Broekdijk 12 Best
Bestemmingsplan - Gemeente Best
Vastgesteld op 30-10-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Broekdijk 12 Best' van de gemeente Best.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0753.broekdijk12-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw:
Een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.7 achtererfgebied
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en gelegen is achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met de weg waaraan de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen.
1.8 afhankelijke woonruimte (met betrekking tot mantelzorg):
Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met en behoort bij de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.
1.9 archeologische/cultuurhistorische waarde:
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.
1.10 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.11 (archeologisch) monument:
gebied of terrein van zeer hoge archeologische waarde dat van rijkswege of gemeentewege is beschermd. Indien het monument door de Minister is aangewezen, is het beschermd conform de Monumentenwet 1988.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingsconcentratie:
kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;
1.14 beeldbepalend pand
gebouw of onderdeel van een gebouw dat kenmerkend is voor het cultuurhistorische beeld en van cultuurhistorische waarde is vanwege de historische verschijningsvorm, de historische ruimtelijke samenhang en/of historische betekenis, zoals die is aangewezen op de verbeelding en wordt beschermd via deze regels.
1.15 bestaand:
- a. t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan Broekdijk 12 Best, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip onherroepelijk verleende omgevingsvergunning;
- b. t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bijbehorende voorzieningen:
Voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan het hoofdgebruik van de bestemming.
1.19 bijgebouw:
Gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwmassa:
Een complex van aaneengebouwde bouwwerken.
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.23 bouwperceel:
Aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen worden geconcentreerd, en dat bestaat uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een woning, waarbij sprake is van vrijstaande, twee aaneengebouwde of meerdere aaneengebouwde dan wel gesplitste woningen; de bouwwijze wordt bepaald door de mate waarop het hoofdgebouw direct verbonden is met een ander hoofgebouw, dan wel indien het hoofdgebouw gesplitst is in twee of meerdere zelfstandige wooneenheden.
1.28 carport:
een overkapping voor de overdekte stalling van motorvoertuigen.
1.29 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.30 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een webwinkel, zonder toonbankfunctie wordt niet als detailhandel aangemerkt.
1.32 extensief recreatief medegebruik
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 hoofdfunctie:
Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.35 hoofdgebouw:
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.36 huishouden:
Een alleenstaande, of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.
1.37 kelder:
Een nagenoeg geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
1.38 kleinschalige bedrijvigheid:
Het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden. Hieronder wordt mede begrepen consumentenverzorging.
1.39 lawaaisporten:
Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hieronder niet verstaan.
1.40 LIR:
Landschapsinvesteringsregeling (LIR) 2019 gemeente Best, en opvolgende beleidsregels, waarin, met betrekking tot de beoordeling van initiatieven, de verschillende vormen van bijdragen aan de kwaliteit van het landschap zijn voorgeschreven.
1.41 mantelzorg:
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende (fysiek, psychisch en/of sociaal) door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van elkaar overstijgt.
1.42 nevenactiviteiten:
Activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van een gebouw dan wel een deel van de gronden als bepaald in de regels als zodanig mag worden gebruikt.
1.43 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en niet meer dan 1 wand.
1.44 peil:
- Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- In andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 perceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.46 permanente bewoning:
Het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.48 raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.49 recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dan ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan. Voorbeelden hiervan zijn wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.
1.50 ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.51 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.52 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.53 toename van stikstofemissie:
- a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie door het gebruik van gronden en bouwwerken wanneer de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) meer bedraagt dan de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van gronden en bouwwerken, voorafgaand aan de vaststelling van het plan.
- b. Indien een gelijkblijvende of een afname van de stikstofemissie (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken voorafgaand aan de vaststelling van het plan, een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;
- c. Als uitzondering op lid a en lid b van deze bepaling geldt het volgende: er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
- 1. de emissie N/kg/jaar afkomstig van betreffende gronden en bouwwerken bedraagt maximaal de emissie( N/kg/jaar*) afkomstig van de betreffende gronden en bouwwerken conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 of met toepassing van de overeenkomstige regeling uit de Wet natuurbescherming dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.
- 2. de toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van een toename van stikstofemissie zoals bedoeld in lid a en lid b van deze bepaling, kleiner is dan 0,005 mol/ha/jaar.
* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.
1.54 voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw.
1.55 voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.56 voorgevellijn:
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.57 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
1.58 werk:
een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.59 woning:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dan wel voor de huisvesting van één huishouden met daarbij niet bedrijfsmatige kamerverhuur van maximaal 2 personen, danwel voor de huisvesting van maximaal 4 personen, die geen gezamenlijk huishouden vormen maar wel gezamenlijk gebruikmaken van de voorzieningen als ware het één huishouden. In het laatste geval dient sprake te zijn van een gebruiksoppervlakte van minimaal 12 m2 per persoon. Binnen een woning is sprake van één zelfstandige wooneenheid, dat wil zeggen één eenheid waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd doordat die eenheid beschikt over de daartoe strekkende voorzieningen (sanitair, kookgelegenheid en dergelijke) en een eigen huisnummer.
1.60 zijgevel:
gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw, niet zijnde voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de (bouw)hoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de oppervlakte van zonnepanelen:
De oppervlakte van geplaatste of geinstalleerde zonnepanelen is de netto oppervlakte loodrecht gemeten vanuit de lucht.
2.7 de afstand tot de bestemmingsgrens:
De kortste afstand van het buitenwerkse gevelvlak van een gebouw tot de bestemmingsgrens.
2.8 afstand tot de bouwperceelgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.9 de afstand tot de weg:
De afstand tussen de bebouwing en de as van de weg.
2.10 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.
