
5148.7 | 46499 | 1 |
| 2 |
5148.7 | 46499 | 2 |
| 3.1 |
5148.7 | 46499 | 5 |
| 2 |
5151.1 | 46711 | 0 | Grth in vaste brandstoffen: | |
5151.1 | 46711 | 1 |
| 3.1 |
5151.2 | 46712 | 0 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | |
5151.2 | 46712 | 1 |
| 4.1 |
5151.2 | 46712 | 3 |
| 4.2 |
5151.3 | 46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 3.2 | |
5152.1 | 46721 | 0 | Grth in metaalertsen: | |
5152.1 | 46721 | 1 |
| 4.2 |
5152.2 /.3 | 46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 3.2 | |
5153 | 4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |
5153 | 4673 | 1 |
| 3.1 |
5153 | 4673 | 2 |
| 2 |
5153.4 | 46735 | 4 | zand en grind: | |
5153.4 | 46735 | 5 |
| 3.2 |
5153.4 | 46735 | 6 |
| 2 |
5154 | 4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |
5154 | 4674 | 1 |
| 3.1 |
5154 | 4674 | 2 |
| 2 |
5155.1 | 46751 | Grth in chemische produkten | 3.2 | |
5155.2 | 46752 | Grth in kunstmeststoffen | 2 | |
5156 | 4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 2 | |
5157 | 4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 3.2 |
5157 | 4677 | 1 |
| 3.1 |
5157.2/3 | 4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 3.2 |
5157.2/3 | 4677 | 1 |
| 3.1 |
518 | 466 | 0 | Grth in machines en apparaten: | |
518 | 466 | 1 |
| 3.2 |
518 | 466 | 2 |
| 3.1 |
519 | 466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 2 | |
5261 | 4791 | Postorderbedrijven | 3.1 | |
60 | 49 | - | Vervoer over land | |
601 | 491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |
601 | 491, 492 | 1 |
| 3.2 |
601 | 491, 492 | 2 |
| 4.2 |
6021.1 | 493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 3.2 | |
6022 | 493 | Taxibedrijven | 2 | |
6023 | 493 | Touringcarbedrijven | 3.2 | |
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 3.2 |
6024 | 494 | 1 |
| 3.1 |
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 2 | |
61, 62 | 50, 51 | - | Vervoer over water / door de lucht | |
61, 62 | 50, 51 | A | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
63 | 52 | - | Dienstverlening t.b.v. het vervoer | |
6311.1 | 52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | |
6311.1 | 52241 | 2 |
| 4.2 |
6311.1 | 52241 | 7 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |
6311.2 | 52242 | 1 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 10 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 2 |
| 3.2 |
6311.2 | 52242 | 3 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 5 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 7 |
| 4.2 |
6312 | 52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 3.1 |
6312 | 52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 2 |
6321 | 5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 2 |
6321 | 5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 |
634 | 5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
64 | 53 | - | Post en telecommunicatie | |
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 2 | |
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
642 | 61 | B0 | zendinstallaties: | |
642 | 61 | B1 |
| 3.2 |
642 | 61 | B2 |
| 1 |
642 | 61 | B3 |
| 1 |
71 | 77 | - | Verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen | |
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 2 | |
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 3.1 | |
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 3.1 | |
714 | 772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 2 | |
72 | 62 | - | Computerservice- en informatietechnologie | |
72 | 58, 63 | B | Datacentra | 2 |
73 | 72 | - | Speur- en ontwikkelingswerk | |
731 | 721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | |
74 | 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | - | Overige zakelijke dienstverlening | |
747 | 812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 3.1 | |
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | |
7484.3 | 82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 4.1 | |
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 1 | |
75 | 84 | - | Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen | |
7522 | 8422 | Defensie-inrichtingen | 4.1 | |
7525 | 8425 | Brandweerkazernes | 3.1 | |
90 | 37, 38, 39 | - | Milieudienstverlening | |
9001 | 3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |
9001 | 3700 | A1 |
| 4.1 |
9001 | 3700 | A2 |
| 4.2 |
9001 | 3700 | B | rioolgemalen | 2 |
9002.1 | 381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 3.1 |
9002.1 | 381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 3.1 |
9002.1 | 381 | C | Vuiloverslagstations | 4.2 |
9002.2 | 382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |
9002.2 | 382 | A2 |
| 3.2 |
9002.2 | 382 | A4 |
| 3.1 |
9002.2 | 382 | A5 |
| 3.2 |
9002.2 | 382 | A6 |
| 4.2 |
9002.2 | 382 | A7 |
| 2 |
9002.2 | 382 | B | Vuilstortplaatsen | 4.2 |
9002.2 | 382 | C0 | Composteerbedrijven: | |
9002.2 | 382 | C1 |
| 4.2 |
9002.2 | 382 | C3 |
| 3.2 |
9002.2 | 382 | C4 |
| 4.1 |
9002.2 | 382 | C5 |
| 4.1 |
93 | 96 | - | Overige dienstverlening | |
9301.1 | 96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 3.1 |
9301.1 | 96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 3.1 |
9301.2 | 96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | |
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 2 |
9303 | 96032 | 3 |
| 3.2 |
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1 “lichte horeca”
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden.
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
-
automatiek;
-
broodjeszaak;
-
cafetaria;
-
croissanterie;
-
koffiebar;
-
lunchroom;
-
ijssalon;
-
snackbar;
-
tearoom;
-
traiteur.
1b. Overige lichte horeca
-
bistro;
-
restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
-
hotel.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
-
bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2;
-
restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, Mc Drives)
Categorie 2 “middelzware horeca”
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
-
bar;
-
bierhuis;
-
biljartcentrum;
-
café;
-
proeflokaal;
-
shoarma/grillroom;
-
zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
Categorie 3 “zware horeca”
Bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
-
dancing;
-
discotheek;
-
nachtclub;
-
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Overlegreacties
Bijlage 3 Qra Hogedruk Aardgas Buisleidingen 1
Bijlage 3 QRA hogedruk aardgas buisleidingen 1
Bijlage 4 Qra Hogedruk Aardgas Buisleidingen 2
Bijlage 4 QRA hogedruk aardgas buisleidingen 2