Langs de Lijn
Bestemmingsplan - gemeente Bergen op Zoom
Vastgesteld op 23-11-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Langs de Lijn met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0229-0301 van de gemeente Bergen op Zoom;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afvalinzamelsysteem
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken / voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
-
een grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende grond;
-
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij het voorbrengen van de producten of het houden van dieren geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt van de productie van gewassen;
1.7 ambachtelijk - verzorgend bedrijf
-
een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;
-
een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
-
het productieproces wordt grotendeels 'met de hand', of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
-
voor zover van laatst bedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.8 ambachtelijke bedrijvigheid
het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, als ook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen van en/of leveren van goederen;
1.9 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.14 bed & breakfast
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft bestaande uit maximaal 4 kamers; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen;
1.16 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip 'beroepsmatige activiteiten in of bij een woning', geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.17 bedrijfs - of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;
1.18 bedrijfsverandering of - beeindiging
verandering van de bedrijfsactiviteiten, een eigenaarwisseling daarop niet begrepen, dan wel het staken van bedrijfsactiviteiten gedurende ten minste 1 jaar;
1.19 bedrijfsvloeroppervlakte
de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
1.20 beeldbepalende boom
boom zoals opgenomen in de houtopstandverordening;
1.21 beeldbepalend pand
pand en/of object dat niet onder de Monumentenwet c.q. de gemeentelijke monumentenverordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand en aan het bestemmingsplan;
1.22 begeleid wonen
vorm van wonen waarbij de bewoners, al dan niet met hun samenwonende partner, in een zelfstandige woning of met andere cliënten in een gebouw wonen en de cliënten ter plaatse een aantal uren per dag of per week zorg krijgen;
1.23 belwinkel
een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel';
1.24 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.25 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.26 beroepsmatige of bedrijfsmatige werkruimten
werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatige diensten worden verricht;
1.27 bestaande bebouwing
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.28 beschermd monument
onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
1.29 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.30 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.31 Bevi-inrichting
een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting;
1.32 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.33 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.34 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.35 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;
1.36 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.40 brutovloeroppervlakte (b.v.o.)
de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.41 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.42 bijzondere woonvormen
met het wonen vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten, gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, logeerhuizen en een hospice;
1.43 coffeeshop
een alcoholvrije inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;
1.44 consumentenvuurwerk
vuurwerk voor particulier gebruik;
1.45 cultuurhistorische waarde
-
het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
-
de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied, waaronder mede begrepen architectonische waarden;
1.46 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.47 dansschool
een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en/of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek/dansevenement;
1.48 (detail)handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken hier niet onder begrepen;
1.49 detailhandel in dagelijkse goederen
detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;
1.50 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector)
detailhandel in duurzame goederen en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;
1.51 detailhandel in volumineuze goederen
een detailhandelsbedrijf in goederen dat vanwege de omvang van die goederen, dan wel de aard van die goederen, een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigt, te weten auto’s en motoren, auto- onderdelen en -banden, volumineuze kampeer- en recreatieartikelen (zoals caravans, tenten, campers en boten), inbouwkeukens, sanitair, wand- en vloertegels, grove bouwmaterialen zoals bestratingmateriaal, zand en dergelijke, zonweringen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, goederen met brand- en explosiegevaar, alsmede goederen die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met deze goederen, detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen hier niet onder begrepen;
1.52 dienstruimtes
niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals een kantine, een opslagruimte bij een bedrijf of een ondergeschikt kantoor;
1.53 dienstverlening
met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmaker, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen, met uitzondering van prostitutie;
1.54 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A) (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.55 eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.56 erf
een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een andere gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;
1.57 erftoegangsweg
een weg met gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden;
1.58 eerste bouwlaag
de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven de 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2,1 meter aanwezig c.q. mogelijk is, waar een onderhuis niet in is begrepen;
1.59 evenement
al dan niet periodiek terugkerende en/of incidentele gebeurtenissen op het gebied van sport, cultuur, kunst, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
1.60 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.61 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.62 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.63 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en/of naast elkaar gelegen woningen bevat;
1.64 gevoelige objecten
woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemers;
1.65 (groot)handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.66 groothandel in smart- en growproducten
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;
1.67 grootschalige detailhandel
een vestiging van detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 500 m², uitgezonderd detailhandel in dagelijkse goederen;
1.68 growshop
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'growshop';
1.69 handel in softdrugs
het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;
1.70 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming, het belangrijkst is;
1.71 horeca
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
1.72 hospice
verblijfhuis voor terminale patiënten;
1.73 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen, met uitzondering van detailhandel;
1.74 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;
1.75 kampeermiddelen
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.76 kamerverhuur
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;
1.77 kantoor
een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;
1.78 kap
een geheel of gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende of gebogen dakschilden met een dakhelling van ten minste 15º en ten hoogste 75º, waarbij de schuin hellende of gebogen dakschilden ten minste 50% van het dak dienen te bedekken;
1.79 kleinschalig kamperen
kamperen op een terrein waarbij ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;
1.80 kringloopwinkel
winkel die met het oog op de beperking van de afvalstromen en het hergebruik van producten afgedankte waren gratis inzamelt, sorteert, eventueel repareert en opnieuw verkoopt;
1.81 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;
1.82 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouwd zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of inftrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.83 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.84 logies
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.85 maatschappelijke voorzieningen
bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.86 milieudeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
1.87 monumentale boom
een boom die in verband met ouderdom, gaafheid en/of omvang beeldbepalende waarde heeft voor de omgeving en als zodanig is opgenomen in de gemeentelijke houtopstandverordening;
1.88 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.89 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen;
1.90 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.91 ondersteunende horeca
gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie;
1.92 opslag
opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;
1.93 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.94 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.95 patiowoning
een woning met het overgrote deel van het woonprogramma op de begane grond in verband waarmee het perceel op de begane grond geheel bebouwd kan worden op een patiotuin en eventueel een voortuin na en op de bovengelegen bouwlaag ondergeschikte bebouwingsmogelijkheden, aan de bouwmogelijkheden op de begane grond, gerealiseerd wordt;
1.96 peil
-
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, met uitzondering van woonwagens,: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
-
in alle andere gevallen, inclusief woonwagen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.97 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch en daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.98 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
-
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
-
een seksbioscoop of sekstheater;
-
een seksautomatenhal;
-
een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.99 sekswinkel
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt;
1.100 smartshop
een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'smartshop';
1.101 sociale werkplaats
een werkplaats voor mensen met een arbeidshandicap, waar ruimte wordt geboden voor al dan niet betaald beschermd werk, begeleid werk of (gevarieerde) dagbesteding, met bijbehorende kantoorruimte;
1.102 speelvoorzieningen
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten en ballenvangers;
1.103 standplaats ten behoeve van ambulante handel
een in de open lucht en op of direct aan de openbare weg grenzende ruimte of plaats, door het college aangewezen, waar in de uitoefening van handel goederen te koop worden aangeboden dan wel diensten worden aangeboden met een maximum oppervlakte van 24 m²;
1.104 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.105 straatmeubilair
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, zoals:
-
verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
-
telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
-
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 2,7 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
-
afvalinzamelsystemen;
1.106 uitwendige architectonische vormgeving
de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling;
1.107 verblijfsgebied (erftoegangswegen)
aaneengesloten gebied met woon-, winkel- of werkfuncties waarbij men het doorgaande autoverkeer weert en zorgt voor een rijsnelheid van maximaal 30 km/uur . Primair staat de verblijfsfunctie centraal.
1.108 vliegende winkels
ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine/ -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en/of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;
1.109 vliesgevel
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt;
1.110 voedselbank
een instelling die levensmiddelen inzamelt en deze levensmiddelen vervolgens uitgeeft aan een specifieke groep personen, geen detailhandel zijnde;
1.111 vuurwerkbesluit
Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb.2002, 33;
1.112 welstandsmonumentencommissie
de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de verordening inzake welstand, regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;
1.113 winterterras
een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;
1.114 woning
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;
1.115 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.116 woonwagenwoning
een op traditionele wijze gebouwd voor bewoning bestemd hoofdgebouw dat is geplaatst op een woonwagenlocatie;
1.117 zendmast
ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.118 zorginstelling
een gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden door een organisatie die onder de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) valt.
1.119 zorggerelateerde detailhandel
detailhandel in bijvoorbeeld specifieke hullpmiddelen, optiek, gehoortoestellen, bedden, trainingstoestellen, orthopedische schoenen, pruiken, drogisterij en andere, soortgelijke detailhandel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
-
de oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
-
de afstand tot zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
-
de afstand tussen hoofdgebouwen:
tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.
2.2 Specifieke regels
De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:
-
bij toepassing van een dakkapel van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak met het gevelvlak van de betreffende dakkapel als goothoogte aangemerkt;
-
bij toepassing van een afgeknot schilddak, een afgeknot zadeldak of een zadeldak met een wolfseind zoals bedoeld in bijlage 2 behorende bij deze regels, wordt de goot ter plaatse van de afknotting of de goot van het woldfseind bij het bepalen van de goothoogte niet meegerekend;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
geluidafschermende voorzieningen;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en ontsluitingspaden, kunstobjecten en -werken.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 6 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ten hoogste 3 meter mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
-
het opslaan van gebruiksklare en onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
-
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan;
-
ambulante handel is niet toegestaan.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen': uitsluitend voor volkstuinen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen binnen het totale bouwvlak niet meer mag bedragen dan 30 m²;
-
de hoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter.
-
er geen woning is toegestaan.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied;
-
groenvoorzieningen;
-
kunstwerken;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
voet- en fietspaden;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bermen en andere verkeersvoorzieningen, geluidsafschermende voorzieningen, met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder in ieder geval begrepen nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, vlaggenmasten en verlichting.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair en geluidafschermende voorzieningen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 10 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
-
het opslaan van gebruiksklare en onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan is niet toegestaan;
-
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan;
-
ambulante handel is niet toegestaan.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen in een woonwagen c.q. woonwagenwoning,
-
beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
als hoofdgebouwen binnen de bestemming uitsluitend woonwagens c.q. woonwagenwoningen mogen worden gerealiseerd;
-
de hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak;
-
per bouwvlak mag ten hoogste één woonwagen c.q. woonwagenwoning worden geplaatst;
-
de goothoogte en /of bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
-
ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd waarbij:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50% van de als 'erf' aangeduide gronden van dat bouwperceel tot een maximum van 50m2;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 meter;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 0,3 meter boven de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5 meter;
-
voor zover bijbehorende bouwwerken worden afgedekt met een kap, de dakhelling ten hoogste 60º mag bedragen;
-
voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen elders niet meer mag bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
-
ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mogen enkel andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
de huisvesting van meer dan één huishouden per standplaats niet is toegestaan;
-
het plaatsen van campers en caravans op de standplaats ten behoeve van (semi)permanente bewoning is niet toegestaan;
-
voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten geldt in aanvulling op artikel 6.1 het volgende per standplaats:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van beroeps- en/of bedrijfsmatige werkruimten in het hoofdgebouw op de standplaats mag niet meer bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de toelaatbare categorieen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
-
het gebruik naar aard met het karakter van de standplaats en de omgeving in overeenstemming dient te zijn;
-
het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die activiteiten in de bebouwing op de standplaats uitvoert, tevens de gebruiker van de woonwagen is;
-
er dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte op het perceel;
-
er geen detailhandel wordt uitgeoefend.
-
internetverkopen, waarbij het volledige assortiment alleen te bezichtingen is via internet en/of postcatalogus en levering van de producten hoofdzakelijk plaatsvindt via post- en koeriersdiensten, zijn toegestaan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bescherming van het plan
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
8.2 Bestaande afstanden en andere maten
8.3 Overschrijding van de bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
-
tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
-
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;
-
antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten en bouwwerken met een geringe oppervlakte tot een bouwhoogte van 10 m.
8.4 Percentages
Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
-
de bouw van:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³, de goothoogte ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
-
andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale bouwhoogte van 10 m;
met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning in de belangenafweging eveneens dient te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
-
het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 m mogen worden verschoven;
-
het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning geldt, dat:
-
geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;
-
slechts mag worden afgeweken op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan);
-
cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm niet is toegestaan;
-
het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:
-
met een bouwhoogte van maximaal 40 m;
-
met een hoogte van ten hoogste 10 m meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst;
met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse en bij het verlenen van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen kunnen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;
-
het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, met een bouwhoogte van maximaal 15 m.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³, een goothoogte van ten hoogste 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 6 niet kunnen worden gebouwd;
-
een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen aanvragen omgevingsvergunning bouwen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
-
het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarden bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarden gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens bij omgevingsvergunning;
-
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning voor het gebruik en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 vrijwaringszone - radar
11.2 Overig -IHCS
Ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 7' geldt ten behoeve van het opstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:
-
85 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 7';
in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Langs de Lijn van de gemeente Bergen op Zoom'
Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan
1.1 Aanleiding En Doel
Op 23 april 2015 heeft de gemeenteraad de 'Notitie Woonwagenbleid Bergen op Zoom' vastgesteld. Met het opstellen van een specifiek woonbeleid voor de doelgroep van woonwagenbewoners, wordt daadwerkelijk inhoud gegeven aan de woonbehoefte van deze specifieke doelgroep in Bergen op Zoom. Vertrekpunt voor alle keuzes is normalisatie: woonwagenbewoners hebben dezelfde rechten en plichten als alle overige burgers van onze gemeente. Iedere burger heeft recht op een schone, hele en veilige woonomgeving. Het gaat dan onder meer om het brandveiliger maken en het verbeteren van het woon- en leefklimaat.