2.11 De breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren.
2.12 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.13 ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
Binnen het gebied met 'Waarde - Archeologie 4' mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft:
- a. met een oppervlakte van maximaal 500 m2, of;
- b. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, of;
- c. met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van minder dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - esdekken agrarisch', of;
- d. dat betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, dan wel niet meer dan 2,5 m uit de bestaande fundering wordt gebouwd.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid.
6.2 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingswet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, met dien verstande dat het gebouw legaal is opgericht ten behoeve van een uit de huidige (of vergelijkbare) bestemming voortvloeiende functie.
6.3 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen (bouwen beneden peil) gelden de volgende bepalingen:
- a. ondergronds bouwen is toegestaan ter plaatse van een (bedrijfs) woning;
- b. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemmingen.
7.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het (laten) gebruiken voor:
- a. seksinrichtingen;
- b. de verkoop van softdrugs;
- c. het gebruik van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning;
- d. het gebruik van gebouwen voor kleinschalige overnachting, behalve kleinschalige overnachtingen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan, dan wel de bestaande kleinschalige overnachtingen;
- e. evenementen, anders dan evenementen die binnen een bestemming expliciet zijn toegestaan;
- f. kleinschalig kamperen; anders dan kleinschalig kamperen dat binnen een bestemming expliciet is toegestaan dan wel anders dan de bestaande kleinschalige kampeerplaatsen;
- g. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Gebiedsaanduidingen
Ter plaatse van de als:
- a. overige zone - esdekken agrarisch;
aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de (dubbel)bestemming waarbinnen dit geldt.
8.2 Cultuurhistorische waarden
8.3 Luchtvaartverkeerszone - ils
8.4 Overige zone - cultuurhistorisch vlak
8.5 Vrijwaringszone - radar
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een hogere bebouwing dan 90 m boven NAP, in verband met het obstakelvrij kunnen functioneren van een radarinstallatie voor vliegbewegingen.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:
- a. van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
- b. van de regels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
- c. van de regels voor de bouw van dierenverblijven binnen de bestemming 'Wonen', waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- 1. Per bouwperceel mag slechts één dierenverblijf worden gebouwd c.q. aanwezig zijn.
- 2. Er mogen uitsluitend vrijstaande dierenverblijven worden gebouwd als schuilgelegenheid of nachtverblijf voor het houden van vee met een hobbymatig c.q. geen bedrijfsmatig karakter.
- 3. De oppervlakte van het dierenverblijf mag maximaal 20 m² bedragen en de bouwhoogte maximaal 3 m.
- 4. Het moet een constructie betreffen die minimaal aan één zijde (half)open is.
- 5. De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 m.
- 6. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
- d. van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 maal de maximaal toegestane (nok)hoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de maximale hoogte van schoorstenen 15 meter bedraagt.
- e. van de regels ten behoeve van het plaatsen dan wel installeren van zonnepanelen:
- 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
- 2. de bouwhoogte maximaal 1,5 m mag bedragen;
- 3. aangetoond is dat het ondoelmatig is om de zonnepanelen op het deel van het erf te realiseren waar zonnepanelen (hetzij op het dakvlak, hetzij via een grondopstelling) rechtstreeks zijn toegestaan;
- 4. de omvang van de grondopstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de eigen energiebehoefte;
- 5. de grondopstelling en de situering van de bebouwing compact en geconcentreerd is vormgegeven op het achtererfgebied. Indien is aangetoond dat plaatsing op dit achtererfgebied ook ondoelmatig is, kan de gondopstelling aansluitend aan de achterste grens van het achtererfgebied geplaatst worden;
- 6. er is voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar beplantingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken;
- 7. er geen bomen moeten worden gekapt ten behoeve van het (beter) functioneren van de zonnepanelen;
- 8. de archeologische, aardkundige, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 9. aangetoond moet worden dat er geen onaanvaardbare hinder door schittering ontstaat, zodat afgewogen kan worden of de grondopstelling aanvaardbaar is voor de omgeving;
- 10. de grondopstelling niet gebruikt wordt voor opslagdoeleinden.
- f. de afwijking als bedoeld onder a t/m e is niet toegestaan indien en voorzover de afwijking strijdig is met de provinciale Interim Omgevingsverordening of opvolger daarvan.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
10.2 Wijziging voor vormverandering van de bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden , Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden , Tuin en/of Tuin - Landschap te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van vormverandering van een bestaand bestemmingsvlak voor 'Wonen', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. De wijziging mag niet leiden tot een vergroting van het woonbestemmingsvlak;
- b. Gelijktijdig met de uitbreiding van de bestemming 'Wonen' dient een gedeelte van de bestemming 'Wonen met dezelfde omvang te worden gewijzigd in de bestemming(en) Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden , Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden , Tuin en/of Tuin - Landschap ';
- c. De wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan, gelet op de aanwezige functies in de omgeving, tegen de vormverandering van het bestemmingsvlak voor 'Wonen '.
- d. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies of van het woon- en/of leefmilieu.
- e. Er moet sprake zijn van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
- f. De wijziging mag niet leiden tot negatieve effecten op de waterhuishouding.
- g. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de infrastructuur.
- h. De in het gebied aanwezige landschaps- en natuurwaarden blijven behouden of worden versterkt.
- i. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Parkeren
11.2 Regels met betrekking tot geluidsgevoelige objecten
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Broekdijk 12 Best'.
Bijlage 1 Lijst Kleinschalige Bedrijvigheid
Bijlage 1 Lijst kleinschalige bedrijvigheid
Bijlage 2 Lijst Beroep Aan Huis
Bijlage 2 Lijst beroep aan huis
Bijlage 3 Landschappelijke Inrichting
Bijlage 3 Landschappelijke inrichting
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai