Steegsche Velden, Broekbeemd
Uitwerkingsplan - Gemeente Best
Vastgesteld op 20-02-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0753.uwBroekbeemd-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.2 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteld-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zin beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.6 aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;
1.7 achtergevelrooilijn:
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijk eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
1.10 bestaande situatie
- ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen; 2
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk,
alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak:
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen/plafond is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering/kaplaag;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrens door gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als gebouw;
1.22 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 3
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 erf:
de grond deel uitmakende van en bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 grondgebonden woning:
een woning die direct grenst aan en toegankelijk is vanaf de weg;
1.27 hoekperceel:
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.29 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 10º en ten hoogste 75º;
1.30 kaplaag:
de voor mensen toegankelijke ruimte in een kap met een hoogte van ten minste 1,50 meter;
1.31 kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds
bouwwerk;
1.32 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.33 ondergeschikte functie:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
1.34 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak; 4
1.35 perceelgrens:
de grens van een bouwperceel
1.36 peil:
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een andere tegen vergoeding;
1.38 raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
1.39 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zijn bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotisch massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 straatprostitutie
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
1.41 uitbouw:
een gebouw dan als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.42 verbeelding:
de verbeelding met bijbehorende legenda, analoog bestaande uit een blad, waarop de bestemmingen van de in het uitwerkingsplan aangewezen gronden zijn aangegeven;
1.43 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen;
1.44 voorgevel:
de naar de weg gekeerde geval van een gebouw;
1.45 voorgevelrooilijn:
de voorste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd; 5
1.46 water- en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud en andere voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit, waarbij gedacht kan worden aan duikers, stuwen en infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera;
1.47 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, met dien verstande dat:
- onder een
- onder eentwee-aaneengebouwde woning wordt verstaan een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
- ondergeschakelde woning wordt verstaan een woning waarvan het hoofdgebouw door middel van één aangebouwd ander gebouw geschakeld is (één-aan- één-koppeling) met hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel en waarvan het hoofdgebouw met één zijgeval in de zijdelingse perceelgrens of in de bouwgrens is gebouwd; ook woningen die dezelfde uiterlijke basiskenmerken hebben van een reeks geschakelde woningen en die onderdeel zijn van deze reeks, worden als geschakelde woning aangemerkt;
- onderhalfvrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-een-kap); ook woningen die dezelfde uiterlijke basiskenmerken hebben van een reeks geschakelde woningen en die onderdeel zijn van deze reeks, worden als halfvrijstaande woning aangemerkt;
- onder eenvrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
1.48 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel;
1.49 zijgevel:
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
aaneengebouwde woning wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; ook de "eindwoningen" van een blok aaneengebouwde woningen wordt als een "aaneengebouwde woning" aangemerkt;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevalvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.7 meten:
bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Water
3.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De voor ‘Groen – Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- beplantingen;
- fiets- en wandelpaden;
- parkeren;
- kunstuitingen;
- water;
- waterberging;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- een watergang met toegankelijke onderhoudsstrook van 4 meter aan één zijde, gemeten vanuit de insteek van de watergang;
- speelvoorzieningen;
- gebouwen van openbaar nut;
- nutsvoorzieningen.
Voor deze gronden zijn uitsluitend gebouwen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming toegestaan, met dien verstande dat niet mag worden gebouwd ter plaatse van de watergang alsmede binnen een afstand van 4 meter aan één zijde van deze watergang, gemeten vanuit de insteek van de watergang.
3.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van gebouwen van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 4 meter;
- de bebouwde oppervlakte van gebouwen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie alsmede wachthuisjes voor busdiensten mag per gebouw niet meer bedragen dan 20 m², voor de overige gebouwen van openbaar nu geldt een bebouwde oppervlakte van maximaal 4 m².