In de notitie zijn, naast de uitgangspunten, wijzigingen voorgesteld voor de wachtlijstsystematiek om tegemoet te kunnen komen aan een aantal essentiële normen en waarden van deze doelgroep, zijn de mogelijkheden voor nieuwe locaties verkend en worden er scenario's in beeld gebracht voor de 4 grote bestaande locaties.
In onze gemeente zijn er zeven woonwagencentra, waarvan er vier als grote locatie (15-30 standplaatsen) en drie als kleine locatie (4-5 standplaatsen) kunnen worden aangeduid. Dit bestemmingsplan betreft een nieuwe locatie. En dient daarbij te voorzien in het terugdringen van de wachtlijst voor standplaatsen binnen de gemeente Bergen op Zoom. In dit bestemmingsplan is het planologisch kader zoals opgenomen in de 'Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom' verwerkt.
Het bestemmingsplan “Langs de Lijn” bestaat uit drie delen: een (digitale) verbeelding, waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels, waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen, en een toelichting, waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het (juridisch) bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt ten zuiden van het stadscentrum van Bergen op Zoom en maakt deel uit van het westelijk deel van de nieuwbouwwijk de Markiezaten. Het plangebied wordt globaal begrensd door:
-
De Verlenging in het westen;
-
Buitenspel in het oosten;
-
de locatie van het Aventurijncollege aan De Verlenging 10 in het noorden;
-
Langs de Lijn in het zuiden.
Afbeelding: globale ligging plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Onderhavig bestemmingsplan 'Langs de Lijn' vervangt het volgende voor het plangebied vigerende bestemmingsplan:
Bestemmingsplan | Vaststellingsbesluit | Onherroepelijk |
De Markiezaten | 21-04-2016 | 05-07-2016 |
1.4 Opzet
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Ruimtelijk kader (hoofdstuk 2)
In hoofdstuk 2 wordt de huidige ruimtelijke situatie van het plangebied geanalyseerd en beschreven. Daarbij wordt eerst ingegaan op de stedenbouwkundige en functionele structuur van het totale plangebied. Vervolgens worden de uitgangspunten geformuleerd.
Beleidsaspecten (hoofdstuk 3)
In dit hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten in beeld gebracht. Er wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Onderbouwing op onderdelen (hoofdstuk 4)
In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk kader uit hoofdstuk 2 op onderdelen nader onderbouwd. Deze nadere analyse beschrijft per onderdeel de consequenties van het voorgestelde ruimtelijk kader.
Milieuaspecten (hoofdstuk 5)
In hoofdstuk 5 worden de milieuaspecten als gevolg van het voorgestelde ruimtelijk kader nader omschreven.
Bestemmingsregeling (hoofdstuk 6)
Op basis van de voorgaande hoofdstukken is de bestemmingsregeling opgesteld (verbeelding en regels). In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de overwegingen en uitgangspunten van de bestemmingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende regels. Voor wat betreft de opzet van de bestemmingsplan methodiek is aangelsoten op de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de bijbehorende Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP 2012).
Uitvoeringsaspecten (hoofdstuk 7)
In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de uitvoering van het plan. Ingegaan wordt op de aspecten economische uitvoerbaarheid en handhaving.
Resultaten inspraak en overleg (hoofdstuk 8)
Dit hoofdstuk behandelt de wijze waarop het plan voorgelegd is aan de inwoners en instellingen. De resultaten van de inspraak- en overlegprocedure zijn in dit hoofdstuk vermeld.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Structuur
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
Het plangebied maakt deel uit van het nieuwe woongebied De Markiezaten. De wijk De Markiezaten is gelegen in de zuidelijke stadsrand van Bergen op Zoom. De Markiezaten sluit aan de omliggende woongebieden Fort/Zeekant in het noorden, Nieuw-Borgvliet en Langeweg in het oosten en de Bergse Plaat in het westen. In zuidelijke richting grenst de wijk De Markiezaten aan het natuurlijke buitengebied.
Binnen De Markiezaten is ruimte voor circa 1600 woningen waarvan er circa 400 al zijn gerealiseerd, verdeeld over diverse deelplannen. Naast deze woningbouw zijn ook al een sportpark, diverse scholen en een supermarkt aanwezig.
Het plangebied 'Langs de Lijn' is gesitueerd bij het sportpark Markiezaten, aan de noordzijde van de wijk. In dit sportpark bevinden zich voetbal- en tennisvelden. Op een noordelijk aangrenzend perceel is het Aventurijncollege, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, gevestigd. Op een ander aangrezend perceel, aan de oostzijde, heeft de scoutingvereniging Menno van Coehoorn zijn basis.
2.2 Stedenbouwkundige Visie
2.2.1 Uitgangspunten Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom
Als input voor nieuw beleid is bij alle bestaande woonwagenlocaties in Bergen op Zoom bekeken wat er goed en wat er minder goed gaat. Hieruit blijkt dat hoe groter de woonwagenlocaties is, hoe meer ongewenste situaties er plaatsvinden. Aanvankelijk is als uitgangspunt genomen dat de woonwagenlocaties uit maximaal 4 standplaatsen zouden moeten bestaan. Na overleg met de bewoners, waarin aandacht is gevraagd voor het wonen in familieband en de gewenste sociale controle en onderlinge zorg, is gekozen voor maximaal 8 standplaatsen per locatie.Het genoemde maximum van 8 standplaatsen is mede gebaseerd op ingewonnen advies van het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC).
Bij de uitwerking van nieuwe woonwagenlocaties zijn enkele aandachtspunten meegegeven:
-
Er wordt gestreeft naar meer spreiding van (nieuwe) woonwagenlocaties binnen de gemeente.
-
De situering van een nieuwe woonwagenlocatie mag niet te geïsoleerd zijn, los van overige bebouwing of voorzieningen in de wijk.
-
Een nieuwe woonwagenlocatie is bij voorkeur te situeren binnen een woonwijk en vanwege de gewenste kleinschaligheid te bestaan uit maximaal 8 standplaatsen.
-
De standplaatsen dienen allen direct aan de openbare doorgaande weg gelegen te zijn.
-
Een nieuwe woonwagenlocatie is te worden voorzien van een duidelijke herkenbare (fysieke) begrenzing.
-
De standplaatsen zijn in het zicht te situeren van/langs een openbare weg, bij voorkeur doorgaand.
-
Er wordt binnen de gemeente een minimale voorraad van 10 huurwoonwagens aangehouden.
De beoogde nieuwe woonwagenlocatie 'Langs de Lijn' is zorgvuldig op deze aandachtspunten geselecteerd en uitgewerkt.
2.2.2 Stedenbouwkundige inpassing en uitwerking nieuwe woonwagenlocatie 'Langs de Lijn'
De locatie voor de beoogde nieuwe woonwagenlocatie 'Langs de Lijn' maakt deel uit van het sportpark Markiezaten waar aangrenzend tevens het Aventurijncollege is gesitueerd. Deze wijkvoorzieningen genereren veel dagelijks bezoek en gebruik en daarmee ook veel (sociaal) toezicht.
Het sportpark ligt bovendien centraal tussen diverse woonwijken / buurten en daarmee zal de nieuwe woonwagenlocatie ook voldoende onderdeel uitmaken van de wijk/buurt/woonomgeving. Voor de ruimtelijke inpassing is gezocht naar een heldere opzet waarbij met grondwallen een afscherming wordt bereikt naar het spoor (geluid) en sportvelden (licht en geluid), zonder dat de locatie compleet wordt ingepakt.
De open opzet met een gezamenlijk voorterrein zorgt voor een helder adres aan het bestaande parkeerterrein Langs de Lijn. Vanuit de entree is direct zich op alle standplaatsen mogelijk. Het voorterrein heeft tevens aansluiting op de Verlenging zodat een eenvoudige lusontsluiting ontstaat. Dit is praktisch voor de bewoners, het dienstverlenend verkeer, het toezicht en het zwaardere verkeer (voor bijvoorbeeld verhuiswagens).
De voorgestelde opzet van 8 standplaatsen (2 x 4) voldoet aan de brandweereisen en biedt de gewenste
onderlingen sociale samenhang. Het gezamenlijk voorterrein heeft voldoende maat voor een dertiental parkeerplaatsen ten behoeve van de bewoners en biedt naast voldoende beschutting en groenaankleding (enkele bomen) ook een verblijfsplek voor spelen op straat. Het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de gebruikers van het sportpark blijft zodoende intact.
Op het resterende perceel is voorzien aan de noordzijde voorzien in de mogelijkheid van proeftuinen voor onderwijs/maatschappelijke instellingen. Dit versterkt de samenhang tussen de diverse functies in de omgeving.
Afbeelding: stedenbouwkundige opzet Langs de Lijn
2.2.3 UItwerking in het bestemmingsplan
Stedenbouwkundig
Er is gekozen voor een open opzet en een gezamenlijk voorterrein, waarbij een helder adres aan het bestaande parkeerterrein Langs de Lijn gecreëerd wordt. Vanuit de entree is direct zicht op alle standplaatsen mogelijk. Het voorterrein heeft tevens aansluiting op de Verlenging, zodat een eenvoudige lusontsluiting ontstaat. Dit is praktisch voor de bewoners, het dienstverlenend verkeer, het toezicht en het zwaardere verkeer (voor bijvoorbeeld verhuiswagens). De locatie wordt zorgvuldig ingepast in het groen en met een geluidswerende aarden wal aan de west- en oostzijde.
De voorgestelde opzet van 8 standplaatsen in twee clusters van 4, voldoet aan de brandweereisen (Bouwbesluit) en biedt de gewenste onderlinge sociale samenhang. Het gezamenlijk voorterrein heeft voldoende maat voor een dertiental parkeerplaatsen ten behoeve van de bewoners en biedt tevens voldoende beschutting en groenaankleding (enkele bomen) als verblijfsplek met spelen op straat/erf. Het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de gebruikers van het sportpark blijft zodoende intact.
Voor de toegestane bebouwing is aansluiting gezocht met een eigentijdse maatvoering van woonwagens. Dit betekent een bouwvlak van 6 bij 12 meter en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter.
Op een restperceel aan de noordzijde is voorzien in de mogelijkheid van proeftuinen voor onderwijs- en/of maatschappelijke instellingen. Dit versterkt de samenhang tussen de diverse functies in de omgeving. Hiervoor heeft zich Fort Smakelijk gemeld met het initiatief dit te gebruiken als moestuin. Een aantal onderwijsinstellingen in de buurt waaronder het Kwadrant en de Kameleon hebben belangstelling om met hun leerlingen hieraan deel te nemen.
Brandveiligheid
De regelgeving rond brandveiligheid is met name gericht op twee aspecten: veiligheid van personen en beheersbaarheid van de brand. Bij de brandveiligheid van woonwagens spelen diverse factoren een rol: de bouwtechnische eigenschappen van de woonwagen, de aankleding, inrichting en het gebruik van de woonwagen en het gebruik van de ruimte rond de woonwagen.
Net als een woning is een woonwagen bouwkundig gezien brandveilig als deze voldoet aan de bouwtechnische eisen voor bestaande bouw van het Bouwbesluit 2012. De brandveiligheidseisen bepalen de weerstand die een bouwwerk moet kunnen bieden tegen brand en de tijd voordat de brand kan overslaan naar een ander bouwwerk. Op basis van het Besluit geldt dat in een brandcompartiment ten hoogste vier woonwagens en nevenfuncties daarvan met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m² naast elkaar liggen.
Op bouwtechnische gronden kan niet altijd worden voorkomen dat brand overslaat van de ene woonwagen naar de andere. Dit kan wel voorkomen worden door voldoende afstand tussen de woonwagens aan te houden. In de praktijk zou een onderlinge afstand van 5 meter brandveilig genoeg moeten zijn. Door de woonwagens te clusteren in kleine groepjes van maximaal 4 met een onderlinge minimale afstand tussen de woonwagens van 5 meter alsook tussen de clusters wordt een brandveilige situatie nagestreefd.
Met de regeling zoals opgenomen in dit bestemmingsplan wordt de brandveiligheid van de woonwagenlocaties, die de gemeente van essentieel belang acht, gewaarborgd. In het kader van 'Schoon, heel en veilig' zorgt de gemeente ervoor dat nergens binnen het plangebied sprake is van meer dan 4 direct naast elkaar gelegen woonwagenstandplaatsen.
Verkeersontsluiting
De standplaatsen wordt aan de zuidzijde omsloten via de weg 'Langs de Lijn' en worden via doortrekking van de weg richting het noordwesten aangesloten op de weg 'De Verlenging'.
Milieutechnische beperkingen
Rekeninghoudend met de milieutechnische beperkingen door onder andere de nabijheid van het spoor en mogelijke (licht- en geluid)hinder van de sportvelden is het mogelijk acht standplaatsen te realiseren.
Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota's op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte.
Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. voor een aanpak die Nederland concurrerend, leefbaar en veilig maakt, is volgens het Rijk een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegenen brengen die het aangaan (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies ('decentraal, tenzij - principe'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.
Op basis van de genoemde ambities komt het Rijk tot drie rijksdoelen:
-
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke-economische structuur van Nederland;
-
het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
-
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen geformuleerd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is. Het gaat hier om het volgende:
-
Een excellente ruimtelijke-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren
-
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie
-
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen
-
Efficiënt gebruik van de ondergrond
-
Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen
-
Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem
-
Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen
-
Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
-
Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling
-
Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
-
Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
-
Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten
-
Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan is niet strijd met de hierboven besproken rijksbeslangen en geeft hier, voor zover aan de orde, uitvoering aan.
3.1.2 Ladder van duurzame verstedelijking
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen, die voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Met behulp van de handreiking is de ladder voor duurzame verstedelijking toegepast
Trede 1 Bepalen regionale vraag naar ruimte
Bij iedere nieuwe stedelijke ontwikkeling dient te worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Op regionaal niveau hebben de gemeenten in de regio West-Brabant (Bergen op Zoom, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen en Woensdrecht + Tholen) in samenwerking met de Provincie Noord-Brabant de Regionale Agenda Wonen op gesteld. Deze jaarlijks geactualiseerde woonagenda formuleert vanuit de actuele ontwikkelingen op de regionale woningmarkt de gezamenlijke regionale opgaven die de regio met de provincie jaarlijks wil oppakken. De actuele thema’s betreffen regionale woningbouwafspraken voor een periode van circa 10 jaar, waarin gemeenten toewerken naar een programma conform de prognose. Het betreft vooral procesafspraken. Tweejaarlijks informeren gemeenten elkaar over de ontwikkeling van de harde plancapaciteit, vooral in relatie tot de afspraken over harde plancapaciteit. Aan het eind van ieder jaar wordt afspraken geactualiseerd. Gemeenten nemen een regierol op en brengen marktpartijen bij elkaar om (individueel of samen) om vraag en aanbod beter af te stemmen. Met het beleidsplan Wonen geeft Bergen op Zoom invulling aan die afspraak.
Voor het totale grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom is onderzoek verricht naar mogelijke nieuwe woonwagenlocaties. In totaal zijn hiertoe zo´n 30 locaties onderzocht. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de in de ´Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom´ voorgestelde vier locaties.
In het bestemmingsplan ´Markiezaten´ was aan de Sportlaan een locatie gedacht voor zes standplaatsen. Deze locatie was gesitueerd nabij de spoorlijn Roosendaal - Vlissingen. Om milieutechnische gronden is de locatie in noordelijke richting verplaatst, naar Langs de Lijn.
De in dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling kan gezien worden als voorzetting van voorziene planologische mogelijkheden hiervoor in het bestemmingsplan "De Markiezaten". De nieuwe woonwagenstandplaatsen voorzien gedeeltelijk in de toekomstige verplaatsing van woonwagens van de bestaande woonwagenlocaties in Bergen op Zoom. Daarnaast zijn enkele standplaatsen benodigd voor het verkleinen van de wachtlijst.
Trede 2 Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied
Bij trede 2 moet de beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied binnen de regio worden vastgesteld.
Voor 6 van de 8 standplaatsen betreft het een bestaande ontwikkelingsmogelijkheid die voortvloeit uit de geldende planologische kaders. De overige twee standplaatsen betreft een nieuwe ontwikkeling die voortvloeit uit de 'Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom'. De ontwikkeling voorziet in het terugdringen van de wachtlijst voor standplaatsen binnen de gemeente Bergen op Zoom. Het plangebied voldoet daarbij aan de uitgangs- en aandachtspunten zoals genoemd in deze notitie. Het plangebied is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied zoals dit ook is vastgelegd in de Verordening Ruimte.
Trede 3 Bouwen buiten stedelijk gebied
De regionale behoefte is op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Trede drie is niet aan de orde.
3.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld en is op 1 januari 2011 in werking getreden. Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De belangrijkste beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid tot 2025. Met de structuurvisie vindt de provincie de balans tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Het stellen van heldere kaders biedt daarbij duidelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen of voor een efficiënte uitvoering.
De structuurvisie beschrijft een aantal trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen. Daarnaast beschrijft de structuurvisie de onderscheidende kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Op basis van de beschreven trends en kernkwaliteiten geeft de structuurvisie ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Daardoor dragen ontwikkelingen bij aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes geven invulling aan het streven naar ruimtelijke kwaliteit en zijn van provinciaal belang.
Op basis van de structuurvisie is onderhavig plangebied gelegen in het stedelijk concentratie gebied. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Het onderhavige plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke regio Bergen op Zoom en Roosendaal. Met de provincie maken gemeenten in regionaal verband afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma. De provincie vindt het daarnaast belangrijk dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen, het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Dit betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen.
Afbeelding: uitsnede Structuurvisie
Conclusie
Het beleid is gericht op het ontwikkelen, ordenen, beschermen, regionaal samenwerken, stimuleren van bedrijven, voorzieningen en wonen ten behoeve van onder andere zorgvuldig ruimtegebruik. De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het 'aansnijden van nieuwe ruimte' voor verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte betekent ook dat er aandacht is voor de kwalitatieve vraag naar woon- en werklocaties; het is soms nodig nieuwe ruimte aan te snijden om in de kwalitatieve vraag te voorzien. Door meer aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen. De structuurvisie geeft aan dat bestaande ontwikkelingsmogelijkheden binnen een gebied worden gerespecteerd. Het onderhavige plan is daarmee niet in strijd met de provinciale structuurvisie.
Verordening ruimte 2014
De Verordening ruimte 2014 is op 14 maart 2014 vastgesteld door Provinciale Staten. De verordening draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de structuurvisie en bevat hiertoe instructieregels die voor gemeenten van belang zijn bij het opstellen van hun bestemmings- plannen.
De Verordening ruimte 2014 omvat diverse wijzigingen ten opzichte van de Verordening 2012. Deze hebben in hoofdzaak betrekking op:
-
vereenvoudiging en verduidelijking: de opbouw is gewijzigd waardoor ze beter aansluit bij de systematiek van de bestemmingsplannen. Daarnaast is er gekozen voor een directer taalgebruik met meer opsommingen, eenvoudigere zinnen en herkenbare formuleringen.
-
wijzigingen vanwege het rijksbeleid: met de vaststelling van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is het rijksbeleid gewijzigd. Dat heeft ook gevolgen voor de kaders die in de provinciale verordening zijn opgenomen.
-
wijzigingen vanwege het landbouwbeleid: deze hebben in hoofdzaak betrekking op het beleid voor veehouderijen en de transitie naar zorgvuldige veehouderij en het beleid rond mestverwerking.
-
wijzigingen vanwege het natuurbeleid: deze wijziging heeft met name betrekking op het compensatiebeleid.
-
overige wijzigingen: er zijn diverse wijzigingen doorgevoerd vanuit praktijkervaringen.
Afbeelding. Uitsnede Verordening ruimte 2014.
Het plangebied is gelegen in het stedelijk concentratiegebied Bergen op Zoom. Derhalve zijn voor het plan de speerpunten concentratie van verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik en meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit aan de orde. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De verordening vereist dat in de gemeentelijke planvorming wordt verantwoord dat de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk worden benut. Deze verantwoording dient gebaseerd te zijn op concreet beleid vastgelegd in een gemeentelijke structuurvisie. Het accent ligt op inbreiden en herstructureren. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut. Door verschillende functies op een locatie te combineren kan extra ruimtebeslag worden voorkomen of beperkt. In stedelijke gebieden is dit mogelijk door het combineren van functies als wonen, werk en zorg. Bij de nieuwbouw van woningen is regionale afstemming vereist. Het wonen wordt namelijk steeds meer gezien als een regionale opgave en de noodzaak om met betrekking tot woningbouw tot regionale afstemming te komen wordt alleen maar groter.
Conclusie
Het bestemmingsplan 'Langs de Lijn' bestaat uit het toevoegen van beperkte woningbouw, in de vorm van enkele woonwagenstandplaatsen, te midden van een cluster aan maatschappelijke functies. In het voorgaande bestemmingsplan 'De Markiezaten' waren 6 van de 8 standplaatsen in de nabijheid van deze locatie reeds planologisch voorzien. Het beleid in de Verordening ruimte vormt geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Bergen op Zoom 2030
De op 22 september 2011 door de gemeenteraad van Bergen op Zoom vastgestelde Structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. De planhorizon van de structuurvisie reikt tot 2030. Binnen die termijn moet rekening worden gehouden met een lichte bevolkingskrimp als geheel, maar vooral ook met een daling van de beroepsbevolking door een toenemende vergrijzing. In het document wordt onder meer ingegaan op hoe verder te gaan met de reeds in gang gezette woonprojecten, de toekomst van de bedrijventerreinen, de fysieke infrastructuur, de recreatieve potenties, het water en het groen in en rondom de stad.
In de structuurvisie wordt het plangebied aangemerkt als 'Woongebied in afbouw of oprichting'. Voor de typering 'Woongebied in afbouw of oprichting' geldt dat er wordt ingezet op afbouw van de woonwijken De Markiezaten, Schelde Veste, het Groene Gordijn en De Schans. Onderlinge afstemming en monitoring dienen plaats te vinden om complementariteit te doen ontstaan. Verder wordt de afbouw van kleinschaligere projecten zoals Bloemendaal II te Lepelspraat en de realisatie van diverse ruimte-voor-ruimtelocaties voorgestaan.
De aanduiding 'steilrand' betreft de steilrand van de Brabantse Wal, een abrupte overgang van de hoger gelegen zandgronden met de lagere zeekleipolders die aangemerkt is als aardkundig waardevol. De steilrand kan verder benut worden voor de recreatieve kwaliteit van de gemeente. Het beleid is erop gericht de steilrand als beeldmerk van de Brabantse Wal meer zichtbaar en beleefbaar te maken bijvoorbeeld door de aanleg van een langslopend wandel- en fietspad.
Afbeelding. Uitsnede structuurvisiekaart Structuurvisie Bergen op Zoom 2030.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de toekomstige standplaatsen niet expliciet in de Structuurvisie worden genoemd, maar onderdeel vormen van de afbouw van de woonwijk De Markiezaten. Het plan is daarmee niet strijdig met het beleid zoals verwoord in de Structuurvisie.
Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan Bergen op Zoom 2007-2017 is een kadernota die gebruikt dient te worden bij de ontwikkeling van plannen en projecten in de ruimtelijke ordening van de gemeente Bergen op Zoom. Het doel van deze nota is het ontwikkelen van een duurzame groenstructuur voor de kernen van de gemeente voor de komende tien jaar. De opgave is de structuren te verbinden en te (her)structureren zodanig dat zij samen de robuuste groene structuur gaan vormen. Het Groenstructuurplan beschrijft sfeerbeelden voor het groen in wijken en buurten, waarop het beheer afgestemd wordt. Er ligt vanuit het Groenstructuurplan geen concrete opgave voor het onderhavige plangebied.
Verkeersplan
Het Verkeersplan dat door de gemeenteraad op 30 juni 2014 is vastgesteld geeft een visie voor het verkeersbeleid van de komende jaren. De gemeente Bergen op Zoom heeft als belangrijk doel dat zij de bereikbaarheid in de woongebieden, centra en bedrijventerreinen in en naar de gemeente in stand wil houden en waar nodig verbeteren. Tegelijkertijd wil de gemeente de verkeersdruk in de woongebieden en op de centrumwegen verminderen. Om de negatieve verkeersgerelateerde milieueffecten te beperken en de verkeersveiligheid te vergroten moet zoveel mogelijk het (doorgaande) verkeer via de weg van de hoogste categorie (gebiedsontsluitings- en stroomwegen) worden afgewikkeld. De voorkeur gaat hierbij uit naar het (beter) benutten van de reeds bestaande infrastructuur in tegenstelling tot de aanleg van geheel nieuwe infrastructuur (uitzondering hierop vormt de Randweg Zuid). In dit Verkeersplan komen de aspecten bereikbaarheid en leefbaarheid samen in het streven naar een evenwichtige verkeerstructuur, waarin alle weggebruikers (inwoners, werknemers en bezoekers) zich veilig over een goed uitgeruste structuur voor alle verkeerssoorten kunnen begeven. De hinder van verkeer moet tot een minimum worden beperkt. Verder verplaatsen mensen zich op een zo schone, veilige en efficiënte manier, wat net zo goed geldt voor het transport van goederen. Fiets en openbaar vervoer spelen hierin een belangrijke rol. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan een duurzaam Bergen op Zoom.
Er ligt vanuit het Verkeersplan geen concrete opgave voor het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de relevante verkeersaspecten.
Beleidsplan Wonen 2014-2018
Op 27 februari 2014 heeft de raad het Beleidsplan Wonen 2014-2018 vastgesteld. Het beleidsplan heeft het motto ‘Goed wonen voor iedereen’ waarbij vraag en aanbod op elkaar moeten aansluiten en zorgen voor een realistische woningbouwplanning.
