KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Gebonden Beroepen
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing En Schets Parkeerplaatsen
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend En Nader Asbest Bodemonderzoek
Bijlage 4 Bus-evaluatie Sanering
Bijlage 5 Berekening Geluid
Bijlage 6 Nota Vooroverleg Provincie Noord-brabant En Waterschap De Dommel

Bestemmingsplan Aarlseweg 15 Best

Bestemmingsplan - Gemeente Best

Vastgesteld op 04-12-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

  1. 1. plan:

het bestemmingsplan ‘Aarleseweg 15, Best‘ met identificatienummer NL.IMRO.0753.bpaarleseweg15-VG01 van de gemeente Best;

  1. 2. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

  1. 3. AAB:

adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

  1. 4. aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw;

  1. 5. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. 6. aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

  1. 7. aanvullend archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, of door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

  1. 8. achtergevel

gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel;

  1. 9. achtergevelrooilijn
  1. a. de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
  2. b. indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;
  1. 10. afhankelijke woonruimte (met betrekking tot mantelzorg)

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

  1. 11. archeologische/cultuurhistorische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;

  1. 12. archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die voldoet aan de kwalificaties van de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

  1. 13. archeologisch monument

gebied of terrein van zeer hoge archeologische waarde dat van rijkswege of van gemeentewege is beschermd. Dit is een gebied of terrein waar zaken aanwezig zijn die tenminste 50 jaar oud zijn en van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen terreinen van zeer hoge waarde, hoge waarde en waarde. Binnen de categorie van zeer hoge waarde zijn sommige terreinen aangewezen als beschermd monument. Indien het monument door de Minister is aangewezen, is het beschermd conform de Erfgoedwet 2016. De beschermde monumenten kennen een aanduiding op de verbeelding/plankaart;

  1. 14. archeologische verwachting:

aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten; de trefkans of verwachting kan uiteen lopen van geen tot laag tot zeer hoog;

  1. 15. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. 16. bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, binnen bestaande gebouwen, gevestigd in een woning of bijgebouw en geëxploiteerd door de hoofdbewoner(s) van het betreffende woonhuis, waarbij de bed & breakfastvoorziening zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan de woonfunctie;

  1. 17. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. 18. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. 19. bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die bij het hoofdgebruik van de bestemming horen;

  1. 20. bijgebouw:

gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

  1. 21. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

  1. 22. bouwlaag of verdieping(slaag):

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering;

  1. 23. bouwmassa:

een complex van aaneengebouwde bouwwerken;

  1. 24. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. 25. bouwvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen krachtens deze regels bepaalde bebouwing mag worden gebouwd;

  1. 26. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. 27. cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten-of wegenpatroon en/of de architectuur;

  1. 28. dagrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat;

  1. 29. dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

  1. 30. definitief archeologisch onderzoek:

opgraving of definitief onderzoek wordt uitgevoerd door een partij die beschikt over een opgravingsvergunning verstrekt door de Minister van OCW en werkend volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

  1. 31. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen ter plaatse aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, daaronder ook begrepen een internetwinkel met bezoekmogelijkheid voor het publiek. Een supermarkt of internetwinkel zonder bezoekmogelijkheid voor het publiek wordt niet als detailhandel aangemerkt;

  1. 32. erkende archeologische partij:

een archeologische dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

  1. 33. erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen, op de rand of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

  1. 34. functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

  1. 35. gasten:

recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

  1. 36. garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;

  1. 37. gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. 38. hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag wordengebruikt;

  1. 39. hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen of bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

  1. 40. huishouden:

een alleenstaande, of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  1. 41. kleinschalige bouwwerken:

bouwwerken met een geringe oppervlakte en een geringe (nok)hoogte;

  1. 42. kleinschalige bedrijvigheid:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder mede begrepen consumentenverzorging;

  1. 43. mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

  1. 44. nevenactiviteiten:

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

  1. 45. perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

  1. 46. recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; voorbeelden hiervan zijn wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.

  1. 47. recreatieve voorziening:

voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;

  1. 48. ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken;

  1. 49. ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;

  1. 50. statische opslag:

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers e.d.;

  1. 51. verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

  1. 52. voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen / bouwperceelgrenzen;

  1. 53. voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

  1. 54. water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc;

  1. 55. woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, danwel voor de huisvesting van maximaal 4 personen , die geen gezamenlijk huishouden vormen maar wel gezamenlijk gebruik maken van de voorzieningen als ware het één huishouden. In het laatste geval dient sprake te zijn van een gebruiksoppervlakte van minimaal 12 m2 per persoon. Binnen een woning is sprake van één zelfstandige wooneenheid, dat wil zeggen één eenheid waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat die eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke) en een eigen huisnummer.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m.