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldende volgende regels:
- de bouwhoogte van bewegwijzeringen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van licht- en andere masten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van antenne-installaties mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van kunstuitingen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, voet- en fietspaden;
- pleinen;
- groen;
- parkeren;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- gebouwen van openbaar nut;
- nutsvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- overige bij deze bestemming behorende voorzieningen.
4.2 BOUWREGELS
Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
4.2.1 Gebouwen – algemeen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van gebouwen van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 4 meter;
- de bebouwde oppervlakte van gebouwen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie alsmede wachthuisjes voor busdiensten mag per gebouw niet meer bedragen dan 20 m²; voor overige gebouwen van openbaar nut geldt een bebouwde oppervlakte van maximaal 4 m².
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels
- de bouwhoogte van bewegwijzeringen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van licht- en andere masten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van antenne-installaties mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van kunstuitingen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
- de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor:
- het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 meter;
- het bouwen van bewegwijzering, licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte;
één en ander met inachtneming van de volgende regels:
- tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met ontsluiting van percelen;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
4.5 SPECIFIEKE GEBRUIKSREGELS
- Voor wegen geldt dat deze uit niet meer dan 2 rijstroken mogen bestaan, waarbij de breedte per rijstrook niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
- Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
Artikel 5 Wonen
5.1 BESTEMMINGSOMSCHRIJVING
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- tuinen, erven en parkeren;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- wegen, straten en voetgangerspaden.
5.2 BOUWREGELS
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen mogen enkel worden gebouwd in de volgende typologie:
- ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’: vrijstaande woningen, twee-aaneengebouwde woningen, geschakelde woningen, halfvrijstaande woningen en aaneengebouwde woningen.
- een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde onder c van dit lid;
- de voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, portiek, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m²;
- de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw, behoudens voor balkons waarvan de bouwhoogte, gemeten van de onderkant van de balkonvloer, niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
- de afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 meter x 1 meter bedragen;
- de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen binnen hetzelfde bouwvlak bedraagt 0 meter of ten minste 3 meter;
- indien niet in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 meter;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6,5 meter;
- de hoofdgebouwen dienen met de voorgevel naar de weg gekeerd te zijn;
- de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder bedragen dan 40° en niet meer dan 60°;
- kelders zijn, voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, overal toegestaan waar hoofdgebouwen zijn toegestaan.
5.2.2 Aan-/uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan-/uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- aan-/uitbouwen en bijgebouwen mogen slechts ter plaatse van het bouwvlak of de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd waarbij aan‘specifieke bouwaanduiding – bijgebouwen geen verblijfsruimte’ niet als verblijfsruimte mogen worden gebruikt;
- aan-/uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 6 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
- de gronden buiten het bouwvlak, die zijn gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofgebouw, mogen voor maximaal 50% worden bebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan-/uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag:
- op bouwpercelen tot 300 m², niet meer bedragen dan 70 m²;
- voor zover de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 300 m² mag in afwijking van de onder 1 genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 250 m² mag bedragen;
- de oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m²;
- per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen gebouwd worden;
- bij vrijstaande woningen waarvan de diepte van het perceel 30 meter of meer bedraagt, dient één der zijstroken met een breedte van ten minste 3 meter vrij van aanbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 meter achter de naar de weg gekeerde begrenzing van het bouwvlak;
- de goothoogte van een aan-/uitbouw mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:
- die lager is dan 6 meter niet meer dan 3 meter bedragen;
- die hoger is dan of gelijk is aan 6 meter niet meer dan 4 meter bedragen;
- de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- de bouwhoogte van een aan-/uitbouw mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:
- die lager is dan 6 meter niet meer dan 5 meter bedragen;
- die hoger is dan of gelijk is aan 6 meter niet meer dan 7,5 meter bedragen; met dien verstande dat de bouwhoogte van een aanbouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 meter bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;
- carports en overkappingen mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
- de carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de woning gebouwd worden;
- de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- de oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen;
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van de erf- en terreinafscheiding vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
- ten behoeve van de bouw van een openluchtzwembad mag het in lid 5.2.2 onder c genoemde bebouwingspercentage worden verhoogd tot maximaal 75%, met dien verstande dat de oppervlakte van het openluchtzwembad niet meer dan 100 m² mag bedragen;
- de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen.
5.3 NADERE EISEN
- Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- externe veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, met dien verstande dat:
- daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;
- geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van de gronden.
5.4 AFWIJKEN VAN DE BOUWREGELS
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in lid 5.2.3 voor:
- het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 meter vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan;
- het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 meter;
- het bouwen van bewegwijzering, licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, meteen grotere hoogte;
één en ander met inachtneming van de volgende regels:
- tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met ontsluiting van percelen;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep gelden de volgende kenmerken:
- de vloeroppervlakte voor aan huis gebonden beroepen in de woning en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m²;
- uitsluitend beroepsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst van aan huis verbonden beroepen zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels (niet limitatieve lijst);
- detailhandel is niet toegestaan;
- kleinschalige bedrijvigheid is niet toegestaan.
5.5.2 Strijdig gebruik
Tot strijdig gebruik in strijd met de bestemming wordt gerekend:
- detailhandel;
- kleinschalige bedrijvigheid;
- het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.5.2. onder c voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
- de afhankelijke woonruimte binnen de ingevolge dit artikel voorgeschreven maatvoering inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
- er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. Een en ander met dien verstande dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.5.2 onder b voor het gebruik van gronden of bouwwerken voor kleinschalige bedrijvigheid, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- parkeren op eigen terrein plaatsvindt, met dien verstand dat wanneer dit niet mogelijk is, aangetoond wordt dat geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk op de omgeving;
- detailhandel is niet toegestaan;
- er mogen geen vergunning plichtige of melding plichtige activiteiten plaatsvinden;
- er mag geen onevenredige aantasting van het woonklimaat plaatsvinden;
- er zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst kleinschalige bedrijvigheid zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels (niet limitatieve lijst);
- buitenopslag is niet toegestaan;
- de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 80 m²;
- het plaatsen van reclame-uitingen is niet toegestaan, behalve hetgeen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening is toegestaan;
- de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Algemeen
Het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden, alsmede gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de gronden gegeven bestemming. Tot strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en voor de verkoop van softdrugs.
7.2 Parkeren 7.2.1 Strijdig gebruik parkeren Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken bij een
ontwikkeling (gebruiksverandering en/of bouwplan) waarbij niet wordt voorzien in voldoende
parkeergelegenheid volgens de normering die is opgenomen in Bijlage 3 van deze regels (Nota
parkeernormen 2015).
7.2.2 parkeernormen Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen 2015, wordt gerealiseerd.
7.2.3 Afwijken parkeernormen Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bepalingen van de onder 7.2.2 bedoelde nota buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing – gelet op het belang waarvoor deze nota tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Een en ander dient in een collegebesluit vastgelegd te zijn.
7.2.4 Wijzigen parkeernormen
Als de onder 7.2.2 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Milieuzone – geurzone
Het is niet toegestaan geurgevoelige functies als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij ter plaatse
van de aanduiding ‘Milieuzone – geurzone’ op te richten.Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijking
Burgemeester en Wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%
9.1.1 Afwegingskader
Een in 9.1 genoemde afwijking wordt slechts verleend met inachtneming van de volgende voorwaarde:
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- de verkeersveiligheid mag niet in gedrang komen;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot, een en ander met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige landschapselementen;
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- de verkeersveiligheid mag niet in gedrang komen;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken 11.1.1 Algemeen
Een bouwwerken dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerken als bedoeld in artikel 11.1.1 met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzondering Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik 11.2.1 Algemeen Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.2.3 Onderbroken gebruik Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.4 Uitzondering Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd wat met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als
Regels van het "Uitwerkingsplan Steegsche Velden, Broekbeemd"