Met het Beleidsplan Wonen 2014-2018 wordt aangesloten bij actuele ontwikkelingen en wordt ingezet op:
-
Een goed woon- en leefklimaat voor iedereen;
-
Een realistische woningbouwportefeuille, zowel kwantitatief als kwalitatief, waarbij het aanbod aansluit op de vraag;
-
Een flexibeler houding onder bepaalde voorwaarden bij nieuwe kleinschalige woningbouwinitiatieven die zich aandienen;
-
Behoud en versterking van de bestaande woningvoorraad;
-
Behoud en versterking van regionale afstemming met de regio West-Brabant;
-
Integrale en continue afstemming met (lokale) marktpartijen.
Het uitgangspunt is om de stad te ontwikkelen tot een complete stad. Hierbij zal vooral wordt ingezet op de bestaande stad en kernen. De grote uitleglocaties hebben geen prioriteit, maar moeten wel een goede afronding krijgen. Met het bieden van een compleet aanbod aan woonmilieus probeert de gemeente een aantrekkelijk woon- en leefklimaat te creëren, waardoor het samen met flankerend beleid voor bedrijvigheid en onderwijs ook aantrekkelijker wordt om zich in de gemeente te vestigen.
Op kwantitatief niveau betekent dit dat we voorkeur geven aan locaties die passen bij bovenstaande visie. In dit beleidsplan wordt geconstateerd dat er tot 2020 ruimte is voor ca. 1.400 woningen, waarbij de gemiddelde afzet per jaar 200 woningen is. De ambities liggen echter hoger. Door voorkeursontwikkelingen te benoemen die gezamenlijk ca 1.400 woningen behelzen en door te adviseren om bepaalde ontwikkelingen later in de tijd uit te faseren, creëren we een realistischer programma en ontstaat er zelfs wat ruimte om aan nieuwe initiatieven, onder duidelijke voorwaarden, medewerking te verlenen.
Het gemeentleijk woonbeleidz et in op een goed woon- en leefklimaatr voor iedereen. Met realisatie van een nieuwe woonwagenlocatie wordt hieraan uitvoering gegeven en wordt er werk gemaakt van het bieden van huisvestingsmogelijkheden voor deze doelgroep.
Waterplan
Voor de gemeente Bergen op Zoom is in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Het opstellen van het plan heeft plaatsgevonden in samenwerking met alle betrokken waterpartners en is in februari 2002 vastgesteld. Op basis van de uitgangspunten van het waterplan is het vigerende Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) van kracht geworden in 2003. Dit plan is geactualiseerd en als verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) in februari 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Het waterplan besteedt integraal aandacht aan de ontwikkelingen en problemen op het gebied van watersystemen en waterketen. Het watersysteem bestaat uit hemel-, grond- en oppervlaktewater. De waterketen omvat alle drink- en afvalwater, kortom alle water in de buis. Met het waterplan willen de waterpartners het beleid meer op elkaar afstemmen. Bovendien willen ze gezamenlijk werken aan het herstel van veilige, gezonde, duurzame en veerkrachtige watersystemen en een duurzame, samenhangende waterketen. Daarbij staat centraal de verbetering van het leefmilieu van mens, dier en plant alsmede het evenwicht in economische en ecologische ontwikkelingen.
Vanuit de gezamenlijke beleidsplannen is een visie voor de gewenste situatie in 2050 (streefbeeld) ontwikkeld voor het waterplan. Vervolgens zijn aan de hand van het streefbeeld de ambities voor de lange, korte en middellange termijn vastgelegd. Kernelementen van het streefbeeld c.q. de lange termijn ambitie zijn:
-
schoon oppervlaktewater en waterbodem;
-
schoon grondwater;
-
evenwichtige flora en fauna;
-
water vasthouden en bergen;
-
voorkomen wateroverlast;
-
alleen afvalwater zuiveren (geen regenwater via de riolering transporteren/lozen);
-
duurzame watervoorziening (beperkt drinkwatergebruik en water op maat).
In het watersysteem van de gemeente Bergen op Zoom zijn 7 stroomgebieden te onderscheiden. Voor elk stroomgebied is de huidige situatie bepaald en een toetsing aan de ambities uitgevoerd om de maatregelen te formuleren. In de stedelijke wateropgave van de gemeente uit 2009 is het betreffende waterbeleid herbevestigd en geactualiseerd met betrekking tot de beleidsdoelstellingen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en de gestelde normen met betrekking tot het voorkomen van wateroverlast in relatie tot de klimaatverandering. Alle te nemen maatregelen zijn vervolgens nader omschreven in het vijfjaarlijks te actualiseren rioleringsplan van de gemeente.
Er ligt vanuit het Waterplan geen concrete opgave voor het betreffende plangebied. In de waterparagraaf in hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect water.
Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen
In het kader van het uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011 is een gevoeligheidsanalyse groepsrisico voor bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uitgevoerd. In de analyse, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 6 maart 2012, zijn de toekomstplannen van de gemeente uit de structuurvisie getoetst op ‘groepsrisico’; dit wel zeggen dat per Bevi-bedrijf - bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken - is berekend wat in de toekomst de gevolgen zijn voor de omgeving van het bedrijf, als er een incident zou plaatsvinden.
Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat de toekomstplannen niet leiden tot een toename van het groepsrisico. Daarnaast blijkt dat diverse grootschalige ontwikkelingen tegelijkertijd mogelijk zijn zonder dat een knelpunt voor groepsrisico ontstaat. Zolang nieuwe of herziene bestemmingsplannen passen binnen de structuurvisie, zal het plan geen gevolgen hebben voor het groepsrisico.
In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.
Notitie Woonwagenbeleid Bergen op Zoom
Op 15 augustus 2014 is de woonwagencultuur aangewezen als immaterieel cultuur erfgoed. Onder meer wordt de cultuur bepaald door te willen wonen in familieverband. Met het opstellen van een specifiek woonbeleid voor de doelgroep van woonwagenbewoners, wordt recht gedaan aan de aanwijzing tot immaterieel erfgoed en het gewenste behoud hiervan.
Op 23 april 2015 heeft de gemeenteraad de 'Notitie Woonwagenbleid Bergen op Zoom' vastgesteld. Met het opstellen van een specifiek woonbeleid voor de doelgroep van woonwagenbewoners, wordt daadwerkelijk inhoud gegeven aan de woonbehoefte van deze specifieke doelgroep in Bergen op Zoom. Vertrekpunt voor alle keuzes is normalisatie: woonwagenbewoners hebben dezelfde rechten en plichten als alle overige burgers van onze gemeente. Iedere burger heeft recht op een schone, hele en veilige woonomgeving. Het gaat dan onder meer om het brandveiliger maken en het verbeteren van het woon- en leefklimaat.
In de Notitie zijn, naast de uitgangspunten, wijzigingen voorgesteld voor de wachtlijstsystematiek om tegemoet te kunnen komen aan een aantal essentiële normen en waarden van deze doelgroep, zijn de mogelijkheden voor nieuwe locaties verkend en worden er scenario's in beeld gebracht voor de 4 grote bestaande locaties. Er is hierbij door de raad besloten tot de aanleg van 2 nieuwe woonwagenlocaties. De locatie 'Langs de Lijn' is er hier 1 van.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in het terugdringen van de wachtlijst voor standplaatsen op woonwagenlocaties binnen de gemeente Bergen op Zoom. De uitgangspunten en criteria zoals opgenomen in de 'Notitie Woowagenbeleid Bergen op Zoom' zijn daarbij leidend geweest.
Hoofdstuk 4 Onderbouwing Op Onderdelen
In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke kader en de hierin geformuleerde uitgangspunten op de relevante onderdelen nader onderbouwd. Aan bod komen verkeer en groen, flora en fauna en water.
4.1 Verkeer
Wegenstructuur en ontsluiting
De locatie is ontsloten via Langs de Lijn. De wegen binnen het plangebied zelf zijn bestemd tot verblijfsgebied (erftoegangswegen). Deze wegen maken de erven toegankelijk. Op wegen met een erftoegangsfunctie, ofwel de verblijfsgebieden, staat de verblijfsfunctie centraal. Hier ontmoeten alle verkeersdeelnemers elkaar. De snelheid van het verkeer dient hier laag te zijn (30km/h). Binnen de erftoegangswegen kan wel verschil in verkeersintensiteit zijn.
De locatie heeft tevens aansluiting op de Verlenging zodat een eenvoudige lusontsluiting ontstaat. Dit is praktisch voor de bewoners, het dienstverlenend verkeer, het toezicht en het zwaardere verkeer (voor bijvoorbeeld verhuiswagens).
Parkeren
Ten aanzien van parkeernormen gaat de gemeente Bergen op Zoom uit van de (actuele) Nota Parkeernormering. Het gezamenlijk voorterrein heeft voldoende maat voor een dertiental parkeerplaatsen ten behoeve van de bewoners. Het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de gebruikers van het sportpark blijft zodoende intact.
4.2 Groen
De nieuwe locatie ligt op dit moment braak en biedt daarmee kansen de openbare ruimte in te richten. Er wordt ingezet op een groene aankleding langs de randen, zodat een goede inpassignn aar de omgeving wordt gecreeerd. Er wordt daarnaast voorzien in voldoende beschutting en groenaankleding als verblijfsplek met spelen op straat en erf. Tussen de huidige gronden van het Aventurijncollege en de toekomstige standplaatsen is sprake van een restperceel. Op dit restperceel wordt de mogelijkheid geboden van proeftuinen.
4.3 Flora En Fauna
Sinds 2002 is een groot deel van de inheemse planten- en diersoorten via de Natuurbeschermingswet (Flora- en Faunawet) beschermd. In deze wet is bepaald dat, voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen die van invloed kunnen zijn op de bestaande flora en fauna, onderzoek plaats dient te vinden naar de aanwezige flora en fauna. Als de ruimtelijke ingrepen significant negatieve gevolgen hebben ten aanzien van de instandhouding van beschermde soorten zullen mitigerende, dan wel compenserende maatregelen getroffen moeten worden.
Het plangebied omvat verstedelijkt gebied binnen de bebouwde kom, waarmee het voorkomen van beschermde soorten beperkt is. Het uitvoeren van een onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet wordt gelet op het voorgaande niet noodzakelijk geacht.
Er worden, gezien de ligging, geen nadelige effecten op beschermde gebieden dan wel soorten verwacht.
4.4 Water
Beleid gemeente
De gemeente Bergen op Zoom heeft in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Dit plan is opgesteld in samenwerking met alle betrokken waterpartners en zowel door de gemeenteraad als het waterschapsbestuur in 2002 vastgesteld. De meeste uitgangspunten van het waterplan zijn nog steeds van kracht en bovendien nader uitgewerkt in het geactualiseerde verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) dat in februari 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Bovendien heeft de gemeente sinds de inwerkingtreding van de wet gemeentelijke watertaken (2008) verschillende zorgplichten ten aanzien van water in het stedelijk gebied. Het gaat om de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Voor het stedelijk afvalwater is deze zorgplicht uitgewerkt in het vigerende vGRP. De zorgplichten voor hemel- en grondwater komen voor de gemeente pas om de hoek kijken als grondeigenaren zelf niet voor een adequate verwerking van het water kunnen zorgen. In deze gevallen dient de gemeente voor voorzieningen te zorgen waarop particulieren kunnen aansluiten. Belangrijke voorwaarde is wel dat de maatregelen doelmatig zijn. Welke maatregelen worden getroffen, is zeer sterk locatie-afhankelijk. Zo zijn andere maatregelen nodig als de grondwaterstand laag is en er sprake is van een zandige bodem dan wanneer de bodem uit klei bestaat en het grondwater in een groot deel van het jaar reikt tot aan het maaiveld. Gezamenlijk met het waterschap dient hieromtrent een juiste (lees passende) keuze te worden gemaakt. Een passende aanpak is vastgelegd in de nota Watertaken: Gemeentelijke Wateropgave Bergen op Zoom, daterend uit 2009.
Tenslotte zorgt de gemeente voor de ruimtelijke inpassing van de diverse voorzieningen voor het waterbeheer. Ook in dat opzicht wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met noodzakelijke voorzieningen vanuit zowel het integraal waterbeleid als het rioleringsplan.
Beleid Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits- en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.
Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2016-2021, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Belangrijke speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie. Bovendien richt het waterschap met genoemde hoofdlijnen van het waterbeheer zich in toenemende mate op de samenwerking met de mogelijkheid in de verbinding meer maatwerk toe te passen, voor zover doelmatig.
In een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend”, heeft het waterschap aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid. Verder heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor diverse ingrepen met betrekking tot de waterhuishouding een ontheffing of watervergunning gerelateerd aan de Keur van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de ‘beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater’.
Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader hebben waterschap en gemeente vooroverleg gevoerd, waaruit de volgende doelen, uitgangspunten en criteria voor dit plan zijn afgesproken:
-
Een duurzame benadering van de waterstromen in relatie tot de ruimtelijke functie van het gebied;
-
Voldoende aandacht voor kwaliteitsgarantie van (aansluitingen) schoon en vuil water in relatie tot het aanwezige oppervlaktewater.