2.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. behoud van (onverharde) paden en wegen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

Op gronden binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waarbinnen maximaal 1 woning met bijbehorende bijgebouwen zijn toegestaan.
  2. b. voorzieningen voor verkeer en verblijf waaronder wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. aan huis verbonden beroepen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Voorwaardelijke verplichting

De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig deze regels, indien het landschappelijk inpassingsplan, dat in Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, is gerealiseerd binnen 1 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.Vervolgens dient deze landschappelijke inpassing onderhouden en in stand gehouden te worden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 3' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:

  1. 1. met een oppervlakte van maximaal 250 m2, of;
  2. 2. met een oppervlakte groter dan 250 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  3. 3. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden voorkomende bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Binnen het gebied met ‘Waarde – Archeologie 4’ mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:

  1. 1. met een oppervlakte van maximaal 500 m2, of;
  2. 2. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
  3. 3. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – esdekken agrarisch’, of;
  4. 4. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

6.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden voorkomende bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden;
  2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

8.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in lid 8.1, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. b. het houden van een kampeerterrein.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Overige zone - esdekken agrarisch

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – esdekken agrarisch’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden, zoals geregeld in de ter plaatse geldende bestemming ‘Waarde – Archeologie’.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentage mits hierbij sprake is van een kwaliteitsverbetering van het landschap conform de Landschapsinvesteringsregeling Best 2013. Als deze Landschapsinvesteringsregeling wordt gewijzigd door de gemeenteraad, wordt met die wijziging rekening gehouden.
  2. b. van de regels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
  3. c. van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;
    2. 2. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    3. 3. de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane (nok)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. 2. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 maal de maximaal toegestane (nok)hoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de maximale hoogte van schoorstenen 15 meter bedraagt.
  5. e. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor bed & breakfast, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. 1. de bed & breakfast moet worden aangeboden in of bij de woning van de aanbieder van de bed & breakfast;
    2. 2. de bed & breakfast mag uitsluitend worden toegestaan in een bestaande legale woning of bedrijfswoning en/of bijbehorende bijgebouwen;
    3. 3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. 4. de bed & breakfast mag niet functioneren als zelfstandige woning, met dien verstande dat een eigen aparte keukenvoorziening niet is toegestaan;
    5. 5. bij realisatie van een bed & breakfast binnen de bebouwde kom mag de gebruiksoppervlakte van de bed & breakfast niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning met bijgebouwen tot een maximum van 50 m2, mag het aantal kamers niet meer bedragen dan 2 en het aantal gasten niet meer dan 5;
    6. 6. bij realisatie van een bed & breakfast buiten de bebouwde kom mag de gebruiksoppervlakte van de bed & breakfast niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de woning met bijgebouwen tot een maximum van 150 m2, mag het aantal kamers niet meer bedragen dan 4 en het aantal gasten niet meer dan 10;
    7. 7. getoetst moet worden aan de Nota Parkeernormen van de gemeente Best;
    8. 8. aan de omgevingsvergunning wordt een voorwaarde verbonden die inhoudt dat de verblijfsduur van dezelfde huurder maximaal 2 weken mag bedragen en een voorwaarde die de verplichting inhoudt tot het bijhouden van een nachtregister en jaarlijkse rapportage aan de gemeente.
  6. f. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub b en kleinschalig kamperen toestaan, mits:
    1. 1. het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 bedraagt, met dien verstande dat binnen de bestemming 'Wonen' het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 10 bedraagt;
    2. 2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans, e.d.);
    3. 3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 125 meter gerekend vanaf de grens van de gevel van de woning;
    4. 4. de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
    5. 5. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het terrein gelet op de in het gebied voorkomende waarden op basis van een erfbeplantingsplan.
    6. 6. als gevolg van het kleinschalig kamperen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks en bebouwingsmogelijkheden van de omliggende percelen.
    7. 7. het parkeren op eigen erf plaats vindt;
    8. 8. er geen permanente bewoning van kampeermiddelen plaats vindt;
    9. 9. voldaan wordt aan de regebels met betrekking tot bouw in art. 3.2 en 4.2;
    10. 10. er voldaan kan worden aan de Landschapsinvesteringsregeling Best 2013 wanneer er sprake is van een kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 11 Overige Regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

11.1 Parkeernormen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen 2015, wordt gerealiseerd.

11.2 Afwijken parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bepalingen van deze nota buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht - leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.

11.3 Wijzigen parkeernormen

Als de onder lid 1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Aarleseweg 15'.

Bijlage 1 Lijst Aan Huis Gebonden Beroepen

Bijlage 1 Lijst aan huis gebonden beroepen

Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing En Schets Parkeerplaatsen

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing en schets parkeerplaatsen

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend En Nader Asbest Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend en nader asbest bodemonderzoek

Bijlage 4 Bus-evaluatie Sanering

Bijlage 4 BUS-evaluatie sanering

Bijlage 5 Berekening Geluid

Bijlage 5 Berekening geluid

Bijlage 6 Nota Vooroverleg Provincie Noord-brabant En Waterschap De Dommel

Bijlage 6 Nota vooroverleg Provincie Noord-Brabant en Waterschap De Dommel