Beschrijving huidige situatie
Het betreffende, qua bestemming te actualiseren, plangebied is onderdeel van een gedeelte van de stad Bergen op Zoom, waarvan de functionele inrichting en bebouwing als woonwijk deels is gerealiseerd en deels nog in ontwikkeling. Het plangebied is onderdeel van de nieuw te ontwikkelen stadswijk Markiezaten, die zuidelijk is gelegen van de bestaande stad en aansluitend in het westen bij de Bergse Plaat. De oostelijke zijde heeft de grens bij de spoorlijn.
Door de historische ontwikkeling als polder en vervolgens voor invulling van het plangebied met omgeving als nieuwe stadswijk, is de oorspronkelijke afwatering of oppervlaktewatersituatie ingrijpend aangepast. Inmiddels is de oppervlakkige afwatering via inrichting van aangelegd oppervlaktewater voor betreffende omgeving in relatie tot de functie van het gebied in afstemming met de (water)beheerder al invulling gegeven en gerealiseerd. Hierbij is tevens uitdrukkelijk rekening gehouden met de gewenste eisen ten aanzien van een waterneutrale ontwikkeling met voldoende waterberging ten aanzien van het totale plan. Dit dus mede, zoals is benodigd voor de toekomstig voorziene ontwikkeling vanuit onderhavige plan(actualisatie). Afwatering van de stadswijk geschied met name door een gescheiden rioleringsstelsel. De afvoer van het schone hemelwater gebeurt via het HWA-stelsel. Middels de vuilwaterriolering (DWA) wordt het huishoudelijk afvalwater van de woningen en vrijkomend afvalwater van overige functies ingezameld en afgevoerd naar de rioolwaterzuivering te Bath. Het overtollige (schone) regenwater wordt na lozing op het aanwezige oppervlaktewater vanuit het gebied afgevoerd via de Plaatvliet richting Schelde-Rijnverbinding.
Het (oorspronkelijke) gebied ligt zodanig dat in hydrologisch opzicht sprake is van kwel. Door ophoging van het te bewonen gebied en kruipruimteloos bouwen bevind het grondwater zich aldaar in voldoende mate onder het maaiveld en is er ook geen sprake van grondwateroverlast.
Beschrijving toekomstige situatie
Het bestemmingsplan voor betreffende plangebied betreft een actualisatie van de vigerende bestemming van maatschappelijke ontwikkeling naar bewoning door woonwagens. In planolgoisch opzicht verandert de mate van bebouwing en verharding niet of nauwelijks en is met betrekking tot de reeds gerealiseerde waterhuishouding daarom een neutrale situatie aan de orde.
Alwaar ontwikkeling voor realisatie van het plan wordt aangepakt zal nauwgezet worden toegezien op de aansluitingen van schoon en vuil water. Daarbij is het de bedoeling om enerzijds de garantie omtrent aansluiting van schoon regenwater op de schoonwatervoorziening te waarborgen en anderzijds deze in de richting van het aanwezige oppervlaktewater te laten afstromen. Waar de kwaliteitszekerheid van het (regen)water voor aansluiting als schoon regenwater niet of onvoldoende is gegarandeerd, zoals drukke wegen e.d., worden maatregelen genomen dan wel is aansluiting op het vuilwatersysteem voorzien. Centrale doelstelling blijft dat alleen slechts het afvalwater wordt geloosd op de vuilwaterriolering (DWA-stelsel).
Mede gelet op genoemde risico’s bij het regenwater en eventuele aansluiting van verontreinigd hemelwater op het DWA-stelsel zal daarom steeds in overleg met het waterschap in de meest passende en doelmatige maatwerkoplossing(en) worden voorzien.
Gevolgen voor het water
Aangezien sprake is van een actualisatie van het bestemmingsplan, zonder noemenswaardige verandering in de mate van verharding of gebruik van het terrein, betreft het voor water in principe een neutrale situatie. In het gebied is en wordt al voorzien in een gescheiden rioolwaterstelsel. Het aanwezige oppervlaktewater in de nabijheid voorziet in ruime mate in de benodigde berging passend bij de functie/bestemming.
Voor zover het afstromend regenwater niet ter plaatse in de grond zakt, zal dit via het schone waterafvoersysteem in het aanwezige oppervlaktewater worden geloosd en afgevoerd richting Plaatvliet. De afvoer van dit oppervlaktewater gebeurt volgens gedoseerde normering in afstemming met het waterschap. Het waterschap stelt vanuit de keur een eis aan retentie voor het lozen van regenwater afkomstig van een toename van verhard oppervlak van 2.000 m² of groter om het afwentelen van een bui van T=100 te kunnen voorkomen. Momenteel wordt daartoe als uitgangspunt gehanteerd een berging van 600 m³/ha aan retentie in relatie tot genoemde acute buien. Met de actualisatie van dit plan is echter geen uitbreiding van de verharding voorzien en is dit dus vooralsnog ook niet aan de orde.
Bij elk gebouw is de afvoer van het (huishoudelijke) afvalwater op systematische wijze gescheiden van het (schone) regenwater. De afvoer van het (huishoudelijk) afvalwater is aangesloten op de vuilwaterriolering (DWA). Om verontreiniging van hemelwater te voorkomen, is voor zowel nieuwbouw als bij renovatie de (uitwendige) toepassing van uitlogende materialen, zoals koper, lood, zink en zacht PVC niet gewenst; aangezien deze stoffen zich kunnen ophopen in het water(bodem)systeem en daarmee een zeer nadelige invloed hebben op de water(bodem)kwaliteit en –ecologie.. Door gerichte communicatie, waar mogelijk met de ontwikkelaar/eigenaar zelf, zal informatieverstrekking over de mogelijkheden van duurzaam bouwen en het toepassen van duurzame en milieuvriendelijke bouwmaterialen plaats hebben.
Juridische vertaling
Ruimtelijk zijn de voorzieningen, die aanwijsbaar zijn in relatie tot het water, met de benodigde aanduiding op de verbeelding aangeduid ten behoeve van de waterhuishouding. De als oppervlaktewater dienst doende ruimte is als zodanig benoemd en aangeduid op de verbeelding.
Advies waterbeheerder
Het Waterschap Brabantse Delta heeft op 20 december 2016 een positief wateradvies gegeven onder voorbehoud. Er wordt door het waterschap geconstateerd dat paragraaf 4.2 en 4.4 elkaar tegen spreken. In paragraaf 4.4 stond inderdaad dat er in fysiek opzicht niets wijzigd. Bedoeld is dat er in planolgisch opzicht in de mate van bebouwing en verharding niet of nauwelijks iets verandert en met betrekking tot de reeds gerealiseerde waterhuishouding daarom een neutrale situatie aan de orde is. Voor het overige wordt verwezen naar de huidige waterparagraaf.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
De gemeente Bergen op Zoom heeft de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) gevraagd een milieuparagraaf op te stellen voor het onderhavige bestemmingsplan. De milieuparagraaf is opgesteld voor de aspecten bedrijven en milieuzonering, lucht, geluid, externe veiligheid, bodem en licht.
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Milieuzonering beperkt zich in het algemeen tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geur, stof, geluid en gevaar. Voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de VNG van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ in 2009 een geheel herziene uitgave opgesteld. Voor het bepalen van de richtafstand die in beginsel in acht moet worden genomen, wordt gebruikgemaakt van deze VNG-publicatie.
Richtafstanden
In de VNG-publicatie is een richtafstandenlijst opgenomen in relatie tot het omgevingstype rustige woonwijk. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. In tabel 1 zijn de milieucategorieën en richtafstanden uit de VNG-publicatie overgenomen.
Tabel Milieucategorieën en richtafstanden
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype ‘rustige woonwijk’* in meters |
1 | 10 |
2 | 30 |
3.1 | 50 |
3.2 | 100 |
4.1 | 200 |
4.2 | 300 |
5.1 | 500 |
5.2 | 700 |
5.3 | 1000 |
6 | 1500 |
* Indien de omgeving is te typeren als ‘gemengd gebied’, gelden voor de aspecten geur, stof en geluid kleinere richtafstanden, namelijk één afstandstap kleiner (Zie de VNG-publicatie, paragraaf 2.3).
Wijze van meten
De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het (bestemmings)plan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.
De VNG-publicatie geeft richtafstanden, gebaseerd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk. Daarnaast kent de publicatie het omgevingstype ‘gemengd gebied’. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen een hogere milieubelasting kent. De reductie met één afstandstap leidt niet tot een lager beschermingsniveau voor gevaar.
Indeling naar gebiedstype
In de omgeving van het plangebied zijn diverse functies aanwezig, zoals sportpark Langs de Lijn, het Aventurijncollege, en de scouting. Het plangebied ligt tevens in het invloedsgebied van de spoorlijn Bergen op Zoom-Vlissingen. Er is sprake van een omgevingstype gemengd gebied. De richtafstand kan hier dus met één afstandsstap worden teruggebracht.
Situatie ter plaatse
De ontwikkeling bestaat uit het realiseren van woonwagenstandplaatsen. De bestemming wonen is een milieugevoelige functie. In onderstaande tabel zijn de milieubelastende activiteiten in de directe omgeving van het plangebied opgenomen.
Tabel: Bedrijfsactiviteiten in de directe omgeving (omgevingstype rustige woonwijk)
Bedrijfsnaam | SBI-2008 | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Milieucategorie |
Scoutinggroep Menno van Coehoorn | 94991.A | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 D | 2 |
Aventurijn College | 852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Sportpark De Markiezaten | 931.G | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 |
C continu
D divers
De grootste richtafstand die is opgenomen in bovenstaande tabel geldt in het omgevingstype rustige woonwijk. Indien de richtafstanden met een afstandsstap worden teruggebracht, dan reikt enkel de grootste richtafstand van het sportpark nog over de woonwagenstandplaatsen. Conform de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering wordt de grootste richtafstand veroorzaakt door het aspect geluid. Aangegeven wordt dat het geluid continu is.
Op basis van uitspraken van de Raad van State dient eveneens rekening te worden gehouden met het aspect licht. Voor het aspect licht is een lichthinderonderzoek uitgevoerd naar invloed van de verlichting van het sportpark op het plangebied. Uit het Lichthinderonderzoek Sportpark Markiezaten (projectcode L0707yy.berg, datum 07-07-2016) volgt dat ter plaatse van de woonwagens de lichthinder acceptabel is.
Om voor het aspect geluid te zorgen voor een goed woon- en leefklimaat wordt een aarden wal aangelegd in de groenzone tussen de voetbalvelden en de woonwagenstandplaatsen. In het akoestisch onderzoek is op basis van het stappenplan uit bijlage 5 van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ de aanvaardbaarheid van de geluidbelastingen van de sportactiviteiten op de gevels van de woonwagens bepaald. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan worden gesteld dat, na het realiseren van een aarden wal met een hoogte van minimaal 3 meter, wordt voldaan aan de richtwaarden.
Conclusie
Na het realiseren van een aarden wal met een hoogte van minimaal 3 meter in de groenzone tussen de voetbalvelden en de woonwagenstandplaatsen vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het initiatief.
5.2 Lucht
Toetsingskader
Nieuwe plannen die mogelijk worden gemaakt middels onder andere een bestemmingsplan dienen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet Milieubeheer (Wm). Een wijzigingsplan valt niet onder voornoemd artikel. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt voor dit plan wel aangesloten bij artikel 5.16 Wm. Kort samengevat vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, mits:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project ‘niet in betekende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
Situatie ter plaatse
In artikel 5.16 Wm is bepaald dat in bepaalde categorieën van gevallen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, geen directe toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden. In het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ zijn deze categorieën van gevallen aangewezen.
Zo valt een woningbouwlocatie onder de in deze regelgeving aangewezen categorieën indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 woningen omvat. Daarbij is door het toenmalige ministerie van VROM, zo blijkt uit het rapport ‘Bepaling van IBM planomvang op basis van herziene uitgangspunten’ van december 2006, uitgegaan van gemiddeld 2,6 voertuigbewegingen per woning per weekdag. Een toename van de verkeersintensiteit met maximaal 3.900 voertuigbewegingen per weekdag (1.500 woningen * 2,6 voertuigbewegingen per woning per weekdag) draagt dus niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Voorliggende ontwikkeling heeft betrekking op het realiseren van enkele woonwagenstandplaatsen. Deze ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In een dergelijk geval is een nader onderzoek naar de concentratie en toetsing van de luchtkwaliteitsgrenswaarden niet aan de orde.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Met behulp van de monitoringstool kan inzicht worden gekregen in de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wet milieubeheer. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van het plangebied zowel in de huidige situatie als voor 2020 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt eveneens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar. De grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie voor PM 2,5 wordt eveneens niet overschreden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor het initiatief.
5.3 Geluid
Toetsingskader
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting wordt onderzocht binnen de zones behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen.
Situatie ter plaatse
Voor het realiseren van de woonwagenstandplaatsen is het akoestisch onderzoek ‘Woonwagenstandplaatsen locatie Langs de Lijn gemeente Bergen op Zoom’ opgesteld. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd vanwege de ligging binnen de geluidzone van de spoorweg en in het kader van een goede ruimtelijke ordening vanwege de geluidbelasting van de 30 kilometerwegen en de geluiduitstraling van het sportpark.
Uit de berekeningsresultaten van de geluidbelastingen vanwege het spoorverkeer volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB op de terreingrens met 1 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarden van 63 dB worden nergens overschreden. Uit het onderzoek is verder gebleken dat maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting, onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom zal een hogere waarde voor spoorverkeerslawaai vaststellen voor het plangebied.
Vanwege de omliggende 30 kilometerwegen is het geluidklimaat als goed te beoordelen. Na het realiseren van een aarden wal met een hoogte van minimaal 3 meter in de groenzone tussen de voetbalvelden en de woonwagenstandplaatsen voldoet de geluiduitstraling van het sportpark aan de richtwaarden.
Conclusie
Het aspect geluid is geen belemmering voor het initiatief.
5.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Het aspect externe veiligheid kan relevant zijn vanwege bedrijven (inrichtingen) die met gevaarlijke stoffen werken en vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
In het Bevi zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevi heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe situaties moet worden getoetst aan de risiconormen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) strekt tot uitvoering van het Bevi. In het Revi staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.
Binnen het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van een inrichting mogen geen kwetsbare objecten zijn gelegen. In principe geldt dat ook voor beperkt kwetsbare objecten tenzij er “gewichtige redenen” zijn om daarvan af te wijken. Indien het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting dient het groepsrisico te worden verantwoord.
Transport externe veiligheid
Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet in werking getreden en daarmee het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en de weg vindt vanaf deze datum plaats aan de hand van de Wet Basisnet. Hierin zijn grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Wat de berekening van het groepsrisico betreft dient voor bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen e.d. die ter inzage worden gelegd en die betrekking hebben op de omgeving van de in de bijlagen van de in de Regeling Basisnet genoemde transportassen, uit te worden gegaan van de in de bijlage vermelde vervoerscijfers. Die vervoerscijfers zijn gebaseerd op een maximale benutting van de groeiruimte voor het vervoer. Bij de vaststelling van het ruimtelijk besluit dient het groepsrisico te worden verantwoord.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen die deel uitmaken van het Basisnet Weg, Water en/of Spoor kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Hiervoor gelden namelijk de afstanden die in bijlage I, II en III van de Regeling Basisnet zijn opgenomen. Op deze afstanden mag het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Voor basisnet weg geldt bijvoorbeeld dat daar waar in bijlage II de afstand ‘0’ is vermeld het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar.
Vanaf het moment dat het Bevt in werking is getreden, moet voor sommige transportassen rekening worden gehouden met het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG is het gebied tot 30 meter van de transportas waarin, bij realisering van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten (en verbouwingen daaraan), rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Voor bijvoorbeeld een rijksweg wordt de 30 meter voor het PAG gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. In het Bouwbesluit is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen binnen een PAG moet voldoen.
Indien binnen het invloedsgebied van een transportas nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een significante stijging van het groepsrisico optreedt, dient bij de vaststelling van het ruimtelijk besluit, het groepsrisico te worden verantwoord. Volgens het Bevt gelden geen beperkingen voor het ruimtegebruik voor het gebied dat verder ligt dan 200 m van de transportas. Ten aanzien van de verantwoording dient niet alleen het invloedsgebied van de maatgevende vervoersklasse (GF3: brandbaar gas) voor het groepsrisico te worden beschouwd, maar ook de effectafstand die wordt gegenereerd door overige stoffen die over het wegvak worden vervoerd. Zodoende kan het invloedsgebied verder reiken dan 200 meter. Indien dat het geval is en het invloedsgebied reikt tot over het plangebied, moeten wel maatregelen worden overwogen bijvoorbeeld in het kader van zelfredzaamheid.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Situatie ter plaatse
Voor de risico-inventarisatie is uitgegaan van de navolgende informatiebronnen:
- Professionele risicokaart provincie Noord-Brabant;
- Informatie gemeente Bergen op Zoom (RRGS );
In onderstaand figuur is een deel van de risicokaart weergegeven van Bergen op Zoom in de omgeving van het
plangebied.
Figuur: uitsnede risicokaart ter hoogte van het plangebied.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op basis van de uitgevoerde risico inventarisatie blijkt dat het plangebied in het invloedsgebied ligt van meerdere Bevi-bedrijven, te weten: Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V.
Sabic innovative plastics B.V.
Met betrekking tot Sabic is de provincie Noord-Brabant het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 3.500 meter van de inrichtingsgrens van Sabic ligt. Het invloedsgebied van Sabic bedraagt 8.705 meter en ligt hierdoor volledig over van het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag van Sabic, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar niet buiten de inrichtingsgrens ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.002 van de oriënterende waarde.
Mepavex Logistics B.V.
Met betrekking tot deze inrichting is de gemeente Bergen op Zoom het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2500 meter van de inrichtingsgrens van Mepavex ligt. Het invloedsgebied van Mepavex bedraagt 3.260 meter en ligt hierdoor volledig over het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar net (10 m) buiten de inrichtingsgrens, maar niet over het plangebied ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.15 van de oriënterende waarde.
In het kader van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid is in 2011 een “Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen” uitgevoerd (rapportage 6 januari 2012). In de gevoeligheidsanalyse is voor het berekenen van het groepsrisico uitgegaan van de aanwezigen in de bestaande bebouwing. Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat grote ruimtelijke ontwikkelingen niet of nauwelijks invloed hebben op het groepsrisico van o.a. Sabic en Mepavex. Op basis van de gevoeligheidsanalyse kan worden geconcludeerd dat voorliggende ontwikkeling niet (significant) bijdraagt aan de hoogte van het groepsrisico.
Transport externe veiligheid
Vaarwegen, snelwegen
Het bestemmingsplan ligt op meer dan 200 meter afstand van vaarwegen, de snelweg en andere wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gelet hierop zijn risicoberekeningen voor wegen niet relevant en hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied.
Spoor
De spoorlijn Bergen op Zoom-Vlissingen is gelegen op circa 75 meter van het plangebied. Gelet op de korte afstand van het plangebied ten opzichte van de risicovolle transportroute zijn conform het Bevt risicoberekeningen nodig voor de bepaling van het groepsrisico. Tevens moet het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied beschouwd worden.
Bijlage II tabel Basisnet spoor uit de Regeling basisnet geeft aan dat een veiligheidszone (komt overeen met het maximale plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar) voor het spoorvak gelegen langs het plangebied niet is vastgesteld. Hierdoor wordt voldaan aan de normen met betrekking tot de veiligheidsafstand uit de Regeling basisnet. Bijlage II tabel Basisnet spoor uit de Regeling basisnet geeft aan dat een PAG zone voor het spoorvak gelegen langs het plangebied niet is vastgesteld. Hierdoor wordt voldaan aan de normen met betrekking tot het plasbrandaandachtsgebied uit de Regeling basisnet en hoeven hiervoor geen extra eisen gesteld te worden aan de bebouwing.
Uit het eindrapport Basisnet spoor blijkt dat ter hoogte van het betreffende traject het groepsrisico is gelegen onder de oriënterende waarde. In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied Zuid is voor het spoor een berekening uitgevoerd met het rekenprogramma RBMII voor het spoor (d.d. 27 februari 2012) waaruit blijkt dat het hoogste groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde (OW) ligt. Het groepsrisico bedraagt namelijk 0.09 x OW. Het toevoegen van de woonwagenstandplaatsen heeft geen significant effect op het groepsrisico.
Buisleidingen
Om te bepalen of er in het plangebied of in de directe omgeving buisleidingen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied binnen het invloedsgebied ligt van een enkele buisleidingen. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op circa 30 meter. De buisleidingenstraat ligt op circa 1000 meter van het plangebied.
In het kader van eerder vastgestelde bestemmingsplannen zijn voor de aardgasleidingen kwantitatieve risicoanalyses uitgevoerd. Hiervan is verslag gelegd in de rapportage QRA hogedruk aardgas buisleidingen Fort Zeekant (datum 24 juli 2012). Hieruit volgt dat de aardgasbuisleidingen geen plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 per jaar hebben. Het groepsrisico bedraagt in alle gevallen minder dan 0.01 van de oriënterende waarde. Het toevoegen van de woonwagenstandplaatsen heeft geen significant effect op het groepsrisico.
Conclusie
Met betrekking tot de Bevi-bedrijven en het transport van gevaarlijke stoffen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Omdat het plangebied in het invloedsgebied ligt van diverse Bevi-inrichtingen, het spoor en buisleidingen is het groepsrisico verantwoord. Hiervoor is gebruik gemaakt van het standaardadvies van de veiligheidsregio en de standaard verantwoording groepsrisico. Het standaardadvies en de standaard verantwoording groepsrisico zijn opgenomen in de bijlage.
5.5 Bodem
Toetsingskader
De bodemkwaliteit moet (kunnen) voldoen aan de in het plan beoogde functie.
Situatie ter plaatse
De gronden in het plangebied hebben in het vigerend bestemmingsplan De Markiezaten (vastgesteld 21-4-2016) de bestemming ‘Maatschappelijk’. Binnen deze bestemming zijn gevoelige functies zoals gezondheidszorg, onderwijs, jeugd- en kinderopvang, volksgezondheid, zorg en welzijn toegestaan. De gronden zijn geschikt voor gevoelige functies zoals woonwagenstandplaatsen.
Conclusie
Het aspect bodem is geen belemmering voor het initiatief.
5.6 Licht
Situatie ter plaatse
De grootste richtafstand die is opgenomen geldt in het omgevingstype rustige woonwijk. Binnen het plangeid kan door de overige aanwezige functies echter gesproken worden van 'gemengd gebied'. In een gemengd gebied kan de richtafstand met één afstandststap worden teruggebracht. Uitzondering hierop is de richtafstand voor het aspect gevaar. Voor de locatie 'Langs de Lijn' betekent dat het sportpark De Markiezaten de grootste richtafstand, te weten 30 meter, veroorzaakt. De richtafstand voor het sportpark geldt (op basis van uitspraken van de Raad van State) eveneens voor het aspect licht. De richtafstand van 30 meter reikt over een deel van het plangebied heen.
Naar aanleiding van de richtafstand is een lichthinderonderzoek uitgevoerd. Dit lichthinderonderzoek is uitgevoerd voor alle velden op het sportpark. Voor het plangebied is voornamelijk veld 4 van belang.
Uit het lichtonderzoek blijkt dat de lichtvoorziening in de zuidoostzijde van veld 4 een uitstraling heeft naar buiten het veld. Echter de lichthinder raakt de toekomstige standplaatsen niet, maar reikt tot op de naastgelegen verkeersvoorziening en een deel van de groene afscherming van de standplaatsen.
Conclusie
Het aspect licht is geen belemmering voor realisatie van de toekomstige locatie.
Hoofdstuk 6 Bestemmingsregeling
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven ruimtelijk kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (de verbeelding en de regels).
6.2 Verbeelding
Welke bestemming de gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens).
6.3 Regels
De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2012 De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
-
Hoofdstuk 1: Inleidende regels, met daarin begripsbepalingen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
-
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels, met daarin per bestemming onder meer een bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels;
-
Hoofdstuk 3: Algemene regels, met daarin algemene regels en bouw-, afwijkings- en wijzigingsregels
-
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, met daarin het overgangsrecht en de slotregel.
6.3.1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden bepaald.
6.3.2 Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2012 aangehouden:
-
Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven: de functies die binnen de bestemming “bij recht” zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste “toetssteen” voor bouwactiviteiten en/of gebruiksvormen. Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
-
Bouwregels
Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.
Groen (G)
De gronden met deze bestemming betreffen gebieden met (openbare) groenvoorzieningen welke binnen de ruimtelijke hoofdopzet van het plan van belang zijn en om die reden behouden dienen te blijven. Binnen het plangebied hebben deze groenstroken tevens de functie voor speelvoorziening, aangrenzend groen bij de parkeerplaatsen of afschermend groen naar de omliggende functies. Binnen de bestemming ‘Groen’ is uitsluitend de bouw van andere bouwwerken, zoals speelvoorzieningen, toegestaan.
Maatschappelijk (M)
Deze bestemming is opgenomen voor een perceel aan de noordzijde van het plangebied. Om gebruik ten behoeve van volkstuinen voor maatschappelijke doeleinden mogelijk te maken is hiervoor een aanduiding opgenomen. Voor dit gebruik worden beperkte bebouwingsmogelijkheden geboden.
Verkeer (V)
Deze bestemming is opgenomen voor alle wegen en verblijfsgebieden binnen het plangebied.Binnen de bestemming is onder andere het oprichten van straatmeubilair toegestaan.
Wonen (W)
Als woningtypen zijn enkel woonwagens toegestaan. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Hierbinnen zijn regels opgenomen ten aanzien van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte. Voor het perceelsgedeelte buiten het bouwlak worden mogelijkheden geboden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken.
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonwagens (hoofdgebouw) worden rechtsreeks, onder specifieke voorwaarden, mogelijk gemaakt.
6.3.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.
Algemene bouwregels
Het onderhavige artikel dient te voorkomen dat situaties ontstaan, welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daarnaast beoogt dit artikel te voorkomen dat bouwwerken die groter of juist kleiner zijn dan in de bouwregels bij de diverse bestemmingen is toegestaan of voorgeschreven, onder het overgangsrecht komen te vervallen. Voor deze bouwwerken gelden de bestaande grotere dan wel kleinere afmetingen als maximaal respectievelijk minimaal toegestaan.
Algemene aanduidingsregels
Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het radarverstoringsgebied en de zogenaamde IHCS-zone van de vliegbasis Woensdrecht. Binnen deze zones geldt een beperking van de bouwhoogte.
Algemene afwijkingsregels
Deze afwijkingsmogelijkheden hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsregels, ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van nutsvoorzieningen en het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn voor burgemeester en wethouders enkele mogelijkheden gecreëerd om, via een voorgeschreven procedure, in iets ruimere mate dan bij de “algemene afwijkingsregels” af te wijken van de regels. Het gaat dan echt om een wijziging van het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheden dragen bij aan een meer flexibel plan.
6.3.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.
Slotregel
Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).
Hoofdstuk 7 Uitvoeringsaspecten
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 6:12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:
-
het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
-
het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;
-
het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een woonwagenlocatie. Deze locatie is
gesitueerd op gronden die in eigendom zijn van de gemeente. Kostenverhaal is daarmee niet aan de orde dan
wel anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.
7.2 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.
Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.
Hoofdstuk 8 Resultaten Inspraak En Overleg
8.1 Inleiding
Het bestemmingsplan “Langs de Lijn” heeft tot doel om de ontwikkeling van een woonwagenlocatie mogelijk te maken en bevat hiervoor het planologisch kader. Ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan wordt een inspraaktraject gevolgd en wordt het plan toegezonden aan dde diverse vooroverleginstanties.
8.2 Resultaten Vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp- bestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties. De ontvangen reacties worden betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan.
Alleen van het waterschap is een reactie ontvangen. Deze is verwerkt in de toelichting.
Het voorontwerp wordt eveneens voor inspraak ter inzage gelegd. Ingediende inspraakreacties worden bij de totstandkoming van het ontwerpbestemmingsplan betrokken.
Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn geen inspraakreacties ingediend.
8.3 Resultaten Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 1 mei 2017 gedurende zes weken terinzage gelegen. Gedurende deze termijn kon iedereen een zienswijze indienen. Van deze mogelijkheid heeft niemand gebruik gemaakt.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten | Niet toegestande bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten (voor zover in de regels niet anders is bepaald) |
|
|
Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 4.2) |
SBI-code | SBI-code 2008 | Nr. | Omschrijving | Cat. |
01 | 01 | - | Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw | |
0111, 0113 | 011, 012, 013 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 2 | |
0112 | 011, 012, 013, 016 | 0 | Tuinbouw: | |
0112 | 011, 012, 013 | 1 |
| 2 |
0112 | 011, 012, 013 | 2 |
| 2 |
0112 | 011, 012, 013 | 3 |
| 2 |
0112 | 0113 | 4 |
| 2 |
0112 | 0113 | 5 |
| 3.2 |
0112 | 0163 | 6 |
| 2 |
0112 | 011 | 7 |
| 2 |
0121 | 0141, 0142 | Fokken en houden van rundvee | 3.2 | |
0122 | 0143, 0145 | 0 | Fokken en houden van overige graasdieren: | |
0122 | 0143 | 1 |
| 3.1 |
0122 | 0145 | 2 |
| 3.1 |
0123 | 0146 | Fokken en houden van varkens | 4.1 | |
0124 | 0147 | 0 | Fokken en houden van pluimvee: | |
0124 | 0147 | 1 |
| 4.1 |
0124 | 0147 | 2 |
| 4.1 |
0124 | 0147 | 3 |
| 4.1 |
0124 | 0147 | 4 |
| 3.2 |
0125 | 0149 | 0 | Fokken en houden van overige dieren: | |
0125 | 0149 | 1 |
| 4.1 |
0125 | 0149 | 2 |
| 3.2 |
0125 | 0149 | 3 |
| 3.1 |
0125 | 0149 | 4 |
| 3.2 |
0125 | 0149 | 5 |
| 2 |
0125 | 0149 | 6 |
| 2 |
0130 | 0150 | Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) | 3.2 | |
014 | 016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |
014 | 016 | 1 |
| 3.1 |
014 | 016 | 2 |
| 2 |
014 | 016 | 3 |
| 3.1 |
014 | 016 | 4 |
| 2 |
0142 | 0162 | KI-stations | 2 | |
02 | 02 | - | Bosbouw en dienstverlening t.b.v. bosbouw | |
020 | 021, 022, 024 | Bosbouwbedrijven | 3.1 | |
05 | 03 | - | Visserij- en visteeltbedrijven | |
0501.1 | 0311 | Zeevisserijbedrijven | 3.2 | |
0501.2 | 0312 | Binnenvisserijbedrijven | 3.1 | |
0502 | 032 | 0 | Vis- en schaaldierkwekerijen | |
0502 | 032 | 1 |
| 3.2 |
0502 | 032 | 2 |
| 3.1 |
10 | 08 | - | Turfwinning | |
103 | 089 | Turfwinningbedrijven | 3.2 | |
11 | 06 | - | Aardolie- en aardgaswinning | |
111 | 061, 062 | 0 | Aardolie- en aardgaswinning: | |
111 | 061 | 1 |
| 4.1 |
14 | 08 | - | Winning van zand, grind, klei, zout, e.d. | |
1421 | 0812 | 0 | Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): | |
1421 | 0812 | 1 |
| 4.1 |
144 | 0893 | Zoutwinningbedrijven | 3.2 | |
15 | 10, 11 | - | Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | |
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |
151 | 101, 102 | 1 |
| 3.2 |
151 | 101 | 3 |
| 4.2 |
151 | 101 | 4 |
| 3.2 |
151 | 101 | 5 |
| 3.1 |
151 | 101 | 6 |
| 3.1 |
151 | 101, 102 | 7 |
| 3.1 |
151 | 108 | 8 |
| 3.1 |
152 | 102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |
152 | 102 | 2 |
| 4.1 |
152 | 102 | 3 |
| 4.2 |
152 | 102 | 4 |
| 4.2 |
152 | 102 | 5 |
| 3.2 |
152 | 102 | 6 |
| 3.1 |
1531 | 1031 | 0 | Aardappelprodukten fabrieken: | |
1531 | 1031 | 1 |
| 4.2 |
1531 | 1031 | 2 |
| 3.1 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 1 |
| 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 2 |
| 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 3 |
| 3.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 4 |
| 4.2 |
1532, 1533 | 1032, 1039 | 5 |
| 4.2 |
1541 | 104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
1541 | 104101 | 1 |
| 4.1 |
1541 | 104101 | 2 |
| 4.2 |
1542 | 104102 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
1542 | 104102 | 1 |
| 4.1 |
1542 | 104102 | 2 |
| 4.2 |
1543 | 1042 | 0 | Margarinefabrieken: | |
1543 | 1042 | 1 |
| 4.1 |
1543 | 1042 | 2 |
| 4.2 |
1551 | 1051 | 0 | Zuivelprodukten fabrieken: | |
1551 | 1051 | 3 |
| 3.2 |
1551 | 1051 | 4 |
| 4.2 |
1551 | 1051 | 5 |
| 4.2 |
1552 | 1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 3.2 |
1552 | 1052 | 2 |
| 2 |
1561 | 1061 | 0 | Meelfabrieken: | |
1561 | 1061 | 1 |
| 4.2 |
1561 | 1061 | 2 |
| 4.1 |
1561 | 1061 | Grutterswarenfabrieken | 4.1 | |
1562 | 1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |
1562 | 1062 | 1 |
| 4.1 |
1562 | 1062 | 2 |
| 4.2 |
1571 | 1091 | 0 | Veevoerfabrieken: | |
1571 | 1091 | 3 |
| 4.2 |
1571 | 1091 | 5 |
| 4.1 |
1571 | 1091 | 6 |
| 4.2 |
1572 | 1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | |
1581 | 1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |
1581 | 1071 | 1 |
| 2 |
1581 | 1071 | 2 |
| 3.2 |
1582 | 1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 3.2 | |
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |
1584 | 10821 | 2 |
| 3.2 |
1584 | 10821 | 3 |
| 2 |
1584 | 10821 | 4 |
| 4.2 |
1584 | 10821 | 5 |
| 3.2 |
1584 | 10821 | 6 |
| 2 |
1585 | 1073 | Deegwarenfabrieken | 3.1 | |
1586 | 1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |
1586 | 1083 | 2 |
| 3.2 |
1587 | 108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 4.1 | |
1589 | 1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 4.1 | |
1589.1 | 1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 4.1 | |
1589.2 | 1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |
1589.2 | 1089 | 1 |
| 3.2 |
1589.2 | 1089 | 2 |
| 4.2 |
1589.2 | 1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 4.1 | |
1591 | 110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | |
1592 | 110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |
1592 | 110102 | 1 |
| 4.1 |
1592 | 110102 | 2 |
| 4.2 |
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 2 | |
1596 | 1105 | Bierbrouwerijen | 4.2 | |
1597 | 1106 | Mouterijen | 4.2 | |
1598 | 1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 3.2 | |
16 | 12 | - | Verwerking van tabak | |
160 | 120 | Tabakverwerkende industrie | 4.1 | |
17 | 13 | - | Vervaardiging van textiel | |
171 | 131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 3.2 | |
172 | 132 | 0 | Weven van textiel: | |
172 | 132 | 1 |
| 3.2 |
172 | 132 | 2 |
| 4.2 |
173 | 133 | Textielveredelingsbedrijven | 3.1 | |
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | 3.1 | |
1751 | 1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 4.1 | |
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 3.1 | |
18 | 14 | - | Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | |
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | 3.1 | |
182 | 141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 2 | |
183 | 142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 3.1 | |
19 | 15 | - | Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) | |
191 | 151,152 | Lederfabrieken | 4.2 | |
192 | 151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 3.1 | |
193 | 152 | Schoenenfabrieken | 3.1 | |
20 | 16 | - | Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | |
2010.1 | 16101 | Houtzagerijen | 3.2 | |
2010.2 | 16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |
2010.2 | 16102 | 1 |
| 4.1 |
2010.2 | 16102 | 2 |
| 3.1 |
202 | 1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 3.2 | |
203, 204, 205 | 162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 3.2 |
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 3.1 |
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 2 | |
21 | 17 | - | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren | |
2111 | 1711 | Vervaardiging van pulp | 4.1 | |
2112 | 1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |
2112 | 1712 | 1 |
| 3.1 |
2112 | 1712 | 2 |
| 4.1 |
2112 | 1712 | 3 |
| 4.2 |
212 | 172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 3.2 | |
2121.2 | 17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |
2121.2 | 17212 | 1 |
| 3.2 |
2121.2 | 17212 | 2 |
| 4.1 |
22 | 58 | - | Uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media | |
221 | 581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
2221 | 1811 | Drukkerijen van dagbladen | 3.2 | |
2222 | 1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 3.2 | |
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | |
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | 1 |
2223 | 1814 | B | Binderijen | 2 |
2224 | 1813 | Grafische reproduktie en zetten | 2 | |
2225 | 1814 | Overige grafische aktiviteiten | 2 | |
223 | 182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
23 | 19 | - | Aardolie-/steenkoolverwerk. ind.; bewerking splijt-/kweekstoffen | |
2320.2 | 19202 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 3.2 |
2320.2 | 19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 4.2 |
2320.2 | 19202 | C | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 4.2 |
24 | 20 | - | Vervaardiging van chemische produkten | |
2412 | 2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 4.1 | |
2413 | 2012 | 0 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | |
2413 | 2012 | 1 |
| 4.2 |
2413 | 2012 | 2 |
| 5.2 |
2414.1 | 20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | |
2414.1 | 20141 | A1 |
| 4.2 |
2414.1 | 20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |
2414.1 | 20141 | B1 |
| 4.1 |
2414.1 | 20141 | B2 |
| 4.2 |
2414.2 | 20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | |
2414.2 | 20149 | 1 |
| 4.2 |
243 | 203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 4.2 | |
2441 | 2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | |
2441 | 2110 | 1 |
| 4.2 |
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |
2442 | 2120 | 1 |
| 3.1 |
2442 | 2120 | 2 |
| 2 |
2451 | 2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 4.2 | |
2452 | 2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 4.2 | |
2462 | 2052 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |
2462 | 2052 | 1 |
| 3.2 |
2464 | 205902 | Fotochemische produktenfabrieken | 3.2 | |
2466 | 205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 3.1 |
2466 | 205903 | B | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 4.1 |
247 | 2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 4.2 | |
25 | 22 | - | Vervaardiging van produkten van rubber en kunststof | |
2511 | 221101 | Rubberbandenfabrieken | 4.2 | |
2512 | 221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |
2512 | 221102 | 1 |
| 3.1 |
2512 | 221102 | 2 |
| 4.1 |
2513 | 2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 3.2 | |
252 | 222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |
252 | 222 | 1 |
| 4.1 |
252 | 222 | 2 |
| 4.2 |
252 | 222 | 3 |
| 3.1 |
26 | 23 | - | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsprodukten | |
261 | 231 | 0 | Glasfabrieken: | |
261 | 231 | 1 |
| 3.2 |
261 | 231 | 2 |
| 4.2 |
261 | 231 | 3 |
| 4.2 |
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | 3.1 | |
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |
262, 263 | 232, 234 | 1 |
| 2 |
262, 263 | 232, 234 | 2 |
| 3.2 |
264 | 233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 4.1 |
264 | 233 | B | Dakpannenfabrieken | 4.1 |
2652 | 235201 | 0 | Kalkfabrieken: | |
2652 | 235201 | 1 |
| 4.1 |
2653 | 235202 | 0 | Gipsfabrieken: | |
2653 | 235202 | 1 |
| 4.1 |
2661.1 | 23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |
2661.1 | 23611 | 1 |
| 4.1 |
2661.1 | 23611 | 2 |
| 4.2 |
2661.2 | 23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |
2661.2 | 23612 | 1 |
| 3.2 |
2661.2 | 23612 | 2 |
| 4.2 |
2662 | 2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 3.2 | |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 1 |
| 3.2 |
2663, 2664 | 2363, 2364 | 2 |
| 4.2 |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 1 |
| 3.2 |
2665, 2666 | 2365, 2369 | 2 |
| 4.2 |
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |
267 | 237 | 1 |
| 3.2 |
267 | 237 | 2 |
| 3.1 |
267 | 237 | 3 |
| 4.2 |
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 3.1 | |
2682 | 2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |
2682 | 2399 | A1 |
| 4.2 |
2682 | 2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |
2682 | 2399 | B1 |
| 4.2 |
2682 | 2399 | B2 |
| 4.1 |
2682 | 2399 | C | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 3.2 |
2682 | 2399 | D0 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 4.1 |
2682 | 2399 | D1 |
| 4.2 |
27 | 24 | - | Vervaardiging van metalen | |
273 | 243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |
273 | 243 | 1 |
| 4.2 |
274 | 244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |
274 | 244 | A1 |
| 4.2 |
2751, 2752 | 2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | |
2751, 2752 | 2451, 2452 | 1 |
| 4.2 |
2753, 2754 | 2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | |
2753, 2754 | 2453, 2454 | 1 |
| 4.2 |
28 | 25, 31 | - | Vervaard. en reparatie van produkten van metaal (excl. mach./transportmidd.) | |
281 | 251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen | |
281 | 251, 331 | 1 |
| 3.2 |
281 | 251, 331 | 1a |
| 3.1 |
281 | 251, 331 | 2 |
| 4.1 |
281 | 251, 331 | 3 |
| 4.2 |
2821 | 2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | |
2821 | 2529, 3311 | 1 |
| 4.2 |
2822, 2830 | 2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 4.1 | |
284 | 255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 4.1 |
284 | 255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 3.2 |
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 3.1 |
2851 | 2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |
2851 | 2561, 3311 | 1 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 10 |
| 4.1 |
2851 | 2561, 3311 | 11 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 12 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 2 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 3 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 4 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 5 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 6 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 7 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 8 |
| 3.2 |
2851 | 2561, 3311 | 9 |
| 3.2 |
2852 | 2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 3.2 |
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 3.1 |
287 | 259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |
287 | 259, 331 | A1 |
| 4.1 |
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 3.2 |
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 3.1 |
29 | 27, 28, 33 | - | Vervaardiging van machines en apparaten | |
29 | 27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | |
29 | 27, 28, 33 | 1 |
| 3.2 |
29 | 27, 28, 33 | 2 |
| 4.1 |
29 | 28, 33 | 3 |
| 4.2 |
30 | 26, 28, 33 | - | Vervaardiging van kantoormachines en computers | |
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 2 |
31 | 26, 27, 33 | - | Vervaardiging van over. elektr. machines, apparaten en benodigdh. | |
311 | 271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 4.1 | |
312 | 271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 4.1 | |
313 | 273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 4.1 | |
314 | 272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 3.2 | |
315 | 274 | Lampenfabrieken | 4.2 | |
316 | 293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 2 | |
32 | 26, 33 | - | Vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh. | |
321 t/m 323 | 261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 3.1 | |
3210 | 2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 3.1 | |
33 | 26, 32, 33 | - | Vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten | |
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 2 |
34 | 29 | Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | ||
341 | 291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | |
341 | 291 | 1 |
| 4.1 |
341 | 291 | 2 |
| 4.2 |
3420.1 | 29201 | Carrosseriefabrieken | 4.1 | |
3420.2 | 29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 4.1 | |
343 | 293 | Auto-onderdelenfabrieken | 3.2 | |
35 | 30 | - | Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens) | |
351 | 301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |
351 | 301, 3315 | 1 |
| 3.1 |
351 | 301, 3315 | 2 |
| 3.2 |
351 | 301, 3315 | 3 |
| 4.1 |
352 | 302, 317 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |
352 | 302, 317 | 1 |
| 3.2 |
352 | 302, 317 | 2 |
| 4.2 |
353 | 303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |
353 | 303, 3316 | 1 |
| 4.1 |
354 | 309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 3.2 | |
355 | 3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 3.2 | |
36 | 31 | - | Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. | |
361 | 310 | 1 | Meubelfabrieken | 3.2 |
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 1 |
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | |
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | |
364 | 323 | Sportartikelenfabrieken | 3.1 | |
365 | 324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 3.1 | |
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | 2 | |
3663.2 | 32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | |
37 | 38 | - | Voorbereiding tot recycling | |
372 | 383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |
372 | 383202 | A1 |
| 4.2 |
372 | 383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 4.2 |
372 | 383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 4.2 |
40 | 35 | - | Produktie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water | |
40 | 35 | B0 | Bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | |
40 | 35 | B1 |
| 3.2 |
40 | 35 | B2 |
| 3.2 |
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |
40 | 35 | C1 |
| 2 |
40 | 35 | C2 |
| 3.1 |
40 | 35 | C3 |
| 3.2 |
40 | 35 | C4 |
| 4.2 |
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |
40 | 35 | D1 |
| 4.2 |
40 | 35 | D3 |
| 1 |
40 | 35 | D4 |
| 2 |
40 | 35 | D5 |
| 3.1 |
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |
40 | 35 | E1 |
| 3.2 |
40 | 35 | E2 |
| 2 |
40 | 35 | F0 | windmolens: | |
40 | 35 | F1 |
| 3.2 |
40 | 35 | F2 |
| 4.1 |
40 | 35 | F3 |
| 4.2 |
41 | 36 | - | Winning en distributie van water | |
41 | 36 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |
41 | 36 | A2 |
| 3.1 |
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |
41 | 36 | B1 |
| 2 |
41 | 36 | B2 |
| 3.2 |
41 | 36 | B3 |
| 4.2 |
45 | 41, 42, 43 | - | Bouwnijverheid | |
45 | 41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 3.2 |
45 | 41, 42, 43 | 1 |
| 3.1 |
45 | 41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 3.1 |
45 | 41, 42, 43 | 3 |
| 2 |
50 | 45, 47 | - | Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations | |
501 | 451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 3.2 | |
5020.4 | 45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 3.2 |
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | 1 |
5020.4 | 45204 | C | Autospuitinrichtingen | 3.1 |
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | 2 | |
505 | 473 | 0 | Benzineservisestations: | |
505 | 473 | 1 |
| 4.1 |
505 | 473 | 2 |
| 3.1 |
505 | 473 | 3 |
| 2 |
51 | 46 | - | Groothandel en handelsbemiddeling | |
511 | 461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
5121 | 4621 | 0 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 3.1 |
5121 | 4621 | 1 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 4.2 |
5122 | 4622 | Grth in bloemen en planten | 2 | |
5123 | 4623 | Grth in levende dieren | 3.2 | |
5124 | 4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 3.1 | |
5125, 5131 | 46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 3.1 | |
5132, 5133 | 4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 3.1 | |
5134 | 4634 | Grth in dranken | 2 | |
5135 | 4635 | Grth in tabaksprodukten | 2 | |
5136 | 4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | |
5137 | 4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | |
5138, 5139 | 4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | |
514 | 464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 2 | |
5148.7 | 46499 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | |
5148.7 | 46499 | 1 |
| 2 |
5148.7 | 46499 | 2 |
| 3.1 |
5148.7 | 46499 | 5 |
| 2 |
5151.1 | 46711 | 0 | Grth in vaste brandstoffen: | |
5151.1 | 46711 | 1 |
| 3.1 |
5151.2 | 46712 | 0 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | |
5151.2 | 46712 | 1 |
| 4.1 |
5151.2 | 46712 | 3 |
| 4.2 |
5151.3 | 46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 3.2 | |
5152.1 | 46721 | 0 | Grth in metaalertsen: | |
5152.1 | 46721 | 1 |
| 4.2 |
5152.2 /.3 | 46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 3.2 | |
5153 | 4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |
5153 | 4673 | 1 |
| 3.1 |
5153 | 4673 | 2 |
| 2 |
5153.4 | 46735 | 4 | zand en grind: | |
5153.4 | 46735 | 5 |
| 3.2 |
5153.4 | 46735 | 6 |
| 2 |
5154 | 4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |
5154 | 4674 | 1 |
| 3.1 |
5154 | 4674 | 2 |
| 2 |
5155.1 | 46751 | Grth in chemische produkten | 3.2 | |
5155.2 | 46752 | Grth in kunstmeststoffen | 2 | |
5156 | 4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 2 | |
5157 | 4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 3.2 |
5157 | 4677 | 1 |
| 3.1 |
5157.2/3 | 4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 3.2 |
5157.2/3 | 4677 | 1 |
| 3.1 |
518 | 466 | 0 | Grth in machines en apparaten: | |
518 | 466 | 1 |
| 3.2 |
518 | 466 | 2 |
| 3.1 |
519 | 466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 2 | |
5261 | 4791 | Postorderbedrijven | 3.1 | |
60 | 49 | - | Vervoer over land | |
601 | 491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |
601 | 491, 492 | 1 |
| 3.2 |
601 | 491, 492 | 2 |
| 4.2 |
6021.1 | 493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 3.2 | |
6022 | 493 | Taxibedrijven | 2 | |
6023 | 493 | Touringcarbedrijven | 3.2 | |
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 3.2 |
6024 | 494 | 1 |
| 3.1 |
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 2 | |
61, 62 | 50, 51 | - | Vervoer over water / door de lucht | |
61, 62 | 50, 51 | A | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
63 | 52 | - | Dienstverlening t.b.v. het vervoer | |
6311.1 | 52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | |
6311.1 | 52241 | 2 |
| 4.2 |
6311.1 | 52241 | 7 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |
6311.2 | 52242 | 1 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 10 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 2 |
| 3.2 |
6311.2 | 52242 | 3 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 5 |
| 4.2 |
6311.2 | 52242 | 7 |
| 4.2 |
6312 | 52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 3.1 |
6312 | 52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 2 |
6321 | 5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 2 |
6321 | 5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 |
634 | 5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
64 | 53 | - | Post en telecommunicatie | |
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 2 | |
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
642 | 61 | B0 | zendinstallaties: | |
642 | 61 | B1 |
| 3.2 |
642 | 61 | B2 |
| 1 |
642 | 61 | B3 |
| 1 |
71 | 77 | - | Verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen | |
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 2 | |
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 3.1 | |
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 3.1 | |
714 | 772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 2 | |
72 | 62 | - | Computerservice- en informatietechnologie | |
72 | 58, 63 | B | Datacentra | 2 |
73 | 72 | - | Speur- en ontwikkelingswerk | |
731 | 721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | |
74 | 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | - | Overige zakelijke dienstverlening | |
747 | 812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 3.1 | |
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | |
7484.3 | 82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 4.1 | |
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 1 | |
75 | 84 | - | Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen | |
7522 | 8422 | Defensie-inrichtingen | 4.1 | |
7525 | 8425 | Brandweerkazernes | 3.1 | |
90 | 37, 38, 39 | - | Milieudienstverlening | |
9001 | 3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |
9001 | 3700 | A1 |
| 4.1 |
9001 | 3700 | A2 |
| 4.2 |
9001 | 3700 | B | rioolgemalen | 2 |
9002.1 | 381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 3.1 |
9002.1 | 381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 3.1 |
9002.1 | 381 | C | Vuiloverslagstations | 4.2 |
9002.2 | 382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |
9002.2 | 382 | A2 |
| 3.2 |
9002.2 | 382 | A4 |
| 3.1 |
9002.2 | 382 | A5 |
| 3.2 |
9002.2 | 382 | A6 |
| 4.2 |
9002.2 | 382 | A7 |
| 2 |
9002.2 | 382 | B | Vuilstortplaatsen | 4.2 |
9002.2 | 382 | C0 | Composteerbedrijven: | |
9002.2 | 382 | C1 |
| 4.2 |
9002.2 | 382 | C3 |
| 3.2 |
9002.2 | 382 | C4 |
| 4.1 |
9002.2 | 382 | C5 |
| 4.1 |
93 | 96 | - | Overige dienstverlening | |
9301.1 | 96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 3.1 |
9301.1 | 96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 3.1 |
9301.2 | 96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | |
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 2 |
9303 | 96032 | 3 |
| 3.2 |
Bijlage 2 Afbeeldingen Dakvormen
Bijlage 1 Millieuapsecten
Bijlage 2 Notitie 'Woonwagenstandplaatsen Locaties Langs De Lijn Milieuaspect Geluid (17 Juli 2016)
Bijlage 2 Notitie 'Woonwagenstandplaatsen locaties Langs de Lijn milieuaspect geluid (17 juli 2016)